Smeg PV175SSA User manual [NL]

Inhoudsopgave
1 Waarschuwingen 100
1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen 100
1.2 Identificatieplaatje 103
1.3 Aansprakelijkheid van de fabrikant 103
1.4 Beoogd gebruik 104
1.5 Verwerking 104
1.6 Identificatieplaatje 104
1.7 Deze gebruiksaanwijzing 104
2 Beschrijving 106
2.1 Algemene beschrijving 106
2.2 Symbolen 106
3 Gebruik 107
3.1 Waarschuwingen 107
3.2 Eerste gebruik 107
3.3 Het gebruik van de kookplaat 108
4 Reiniging en onderhoud 110
4.1 Waarschuwingen 110
4.2 Reiniging van het apparaat 110
5 Installatie 112
5.1 Veiligheidswaarschuwingen 112
5.2 Insnijding van het werkblad 112
5.3 Inbouw 113
5.4 Bevestigingsbeugels 114
5.5 Gasaansluiting 114
5.6 Aanpassing aan de verschillende gastypes 116
5.7 Elektrische aansluiting 122
NL
Deze aanwijzingen zijn uitsluitend geldig in de landen die op het plaatje van het apparaat zijn aangeduid.
Deze inbouw kookplaat behoort tot klasse 3.
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
99
Waarschuwingen
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het apparaat en de bereikbare
delen ervan worden heel warm tijdens het gebruik. Raak geen verwarmingselementen aan tijdens gebruik van het apparaat.
• Bescherm de handen met
ovenwanten bij het hanteren van voedsel in de ovenruimte.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het apparaat uit en bedek het vuur met een deksel of een brandwerende deken.
• Gebruik van dit apparaat door
kinderen vanaf 8 jaar, personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale capaciteiten of met een gebrek aan ervaring of kennis is alleen toegestaan onder toezicht en begeleiding van volwassenen die verantwoordelijk zijn voor hun veiligheid.
• Laat kinderen niet spelen met het
apparaat.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan verwijderd van het apparaat.
• Kinderen jonger dan 8 jaar mogen het apparaat tijdens zijn werking niet benaderen.
• Werkzaamheden voor schoonmaak en onderhoud van het apparaat mogen niet worden uitgevoerd door kinderen die niet onder toezicht staan.
• Controleer of de vlamverdelers met de respectievelijke deksels correct in de zittingen gepositioneerd zijn.
• Let op voor de snelle verwarming van de kookzones. Plaats geen lege potten of pannen op de ingeschakelde plaat. Gevaar op oververhitting.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten als ze oververhit raken. Het is aanbevolen bij het apparaat te blijven tijdens de voorbereiding van voedsel dat olie of vet bevat. Als de oliën of vetten vlam zouden vatten, mag geen water gebruikt worden om te blussen. Plaats het deksel op de pan en schakel de kookzone uit.
• Het kookproces moet altijd bewaakt worden. Een kort kookproces moet voortdurend bewaakt worden.
100
Waarschuwingen
• Tijdens het gebruik geen metalen voorwerpen zoals vaatwerk of bestek op het oppervlak van de kookplaat plaatsen omdat deze oververhit zouden kunnen raken.
• Plaats geen metalen en puntige voorwerpen (bestek of gereedschappen) in de spleten van het apparaat.
• Giet geen water rechtstreeks op hete ovenschalen.
• Gebruik geen spuitbussen in de buurt van het apparaat terwijl het werkt.
• Na gebruik het apparaat uitschakelen.
• Voer geen wijzigingen uit op het apparaat.
• Probeer nooit om zelf het apparaat te repareren, zonder tussenkomst van een gekwalificeerde technicus.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te halen.
• Als de stroomkabel beschadigd is, moet men onmiddellijk contact opnemen met de technische dienst die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
Beschadiging van het apparaat
• Gebruik geen schurende of bijtende middelen op de glazen onderdelen (bijv. poeders, ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik eventueel houten of plastic gereedschappen.
• Ga niet op het apparaat zitten.
• Reinig het apparaat niet met een stoomreiniger.
• Zorg er voor dat de openingen en de spleten voor de ventilatie en de warmteafvoer niet verstopt raken.
• Laat het apparaat niet onbeheerd tijdens bereidingen waarbij vetten en oliën vrijkomen die heet worden en vlam kunnen vatten. Besteed de grootst mogelijke aandacht
• Laat geen voorwerpen achter op de kookoppervlakken.
• Gebruik het apparaat nooit om de ruimte te verwarmen.
• Sproei geen spuitbussen in de nabijheid van de oven.
• Gebruik geen plastic vaatwerk of houders om voedsel te bereiden.
• De houders of de grillplaten moeten binnen de omtrek van de kookplaat geplaatst worden.
• Alle houders moeten een vlakke en regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden.
• Als er vloeistof wordt gemorst op het hete glasoppervlak, kan het glas breken.
NL
101
Waarschuwingen
• Geen bijtende stoffen zoals citroensap of azijn op de kookplaat morsen.
• Plaats geen lege potten of pannen op ingeschakelde kookzones.
• Reinig het apparaat niet met een stoomreiniger.
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp materiaal.
• Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidatie, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende middelen op de glazen onderdelen (bijv. poeders, ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Stop de verwijderbare onderdelen, zoals de roosters van de kookplaat, de vlamverdelers en de deksels niet in de vaatwasser.
Installatie
• Dit apparaat mag niet geïnstalleerd worden in boten of
caravans.
• Het apparaat mag niet geïnstalleerd worden op een voetstuk.
• Plaats het apparaat met behulp van een tweede persoon in het meubel.
• Om de mogelijke oververhitting van het apparaat te vermijden moet het niet achter een decoratieve deur of een paneel geïnstalleerd worden.
• Voorafgaand op iedere ingreep op het apparaat (installatie, onderhoud, plaatsing of verplaatsing) moet u altijd zorgen voor persoonlijke beschermingsmiddelen.
• Voorafgaand op iedere ingreep op het apparaat moet de algemene elektrische voeding gedeactiveerd worden.
• Laat de installatie en technische interventies uitvoeren door gekwalificeerd personeel overeenkomstig de geldende normen.
• Laat de gasaansluiting uitvoeren door bevoegd technische personeel.
• Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de lengte van de buis niet langer is dan 2 meter bij maximale uitschuiving voor flexibele stalen buizen en 1,5 meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking komen met beweegbare delen, en mogen niet geplet worden.
102
Waarschuwingen
• Gebruik, daar waar nodig, een drukregelaar in overeenstemming met de van kracht zijnde norm.
• Controleer na elke ingreep of het aandraaimoment van de gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
• Laat het apparaat aansluiten door gekwalificeerd technisch personeel.
• De aardverbinding van het elektrische systeem is verplicht en moet in overeenstemming met de geldende veiligheidsnormen worden uitgevoerd.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5-2 Nm bedragen.
• Laat de voedingskabel uitsluitend door ervaren technisch personeel vervangen.
Voor dit apparaat
• Het glaskeramische oppervlak is schokbestendig, maar u dient te voorkomen dat er zware en harde voorwerpen vallen op de kookplaat: die zou kunnen breken
als het om puntige voorwerpen gaat.
• Het glaskeramische kookoppervlak mag niet als steunvlak gebruikt worden.
• Als barsten of scheuren opgemerkt worden, of als het oppervlak van de glaskeramische plaat zou breken, moet het apparaat onmiddellijk uitgeschakeld worden. Schakel de stroom uit en neem contact op met de Technische Dienst.
1.2 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de technische gegevens, het serienummer en de markering. Het plaatje mag in geen geval worden verwijderd.
1.3 Aansprakelijkheid van de
fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade aan personen en voorwerpen ten gevolge van:
• een ander gebruik van het apparaat dan wordt voorzien;
• het niet in acht nemen van de voorschriften van de gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één deel van het apparaat;
• het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
NL
103
Waarschuwingen
1.4 Beoogd gebruik
• Dit apparaat is bedoeld om thuis voedsel te bereiden. Elk ander gebruik is oneigenlijk.
Het apparaat is niet ontworpen om te functioneren met externe kookwekkers of afstandsbedieningssystemen.
1.5 Verwerking
In overeenstemming met de Europese richtlijn AEEA (2012/
19/EU) moet dit apparaat aan het einde van de levensduur gescheiden van het andere vuil verwijderd worden. Het product bevat geen delen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.
Voor de verwijdering van het apparaat:
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de algemene stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
• Snijd de voedingskabel af en verwijder
de elektrische kabel en de stekker.
• Oude of gebruikte apparaten aan het
einde van hun levensduur moeten door de gebruiker worden ingeleverd bij geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigd worden aan de verkoper wanneer een nieuw gelijkaardig apparaat wordt gekocht.
Het apparaat is verpakt in milieuvriendelijke en recyclebare materialen.
• Breng het verpakkingsmateriaal naar de betreffende centra voor afvalverwerking.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic zakken van de verpakking.
1.6 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de technische gegevens, het serienummer en de markering. Het plaatje mag in geen geval worden verwijderd.
1.7 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een belangrijk onderdeel van het apparaat en moet gedurende de volledige levensduur intact en op een eenvoudig te bereiken plaats worden bewaard. Deze gebruiksaanwijzing aandachtig voor het gebruik van het apparaat doorlezen.
104
Waarschuwingen
1.8 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de volgende begrippen voor:
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in verband met de gebruiksaanwijzing, veiligheid en verwerking van afgedankte producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het apparaat en de accessoires, kooktips.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte schoonmaak en onderhoud van het apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde technici: installatie, inbedrijfstelling en keuring.
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
NL
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
105
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
Beschrijving
60 cm
AUX = Hulpbrander SR = Halfsnelle brander RR = Gereduceerde snelle brander
2.2 Symbolen
Kookzones
Links vooraan
Links achteraan
Centraal
Rechts achteraan
Rechts vooraan
106
70 cm
R = Snelle brander UR2 = Ultrasnelle brander
Knoppen branders
Nuttig voor de inschakeling en de regeling van de branders van de kookplaat. Druk op de knoppen, en draai deze linksom op de
waarde om de overeenkomstige branders te ontsteken. Om de vlam te
regelen, moet de knop in de zone tussen het maximum en het minimum gedraaid
worden. Om de branders uit te schakelen, moeten de knoppen op geplaatst
worden.
3 Gebruik
Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de zittingen gepositioneerd zijn.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij
oververhitting. Wees heel voorzichtig.
• Laat het apparaat niet onbewaakt
achter tijdens bereidingen waarbij vetten en oliën kunnen vrijkomen.
• Gebruik geen spuitbussen in de
nabijheid van het apparaat.
• Raak de warmte-elementen niet aan als
het apparaat werkt. Laat ze afkoelen vóór u het apparaat eventueel reinigt.
• Kinderen jonger dan 8 jaar mogen het
apparaat tijdens zijn werking niet benaderen.
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van de oppervlakken
• Dek de branders of de kookplaat niet af met zilverfolie.
• De houders of de grillplaten moeten binnen de omtrek van de kookplaat geplaatst worden.
• Alle houders moeten een vlakke en regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden.
• Wij raden af om voor het koken of verwarmen van voedsel pannen van aardewerk of speksteen te gebruiken.
3.2 Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan de binnen- en buitenzijde van het apparaat en de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve het plaatje met de technische gegevens) van de accessoires.
3. Verwijder en was alle accessoires van het apparaat (zie 4 Reiniging en onderhoud).
NL
107
Gebruik
3.3 Het gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden zich op het frontpaneel. Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het apparaat is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is voldoende om op de knop te drukken en hem linksom te draaien op het symbool van de maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Draai de knop op als de brander niet binnen 15 seconden wordt
ontstoken. Wacht vervolgens 60 seconden, alvorens de volgende poging te verrichten. Na de ontsteking moet de knop enkele seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel kan opwarmen. Het kan voorvallen dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel onvoldoende is opgewarmd. Wacht enkele ogenblikken en herhaal de handeling. Houd de knop langer ingedrukt.
In geval van een toevallige uitschakeling zorgt een veiligheidssysteem voor de blokkering van de gastoevoer, ook wanneer de kraan open staat.
Draai de knop op . Wacht minstens 60 seconden, alvorens
de brander opnieuw te ontsteken.
De roosters correct plaatsen
Plaats de roosters boven de branders parallel, en dus niet haaks, aan het bedieningspaneel.
Correcte positie van de vlamverdelers en van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat ingeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers correct met de respectievelijke deksels gepositioneerd zijn. Let op dat de openingen van de brander overeenstemmen met de vonkontstekers en de thermokoppels. Controleer bovendien of de pinnen van de vlamverdelers perfect in de openingen van de brander zijn aangebracht.
108
Gebruik
Praktisch advies voor het gebruik van de kookplaat
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moeten houders met een deksel gebruikt worden die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt. Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam laag gedraaid worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt.
Diameter van de houders:
AUX: 7 - 18 cm.
SR: 10 - 24 cm.
R/RR: 20 - 26 cm.
UR2: 20 - 26 cm.
Om tijdens het koken brandwonden en beschadiging van de kookplaat en het keukenblad te voorkomen, moeten alle pannen en grillpannen binnen de omtrek van de kookplaat geplaatst worden, gecentreerd ten opzichte van de brander.
Waarschuwingen voor het gebruik van grillpannen
Neem bij het gebruik van een grillpan de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
• Voor modellen van 60 cm kunnen grillpannen met zodanige afmetingen worden gebruikt dat ze, wanneer geplaatst op een enkele brander, niet de omtrek van de kookplaat overschrijden en niet in de buurt van de knoppen komen.
• Gebruik voor modellen van 70 cm een grillpan met maximale afmetingen van ongeveer 35 x 26 cm; plaats de pan alleen in horizontale stand op de brander UR2;
NL
• Grillpannen mogen gedurende maximaal 5 minuten leeg voorverwarmd worden. Plaats vervolgens het voedsel in de pan en ga verder met koken, voor maximaal 40 minuten.
• Bij gebruik van een grillpan van vuurvast materiaal (gietijzer, speksteen of aardewerk) moet het gebruik naar maximaal 20 minuten worden beperkt en moet het vermogen in geval van lange bereidingstijden zo laag mogelijk zijn.
• Let erop dat de vlammen van de brander buiten de rand van de grillpan uitsteken;
• Bewaar vanaf de rand van de grillpan een minimale afstand van 150 mm tot de zijwand en 50 mm tot de achterwand (zie „Insnijding van het werkblad“).
• Plaats de grillpan niet op meerdere branders tegelijkertijd.
109
Reiniging en onderhoud
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van de oppervlakken
• Reinig het apparaat niet met een stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidatie, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
• Laat de kookplaat afkoelen en maak onmiddellijk schoon bij aanraking met te agressieve reinigingsmiddelen, hard water of overgekookte producten (water, sauzen, koffie, enz.).
• Gebruik geen schurende of bijtende middelen op de glazen onderdelen (bijv. poeders, ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen, zoals de roosters van de kookplaat, de vlamverdelers en de deksels niet in de vaatwasser.
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik steeds en uitsluitend specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak, spoel zorgvuldig af, en droog met een zachte doek of met een microvezeldoek.
Voedselresten of -vlekken
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers zodat de oppervlakken niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een microvezeldoek.
Laat etensresten op basis van suiker (bijv. marmelade) in het apparaat niet opdrogen, dit kan het email binnenin aantasten.
4.2 Reiniging van het apparaat
Om de oppervlakken in goede staat te houden, moeten ze na elk gebruik gereinigd worden nadat ze afgekoeld zijn.
110
Reiniging en onderhoud
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters en reinig deze met behulp van lauw water en een niet­schurend reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle afzettingen. Droog de roosters en plaats ze weer op de kookplaat.
De roosters staan steeds in contact met de vlam waardoor de glans van de delen van het staal, die het meest de warmte moeten verdragen, mettertijd kan verdwijnen. Dit is een normaal verschijnsel dat de functionaliteit van dit onderdeel absoluut niet schaadt.
Monteer de vlamverdelers weer, en controleer of ze correct gepositioneerd zijn in de zittingen met de respectievelijke deksels.
NL
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de vonkontstekers en de thermokoppels steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een tandenstoker of met een naald.
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden om de reiniging te vergemakkelijken. Reinig deze delen met behulp van heet water en een niet-schurend reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle afzettingen en wacht tot alles perfect droog is.
111
Installatie
5 Installatie
5.1 Veiligheidswaarschuwingen
Warmteontwikkeling tijdens werking van het apparaat
Brandgevaar
• Controleer of het materiaal van het meubel brandbestendig is.
• Controleer of het meubel voorzien is van de vereiste openingen.
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of kunststof bekledingen van aangrenzende meubels moeten warmtebestendig zijn (>90 °C), anders kunnen deze mettertijd vervormen.
De minimale afstand die gerespecteerd moet worden tussen afzuigkappen en de kookvlakken moet minstens overeenkomen met diegene die aangeduid wordt in de aanwijzingen voor de montage van de afzuigkap.
5.2 Insnijding van het werkblad
De volgende ingreep vergt metsel­en/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd worden door een bevoegd technicus.
De installatie kan uitgevoerd worden op structuren van verschillende materialen, zoals metselwerk, metaal, massief hout en met kunststof gelamineerd hout, mits het hittebestendig is (>90 °C).
Maak een opening (zie de aangeduide afmetingen) in het werkblad van het meubel.
L (mm) X (mm) Y (mm)
600 - 720 560 ÷ 564 482 ÷ 486
Ook de minimale afstanden van de vrije delen van het vlak op de achterzijde moeten gerespecteerd worden, zoals wordt aangeduid op de afbeelding van de montage.
112
A (mm) B (mm) C (mm) D (mm) E (mm)
min 150 min 460 min 750 20 ÷ 60 min 50
Installatie
5.3 Inbouw
Op inbouwruimte voor oven
De afstand tussen de kookplaat en de keukenmeubels of de inbouwapparaten moet zodanig zijn dat een voldoende ventilatie en een voldoende luchtafvoer gegarandeerd worden.
Bij installatie boven een oven moet een tussenruimte worden gelaten tussen de onderkant van de kookplaat en de bovenzijde van het onderaan geplaatste apparaat.
met opening onderaan
Op neutrale ruimte of laden
Wanneer andere meubelen (zijwanden, laden, enz.), afwasautomaten of koelkasten aanwezig zijn onder de kookplaat, moet een dubbele houten bodem worden geïnstalleerd op een minimum afstand van 20 mm van de onderkant van de kookplaat, zodat toevallig contact wordt vermeden. De dubbele bodem mag alleen met geschikt gereedschap worden verwijderd.
NL
met opening onderaan en achteraan
Wanneer de kookplaat boven een oven wordt geïnstalleerd, moet deze voorzien worden van een ventilator voor de koeling.
met opening onderaan
met opening achteraan
Als geen dubbele houten bodem wordt geïnstalleerd, kan de gebruiker ongewenst hete of scherpe onderdelen raken.
113
Installatie
Pakking van de kookplaat
Voordat de montage wordt uitgevoerd, moet de bijgeleverde pakking langs de omtrek van de kookplaat worden aangebracht om te voorkomen dat vloeistoffen tussen de omlijsting van de kookplaat en het werkblad kunnen komen.
Bevestig de kookplaat niet met behulp van silicone. Indien dit toch wordt gedaan, kan de kookplaat niet verwijderd worden zonder deze te beschadigen.
5.4 Bevestigingsbeugels
Draai de bevestigingsbeugels (A) vast in de daarvoor bestemde openingen in de zijkanten van de bekleding onderaan om de kookplaat correct op de structuur te bevestigen.
5.5 Gasaansluiting
Gaslekkage
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het aandraaimoment van de gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Gebruik, daar waar nodig, een drukregelaar in overeenstemming met de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
• De buizen mogen niet in aanraking komen met beweegbare delen, en mogen niet geplet worden.
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen buis of met een flexibele stalen slang op een doorlopende wand volgens de voorschriften van de van kracht zijnde norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het hoofdstuk „5.6 Aanpassing aan de verschillende gastypes“. De gasaansluiting heeft een extern schroefdraad ½” (ISO 228-1).
114
Aansluiting met een flexibele stalen slang
Voer de aansluiting op het gasnet uit met een flexibele stalen slang met continue wand, conform de kenmerken van de geldende norm.
Installatie
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de gasaansluiting 1 van het apparaat, en breng de pakking 2 ertussen aan.
Aansluiting met een flexibele stalen slang met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met een flexibele stalen slang met continue wand, conform de kenmerken van de geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het apparaat, en breng altijd de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng isolatiemateriaal aan op de schroefdraad van de verbinding 3, en draai de flexibele stalen slang 4 vast op de verbinding 3.
Aansluiten op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde normen.
De toevoerdruk moet de waarden respecteren die worden aangeduid in de tabel „Types van gas en toebehorende landen“.
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de toepasselijke normen. In de ruimte waar het apparaat geïnstalleerd is, moet voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen hebben in overeenstemming met de van kracht zijnde normen en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid, die door de bereidingen geproduceerd worden, geëlimineerd kunnen worden: vooral nadat het apparaat lang niet gebruikt is, wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
NL
115
Installatie
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten kan verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte natuurlijke trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een daarvoor bevoegde specialist, in overeenstemming met de voorgeschreven posities en afstanden.
Na de handeling moet de installateur een conformiteitsverklaring afgeven.
1 Afvoer door middel van een afzuigkap 2 Afvoer zonder een afzuigkap
A Afvoer via enkel rookkanaal met
natuurlijke trek B Afvoer via enkel rookkanaal met
elektroventilator C Afvoer rechtstreeks door de buitenmuur of
raam met elektroventilator D Afvoer rechtstreeks door de buitenmuur
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektroventilator
5.6 Aanpassing aan de verschillende
gastypes
Wanneer andere gastypes worden gebruikt, moeten de sproeiers vervangen worden en moet de lage vlam van de gaskranen worden afgesteld. Voor de vervanging van de sproeiers en de afstelling van de branders moet de plaat verwijderd worden.
116
Verwijdering van de plaat
1. Verwijder de roosters van de plaat.
Installatie
2. Verwijder de vlamverdelers en de deksels.
3. Verwijder de knoppen door ze omhoog te trekken.
2. Plaats de branders weer correct in de gepaste zittingen.
Alleen voor de brander UR2:
1. Verwijder de deksels en de
vlamverdelers.
2. Verwijder achtereenvolgens de
schroeven (1), het plaatje (2) en de onderliggende afdichting (3).
NL
3. Vervang de sproeier met behulp van
een sleutel van 7 mm, afhankeljk van het gebruikte gas.
Vervanging van de sproeiers
1. Vervang de sproeiers met behulp van een sleutel van 7 mm op basis van het gebruikte gas (zie Tabel kenmerken branders en sproeiers).
117
Installatie
Regeling van het minimum voor methaan of stadsgas
Schakel de brander in en laat hem op de lage stand branden. Verwijder de knop van de gaskraan en handel op de regelschroef die zich naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk van het model) tot een regelmatige lage vlam wordt verkregen. Plaats de knop terug en controleer of de vlam van de brander stabiel brandt.
Draai de knop snel vanaf de maximum positie naar de laagste stand: de vlam mag niet uitgaan. Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.
Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de kraan helemaal rechtsom.
Na de regeling met een ander gas dan het gas dat in de fabriek werd afgesteld moet het etiket voor de regeling van het gas, dat is aangebracht op het apparaat, vervangen worden door het etiket voor het nieuwe gas. Het etiket bevindt zich in het zakje van de sproeiers (indien aanwezig).
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken. Reinig ze van binnen, en vervang het smeervet.
Laat de gaskranen door een gespecialiseerde technicus smeren.
118
Installatie
Types van gas en toebehorende landen
Type van gas NL
1 Methaan G20 G20 20 mbar G20/25 20/25 mbar 2 Methaan G20 G20 25 mbar 3 Methaan G25.3 G25.3 25 mbar 4 Methaan G25.1 G25.1 25 mbar 5 Methaan G25 G25 20 mbar 6 Methaan G2.350 G2.350 13 mbar 7 Vloeibaar gas G30/31 G30/31 28/37 mbar G30/31 30/37 mbar G30/31 30/30 mbar 8 Vloeibaar gas G30/31 G30/31 37 mbar 9 Vloeibaar gas G30/31 G30/31 50 mbar 10 Stadsgas G110 G110 8 mbar
GB-IE FR-BE
DE AT NL ES PT SE RU DK PL HU
•• ••••••
NL
••
••
••
••
••
Op basis van het land van installatie kunnen de beschikbare soorten gas bepaald worden. Zie het nummer in de aanhef voor de juiste waarden in de „Tabel kenmerken branders en sproeiers“.
119
Installatie
Tabel kenmerken branders en sproeiers
1 Methaangas G20 - 20 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
2 Methaangas G20 - 25 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
3 Methaangas G25.3 - 25 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
4 Methaangas G25.1 - 25 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
5 Methaangas G25 - 20 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
6 Methaangas G2.350 - 13 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
1.00 1.70 2.60 2.90 4.00
72 97 108 115 150
(X) (Z) (Y) (Y) (H3)
400 500 800 800 1400
1.10 1.80 2.60 2.80 4.00
72 94 105 110 145
(X) (Z) (Y) (H8) (H3)
400 500 800 800 1400
1.00 1.70 2.50 3.00 4.00
72 94 115 121 145
(F1) (Y) (F3) (F2) (F3)
400 500 800 800 1400
1.10 1.80 2.60 3.10 4.00
77 100 124 134 148
(F1) (Y) (F3) (F3) (F3)
400 500 800 800 1400
1.10 1.70 2.60 3.00 4.00
77 100 124 134 165
(F1) (Y) (F3) (F3) (H3)
400 500 800 800 1400
1.00 1.80 2.60 3.00 3.90
94 120 152 165 190
(Y) (Y) (F3) (F3) (F3)
400 500 800 800 1400
120
Installatie
7 Vloeibaar gas G30/31 - 30/37 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
Nominaal vermogen G30 (g/h)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
8 Vloeibaar gas G30/31 - 37 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
Nominaal vermogen G30 (g/h)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
9 Vloeibaar gas G30/31 - 50 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
Nominaal vermogen G30 (g/h)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
10 Stadsgas G110 – 8 mbar AUX SR RR R UR2
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter sproeier (1/100 mm)
Voorkamer (gedrukt op sproeier)
Gereduceerd vermogen (W)
De sproeier die niet zijn meegeleverd, kunnen besteld worden bij erkende servicecentra.
1.00 1.70 2.60 2.90 4.00
50 65 81 85 98
----(S4)
400 500 800 800 1600
73 124 189 211 291
71 121 186 207 286
1.10 1.80 2.60 3.00 4.00
50 65 75 81 92
----(S4)
450 550 900 900 1800
80 131 189 218 291
79 129 186 214 286
0.90 1.70 2.60 3.0 4.00
43 58 68 74 80
(H2) (M) (H8) (Z) (F4)
450 550 1000 1000 1800
65 124 189 218 291
64 121 186 214 286
1.00 1.70 2.60 2.90 3.60
145 185 240 260 340
/8 /2 /3 /3 0190
400 500 800 800 1400
NL
121
Installatie
5.7 Elektrische aansluiting
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen.
• De aardverbinding van het elektrische systeem is verplicht en moet in overeenstemming met de geldende veiligheidsnormen worden uitgevoerd.
• Schakel de algemene stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5-2 Nm bedragen.
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het stroomnet overeenstemmen met de gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje bevat de technische gegevens, het serienummer en de merknaam van het apparaat en is zichtbaar op het apparaat aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden. Zorg voor de aardverbinding met een
kabel die ten minste 20 mm langer is dan de andere kabels.
Het apparaat kan op de volgende manieren functioneren:
220-240 V 1N~
220-240V~
20 mm
1 mm
2
Driepolige kabel 3 x 1 mm².
De waarden verwijzen naar de diameter van de interne geleider.
Vaste aansluiting
Rust de voedingslijn uit met een meerpolige onderbrekingsinrichting, overeenkomstig de installatienormen.
De onderbrekingsinrichting dient op een eenvoudig te bereiken plaats en in de nabijheid van het apparaat te zijn aangebracht.
Aansluiting met stekker en stopcontact
Controleer of de stekker en het stopcontact van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat ze oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
122
Loading...