10. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES ........................... 88
DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING
WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER
VAN DEZE HANDLEIDING. DEZE INBOUW KOOKPLAAT BEHOORT TOT KLASSE 3.
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het
gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen
voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de
gekwalificeerde technicus die de installatie, de indienststelling en de
keuring van het toestel moet uitvoeren.
69
Algemene waarschuwingen
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK
DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. DEZE MOET
INTEGER EN BINNEN HANDBEREIK BEWAARD WORDEN VOOR DE VOLLEDIGE
GEBRUIKSDUUR VAN DE KOOKPLAAT. ER WORDT AANGERADEN DEZE
HANDLEIDING EN ALLE AANDUIDINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN VOORDAT
DE KOOKPLAAT GEBRUIKT WORDT. BEWAAR EVENEENS DE REEKS
BIJGELEVERDE STRAALPIJPEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN
DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE
NORMEN TE RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK
GEBRUIK, EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT
ZIJN. HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: HET
BEREIDEN EN VERWARMEN VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK DIENT ALS
ONEIGENLIJK TE WORDEN BESCHOUWD.
DE FABRIKANT KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDERE
DAN DE VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
WANNEER HET TOESTEL IN BOTEN OF CARAVANS GEÏNSTALLEERD WORDT, MAG
HET NIET GEBRUIKT WORDEN OM DE OMGEVINGEN TE VERWARMEN.
GEBRUIK DIT TOESTEL NOOIT VOOR DE VERWARMING VAN DE WONING.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE
RICHTLIJN 2002/96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE
TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE).
DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN
VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE
GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT U HET TOESTEL IN WERKING STELT, MOET U VERPLICHT ALLE
BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
70
ER WORDT AANBEVOLEN OM VOOR ELKE HANDELING SPECIALE THERMISCHE
HANDSCHOENEN TE DRAGEN.
GEBRUIK ABSOLUUT GEEN STALEN SPONZEN OF SCHERPE
KRABBERS ZODAT DE VLAKKEN NIET WORDEN BESCHADIGD.
GEBRUIK NORMALE EN NIET-SCHURENDE PRODUCTEN, EN
EVENTUEEL HOUTEN OF PLASTIC KEUKENGEREI. SPOEL
ZORGVULDIG, EN DROOG MET EEN ZACHTE DOEK OF MET EEN DOEK
IN MICROFIBER.
LAAT HET TOESTEL NIET ONBEWAAKT ACHTER TIJDENS BEREIDINGEN WAAR
VETTEN EN OLIES KUNNEN VRIJKOMEN.
DE VETTEN EN DE OLIES KUNNEN VLAM VATTEN.
Algemene waarschuwingen
NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT MOET STEEDS GECONTROLEERD
WORDEN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN ZICH IN DE POSITIE (UIT) BEVINDEN.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM
HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK VAN
HET VLAK.
71
Algemene waarschuwingen
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID
RAADPLEEG DE AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE VOOR DE
VEILIGHEIDSNORMEN VOOR ELEKTRISCHE TOESTELLEN OF TOESTELLEN OP
GAS, EN VOOR DE VENTILATIEFUNCTIES.
IN HET BELANG VAN UW VEILIGHEID WERD BIJ WET BEPAALD DAT DE
INSTALLATIE EN DE ASSISTENTIE VAN ALLE ELEKTRISCHE TOESTELLEN MOET
UITGEVOERD WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL, EN DOOR DE VAN
KRACHT ZIJNDE NORMEN TE RESPECTEREN.
ONZE ERKENDE INSTALLATEURS GARANDEREN HET BESTE RESULTAAT.
ELEKTRISCHE OF GASAPPARATEN MOETEN STEEDS DOOR EXPERTS WORDEN
LOSGEKOPPELD.
CONTROLEER VOORDAT HET TOESTEL AANGESLOTEN WORDT OP HET
STROOMNET OF DE GEGEVENS DIE AANGEDUID WORDEN OP HET PLAATJE
OVEREENKOMEN MET DIEGENE VAN HET STROOMNET ZELF.
HET IDENTIFICATIEPLAATJE, DAT DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET
SERIENUMMER EN DE MARKERING BEVAT, WERD AANGEBRACHT ONDER DE
CARTER.
HET PLAATJE OP DE CARTER MAG NIET VERWIJDERD WORDEN.
VOORDAT HET TOESTEL WORDT AANGESLOTEN, MOET GECONTROLEERD
WORDEN OF HET GEREGELD IS VOOR HET TYPE VAN GAS DAT ZAL GEBRUIKT
WORDEN; RAADPLEEG HET ETIKET DAT ONDER DE CARTER IS AANGEBRACHT.
VOORDAT DE HANDELINGEN VAN DE INSTALLATIE / ONDERHOUD UITGEVOERD
WORDEN, MOET GECONTROLEERD WORDEN OF HET TOESTEL NIET VAN
STROOM WORDT VOORZIEN.
72
DE STEKKER DIE AANGESLOTEN MOET WORDEN OP DE STROOMKABEL EN HET
RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE
VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN.
HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE
VERWIJDEREN.
ALS DE STROOMKABEL BESCHADIGD IS, MOET ONMIDDELLIJK DE TECHNISCHE
ASSISTENTIEDIENST GECONTACTEERD WORDEN DIE VOOR DE VERVANGING
VAN DE KABEL ZAL ZORGEN.
DE AARDING MOET VERPLICHT AANGEBRACHT WORDEN VOLGENS DE
VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
VOER ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE EEN KORTE KEURING VAN HET
TOESTEL UIT, VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERDER WORDEN AANGEDUID.
BIJ EEN SLECHTE WERKING MOET HET TOESTEL LOSGEKOPPELD WORDEN VAN
HET ELEKTRICITEITSNET, EN MOET U HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE
ASSISTENTICENTRUM CONTACTEREN.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN.
HET TOESTEL WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET ERVOOR OP DAT U
DE WARMTE-ELEMENTEN NIET AANRAAKT.
Algemene waarschuwingen
DIT TOESTEL MAG NIET GEBRUIKT WORDEN DOOR PERSONEN (KINDEREN
INBEGREPEN) MET VERMINDERDE FYSISCHE OF PSYCHISCHE VERMOGENS, OF
DOOR PERSONEN DIE GEEN ERVARING HEBBEN MET HET GEBRUIK VAN
ELEKTRISCHE APPARATUUR, TENZIJ DIT GEBEURT ONDER TOEZICHT OF
INSTRUCTIE VAN VOLWASSENEN DIE VOOR HUN VEILIGHEID INSTAAN.
HOU KINDEREN UIT DE BUURT VAN HET TOESTEL WANNEER HET
AANGESCHAKELD IS, EN LAAT ZE ER NIET MEE SPELEN.
PLAATS GEEN METALEN EN PUNTIGE VOORWERPEN (BESTEK OF
GEREEDSCHAPPEN) IN DE SPLETEN VAN HET TOESTEL.
GEBRUIK GEEN STOOMSTRAAL OM HET TOESTEL TE REINIGEN.
DE STOOM ZOU DE ELEKTRISCHE DELEN KUNNEN BEREIKEN, ZODAT DEZE
BESCHADIGD KUNNEN WORDEN EN KORTSLUITING KUNNEN VEROORZAKEN.
VOER GEEN WIJZIGINGEN AAN DIT TOESTEL UIT.
GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN NABIJ HET TOESTEL WANNEER HET IN WERKING IS.
GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN WANNEER HET TOESTEL NOG WARM IS.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of
materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of
door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel of door
het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
73
Waarschuwingen voor de
afvalverwerking
3. ZORG VOOR HET MILIEU
3.1Onze zorg voor het milieu
Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de
beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische
toestellen, en ook de verwerking van afval. Het symbool van de doorkruiste
vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde
van zijn gebruiksduur gescheiden ingezameld moet worden. De gebruiker moet
de apparatuur dus op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte
centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of
overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel
wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende
recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch
compatibele verwerking draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve
gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren
van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het
product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
Het product bevat geen delen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het
milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.
3.2Uw zorg voor het milieu
74
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen
gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken
om hieraan mee te werken, en om te zorgen voor een correcte verwerking van
de verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de
adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Deze kunnen voor
kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn
gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden.
Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die
verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met
een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden.
Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de
werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in
de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel
doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
Aanwijzingen voor de gebruiker
4. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN
4.1Zone van de bedieningen
Alle bedieningen en controlesystemen van de kookplaat bevinden zich op de
centrale zone vooraan.
ZONE VAN DE BEDIENINGEN
BESCHRIJVING VAN DE DRAAIKNOP
De inschakeling van de vlam gebeurt wanneer de draaiknop
wordt ingedrukt en tegelijkertijd in tegenwijzerszin op het
symbool van de maximum vlam wordt gedraaid.
Om de vlam te regelen, moet de knop in de zone tussen het
maximum en het minimum gedraaid worden.
Om de brander uit te schakelen, moet u de knop weer op
positie “nul” op het symbool plaatsen.
75
Aanwijzingen voor de gebruiker
5. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
Controleer of de vlamverdelers en de roosters correct
gemonteerd zijn.
De onderste pinnetjes van de vlamverdeler 1 moeten in
zitting 2 van de brander geplaatst worden.
5.1Plaatsing van de roosters
De roosters worden niet op de plaat gemonteerd geleverd. Om elk rooster
correct op de relatieve brander te plaatsen, moeten de onderstaande
aanwijzingen gevolgd worden:
76
Elk rooster moet op de overeenkomstige brander geplaatst worden zodat de
correcte werking gegarandeerd wordt. Let vooral op voor de associatie van de
verschillende centrale diameters van de roosters met de vlamverdelers.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Op alle roosters zijn twee referentiestreepjes (A) aanwezig.
Om de roosters correct te positioneren, moeten de referentiestreepjes (A)
uitgelijnd worden met de groeven (B) op de kookplaat.
Na de positionering moet gecontroleerd worden of alle voetjes van de roosters
op dezelfde plaat steunen.
Controleer of de roosters gecentreerd zijn op de respectievelijke branders
zonder dat deze laatsten opgehoffen of geheld zijn; in dat geval moet de
plaatsing herhaald worden.
FOUTFOUTCORRECT
77
Aanwijzingen voor de gebruiker
5.2Aanschakeling van de branders met veiligheidsmechanisme
Het toestel is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is
voldoende om op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op
het symbool van de minimum vlam , tot de brander wordt aangeschakeld.
Hou de knop voor ongeveer 2 seconden ingedrukt zodat de vlam aanblijft, en
om het veiligheidsmechanisme in te schakelen. Het kan zijn dat de brander
uitgaat wanneer de knop losgelaten wordt. In dit geval moet de handeling
herhaald worden, en moet de knop dus langer ingedrukt gehouden worden.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt na ongeveer 20 seconden een
veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de
kraan open.
5.3Praktisch advies voor het gebruik van de branders
Voor een optimaal rendement van de branders en een
minimaal gasverbruik moeten recipiënten gebruikt worden
met een platte bodem en met een deksel, die geschikt zijn
voor de brander (raadpleeg de paragraaf “5.4 Diameter van
de recipiënten”).
Om brandwonden te vermijden en schade aan de kookplaat te
voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en
vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven, en
moet een minimum afstand van 5-7 cm van de knoppen
gehouden worden.
78
Als de vlam van de brander toevallig zou uitgaan, moet de
bedieningsknop gesloten worden en mag enkel na 1 minuut
weer gepoogd worden om ze te ontsteken.
Aanwijzingen voor de gebruiker
5.4Diameter van de recipiënten
BRANDERS
1 Hulpbrander
2 Halfsnelle brander
3 Snelle brander Medium
4 Snelle brander Groot
Ø min en max. (in cm)
7-18
10-24
18-24
20-26
79
Aanwijzingen voor de gebruiker
6. REINIGING EN ONDERHOUD
Vóór elke handeling moet de stroomtoevoer van het toestel uitgeschakeld
worden.
6.1Reiniging van de kookplaat
Om de kookplaat in goede staat te houden, moet ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat ze afgekoeld is.
6.1.1 Dagelijkse gewone reiniging
Voor de reiniging en de bewaring van het roestvrij staal moeten steeds en enkel
specifieke producten gebruikt worden die geen schurende of zure middelen op
chloorbasis bevatten.
Gebruiksaanwijzing: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over de
oppervlakken, spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een
zeemvel.
6.1.2 Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers, zodat
de oppervlakken niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende producten voor staal, sponsjes
die niet krassen en eventueel houten of plastic gereedschappen.
Spoel goed, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
80
Aanwijzingen voor de gebruiker
6.2Reiniging van de onderdelen
6.2.1 De knoppen
De knoppen moeten gereinigd worden met een zachte doek en lauw water, en
moeten daarna goed gedroogd worden. Om de reiniging te vergemakkelijken,
kunnen de knoppen verwijderd worden.
Gebruik voor de reiniging van de knoppen geen agressieve producten die
alcohol bevatten of producten voor de reiniging van staal en van glas, omdat dit
permanente schade kan veroorzaken.
6.2.2 De roosters
Verwijder de roosters en reinig ze met lauw water en een nietschurend reinigingsmiddel, en verwijder alle afzettingen.
Hermonteer ze op de kookplaat.
Deze onderdelen mogen niet in de afwasmachine gestopt
worden.
6.2.3 De vlamverdelers
De vlamverdelers kunnen verwijderd worden. Reinig ze met lauw
water en een niet-schurend reinigingsmiddel, en verwijder alle
afzettingen.
Om hardnekkig en verkoold vuil te verwijderd, moet Poliforno
samen met een “scotch bright” sponsje gebruikt worden.
Om minder hardnekkig vuil te verwijderen en om te poetsen, moet
Inoxcrème samen met een doek in microfiber gebruikt worden.
Herplaats ze zorgvuldig, en controleer of ze perfect droog zijn en
correct geplaatst werden (zie hoofdstuk “5. HET GEBRUIK VAN
DE KOOKPLAAT”).
6.2.4 De vonkonststekers en de thermokoppels
Voor een goede werking van de vonkontstekers en de
thermokoppels moeten deze steeds rein gehouden worden.
Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een
vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden
met een houten tandenstoker of met een naald.
81
Aanwijzingen voor de installateur
7. PLAATSING VAN HET WERKBLAD
De volgende ingreep vergt metsel- en/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd
worden door een bevoegd technicus.
De installatie is mogelijk op structuren van verschillende materialen, zoals
metselwerk, metaal, massief hout en met plastic gelamineerd hout, als het maar
hittebestendig is (T 90°C).
7.1Bevestiging op de steunende structuur
Maak een opening in het bovenblad van het meubel met de afmetingen die op
de afbeelding worden vermeld, en houd daarbij een minimum afstand tot de
achterrand van 50 mm. Dit apparaat kan tegen wanden geplaatst worden die
hoger zijn dan het werkblad, op voorwaarde dat de afstand "X" behouden wordt
die op de afbeelding wordt aangeduid, om beschadigingen door oververhitting
te vermijden. Controleer of de vuren van de fornuizen een minimum afstand tot
een eventuele verticale plank erboven hebben van 750 mm.
82
Gebruik voor de reiniging van de knoppen geen agressieve producten die
alcohol bevatten of producten voor de reiniging van staal en van glas, omdat dit
permanente schade kan veroorzaken.
Bij installatie op een open onderkast met deurtjes moet in ieder geval onder de
kookplaat een scheidingspaneel worden geplaatst. Bewaar een minimale
afstand van 10 mm tussen de onderkant van het toestel en het oppervlak van
het scheidingspaneel, dat bovendien makkelijk verwijderbaar moet zijn om
voldoende toegang te laten in geval technische assistentie noodzakelijk is.
Aanwijzingen voor de installateur
Plaats zorgvuldig de bijgeleverde isolerende pakking op de externe omtrek van
het gat dat gemaakt werd in het bovenblad, zoals wordt aangeduid in de
onderstaande afbeeldingen, en zorg ervoor dat het goed hecht door er op te
drukken met uw vingers. Raadpleeg de posities die aangeduid worden in de
afbeelding, in functie van het model van blad dat geplaatst moet worden, en hou
er rekening mee dat voor beide modellen de langste zijde net het gat moet
raken. Bevestig de kookplaat op de structuur met behulp van de daarvoor
bestemde bijgeleverde beugels A. Snij de rand van de pakking B die te veel is
zorgvuldig af. De posities van de volgende tekening verwijzen vanaf het gat totde binnenkant van de pakking.
In de afbeelding hiernaast worden de
exacte gaten aangeduid die gebruikt
moeten worden om de plaat correct
op het werkblad te bevestigen.
BELANGRIJK: Wanneer de kookplaat boven een oven wordt geïnstalleerd,
moet deze laatste voorzien worden van een ventilator voor de koeling.
83
Aanwijzingen voor de installateur
8. ELEKTRISCHE AANSLUITING
Controleer of het voltage en de afmetingen van de stroomtoevoerlijn
overeenstemmen met de kenmerken die aangeduid worden op het plaatje die
zich onder de carter van het toestel bevindt. Dit plaatje mag in geen gevalworden verwijderd.
De stekker van de stroomkabel en het stopcontact moeten van hetzelfde type
en conform de van kracht zijnde normen betreffende de elektrische installaties
zijn. Controleer of de stroomtoevoerlijn voorzien is van een geschikte aarding.
Doe de stroomkabel achteraan het meubel passeren, en let op dat hij niet in
contact komt met de onderste carter van de kookplaat of met een eventuele
daaronder ingebouwde oven.
Wanneer een vaste aansluiting gebruikt wordt, moet op de toevoerlijn van het
toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme aanwezig zijn met
openingsafstand van de contacten die gelijk of groter is dan 3 mm, op een
positie die makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt.
Vermijd het gebruik van adapters, reducties of aftakkingen.
In geval de stroomkabel wordt vervangen,
mag de doorsnede van de draden van de
nieuwe kabel niet kleiner zijn dan 0,75 mm
(kabel van 3 x 0,75), door er mee rekening
te houden dat het uiteinde dat op het
toestel moet aangesloten worden een
aardedraad moet hebben (geel-groen) die
minstens 20 mm langer is.
Gebruik uitsluitend een kabel van het type H05V2V2-F of analoog die bestand is
tegen een maximum temperatuur van 90°C. De vervanging moet uitgevoerd
worden door een bevoegd technicus, die de aansluiting op het net moet
uitvoeren volgens het onderstaande schema.
2
84
L = bruin
N = blauw
= geel-groen
De vervanging van de stroomkabel moet uitgevoerd worden door personeel van
een erkend assistentiecentrum, zodat eender welk risico vermeden wordt.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor persoonlijke letsels
of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van die voorschriften
of door het onklaar maken van een afzonderlijk deel van het toestel.
Aanwijzingen voor de installateur
9. GASAANSLUITING
Als het toestel geïnstalleerd wordt op een oven moet vermeden worden dat de
gasleiding achteraan de oven passeert, zodat oververhittingen worden
vermijden.
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen buis
of met een flexibele stalen buis op een rechte wand, en volgens de voorschriften
die aangeduid worden door de van kracht zijnde norm. Om de aansluiting te
vergemakkelijken kan de verbinding A op het achterste deel van het toestel
zijdelings gericht worden; los de zeskantmoer B, draai de verbinding A in de
gewenste positie, en draai de zeskantmoer B weer vast (de dichting wordt
verzekerd door een rubberen pakking). Controleer na de handeling of de
dichting perfect is, door gebruik te maken van een zeepoplossing maar nooit
met een vlam. De kookplaat werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een
druk van 20 mbar. Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het
hoofdstuk “10. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES”. De
toevoerverbinding van het gas heeft een schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met een vaste koperen buis: De
aansluiting op het gasnet moet zodanig uitgevoerd
worden dat op het toestel geen belastingen
veroorzaakt worden. De aansluiting kan uitgevoerd
worden door gebruik te maken van de adaptergroep
D met dubbelkegel, maar door steeds de
bijgeleverde pakking C aan te brengen.
Aansluiting met een flexibele stalen buis: Gebruik
enkel buizen in roestvrij staal op de rechte wand
conform de van kracht zijnde norm, door steeds de
bijgeleverde pakking C te plaatsen tussen de
verbinding A en de flexibele buis E.
Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de
lengte van de bebuizing niet langer is dan 2 meter van de maximale uitrekking;
controleer of de buizen niet in aanraking komen met bewegende delen of
verpletterd worden.
85
Aanwijzingen voor de installateur
9.1Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde normen.
Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in
de tabel in de paragraaf “10.3 Tabel met kenmerken van de branders en de
straalpijpen”.
9.2Ventilatie van de ruimte
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de
ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer
aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de
luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd
worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen
hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk,
verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral
nadat het toestel voor lange tijd niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een
venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
9.3Afvoer van de verbrandingsproducten
86
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel
van een afzuigkap die verbonden is met een rookkanaal met een efficiënte trek
of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden
door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de
normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat
afgeven.
Aanwijzingen voor de installateur
10. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES
Voordat de volgende handelingen uitgevoerd worden, moet de stroomtoevoer
naar het toestel uitgeschakeld worden.
De kookplaat werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een druk van 20 mbar.
Wanneer andere gastypes worden gebruikt, moeten de straalpijpen op de
branders vervangen worden en moet de primaire lucht geregeld worden.
Voor de vervanging van de straalpijpen en de regeling van de branders moet het
vlak verwijderd worden zoals beschreven wordt in de volgende paragraaf.
10.1Verwijdering van het vlak
Verwijder alle onderdelen van het apparaat overeenkomstig de numerieke
sequentie in de onderstaande afbeeldingen:
• Verwijder de roosters (1) en vlamverdelers (2) door ze op te heffen;
• Open de bajonetsluitingen van de branderringen met de sleutel (3) door druk
uit te oefenen op de geleiders in tegenwijzerzin (4);
• Verwijder de knoppen (5) en bedieningsknoppen (6) door ze op te heffen;
• Nadat alle hierboven vermelde onderdelen werden verwijderd, moet het vlak
opgeheven worden om de branders en gaskranen te bereiken.
87
Aanwijzingen voor de installateur
10.2Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat
Los de regelschroef C en duw de luchtregelaar D helemaal
in. Verwijder met behulp van een sleutel van 7 mm de
E
straalpijp
door de aanwijzingen te volgen die aangeduid worden in de
referentietabellen voor het te gebruiken gas. Het
aanhaalkoppel van de straalpijp mag niet meer dan
bedragen. Regel de lucht door middel van de regelaar D tot
de afstand “X” wordt verkregen die aangeduid wordt in de
tabel in de paragraaf “10.4 Regeling van de primaire lucht”.
Blokkeer de regelaar
10.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen
Brander
Hulpbrander1.10484008079
Halfsnelle brander1.762500124121
Middelgrote snelle brander2.576750182179
Grote snelle brander3.4871050247243
, en vervang deze met een geschikte straalpijp
3 Nm
D
door de schroef C vast te draaien.
Nominaal
thermisch
verbruik
(kW)
Diameter
straalpijp
1/100 mm
Vloeibaar gas - G30/G31 30 mbar
Beperkt
verbruik
(W)
Ver bruik
g/h G30
Ver br uik
g/h G31
Nominaal
Brander
Hulpbrander1.0576400
Halfsnelle brander1.795500
Middelgroote snelle brander2.5117750
Grote snelle brander3.41351050
Brander
Hulpbrander1.10484008079
Halfsnelle brander1.762500124121
Middelgroote snelle brander2.576750182179
Grote snelle brander3.4871050247243
thermisch
verbruik
(kW)
Nominaal
thermisch
verbruik
(kW)
Methaan - G25 25 mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Vloeibaar gas – G30/G31 28/37 mbar
Diameter
straalpijp
1/100 mm
Beperkt
verbruik
(W)
Beperkt verbruik
(W)
Ver bruik
g/h G30
Ver br uik
g/h G31
88
Aanwijzingen voor de installateur
Nominaal
Brander
Hulpbrander1.0576400
Halfsnelle brander1.795500
Middelgroote snelle brander2.6117750
Grote snelle brander3.51351050
Om de branders van uw kookplaat de identificeren, moeten de tekeningen in de
paragraaf “10.7 Plaats van de branders op de kookplaat” geraadpleegd worden.
Als, na de regeling van de lucht, de vlam als volgt is (raadpleeg de afbeelding):
moeten de volgende wijzigingen uitgevoerd worden:
A: de vlam is "lawaaierig", onstabiel en "komt los" van de brander: de primaire
lucht werd teveel geopend.
B: De vlam is mat, niet helder of met gele punten, en "omwikkelt" de brander: de
primaire lucht werd teveel gesloten.
C: De vlam is azuurblauw, helder en stabiel, "komt niet los" en "omwikkelt" de
brander niet: de lucht werd correct geregeld.
89
Aanwijzingen voor de installateur
914774382/ B
10.5 Regeling van het minimum voor stadsgas en voor methaan
Plaats de onderdelen weer op de brander en plaats
de draaiknoppen op de stangetjes van de kranen.
Schakel de brander aan en plaats de knop op de
minimum positie . Verwijder de draaiknop weer, en
handel op de regelschroef in of naast het stangetje
van de kraan (afhankelijk van het model) tot een
regelmatige minimum vlam wordt verkregen.
Monteer de draaiknop weer, en controleer de
stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop
snel van het maximum naar het minimum gedraaid
wordt, mag de vlam niet uitgaan).
10.6 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef in of naast
het stangetje van de kraan (afhankelijk van het model) helemaal in wijzerszin
gedraaid worden.
De diameters van de by-pass voor elke brander worden aangeduid in de tabel
10.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen”.
“
Na de regeling met een ander gas dan hetgene van de keuring moet het etiket op
de carter van het toestel vervangen worden met dat van het nieuwe gas. Het
etiket bevindt zich in het zakje met de bijgeleverde straalpijpen.
90
10.7 Plaats van de branders op de kookplaat
Type van brander
1 Hulpbrander
2 Halfsnelle brander
3 Snelle brander Medium
4 Snelle brander Groot
10.8 Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze intern en vervang het smeervet. Deze handeling moet uitgevoerd
worden door een gespecialiseerd technicus.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.