Deze aanwijzingen zijn uitsluitend geldig in de landen die op het plaatje van het apparaat
zijn aangeduid.
Deze inbouw kookplaat behoort tot klasse 3.
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen
bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
123
Waarschuwingen
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene
veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het apparaat en de bereikbare
delen ervan worden heel warm
tijdens het gebruik. Raak geen
verwarmingselementen aan
tijdens gebruik van het apparaat.
• Bescherm de handen met
ovenwanten bij het hanteren van
voedsel in de ovenruimte.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het
apparaat uit en bedek het vuur
met een deksel of een
brandwerende deken.
• Gebruik van dit apparaat door
kinderen vanaf 8 jaar, personen
met beperkte fysieke, zintuiglijke
of mentale capaciteiten of met
een gebrek aan ervaring of
kennis is alleen toegestaan onder
toezicht en begeleiding van
volwassenen die verantwoordelijk
zijn voor hun veiligheid.
• Laat kinderen niet spelen met het
apparaat.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan
verwijderd van het apparaat.
• Kinderen jonger dan 8 jaar
mogen het apparaat tijdens zijn
werking niet benaderen.
• Werkzaamheden voor
schoonmaak en onderhoud van
het apparaat mogen niet worden
uitgevoerd door kinderen die niet
onder toezicht staan.
• Controleer of de vlamverdelers
met de respectievelijke deksels
correct in de zittingen
gepositioneerd zijn.
• Let op voor de snelle verwarming
van de kookzones. Plaats geen
lege potten of pannen op de
ingeschakelde plaat. Gevaar op
oververhitting.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten
als ze oververhit raken. Het is
aanbevolen bij het apparaat te
blijven tijdens de voorbereiding
van voedsel dat olie of vet bevat.
Als de oliën of vetten vlam
zouden vatten, mag geen water
gebruikt worden om te blussen.
Plaats het deksel op de pan en
schakel de kookzone uit.
• Het kookproces moet altijd
bewaakt worden. Een kort
kookproces moet voortdurend
bewaakt worden.
124
Waarschuwingen
• Tijdens het gebruik geen metalen
voorwerpen zoals vaatwerk of
bestek op het oppervlak van de
kookplaat plaatsen omdat deze
oververhit zouden kunnen raken.
• Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het apparaat.
• Giet geen water rechtstreeks op
hete ovenschalen.
• Gebruik geen spuitbussen in de
buurt van het apparaat terwijl het
werkt.
• Na gebruik het apparaat
uitschakelen.
• Voer geen wijzigingen uit op het
apparaat.
• Probeer nooit om zelf het
apparaat te repareren, zonder
tussenkomst van een
gekwalificeerde technicus.
• Trek nooit aan de kabel om de
stekker uit het stopcontact te
halen.
• Als de stroomkabel beschadigd
is, moet men onmiddellijk contact
opnemen met de technische dienst
die voor de vervanging van de
kabel zal zorgen.
Beschadiging van het apparaat
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik eventueel houten of
plastic gereedschappen.
• Ga niet op het apparaat zitten.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Zorg er voor dat de openingen
en de spleten voor de ventilatie
en de warmte-afvoer niet verstopt
raken.
• Laat het apparaat niet onbeheerd
tijdens bereidingen waarbij vetten
en oliën vrijkomen die heet
worden en vlam kunnen vatten.
Besteed de grootst mogelijke
aandacht.
• Laat geen voorwerpen achter op
de kookoppervlakken.
• Gebruik het apparaat nooit om
de ruimte te verwarmen.
• Sproei geen spuitbussen in de
nabijheid van de oven.
• Gebruik geen plastic vaatwerk of
recipiënten om voedsel te
bereiden.
• De recipiënten of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
NL
125
Waarschuwingen
• Alle recipiënten moeten een
vlakke en regelmatige bodem
hebben.
• In geval van overstroming of
overkoken moet de vloeistof
onmiddellijk van de kookplaat
verwijderd worden.
• Geen zure stoffen zoals
citroensap of azijn op de
kookplaat morsen.
• Plaats geen lege potten of
pannen op ingeschakelde
kookzones.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik geen ruw, schurend of
scherp materiaal.
• Gebruik op de stalen delen of de
delen waarvan het oppervlak met
metalen afwerkingen werd
behandeld (bijv. elektrolytische
oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Stop de verwijderbare
onderdelen, zoals de roosters van
de kookplaat, de vlamverdelers
en de deksels niet in de
vaatwasser.
Installatie
• Dit apparaat mag niet
geïnstalleerd worden in boten of
caravans.
• Het apparaat mag niet
geïnstalleerd worden op een
voetstuk.
• Plaats het apparaat met behulp
van een tweede persoon in het
meubel.
• Om de mogelijke oververhitting
van het apparaat te vermijden
moet het niet achter een
decoratieve deur of een paneel
geïnstalleerd worden.
• Voorafgaand op iedere ingreep
op het apparaat (installatie,
onderhoud, plaatsing of
verplaatsing) moet u altijd zorgen
voor persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• Voorafgaand op iedere ingreep
op het apparaat moet de
algemene elektrische voeding
gedeactiveerd worden.
• Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door
gekwalificeerd personeel
overeenkomstig de geldende
normen.
• Laat de gasaansluiting uitvoeren
door bevoegd technische
personeel.
126
Waarschuwingen
• Het aansluiten met een flexibele
buis moet zodanig uitgevoerd
worden dat de lengte van de buis
niet langer is dan 2 meter bij
maximale uitschuiving voor
flexibele stalen buizen en 1,5
meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in
aanraking komen met
beweegbare delen, en mogen
niet geplet worden.
• Gebruik, daar waar nodig, een
drukregelaar in overeenstemming
met de van kracht zijnde norm.
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen
10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met
een vlam.
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch
personeel.
• De aardverbinding van het
elektrische systeem is verplicht en
moet in overeenstemming met de
geldende veiligheidsnormen
worden uitgevoerd.
• Gebruik kabels die bestand zijn
tegen temperaturen van minstens
90 °C.
• Het aandraaimoment van de
schroeven van de
stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
• Laat de voedingskabel uitsluitend
door ervaren technisch personeel
vervangen.
Voor dit apparaat
• Het glaskeramische oppervlak is
schokbestendig, maar u dient te
voorkomen dat er zware en
harde voorwerpen vallen op de
kookplaat: die zou kunnen breken
als het om puntige voorwerpen
gaat.
• Het glaskeramische
kookoppervlak mag niet als
steunvlak gebruikt worden.
• Als barsten of scheuren
opgemerkt worden, of als het
oppervlak van de glaskeramische
plaat zou breken, moet het
apparaat onmiddellijk
uitgeschakeld worden. Schakel de
stroom uit en neem contact op met
de Technische Dienst.
1.2 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de
technische gegevens, het
serienummer en de markering. Het
plaatje mag in geen geval worden
verwijderd.
NL
127
Waarschuwingen
1.3 Aansprakelijkheid van de
fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade aan
personen en voorwerpen ten
gevolge van:
• een ander gebruik van het
apparaat dan wordt voorzien;
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de
gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één
deel van het apparaat;
• het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
1.4 Beoogd gebruik
• Dit apparaat is bedoeld om thuis
voedsel te bereiden. Elk ander
gebruik is oneigenlijk.
• Het apparaat is niet ontworpen
om te functioneren met externe
kookwekkers of
afstandsbedieningssystemen.
1.5 Verwerking
Het apparaat moet gescheiden
ingezameld worden (richtlijnen
2002/95/EG, 2002/96/EG,
2003/108/EG). Het product bevat geen
delen die als gevaarlijk voor de
gezondheid en het milieu worden
beschouwd, conform de actuele Europese
Richtlijnen.
Verwijdering van het apparaat:
• Snijd de voedingskabel af en verwijder
de elektrische kabel en de stekker.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
• Oude of gebruikte apparaten aan het
einde van hun levensduur moeten door
de gebruiker worden ingeleverd bij
geschikte centra voor de gescheiden
inzameling van elektrisch en elektronisch
afval, of het overhandigen aan de
verkoper wanneer een nieuw
gelijkaardig apparaat wordt gekocht.
Het apparaat zit verpakt in
milieuvriendelijke en recyclebare
materialen.
• Breng het verpakkingsmateriaal naar de
betreffende centra voor afvalverwerking.
128
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet
onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic
zakken van de verpakking.
Waarschuwingen
1.6 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een
belangrijk onderdeel van het
apparaat en dient gedurende de
volledige levensduur intact en op
een eenvoudig te bereiken plaats
worden bewaard.
Lees deze gebruiksaanwijzing
aandachtig vóór installatie.
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de
volgende begrippen voor:
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in
verband met de gebruiksaanwijzing,
veiligheid en verwerking van
afgedankte producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de
accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het
apparaat en de accessoires,
kooktips.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte
schoonmaak en onderhoud van het
apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde
technici: installatie, inbedrijfstelling
en keuring.
NL
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
129
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
Beschrijving
38 cm
130
65 cm
75 cm
Beschrijving
90 cm
AUX = Hulpbrander
SR = Halfsnelle brander
RR = Gereduceerde snelle brander
2.2 Symbolen
Kookzones
Links vooraan
Linksmidden
Links achteraan
Midden
Rechts achteraan
Rechtsmidden
Rechts vooraan
R = Snelle brander
UR = Ultra snelle brander
UR* = Ultra snelle brander
Knoppen branders
Nuttig voor de inschakeling en de regeling
van de branders van de plaat. Druk op de
knoppen, en draai deze linksom op de
waarde om de overeenkomstige
branders te ontsteken. Om de vlam te
regelen, moet de knop in de zone tussen
het maximum en het minimum
gedraaid worden. Om de branders uit te
schakelen, moeten de knoppen op
geplaatst worden.
NL
131
2.3 Beschikbare accessoires
Reductierooster Wok
Nuttig voor het gebruik van een Wok.
De accessoires die in contact
kunnen komen met het voedsel zijn
gemaakt van materialen conform
de van kracht zijnde
wetsbepalingen.
De originele bijgeleverde of
optionele accessoires kunnen
worden aangevraagd bij erkende
servicecentra. Gebruik enkel de
originele accessoires van de
fabrikant.
Beschrijving
132
Gebruik
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de
zittingen gepositioneerd zijn.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij
oververhitting. Wees heel voorzichtig.
• Laat het apparaat niet onbewaakt
achter tijdens bereidingen waarbij
vetten en oliën kunnen vrijkomen.
• Gebruik geen spuitbussen in de
nabijheid van het apparaat.
• Raak de warmte-elementen niet aan als
het apparaat in werking is. Laat ze
afkoelen vóór u het apparaat eventueel
reinigt.
• Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit
de buurt wanneer het apparaat in
werking is.
Incorrect gebruik
Beschadiging van de
oppervlakken
• Dek de branders of de kookplaat niet af
met zilverfolie.
• De recipiënten of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
• Alle recipiënten moeten een effen en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken
moet de vloeistof onmiddellijk van de
kookplaat verwijderd worden.
• Er wordt afgeraden om potten in
aardewerk of speksteen te gebruiken
om voedsel te bereiden of te verwarmen
3.2 Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan
de binnen- en buitenzijde van het
apparaat en de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve
het plaatje met de technische gegevens)
van de accessoires.
3. Verwijder en was alle accessoires van
het apparaat (zie 4 Reiniging en
onderhoud).
NL
133
Gebruik
3.3 Het gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Naast elke knop
wordt de bijhorende brander aangeduid.
Het apparaat is voorzien van een
elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is
voldoende om op de knop te drukken en
hem linksom te draaien op het symbool van
de maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Draai de knop op als de
brander niet binnen seconden wordt
ontstoken. Wacht vervolgens 60 seconden,
alvorens de volgende poging te verrichten.
Na de ontsteking moet de knop enkele
seconden ingedrukt gehouden worden,
zodat het thermokoppel kan opwarmen.
Het kan voorvallen dat de brander uitgaat
wanneer de knop wordt losgelaten: dit
betekent dat het thermokoppel
onvoldoende is opgewarmd. Wacht enkele
ogenblikken en herhaal de handeling.
Houd de knop langer ingedrukt.
In geval van een toevallige
uitschakeling zorgt een
veiligheidssysteem voor de
blokkering van de gaslevering,
ook wanneer de kraan open staat.
Draai de knop op . Wacht
minstens 60 seconden, alvorens
de brander opnieuw te ontsteken.
Correcte positie van de vlamverdelers en
van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat
ingeschakeld worden, moet gecontroleerd
worden of de vlamverdelers correct met de
respectievelijke deksels gepositioneerd zijn.
Let op dat de openingen van de brander
overeenstemmen met de vonkontstekers en
de thermokoppels. Controleer bovendien
of de pinnen van de vlamverdelers perfect
in de openingen van de brander zijn
aangebracht.
134
Gebruik
De roosters correct plaatsen
Onder de roosters zijn holle, siliconen
rubbertjes aanwezig die op de
desbetreffende bevestigingspen op de
kookplaat moeten worden aangebracht.
Controleer of de roosters gecentreerd zijn
op de respectievelijke branders zonder dat
de roosters opgeheven zijn of scheef staan;
in dat geval moet de positionering herhaald
worden.
Als een pan onstabiel is, moet
gecontroleerd worden of de roosters
correct zijn aangebracht.
Reductieroosters
Het reductierooster moeten op de roosters
van het vlak gelegd worden. Controleer
dat deze correct gepositioneerd zijn.
NL
135
Gebruik
Praktisch advies voor het gebruik van de
kookplaat
Voor een optimaal rendement van de
branders en een minimaal gasverbruik
moeten recipiënten gebruikt worden met
een deksel en die geschikt zijn voor de
brander, om te voorkomen dat de vlam
langs de zijkanten lekt. Wanneer de
vloeistof begint te koken, moet de vlam
laag gedraaid worden om te vermijden dat
de vloeistof overkookt.
Diameter van de recipiënten:
• Hulpbrander: 8 - 18 cm.
• Halfsnelle brander: 10 - 24 cm.
• Gereduceerde snelle brander:
18 - 24 cm.
• Snelle brander: 20 - 26 cm.
• Zeer snelle brander: 20 - 30 cm.
Om brandwonden te vermijden en schade
aan de kookplaat of het werkblad te
voorkomen, moeten tijdens de bereiding
alle recipiënten en vleesroosters (niet
bijgeleverd) binnen de omtrek van de
kookplaat blijven.
Een vleesrooster gebruiken
Wanneer u een vleesrooster wilt gebruiken,
moet het volgende advies opgevolgd
worden:
• het vleesrooster mag maximaal 10
minuten lang op het maximale vermogen
van de brander worden opgewarmd.
• het wordt aanbevolen om voor de
bereiding van de levensmiddelen een
lager vermogen in te stellen;
• let erop dat de vlammen van de brander
niet onder de rand van het vleesrooster
uit komen;
• houd de zijwand op minimaal 150 mm
van de rand van het vleesrooster;
• plaats het vleesrooster niet op meerdere
branders tegelijkertijd.
136
Reiniging en onderhoud
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Beschadiging van de
oppervlakken
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld (bijv.
elektrolytische oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende
middelen op de glazen onderdelen
(bijv. poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp
materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen,
zoals de roosters van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet in de
vaatwasser.
4.2 Reiniging van het apparaat
Om de oppervlakken in goede staat te
houden, moeten ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat ze afgekoeld zijn.
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik steeds en uitsluitend specifieke
producten, die geen schurende of zure
stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en
wrijf het over het oppervlak, spoel
zorgvuldig af, en droog met een zachte
doek of met een microvezeldoek.
Voedselresten of -vlekken
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of
scherpe krabbers zodat de oppervlakken
niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende
producten, en eventueel houten of plastic
gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een
zachte doek of met een microvezeldoek.
Laat etensresten op basis van suiker (bijv.
marmelade) in het apparaat niet opdrogen,
dit kan het email binnenin aantasten.
NL
137
Reiniging en onderhoud
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters en reinig deze met
behulp van lauw water en een nietschurend reinigingsmiddel. Verwijder
zorgvuldig alle afzettingen. Droog de
roosters en plaats ze weer op de
kookplaat.
De roosters staan steeds in contact
met de vlam waardoor de glans
van de delen van het staal, die het
meest de warmte moeten
verdragen, mettertijd kan
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel dat de functionaliteit
van dit onderdeel absoluut niet
schaadt.
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen
verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken. Reinig deze delen met
behulp van heet water en een niet-schurend
reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle
afzettingen en wacht tot alles perfect droog
is. Monteer de vlamverdelers weer, en
controleer of ze correct gepositioneerd zijn
in de zittingen met de respectievelijke
deksels.
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de
vonkontstekers en de thermokoppels steeds
rein gehouden worden. Controleer ze
regelmatig, en reinig ze indien nodig met
een vochtige doek. Eventuele droge resten
moeten verwijderd worden met een houten
tandenstoker of met een naald.
138
Installatie
5 Installatie
5.1 Veiligheidswaarschuwingen
Warmteontwikkeling tijdens
werking van het apparaat
Brandgevaar
• Controleer of het materiaal van het
meubel brandbestendig is.
• Controleer of het meubel voorzien is
van de vereiste openingen.
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of kunststof
bekledingen van aangrenzende meubels
moeten warmtebestendig zijn (>90°C),
anders kunnen deze mettertijd vervormen.
De minimumafstand die
gerespecteerd moet worden
tussen afzuigkappen en de
kookvlakken moet minstens
overeenkomen met diegene die
aangeduid wordt in de
aanwijzingen voor de montage
van de afzuigkap.
5.2 Insnijding van het werkblad
De volgende ingreep vergt metselen/of timmerwerk, en moet dus
uitgevoerd worden door een
bevoegd technicus.
De installatie kan uitgevoerd
worden op structuren van
verschillende materialen, zoals
metselwerk, metaal, massief hout
en met kunststof gelamineerd hout,
mits het hittebestendig is (>90°C).
Maak een opening (zie de aangeduide
afmetingen) in het werkblad van het meubel.
Ook de minimumafstanden van de vrije
delen van het vlak op de achterzijde
moeten gerespecteerd worden, zoals
wordt aangeduid op de afbeelding van de
montage.
A (mm)B (mm)C (mm)D (mm) E (mm)
min 200 min 460 min 750 40 ÷ 60min 50
139
Installatie
5.3 Inbouw
Op inbouwruimte voor oven
De afstand tussen de kookplaat en de
keukenmeubels of de inbouwapparaten
moet zodanig zijn dat een voldoende
ventilatie en een voldoende luchtafvoer
gegarandeerd wordt.
Bij installatie boven een oven moet een
tussenruimte worden gelaten tussen de
onderkant van de kookplaat en de
bovenzijde van het onderaan geplaatste
apparaat.
met opening onderaan
Op neutrale ruimte of laden
Wanneer andere meubelen (zijwanden,
laden, enz.), afwasautomaten of koelkasten
aanwezig zijn onder de kookplaat, moet
een dubbele houten bodem worden
geïnstalleerd op een minimum afstand van
20 mm van de onderkant van de
kookplaat, zodat toevallig contact wordt
vermeden. De dubbele bodem mag alleen
met geschikt gereedschap worden
verwijderd.
150 x 150 (mm)
nodig voor de gasaansluiting
met opening onderaan en achteraan
Wanneer de kookplaat boven een
oven wordt geïnstalleerd, moet
deze voorzien worden van een
ventilator voor de koeling.
140
met opening onderaan
met opening achteraan
Als geen dubbele houten bodem
wordt geïnstalleerd, kan de
gebruiker ongewenst hete of
scherpe onderdelen raken.
Installatie
Bevestigingsbeugels
Draai de bevestigingsbeugels (A) vast in de
daarvoor bestemde openingen in de
zijkanten van de bekleding onderaan om
de kookplaat correct op de structuur te
bevestigen.
Bevestig de kookplaat niet met
behulp van silicone. Indien dit toch
wordt gedaan, kan de kookplaat
niet verwijderd worden zonder
deze te beschadigen.
Pakking van de kookplaat
Met glazen plaat
Voordat de montage wordt uitgevoerd,
moet de bijgeleverde pakking langs de
omtrek van de kookplaat worden
aangebracht om te voorkomen dat
vloeistoffen tussen de omlijsting van de
kookplaat en het werkblad kunnen komen.
Met stalen plaat
Breng voor de montage de bijgeleverde
pakking aan om te voorkomen dat
vloeistoffen tussen de omlijsting van de
kookplaat en het werkblad kunnen komen.
1. Raadpleeg de afmetingen die worden
aangeduid op de afbeelding; de
voorzijde met het gat net raken.
NL
2. Breng de pakking met een lichte druk
aan over de hele omtrek van het gat in
het werkblad.
3. Snijd de rand van de pakking die te veel
is zorgvuldig af.
141
Installatie
5.4 Gasaansluiting
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
• Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een vaste koperen
buis of met een flexibele stalen slang op
een doorlopende wand volgens de
voorschriften van de van kracht zijnde norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere
gastypes het hoofdstuk “5.5 Aanpassing
aan de verschillende gastypes”. De
toevoerverbinding van het gas heeft een
extern schroefdraad 1/2” (ISO 228-1).
Aansluiting met een flexibele stalen slang
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.
142
Installatie
Aansluiting met een flexibele stalen slang
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½” ISO
228-1) van het apparaat, en breng altijd
de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng
isolatiemateriaal aan op de schroefdraad
van de verbinding 3, en draai de flexibele
stalen slang 4 vast op de verbinding 3.
Aansluiten op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de
aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel „Type van gas en toebehorende
landen”.
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent
geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door
de toepasselijke normen. In de ruimte waar
het apparaat geïnstalleerd is, moet
voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die
beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen conform de van kracht zijnde
normen hebben, en moeten zodanig
geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden
zodat de hitte en de vochtigheid, die door
de bereidingen geproduceerd worden,
geelimineerd kunnen worden: vooral
nadat het apparaat lang niet gebruikt is,
wordt aanbevolen om een venster te
openen of om de snelheid van eventuele
ventilatoren te verhogen.
NL
143
Installatie
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten
moet verzekerd worden door middel van
afzuigkappen, die aangesloten zijn op een
rookkanaal met een efficiënte trek of met
een geforceerde afzuiging. Een efficiënt
afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen
worden door een bevoegde specialist, en
moet uitgevoerd worden door de posities
en de afstanden te respecteren die
voorzien worden door de normen.
Na de handeling moet de installateur een
conformiteitscertificaat afgeven.
1 Evacuatie door middel van een afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek
B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator
C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in
de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
144
Installatie
5.5 Aanpassing aan de verschillende
gastypes
Wanneer andere gastypes worden
gebruikt, moeten de straalpijpen op de
branders vervangen worden en moet de
primaire lucht geregeld worden. Voor het
vervangen van de straalpijpen en het
afstellen van de branders moet het vlak
verwijderd worden.
Verwijdering van het vlak
1. Verwijder de roosters van het vlak.
2. Verwijder de vlamverdelers en de
deksels.
3. Verwijder de knoppen en de ringen van
de knoppen door ze omhoog te trekken.
NL
Tussen de knop en de ring is een
veer aangebracht die niet op de
afbeelding is weergegeven.
145
Installatie
4. Verwijder de bevestigingsschroeven van
het vlak en de relatieve plaatjes van elke
zone van de branders.
5. Verwijder de plaatjes en het vlak.
Vervanging van de straalpijpen
1. Draai de schroef A los en duw de
luchtregelaar B helemaal in.
2. Verwijder de straalpijpen C met een
steeksleutel en monteer de straalpijpen
die voor het nieuwe gastype geschikt
zijn, neem daarbij de aanwijzingen van
de desbetreffende tabellen in acht (zie
“Type van gas en toebehorende
landen”).
146
Het aandraaimoment van de
straalpijp mag niet meer dan 3
Nm bedragen.
3. Stel de luchtstroom af door de
luchtregelaar B te verplaatsen tot u de
afstand D, aangeduid in de
desbetreffende tabel (zie „Type van gas
en toebehorende landen”), heeft
verkregen.
4. Hermonteer het apparaat op correcte
wijze als u iedere brander heeft
afgesteld.
Installatie
Regeling van het minimum voor methaan
of stadsgas
1. Schakel de brander in en laat hem op de
lage stand branden.
2. Verwijder de knop van de gaskraan, en
handel op de regelschroef die zich naast
het staafje van de kraan bevindt
(afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt
verkregen.
3. Monteer de knop opnieuw en controleer
de stabiliteit van de vlam van de
brander.
4. Draai de knop snel vanaf de maximum
positie naar de minimum positie: de vlam
zou niet mogen uitgaan.
5. Herhaal deze handeling voor alle
gaskranen.
Regeling van het minimum voor
vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de
kraan helemaal rechtsom.
Na de regeling met een ander gas
dan het gas dat in de fabriek werd
afgesteld moet het etiket voor de
regeling van het gas, dat is
aangebracht op het apparaat,
vervangen worden door het etiket
voor het nieuwe gas. Het etiket is
bij de straalpijpen gevoegd
(indien aanwezig).
NL
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd
moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze van binnen, en vervang het
smeervet.
Laat de gaskranen door een
gespecialiseerde technicus
smeren.
147
Installatie
Type van gas en toebehorende landen
Type van gasIT GB-IE FR-BE DE AT NLESPTSE RU DKPL HU
Het is mogelijk om de gastypen
vast te stellen die in het land van
installatie van het apparaat
beschikbaar zijn. Zie het nummer
in de aanhef voor de juiste
waarden in de „Tabel
eigenschappen brander en
gasmondstukken”.
Installatie
Tabel eigenschappen brander en gasmondstukken
1 Methaan G20 - 20 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
2 Methaan G20 - 25 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
3 Methaan G25 - 25 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
4 Methaan G25.1 - 25 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
5 Methaan G25 - 20 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
6 Methaan G27 - 20 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
7 Methaan G2.350 - 13 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
1.11.72.63.14.26.0
7695117126148175
40050075090016001800
111121
1.11.72.63.14.26.0
7387110120140165
40050075090016001800
11111.50.5
1.11.72.53.04.16.0
7695117126148185
40050075090016001800
111120.5
1.11.72.63.14.26.0
7698123135160190
40050075090016001800
11111.50.5
1.11.72.63.14.26.0
82105126140165200
40050075090016001800
11111.50.5
1.11.72.63.14.25.8
82105130145165200
40050075090016001800
10.50.510.50.5
1.11.72.63.14.26.0
100126160175210280
40050075090016001800
11111.53
NL
149
Installatie
8 Vloeibaar gas G30/31 - 30/37 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
9 Vloeibaar gas G30/31 - 37 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
10 Vloeibaar gas G30/31 - 50 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
11 Stadsgas G110 – 8 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
12 Stadsgas G120 - 8 mbarAUXSRRRRURUR*
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter van de straalpijp (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
De straalpijpen die niet worden bijgeleverd kunt u bestellen bij erkende servicecentra.
1.11.72.63.14.26.0
4862768598115
400500750110016001800
1.52281012
80124189225305436
79121186221300429
1.11.72.63.14.26.0
4860738093110
450550850110016001800
1.521.5101012
80124189225305436
79121186221300429
1.11.72.73.14.26.0
4254677685102
450550850110016001800
110.5222.5
80124196225305436
79121193221300429
1.11.72.63.13.83.8
132165230250310310
40050075090014001400
10.5111.51.5
1.11.72.63.14.04.0
126160210230310310
40050075090014001400
10.5111.51.5
150
Installatie
5.6 Elektrische aansluiting
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• De aarding moet verplicht aangebracht
worden volgens de voorziene
veiligheidsnormen van de elektrische
installatie.
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker
uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen
temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven
van de stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm bedragen.
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het
stroomnet overeenstemmen met de
gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
merknaam van het apparaat.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Voorzie de aarding met een kabel van
minimaal 20 mm langer dan de andere.
Het apparaat kan op de volgende
manieren functioneren:
• 220-240 V 1N~
220-240V~
20 mm
1 mm
2
Driepolige kabel 3 x 1 mm².
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
Vaste aansluiting
Voorzie een meerpolige onderbreking voor
de voeding, overeenkomstig de
installatienormen.
De schakelaar dient op een eenvoudig te
bereiken plaats en in de nabijheid van het
apparaat te zijn aangebracht.
Aansluiting met stekker en stopcontact
Controleer of de stekker en het stopcontact
van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of
aftakkingen, omdat ze oververhitting of
brand zouden kunnen veroorzaken.
NL
151
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.