Smeg PV750N, PV750S User Manual [nl]

Inhoudsopgave
@
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK .......................................... 108
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID......................................... 110
3. ZORG VOOR HET MILIEU ........................................................................ 112
4. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN................................................. 113
5. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ...................................................... 114
6. REINIGING EN ONDERHOUD.................................................................. 119
7. PLAATSING VAN HET WERKBLAD ......................................................... 122
8. ELEKTRISCHE AANSLUITING ................................................................. 125
9. GASAANSLUITING ................................................................................... 126
10. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES ................................ 128
DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER VAN DEZE HANDLEIDING.
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
Surf voor meer informatie over de producten naar www.smeg.com
107
Algemene waarschuwingen
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK
DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. ZE MOET INTEGER EN BINNEN HANDBEREIK BEWAARD WORDEN VOOR DE VOLLEDIGE GEBRUIKSDUUR VAN DE KOOKPLAAT. ER WORDT AANGERADEN OM DEZE HANDLEIDING EN ALLE AANDUIDINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN VOORDAT DE KOOKPLAAT GEBRUIKT WORDT. BEWAAR EVENEENS DE REEKS BIJGELEVERDE STRAALPIJPEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN TE RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK, EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT ZIJN. HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: HET BEREIDEN EN VERWARMEN VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK DIENT ALS ONEIGENLIJK TE WORDEN BESCHOUWD. DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDERE DAN DE VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
WANNEER HET TOESTEL IN BOTEN OF CARAVANS GEÏNSTALLEERD WORDT, MAG HET NIET GEBRUIKT WORDEN OM DE OMGEVINGEN TE VERWARMEN.
GEBRUIK DIT TOESTEL NOOIT VOOR DE VERWARMING VAN DE WONING.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE RICHTLIJN 2002/96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE). DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT U HET TOESTEL IN WERKING STELT, MOET U VERPLICHT ALLE BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
108
ER WORDT AANBEVOLEN OM VOOR ELKE HANDELING SPECIALE THERMISCHE HANDSCHOENEN TE DRAGEN.
GEBRUIK ABSOLUUT GEEN STALEN SPONZEN OF SCHERPE KRABBERS ZODAT DE VLAKKEN NIET WORDEN BESCHADIGD. GEBRUIK NORMALE EN NIET-SCHURENDE PRODUCTEN, EN EVENTUEEL HOUTEN OF PLASTIC KEUKENGEREI. SPOEL ZORGVULDIG, EN DROOG MET EEN ZACHTE DOEK OF MET EEN DOEK IN MICROFIBER.
LAAT HET TOESTEL NIET ONBEWAAKT ACHTER TIJDENS BEREIDINGEN WAAR VETTEN EN OLIES KUNNEN VRIJKOMEN. DE VETTEN EN DE OLIES KUNNEN VLAM VATTEN.
Algemene waarschuwingen
NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT MOET STEEDS GECONTROLEERD WORDEN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN ZICH IN DE POSITIE (UIT) BEVINDEN.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK VAN HET VLAK.
109
Algemene waarschuwingen
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID
RAADPLEEG DE AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE VOOR DE VEILIGHEIDSNORMEN VOOR ELEKTRISCHE TOESTELLEN OF TOESTELLEN OP GAS, EN VOOR DE VENTILATIEFUNCTIES. IN HET BELANG VAN UW VEILIGHEID WERD BIJ WET BEPAALD DAT DE INSTALLATIE EN DE ASSISTENTIE VAN ALLE ELEKTRISCHE TOESTELLEN MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL, EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN TE RESPECTEREN. ONZE ERKENDE INSTALLATEURS GARANDEREN HET BESTE RESULTAAT. ELEKTRISCHE TOESTELLEN OF TOESTELLEN OP GAS MOETEN STEEDS DOOR BEKWAME PERSONEN WORDEN WEGGENOMEN.
CONTROLEER VOORDAT HET TOESTEL AANGESLOTEN WORDT OP HET STROOMNET OF DE GEGEVENS DIE AANGEDUID WORDEN OP DE PLAAT OVEREENKOMEN MET DIEGENE VAN HET STROOMNET ZELF.
DE IDENTIFICATIEPLAAT MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN DE MERKING IS ZICHTBAAR ONDER DE BESCHERMING GEPLAATST.
HET PLAATJE OP DE CARTER MAG NIET VERWIJDERD WORDEN.
VOORDAT HET TOESTEL WORDT AANGESLOTEN, MOET GECONTROLEERD WORDEN OF HET GEREGELD IS VOOR HET TYPE VAN GAS DAT ZAL GEBRUIKT WORDEN; RAADPLEEG HET ETIKET DAT ONDER DE CARTER IS AANGEBRACHT.
VOORDAT DE HANDELINGEN VAN DE INSTALLATIE / ONDERHOUD UITGEVOERD WORDEN, MOET GECONTROLEERD WORDEN OF HET TOESTEL NIET VAN STROOM WORDT VOORZIEN.
DE STEKKER DIE AANGESLOTEN MOET WORDEN OP DE STROOMKABEL EN HET RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN. HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL. TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
ALS DE STROOMKABEL BESCHADIGD IS, MOET ONMIDDELLIJK DE TECHNISCHE ASSISTENTIEDIENST GECONTACTEERD WORDEN DIE VOOR DE VERVANGING VAN DE KABEL ZAL ZORGEN.
110
DE AARDING IS VERPLICHT VOLGENS DE VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
VOER ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE EEN KORTE KEURING VAN HET TOESTEL UIT, VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERDER WORDEN AANGEDUID. BIJ EEN SLECHTE WERKING MOET HET TOESTEL LOSGEKOPPELD WORDEN VAN HET ELEKTRICITEITSNET, EN MOET U HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE ASSISTENTICENTRUM CONTACTEREN. PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN.
TIJDENS HET GEBRUIK WORDT HET TOESTEL ERG HEET. LET ERVOOR OP DAT U DE WARMTE-ELEMENTEN NIET AANRAAKT.
Algemene waarschuwingen
DIT TOESTEL MAG NIET WORDEN GEBRUIKT DOOR PERSONEN (KINDEREN INBEGREPEN) MET VERMINDERDE FYSISCHE OF PSYCHISCHE VERMOGENS, OF DOOR PERSONEN DIE GEEN ERVARING HEBBEN BIJ HET GEBRUIK VAN ELEKTRISCHE APPARATUUR, TENZIJ DIT GEBEURT ONDER TOEZICHT OF INSTRUCTIE VAN VOLWASSENEN DIE VOOR HUN VEILIGHEID INSTAAN.
HOU KINDEREN UIT DE BUURT VAN HET TOESTEL WANNEER HET INGESCHAKELD IS, EN LAAT ZE ER NIET MEE SPELEN.
PLAATS GEEN METALEN EN PUNTIGE VOORWERPEN (BESTEK OF GEREEDSCHAPPEN) IN DE SPLETEN VAN HET TOESTEL.
GEBRUIK GEEN STOOMSTRAAL OM HET TOESTEL TE REINIGEN. DE STOOM ZOU DE ELEKTRISCHE DELEN KUNNEN BEREIKEN, EN ZE BESCHADIGEN OF KORTSLUITING KUNNEN VEROORZAKEN.
VOER GEEN WIJZIGINGEN AAN DIT TOESTEL UIT.
GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN NABIJ HET TOESTEL WANNEER HET IN WERKING IS. GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN WANNEER HET TOESTEL NOG WARM IS.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel of door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
111
Waarschuwingen voor de
afvalverwerking
3. ZORG VOOR HET MILIEU
3.1 Onze zorg voor het milieu
Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen, en ook de verwerking van afval: Het symbool van de doorkruiste vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde van zijn gebruiksduur gescheiden ingezameld moet worden. De gebruiker moet de apparatuur dus op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
Het product bevat geen delen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.
3.2 Uw zorg voor het milieu
112
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken om hieraan mee te werken, en om te zorgen voor een correcte verwerking van de verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Deze kunnen voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden. Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in
de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
Aanwijzingen voor de gebruiker
4. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN
4.1 Zone van de bedieningen
Alle bedieningen en de controlemechanismen van de plaat bevinden zich op het frontpaneel.
ZONE VAN DE BEDIENINGEN
Plaat met 4 vuren
Plaat met 5 vuren
BESCHRIJVING VAN DE DRAAIKNOP
De ontsteking van de vlam gebeurt wanneer de draaiknop ingedrukt en tegelijkertijd in tegenwijzerszin op het symbool van
de minimum vlam gedraaid wordt. Om de vlam te regelen, moet de knop in de zone tussen het
maximum en het minimum gedraaid worden. Om de brander uit te schakelen, moet u de knop weer op positie
plaatsen.
PLAATS VAN DE BRANDERS EN BESCHRIJVING VAN DE SYMBOLEN
Brander Vooraan links
Brander Achteraan links
Brander Vooraan rechts
Brander Achteraan rechts
Centraal Brander
113
Aanwijzingen voor de gebruiker
B
A
D
C
E
5. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
Controleer of de bevestigende plaatjes E, de branders, de kronen en de roosters correct gemonteerd zijn. De insnijdingen A van de vlamverdelers moeten in de zitten B van de brander geplaatst worden. De gaten C van deze laatste moeten in de vonkontstekers en in de thermokoppels D op de kookplaat geplaatst worden.
5.1 Plaatsing van de roosters
De roosters worden niet op de plaat gemonteerd geleverd. Er bestaan drie types van roosters, die noodzakelijkerwijs moeten gekend zijn om ze correct te kunnen positioneren.
114
Steunend rooster Centraal rooster Steunrooster
(enkel op plaat met 4
vuren)
(enkel op plaat met 5 vuren)
Aanwijzingen voor de gebruiker
Om elk rooster correct op de relatieve brander te plaatsen, moeten de onderstaande aanwijzingen gevolgd worden:
Plaat met 4 vuren
Plaat met 5 vuren
Op het uiteinde van de pootjes van de roosters zijn siliconrubbertjes aanwezig die een gaatje hebben, en die op het relatieve bevestigingspinnetje van de plaat moeten gecentreerd worden.
115
Aanwijzingen voor de gebruiker
Positioneer het steunrooster op de zijbranders, centreer de bevestigingspinnetjes (1) en (2), en doe het op de plaat steunen. De pootjes van de roosters moeten na de positionering alleszins op de kookplaat rusten.
Positioneer daarna het centrale rooster (model 5 vuren) of het steunende rooster (model 4 vuren) zodanigt dat de insnijding zich op de steunstaaf van het steunrooster positioneert zoals wordt aangeduid op de afbeelding.
116
Controleer of de roosters gecentreerd zijn op de respectievelijke branders zonder dat deze laatsten opgeheven of geheld zijn; in dat geval moet de positionering herhaald worden.
Als een onstabiliteit van een pan opgemerkt wordt, moet gecontroleerd worden of de roosters niet fout geplaatst werden.
Aanwijzingen voor de gebruiker
5.2 Inschakeling van de branders met veiligheidsmechanisme
Voor elke draaiknop wordt de geassocieerde brander aangeduid (het voorbeeld hiernaast toont de brander vooraan links). Het toestel is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is voldoende om op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op het symbool van de minimum vlam, tot de brander wordt ingeschakeld. Hou de knop ongeveer 2 seconden ingedrukt zodat de vlam aanblijft, en om het veiligheidsmechanisme in te schakelen. Het kan zijn dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten. In dit geval moet de handeling herhaald worden, en moet de knop dus langer ingedrukt gehouden worden.
Wanneer de brander ingeschakeld is, zal de overeenkomstige knop oplichten wat aanduidt dat de brander ingeschakeld is. De knop zal na enkele seconden uitgaan nadat de hij op positie O werd gedraaid, evenals bij een toevallige uitschakeling. De in- en uitschakeling van de knop gebeurt geleidelijk aan.
Als de branders, bij de modellen met kleppen, toevallig uitgaan grijpt na ongeveer 20 seconden een veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de kraan open.
5.3 Praktisch advies voor het gebruik van de branders
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moeten recipiënten gebruikt worden met een platte bodem en met een deksel, die geschikt zijn voor de brander (raadpleeg de paragraaf “5.2 Inschakeling van de branders met veiligheidsmechanisme”).
Om brandwonden te vermijden of schade aan het werkblad en de glazen bedekking (waar voorzien) te voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven, en moet een minimum afstand van 3-4 cm van de knoppen gehouden worden.
Let op dat het glas van de bedekking niet in aaanraking komt met nog hete potten en pannen. Het glas zou kunnen barsten en scheuren als gevolg van de hitte.
117
Aanwijzingen voor de gebruiker
1
2
2
3
1
2
2
3
4
5.4 Diameter van de recipiënten
(*) Brander ø min en max. (in cm)
1 Hulpbrander 7 - 18 2 Halfsnelle brander 10 - 24 3 Snelle brander 18 - 24 4 Zeer snelle brander 24 - 28
• Gebruik geen vleesroosters of platen voor de bereiding of de verwarming van voedsel op de zeer snelle brander / brander met driedubbele vlamverdeler;
• Plaats tijdens de werking geen zilverpapier onder de branders.
• Er wordt afgeraden om potten in aardewerk of speksteen te gebruiken om voedsel te bereiden of te verwarmen.
118
5.5 Het gebruik van een vleesrooster
Wanneer u een vleesrooster wilt gebruiken, moet het volgende advies opgevolgd worden:
• houd de zijwand op 160 mm van de rand van het vleesrooster;
• Als een van de branders nabij de houten achterwand een driedubbele vlamverdeler is, moet van die wand een afstand van 160 mm van de rand van het vleesrooster gehouden worden;
• let op dat de vlammen van de branders niet voorbij de rand van het vleesrooster komen;
• schakel de branders onder het vleesrooster 10 minuten in aan het maximum vermogen, en stel daarna het minimum vermogen in. Gebruik het vleesrooster maximaal 45 minuten.
Aanwijzingen voor de gebruiker
6. REINIGING EN ONDERHOUD
Belangrijk: GEBRUIK GEEN STOOMSTRALEN OM DE KOOKPLAAT TE REINIGEN.
Voordat eender welke handeling wordt uitgevoerd, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
6.1 Reiniging van de kookplaat
Om de kookplaat in goede staat te houden, moet ze na elk gebruik gereinigd worden nadat ze afgekoeld is.
6.1.1 Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik voor het reinigen en bewaren van de oppervlakken steeds en uitsluitend specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten. Gebruiksaanwijzing: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak, spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber.
6.1.2 Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers zodat de oppervlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten voor staal, sponsjes die niet krassen en eventueel houten of plastic gereedschappen. Spoel goed, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
119
Aanwijzingen voor de gebruiker
6.2 Reiniging van de verzuurde glasplaat
6.2.1 Vet
Gebruik een vaatreinigingsmiddel en een doek van microfiber.
6.2.2 Kringen en afzettingen
Gebruik Crema Inox (Inoxcrème) of licht schurende crèmes; laat het product enkele minuten inwerken en gebruik daarna een doek van microfiber.
6.2.3 Hardnekkige afzettingen
Wanneer het doek van microfiber niet doeltreffend blijkt, kan een schuursponsje van koper samen met Crema Inox (Inoxcrème) of een in de handel verkrijgbare schurende crème gebruikt worden.
Om moeilijke afzettingen te verwijderen, wordt aanbevolen om de plaat na elke bereiding te reinigen.
6.3 Reiniging van de onderdelen
6.3.1 De knoppen
De knoppen moeten gereinigd worden met lauw water en een vaatreinigingsmiddel. Om de reiniging te vergemakkelijken, kunnen de knoppen verwijderd worden. Droog de knoppen zorgvuldig nadat ze gereinigd werden.
Gebruik voor de reiniging van de knoppen geen agressieve producten die alcohol bevatten of producten voor de reiniging van staal en van glas, omdat deze permanente schade kunnen veroorzaken.
120
6.3.2 De roosters
Verwijder de roosters en reinig ze met lauw water en een niet­schurend reinigingsmiddel, en verwijder alle afzettingen. Hermonteer ze op de kookplaat. Deze onderdelen mogen niet in de afwasmachine gestopt worden.
Aanwijzingen voor de gebruiker
B
A
D
C
E
6.3.3 De vlamverdelers
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden om de reiniging te vergemakkelijken; was ze in warm water en met een niet-schurend reinigingsmiddel, verwijder de afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn. De pinnetjes A van de brander moeten in de zitten B van de kroon van de brander geplaatst worden. De gaten C van deze laatste moeten geklemd worden op de vonkontstekers en de thermokoppels D die aanwezig zijn op de plaat.
VERWIJDER DE BEVESTIGINGEN NIET OM DE REINIGING VAN DE PLAAT UIT TE VOEREN.
6.3.4 De vonkonststekers en de thermokoppels
Voor een goede werking van de vonkontstekers en de thermokoppels moeten deze steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.
Na de reinigingshandelingen moet het toestel zorgvuldig gedroogd worden omdat eventueel gedruipt reinigingsmiddel en water de correcte werking van het toestel kunnen schaden en het uitzicht kunnen aantasten.
121
Aanwijzingen voor de installateur
7. PLAATSING VAN HET WERKBLAD
De volgende ingreep vergt metsel- en/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd worden door een bevoegd technicus. De installatie is mogelijk op structuren van verschillende materialen, zoals metselwerk, metaal, massief hout en met plastic gelamineerd hout, als het maar hittebestendig is (T 90°C).
7.1 Bevestiging op de steunende structuur
Maak een opening in het werkblad van de structuur met de afmetingen die op de afbeelding worden vermeld, en hou daarbij een minimum afstand tot de achterrand van 50 mm. Dit toestel kan geplaatst worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op voorwaarde dat de afstand in acht genomen wordt die op de afbeelding wordt aangeduid, om beschadigingen door oververhitting te vermijden. Controleer of de vuren van de kookplaten een minimum afstand van 750 mm hebben tot een eventuele verticale plank of afzuigkap erboven.
122
Plaat met 4 vuren Plaat met 5 vuren
7.2 Pakking van de kookplaat
Om infiltraties van vloeistoffen tussen de omlijsting van de kookplaat en het werkblad te vermijden, moet vóór de montage de bijgeleverde pakking langs de omtrek van de kookplaat geplaatst worden.
Bevestig de kookplaat niet met behulp van silicon, omdat de plaat dan indien noodzakelijk niet meer kan gedemonteerd worden zonder dat ze beschadigd wordt.
Aanwijzingen voor de installateur
Wanneer de kookplaat boven een oven wordt geïnstalleerd, moet deze voorzien worden van een ventilator voor de koeling.
Bij installatie op een open onderkast met deurtjes moet in elk geval onder de kookplaat een scheidingspaneel worden geplaatst. Bewaar een minimum afstand van 10 mm tussen de onderkant van het toestel en het oppervak van het scheidingspaneel, dat bovendien makkelijk verwijderbaar moet zijn om voldoende toegang te laten in geval technische bijstand wordt vereist.
123
Aanwijzingen voor de installateur
7.3 Bevestiging met beugeltjes
Op de afbeelding hiernaast worden de exacte gaten aangeduid die gebruikt moeten worden om de plaat correct op het werkblad te bevestigen.
Bevestig de kookplaat op de structuur met behulp van de daarvoor bestemde bijgeleverde beugeltjes.
Om de plaat correct op het werkblad te bevestigen, moeten de beugeltjes A in de daarvoor bestemde openingen in de zijkant van de carter geplaatst worden.
124
Let op: tijdens de bevestiging met de beugeltjes kan een te harde klemming het glas doen spannen zodat het dus zou kunnen breken.
Aanwijzingen voor de installateur
8. ELEKTRISCHE AANSLUITING
Controleer of het voltage en de afmetingen van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die aangeduid worden op de plaat die zich onder de carter van het toestel bevindt. Deze plaat mag in geen geval worden verwijderd. De stekker van de stroomkabel en het stopcontact op de wand moeten van hetzelfde type en conform de van kracht zijnde normen betreffende elektrische installaties zijn. Controleer of de stroomtoevoerlijn voorzien is van een geschikte aarding.
Laat de stroomkabel achteraan het meubel passeren, en let op dat hij niet in contact komt met de ondercarter van de kookplaat of met een eventuele daaronder ingebouwde oven.
Wanneer een vaste aansluiting gebruikt wordt, moet op de toevoerlijn van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme aanwezig zijn met openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, op een positie die makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt. Vermijd het gebruik van adapters, reducties of aftakkingen.
In geval de stroomkabel wordt vervangen, mag de diameter van de draden van de
nieuwe kabel niet kleiner zijn dan 0.75 mm (kabel van 3 x 0.75), door er mee rekening te houden dat het uiteinde dat op de oven moet aangesloten worden een aardedraad moet hebben (geel-groen) die minstens
20 mm langer is. Gebruik uitsluitend een kabel van het type H05V2V2-F of gelijkwaardig, die bestand is tegen een maximum temperatuur van 90°C. De vervanging moet uitgevoerd worden door een bevoegd technicus, die de aansluiting op het net moet uitvoeren volgens het onderstaande schema.
2
L = bruin N = blauw
= geel-groen
De vervanging van de stroomkabel moet uitgevoerd worden door personeel van een erkend assistentiecentrum, zodat eender welk risico vermeden wordt.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor persoonlijke letsels of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van die voorschriften of door het onklaar maken van eender welk deel van het toestel.
125
Aanwijzingen voor de installateur
9. GASAANSLUITING
Als het toestel geïnstalleerd wordt op een oven moet vermeden worden dat de gasleiding achteraan de oven passeert, zodat oververhittingen worden vermeden. De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen buis of met een flexibele stalen buis op een rechte wand, en volgens de voorschriften die aangeduid worden door de van kracht zijnde norm. Om de aansluiting te vergemakkelijken, kan de verbinding A op het achterste deel van het toestel zijdelings gericht worden; los de zeskantmoer B, draai de verbinding A in de gewenste positie, en draai de zeskantmoer B weer vast (de dichting wordt verzekerd door een rubberen pakking). Controleer na de handeling of de dichting perfect is, door gebruik te maken van een zeepoplossing maar nooit met een vlam. De kookplaat werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een druk van 20 mbar. Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het hoofdstuk "10. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES". De toevoerverbinding van het gas heeft een schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met een vaste koperen buis: De aansluiting op het gasnet moet zodanig uitgevoerd worden dat op het toestel geen belastingen veroorzaakt worden. De aansluiting kan uitgevoerd worden op een adaptergroep D met dubbelkegel, door steeds de bijgeleverde pakking C te plaatsen.
126
Aansluiting met een flexibele stalen buis: Gebruik enkel buizen in roestvrij staal op de rechte wand conform de van kracht zijnde norm, door steeds de bijgeleverde pakking C te plaatsen tussen de verbinding A en de flexibele buis E.
Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de lengte van de bebuizing niet langer is dan 2 meter van de maximale uitrekking; controleer of de buizen niet in aanraking komen met bewegende delen of verpletterd worden.
Aanwijzingen voor de installateur
9.1 Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde normen. Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in de tabel in de paragraaf “10.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de vlamverdelers”.
9.2 Ventilatie van de vertrekken
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde lokalen worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden. De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel voor lange tijd niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
9.3 Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die verbonden zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
127
Aanwijzingen voor de installateur
NL
BENLBE
10.AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES
Voordat de volgende handelingen uitgevoerd worden, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
De kookplaat werd gekeurd voor methaan G25 (2L 3B/P) - G20/G25
(2E+) andere gastypes worden gebruikt, moeten de straalpijpen op de branders
vervangen worden en moet de primaire lucht geregeld worden. Voor de vervanging van de straalpijpen en de regeling van de branders moet het vlak verwijderd worden zoals beschreven wordt in de volgende paragraaf.
aan een druk van 25 mbar - 20/25 mbar . Wanneer
10.1 Verwijdering van het vlak
• Verwijder alle onderdelen van de brander door de numerieke sequentie te respecteren die aangeduid wordt in de onderstaande afbeeldingen:
• Verwijder alle draaiknoppen door ze omhoog te trekken.
• Verwijder alle onderdelen van de branders van de plaat.
• Verwijder de plaatjes van elke brander door de twee schroeven los te draaien.
• Verwijder de bevestigingsschroeven van het vlak, en let op dat enkel de schroeven worden verwijderd die aangeduid worden in de afbeelding hiernaast.
• Nadat alle hierboven beschreven onderdelen verwijderd werden, moet het vlak opgeheven worden.
128
Aanwijzingen voor de installateur
BE
NL
10.2 Regeling voor vloeibaar gas
Los de regelschroef C en duw de luchtregelaar D helemaal in. Verwijder met behulp van een sleutel van 7 mm de straalpijp E, en vervang deze met een geschikte straalpijp door de aanwijzingen te volgen die aangeduid worden in de referentietabellen voor het te gebruiken gas. Het aanhaalkoppel van de straalpijp mag niet meer dan 3 Nm bedragen. Regel de lucht door middel van de regelaar D tot de afstand "X" wordt verkregen die aangeduid wordt in de tabel in de pargraaf "10.4 Regeling van de primaire lucht". Blokkeer de regelaar D door de schroef C vast te draaien.
Nominaal
Brander
Hulpbrander (1) 1.1 48 400 80 79 Halfsnelle brander (2) 1.7 62 500 124 121 Snelle brander (3) 3.0 82 1050 218 214 Zeer snelle brander (4) 4.2 98 1600 305 300
thermisch
verbruik
(kW)
Vloeibaar gas - G30/G31 28/37 mbar
30/30 mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Beperkt verbruik
(W)
Verbruik g/u G30
Verbruik g/u G31
129
Aanwijzingen voor de installateur
NL
BENLBE
10.3 Regeling voor methaan
De kookplaat werd gekeurd voor methaan G20/25 (2L 3B/P) - G20/G25
(2E+) aan een druk van 25 mbar - 20/25 mbar . Om het toestel in de conditie te brengen voor de werking van dit type van gas, moeten
dezelfde handelingen uitgevoerd worden die beschreven worden in de paragraaf “10.2 Regeling voor vloeibaar gas”, door de straalpijpen te kiezen en de primaire lucht te regelen conform methaan zoals aangeduid wordt in de volgende tabel en in de paragraaf “10.4 Regeling van de primaire lucht”. Herstel de zegel met zegellak of gelijksoortig materiaal nadat de regelingen werden uitgevoerd.
Nominaal
Brander
Hulpbrander (1) 1.1 76 400 Halfsnelle brander (2) 1.7 95 500 Snelle brander (3) 3.0 125 1050 Zeer snelle brander (4) 4.2 150 1600
thermisch
verbruik
(kW)
Methaan - G20/G25 20/25mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Beperkt verbruik
(W)
Nominaal
Brander
Hulpbrander (1) 1.1 76 400 Halfsnelle brander (2) 1.7 95 500 Snelle brander (3) 3.0 125 1050 Zeer snelle brander (4) 4.1 150 1600
thermisch
verbruik
(kW)
Methaan - G25 25mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
130
Beperkt verbruik
(W)
Aanwijzingen voor de installateur
10.4 Regeling van de primaire lucht
Betreffende de afstand “X” in mm.
G30/G31
BRANDER
Hulpbrander (1) 1.5 1 1 Halfsnelle brander (2) 1.5 1 1 Snelle brander (3) 2 1 1 Zeer snelle brander (4) 2.5 1.5 1.5
Om de branders van uw kookplaat de identificeren, moeten de tekeningen in paragraaf “10.6 Plaats van de branders op de kookplaat” geraadpleegd worden.
28/37 mbar 30/30 mbar
10.5 Afsluitende handelingen
Na de regelingen moet het toestel weer gemonteerd worden door de omgekeerde zin te volgen van de aanwijzingen die aangeduid worden in de paragraaf “10.1 Verwijdering van het vlak”.
10.5.1 Regeling van het minimum voor stadsgas en voor methaan
Plaats de onderdelen weer op de brander, en plaats de draaiknoppen op de stangetjes van de kranen. Schakel de brander aan en plaats de knop op de minimum positie. Verwijder de knop weer, en handel op de regelschroef in of naast het stangetje van de kraan (afhankelijk van het model) tot een regelmatige minimum vlam wordt verkregen. Monteer de knop weer, en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop snel van het maximum naar het minimum gedraaid wordt, mag de vlam niet uitgaan).
G20/G25
20/25 mbar
G25
25 mbar
10.5.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef in of naast het stangetje van de kraan (afhankelijk van het model) helemaal in wijzerszin gedraaid worden. De diameters van de by-pass voor elke brander worden aangeduid in de tabel “10.2 Regeling voor vloeibaar gas”. Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet het etiket voor de regeling van het gas, dat werd aangebracht op de carter van het toestel, vervangen worden met hetgene voor het nieuwe gas. Het etiket bevindt zich in het zakje met de bijgeleverde straalpijpen.
131
Aanwijzingen voor de installateur
1
2
2
3
1
2
2
3
4
10.6 Plaats van de branders op de kookplaat
BRANDERS
1. Hulpbrander
2. Halfsnelle brander
3. Snelle brander
4. Zeer snelle brander
10.7 Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken. Reinig ze intern, en vervang het smeervet.
Deze handeling moet uitgevoerd worden door een gespecialiseerde technicus.
132
Loading...