10. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES....................... 96
DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING
WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER
VAN DEZE HANDLEIDING.
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het
gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen
voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de
gekwalificeerde technicus die de installatie, de inbedrijfstelling en de
keuring van het toestel moet uitvoeren.
Surf voor meer informatie over de producten naar www.smeg.com
77
Page 2
Algemene waarschuwingen
1. WAARSCHUWINGEN BIJ GEBRUIK
DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. ZE MOET
INTEGER EN BINNEN HANDBEREIK BEWAARD WORDEN VOOR DE VOLLEDIGE
GEBRUIKSDUUR VAN DE KOOKPLAAT. ER WORDT AANGERADEN OM DEZE
HANDLEIDING EN ALLE AANDUIDINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN VOORDAT
DE KOOKPLAAT GEBRUIKT WORDT. BEWAAR EVENEENS DE REEKS
BIJGELEVERDE STRAALPIJPEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN
DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE
NORMEN TE RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK
GEBRUIK, EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT
ZIJN. HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: HET
BEREIDEN EN VERWARMEN VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK DIENT ALS
ONEIGENLIJK TE WORDEN BESCHOUWD.
DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR
ANDERE DAN DE VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
WANNEER HET TOESTEL IN BOTEN OF CARAVANS GEÏNSTALLEERD WORDT, MAG
HET NIET GEBRUIKT WORDEN OM DE RUIMTEN TE VERWARMEN.
GEBRUIK DIT TOESTEL NOOIT VOOR VERWARMING VAN DE WONING.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE
RICHTLIJN 2002/96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE
TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE).
DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN
VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE
GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT U HET TOESTEL IN WERKING STELT, MOET U VERPLICHT ALLE
BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
78
ER WORDT AANBEVOLEN OM VOOR ELKE HANDELING SPECIALE THERMISCHE
HANDSCHOENEN TE DRAGEN.
GEBRUIK ABSOLUUT GEEN STALEN SPONZEN OF SCHERPE
KRABBERS ZODAT DE VLAKKEN NIET WORDEN BESCHADIGD.
GEBRUIK NORMALE EN NIET-SCHURENDE PRODUCTEN, EN
EVENTUEEL HOUTEN OF PLASTIC KEUKENGEREI. SPOEL
ZORGVULDIG, EN DROOG MET EEN ZACHTE DOEK OF MET EEN DOEK
IN MICROFIBER.
LAAT HET TOESTEL NIET ONBEWAAKT ACHTER TIJDENS BEREIDINGEN WAAR
VETTEN EN OLIES KUNNEN VRIJKOMEN.
DE VETTEN EN DE OLIES KUNNEN VLAM VATTEN.
Page 3
Algemene waarschuwingen
NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT MOET STEEDS GECONTROLEERD
WORDEN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN ZICH IN DE POSITIE (UIT) BEVINDEN.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM
HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK VAN
HET VLAK.
79
Page 4
Algemene waarschuwingen
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID
RAADPLEEG DE AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE VOOR DE
VEILIGHEIDSNORMEN VOOR ELEKTRISCHE TOESTELLEN OF TOESTELLEN OP
GAS, EN VOOR DE VENTILATIEFUNCTIES.
IN HET BELANG VAN UW VEILIGHEID WERD BIJ WET BEPAALD DAT DE
INSTALLATIE EN DE ASSISTENTIE VAN ALLE ELEKTRISCHE TOESTELLEN MOET
UITGEVOERD WORDEN DOOR BEVOEGD PERSONEEL, MET INACHTNEMING VAN
DE GELDENDE NORMEN.
ONZE ERKENDE INSTALLATEURS GARANDEREN HET BESTE RESULTAAT.
ELEKTRISCHE TOESTELLEN OF TOESTELLEN OP GAS MOETEN STEEDS DOOR
BEKWAME PERSONEN WORDEN WEGGENOMEN.
CONTROLEER VOORDAT HET TOESTEL AANGESLOTEN WORDT OP HET
STROOMNET OF DE GEGEVENS DIE AANGEDUID WORDEN OP DE PLAAT
OVEREENKOMEN MET DIEGENE VAN HET STROOMNET ZELF.
DE IDENTIFICATIEPLAAT MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER
EN DE MERKING IS ZICHTBAAR ONDER DE BESCHERMING GEPLAATST.
HET PLAATJE OP DE CARTER MAG NIET VERWIJDERD WORDEN.
VOORDAT HET TOESTEL WORDT AANGESLOTEN, MOET GECONTROLEERD
WORDEN OF HET GEREGELD IS VOOR HET TYPE VAN GAS DAT ZAL GEBRUIKT
WORDEN; RAADPLEEG HET ETIKET DAT ONDER DE CARTER IS AANGEBRACHT.
VOORDAT DE HANDELINGEN VAN DE INSTALLATIE / ONDERHOUD UITGEVOERD
WORDEN, MOET GECONTROLEERD WORDEN OF DE STROOM NAAR HET
TOESTEL IS UITGESCHAKELD.
DE STEKKER DIE AANGESLOTEN MOET WORDEN OP DE STROOMKABEL EN HET
RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE
VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN.
HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE
VERWIJDEREN.
ALS DE STROOMKABEL BESCHADIGD IS, MOET ONMIDDELLIJK DE TECHNISCHE
ASSISTENTIEDIENST GECONTACTEERD WORDEN DIE VOOR DE VERVANGING
VAN DE KABEL ZAL ZORGEN.
80
HET IS VERPLICHT OM EEN AARDING OP HET TOESTEL TE VOORZIEN VOLGENS
DE VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
VOER ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE EEN KORTE KEURING VAN HET
TOESTEL UIT, VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERDER WORDEN AANGEDUID.
BIJ EEN SLECHTE WERKING MOET HET TOESTEL LOSGEKOPPELD WORDEN VAN
HET ELEKTRICITEITSNET, EN MOET U HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE
ASSISTENTICENTRUM CONTACTEREN.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN.
TIJDENS HET GEBRUIK WORDT HET TOESTEL ERG HEET. LET ERVOOR OP DAT U
DE WARMTE-ELEMENTEN NIET AANRAAKT.
Page 5
Algemene waarschuwingen
DIT TOESTEL MAG NIET GEBRUIKT WORDEN DOOR PERSONEN (KINDEREN
INBEGREPEN) MET VERMINDERDE FYSIEKE OF PSYCHISCHE VERMOGENS, OF
DOOR PERSONEN DIE GEEN ERVARING HEBBEN MET HET GEBRUIK VAN
ELEKTRISCHE APPARATUUR, TENZIJ DIT GEBEURT ONDER TOEZICHT OF
INSTRUCTIE VAN VOLWASSENEN DIE VOOR HUN VEILIGHEID INSTAAN.
HOUD KINDEREN UIT DE BUURT VAN HET TOESTEL WANNEER HET
AANGESCHAKELD IS, EN LAAT ZE ER NIET MEE SPELEN.
PLAATS GEEN METALEN EN PUNTIGE VOORWERPEN (BESTEK OF
GEREEDSCHAPPEN) IN DE GLEUVEN VAN HET TOESTEL.
GEBRUIK GEEN STOOMSTRAAL OM HET TOESTEL TE REINIGEN.
DE STOOM ZOU DE ELEKTRISCHE DELEN KUNNEN BEREIKEN, EN ZE
BESCHADIGEN OF KORTSLUITING KUNNEN VEROORZAKEN.
VOER GEEN WIJZIGINGEN AAN DIT TOESTEL UIT.
GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN NABIJ HET TOESTEL WANNEER HET IN WERKING IS.
GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN WANNEER HET TOESTEL NOG WARM IS.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of
materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of
door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel en door
het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
81
Page 6
Waarschuwingen voor de
afvalverwerking
3. ZORG VOOR HET MILIEU
3.1Onze zorg voor het milieu
Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de
beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische
toestellen, en ook de verwerking van afval: Het symbool van de doorkruiste
vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde
van zijn gebruiksduur gescheiden ingezameld moet worden. De gebruiker moet
de apparatuur dus op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte
centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of
overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel
wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende
recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch
compatibele verwerking draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve
gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren
van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het
product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
Het product bevat geen dusdanige hoeveelheden van stoffen die als gevaarlijk
voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd, conform de actuele
Europese Richtlijnen.
82
3.2Uw zorg voor het milieu
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen
gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken u
om hieraan mee te werken en de verpakking correct te verwerken. Vraag bij uw
verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-,
afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter. Deze kunnen
voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn
gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden.
Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die
verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met
een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden.
Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de
werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in
de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel
doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
Page 7
Aanwijzingen voor de gebruiker
4. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN
4.1Zone van de bedieningen
Alle bedieningen en de controlemechanismen van de plaat bevinden zich op het
frontpaneel.
ZONE VAN DE BEDIENINGEN
Kookplaat met 4 vuren
Kookplaat met 5 vuren
BESCHRIJVING VAN DE DRAAIKNOP
Om de vlam in te schakelen, moet de knop ingedrukt en
linksom gedraaid worden tussen het symbool van de
maximum vlam en het symbool van de minimum
vlam . Om de vlam te regelen, moet de knop in de
zone tussen het maximum en het minimum
gedraaid worden. Om de brander uit te schakelen, moet
u de knop weer op positie plaatsen.
PLAATS VAN DE BRANDERS EN BESCHRIJVING VAN DE SYMBOLEN
Kookplaat met 5 vuren
Vooraan brander
links
Achteraan brander
links
Kookplaat met 4 vuren
Brander
Links
Brander
Rechts
Centrale brander
extern
Centrale brander
intern
Centrale brander
achteraan
Centrale brander
vooraan
Vooraan brander
rechts
Achteraan brander
rechts
83
Page 8
Aanwijzingen voor de gebruiker
5. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
Controleer of de branders, de
vlamverdelers en de roosters correct
gemonteerd zijn.
De vonkontstekers en de
thermokoppels B, aanwezig op de
plaat, moeten in de openingen A in de
vlamverdelers gestopt worden.
5.1Plaatsing van de roosters
De roosters worden niet op de plaat gemonteerd geleverd. Hieronder worden de
beschikbare types van roosters aangeduid.
Om elk rooster correct op de relatieve brander te plaatsen, moeten de
aanwijzingen gevolgd worden:
Kookplaat met 5 vuren
Positioneer de zijdelingse roosters
zoals wordt aangeduid op de
afbeelding.
Kookplaat met 4 vuren
Positioneer de roosters zoals wordt
aangeduid op de afbeelding.
Op het uiteinde van de voetjes van de
roosters zijn siliconrubbertjes aanwezig
die een gaatje hebben, en die op het
relatieve bevestigingspinnetje van de
plaat moeten gecentreerd worden.
Controleer of de roosters gecentreerd zijn op de respectievelijke branders
zonder dat deze laatsten opgeheven of geheld zijn; in dat geval moet de
positionering herhaald worden.
Positioneer daarna het centrale rooster
tegen de zijdelingse roosters.
Als een onstabiliteit van een pan opgemerkt wordt, moet gecontroleerd worden
of de roosters niet fout geplaatst werden.
85
Page 10
Aanwijzingen voor de gebruiker
5.2Aanschakeling van de branders met veiligheidsmechanisme
Voor elke draaiknop wordt de geassocieerde brander aangeduid (het voorbeeld
hiernaast toont de brander vooraan links).
Het toestel is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is
voldoende om op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op
het symbool van de minimum vlam, tot de brander wordt ingeschakeld. Hou de
knop ongeveer 2 seconden ingedrukt zodat de vlam aanblijft, en om het
veiligheidsmechanisme in te schakelen. Het kan zijn dat de brander uitgaat
wanneer de knop wordt losgelaten. In dit geval moet de handeling herhaald
worden, en moet de knop dus langer ingedrukt gehouden worden.
(enkel op de voorziene modellen)
De brander met dubbele vlamverdeler
wordt gevormd door een hulpbrander
en een snelle brander; hij wordt
bediend met twee verschillende
knoppen waarmee de vuren,
afhankelijk van de behoefte, samen of
afzonderlijk gebruikt kunnen worden.
Als de branders, bij de modellen met kleppen, toevallig uitgaan grijpt na
ongeveer 20 seconden een veiligheidsmechanisme in dat de levering van het
gas blokkeert, ook al staat de kraan open. In dit geval moet de knop in de positie
OFF geplaatst worden, en moet minstens 60 seconden gewacht worden voor de
volgende poging.
86
5.3Praktisch advies voor het gebruik van de branders
Voor een optimaal rendement van de branders en een
minimaal gasverbruik moeten recipiënten gebruikt worden
met een platte bodem en met een deksel, die geschikt zijn
voor de brander (raadpleeg de paragraaf “5.2 Aanschakeling
van de branders met veiligheidsmechanisme”).
Om brandwonden te vermijden of schade aan het werkblad en
de glazen bedekking (waar voorzien) te voorkomen, moeten
tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen
de omtrek van de kookplaat blijven, en moet een minimum
afstand van 3-4 cm van de knoppen gehouden worden.
• Gebruik geen vleesroosters of platen voor de bereiding of de verwarming
van voedsel op de ultra snelle brander / brander met driedubbele
vlamverdeler.
• Plaats tijdens de werking geen zilverpapier onder de branders
• Er wordt afgeraden om potten in aardewerk of speksteen te gebruiken om
voedsel te bereiden of te verwarmen
5.5Het gebruik van een vleesrooster
Wanneer u een vleesrooster wilt gebruiken, moet het volgende advies
opgevolgd worden:
• houd de zijwand op 160 mm van de rand van het vleesrooster;
• Als een van de branders nabij de houten achterwand een driedubbele
vlamverdeler is, moet van die wand een afstand van 160 mm van de rand
van het vleesrooster gehouden worden;
• let op dat de vlammen van de branders niet voorbij de rand van het
vleesrooster komen;
• schakel de branders onder het vleesrooster 10 minuten in aan het maximum
vermogen, en stel daarna het minimum vermogen in. Gebruik het
vleesrooster maximaal 45 minuten.
87
Page 12
Aanwijzingen voor de gebruiker
6. REINIGING EN ONDERHOUD
Belangrijk: GEBRUIK GEEN STOOMSTRALEN OM DE KOOKPLAAT TE
REINIGEN.
Vóór elke handeling moet de stroomtoevoer van het toestel uitgeschakeld
worden.
6.1Reiniging van de kookplaat
Om de kookplaat in goede staat te houden, moet ze na elk gebruik
gereinigd worden nadat ze afgekoeld is.
6.1.1 Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik voor het reinigen en bewaren van de oppervlakken steeds en
uitsluitend specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op
chloorbasis bevatten.
Gebruiksaanwijzing: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over
het oppervlak, spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek
in microfiber.
6.1.2 Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers, zodat
de oppervlakken niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende producten voor staal, sponsjes
die niet krassen en eventueel houten of plastic gereedschappen.
Spoel goed, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
88
6.2Reiniging van de onderdelen
6.2.1 De knoppen
De knoppen moeten gereinigd worden met lauw water en een
vaatreinigingsmiddel. Om de reiniging te vergemakkelijken,
kunnen de knoppen verwijderd worden. Droog de knoppen
zorgvuldig nadat ze gereinigd werden.
Gebruik voor de reiniging van de knoppen geen agressieve producten die
alcohol bevatten of producten voor de reiniging van staal en van glas, omdat
deze permanente schade kunnen veroorzaken.
Page 13
Aanwijzingen voor de gebruiker
6.2.2 De roosters
Verwijder de roosters, reinig ze met lauw water en een nietschurend reinigingsmiddel, en verwijder alle afzettingen.
Hermonteer ze op de kookplaat.
Deze onderdelen mogen niet in de afwasmachine gestopt
worden.
6.2.3 De vlamverdelers
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden
om de reiniging te vergemakkelijken; was ze in warm water en
met een niet-schurend reinigingsmiddel, verwijder de
afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn.
De pinnetjes A van de brander moeten in de zitten B van de
kroon van de brander geplaatst worden. De gaten C van deze
laatste moeten geklemd worden op de vonkontstekers en de
thermokoppels D die aanwezig zijn op de plaat.
6.2.4 De vonkonststekers en de thermokoppels
Voor een goede werking van de vonkontstekers en de
thermokoppels moeten deze steeds rein gehouden worden.
Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een
vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd
worden met een houten tandenstoker of met een naald.
Na de reinigingshandelingen moet het toestel zorgvuldig gedroogd worden
omdat eventueel gedruipt reinigingsmiddel en water de correcte werking van het
toestel kunnen schaden en het uitzicht kunnen aantasten.
89
Page 14
Aanwijzingen voor de installateur
7. PLAATSING VAN HET WERKBLAD
De volgende ingreep vergt metsel- en/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd
worden door een bevoegd technicus.
De installatie kan uitgevoerd worden op structuren van verschillende materialen,
zoals metselwerk, metaal, massief hout en met plastic gelamineerd hout, als het
maar hittebestendig is (T 90°C).
Wanneer de kookplaat boven een oven wordt geïnstalleerd, moet deze voorzien
worden van een ventilator voor de koeling.
7.1Insnijding van het werkblad
Maak een opening in het werkblad van de structuur met de afmetingen die op
de afbeelding worden vermeld, en hou daarbij een minimum afstand tot de
achterrand van 50 mm. Dit toestel kan tegen wanden geplaatst worden die
hoger zijn dan het werkblad, op voorwaarde dat de afstand X behouden wordt
die op de figuur wordt aangeduid, om beschadigingen door oververhitting te
vermijden. Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad
bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm bevinden.
Afzuigkappen moeten op een afstand van minstens 650 mm geïnstalleerd
worden.
90
Bij installatie op een open onderkast met deurtjes moet in elk geval onder de
kookplaat een scheidingspaneel worden geplaatst. Bewaar een minimum
afstand van 10 mm tussen de onderkant van het toestel en het oppervak van
het scheidingspaneel, dat bovendien makkelijk verwijderbaar moet zijn om
voldoende toegang te laten in geval technische bijstand wordt vereist.
Page 15
Aanwijzingen voor de installateur
7.2Positionering isolerende pakking
Plaats zorgvuldig de bijgeleverde isolerende pakking op de externe omtrek van
het gat dat gemaakt werd in het bovenblad, zoals wordt aangeduid in de
onderstaande afbeelding, en zorg ervoor dat het goed hecht door er op te
drukken met uw vingers (raadpleeg de afmetingen op de afbeelding). Nadat de
kookplaat op het meubel is bevestigd (raadpleeg “7.3 Bevestiging met
beugels”), moet het teveel van de rand C van de pakking verwijderd worden met
behulp van een cutter. De afmetingen van de volgende tekeningen verwijzen
vanaf het gat tot de binnenkant van de pakking.
91
Page 16
Aanwijzingen voor de installateur
7.3Bevestiging met beugels
Op de afbeelding hiernaast worden de
exacte gaten aangeduid die gebruikt
moeten worden om de plaat correct op
het werkblad te bevestigen.
Bevestig de kookplaat op de structuur
met behulp van de daarvoor bestemde
bijgeleverde beugeltjes.
92
Om de plaat correct op het werkblad te
bevestigen, moeten de beugeltjes A in
de daarvoor bestemde openingen in
de zijkant van de carter geplaatst
worden.
Page 17
Aanwijzingen voor de installateur
8. ELEKTRISCHE AANSLUITING
Controleer of het voltage en de afmetingen van de stroomtoevoerlijn
overeenstemmen met de kenmerken die aangeduid worden op de plaat die zich
onder de carter van het toestel bevindt. Deze plaat mag in geen geval wordenverwijderd.
De stekker van de stroomkabel en het stopcontact op de wand moeten van
hetzelfde type en conform de van kracht zijnde normen betreffende elektrische
installaties zijn. Controleer of de stroomtoevoerlijn voorzien is van een geschikte
aarding.
Laat de stroomkabel achteraan het meubel passeren, en let op dat hij niet in
contact komt met de ondercarter van de kookplaat of met een eventuele
daaronder ingebouwde oven.
Wanneer een vaste aansluiting gebruikt wordt, moet op de toevoerlijn van het
toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme aanwezig zijn met
openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, op een positie die
makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt.
Vermijd het gebruik van adapters, reducties of aftakkingen.
In geval de stroomkabel wordt vervangen,
mag de diameter van de draden van de
nieuwe kabel niet kleiner zijn dan 1 mm
(kabel van 3 x 1 mm²), door er mee
rekening te houden dat het uiteinde dat op
de oven moet aangesloten worden een
aardedraad moet hebben (geel-groen) die
minstens 20 mm langer is.
Gebruik uitsluitend een kabel van het type H05V2V2-F of analoog die bestand is
tegen een maximum temperatuur van 90°C. De vervanging moet uitgevoerd
worden door een bevoegd technicus, die de aansluiting op het net moet
uitvoeren volgens het onderstaande schema.
2
L = bruin
N = blauw
= geel-groen
De vervanging van de stroomkabel moet uitgevoerd worden door personeel van
een erkend assistentiecentrum, zodat eender welk risico vermeden wordt.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor persoonlijke letsels
of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van die voorschriften
of door het onklaar maken van eender welk deel van het toestel.
93
Page 18
Aanwijzingen voor de installateur
9. GASAANSLUITING
Als het toestel geïnstalleerd wordt op een oven moet vermeden worden dat de
gasleiding achteraan de oven passeert, zodat oververhittingen worden
vermijden.
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen buis
of met een flexibele stalen buis op een rechte wand, en volgens de voorschriften
die aangeduid worden door de van kracht zijnde norm. Om de aansluiting te
vergemakkelijken kan de verbinding A op het achterste deel van het toestel
zijdelings gericht worden; los de zeskantmoer B, draai de verbinding A in de
gewenste positie, en draai de zeskantmoer B weer vast (de dichting wordt
verzekerd door een rubberen pakking). Controleer na de handeling of de
dichting perfect is, door gebruik te maken van een zeepoplossing maar nooit
met een vlam. De kookplaat werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een
druk van 20 mbar. Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het
hoofdstuk “10. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES”. De
toevoerverbinding van het gas heeft een schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met een vaste koperen buis: De
aansluiting op het gasnet moet zodanig uitgevoerd
worden dat op het toestel geen belastingen
veroorzaakt worden.
De aansluiting kan uitgevoerd worden op een
adaptergroep D met dubbelkegel, door steeds de
bijgeleverde pakking C te plaatsen.
94
Aansluiting met een flexibele stalen buis: Gebruik
enkel buizen in roestvrij staal op de rechte wand
conform de van kracht zijnde norm, door steeds de
bijgeleverde pakking C te plaatsen tussen de
verbinding A en de flexibele buis E.
Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de
lengte van de bebuizing niet langer is dan 2 meter van de maximale uitrekking;
controleer of de buizen niet in aanraking komen met bewegende delen of
verpletterd worden.
Page 19
Aanwijzingen voor de installateur
9.1Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde normen.
Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in
de tabellen in de paragraaf “10. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE
GASTYPES”.
9.2Ventilatie van de vertrekken
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de
ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer
aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de
luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd
worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen
hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk,
verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral
nadat het toestel lang niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te
openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
9.3Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel
van afzuigkappen, die verbonden zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek
of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden
door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de
normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat
afgeven.
95
Page 20
Aanwijzingen voor de installateur
10.AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES
Voordat de volgende handelingen uitgevoerd worden, moet de stroomtoevoer
naar het toestel uitgeschakeld worden.
Het toestel werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een druk van 20 mbar.
Wanneer andere gastypes worden gebruikt, moeten de straalpijpen op de
branders vervangen worden en moet de minimum vlam op de gaskranen
geregeld worden. Voor de vervanging van de straalpijpen moet gehandeld
worden zoals wordt beschreven in de volgende paragrafen.
10.1 Verwijdering van het vlak
• Verwijder, nadat de roosters
werden verwijderd, alle knoppen
door ze omhoog te trekken.
• Verwijder alle onderdelen van de
branders van de plaat.
96
• Verwijder de
bevestigingsschroeven van het vlak
en de relatieve plaatjes van elke
zone van de branders.
• Enkel voor de modellen van 70 cm
is het bovendien noodzakelijk om
de twee schroeven achteraan te
verwijderen.
Page 21
Aanwijzingen voor de installateur
• Hef het vlak op.
10.2 Regeling voor vloeibaar gas
Los de schroef A en duw de houder B helemaal in. Verwijder met behulp van
een vaste sleutel de straalpijp C, en monteer de geschikte straalpijp door de
aanwijzingen te volgen die aangeduid worden in de referentietabellen voor het
te gebruiken gas. Het aanhaalkoppel van de straalpijp mag niet meer dan 3 Nm
bedragen. Stel de houder B weer in de aanvankelijke stand zodat de straalpijp C
perfect wordt bedekt. Regel de luchtdoorstroom door de Venturi leiding D te
verplaatsen tot een afstand “X” wordt verkregen die wordt aangeduid in de tabel
in de paragraaf “10.4 Regeling van de primaire lucht”, en bevestig met de
schroef A. Herstel de zegel met zegellak of gelijksoortig materiaal nadat de
regelingen werden uitgevoerd.
De kookplaat werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een druk van 20 mbar.
Om het toestel in de conditie te brengen voor de werking van dit type van gas,
moeten dezelfde handelingen uitgevoerd worden die beschreven worden in de
paragraaf “10.2 Regeling voor vloeibaar gas”, door de straalpijpen te kiezen en
de primaire lucht te regelen conform methaan zoals aangeduid wordt in de
volgende tabel en in de paragraaf “10.4 Regeling van de primaire lucht”. Herstel
de zegel met zegellak of gelijksoortig materiaal nadat de regelingen werden
uitgevoerd.
Om de branders van uw kookplaat de identificeren, moeten de tekeningen in paragraaf “10.6 Plaats
van de branders op de kookplaat” geraadpleegd worden.
Interne4242
Externe8181
G30/G31
30 mbar
G25
25 mbar
G30/G31
28/37
mbar
G20/25
20/25
mbar
10.5 Afsluitende handelingen
Na de regelingen moet het toestel weer gemonteerd worden door de
omgekeerde zin te volgen van de aanwijzingen die aangeduid worden in de
paragraaf “10.1 Verwijdering van het vlak”.
10.5.1 Regeling van het minimum voor stadsgas en voor methaan
Plaats de onderdelen weer op de brander, en
plaats de draaiknoppen op de stangetjes van de
kranen. Schakel de brander aan en plaats de
knop op de minimum positie. Verwijder de knop
weer, en handel op de regelschroef in of naast
het stangetje van de kraan (afhankelijk van het
model) tot een regelmatige minimum vlam wordt
verkregen. Monteer de knop weer, en controleer
de stabiliteit van de vlam van de brander (als de
knop snel van het maximum naar het minimum
gedraaid wordt, mag de vlam niet uitgaan).
99
Page 24
Aanwijzingen voor de installateur
914774672/ A
10.5.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef in of
naast het stangetje van de kraan (afhankelijk van het model) helemaal in
wijzerszin gedraaid worden.
De diameters van de by-pass voor elke brander worden aangeduid in de tabel
“10.2 Regeling voor vloeibaar gas”.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet het etiket voor
de regeling van het gas, dat werd aangebracht op de carter van het toestel,
vervangen worden met hetgene voor het nieuwe gas. Het etiket bevindt zich in
het zakje met de bijgeleverde straalpijpen.
10.6 Plaats van de branders op de kookplaat
BRANDERS
1. Hulpbrander
2. Halfsnelle
brander
3. Snelle brander
4. Gered. snelle
brander
5. Ultra snelle
brander
6. Dubbele kroon
100
10.7 Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze intern, en vervang het smeervet.
Deze handeling moet uitgevoerd worden door een gespecialiseerde
technicus.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.