Deze aanwijzingen zijn uitsluitend geldig in de landen die op het plaatje van het apparaat
zijn aangeduid.
Deze inbouw kookplaat behoort tot klasse 3.
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen
bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
131
Waarschuwingen
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene
veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het apparaat en de bereikbare
delen ervan worden heel warm
tijdens het gebruik. Raak geen
verwarmingselementen aan tijdens
gebruik van het apparaat.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het
apparaat uit en bedek het vuur
met een deksel of een
brandwerende deken.
• Gebruik van dit apparaat door
kinderen vanaf 8 jaar, personen
met beperkte fysieke, zintuiglijke of
mentale capaciteiten of met een
gebrek aan ervaring of kennis is
alleen toegestaan onder toezicht
en begeleiding van volwassenen
die verantwoordelijk zijn voor hun
veiligheid.
• Laat kinderen niet spelen met het
apparaat.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan
verwijderd van het apparaat.
• Kinderen jonger dan 8 jaar
mogen het apparaat tijdens zijn
werking niet benaderen.
• Werkzaamheden voor
schoonmaak en onderhoud van
het apparaat mogen niet worden
uitgevoerd door kinderen die niet
onder toezicht staan.
• Controleer of de vlamverdelers
met de respectievelijke deksels
correct in de zittingen
gepositioneerd zijn.
• Let op voor de snelle verwarming
van de kookzones. Plaats geen
lege potten of pannen op de
ingeschakelde plaat. Gevaar op
oververhitting.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten
als ze oververhit raken. Het is
aanbevolen bij het apparaat te
blijven tijdens de voorbereiding
van voedsel dat olie of vet bevat.
Als de oliën of vetten vlam zouden
vatten, mag geen water gebruikt
worden om te blussen. Plaats het
deksel op de pan en schakel de
kookzone uit.
• Het kookproces moet altijd
bewaakt worden. Een kort
kookproces moet voortdurend
bewaakt worden.
• Tijdens het gebruik geen metalen
voorwerpen zoals vaatwerk of
bestek op het oppervlak van de
kookplaat plaatsen omdat deze
oververhit zouden kunnen raken.
• Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het apparaat.
132
Waarschuwingen
• Gebruik geen spuitbussen in de
buurt van het apparaat terwijl het
werkt.
• Na gebruik het apparaat
uitschakelen.
• Voer geen wijzigingen uit op het
apparaat.
• Probeer nooit om zelf het
apparaat te repareren, zonder
tussenkomst van een
gekwalificeerde technicus.
• Trek nooit aan de kabel om de
stekker uit het stopcontact te halen.
• Als de stroomkabel beschadigd
is, moet men onmiddellijk contact
opnemen met de technische dienst
die voor de vervanging van de
kabel zal zorgen.
Beschadiging van het apparaat
• Ga niet op het apparaat zitten.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Zorg er voor dat de openingen
en de spleten voor de ventilatie en
de warmte-afvoer niet verstopt
raken.
• Laat het apparaat niet onbeheerd
tijdens bereidingen waarbij vetten
en oliën vrijkomen die heet
worden en vlam kunnen vatten.
Besteed de grootst mogelijke
aandacht.
• Laat geen voorwerpen achter op
de kookoppervlakken.
• Gebruik het apparaat nooit om
de ruimte te verwarmen.
• Sproei geen spuitbussen in de
nabijheid van de oven.
• Gebruik geen plastic vaatwerk of
recipiënten om voedsel te
bereiden.
• De recipiënten of de vleesroosters
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
• Alle recipiënten moeten een
vlakke en regelmatige bodem
hebben.
• In geval van overstroming of
overkoken moet de vloeistof
onmiddellijk van de kookplaat
verwijderd worden.
• Geen zure stoffen zoals
citroensap of azijn op de
kookplaat morsen.
• Plaats geen lege potten of
pannen op ingeschakelde
kookzones.
• Gebruik geen ruw, schurend of
scherp materiaal.
• Gebruik op de stalen delen of de
delen waarvan het oppervlak met
metalen afwerkingen werd
behandeld (bijv. elektrolytische
oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
NL
133
Waarschuwingen
• Stop de verwijderbare
onderdelen, zoals de roosters van
de kookplaat, de vlamverdelers
en de deksels niet in de
vaatwasser.
Installatie
• Dit apparaat mag niet
geïnstalleerd worden in boten of
caravans.
• Het apparaat mag niet
geïnstalleerd worden op een
voetstuk.
• Plaats het apparaat met behulp van
een tweede persoon in het meubel.
• Om de mogelijke oververhitting van
het apparaat te vermijden moet het
niet achter een decoratieve deur of
een paneel geïnstalleerd worden.
• Voorafgaand op iedere ingreep
op het apparaat (installatie,
onderhoud, plaatsing of
verplaatsing) moet u altijd zorgen
voor persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• Voorafgaand op iedere ingreep
op het apparaat moet de
algemene elektrische voeding
gedeactiveerd worden.
• Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door
gekwalificeerd personeel
overeenkomstig de geldende
normen.
• Laat de elektrische aansluiting
verrichten door gekwalificeerd
technisch personeel. Het aansluiten
met een flexibele buis moet zodanig
uitgevoerd worden dat de lengte
van de bebuizing niet langer is dan
2 meter van de maximale uitrekking
voor flexibele stalen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
• Gebruik, daar waar nodig, een
drukregelaar in overeenstemming
met de van kracht zijnde norm.
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm
en 15 Nm bevindt.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• De aardverbinding van het
elektrische systeem is verplicht en
moet in overeenstemming met de
geldende veiligheidsnormen
worden uitgevoerd.
• Gebruik kabels die bestand zijn
tegen temperaturen van minstens
90 °C.
• Het aandraaimoment van de
schroeven van de stroomgeleiders
van het klemmenbord moet 1,52 Nm bedragen.
134
Waarschuwingen
• Laat de voedingskabel uitsluitend
door ervaren technisch personeel
vervangen.
Voor dit apparaat
• Zorg er voor dat de openingen
en de spleten voor de ventilatie
en de warmte-afvoer niet verstopt
raken.
• Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het apparaat.
• Gebruik het apparaat nooit om
de ruimte te verwarmen.
• Het apparaat is niet ontworpen
om te functioneren met externe
kookwekkers of
afstandsbedieningssystemen.
1.2 Aansprakelijkheid van de fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade aan personen en
voorwerpen ten gevolge van:
• ander gebruik van het apparaat dan
wordt voorzien,
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de gebruiksaanwijzing,
• het forceren van ook slechts één deel
van het apparaat;
• het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
1.3 Beoogd gebruik
Dit apparaat is bedoeld om thuis
voedsel te bereiden. Elk ander
gebruik is oneigenlijk.
1.4 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de
technische gegevens, het
serienummer en de markering. Het
plaatje mag in geen geval worden
verwijderd.
1.5 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een
belangrijk onderdeel van het
apparaat en moet gedurende de
volledige levensduur intact en op
een eenvoudig te bereiken plaats
worden bewaard.
Deze gebruiksaanwijzing
aandachtig voor het gebruik van het
apparaat doorlezen.
NL
135
Waarschuwingen
1.6 Verwerking
Het apparaat moet gescheiden
ingezameld worden (richtlijnen
2002/95/EG, 2002/96/EG,
2003/108/EG). Het product bevat geen
delen die als gevaarlijk voor de
gezondheid en het milieu worden
beschouwd, conform de actuele Europese
Richtlijnen.
Verwijdering van het apparaat:
• Snijd de voedingskabel af en verwijder
de elektrische kabel en de stekker.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de algemene stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
• Oude of gebruikte apparaten aan het
einde van hun levensduur moeten door
de gebruiker worden ingeleverd bij
geschikte centra voor de gescheiden
inzameling van elektrisch en elektronisch
afval, of overhandigd worden aan de
verkoper wanneer een nieuw
gelijkaardig apparaat wordt gekocht.
Het apparaat is verpakt in milieuvriendelijke
en recyclebare materialen.
• Breng het verpakkingsmateriaal naar de
betreffende centra voor afvalverwerking.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet
onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic
zakken van de verpakking.
136
Waarschuwingen
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de
volgende begrippen voor:
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in
verband met de
gebruiksaanwijzing, veiligheid en
verwerking van afgedankte
producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de
accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het
apparaat en de accessoires,
kooktips.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte
schoonmaak en onderhoud van het
apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde
technici: installatie, inbedrijfstelling
en keuring.
Nuttig voor de inschakeling en de regeling
van de branders van de kookplaat. Druk op
de knoppen, en draai deze linksom op de
waarde om de overeenkomstige
branders te ontsteken. Om de vlam te
regelen, moet de knop in de zone tussen
het maximum en het minimum
gedraaid worden. Om de branders uit te
schakelen, moeten de knoppen op
geplaatst worden.
2.3 Beschikbare accessoires
Verhoogd rooster
Om de aantasting van het werkblad te
voorkomen is een verhoogd rooster
verkrijgbaar dat moet worden aangebracht
onder pannen met een grotere diameter
dan is aangegeven in de tabel “Diameter
van de recipiënten” in de paragraaf 3.3
“Gebruik van de kookplaat”.
Het rooster moet worden aangebracht op
het rooster van de kookplaat zoals is
aangegeven in de bovenstaande
afbeelding.
In elk geval mogen pannen met een grotere
diameter dan 28 cm uitsluitend geplaatst
worden op de ultrasnelle brander (UR2).
Dit rooster kan ook gebruikt worden voor
recipiënten om te “wokken” (Chinese
kookpan).
NL
139
Gebruik
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de
zittingen gepositioneerd zijn.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij
oververhitting. Wees heel voorzichtig.
• Laat het apparaat niet onbewaakt
achter tijdens bereidingen waarbij
vetten en oliën kunnen vrijkomen.
• Gebruik geen spuitbussen in de
nabijheid van het apparaat.
• Raak de warmte-elementen niet aan als
het apparaat werkt. Laat ze afkoelen
vóór u het apparaat eventueel reinigt.
• Kinderen jonger dan 8 jaar mogen het
apparaat tijdens zijn werking niet
benaderen.
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van
de oppervlakken
• Dek de branders of de kookplaat niet af
met zilverfolie.
• De recipiënten moeten binnen de
omtrek van de kookplaat geplaatst
worden.
• Alle recipiënten moeten een vlakke en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken
moet de vloeistof onmiddellijk van de
kookplaat verwijderd worden.
3.2 Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan
de binnen- en buitenzijde van het
apparaat en de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve
het plaatje met de technische gegevens)
van de accessoires.
3. Verwijder en was alle accessoires van
het apparaat (zie 4 Reiniging en
onderhoud).
3.3 Het gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Het apparaat is
voorzien van een elektronisch
ontstekingsmechanisme. Het is voldoende
om op de knop te drukken en hem linksom
te draaien op het symbool van de
maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Draai de knop op als de
brander niet binnen 15 seconden wordt
ontstoken. Wacht vervolgens 60 seconden,
alvorens de volgende poging te verrichten.
Na de ontsteking moet de knop enkele
seconden ingedrukt gehouden worden,
zodat het thermokoppel kan opwarmen.
Het kan voorvallen dat de brander uitgaat
wanneer de knop wordt losgelaten: dit
betekent dat het thermokoppel
onvoldoende is opgewarmd. Wacht enkele
ogenblikken en herhaal de handeling.
Houd de knop langer ingedrukt.
In geval van een toevallige
uitschakeling zorgt een
veiligheidssysteem voor de
blokkering van de gastoevoer,
ook wanneer de kraan open staat.
Draai de knop op . Wacht
minstens 60 seconden, alvorens
de brander opnieuw te ontsteken.
140
Gebruik
Plaatsing van de roosters
De roosters worden niet op de plaat
gemonteerd geleverd. Om de roosters
correct op de kookplaat te plaatsen
moeten de aanwijzingen van de
afbeelding gevolgd worden.
Correcte positie van de vlamverdelers en
van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat
aangeschakeld worden, moet
gecontroleerd worden of de vlamverdelers
in hun zitten met de bijbehorende deksels
geplaatst zijn, door op te letten dat de
gaten (A) van de brander overeenstemmen
met de vonkontstekers en de
thermokoppels (B).
Praktisch advies voor het gebruik van de
kookplaat
Voor een optimaal rendement van de
branders en een minimaal gasverbruik
moeten recipiënten met een deksel gebruikt
worden die geschikt zijn voor de brander,
om te voorkomen dat de vlam langs de
zijkanten lekt. Wanneer de vloeistof begint
te koken, moet de vlam laag gedraaid
worden om te vermijden dat de vloeistof
overkookt.
Diameter van de recipiënten:
• AUX: 12 - 16 cm.
• R: 18 - 26 cm.
• UR2: 26 cm.
Diameters van de recipiënten met
verhoogd rooster:
• AUX: 16 - 24 cm.
• R: 26 - 28 cm.
Om brandwonden te vermijden en schade
aan de kookplaat of het werkblad te
voorkomen, moeten tijdens de bereiding
alle recipiënten en vleesroosters binnen de
omtrek van de kookplaat blijven.
NL
Controleer na het gebruik altijd of
de knoppen op (uit) zijn
geplaatst.
141
Gebruik
Gebruiksbeperkingen van de
vleesroosters
Wanneer u een vleesrooster wilt gebruiken,
moet het volgende advies opgevolgd
worden:
• De vleesroosters mogen niet buiten de
omtrek van de kookplaat uitsteken;
• Om schade aan het apparaat en de
teflon bekleding te vermijden, mogen de
aluminium vleesroosters met teflonlaag
maximaal 5 minuten leeg worden
opgewarmd. Breng vervolgens het
voedsel aan op het vleesrooster en
bereid het. Gebruik het vleesrooster
maximaal 40 minuten lang;
• Gebruik geen vleesroosters of platen
voor de bereiding of de verwarming van
voedsel op de ultrasnelle brander (UR2).
• Als een van de branders nabij de houten
achterwand een ultrasnelle brander
(UR2) is, moet u tussen het vleesrooster
en die wand een afstand van 160 mm
bewaren;
• Let erop dat de vlammen van de brander
niet onder de rand van het vleesrooster
uit komen;
• Houd de zijwand op minimaal 160 mm
van de rand van het vleesrooster;
• Plaats het vleesrooster niet op meerdere
branders tegelijkertijd;
• Gebruik het vleesrooster maximaal 40
minuten.
142
Reiniging en onderhoud
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van
de oppervlakken
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld (bijv.
elektrolytische oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp
materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen,
zoals de roosters van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet in de
vaatwasser.
4.2 Reiniging van het apparaat
Om de oppervlakken in goede staat te
houden, moeten ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat ze afgekoeld zijn.
Voedselresten of -vlekken
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of
scherpe krabbers zodat de oppervlakken
niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende
producten, en eventueel houten of plastic
gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een
zachte doek of met een microvezeldoek.
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters en reinig deze met
behulp van lauw water en een nietschurend reinigingsmiddel. Verwijder
zorgvuldig alle afzettingen. Droog de
roosters en plaats ze weer op de
kookplaat.
De roosters staan steeds in contact
met de vlam waardoor de glans
van de delen van het staal, die het
meest de warmte moeten
verdragen, mettertijd kan
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel dat de functionaliteit
van dit onderdeel absoluut niet
schaadt.
NL
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik steeds en uitsluitend specifieke
producten, die geen schurende of zure
stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en
wrijf het over het oppervlak, spoel
zorgvuldig af, en droog met een zachte
doek of met een microvezeldoek.
143
Reiniging en onderhoud
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen
verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken. Reinig deze delen met
behulp van heet water en een niet-schurend
reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle
afzettingen en wacht tot alles perfect droog
is. Monteer de vlamverdelers weer, en
controleer of ze correct gepositioneerd zijn
in de zittingen met de respectievelijke
deksels.
Knoppen
Gebruik voor de reiniging van de
knoppen geen agressieve
producten die alcohol bevatten of
producten voor de reiniging van
staal en van glas, omdat deze
permanente schade kunnen
veroorzaken.
De knoppen moeten gereinigd worden met
een zachte doek en lauw water, en moeten
daarna goed gedroogd worden. Ze
kunnen makkelijk verwijderd worden door
ze omhoog te trekken.
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de
vonkontstekers en de thermokoppels steeds
rein gehouden worden. Controleer ze
regelmatig, en reinig ze indien nodig met
een vochtige doek. Eventuele droge resten
moeten verwijderd worden met een houten
tandenstoker of met een naald.
Na de reinigingshandelingen
moet het apparaat zorgvuldig
gedroogd worden omdat
eventueel druipend
reinigingsmiddel en water de
correcte werking van het apparaat
kunnen schaden en het uitzicht
kunnen aantasten.
144
Installatie
5 Installatie
5.1 Veiligheidswaarschuwingen
Warmteontwikkeling tijdens
werking van het apparaat
Brandgevaar
• Controleer of het materiaal van het
meubel brandbestendig is.
• Controleer of het meubel voorzien is
van de vereiste openingen.
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of kunststof
bekledingen van aangrenzende meubels
moeten warmtebestendig zijn (>90°C),
anders kunnen deze mettertijd vervormen.
De minimumafstand die
gerespecteerd moet worden
tussen afzuigkappen en de
kookvlakken moet minstens
overeenkomen met diegene die
aangeduid wordt in de
aanwijzingen voor de montage
van de afzuigkap.
5.2 Plaatsing van het werkblad
De volgende ingreep vergt metselen/of timmerwerk, en moet dus
uitgevoerd worden door een
bevoegd technicus.
De installatie kan uitgevoerd
worden op structuren van
verschillende materialen, zoals
metselwerk, metaal, massief hout
en met kunststof gelamineerd hout,
mits het hittebestendig is (>90°C).
Bevestiging op de ondersteunende
structuur: traditioneel inbouwmodel
Maak een opening met de in de
afbeelding aangeduide afmetingen in het
werkblad van het meubel.
L (mm)X (mm)Y (mm)
NL
Ook de minimumafstanden van de vrije
delen van het vlak op de achterzijde
moeten gerespecteerd worden, zoals
wordt aangeduid op de afbeelding van de
montage.
899878490
A (mm)B (mm)C (mm)D (mm) E (mm)
min 110 min 460 min 750 20 ÷ 50min 50
145
Installatie
Breng voor de montage de bijgeleverde
pakking (E) nauwgezet aan om te
voorkomen dat vloeistoffen tussen de
omlijsting van de kookplaat en het
werkblad kunnen komen.
1. Breng de pakking met een lichte druk
aan over de hele omtrek van het gat in
het werkblad.
2. Plaats de kookplaat op de isolerende
pakking en zet deze perfect vlak met de
meegeleverde schroeven en
bevestigingsbeugels (A) vast aan de
ondersteunende structuur.
3. Snij het overvloedige deel van de rand
van de pakking zorgvuldig weg (B).
146
Breng de beugels uitsluitend aan
als de kookplaat op de pakking is
aangebracht.
Installatie
Bevestiging op de ondersteunende
structuur: vlakbouw model
Maak een opening (zie de aangeduide
afmetingen) in het werkblad van het
meubel.
L (mm)X (mm)Y (mm)
900490878
NL
Voor dit inbouwmodel moet een uitsparing
van 3 mm uit het werkblad worden
gefreesd (detail “B” in de bovenstaande
afbeelding).
Breng de geleverde isolerende pakking (E)
aan op het uitgefreesde deel alvorens het
apparaat te plaatsen.
X (mm)Y (mm)G (mm) H (mm)
490878901513
A (mm)B (mm)C (mm)D (mm) E (mm)
min 110 min 460 min 750 20 ÷ 40min 50
147
Installatie
Zet het apparaat met de specifiek
geleverde beugels (A) perfect vlak vast als
deze handelingen zijn verricht volgens de
aanwijzingen van de afbeelding.
Breng de beugels uitsluitend aan
als de kookplaat op de pakking is
aangebracht.
• Voor de bevestiging van dit
apparaat op de steunende
structuur wordt aangeraden om
geen mechanische of elektrische
schroevendraaiers te gebruiken,
en om niet te krachtig te drukken
op de bevestigingsmechaniek.
• Op alle bevestigingspunten
moeten de bijgeleverde beugels
gebruikt worden.
Dit apparaat kan eveneens geïnstalleerd
worden in een basis van 90 cm.
Voor de bevestiging moet het apparaat in
de opening geplaatst worden die in het
bovenblad gemaakt werd, en de rand
moet op het bovenblad zelf rusten.
Om de kookplaat zijdelings vast te maken,
moeten de twee L-vormige winkelhaakjes
op de zijkanten van het meubel (2)
bevestigd worden met behulp van de
daarvoor bestemde bijgeleverde
schroeven (4), en moet opgelet worden dat
het gat (3) in het winkelhaakje uitgelijnd is
met de klinknagel (1) op de onderkant van
het apparaat. Bevestig daarna de
kookplaat door de schroef (5) vast te
draaien in de relatieve klinknagel (1).
148
• Zet, wanneer nodig, de
kookplaat niet met siliconenkit
vast omdat het anders niet
zonder het te beschadigen kan
worden verwijderd.
• In het geval van een laminaat
werkblad wordt aanbevolen om
een primer die tegen infiltratie
beschermt op het uitgefreesde
vlak aan te brengen.
Installatie
Afmetingen: plaats aansluiting gas en
elektriciteit (afmetingen in mm)
B Elektrische aansluiting
C Aansluiting gasleiding
Aanzicht van rechts
5.3 Inbouw
Op inbouwruimte voor oven
De afstand tussen de kookplaat en de
keukenmeubels of de inbouwapparaten
moet zodanig zijn dat een voldoende
ventilatie en een voldoende luchtafvoer
gegarandeerd wordt.
Bij installatie boven een oven moet een
tussenruimte worden gelaten tussen de
onderkant van de kookplaat en de
bovenzijde van het onderaan geplaatste
apparaat.
NL
met opening onderaan
Achteraanzicht
Met opening onderaan en achteraan
Wanneer de kookplaat boven een
oven wordt geïnstalleerd, moet
deze voorzien worden van een
ventilator voor de koeling.
149
Installatie
Op neutrale ruimte of laden
Wanneer andere meubelen (zijwanden,
laden, enz.), afwasautomaten of koelkasten
aanwezig zijn onder de kookplaat, moet
een dubbele houten bodem worden
geïnstalleerd op een minimum afstand van
10 mm van de onderkant van de
kookplaat, zodat toevallig contact wordt
vermeden. De dubbele bodem mag alleen
met geschikt gereedschap worden
verwijderd.
Met opening achteraan
5.4 Gasaansluiting
Gaslekkage
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
• Gebruik, daar waar nodig, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een flexibele stalen
buis of met een flexibele stalen buis op een
rechte wand met een conische aansluiting,
en volgens de voorschriften die aangeduid
worden door de van kracht zijnde norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere
gastypes het hoofdstuk “5.5 Aanpassing
aan de verschillende gastypes”. De
gasaansluiting heeft een extern
schroefdraad ½” (ISO 228-1).
150
Met opening onderaan
Als geen dubbele houten bodem
wordt geïnstalleerd, kan de
gebruiker ongewenst hete of
scherpe onderdelen raken.
Installatie
Aansluiting met een flexibele stalen slang
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.
Aansluiting met een flexibele stalen slang
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½” ISO
228-1) van het apparaat, en breng altijd
de bijgeleverde pakking 2 aan.
Breng isolatiemateriaal aan op de
schroefdraad van de verbinding 3, en
draai de flexibele stalen slang 4 vast op de
verbinding 3.
NL
Aansluiting met een flexibele stalen buis
met bajonetsluiting
Sluit het apparaat aan met een flexibele
buis met bajonetsluiting overeenkomstig
B.S. 669. De aansluiting aan de achterkant
van het apparaat heeft een uitwendig
schroefdraad van 1/2” BSP. Breng
isolerend materiaal aan op de
schroefdraad van de aansluiting van de
gasleiding 4, en draai de adapter 3 vast
zoals is aangegeven in de afbeelding. Sluit
het aldus bekomen blok aan op de mobiele
aansluiting 1 van het apparaat en breng de
pakking aan ertussen 2.
151
Installatie
Aansluiting met rubberleiding
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit
met een rubberslang conform de
kenmerken van de van kracht zijnde norm
(controleer of de afkorting van deze norm
op de slang wordt aangegeven).
Draai de slangaansluiting 3 zorgvuldig op
de gasverbinding 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan. Plaats de
rubberen leiding 5 op slangaansluiting 3 en
bevestig ze met de ring 4 conform de
geldende norm.
Afhankelijk van de diameter van de
gebruikte gasleiding kan ook de
slangaansluiting 6 vastgedraaid worden op
de slangaansluiting 7. Plaats, na het
aanspannen van de slangaansluiting, de
gasleiding 5 op de slangaansluiting 6 of 6 + 7
en bevestig deze met de klemring 4
conform de geldende norm.
De aansluiting met rubberslang
conform de van kracht zijnde
normen mag enkel uitgevoerd
worden wanneer de leiding over
de volledige lengte geïnspecteerd
kan worden.
152
De binnendiameter van de buis
moet 8 mm zijn voor vloeibaar gas
en 13 mm voor methaan en
stadsgas.
Installatie
Aansluiten op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de
aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel “Type van gas en toebehorende
landen”.
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent
geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door
de toepasselijke normen. In de ruimte waar
het apparaat geïnstalleerd is, moet
voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die
beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen hebben in overeenstemming
met de van kracht zijnde normen en moeten
zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden
zodat de hitte en de vochtigheid, die door
de bereidingen geproduceerd worden,
geëlimineerd kunnen worden: vooral nadat
het apparaat lang niet gebruikt is, wordt
aanbevolen om een venster te openen of
om de snelheid van eventuele ventilatoren
te verhogen.
NL
153
Installatie
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten
kan verzekerd worden door middel van
afzuigkappen, die aangesloten zijn op een
rookkanaal met een efficiënte natuurlijke
trek of met een geforceerde afzuiging. Een
efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een daarvoor
bevoegde specialist, in overeenstemming
met de in de normen aangegeven posities
en afstanden.
Na de handeling moet de installateur een
conformiteitscertificaat afgeven.
1 Evacuatie door middel van een afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek
B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator
C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in
de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
154
Installatie
5.5 Aanpassing aan de verschillende
gastypes
Wanneer andere gastypes worden
gebruikt, moeten de gasmondstukken op
de branders vervangen worden en moet de
lage vlam op de gaskranen geregeld
worden.
Vervanging van de gasmondstukken
1. Verwijder de roosters van de plaat.
3. Draai de gasmondstukken van de
branders met een pijpsleutel 7 mm los en
vervang ze door de gasmondstukken
voor het te gebruiken gas (zie “Tabellen
met de kenmerken van de branders en
de gasmondstukken”).
NL
4. Plaats de branders weer correct in de
gepaste zittingen.
2. Verwijder de vlamverdelers en de
deksels.
Het aandraaimoment van het
gasmondstuk mag niet meer dan
3 Nm bedragen.
155
Installatie
Regeling van het minimum voor methaan
of stadsgas
1. Schakel de brander in en laat hem op de
lage stand branden.
2. Verwijder de knoppen door ze omhoog
te trekken.
3. Draai aan de stelschroef naast het
staafje van de kraan tot een regelmatige
lage vlam is verkregen.
5. Draai de knop snel vanaf de maximum
positie naar de lage stand: de vlam mag
niet uitgaan. Herhaal deze handeling
voor alle gaskranen
Regeling van het minimum voor
vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de
kraan helemaal rechtsom.
Na de regeling met een ander gas
dan het gas dat in de fabriek werd
afgesteld moet het etiket voor de
regeling van het gas, dat is
aangebracht op het apparaat,
vervangen worden door het etiket
voor het nieuwe gas. Het etiket
bevindt zich in het zakje van de
gasmondstukken (indien
aanwezig).
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd
moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze van binnen, en vervang het
smeervet.
4. Monteer de knop opnieuw en controleer
de stabiliteit van de vlam van de
brander.
156
Laat de gaskranen door een
gespecialiseerde technicus
smeren.
Op basis van het land van
installatie kunnen de beschikbare
soorten gas bepaald worden. Zie
het nummer in de aanhef voor de
juiste waarden in de “Type van
gas en toebehorende landen”.
157
Installatie
Tabel met de kenmerken van de branders en de gasmondstukken
1 Methaan G20 - 20 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
2 Methaan G20 - 25 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
3 Methaan G25 - 25 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
4 Methaan G25.3 - 25 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
5 Methaan G25.1 - 25 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
6 Methaan G25 - 20 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
7 Methaan G27 - 20 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
1.052.51.13.9
7210880145
4008004001600
XYH1H4
1.052.51.13.9
7210375135
4008004001600
XYH1H4
1.052.51.13.9
7211580150
4008004001600
F1F3H1H4
1.052.51.13.9
7211580150
4008004001600
F1F3H1H4
1.052.51.04.0
7711580155
4008004001600
F1F3H1H4
1.052.51.13.9
7712485155
4008004001600
F1F3H1H4
1.052.41.03.9
7712485160
4008004001600
F1F3H1H4
158
Installatie
8 Methaan G2.350 - 13 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
9 Vloeibaar gas G30/31 - 30/37 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
10 Vloeibaar gas G30/31 - 37 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
11 Vloeibaar gas G30/31 - 50 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
Nominaal vermogen G31 (g/h)
12 Stadsgas G110 – 8 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
13 Stadsgas G120 - 8 mbarAUXRRUR2 int.UR2 ext.
Nominaal thermisch vermogen (kW)
Diameter gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd vermogen (W)
Voorkamer (gedrukt op gasmondstuk)
1.02.41.03.8
94148100200
4008004001600
YF30H3
1.052.50.94.0
50794898
4008004001600
-Z- -
7618265291
7517964286
1.12.50.94.1
50754894
4508004501600
-Z- -
8018265298
7917964293
1.052.51.04.0
43654375
4008004001600
H2H8H2S1
7618273291
7517971286
1.052.51.13.7
145230140320
4008004001400
/8/3--
1.052.51.13.8
135220130300
4008004001400
/8/3--
NL
De gasmondstukken die niet zijn meegeleverd, kunnen besteld worden bij erkende servicecentra.
159
Installatie
5.6 Elektrische aansluiting
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• De aardverbinding van het elektrische
systeem is verplicht en moet in
overeenstemming met de geldende
veiligheidsnormen worden uitgevoerd.
• Schakel de algemene stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker
uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen
temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven
van de stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
Zorg voor de aardverbinding met een
kabel die ten minste 20 mm langer is dan
de andere kabels.
Laat de stroomkabel achteraan het
meubel passeren, en let op dat hij
niet in contact komt met de
ondercarter van de kookplaat of
met een eventuele daaronder
ingebouwde oven.
Het apparaat kan op de volgende
manieren functioneren:
• 220-240 V 1N~
Gebruik een driepolige kabel 3 x 0,75 mm².
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het
stroomnet overeenstemmen met de
gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
merknaam van het apparaat en is zichtbaar
op het apparaat aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
160
Vaste aansluiting
Breng op de lijn een omnipolaire
onderbrekingsinrichting met een
openingsafstand van de contacten die
gelijk of groter is dan 3 mm,
overeenkomstig de installatienormen.
De onderbrekingsinrichting dient op een
eenvoudig te bereiken plaats en in de
nabijheid van het apparaat te zijn
aangebracht.
Installatie
Aansluiting met stekker en stopcontact
Controleer of de stekker en het stopcontact
van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of
aftakkingen, omdat ze oververhitting of
brand zouden kunnen veroorzaken.
Test
Voer na de installatie een korte test uit. Bij
een slechte werking van het apparaat,
terwijl u heeft geconstateerd dat u de
instructies correct heeft uitgevoerd, moet u
het apparaat loskoppelen van het
elektriciteitsnet en het dichtstbijzijnde
Technische Servicecentrum informeren.
5.7 Voor de installateur
• De stekker moet na de installatie
toegankelijk blijven. De kabel voor de
verbinding met het stroomnet mag niet
verbogen of vastgeklemd worden.
• Het apparaat moet volgens de
installatieschema’s worden geïnstalleerd.
• Het schroefdraadelement van de
verbinding niet losdraaien of forceren.
Daardoor kan dit deel van het apparaat
beschadigd raken en wordt de
fabrieksgarantie ongeldig.
• Verifieer op alle aansluitingen met water
en zeep of gas lekt. Zoek eventuele
lekken NIET op met open vuur.
• Ontsteek de branders een voor een en
allemaal tegelijkertijd om de correcte
werking van het gasventiel, de brander
en de ontsteking te waarborgen.
• Draai de knoppen van de branders op
de stand lage vlam en observeer of de
vlam van elke brander apart en van alle
branders tegelijkertijd stabiel is.
• In geval het apparaat, na het verrichten
van alle controles, niet correct werkt,
neem dan contact op met het plaatselijke
erkende servicecentrum.
• Na de correcte installatie van het
apparaat wordt u verzocht de gebruiker
te informeren over de correcte
functioneringswijze.
NL
161
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.