VERTALING VAN DE OORSPRONKELIJKE GEBRUIKSAANWIJZING
Deze aanwijzingen zijn uitsluitend geldig in de landen die op het plaatje van het apparaat
zijn aangeduid.
Deze inbouw kookplaat behoort tot klasse 3.
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen
bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
217
Waarschuwingen
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene
veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het apparaat en de bereikbare
delen ervan worden heel warm
tijdens het gebruik. Raak geen
verwarmingselementen aan
tijdens gebruik van het apparaat.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het
apparaat uit en bedek het vuur
met een deksel of een
brandwerende deken.
• Gebruik van dit apparaat door
kinderen vanaf 8 jaar, personen
met beperkte fysieke, zintuiglijke
of mentale capaciteiten of met
een gebrek aan ervaring of
kennis is alleen toegestaan onder
toezicht en begeleiding van
volwassenen die verantwoordelijk
zijn voor hun veiligheid.
• Laat kinderen niet spelen met het
apparaat.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan
verwijderd van het apparaat.
• Kinderen jonger dan 8 jaar
mogen het apparaat tijdens zijn
werking niet benaderen.
• Werkzaamheden voor
schoonmaak en onderhoud van
het apparaat mogen niet worden
uitgevoerd door kinderen die niet
onder toezicht staan.
• WAARSCHUWING: Schakel het
apparaat uit om elektrocutiegevaar
te vermijden als het oppervlak
gebarsten is, in het geval dat het
oppervlak van kookplaten van
glaskeramiek of soortgelijke
materialen de onderdelen onder
spanning afdekken.
• OPGELET: Het kookproces moet
altijd bewaakt worden. De
kookprocessen moeten continu
bewaakt worden.
• WAARSCHUWING: Bewaak geen
bereidingen waarbij olies of vetten
kunnen vrijkomen die een gevaar
kunnen vormen en vlam kunnen
vatten.
• WAARSCHUWING: Het apparaat
en de bereikbare delen ervan
kunnen warm worden tijdens het
gebruik.
• WAARSCHUWING: Brandgevaar:
Breng geen voorwerpen aan op de
kookoppervlakken.
• In overeenstemming met de
voorschriften moet het vaste circuit
van hulpmiddelen voor het
afscheiden van het apparaat zijn
voorzien.
• Controleer of de vlamverdelers
met de respectievelijke deksels
correct in de zittingen
gepositioneerd zijn.
• Let op voor de snelle verwarming
218
Waarschuwingen
van de kookzones. Plaats geen
lege potten of pannen op de
ingeschakelde plaat. Gevaar op
oververhitting.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten
als ze oververhit raken. Het is
aanbevolen bij het apparaat te
blijven tijdens de voorbereiding
van voedsel dat olie of vet bevat.
Als de oliën of vetten vlam
zouden vatten, mag geen water
gebruikt worden om te blussen.
Plaats het deksel op de pan en
schakel de kookzone uit.
• Het kookproces moet altijd
bewaakt worden. Een kort
kookproces moet voortdurend
bewaakt worden.
• Tijdens het gebruik geen metalen
voorwerpen zoals vaatwerk of
bestek op het oppervlak van de
kookplaat plaatsen omdat deze
oververhit zouden kunnen raken.
• Plaats geen metalen en puntige
voorwerpen (bestek of
gereedschappen) in de spleten
van het apparaat.
• Giet geen water rechtstreeks op
hete ovenschalen.
• Gebruik geen spuitbussen in de
buurt van het apparaat terwijl het
werkt.
• Na gebruik het apparaat
uitschakelen.
• Voer geen wijzigingen uit op het
apparaat.
• Probeer nooit om zelf het
apparaat te repareren, zonder
tussenkomst van een
gekwalificeerde technicus.
• Trek nooit aan de kabel om de
stekker uit het stopcontact te
halen.
• Als de stroomkabel beschadigd
is, moet men onmiddellijk contact
opnemen met de technische
dienst die voor de vervanging van
de kabel zal zorgen.
Beschadiging van het apparaat
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik eventueel houten of
plastic gereedschappen.
• Ga niet op het apparaat zitten.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Zorg er voor dat de openingen
en de spleten voor de ventilatie
en de warmteafvoer niet verstopt
raken.
• Laat het apparaat niet onbeheerd
tijdens bereidingen waarbij vetten
en oliën vrijkomen die heet
worden en vlam kunnen vatten.
Besteed de grootst mogelijke
aandacht
• Laat geen voorwerpen achter op
NL
219
Waarschuwingen
de kookoppervlakken.
• Gebruik het apparaat nooit om
de ruimte te verwarmen.
• Sproei geen spuitbussen in de
nabijheid van de oven.
• Gebruik geen plastic vaatwerk of
houders om voedsel te bereiden.
• De houders of de grillplaten
moeten binnen de omtrek van de
kookplaat geplaatst worden.
• Alle houders moeten een vlakke
en regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of
overkoken moet de vloeistof
onmiddellijk van de kookplaat
verwijderd worden.
• Geen bijtende stoffen zoals
citroensap of azijn op de
kookplaat morsen.
• Plaats geen lege potten of
pannen op ingeschakelde
kookzones.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik geen ruw, schurend of
scherp materiaal.
• Gebruik op de stalen delen of de
delen waarvan het oppervlak met
metalen afwerkingen werd
behandeld (bijv. elektrolytische
oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of
bijtende middelen op de glazen
onderdelen (bijv. poeders,
ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Stop de verwijderbare
onderdelen, zoals de roosters
van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet
in de vaatwasser.
Installatie
• Dit apparaat mag niet
geïnstalleerd worden in boten of
caravans.
• Het apparaat mag niet
geïnstalleerd worden op een
voetstuk.
• Plaats het apparaat met behulp
van een tweede persoon in het
meubel.
• Om de mogelijke oververhitting
van het apparaat te vermijden
moet het niet achter een
decoratieve deur of een paneel
geïnstalleerd worden.
• Voorafgaand op iedere ingreep
op het apparaat (installatie,
onderhoud, plaatsing of
verplaatsing) moet u altijd zorgen
voor persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• Voorafgaand op iedere ingreep
op het apparaat moet de
algemene elektrische voeding
gedeactiveerd worden.
220
Waarschuwingen
• Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door
gekwalificeerd personeel
overeenkomstig de geldende
normen.
• Laat de gasaansluiting uitvoeren
door bevoegd technische
personeel.
• Het aansluiten met een flexibele
buis moet zodanig uitgevoerd
worden dat de lengte van de
buis niet langer is dan 2 meter bij
maximale uitschuiving voor
flexibele stalen buizen en
1,5 meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in
aanraking komen met
beweegbare delen, en mogen
niet geplet worden.
• Gebruik, daar waar nodig, een
drukregelaar in overeenstemming
met de van kracht zijnde norm.
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen
10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met
een vlam.
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch
personeel.
• De aardverbinding van het
elektrische systeem is verplicht en
moet in overeenstemming met de
geldende veiligheidsnormen
worden uitgevoerd.
• Gebruik kabels die bestand zijn
tegen temperaturen van minstens
90 °C.
• Het aandraaimoment van de
schroeven van de
stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
• Laat de voedingskabel uitsluitend
door ervaren technisch personeel
vervangen.
Voor dit apparaat
• Schakel de platen na het gebruik
uit. Vertrouw nooit alleen op de
panherkenningsindicatie.
• Waak over kinderen, ze kunnen
de brandende controlelamp voor
de restwarmte moeilijk zien. De
kookzones blijven na gebruik
voor een bepaalde periode zeer
warm, ook al zijn ze
uitgeschakeld. Houd kinderen uit
de buurt zodat ze niet kunnen
aanraken.
• Het glaskeramische oppervlak is
schokbestendig, maar u dient te
voorkomen dat er zware en
harde voorwerpen vallen op de
kookplaat: die zou kunnen breken
als het om puntige voorwerpen
gaat.
NL
221
Waarschuwingen
• Het glaskeramische
kookoppervlak mag niet als
steunvlak gebruikt worden.
• Als barsten of scheuren
opgemerkt worden, of als het
oppervlak van de glaskeramische
plaat zou breken, moet het
apparaat onmiddellijk
uitgeschakeld worden. Schakel
de stroom uit en neem contact op
met de Technische Dienst.
• Personen met een pacemaker of
een gelijkaardig apparaat
moeten zich ervan vergewissen
dat de werking van deze
apparaten niet wordt beïnvloed
door het inductieveld, waarvan
het frequentiebereik tussen 20 en
50 kHz ligt.
• Overeenkomstig de bepalingen
van de elektromagnetische
compatibiliteit behoort de
elektromagnetische inductieplaat
tot Groep 2 en Klasse B
(EN 55011).
1.2 Beoogd gebruik
1.3 Aansprakelijkheid van de
fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk
worden gesteld voor schade aan
personen en voorwerpen ten
gevolge van:
• een ander gebruik van het
apparaat dan wordt voorzien;
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de
gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één
deel van het apparaat;
• het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
1.4 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een
belangrijk onderdeel van het
apparaat en moet gedurende de
volledige levensduur intact en op
een eenvoudig te bereiken plaats
worden bewaard.
Deze gebruiksaanwijzing
aandachtig voor het gebruik van het
apparaat doorlezen.
• Dit apparaat is bedoeld om thuis
voedsel te bereiden. Elk ander
gebruik is oneigenlijk.
• Het apparaat is niet ontworpen
om te functioneren met externe
kookwekkers of
afstandsbedieningssystemen.
222
1.5 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de
technische gegevens, het
serienummer en de markering. Het
plaatje mag in geen geval worden
verwijderd.
Waarschuwingen
1.6 Verwerking
In overeenstemming met de
Europese richtlijn AEEA
(2012/19/EU) moet dit
apparaat aan het einde van de
levensduur gescheiden van het
andere vuil verwijderd worden. Het
product bevat geen delen die als
gevaarlijk voor de gezondheid en
het milieu worden beschouwd,
conform de actuele Europese
Richtlijnen.
Voor de verwijdering van het
apparaat:
• Snijd de voedingskabel af en
verwijder de elektrische kabel en
de stekker.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische
schok
• Schakel de algemene
stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het
stopcontact.
• Oude of gebruikte apparaten
aan het einde van hun levensduur
moeten door de gebruiker
worden ingeleverd bij geschikte
centra voor de gescheiden
inzameling van elektrisch en
elektronisch afval, of overhandigd
worden aan de verkoper
wanneer een nieuw gelijkaardig
apparaat wordt gekocht.
Het apparaat is verpakt in
milieuvriendelijke en recyclebare
materialen.
• Breng het verpakkingsmateriaal
naar de betreffende centra voor
afvalverwerking.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen
ervan, niet onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de
plastic zakken van de
verpakking.
NL
223
Waarschuwingen
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de
volgende begrippen voor:
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in
verband met de
gebruiksaanwijzing, veiligheid en
verwerking van afgedankte
producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de
accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het
apparaat en de accessoires,
kooktips.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte
schoonmaak en onderhoud van het
apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde
technici: installatie, inbedrijfstelling
en keuring.
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
224
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
Beschrijving
AUX = Hulpbrander
R = Snelle brander
AUX = Hulpbrander
UR = Ultrasnelle brander
65 cm
F = Plaat voor
R = Plaat achter
C = Zone algemene bedieningen
75 cm
F = Plaat voor
R = Plaat achter
C = Zone algemene bedieningen
NL
225
Beschrijving
UR* = Ultrasnelle brander
SX = Bereidingszone met inductie links
DX = Bereidingszone met inductie rechts
F = Plaat voor
R = Plaat achter
C = Zone algemene bedieningen
90 cm
226
2.2 Symbolen
Beschrijving
Bereidingszones op gas
Zone achteraan
Zone vooraan
Knoppen branders
Nuttig voor de inschakeling en de regeling
van de branders van de kookplaat. Druk op
de knoppen, en draai deze linksom op de
waarde om de overeenkomstige
branders te ontsteken.
Om de vlam te regelen, moet de knop in de
zone tussen het maximum en het
minimum gedraaid worden.
Om de branders uit te schakelen, moeten
de knoppen op geplaatst worden.
Lijst van de symbolen
On/Off-toets: voor de in- of
uitschakeling van de kookplaat.
Pauzetoets: onderbreekt de bereiding.
Toets toetsblokkering: voorkomt dat
de bedieningen ongewenst kunnen
worden aangeraakt.
NL
Toets Grill functie: activeert de grillfunctie
Toets Warming functie: activeert de
warmte behouden-functie.
Schuifbalk: verhoogt of verlaagt het
vermogen van een bereidingszone.
Tabel van maximaal geabsorbeerd vermogen (uitgedrukt in Watt)
Grootte
H x L (mm)
Enkele zone180 x 2402100 W2500 W3000 W
Multizone360 x 2403000 W3700 W-
* de vermogens zijn bij benadering en afhankelijk van het gebruikte houder of de ingestelde
waarden.
Niveau 9BoosterDouble Booster
227
Beschrijving
Voordelen van inductiekoken
Het apparaat is voorzien van een
inductiegenerator voor elke
bereidingszone. Elke generator
onder het glaskeramische
oppervlak heeft een
elektromagnetisch veld dat een
thermische stroom op de
onderkant van de pan
veroorzaakt. In de inductiekookzone wordt de warmte niet
meer overgedragen, maar direct
door inductiestromen binnen de
houder gecreëerd.
• Energiebesparing, dankzij de
rechtstreekse overdracht van energie
naar de pan (u moet daarvoor
bestemde pannen van magnetiseerbaar
materiaal gebruiken) in vergelijking met
het traditioneel elektrisch koken.
• Grotere veiligheid dankzij de overdracht
van energie naar alleen het houder dat
op de kookplaat geplaatst is.
• hoog rendement bij de overdracht van
energie van de bereidingszone naar de
onderkant van de pan.
• Snelle verwarming.
• Kleinere kans op brandwonden, omdat
het kookoppervlak enkel wordt
verwarmd door de onderkant van de
pan; overgekookt voedsel bakt niet aan.
Vermogensbeheer
De plaat is voorzien van een
vermogensbeheermodule die het verbruik
optimaliseert/beperkt. Als de gezamenlijk
ingestelde vermogensniveaus de maximale
toegelaten limiet overschrijden, beheert de
elektronische kaart automatisch het door de
kookplaten afgegeven vermogen.
De module probeert het maximale
leverbare vermogensniveau te behouden.
Op het display worden de niveaus
weergegeven die door het automatische
beheer zijn ingesteld.
De laatst ingestelde zone heeft
prioriteit.
De module voor vermogensbeheer
heeft geen invloed op het totale
opgenomen vermogen van het
apparaat.
228
Beschrijving
2.3 Beschikbare accessoires
Reductierooster Wok (enkel op sommige
modellen)
Nuttig voor het gebruik van een Wok.
De accessoires die in contact
kunnen komen met het voedsel zijn
gemaakt van materialen conform
de van kracht zijnde
wetsbepalingen.
De originele bijgeleverde of
optionele accessoires kunnen
worden aangevraagd bij erkende
servicecentra. Gebruik enkel de
originele accessoires van de
fabrikant.
NL
229
Gebruik
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de
respectievelijke deksels correct in de
zittingen gepositioneerd zijn.
• Laat het apparaat niet onbewaakt
achter tijdens bereidingen waarbij
vetten en oliën kunnen vrijkomen.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij
oververhitting. Wees heel voorzichtig.
• Draag hittebestendige handschoenen
tijdens het gebruik.
• Raak het oppervlak van de kookplaat
niet aan, of reinig het niet, tijdens de
functionering of wanneer de
controlelampen van de restwarmte
oplichten.
• Plaats geen lege potten of pannen op
de kookzones wanneer ze zijn
ingeschakeld.
• Raak de warmte-elementen niet aan als
het apparaat werkt. Laat ze afkoelen
vóór u het apparaat eventueel reinigt.
• Activeer de toetsblokkering indien u
kinderen of huisdieren heeft die de
kookplaat kunnen bereiken.
• De kookzones blijven ook na gebruik
gedurende een bepaalde periode nog
zeer warm, ook al zijn deze
uitgeschakeld. Raak de oppervlakken
van de kookplaat niet aan.
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van
de oppervlakken
• Dek de branders of de kookplaat niet af
met zilverfolie.
• De houders of de grillplaten moeten
binnen de omtrek van de kookplaat
geplaatst worden.
• Alle houders moeten een vlakke en
regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken
moet de vloeistof onmiddellijk van de
kookplaat verwijderd worden.
• Wij raden af om voor het koken of
verwarmen van voedsel pannen van
aardewerk of speksteen te gebruiken.
• Gebruik de kookplaat niet als in de
oven het proces van de pyrolyse bezig
is.
• Vermijd dat harde en zware
voorwerpen op de kookplaat kunnen
vallen zodat deze niet kan beschadigd
worden.
• Gebruik de kookplaat niet als werken/of snijvlak.
230
Gebruik
Hoge temperatuur
Brand- en ontploffingsgevaar
• Ontvlambare materialen niet in de buurt
van het apparaat of direct onder de
kookplaat gebruiken of bewaren.
• Gebruik geen dozen, gesloten bakjes,
keukengerei en plastic potjes voor de
bereiding.
• In geval van barsten of scheuren, en
indien het apparaat niet kan
uitgeschakeld worden, moet de
stroomtoevoer uitgeschakeld worden
en moet contact met de assistentie
worden opgenomen.
3.2 Voorzorgsmaatregelen
Lekkend gas kan een explosie
veroorzaken.
Wanneer u gas ruikt of als de gasinstallatie
lekt:
• De gastoevoer onmiddellijk sluiten of het
ventiel van de gasfles onmiddellijk
dichtdraaien.
• Open vuur en sigaretten onmiddellijk
uitdoven.
• Geen schakelaars of apparaten
inschakelen en geen enkele stekker uit
het stopcontact verwijderen. Binnen het
gebouw geen (mobiele) telefoons
gebruiken.
• Ramen openen en het vertrek luchten.
• Contact opnemen met het
servicecentrum of uw gasbedrijf.
Onregelmatige werking
Elke van de volgende omstandigheden
moet als een onregelmatige werking
worden beschouwd en vereist een ingreep:
• Beschadiging van het keukengerei.
• Verkeerde ontsteking van de branders.
• Branders blijven met moeite branden.
• Uitschakeling van de branders tijdens de
werking.
• De gaskranen kunnen moeilijk open of
dicht worden gedraaid.
Neem contact op met het erkende
servicecentrum bij u in de buurt als het
apparaat niet correct werkt.
3.3 Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan
de binnen- en buitenzijde van het
apparaat en de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve
het plaatje met de technische gegevens)
van de accessoires.
3. Verwijder en was alle accessoires van
het apparaat (zie 4 Reiniging en
onderhoud).
NL
231
Gebruik
3.4 Het gebruik van de gasbranders
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Naast elke knop
wordt de bijhorende brander aangeduid.
Het apparaat is voorzien van een
elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is
voldoende om op de knop te drukken en
hem linksom te draaien op het symbool van
de maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Draai de knop op als de
brander niet binnen 15 seconden wordt
ontstoken. Wacht vervolgens 60 seconden,
alvorens de volgende poging te verrichten.
Na de ontsteking moet de knop enkele
seconden ingedrukt gehouden worden,
zodat het thermokoppel kan opwarmen.
Het kan voorvallen dat de brander uitgaat
wanneer de knop wordt losgelaten: dit
betekent dat het thermokoppel
onvoldoende is opgewarmd. Wacht enkele
ogenblikken en herhaal de handeling.
Houd de knop langer ingedrukt.
In geval van een toevallige
uitschakeling zorgt een
veiligheidssysteem voor de
blokkering van de gastoevoer,
ook wanneer de kraan open staat.
Draai de knop op . Wacht
minstens 60 seconden, alvorens
de brander opnieuw te ontsteken.
Correcte positie van de vlamverdelers en
van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat
ingeschakeld worden, moet gecontroleerd
worden of de vlamverdelers correct met de
respectievelijke deksels gepositioneerd zijn.
Let op dat de openingen van de brander
overeenstemmen met de vonkontstekers en
de thermokoppels. Controleer bovendien
of de pinnen van de vlamverdelers perfect
in de openingen van de brander zijn
aangebracht.
232
Gebruik
De roosters correct plaatsen
Onder de roosters zijn holle, siliconen
rubbertjes aanwezig die op de
desbetreffende bevestigingspen op de
kookplaat moeten worden aangebracht.
Controleer of de roosters gecentreerd zijn
op de respectievelijke branders zonder dat
de roosters opgeheven zijn of scheef staan;
in dat geval moet de positionering herhaald
worden.
Als een pan onstabiel is, moet
gecontroleerd worden of de roosters
correct zijn aangebracht.
Diameter van de houders
• AUX: 8 tot 18 cm.
• R: 20 tot 26 cm.
• UR: 20 tot 30 cm.
• UR*: 20 tot 30 cm.
Reductieroosters
Het reductierooster moeten op de roosters
van het vlak gelegd worden. Controleer
dat deze correct gepositioneerd zijn.
Een vleesrooster gebruiken
Neem bij het gebruik van een grillpan de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
• het vleesrooster mag maximaal 10
minuten lang op het maximale vermogen
van de brander worden opgewarmd.
• het wordt aanbevolen om voor de
bereiding van de levensmiddelen een
lager vermogen in te stellen;
• let erop dat de vlammen van de brander
niet onder de rand van het vleesrooster
uit komen;
• houd de zijwand op minimaal 150 mm
van de rand van het vleesrooster;
• plaats het vleesrooster niet op meerdere
branders tegelijkertijd.
NL
233
Gebruik
3.5 Gebruik van de inductieplaten
Alle bedieningen en schakelaars bevinden
zich op het frontpaneel. Het gebruik van de
inductieplaat gebeurt door middel van
sensortoetsen Touch-Control. Raak het
symbool op het oppervlak van
glaskeramiek lichtjes aan. Elke aanraking
wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Eerste inschakeling
Gedurende de eerste aansluiting
op het stroomnet wordt een
automatische controle uitgevoerd
die alle controlelampen enkele
seconden doet oplichten.
Bij het eerste gebruik, na de eerste
aansluiting op het elektriciteitsnet, wordt het
symbool knipperend weergegeven;
deze wordt gebruikt om het technische
menu van het apparaat te openen en is
alleen bedoeld voor de technische
assistentie.
Gedeelte instelling bereidingszones
In dit gedeelte bevinden zich de toetsen
voor het selecteren van de bereidingszones
en de pictogrammen van de timer boven
elke zone.
Gedeelte instelling timer
In dit gedeelte bevinden zich de
bedieningen voor het instellen van de
zelfstandige timer en de timer van de
bereidingszones.
Minimum diameter van de pan
Zorg ervoor dat de pannen een minimale
diameter hebben die gelijk is aan die in de
volgende tabel, voor beide configuraties.
Configu-
ratie
Enkele
bereiding
szone
Multizon
e*
*De waarden gelden uitsluitend als één
pan wordt gebruikt. Raadpleeg de
waarden voor de configuratie met een
enkele plaat als twee pannen worden
gebruikt.
Onthoud daarbij het volgende:
• Overschrijd de verticale lijnen niet met
de pannen.
• Bedek het bedieningspaneel niet.
• Kom niet in de buurt van de randen van
het glas.
Ø
minimaal (cm)Ø maximale (cm)
1118
1822
234
Gebruik
• Een mogelijk vleesrooster moet een
maximale afmeting van 36 x 24 cm
hebben en in elk geval niet groter zijn
dan de zones die aan de bovenkant zijn
bedrukt (zie „Tabel van maximaal
geabsorbeerd vermogen (uitgedrukt in
Watt)“)
Houders die geschikt zijn voor
inductiekoken
De voor het inductiekoken gebruikte
houders moeten van metaal zijn en
beschikken over magnetische
eigenschappen en een bodem van
geschikte afmetingen.
Geschikte houders:
• Recipiënten van geëmailleerd staal met
dikke bodem.
• Houders van gietijzer met geëmailleerde
bodem.
• Houders van meerlagig roestvrij staal,
roestvrij ferritisch staal en aluminium met
speciale bodem.
Niet geschikte houders:
• Recipiënten van koper, roestvrij staal,
aluminium, vuurvast glas, hout, keramiek
en terracotta.
Om te controleren of de pan geschikt is,
volstaat het om een magneet tegen de
onderkant te houden: als de magneet wordt
aangetrokken is de pan geschikt voor een
inductiekookplaat.
Als u niet over een magneet beschikt, kunt u
in het houder een kleine hoeveelheid water
gieten, het op een kookzone plaatsen en
de plaat inschakelen.
Indien op het display het symbool
verschijnt, is de pan niet geschikt.
NL
Gebruik uitsluitend pannen met
een perfect vlakke onderkant, die
geschikt zijn voor
inductiekookplaten. Het gebruik
van pannen met een
onregelmatige bodem kan er voor
zorgen dat het systeem niet goed
werkt of dat het systeem de pan
niet herkent.
Let op dat u de pannen niet op de
voorste bedieningselementen van
het apparaat plaatst.
235
Gebruik
Beperking van de bereidingsduur
De kookplaat is voorzien van een automatisch
systeem dat de werkingsduur beperkt.
Indien de instellingen van de kookzone niet
gewijzigd worden, is de maximale
werkingsduur van elke afzonderlijke zone
afhankelijk van het geselecteerde
vermogensniveau.
Wanneer het mechanisme voor de
beperking van de werkingsduur wordt
geactiveerd, wordt de kookzone
uitgeschakeld, hoort u een kort
geluidssignaal en wordt, indien de zone
heet is, het symbool weergegeven op
het display.
Ingesteld
vermogensniveau
16
26
35
45
54
61 ½
71 ½
81 ½
91 ½
Maximale
bereidingsduur in uren
Bescherming tegen oververhitting
Wanneer de kookplaat voor een lange
periode op het maximale vermogen wordt
gebruikt, kan de elektronica moeite hebben
om af te koelen als de
omgevingstemperatuur hoog is.
Als de temperatuur van de interne
elektronica de veiligheidslimiet overschrijdt,
wordt het apparaat automatisch
uitgeschakeld en wordt de tekst „ER21“
weergegeven (zie „Foutcodes“).
Advies om energie te besparen
• De diameter van de basis van de pan
mag niet groter zijn dan de breedte van
de aangegeven bereidingszone.
• De pannen mogen niet worden
geplaatst buiten de omtrek van de
kookplaat en boven de bedieningen
aan de voorkant.
• Tijdens de aankoop van een pan moet u
controleren of de aangeduide diameter
de bodem of de bovenkant van het
houder betreft, omdat deze laatste bijna
altijd groter is dan de bodem.
• Wanneer u gerechten maakt waarvoor
lange bereidingstijden noodzakelijk zijn,
kunt u tijd en energie besparen door
gebruik te maken van een snelkookpan
waardoor bovendien de vitamines die
het voedsel bevat bewaard blijven.
• Controleer of de snelkookpan
voldoende vloeistof bevat, omdat een
oververhitting, die veroorzaakt wordt
door gebrek aan vloeistof, de pan en de
bereidingszone zou kunnen
beschadigen.
• Bedek indien mogelijk de pannen steeds
met een gepast deksel.
• Kies een pan die geschikt is voor de
hoeveelheid voedsel die klaargemaakt
moet worden. Wanneer u een grote pan
gebruikt die half leeg is, wordt energie
verspild.
Indien de kookplaat en de oven
gelijktijdig gebruikt worden, kan in
bepaalde omstandigheden het
maximale nuttige vermogen van
uw elektrische installatie worden
overschreden.
236
Gebruik
Vermogensniveaus
Het vermogen van de kookzone kan op
verschillende niveaus geregeld worden. In
de tabel vindt u de aanduidingen met
betrekking tot de verschillende types van
bereidingen.
VermogensniveauGeschikt voor:
0Positie OFF
Bereiding van beperkte
1 - 2
3 - 4Bereiding
5 - 6
7 - 8Braden, fruiten met meel
9Braden
P /
* zie Booster- en Double Boosterfunctie
hoeveelheden voedsel (minimaal
vermogen)
Bereidingen van grote
hoeveelheden voedsel, het
braden van grotere stukken
Braden / Aanbraden, koken
(maximaal vermogen)*
Inschakeling/uitschakeling van de plaat
Om de plaat te activeren, moet de toets
Automatische inschakeling van de
bereidingszone
De plaat is uitgerust met een
automatisch detectiesysteem van
de houders.
Nadat u de kookplaat hebt ingeschakeld:
• Plaats een houder (geschikt voor
inductiekoken, niet leeg) op de
bereidingszone die u wilt gebruiken.
• De toets die overeenkomt met de zone
waar de houder op is geplaatst licht
automatisch op en geeft weer en
op de schuifbalk licht het eerste segment
op.
• Selecteer de bereidingszone met de
overeenkomstige toets (zie „Gedeelte
instelling bereidingszones“).
• Nadat er een zone is geselecteerd,
verschijnt een punt in de rechter
benedenhoek van het cijfer: de waarde
van het aangegeven vermogen is gelijk
aan .
NL
On/Off minstens 1 seconde ingedrukt
gehouden worden; herhaal deze laatste
handeling om hem te deactiveren.
De kookplaat wordt automatisch
binnen enkele seconde
uitgeschakeld als geen enkel
vermogen is gekozen.
Regeling van de bereidingszone
Nadat er een bereidingszone is
geselecteerd:
1. Breng links van de schuifbalk van de te
gebruiken bereidingszone een vinger
aan.
Nu is de waarde van het aangegeven
vermogen gelijk aan .
237
Gebruik
2. Verplaats de vinger naar links of naar
rechts over de schuifbalk tot het
vermogen is geselecteerd van naar
of schakel de Boosterfunctie in (zie
„Boosterfunctie“).
Het display van de gebruikte
bereidingszone geeft het ingestelde
vermogen aan.
Uitschakeling van de bereidingszone
1. Verplaats de vinger naar links tot aan het
einde van de schuifbalk van de
bereidingszone die u wilt uitschakelen.
Het display van de geselecteerde zone
geeft de waarde aan.
Als u alle zones tegelijkertijd wilt
uitschakelen, houd dan de toets
Snelkeuze
Met behulp van deze functie kunt
u snel het gewenste vermogen van
de platen instellen.
Nadat u de plaat heeft ingeschakeld en de
bereidingszone heeft geselecteerd:
1. Plaats een vinger op het gewenste
vermogen van de schuifbalk.
2. Selecteer het gewenste
bereidingsvermogen door de vinger
naar links of naar rechts te verplaatsen.
Boosterfunctie
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Gebruik de Booster- en Double
Booster-functies niet voor het
verwarmen van vet of olie, omdat deze
vlam kunnen vatten.
238
On/Off minstens 2
seconden ingedrukt.
Met deze functie kan het
maximale vermogen van de
bereidingszone gebruikt worden.
Dit is nuttig om grote
hoeveelheden water aan de kook
te brengen.
Gebruik
Nadat u de plaat heeft ingeschakeld en de
bereidingszone heeft geselecteerd:
1. Plaats een vinger links van de schuifbalk.
Het display van de gebruikte
bereidingszone wordt ingeschakeld: het
aangegeven vermogen is .
2. Verplaats de vinger naar rechts over de
schuifbalk tot de Boosterfunctie is
geselecteerd.
Het display van de gebruikte
bereidingszone geeft de waarde aan.
De Boosterfunctie kan snel worden
geactiveerd.
• Schakel de kookplaat in en selecteer de
bereidingszone, breng helemaal rechts
op de schuifbalk van de te gebruiken
bereidingszone een vinger aan.
De functie Booster blijft maximum
5 minuten actief, na deze tijdsduur
wordt het vermogen automatisch
verlaagd naar niveau 9.
Double Boosterfunctie
Met de Double Boosterfunctie kan meer
vermogen worden verkregen dan met de
Boosterfunctie.
Activeer de Boosterfunctie voor een
bereidingszone, druk op het symbool „P“
helemaal rechts op de schuifbalk; de
NL
symbolen , en worden
achtereenvolgens weergegeven.
239
Gebruik
Multizone-functie
Met deze functie kunnen
tegelijkertijd twee
bereidingszones (voor en
achter) worden bediend voor het
gebruik van pannen, zoals
vispannen of rechthoekige
houders.
Nadat u de kookplaat hebt ingeschakeld:
1. Plaats tegelijkertijd een vinger op de
toetsen van twee verticaal geplaatste
bereidingszones.
Na een kort geluidssignaal verschijnt het
symbool in overeenstemming met de
knop van de achterste zone; nu is de
Multizone-functie geactiveerd.
2. Stel het gewenste bereidingsvermogen in
met behulp van de schuifbalk links.
Voor de beide zones worden dezelfde
parameters ingesteld.
U kunt de Multizone-functie
uitsluitend activeren op verticaal
verbonden bereidingszones (F en
R).
Deze functie zorgt automatisch
voor een evenwichtige verdeling
van het vermogen over de beide
platen.
Wanneer de Multizone-functie
actief is, kan de Double
Boosterfunctie niet in deze zones
worden geactiveerd.
Plaats een grote ovale of langwerpige pan
altijd midden op de bereidingszone.
240
Voorbeeld van correct geplaatste pannen
Gebruik
Voorbeeld van NIET correct geplaatste pannen
De Multizone-functie deactiveren:
Druk tegelijkertijd op de toetsen van de
bereidingszones die zijn geactiveerd in
Multizone; het symbool verdwijnt en
de twee zones kunnen afzonderlijk worden
geregeld.
Tabel voor de bereidingen
In de onderstaande tabel worden
vermogenswaarden weergegeven die
ingesteld kunnen worden, en bij iedere
waarde wordt het type van het te bereiden
voedsel vermeld. De waarden kunnen
variëren afhankelijk van de hoeveelheid
voedsel en de smaak van de consument.
VermogensniveauGeschikt voor:
Voedsel opwarmen, kleine
1 - 2
3 - 4
5 - 7
8 -9
P
hoeveelheden water aan de
kook te houden, sauzen met
eidooiers of boter
loskloppen.
Vaste en vloeibare
voedingsmiddelen bereiden,
water aan de kook houden,
diepvriesproducten te
ontdooien, omeletten van 23 eieren, fruit- en
groentengerechten
bereiden, verschillende
bereidingen.
Bereiden van vlees, vis,
groenten, gerechten met
meer of minder water,
bereiding van jam enz.
Gebraden vlees of vis,
biefstukken, lever, stoven van
vlees en vis, eieren, enz.
Bakken van aardappelen in
olie enz., het snel aan de
kook brengen van water.
Restwarmte
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Let goed op voor kinderen omdat ze de
aanduiding van de restwarmte
waarschijnlijk niet kunnen zien. De
kookzones blijven na gebruik voor een
bepaalde periode zeer warm, ook al
zijn ze uitgeschakeld. Houd kinderen
dus uit de buurt, zodat ze hun handen
niet verbranden.
NL
Als de kookzone na uitschakeling nog
warm is, wordt het symbool op het
display weergegeven. Als de temperatuur
60°C of minder bedraagt, verdwijnt het
symbool.
241
Gebruik
3.6 Speciale functies
Warming functie
Met deze functie kunt u al bereide
gerechten warmhouden of het
water aan de kook houden.
De Warming functie activeren nadat de
kookplaat is geactiveerd:
1. Selecteer een bereidingszone.
2. Druk op de toets om de functie te
activeren; op het display van de
geselecteerde bereidingszone wordt het
symbool weergegeven.
De Warming functie deactiveren:
1. Selecteer de bereidingszone met de
actieve functie.
2. Druk op de toets .
Pauzefunctie
Met deze functie kunt u de
functionering van alle
bereidingszones pauzeren.
De Pauzefunctie activeren:
1. Activeer minstens één bereidingszone.
2. Houd de pauzetoets ingedrukt. Op
de displays van alle bereidingszones
verschijnt het symbool .
De Pauzefunctie deactiveren:
1. Houd de toets ingedrukt. Zodra het
pauzesymbool wordt ingedrukt, begint
deze te knipperen.
2. Druk op een willekeurige toets behalve
op de Pauzetoets
3. De pauzefunctie is nu gedeactiveerd en
de eerder ingestelde functies worden
hersteld.
Tijdens de Pauzefunctie blijven de
beperking van de bereidingsduur,
de symbolen van restwarmte en de
toetsblokkering actief.
In geval van stroomuitval en het
opnieuw inschakelen van de
stroom wordt de pauzefunctie
gedeactiveerd.
Functie grill
• Met deze functie kan de
Multizone-functie automatisch
worden geactiveerd voor de
inductieplaten; dit is nuttig voor
het grillen met een vleesrooster
of het koken met langwerpige
houders.
• In het geval van de modellen
van 90 cm betreft de Grillfunctie
uitsluitend de inductiezones
links.
242
De pauzefunctie kan tot maximaal
10 minuten actief blijven, waarna
het apparaat wordt uitgeschakeld.
De Grillfunctie activeren:
1. Plaats een vleesrooster of een
langwerpige houder op de linker
bereidingszones.
2. Druk op de toets .
Gebruik
Op het display van de zone vooraan
verschijnt het symbool , terwijl op de
zone achteraan het symbool wordt
weergegeven. De schuifbalk wordt
automatisch op niveau 8 ingesteld.
(voorverwarmingsfase)
Na twee minuten werking zakt het niveau
naar niveau 6.
Druk op de toets en gebruik de
schuifbalk om het vermogensniveau op elk
gewenst moment te wijzigen.
Toetsblokkering
Met deze functie is het mogelijk
om alle toetsen van het apparaat
uit te schakelen.
Deze functie is nuttig tijdens het reinigen en
om onbedoelde activering te voorkomen.
De toetsblokkering activeren:
• Houd de toets minstens een
seconde ingedrukt.
Alle toetsen, met uitzondering van de
toetsen en , zijn geblokkeerd.
De toetsblokkering deactiveren:
1. houd de toets opnieuw minstens
een seconde ingedrukt.
3.7 Extra functies
Snelle verwarming
Deze functie is niet beschikbaar
voor de vermogensniveaus 9,
Booster en Double booster.
Met de snelle verwarmingsfunctie kan een
bereidingszone gedurende een beperkte
tijd maximaal worden verwarmd en er kan
vervolgens met het ingestelde
vermogensniveau verder worden gekookt.
Nadat er een bereidingszone is
geselecteerd:
• Houd een vermogensniveau (tussen 1
en 8) minstens 3 seconden ingedrukt.
• Het display van de geselecteerde zone
geeft het symbool aan.
• Zodra de verwarmingstijd beëindigd is,
keert de bereidingszone terug naar het
eerder geselecteerde vermogensniveau.
Deze functie kan worden gedeactiveerd door
het ingestelde vermogensniveau gedurende
3 seconden ingedrukt te houden of door een
lager niveau te selecteren.
Timer
Met deze functie kan een timer
geprogrammeerd worden, die na
de ingestelde tijdsduur een
geluidssignaal zal produceren.
Nadat u de plaat heeft ingeschakeld
zonder een bereidingszone te hebben
geselecteerd:
1. Druk op het gedeelte voor de instelling
van de timer.
NL
243
Gebruik
2. Selecteer de gewenste tijd door op de
toetsen + en - te drukken.
• Het eerste cijfer links selecteert de uren,
het centrale cijfer de tientallen minuten
en het rechter cijfer de minuten.
Wanneer het apparaat wordt
ingeschakeld, dient u het gedeelte
voor het instellen van de timer
binnen 3 seconden aan te raken,
anders wordt het gedeactiveerd
en moet het apparaat opnieuw
worden gestart.
3. Na 10 seconden wachttijd begint de
timer met aftellen.
4. Wanneer de tijd is verstreken, worden
geluidssignalen gegeven; druk op een
willekeurige toets om ze te deactiveren.
U kunt de timer tot maximaal 9 uur
en 59 minuten instellen.
Het gebruik van de kookwekker
onderbreekt de werking van de
kookzones niet, maar waarschuwt
de gebruiker dat de ingestelde
tijdsduur verstreken is.
De timer wijzigen en deactiveren
De timer tijdens het aftellen wijzigen of
deactiveren:
1. Druk op de toets On/Off om de
plaat te activeren (als deze in stand-by
staat).
• Het gedeelte voor de instelling van de
timer toont de eerste minuten die aan het
begin zijn ingesteld.
2. Druk op de toetsen + en - om de tijd van
de timer te wijzigen of te resetten.
3. Na 10 seconden wachttijd begint de
timer opnieuw met aftellen of wordt
gedeactiveerd.
Bereiding met tijdinstelling
Met deze functie kan de
automatische uitschakeling van
elke bereidingszone na een
bepaalde tijdsduur
geprogrammeerd worden.
De functie bereiding met tijdinstelling
activeren nadat minstens één
bereidingszone is geactiveerd:
1. Selecteer een vermogensniveau.
2. Druk op het gedeelte voor de instelling
van de timer.
244
• Boven het display van de bereidingszone
wordt het symbool knipperend
weergegeven.
Gebruik
3. Selecteer de gewenste tijd door op de
toetsen + en - te drukken.
4. De bereiding met tijdinstelling start een
enkele seconde nadat de laatste selectie
is verricht.
Aan het einde van de geprogrammeerde
tijd hoort de gebruiker een geluidssignaal.
5. Druk op een willekeurige toets om het
alarm uit te schakelen.
U kunt de timer tot maximaal 9 uur
en 59 minuten instellen.
De functie kan op meerdere
bereidingszones tegelijkertijd
worden ingesteld. De tijdindicator
en de knipperende led geven aan
welke bereidingszone bijna zal
worden uitgeschakeld
3. Druk op de toetsen + en - om de timer te
wijzigen of te resetten.
4. Na 10 seconden wachttijd begint de
timer opnieuw met aftellen of wordt
gedeactiveerd.
Tijdens een bereiding met
tijdsinstelling kan een
onafhankelijke timer worden
ingesteld.
Recall functie
Met deze functie kunt u enkele
gestarte bewerkingen herstellen na
een onvrijwillige uitschakeling.
In het geval van een onvrijwillige
uitschakeling, voert u de volgende
bewerkingen binnen 6 seconden uit:
1. Schakel het apparaat in.
• De toets begint te knipperen.
2. Druk onmiddellijk daarna op de
pauzetoets om de eerder actieve
NL
De bereiding met tijdinstelling wijzigen of
deactiveren
De bereiding met tijdinstelling tijdens het
aftellen wijzigen:
1. Druk op de toets On/Off om de
plaat te activeren (als deze in stand-by
staat).
2. Druk op de display-toets van de
bereidingszone met tijdsinstelling.
• Het gedeelte voor de instelling van de
timer toont de eerste minuten die aan het
begin zijn ingesteld.
functies te herstellen.
Deze functie herstelt de activiteit
van de bereidingszones, de
functies timer en snelle
verwarming; alle andere functies
worden niet hersteld.
3.8 Gebruikersmenu
Met het gebruikersmenu kunt u de
functionele kenmerken van het apparaat
wijzigen. Het gebruikersmenu heeft 7 opties
die kunnen worden gewijzigd. Elke optie
wordt op het display aangegeven met de
letter „U“, afgewisseld met een oplopend
nummer.
245
Gebruik
FunctieKenmerk
U0
U1
U2
U3
U4
U5
U6
U7
Totaal maximaal vermogen (Kw)
Optie niet selecteerbaar
Volume toetsen
Volume geluidssignalen
Helderheid display
Animatie timer
Automatische detectie pannen
Duur geluidssignaal timer
Toegang tot het gebruikersmenu
1. Indien de kookplaat is uitgeschakeld,
schakel deze in met de toets On/Off .
2. Druk binnen 3 seconden nogmaals op
om hem uit te schakelen; de toets
begint te knipperen.
Houd de toets ingedrukt.
Modellen van 65 en 75 cm:
Druk eerst op de knop van de
bereidingszone vooraan en vervolgens op
de knop van de bereidingszone achteraan.
Als de toetsen in onjuiste volgorde
worden ingedrukt, wordt de
kookplaat gedeactiveerd en moet
de procedure voor toegang tot het
menu worden herhaald.
5. Laat de toets los.
Het gebruikersmenu is actief en op het
display van de bereidingszones verschijnt
bovenaan het symbool afgewisseld
3. Het display van de bereidingszones
toont (alleen voor modellen van 90 cm):
4. Druk achtereenvolgens op de toetsen
van alle bereidingszones, te beginnen
vanaf de zone links vooraan en ga met
de klok mee; elke juiste aanraking wordt
bevestigd door een geluidssignaal.
246
met het nummer (optie U0 - functie
Eco-Logic Advance).
Met de functie Eco-Logic Advance kan het
totale vermogen van het apparaat met stappen
van 0,1 kW worden verhoogd en verlaagd.
Het display van de timer toont in plaats
daarvan het in de fabriek ingestelde
vermogen (afhankelijk van het model - zie
„Tabel opgenomen vermogens“):
voor modellen van 90 cm
en voor modellen van
65 cm en 75 cm.
Druk op het gedeelte voor het instellen van
de timer om het vermogen te wijzigen; druk
vervolgens op de linkerkant van de
schuifbalk om het vermogen te verlagen en
Gebruik
op de rechterkant om het vermogen te
verhogen.
Tabel opgenomen vermogens
Minimaal
Model
90 cm2,47,4
65 cm - 75 cm2,43,7
vermogen
(kW)
Maximum
vermogen
(kW)
• Druk op het symbool om terug te
keren naar de selectie van de opties.
• Druk op de segmenten van de schuifbalk
om een optie te selecteren.
Elk segment van de schuifbalk
komt overeen met een functie in het
gebruikersmenu, behalve het
tweede segment van links (U1),
dat is gedeactiveerd.
Met de optie U2 kunt u het volume van de
toetsen wijzigen; er zijn 4 niveaus
beschikbaar, selecteerbaar via de
schuifbalk.
Afhankelijk van de regeling van
elke optie, toont de schuifbalk
alleen de segmenten die
overeenkomen met de
selecteerbare niveaus.
Met de optie U3 kunt u het volume van de
geluidssignalen wijzigen (bijvoorbeeld het
geluidssignaal van de timer) op 4
verschillende niveaus.
• Waarde 0: minimaal volume.
• Waarde 3: maximaal volume.
Met de optie U4 kunt u de helderheid van
het display regelen op 10 niveaus.
• Waarde 0: maximale helderheid.
• Waarde 9: minimale helderheid.
Met de optie U5 kunt u het aftellen van de
seconden van de timer en de bereiding met
tijdsinstelling weergeven, van 59 seconden
tot 0.
Het aftellen van de seconden
wordt weergegeven wanneer de
timer is ingesteld op een tijd korter
dan 10 minuten.
• Waarde 0: animatie gedeactiveerd.
• Waarde 1: animatie geactiveerd.
Met de optie U6 kunt u de automatische
detectie van de houders activeren of
deactiveren. (Raadpleeg „Automatische
inschakeling van de bereidingszone“)
• Waarde 0: automatische detectie
gedeactiveerd.
• Waarde 1: automatische detectie
geactiveerd.
NL
• Waarde 0: minimaal volume.
• Waarde 3: maximaal volume.
Het geluid dat hoort bij het
indrukken van de toets en het
geluid van foutmeldingen kan niet
worden uitgeschakeld.
Als de automatische detectie van
de houders is gedeactiveerd is het
noodzakelijk om de zone
handmatig te activeren, wanneer
er een houder op de kookplaat is
geplaatst.
247
Gebruik
Met de optie U7 kunt u de duur van het
geluidssignaal van de timer regelen op 3
niveaus:
• Waarde 0: duur geluidssignaal
120 seconden.
• Waarde 1: duur geluidssignaal
10 seconden.
• Waarde 2: geluidssignaal
gedeactiveerd.
Verlaat het gebruikersmenu
U kunt het gebruikersmenu op twee
manieren verlaten:
1. Druk op de toets . Alle wijzigingen
worden niet opgeslagen en de
kookplaat wordt uitgeschakeld.
Of
2. Houd de toets On/Off minstens
2 seconden ingedrukt. De wijzigingen
worden opgeslagen en de kookplaat
wordt uitgeschakeld.
3.9 Foutcodes
In geval van storingen of abnormaal
gedrag geeft het apparaat de
overeenkomstige foutcode weer op het
display van de bereidingszones.
De foutcodes beginnen altijd met „E..“ of
„Er..“, gevolgd door een cijfer.
Hieronder worden de foutcodes
weergegeven die zonder technische
assistentie kunnen worden opgelost.
• Er03: Verwijder mogelijke materialen of
houders van de voorste
bedieningselementen.
• E2: Controleer of de houders geschikt
zijn voor inductiekoken en of ze niet
leeg zijn; laat het apparaat afkoelen.
3.10 Handige tips
• Voor een optimaal rendement van de
branders en een minimaal gasverbruik
moeten houders met een deksel gebruikt
worden die geschikt zijn voor de
brander, om te voorkomen dat de vlam
langs de zijkanten lekt. Wanneer de
vloeistof begint te koken, moet de vlam
laag gedraaid worden om te vermijden
dat de vloeistof overkookt.
• Om brandwonden te vermijden en
schade aan de kookplaat of het
werkblad te voorkomen, moeten tijdens
de bereiding alle houders en
vleesroosters (niet bijgeleverd) binnen
de omtrek van de kookplaat blijven.
Neem contact op met de
technische assistentie als deze
foutcodes regelmatig verschijnen.
Noteer, voor alle andere foutmeldingen, indien
mogelijk de weergegeven foutcodes en neem
contact op met de technische assistentie.
248
Gebruik
• De diameter van de basis van de pan
mag niet groter zijn dan de breedte van
de aangegeven bereidingszone.
• De pannen mogen niet worden
geplaatst buiten de omtrek van de
kookplaat en boven de bedieningen
aan de voorkant.
• Tijdens de aankoop van een pan moet u
controleren of de aangeduide diameter
de bodem of de bovenkant van het
houder betreft, omdat deze laatste bijna
altijd groter is dan de bodem.
• Wanneer u gerechten maakt waarvoor
lange bereidingstijden noodzakelijk zijn,
kunt u tijd en energie besparen door
gebruik te maken van een snelkookpan
waardoor bovendien de vitamines die
het voedsel bevat bewaard blijven.
• Controleer of de snelkookpan
voldoende vloeistof bevat, omdat een
oververhitting, die veroorzaakt wordt
door gebrek aan vloeistof, de pan en de
bereidingszone zou kunnen
beschadigen.
• Bedek indien mogelijk de pannen steeds
met een gepast deksel.
• Kies een pan die geschikt is voor de
hoeveelheid voedsel die klaargemaakt
moet worden. Wanneer u een grote pan
gebruikt die half leeg is, wordt energie
verspild.
NL
Indien de kookplaat en de oven
gelijktijdig gebruikt worden, kan in
bepaalde omstandigheden het
maximale nuttige vermogen van
uw elektrische installatie worden
overschreden.
249
Reiniging en onderhoud
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Gevaar voor beschadiging van
de oppervlakken
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen
waarvan het oppervlak met metalen
afwerkingen werd behandeld (bijv.
elektrolytische oxidatie, vernikkeling,
verchroming) geen producten die
chloor, ammoniak of bleekmiddel
bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende
middelen op de glazen onderdelen
(bijv. poeders, ontvlekkers of
metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp
materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen,
zoals de roosters van de kookplaat, de
vlamverdelers en de deksels niet in de
vaatwasser.
• Reinig het apparaat niet met een
stoomreiniger.
• Mors tijdens de bereiding geen suiker of
zoete mengsels op de kookplaat.
• Plaats geen materialen of stoffen die
zouden kunnen smelten (plastic of
aluminium).
• Houd de kookplaat altijd schoon, en
plaats geen enkel voorwerp op de
sensortoetsen.
4.2 Reiniging van het apparaat
Om de oppervlakken in goede staat te
houden, moeten ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat ze afgekoeld zijn.
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik steeds en uitsluitend specifieke
producten, die geen schurende of zure
stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en
wrijf het over het oppervlak, spoel
zorgvuldig af, en droog met een zachte
doek of met een microvezeldoek.
Reinig en verzorg de kookplaat wekelijks
met behulp van een gewoon product voor
de reiniging van het glas. Neem de
aanwijzingen van de producent altijd in
acht. Het silicone dat aanwezig is in deze
producten produceert een beschermend
waterafstotend en vuilbestendig laagje. Alle
vlekken blijven achter op dat laagje en
kunnen dus makkelijk verwijderd worden.
Droog daarna het oppervlak met een
schone doek. Let op dat er geen resten
reinigingsmiddel achterblijven op de
kookplaat, omdat ze een bijtende reactie
zouden kunnen hebben wanneer de plaat
verwarmd wordt en de structuur ervan
zouden kunnen wijzigen.
250
Reiniging en onderhoud
Voedselresten of -vlekken
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of
scherpe krabbers zodat de oppervlakken
niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende
producten, en eventueel houten of plastic
gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een
zachte doek of met een microvezeldoek.
Laat etensresten op basis van suiker (bijv.
marmelade) in het apparaat niet opdrogen,
dit kan het email binnenin aantasten.
Eventuele lichtgekleurde sporen,
veroorzaakt door pannen met een
aluminium bodem, kunnen worden
verwijderd met een met azijn bevochtigde
doek.
Als er na het gebruik van de kookplaat
verbrande resten achterblijven, moeten
deze worden verwijderd. Spoel af met
water en maak goed droog met een
schone doek.
Zandkorrels die eventueel op de
kookplaat gevallen zijn tijdens het wassen
van sla of aardappelen zouden de plaat
kunnen krassen wanneer de pannen
verschoven worden.
Verwijder eventuele zandkorrels dus
onmiddellijk van het oppervlak van de
kookplaat.
Kleurwijzigingen zijn niet van invloed op
de werking en de stabiliteit van het glas.
Het betreft geen wijzigingen van het
materiaal van de kookplaat, maar
eenvoudige resten die niet verwijderd
werden en die dus verbrandden.
Er kunnen glanzende oppervlakken
gevormd worden als het gevolg van het
verschuiven van de bodems van de
pannen, vooral indien ze van aluminium
zijn, en indien niet geschikte
reinigingsmiddelen gebruikt worden. Het is
moeilijk om deze te verwijderen met behulp
van gewone reinigingsproducten. Het kan
zijn dat de reiniging meerdere keren
herhaald moet worden. Het gebruik van
bijtende reinigingsmiddelen, of de wrijving
met de bodem van de pannen, kan de
decoratie van de kookplaat mettertijd
polijsten en zou de vorming van vlekken
kunnen bevorderen.
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters en reinig deze met
behulp van lauw water en een nietschurend reinigingsmiddel. Verwijder
zorgvuldig alle afzettingen. Droog de
roosters en plaats ze weer op de
kookplaat.
De roosters staan steeds in contact
met de vlam waardoor de glans
van de delen van het staal, die het
meest de warmte moeten
verdragen, mettertijd kan
verdwijnen. Dit is een normaal
verschijnsel dat de functionaliteit
van dit onderdeel absoluut niet
schaadt.
NL
251
Reiniging en onderhoud
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen
verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken. Reinig deze delen met
behulp van heet water en een niet-schurend
reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle
afzettingen en wacht tot alles perfect droog
is. Monteer de vlamverdelers weer, en
controleer of ze correct gepositioneerd zijn
in de zittingen met de respectievelijke
deksels.
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de
vonkontstekers en de thermokoppels steeds
rein gehouden worden. Controleer ze
regelmatig, en reinig ze indien nodig met
een vochtige doek. Eventuele droge resten
moeten verwijderd worden met een
tandenstoker of met een naald.
4.3 Oplossingen voor problemen…
De kookplaat werkt niet:
• Controleer of de kookplaat is
aangesloten en de hoofdschakelaar is
ingeschakeld.
• Controleer of zich geen
stroomonderbrekingen kunnen
voordoen.
• Controleer of de zekering niet is
afgesprongen. In dit geval moet de
zekering worden vervangen.
• Controleer of de aardlekschakelaar van
de huiselijke installatie niet is
geschakeld. In dit geval moet de
schakelaar weer geactiveerd worden.
De resultaten van de bereiding zijn niet
bevredigend:
• Controleer of de temperatuur van de
bereiding niet te hoog of te laag is.
De kookplaat produceert rook:
• Laat de kookplaat afkoelen, en reinig
deze, nadat de bereiding klaar is.
• Controleer of het voedsel niet uit het
recipiënt komt, en gebruik eventueel een
groter recipiënt.
De zekeringen of de magnetothermische
schakelaar van de huiselijke installatie
springen regelmatig:
• Neem contact op met het
servicecentrum of met een elektricien.
Scheuren of barsten in de kookplaat:
• moet het apparaat onmiddellijk
uitgeschakeld worden, moet de
stroomtoevoer uitgeschakeld worden en
moet contact met de assistentie worden
opgenomen.
252
Installatie
5 Installatie
5.1 Veiligheidswaarschuwingen
Warmteontwikkeling tijdens
werking van het apparaat
Brandgevaar
• Controleer of het materiaal van het
meubel brandbestendig is.
• Controleer of het meubel voorzien is
van de vereiste openingen.
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of kunststof
bekledingen van aangrenzende meubels
moeten warmtebestendig zijn (>90°C),
anders kunnen deze mettertijd vervormen.
De minimale afstand die
gerespecteerd moet worden
tussen afzuigkappen en de
kookvlakken moet minstens
overeenkomen met diegene die
aangeduid wordt in de
aanwijzingen voor de montage
van de afzuigkap.
Afmetingen van het apparaat (mm)
Plaats van de elektrische aansluitingen en
gasaansluitingen.
(onderaanzicht)
65 cm
NL
75 cm
Ook de minimale afstanden van de vrije
delen van het vlak op de achterzijde
moeten gerespecteerd worden, zoals
wordt aangeduid op de afbeelding van de
montage.
90 cm
A35
B28
253
Installatie
5.2 Insnijding van het werkblad
De volgende ingreep vergt metselen/of timmerwerk, en moet dus
uitgevoerd worden door een
bevoegd technicus. De installatie
kan uitgevoerd worden op
structuren van verschillende
materialen, zoals metselwerk,
metaal, massief hout en met
kunststof gelamineerd hout, mits het
hittebestendig is (>90°C).
ABC D E
min.
200
Voordat de montage wordt uitgevoerd,
moet de bijgeleverde pakking langs de
omtrek van de kookplaat worden
aangebracht om te voorkomen dat
vloeistoffen tussen de omlijsting van de
kookplaat en het werkblad kunnen komen.
min.
460
min.
750
40÷60
min.
65
Vlakke inbouw
Maak een opening met de aangeduide
afmetingen in het werkblad van het meubel
(mm).
Nadat de zelfklevende pakking (A) is
aangebracht en de kookplaat is voorzien
van de beugels en geplaatst is, moeten de
randen met isolerende silicone (B) worden
gevuld; verwijder het eventuele teveel aan
product.
Als de kookplaat moet worden verwijderd,
moet het silicone met behulp van een mesje
worden weggesneden voordat wordt
geprobeerd om de plaat te verwijderen
(C).
254
Bevestig de kookplaat niet met
behulp van silicone. Indien dit toch
wordt gedaan, kan de kookplaat
niet verwijderd worden zonder
deze te beschadigen.
Installatie
Afmetingen vlakke inbouw (mm)
1 = Gasaansluiting
2 = Elektrische aansluiting
ABCDEF
6549335698546
7546635695316
90475357011229
Opliggende installatie
Maak een opening met de aangeduide
afmetingen in het werkblad van het meubel
(mm).
Afmetingen opliggende installatie (mm)
1 = Gasaansluiting
2 = Elektrische aansluiting
NL
LABCD
65035936985
75035666953
900357570112
5.3 Inbouw
Op inbouwruimte voor oven
De afstand tussen de kookplaat en de
keukenmeubels of de inbouwapparaten
moet zodanig zijn dat een voldoende
ventilatie en een voldoende luchtafvoer
gegarandeerd worden.
Bij installatie boven een oven moet een
tussenruimte worden gelaten tussen de
onderkant van de kookplaat en de
bovenzijde van het onderaan geplaatste
apparaat.
met opening onderaan
De dubbele bodem mag alleen met
geschikt gereedschap worden verwijderd.
150 x 150 (mm)
nodig voor de gasaansluiting
met opening onderaan
met opening onderaan en achteraan
Wanneer de kookplaat boven een
oven wordt geïnstalleerd, moet
deze voorzien worden van een
ventilator voor de koeling.
Op neutrale ruimte of laden
Wanneer andere meubelen (zijwanden,
laden, enz.), afwasautomaten of koelkasten
aanwezig zijn onder de kookplaat, wordt
geadviseerd om een dubbele houten
bodem te installeren op een
minimumafstand van 20 mm van de
onderkant van de kookplaat, zodat
toevallig contact wordt vermeden.
256
met opening achteraan
Als geen dubbele houten bodem
wordt geïnstalleerd, kan de
gebruiker ongewenst hete of
scherpe onderdelen raken.
Installatie
Bevestigingsklemmen
Om de bevestiging en een optimale
centrering te garanderen, moeten de
bijgeleverde klemmen geplaatst worden:
1. Plaats de klemmen horizontaal en met
een lichte druk in de daarvoor bestemde
gleuf.
75 cm
2. Draai ze vervolgens naar boven zodat
ze definitief geklemd worden.
Positie opening voor klemmen
(onderaanzicht)
65 cm
NL
90 cm
Ventilatie
Hieronder worden twee juiste installaties
met voldoende ventilatie en een verkeerde
installatie getoond.
257
5.4 Gasaansluiting
Gaslekkage
Explosiegevaar
Installatie
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan
uitgevoerd worden met een vaste koperen
buis of met een flexibele stalen slang op
een doorlopende wand volgens de
voorschriften van de van kracht zijnde norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere
gastypes het hoofdstuk „5.5 Aanpassing
aan de verschillende gastypes“. De
gasaansluiting heeft een extern
schroefdraad ½” (ISO 228-1).
Aansluiting met een flexibele stalen slang
met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op
de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½” ISO
228-1) van het apparaat, en breng altijd
de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng
isolatiemateriaal aan op de schroefdraad
van de verbinding 3, en draai de flexibele
stalen slang 4 vast op de verbinding 3.
• Controleer na elke ingreep of het
aandraaimoment van de
gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en
15 Nm bevindt.
• Gebruik, daar waar nodig, een
drukregelaar in overeenstemming met
de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met een
zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
• De buizen mogen niet in aanraking
komen met beweegbare delen, en
mogen niet geplet worden.
258
Installatie
Aansluiting met een flexibele stalen slang
Voer de aansluiting op het gasnet uit met
een flexibele stalen slang met continue
wand, conform de kenmerken van de
geldende norm.
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de
gasaansluiting 1 van het apparaat, en
breng de pakking 2 ertussen aan.
Aansluiten op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de
aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde normen.
De toevoerdruk moet de waarden
respecteren die worden aangeduid in de
tabel „Types van gas en toebehorende
landen“.
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent
geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door
de toepasselijke normen. In de ruimte waar
het apparaat geïnstalleerd is, moet
voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van
de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die
beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen hebben in overeenstemming
met de van kracht zijnde normen en moeten
zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet
gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden
zodat de hitte en de vochtigheid, die door
de bereidingen geproduceerd worden,
geëlimineerd kunnen worden: vooral nadat
het apparaat lang niet gebruikt is, wordt
aanbevolen om een venster te openen of
om de snelheid van eventuele ventilatoren
te verhogen.
Afvoer van de verbrandingsproducten
Dit huishoudelijke apparaat is niet
aangesloten op een afvoer van de
verbrandingsproducten. Het moet in
overeenstemming met de actuele
installatievoorschriften worden
geïnstalleerd en aangesloten. Let
buitengewoon goed op de
voorschriften voor de ventilatie.
De afvoer van de verbrandingsproducten
kan verzekerd worden door middel van
afzuigkappen, die aangesloten zijn op een
rookkanaal met een efficiënte natuurlijke
trek of met een geforceerde afzuiging. Een
efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een daarvoor
bevoegde specialist, in overeenstemming
met de voorgeschreven posities en
afstanden.
NL
259
Installatie
Na de handeling moet de installateur een
conformiteitsverklaring afgeven.
1 Afvoer door middel van een afzuigkap
2 Afvoer zonder een afzuigkap
A Afvoer via enkel rookkanaal met
natuurlijke trek
B Afvoer via enkel rookkanaal met
elektroventilator
C Afvoer rechtstreeks door de buitenmuur of
raam met elektroventilator
D Afvoer rechtstreeks door de buitenmuur
5.5 Aanpassing aan de verschillende
gastypes
Wanneer andere gastypes worden
gebruikt, moeten de gasmondstukken op
de branders vervangen worden en moet de
primaire lucht geregeld worden. Voor de
vervanging van de sproeiers en de
afstelling van de branders moet de plaat
verwijderd worden.
Om de gasmondstukken te kunnen
vervangen moet het apparaat uit
het inbouwmeubel worden
verwijderd.
Verwijdering van de plaat
1. Verwijder de knoppen en de ringen van
de knoppen (indien aanwezig) door ze
omhoog te trekken.
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektroventilator
260
Tussen de knop en de ring is
(afhankelijk van het model) een
veer aangebracht die niet op de
afbeelding is weergegeven.
Installatie
2. Verwijder de roosters van de plaat.
3. Verwijder de vlamverdelers en de
deksels.
4. Verwijder de bevestigingsschroeven van
de plaat en de relatieve plaatjes van
elke zone van de branders.
NL
Draai de moer die het
thermokoppel aan de plaat
bevestigd (CH8) los als de URbrander aanwezig is.
Onder de plaatjes kunnen ter
hoogte van de vonkontsteker en
het thermokoppel pakkingen zijn
aangebracht. Let goed op.
261
Installatie
5. Draai de 6 schroeven los waarmee de
glazen plaat is vastgezet aan de
bekleding (zie de onderstaande
afbeeldingen om de positie ervan vast te
stellen).
(onderaanzicht)
65 cm
6. Verwijder de glazen plaat.
Vervanging van de gasmondstukken
262
75 cm
90 cm
1. Draai de schroef A los en duw de
luchtregelaar B helemaal in.
2. Verwijder de gasmondstukken C met een
steeksleutel en monteer de
gasmondstukken die voor het nieuwe
gastype geschikt zijn, neem daarbij de
aanwijzingen van de desbetreffende
tabellen in acht (zie “Types van gas en
toebehorende landen”).
Het aandraaimoment van het
gasmondstuk mag niet meer dan
3 Nm bedragen.
Installatie
3. Stel de luchtstroom af door de
luchtregelaar B te verplaatsen tot u de
afstand D, aangeduid in de
desbetreffende tabel (zie “Types van
gas en toebehorende landen”), heeft
verkregen.
4. Hermonteer het apparaat op correcte
wijze als u iedere brander heeft
afgesteld.
Regeling van het minimum voor methaan
of stadsgas
1. Schakel de brander in en laat hem op de
lage stand branden.
2. Verwijder de knop van de gaskraan, en
handel op de regelschroef die zich naast
het staafje van de kraan bevindt
(afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt
verkregen.
3. Monteer de knop opnieuw en controleer
de stabiliteit van de vlam van de
brander.
4. Draai de knop snel vanaf de maximum
positie naar de laagste stand: de vlam
mag niet uitgaan.
5. Herhaal deze handeling voor alle
gaskranen.
Regeling van het minimum voor
vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de
kraan helemaal rechtsom.
Na de regeling met een ander gas
dan het gas dat in de fabriek werd
afgesteld moet het etiket voor de
regeling van het gas, dat is
aangebracht op het apparaat,
vervangen worden door het etiket
voor het nieuwe gas. Het etiket
bevindt zich in het zakje van de
sproeiers (indien aanwezig).
NL
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd
moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze van binnen, en vervang het
smeervet.
Laat de gaskranen door een
gespecialiseerde technicus
smeren.
263
Installatie
Hermontage van de plaat
Hermonteer de plaat als volgt als de
gasmondstukken zijn vervangen:
1. Plaats de glazen plaat op de
bescherming. Gebruik daarbij de
gasbranders als referentie.
2. Breng voor elke brander de pakkingen
aan ter hoogte van de vonkontsteker en
het thermokoppel.
3. Breng de plaatjes weer aan op de
desbetreffende branders en zet ze vast
met de 3 schroeven (per brander) die
eerder zijn verwijderd.
4. Draai, indien aanwezig, de moer aan op
de vonkontsteker van de UR-brander.
5. Bevestig de glazen plaat aan de
bekleding met de 6 schroeven die
eerder zijn verwijderd (zie punt 5 van de
paragraaf „Verwijdering van de plaat“
om de positie ervan te bepalen).
6. Plaats het apparaat in het meubel.
7. Breng de vlamverdelers en de deksels
weer op de branders aan.
8. Breng de roosters weer op de glazen
plaat aan.
9. Breng de knoppen en de ringen (indien
aanwezig) weer aan op de stangetjes
van de kranen.
264
Installatie
Types van gas en toebehorende landen
Type van gasIT GB-IE FR-BE DE AT NL ESPTSE RU DKPL HU
Op basis van het land van
installatie kunnen de beschikbare
soorten gas bepaald worden. Zie
het nummer in de aanhef voor de
juiste waarden in de „Tabel
kenmerken branders en sproeiers“.
Gasmondstukken die niet zijn meegeleverd, kunnen besteld worden bij erkende servicecentra.
NL
267
Installatie
5.6 Elektrische aansluiting
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door
gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik persoonlijke
beschermingsmiddelen.
• De aardverbinding van het elektrische
systeem is verplicht en moet in
overeenstemming met de geldende
veiligheidsnormen worden uitgevoerd.
• Schakel de algemene stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker
uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen
temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven
van de stroomgeleiders van het
klemmenbord moet 1,5-2 Nm
bedragen.
• Laat de voedingskabel uitsluitend
door ervaren technisch personeel
vervangen.
Het apparaat kan op de volgende
manieren functioneren:
Modellen van 65 - 75 cm:
• 220-240 V 1N~
Driepolige kabel 3 x 1,5 mm².
Modellen van 90 cm:
• 220-240 V / 380-415 V 2N~
Zespolige kabel 6 x 1,5 mm².
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het
stroomnet overeenstemmen met de
gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje bevat de technische
gegevens, het serienummer en de
merknaam van het apparaat en is zichtbaar
op het apparaat aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Zorg voor de aardverbinding met een
kabel die ten minste 20 mm langer is dan
de andere kabels.
268
Driepolige kabel3 x 6 mm².
De waarden verwijzen naar de
diameter van de interne geleider.
Installatie
Het schema hieronder toont het
onderaanzicht van het klemmenbord van
de stroomtoevoer, zonder dat kabels zijn
aangesloten. De aansluiting tussen de
klemmen 4 en 5 moet altijd aanwezig zijn.
Vaste aansluiting
Rust de voedingslijn uit met een meerpolige
onderbrekingsinrichting, overeenkomstig de
installatienormen.
De onderbrekingsinrichting dient op een
eenvoudig te bereiken plaats en in de
nabijheid van het apparaat te zijn
aangebracht.
Aansluiting met stekker en stopcontact
(>16A)
Controleer of de stekker en het stopcontact
van hetzelfde type zijn. Gebruik geen
verloopstekkers, adapters of aftakkingen,
omdat ze oververhitting of brand zouden
kunnen veroorzaken.
Doe de kabel achter het meubel
passeren. Let op dat deze niet
tegen de onderkant van de
kookplaat of een eventuele
daaronder ingebouwde oven
komt.
Let op wanneer bijkomende
elektrische apparaten aangesloten
worden. De kabels voor de
aansluiting mogen niet in contact
komen met de warme kookzones.
Test
Voer na de installatie een korte test uit. Bij
een slechte werking van het apparaat,
terwijl u heeft geconstateerd dat u de
instructies correct heeft uitgevoerd, moet u
het apparaat loskoppelen van het
elektriciteitsnet en het dichtstbijzijnde
Technische Servicecentrum informeren.
5.7 Voor de installateur
• De stekker moet na de installatie
toegankelijk blijven. De kabel voor de
verbinding met het stroomnet mag niet
verbogen of vastgeklemd worden.
• Het apparaat moet volgens de
installatieschema’s worden geïnstalleerd.
• Het schroefdraadelement van de
verbinding niet losdraaien of forceren.
Daardoor kan dit deel van het apparaat
beschadigd raken en wordt de
fabrieksgarantie ongeldig.
• Controleer alle aansluitingen met water
en zeep op gaslekken. Controleer op
eventuele lekkageNIET m.b.v. een vlam.
• Ontsteek de branders eerst een voor
een en dan allemaal tegelijkertijd om de
correcte werking van het gasventiel, de
brander en de ontsteking te
waarborgen.
• Draai de knoppen van de branders op
de minimum stand en observeer of de
vlam van elke brander apart en van alle
branders tegelijkertijd stabiel is.
• In geval het apparaat, na het verrichten
van alle controles, niet correct werkt,
neem dan contact op met het
plaatselijke erkende servicecentrum.
• Na de correcte installatie van het
apparaat wordt u verzocht de gebruiker
te informeren over de correcte
werkwijze.
NL
269
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.