Smeg P260XGH User manual [NL]

Inhoudsopgave
1 Waarschuwingen 116
1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen 116
1.2 Aansprakelijkheid van de fabrikant 119
1.3 Beoogd gebruik 120
1.4 Typeplaatje 120
1.6 Verwerking 120
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing 121
2 Beschrijving 122
2.1 Algemene beschrijving 122
2.2 Symbolen 123
3 Gebruik 124
3.1 Waarschuwingen 124
3.2 Eerste gebruik 124
4 Reiniging en onderhoud 127
4.1 Waarschuwingen 127
5 Installatie 129
5.3 Inbouw 130
5.4 Bevestigingsbeugels 131
5.5 Gasaansluiting 132
5.6 Aanpassing aan de verschillende gastypes 134
5.7 Elektrische aansluiting 140
5.8 Voor de installateur 141
NL
Deze aanwijzingen zijn uitsluitend geldig in de landen die op het plaatje van het apparaat zijn aangeduid.
Deze inbouw kookplaat behoort tot klasse 3.
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het apparaat te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
115
Waarschuwingen
1 Waarschuwingen
1.1 Algemene veiligheidswaarschuwingen
Persoonlijk letsel
• Het apparaat en de bereikbare
delen ervan worden zeer heet tijdens het gebruik. Raak geen verwarmingselementen aan tijdens gebruik van het apparaat.
• Probeer geen vlammen/brand te
doven met water: schakel het apparaat uit en bedek het vuur met een deksel of een brandwerende deken.
• Gebruik van dit apparaat door
kinderen vanaf 8 jaar, personen met beperkte fysieke, zintuiglijke of mentale capaciteiten of met een gebrek aan ervaring of kennis is alleen toegestaan onder toezicht en begeleiding van volwassenen die verantwoordelijk zijn voor hun veiligheid.
• Laat kinderen niet spelen met het
apparaat.
• Houd kinderen jonger dan 8 jaar
die niet onder toezicht staan uit de buurt van het apparaat.
• Houd kinderen van jonger dan
8 jaar uit de buurt wanneer het apparaat in werking is.
• Werkzaamheden voor schoonmaak en onderhoud van het apparaat mogen niet worden uitgevoerd door kinderen die niet onder toezicht staan.
• Controleer of de vlamverdelers met de respectievelijke deksels correct in de zittingen gepositioneerd zijn.
• Let op voor de snelle verwarming van de kookzones. Plaats geen lege potten of pannen op de ingeschakelde plaat. Gevaar op oververhitting.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten als ze oververhit raken. Het is aanbevolen bij het apparaat te blijven tijdens de voorbereiding van voedsel dat olie of vet bevat. Als de oliën of vetten vlam zouden vatten, mag geen water gebruikt worden om te blussen. Plaats het deksel op de pan en schakel de kookzone uit.
• Het kookproces moet altijd bewaakt worden. Een kort kookproces moet voortdurend bewaakt worden.
• Tijdens het gebruik geen metalen voorwerpen zoals vaatwerk of bestek op het oppervlak van de kookplaat plaatsen omdat deze oververhit zouden kunnen raken.
• Plaats geen metalen en puntige voorwerpen (bestek of gereedschappen) in de spleten van het apparaat.
116
Waarschuwingen
• Gebruik geen spuitbussen in de buurt van het apparaat terwijl het werkt.
• Na gebruik het apparaat uitschakelen.
• Voer geen wijzigingen uit op het apparaat.
• Probeer nooit om zelf het apparaat te repareren, zonder tussenkomst van een gekwalificeerde technicus.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te halen.
• Als de stroomkabel beschadigd is, moet men onmiddellijk contact opnemen met de technische dienst die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
Beschadiging van het apparaat
• Ga niet op het apparaat zitten.
• Gebruik geen stoomstraal om het apparaat te reinigen.
• Zorg er voor dat de openingen en de spleten voor de ventilatie en de warmte-afvoer niet verstopt raken.
• Laat het apparaat niet onbeheerd achter tijdens bereidingen waarbij vetten en oliën vrijkomen die bij heet worden vlam kunnen vatten. Wees heel voorzichtig
• Gebruik het apparaat nooit om de ruimte te verwarmen.
• Sproei geen spuitbussen in de nabijheid van de oven.
• Gebruik geen plastic vaatwerk of pannen om voedsel te bereiden.
• De pannen of de vleesroosters moeten binnen de omtrek van de kookplaat geplaatst worden.
• Alle pannen moeten een vlakke en regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden.
• Mors geen zuurhoudende stoffen zoals citroensap of azijn op de kookplaat.
• Plaats geen lege potten of pannen op ingeschakelde kookzones.
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp materiaal.
• Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
NL
• Laat geen voorwerpen achter op de kookoppervlakken.
117
Waarschuwingen
• Stop de verwijderbare onderdelen, zoals de roosters van de kookplaat, de vlamverdelers en de deksels niet in de vaatwasser.
Installatie
• Dit apparaat mag niet
geïnstalleerd worden in boten of
caravans.
• Het apparaat mag niet geïnstalleerd worden op een voetstuk.
• Plaats het apparaat met behulp van een tweede persoon in het meubel.
• Om mogelijke oververhitting van het apparaat te vermijden mag het niet achter een decoratieve deur of een paneel worden geïnstalleerd.
• Voorafgaand aan iedere ingreep op het apparaat (installatie, onderhoud, plaatsing of verplaatsing) moet u altijd zorgen voor persoonlijke beschermingsmiddelen.
• Voorafgaand aan iedere ingreep op het apparaat moet de algemene elektrische voeding gedeactiveerd worden.
• Laat de installatie en technische interventies uitvoeren door gekwalificeerd personeel overeenkomstig de geldende normen.
• Laat de gasaansluiting uitvoeren door deskundig technisch personeel. Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de lengte van de leiding niet langer is dan 2 meter van de maximale uitrekking voor flexibele stalen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking komen met beweegbare delen, en mogen niet geplet worden.
• Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een drukregelaar in overeenstemming met de van kracht zijnde norm.
• Controleer na elke ingreep of het aandraaimoment van de gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
• Laat het apparaat aansluiten door gekwalificeerd technisch personeel.
• De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5-2 Nm bedragen.
118
Waarschuwingen
• De eventuele vervanging van elektrische aansluitkabel mag uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegd technisch personeel.
• Verzeker u er voor de montage
van dat de plaatselijke gastoevoer (soort gas en gasdruk) en de regeling van het apparaat compatibel zijn.
• De regelingsvoorwaarden voor
dit apparaat staan vermeld op het etiket voor de regeling van het gas.
• Dit apparaat is niet aangesloten op een apparaat voor afvoer van de verbrandingsproducten. Het moet geïnstalleerd en aangesloten worden in overeenstemming met de geldende installatievoorschriften. Er moet speciale aandacht worden besteed aan de ventilatie-eisen.
Voor dit apparaat
• Zorg er voor dat de openingen en de spleten voor de ventilatie en de warmte-afvoer niet verstopt raken.
• Plaats geen metalen en puntige voorwerpen (bestek of gereedschappen) in de spleten van het apparaat.
• Gebruik het apparaat nooit om de ruimte te verwarmen.
• Het apparaat is niet ontworpen om te functioneren met externe kookwekkers of afstandsbedieningssystemen.
1.2 Aansprakelijkheid van de
fabrikant
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade aan personen en voorwerpen ten gevolge van:
• een ander gebruik van het
apparaat dan wordt voorzien;
NL
• het niet in acht nemen van de
voorschriften van de gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één
deel van het apparaat;
• het gebruik van niet-originele
reserveonderdelen.
119
Waarschuwingen
1.3 Beoogd gebruik
Dit apparaat is bedoeld om thuis voedsel te bereiden. Elk ander gebruik is oneigenlijk.
1.4 Typeplaatje
Het typeplaatje bevat de technische gegevens, het serienummer en de markering. Het plaatje mag in geen geval worden verwijderd
1.5 Deze gebruiksaanwijzing
Deze handleiding voor gebruik is een integraal onderdeel van het apparaat en moet gedurende de gehele levensduur van het apparaat intact en binnen handbereik van de gebruiker bewaard worden. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig vóór installatie.
1.6 Verwerking
Het apparaat moet op het einde van zijn gebruiksduur
apart ingezameld worden (richtlijnen 2002/95/EG, 2002/ 96/EG, 2003/108/EG). Dit apparaat bevat geen stoffen in hoeveelheden die gevaarlijk worden geacht voor de gezondheid en het milieu, in overeenstemming met de huidige Europese richtlijnen.
Verwijdering van het apparaat:
Snijd de voedingskabel af en
verwijder de kabel samen met de
stekker.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
• Oude of gebruikte apparaten aan het einde van hun levensduur moeten door de gebruiker worden ingeleverd bij geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigd worden aan de verkoper wanneer een nieuw soortgelijk apparaat wordt gekocht.
Het apparaat is verpakt in milieuvriendelijke en recycleerbare materialen.
Breng het verpakkingsmateriaal
naar de betreffende centra voor afvalverwerking.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
120
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic zakken van de verpakking.
Waarschuwingen
1.7 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de volgende begrippen voor:
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in verband met de gebruiksaanwijzing, veiligheid en verwerking van afgedankte producten.
Beschrijving
Beschrijving van het apparaat en de accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het apparaat en de accessoires.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte schoonmaak en onderhoud van het apparaat.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde technici: installatie, inbedrijfstelling en keuring.
NL
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
121
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
Beschrijving
60 cm
122
72 cm
Beschrijving
AUX = Hulpbrander SR = Halfsnelle brander RR = Gereduceerde snelle brander RR*= Gereduceerde snelle brander R = Snelle brander UR = Ultra snelle brander UR2 int = Ultrasnelle brander interne
vlamverdeler UR2 est = Ultra snelle brander externe
vlamverdeler
2.2 Symbolen
Kookzones
Links vooraan
Linksmidden
Links achteraan
Centraal intern
Centraal extern
Rechts vooraan
Knoppen branders
Nuttig voor de inschakeling en de regeling van de branders van de plaat. Druk op de knoppen, en draai deze linksom op de
waarde om de overeenkomstige branders te ontsteken. Om de vlam te
regelen, moet de knop in de zone tussen het maximum en het minimum
gedraaid worden. Om de branders uit te schakelen, moeten de knoppen op geplaatst worden.
(enkel op de voorziene modellen)
NL
Rechtsmidden
Rechts achteraan
De brander met dubbele kroon bestaat uit een hulpbrander en een snelbrander. Wordt bediend met twee verschillende bedieningsknoppen aan de hand waarvan de branders, naar behoefte, samen of afzonderlijk kunnen worden gebruikt.
123
Gebruik
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik.
Gevaar voor verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de respectievelijke deksels correct in de zittingen gepositioneerd zijn.
• Vetten en oliën kunnen vlam vatten bij oververhitting. Wees heel voorzichtig.
• Laat het apparaat niet onbewaakt achter tijdens bereidingen waarbij vetten en oliën kunnen vrijkomen.
• Gebruik geen spuitbussen in de nabijheid van het apparaat.
• Raak de warmte-elementen niet aan als het apparaat in werking is. Laat ze afkoelen vóór u het apparaat eventueel reinigt.
• Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit de buurt wanneer het apparaat in werking is.
Incorrect gebruik.
Beschadiging van de oppervlakken
• Dek de branders of de kookplaat niet af met zilverfolie.
• De pannen of de vleesroosters moeten binnen de omtrek van de kookplaat geplaatst worden.
• Alle pannen moeten een vlakke en regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming of overkoken moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden.
3.2 Eerste gebruik
1. Verwijder eventuele beschermfolie aan de binnen- en buitenzijde van het apparaat en vanaf de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve het plaatje met de technische gegevens) van de accessoires.
3. Verwijder en was alle accessoires van het apparaat (zie 4 Reiniging en onderhoud).
124
Gebruik
3.3 Gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden zich op het frontpaneel. Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het apparaat is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is voldoende om op de knop te drukken en hem linksom te draaien op het symbool van de maximale vlam, tot de brander wordt
ingeschakeld. Draai de knop op als de brander niet binnen 15 seconden wordt
ontstoken. Wacht vervolgens 60 seconden, voordat u het nogmaals probeert. Na de ontsteking moet de knop enkele seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel kan opwarmen. Het kan voorvallen dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel onvoldoende is opgewarmd. Wacht enkele ogenblikken en herhaal de handeling. Houd de knop langer ingedrukt.
In geval van een toevallige uitschakeling zorgt een veiligheidssysteem voor de blokkering van de gaslevering, ook wanneer de kraan open staat.
Draai de knop op . Wacht minstens 60 seconden, alvorens
de brander opnieuw te ontsteken.
De roosters correct plaatsen
Onder de roosters zijn holle, siliconen rubbertjes aanwezig die op de desbetreffende bevestigingspen op de kookplaat moeten worden aangebracht.
Controleer of de roosters gecentreerd zijn op de respectievelijke branders zonder dat de roosters opgeheven zijn of scheef staan; in dat geval moet de positionering herhaald worden.
Als een pan onstabiel is, moet gecontroleerd worden of de roosters correct zijn aangebracht.
Correcte positie van de vlamverdelers en van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat ingeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers correct met de respectievelijke deksels gepositioneerd zijn. Let op dat de openingen van de brander overeenstemmen met de vonkontstekers en de thermokoppels. Controleer bovendien of de pinnen van de vlamverdelers perfect in de openingen van de brander zijn aangebracht.
NL
125
Gebruik
Praktisch advies voor het gebruik van de kookplaat
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moeten pannen gebruikt worden met een deksel en die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt. Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam laag gedraaid worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt.
Diameter van de pannen:
• Hulpbrander: 7 - 18 cm.
Halfsnelle brander: 10 - 24 cm.
Gereduceerde snelle brander: 12 - 24 cm.
Snelle brander: 14 - 26 cm.
Ultrasnelle brander: 12 - 26 cm.
UR2 int. + ext.: 12 - 26 cm.
Om brandwonden te vermijden en schade aan de kookplaat of het werkblad te voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle pannen en vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven.
Gebruiksbeperkingen van de vleesroosters
Incorrect gebruik.
Beschadiging van de oppervlakken
• gebruik geen vleesroosters van gietijzer.
Wanneer u een vleesrooster wilt gebruiken, moet het volgende advies opgevolgd worden:
• gebruik vleesroosters van aluminium en eventueel een antiaanbaklaag met het maximum formaat van 35 x 26 cm;
• om schade aan het apparaat en de teflon bekleding te vermijden, mogen de aluminium vleesroosters met teflonlaag maximaal 5 minuten leeg worden opgewarmd. Breng vervolgens het voedsel aan op het vleesrooster en bereid het. Gebruik het vleesrooster maximaal 40 minuten lang;
• let erop dat de vlammen van de brander niet onder de rand van het vleesrooster uit komen;
• houd de zijwand op minimaal 150 mm van de rand van het vleesrooster;
• plaats het vleesrooster niet op meerdere branders tegelijkertijd.
126
Reiniging en onderhoud
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik.
Beschadiging van de oppervlakken
• Gebruik geen stoomstraal om het apparaat te reinigen.
• Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende middelen op de glazen onderdelen (bijv. poeders, ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen, zoals de roosters van de kookplaat, de vlamverdelers en de deksels niet in de vaatwasser.
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik altijd en uitsluitend specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak, spoel zorgvuldig af, en droog met een zachte doek of met een microvezeldoek.
Voedselresten of -vlekken
Gebruik nooit metalen sponzen of scherpe schrapers om te voorkomen dat de oppervlakken beschadigd worden.
Gebruik normale en niet-schurende producten, eventueel met behulp van houten of plastic keukengerei. Spoel zorgvuldig af en droog met een zachte doek of met een microvezeldoek.
Laat etensresten op basis van suiker (bijv. marmelade) in het apparaat niet opdrogen, dit kan het email binnenin aantasten.
NL
4.2 Reiniging van het apparaat
Om de oppervlakken van het apparaat in uitstekende staat te houden, moet u ze na elk gebruik schoonmaken. Laat ze eerst afkoelen.
127
Reiniging en onderhoud
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters en reinig ze met lauw water en een niet schurend reinigingsmiddel. Verwijder alle afzettingen. Droog de roosters en plaats ze terug.
De roosters staan steeds in contact met de vlam waardoor de glans van de delen van het staal, die het meest de warmte moeten verdragen, mettertijd kan verdwijnen. Dit is een normaal verschijnsel dat de functionaliteit van dit onderdeel absoluut niet schaadt.
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden om de reiniging te vergemakkelijken. Reinig deze delen met behulp van heet water en een niet-schurend reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle afzettingen en wacht tot alles perfect droog is. Monteer de vlamverdelers weer, en controleer of ze correct gepositioneerd zijn in de zittingen met de respectievelijke deksels.
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de vonkontstekers en de thermokoppels steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.
128
Installatie
5 Installatie
5.1 Veiligheidswaarschuwingen
Warmteontwikkeling tijdens werking van het apparaat
Brandgevaar
• Controleer of het materiaal van het meubel brandbestendig is.
• Controleer of het meubel voorzien is van de vereiste openingen.
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of kunststof bekledingen van aangrenzende meubels moeten warmtebestendig zijn (>90 °C), anders kunnen deze mettertijd vervormen.
De minimumafstand die gerespecteerd moet worden tussen afzuigkappen en de kookvlakken moet ten minste overeenkomen met de afstand die aangegeven wordt in de aanwijzingen voor de montage van de afzuigkap.
5.2 Insnijding van het werkblad
De volgende ingreep vergt metsel­en/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd worden door een bevoegd technicus.
De installatie kan uitgevoerd worden op structuren van verschillende materialen, zoals metselwerk, metaal, massief hout en met kunststof gelamineerd hout, mits dit hittebestendig is (>90 °C).
Maak een opening met de aangegeven afmetingen in het werkblad van het meubel.
L (mm) X (mm) Y (mm)
600 - 720 555÷560 478÷482
NL
Ook de minimumafstanden van de vrije delen van het vlak op de achterzijde moeten gerespecteerd worden, zoals wordt aangeduid op de afbeelding van de montage.
A (mm) B (mm) C (mm)* D (mm) E (mm)
min 150 min 460 min 750 20÷60 min 50
*Als er een meubel boven de kookplaat aanwezig is. Houd u bij een afzuigkap aan de afstanden die aangegeven zijn in de betreffende handleiding.
129
Installatie
5.3 Inbouw
Op inbouwruimte voor oven
De afstand tussen de kookplaat en de keukenmeubels of de inbouwapparaten moet zodanig zijn dat een voldoende ventilatie en een voldoende luchtafvoer gegarandeerd wordt.
Bij installatie boven een oven moet een tussenruimte worden gelaten tussen de onderkant van de kookplaat en de bovenzijde van het onderaan geplaatste apparaat.
met opening onderaan
Op neutrale ruimte of laden
Wanneer andere meubelen (zijwanden, laden enz.), afwasautomaten of koelkasten aanwezig zijn onder de kookplaat, moet een dubbele houten bodem worden geïnstalleerd op een minimale afstand van 10 mm van de onderkant van de kookplaat, zodat toevallig contact wordt vermeden. De dubbele bodem mag alleen met geschikt gereedschap worden verwijderd.
met opening onderaan en achteraan
Wanneer de kookplaat boven een oven wordt geïnstalleerd, moet deze voorzien worden van een ventilator voor de koeling.
130
met opening onderaan
met opening achteraan
Als er geen dubbele houten bodem wordt geïnstalleerd, kan de gebruiker per ongeluk hete of scherpe onderdelen raken.
Installatie
Pakking van de kookplaat
Breng voor de montage de bijgeleverde pakking aan om te voorkomen dat vloeistoffen tussen de omlijsting van de kookplaat en het werkblad kunnen komen.
1. Raadpleeg de afmetingen die worden aangeduid op de afbeelding; de voorzijde met het gat net raken.
2. Breng de pakking met een lichte druk aan over de hele omtrek van het gat in het werkblad.
3. Snijd de rand van de pakking die te veel is zorgvuldig af.
5.4 Bevestigingsbeugels
Draai de bevestigingsbeugels (A) vast in de daarvoor bestemde openingen in de zijkanten van de onderste afscherming om de kookplaat correct op de structuur te bevestigen.
Bevestig de kookplaat niet met behulp van silicone. Indien dit toch wordt gedaan, kan de kookplaat niet verwijderd worden zonder deze te beschadigen.
NL
131
Installatie
5.5 Gasaansluiting
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het aandraaimoment van de gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een drukregelaar in overeenstemming met de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
• De buizen mogen niet in aanraking komen met beweegbare delen, en mogen niet geplet worden.
• De regelingsvoorwaarden voor dit apparaat staan vermeld op het etiket voor de regeling van het gas.
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen buis of met een flexibele stalen slang op een doorlopende wand volgens de voorschriften van de geldende norm.
Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het hoofdstuk “5.6 Aanpassing aan de verschillende gastypes”. De toevoeraansluiting van het gas heeft een schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de gasaansluiting 1 van het apparaat, en breng de pakking 2 ertussen aan.
Aansluiting met een flexibele stalen slang met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met een flexibele stalen slang met continue wand, conform de kenmerken van de geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op de gasaansluiting 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het apparaat, en breng altijd de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng isolatiemateriaal (½” ISO 7.1) aan op de schroefdraad van de verbinding 3 en draai daarna de flexibele stalen slang 4 vast op de verbinding 3.
Aansluiting met een flexibele stalen slang
Voer de aansluiting op het gasnet uit met een flexibele stalen slang met continue wand, conform de kenmerken van de geldende norm.
132
Installatie
Aansluiting op LPG
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de voorschriften die bepaald worden door de geldende normen.
De toevoerdruk moet de waarden respecteren die worden aangeduid in de tabel “Type van gas en toebehorende landen”.
Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de toepasselijke normen. In de ruimte waar het apparaat geïnstalleerd is, moet voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen hebben in overeenstemming met de van kracht zijnde normen en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeltelijk, geblokkeerd zijn.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid, die door de bereidingen geproduceerd worden, geëlimineerd kunnen worden: vooral nadat het apparaat lang niet gebruikt is, wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
Afvoer van de verbrandingsproducten
Dit apparaat is niet aangesloten op een apparaat voor afvoer van de verbrandingsproducten. Het moet geïnstalleerd en aangesloten worden in overeenstemming met de geldende installatievoorschriften. Er moet speciale aandacht worden besteed aan de ventilatie-eisen.
De afvoer van de verbrandingsproducten kan verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte natuurlijke trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een daarvoor bevoegde specialist, in overeenstemming met de in de normen aangegeven posities en afstanden.
Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
NL
133
Installatie
1 Evacuatie door middel van een
afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via de wand
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
5.6 Aanpassing aan de verschillende gastypes
Wanneer andere gastypes worden gebruikt, moeten de gasmondstukken op de branders vervangen worden en moet de primaire lucht geregeld worden. Voor het vervangen van de gasmondstukken en het afstellen van de branders moet de plaat verwijderd worden.
Verwijdering van de plaat
1. Verwijder de roosters van de plaat.
134
2. Verwijder de vlamverdelers en de
deksels.
Installatie
3. Verwijder de knoppen door ze omhoog te trekken.
4. Verwijder de bevestigingsschroeven van de plaat en de plaatjes van elke bijbehorende branderzone.
5. Enkel voor de modellen van 70 cm is het bovendien noodzakelijk om de twee schroeven achteraan te verwijderen.
6. Verwijder de plaat.
NL
135
Installatie
Vervanging van de gasmondstukken
1. Draai de schroef A los en duw de luchtregelaar B helemaal in.
2. Verwijder de gasmondstukken C met een steeksleutel en monteer de gasmondstukken die voor het nieuwe gastype geschikt zijn, neem daarbij de aanwijzingen van de desbetreffende tabellen in acht (zie “Type van gas en toebehorende landen”).
Regeling van het minimum voor methaan of stadsgas
Schakel de brander in en stel in op de minimale positie. Verwijder de knop van de gaskraan, en handel op de regelschroef die zich naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk van het model) tot een regelmatige minimum vlam wordt verkregen.
Plaats de knoppen terug en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander. Draai de knop snel vanaf de maximum positie naar de minimum positie: de vlam zou niet mogen uitgaan. Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.
Het aandraaimoment van het gasmondstuk mag niet meer dan 3 Nm bedragen.
3. Stel de luchtstroom af door de luchtregelaar B te verplaatsen tot u de afstand D, aangeduid in de desbetreffende tabel (zie “Type van gas en toebehorende landen”), heeft verkregen.
4. Hermonteer het apparaat op correcte wijze als u iedere brander heeft afgesteld.
136
Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de kraan helemaal rechtsom.
Na de regeling met een ander gas dan het gas dat in de fabriek werd afgesteld moet het etiket voor de regeling van het gas, dat is aangebracht op het apparaat, vervangen worden door het etiket voor het nieuwe gas. Het etiket is bij de gasmondstukken gevoegd (indien aanwezig).
Smering van de gaskranen
Installatie
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken. Reinig ze van binnen en vervang het smeervet.
Laat de gaskranen door een gespecialiseerde technicus smeren.
Type van gas en toebehorende landen
Type gas IT GB-IE FR-BE DE AT ES PT SE RU DK PL HU
1 Methaan G20 G20 20 mbar G20/25 20/25 mbar 2 Methaan G20 G20 25 mbar 3 Methaan G25.1 G25.1 25 mbar 4 Methaan G25 G25 20 mbar 5 Methaan G2.350 G2.350 13 mbar 6 Vloeibaar gas G30/31 G30/31 28/37 mbar G30/31 30/37 mbar G30/31 30/30 mbar 7 Vloeibaar gas G30/31 G30/31 37 mbar 8 Vloeibaar gas G30/31 G30/31 50 mbar 9 Stadsgas G110 G110 8 mbar 10 Stadsgas G120 G120 8 mbar
•• ••••••••
••
••
••
Het is mogelijk om de gastypen vast te stellen die in het land van installatie van het apparaat beschikbaar zijn. Zie het nummer in de aanhef voor de juiste waarden in de “Tabellen met kenmerken van de branders en de mondstukken”.
NL
••
••
137
Installatie
Tabellen met kenmerken van de branders en de mondstukken
Methaan G20 - 20 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
1
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Methaan G20 - 25 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
2
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Methaan G25.1 - 25 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
3
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Methaan G25 - 20 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
4
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Methaan G2.350 - 13 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
5
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Vloeibaar gas G30/31 - 30/37 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
6
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
1,10 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,00 3,20
76 95 115 115 126 135 73 130
400 500 750 750 900 1600 400 1400
1 0.5 1 1 1 1.5 2 1.5
1,10 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,10 3,10
73 87 110 110 120 126 73 120
400 500 750 750 900 1600 400 1400
1 0.5 1 1 1 1.5 1.5 2
1,10 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,10 3,10
76 98 123 123 135 145 76 135
400 500 750 750 900 1600 400 1400
1 0.5 0.5 1 1 1.5 1 2
1,10 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,10 3,10
82 105 126 126 140 150 82 140
400 500 750 750 900 1600 400 1400
1 0.5 1 1 1 1.5 2 2.5
1,10 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,10 3,10
100 126 160 160 175 190 100 175
400 500 750 750 900 1600 400 1400
1 0.5 1 1 1 1.5 1.5 1.5
1,00 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,00 3,20
48 62 76 76 85 87 48 85
400 500 750 750 1000 1000 400 1400
1.5 1.5 1.5 1.5 8 3 4 12
73 124 189 189 225 254 73 233
71 121 186 186 221 250 71 229
138
Installatie
Vloeibaar gas G30/31 - 37 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
7
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
Vloeibaar gas G30/31 - 50 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
8
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Nominaal verbruik G30 (g/h)
Nominaal verbruik G31 (g/h)
Stadsgas G110 – 8 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
9
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
Stadsgas G120 - 8 mbar AUX SR RR RR* R UR UR2 int UR2 ext
10
Nominaal warmteverbruik (kW)
Diameter van het gasmondstuk (1/100 mm)
Gereduceerd verbruik (W)
Primaire lucht (mm)
1,10 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,00 3,20
48 60 73 73 80 82 45 80
450 550 750 750 1100 1600 450 1400
1.5 1.5 1.5 1.5 10 2.5 6 12
80 124 189 189 225 254 73 233
79 121 186 186 221 250 71 229
1,10 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,10 3,10
42 54 67 67 73 76 42 73
400 500 800 800 1000 1600 400 1400
1 0.5 1 2 2 1.5 2 12
80 124 189 189 225 254 80 225
79 121 186 186 221 250 79 221
1,10 1.70 2.60 2.60 3,10 3,50 1,00 3,20
132 165 210 210 250 270 132 250
400 500 750 750 900 1400 400 1200
0.5 0.5 0.5 1 0.5 1 1 2
1,10 1.70 2.60 2.60 3,00 3,50 1,00 3,20
126 165 200 200 230 250 126 230
400 500 750 750 900 1400 400 1200
0.5 0.5 0.5 1 1 1.5 1 2.5
NL
De gasmondstukken die niet worden bijgeleverd kunt u bestellen bij erkende servicecentra.
139
Installatie
5.7 Elektrische aansluiting
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het apparaat aansluiten door gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik een persoonlijk beschermingsmiddel.
• De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aandraaimoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5-2 Nm bedragen.
Het apparaat kan op de volgende manieren functioneren:
220-240 V 1N~
220-240V~
20 mm
1 mm
2
Gebruik een driepolige kabel 3 x 1 mm².
De waarden verwijzen naar de diameter van de interne geleider.
Vaste aansluiting
Rust de voedingslijn uit met een meerpolige onderbrekingsinrichting die voldoet aan de installatienormen.
De schakelaar dient op een eenvoudig te bereiken plaats en in de nabijheid van het apparaat te zijn aangebracht.
Aansluiting met stekker en stopcontact
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het elektriciteitsnet overeenstemmen met de gegevens op het typeplaatje.
Het typeplaatje bevat de technische gegevens, het serienummer en de CE­markering en is zichtbaar op het apparaat aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden. Zorg voor de aardverbinding met een
kabel die ten minste 20 mm langer is dan de andere kabels.
140
Controleer of de stekker en het stopcontact van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat ze oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
Test
Voer na de installatie een korte test uit. Bij een slechte werking van het apparaat, terwijl u heeft geconstateerd dat u de instructies correct heeft uitgevoerd, moet u het apparaat loskoppelen van het elektriciteitsnet en het dichtstbijzijnde Technische Servicecentrum informeren.
Installatie
5.8 Voor de installateur
• De stekker moet na de installatie toegankelijk blijven. De kabel voor de verbinding met het stroomnet mag niet verbogen of vastgeklemd worden.
• Het apparaat moet volgens de installatieschema’s worden geïnstalleerd.
• Het schroefdraadelement van de verbinding niet losdraaien of forceren. Daardoor kan dit deel van het apparaat beschadigd raken en wordt de fabrieksgarantie ongeldig.
• Verifieer op alle aansluitingen met water en zeep of gas lekt. Zoek eventuele lekken NIET op met open vuur.
• Ontsteek de branders een voor een en allemaal tegelijkertijd om de correcte werking van het gasventiel, de brander en de ontsteking te waarborgen.
• Draai de knoppen van de branders op de stand lage vlam en observeer of de vlam van elke brander apart en van alle branders tegelijkertijd stabiel is.
• Als het apparaat, na het verrichten van alle controles, niet correct werkt, neem dan contact op met het plaatselijke erkende servicecentrum.
• Na de correcte installatie van het apparaat wordt u verzocht de gebruiker te informeren over de correcte functioneringswijze.
NL
141
Loading...