Smeg CSP20-6 User manual [NL]

Inhoudsopgave
1. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID EN HET GEBRUIK _ 86
2. INSTALLATIE VAN HET TOESTEL __________________________ 88
3. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES_____________ 91
4. AFSLUITENDE HANDELINGEN ____________________________ 93
5. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN _____________________ 95
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT __________________________ 103
7. GEBRUIK VAN DE OVENS _______________________________ 105
8. BESCHIKBARE ACCESSOIRES ___________________________ 107
9. ADVIES VOOR DE BEREIDING ___________________________ 109
10. REINIGING EN ONDERHOUD ____________________________ 117
11. BUITENGEWOON ONDERHOUD __________________________ 124
DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER VAN DEZE HANDLEIDING.
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
85
Introductie

1. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID EN HET GEBRUIK

DE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. DE HANDLEIDING MOET GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN HET FORNUIS INTACT EN BINNEN HANDBEREIK WORDEN BEWAARD. WIJ BEVELEN AAN OM DEZE HANDLEIDING EN ALLE ERIN OPGENOMEN AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS HET FORNUIS IN GEBRUIK TE NEMEN. BEWAAR EVENEENS DE REEKS BIJGELEVERDE STRAALPIJPEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN TE RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK, EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT ZIJN. HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: HET BEREIDEN EN VERWARMEN VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK DIENT ALS ONEIGENLIJK TE WORDEN BESCHOUWD.
DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDERE DAN DE VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER. SORTEER HET VERSCHILLENDE VERPAKKINGSAFVAL, EN BEZORG HET AAN HET DICHTST BIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
DE AARDING MOET VERPLICHT VOORZIEN WORDEN VOLGENS DE VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
86
DE STEKKER DIE WORDT AANGESLOTEN OP DE STROOMKABEL EN HET RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN. HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
VOER ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE EEN KORTE KEURING VAN HET TOESTEL UIT, VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERDER WORDEN AANGEDUID. BIJ EEN SLECHTE WERKING MOET HET TOESTEL LOSGEKOPPELD WORDEN VAN HET ELEKTRICITEITSNET, EN MOET U HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE ASSISTENTICENTRUM CONTACTEREN.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN.
NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT MOET STEEDS GECONTROLEERD WORDEN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN ZICH IN DE POSITIE
BEVINDEN.
(UIT)
Introductie
ZET NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN OVENS: EEN ONVERWACHTE ONTSTEKING ERVAN ZOU TOT BRAND KUNNEN LEIDEN.
HET IDENTIFICATIEPLAATJE MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN HET MERK IS GOED ZICHTBAAR AANGEBRACHT IN DE BERGRUIMTE. DIT PLAATJE MAG NOOIT VERWIJDERD WORDEN.
DIT TOESTEL MAG NIET GEÏNSTALLEERD WORDEN OP VERHOOGDE VLAKKEN.
HET TOESTEL WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET OP DAT U DE WARMTE-ELEMENTEN IN DE OVEN NIET AANRAAKT.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF GRILLPLATEN WAARVAN DE DIAMETER GROTER IS DAN DE BUITENOMTREK VAN DE KOOKPLAAT.
HET TOESTEL MAG ENKEL GEBRUIKT WORDEN DOOR VOLWASSENEN. STA NIET TOE DAT KINDEREN IN DE BUURT KOMEN OF ERMEE SPELEN.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE RICHTLIJN 2002/96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE). DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT HET TOESTEL IN WERKING WORDT GESTELD, MOETEN ALLE OP EN IN HET TOESTEL AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDERD WORDEN.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade die wordt veroorzaakt door het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel, of door het gebruik van niet­originele reserveonderdelen.
87
Instructies voor de installateur

2. INSTALLATIE VAN HET TOESTEL

Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde normen. Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 50 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de tekeningen A en B betreffende de installatieklassen. Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm bevinden.
A B
Ingebouwd toestel Vrijstaand

2.1 Elektrische aansluiting

Controleer of het voltage en de afmeting van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje in de bergruimte.
88
Dit plaatje mag nooit worden verwijderd. De stekker en het stopcontact in de wand moeten van hetzelfde type zijn
(in overeenstemming met de geldende normen). Controleer of de stroomvoorziening is uitgerust met een goede aarding. Vermijd het gebruik van reductiestukken, adapters of afleidingen.
Wanneer een vaste aansluiting gebruikt wordt, moet op de toevoerlijn van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme aanwezig zijn met openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, op een positie die makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt.
Instructies voor de installateur
Werking op 380-415V 3N~: gebruik een vijfpolige kabel van het type H05RR-F (kabel van 5 x 1,5 mm2).
Werking op 380-415V 2N~: gebruik een vierpolige kabel van het type H05RR-F (kabel van 4 x 1,5 mm2).
Werking op 220-240V~: gebruik een driepolige kabel van het type H05RR-F (kabel van 3 x 2,5 mm2).
De draad voor de aarding (geel-groen) die op het toestel moet worden aangesloten, moet minstens 20 mm langer zijn dan de andere draden.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor persoonlijke letsels of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van die voorschriften of door het onklaar maken van eender welk deel van het toestel.

2.2 Ventilatie van de ruimten

Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden.

2.3 Afvoer van de verbrandingsproducten

De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van een afzuigkap die verbonden is met een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
89
Instructies voor de installateur

2.4 Aansluiting op het gas

Bij de inwerkingstelling moet u er rekening mee houden dat de maximale extensie van de leiding niet meer dan 2 meter mag bedragen en dat de buizen niet met bewegende delen in aanraking mogen komen of kunnen worden afgeknepen. De binnendiameter van de buis moet voor alle soorten gas 13 mm zijn. Controleer of aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
dat hij over de volledige lengte ervan (max. 2 m) kan worden geïnspecteerd;
dat de slang op geen enkele punt met hete wanden in aanraking komt (let op: het punt A aangeduid in de figuur bereikt de 100 °C);
dat de slang niet blootgesteld is aan trekkrachten of -spanningen en geen korte bochten of knikken heeft;
dat de slang niet in aanraking komt met scherpe voorwerpen of hoeken;
indien een slang niet perfect afsluit en de oorzaak is van de
verspreiding van gas in de omgeving mag u niet proberen om hem te repareren: vervang hem met een nieuwe slang;
controleer of de op de slang aangebrachte gebruikstermijn niet is overschreden.

2.4.1 Aansluiting met een flexibele stalen buis

(voor alle gassoorten) Dit type aansluiting kan zowel op inbouw- als vrijstaande apparaten worden toegepast. Gebruik uitsluitend flexibele stalen buizen met een maximale uitgetrokken lengte van 2 meter, die voldoen aan de plaatselijk geldende normen. Schroef het uiteinde van de flexibele buis L na plaatsing van de pakking C op de gaskoppeling B met externe schroefdraad ½" gas (ISO 228-1).
Na voltooiing van de installatie moet u eventuele lekken opsporen met zeepsop, nooit met een vlam. Verzeker u ervan dat de buis voldoet aan de
geldende normen. Bij aansluiting met een LPG fles moet u een slang met adapter aansluiten op de drukregelaar. Let ervoor op dat de slang niet afgeknepen of beschadigd wordt.
90
Instructies voor de installateur

3. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES

Voordat de volgende handelingen uitgevoerd worden, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
De kookplaat van het fornuis is getest op methaangas G20/G25 (2E+) bij een druk van 20/25 mbar. Als hij op andere gassoorten moet werken, moeten de sproeiers op de branders worden vervangen en moet tenslotte de minimum vlam op de gaskranen worden ingesteld. De sproeiers moeten worden vervangen volgens de beschrijving in de volgende paragraaf.

3.1 Vervanging spuitstukken kookplaat

1. Verwijder de pandragers, alle branderdeksels en de vlamverdelers
2. Schroef de spuitstukken van de branders los met een pijpsleutel van 7 mm;
3. Vervang de spuitstukken van de branders op grond van het te gebruiken type gas (zie paragraaf "3.2 Tabellen karakteristieken branders en spuitstukken").
Plaats de branders weer terug in hun zetels.
De spuitstukken voor het gebruik van stadsgas (G110 -8 mbar) vindt u bij de bevoegde servicecentra.
91
Instructies voor de installateur

3.2 Tabellen karakteristieken branders en spuitstukken

Brander Nominaal
Diameter
warmtevermogen
(kW)
Vloeibaar gas – G30/G31 28/37 mbar
mondstuk 1/100 mm
By-pass
mm
1/100
Hulpbrander 1.05 50 30 400 76 75 Halfsnelle 1.8 65 33 500 131 129 Snel 3 85 45 800 218 215 Zeer snel 4.0 100 65 1600 290 286
Brander
Diameter mondstuk
Nominaal
warmtevermogen
(kW)
Methaangas – G25 25 mbar
1/100 mm
Hulpbrander 1.05 72 400 Halfsnelle 1.8 94 500 Snel 3 121 800 Zeer snel 4.2 148 1600
Beperkt
debiet
(W)
Debiet
g/h G30
Beperkt debiet
(W)
Debiet
g/h G31
De kookplaat is getest en kan uitsluitend op G25 gas met een druk van 25 mbar functioneren, en hoeft dus niet meer te worden afgesteld.
Brander Nominaal
Diameter mondstuk
warmtevermogen
(kW)
Methaangas – G20 20 mbar
1/100 mm
Hulpbrander 1.05 72 400 Halfsnelle 1.8 97 500 Snel 3 115 750 Zeer snel 4.0 135 1600
Beperkt debiet
(W)

3.3 Opstelling van de branders op de kookplaat

BRANDERS
1 Hulpbrander 2 Halfsnelle brander 3 Snelle brander 4 Ultrasnelle brander 5 Ultrasnelle brander
92
Instructies voor de installateur

4. AFSLUITENDE HANDELINGEN

Na de spuitstukken te hebben vervangen moet u de vlamverdelers, branderdeksels en pandragers weer terugplaatsen.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet u het in de opwarmruimte aangebrachte etiketje voor de regeling van het gas vervangen met dat voor het nieuwe gas. Het etiketje is beschikbaar bij het dichtstbijzijnde Erkende Servicecentrum.

4.1 Regeling van het minimum voor methaan

Ontsteek de brander en zet hem op de minimumstand
. Trek de knop van het gaskraantje eraf en verdraai het schroefje in of naast de stang van het kraantje (afhankelijk van de modellen) tot u een minimale en regelmatig brandende vlam heeft. Plaats de knop weer terug en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (wanneer u de knop snel van de maximum­naar de minimumstand draait mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle gaskraantjes.

4.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas

De diameters van de bypassen staan voor iedere afzonderlijke brander vermeld in de paragraaf “3.2 Tabellen karakteristieken branders en spuitstukken." Na voltooiing van de regeling moet u de bypass opnieuw verzegelen met verf of een ander materiaal.

4.3 Plaatsing en nivellering van het toestel

Nadat de gasaansluiting en de elektrische aansluiting werden uitgevoerd, moet het toestel genivelleerd worden met behulp van de vier regelbare pootjes.
93
Instructies voor de installateur
4.4 Montage van de spatrand
Plaats de spatrand boven de vangschaal waarbij u de gaten A met de gaten B overeen moet laten stemmen.
Bevestig de spatrand met de schroeven C op de vangschaal.
94
Instructies voor de gebruiker
5. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN

5.1 Het frontpaneel

Alle controle- en bedieningsknoppen van het fornuis bevinden zich op het frontpaneel.
Bij het eerste gebruik na een stroomonderbreking moet u, om de oven
gereed te maken voor het koken, de toets in het midden 1 tot 2 seconden lang indrukken.
BESCHRIJVING VAN DE SYMBOLEN
BRANDER LINKSACHTER
BRANDER LINKSVOOR
BRANDER MIDDEN-VOOR
THERMOSTAAT HOOFDOVEN
FUNCTIES HOOFDOVEN
BRANDER RECHTSACHTER
BRANDER RECHTSVOOR
BRANDER MIDDEN-ACHTER
THERMOSTAAT HULPOVEN
FUNCTIES HULPOVEN
BEDIENINGSKNOP BRANDERS VAN DE
KOOKPLAAT
Om de brander te ontsteken moet u de knop indrukken en linksom draaien op de waarde van de maximale vlam
. Om de vlam te regelen moet u de knop in het
gebied tussen het maximum ( ) en het minimum ( ) zetten. De uitschakeling van de brander geschiedt door
de knop terug te zetten op de stand .
95
Instructies voor de gebruiker
THERMOSTAATKNOP (Hoofdoven)
U kunt de kooktemperatuur instellen door de knop rechtsom te draaien op de gewenste stand, tussen de 50° en 280°C. Het branden van het controlelampje wijst erop dat de oven wordt opgewarmd. Het ononderbroken branden van de lamp wijst erop dat de temperatuur in de oven continu op het ingestelde niveau wordt gehouden.
THERMOSTAATKNOP (Hulpoven)
U kunt de kooktemperatuur instellen door de knop rechtsom te draaien op de gewenste stand, tussen de 50° en 250°C. Het branden van het controlelampje wijst erop dat de oven wordt opgewarmd. Wanneer dit lampje uitgaat is de vooraf ingestelde temperatuur bereikt. Het regelmatig knipperen wijst erop dat de temperatuur in de oven continu op het ingestelde niveau wordt gehouden.
96
Instructies voor de gebruiker
FUNCTIEKEUZEKNOP (OVENS)
Draai de knop om uit één van de volgende functies te kiezen:
Hoofdoven Hulpoven
HOOFDOVEN HULPOVEN
GEEN FUNCTIE INGESTELD
GEEN FUNCTIE INGESTELD
AFWISSELEND WERKEND GRILL­ELEMENT MET ONDERSTE VERWARMINGSELEMENT + VENTILATIE
BOVENSTE EN ONDERSTE VERWARMINGSELEMENT
BOVENSTE VERWARMINGSELEMENT + GRILL
GRILL-ELEMENT + DRAAISPIT
VERWARMINGSELEMENT BOVEN EN ONDER + VENTILATIE
GRILL-ELEMENT + VENTILATIE
ONDERSTE VERWARMINGSELEMENT + VENTILATIE
GEVENTILEERD VERWARMINGSELEMENT
BOVENSTE EN ONDERSTE VERWARMINGSELEMENT
BOVENSTE VERWARMINGSELEMENT
ONDERSTE VERWARMINGSELEMENT
GRILL-ELEMENT
BOVENSTE VERWARMINGSELEMENT + GRILL
GRILL-ELEMENT + DRAAISPIT
VERWARMINGSELEMENT BOVEN EN ONDER + GEVENTILEERD VERWARMINGSELEMENT AUTOMATISCHE REINIGINGSCYCLUS (PYROLYSE)
CONTROLELAMPJE BLOKKERING DEUR
Tijdens de automatische reinigingscyclus (pyrolyse) van de oven zal de ontsteking van dit controlelampje erop wijzen dat de blokkeerinrichting van de ovendeur in werking is getreden.
97
Loading...
+ 29 hidden pages