DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING
WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER VAN
DEZE HANDLEIDING.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bestemd voor de
gekwalificeerde technicus die moet zorgen voor een gepaste
controle van de gasinstallatie, en die de installatie, de inwerkingstelling
en het uittesten van het toestel moet uitvoeren.
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies
betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de
correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het
toestel.
85
Introductie
1. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID EN
HET GEBRUIK
DE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. DE
HANDLEIDING MOET GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN HET
FORNUIS INTACT EN BINNEN HANDBEREIK WORDEN BEWAARD. WIJ
BEVELEN AAN OM DEZE HANDLEIDING EN ALLE ERIN OPGENOMEN
AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS HET FORNUIS
IN GEBRUIK TE NEMEN. BEWAAR EVENEENS DE REEKS BIJGELEVERDE
STRAALPIJPEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR
GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE
NORMEN TE RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR
HUISHOUDELIJK GEBRUIK, EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE
ACTUEEL VAN KRACHT ZIJN. HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE
VOLGENDE FUNCTIE: HET BEREIDEN EN VERWARMEN VAN VOEDSEL;
ELK ANDER GEBRUIK DIENT ALS ONEIGENLIJK TE WORDEN
BESCHOUWD.
DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD
VOOR ANDERE DAN DE VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS
ACHTER. SORTEER HET VERSCHILLENDE VERPAKKINGSAFVAL, EN
BEZORG HET AAN HET DICHTST BIJZIJNDE CENTRUM VOOR
GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
DE AARDING MOET VERPLICHT VOORZIEN WORDEN VOLGENS DE
VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
86
DE STEKKER DIE WORDT AANGESLOTEN OP DE STROOMKABEL EN HET
RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN
CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN.
HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET
TOESTEL.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE
VERWIJDEREN.
VOER ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE EEN KORTE KEURING VAN HET
TOESTEL UIT, VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERDER WORDEN
AANGEDUID. BIJ EEN SLECHTE WERKING MOET HET TOESTEL
LOSGEKOPPELD WORDEN VAN HET ELEKTRICITEITSNET, EN MOET U HET
DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE ASSISTENTICENTRUM CONTACTEREN.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN.
NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT MOET STEEDS GECONTROLEERD
WORDEN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN ZICH IN DE POSITIE
BEVINDEN.
(UIT)
Introductie
ZET NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN OVENS: EEN
ONVERWACHTE ONTSTEKING ERVAN ZOU TOT BRAND KUNNEN LEIDEN.
HET IDENTIFICATIEPLAATJE MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET
SERIENUMMER EN HET MERK IS GOED ZICHTBAAR AANGEBRACHT IN DE
BERGRUIMTE.
DIT PLAATJE MAG NOOIT VERWIJDERD WORDEN.
DIT TOESTEL MAG NIET GEÏNSTALLEERD WORDEN OP VERHOOGDE
VLAKKEN.
HET TOESTEL WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET OP DAT U
DE WARMTE-ELEMENTEN IN DE OVEN NIET AANRAAKT.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE
BODEM HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF GRILLPLATEN WAARVAN DE DIAMETER
GROTER IS DAN DE BUITENOMTREK VAN DE KOOKPLAAT.
HET TOESTEL MAG ENKEL GEBRUIKT WORDEN DOOR VOLWASSENEN.
STA NIET TOE DAT KINDEREN IN DE BUURT KOMEN OF ERMEE SPELEN.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE
EUROPESE RICHTLIJN 2002/96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN
ELEKTRONISCHE TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC
EQUIPMENT - WEEE).
DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN
RECYCLEREN VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET
VOLLEDIGE GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT HET TOESTEL IN WERKING WORDT GESTELD, MOETEN ALLE
OP EN IN HET TOESTEL AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE
FOLIES VERWIJDERD WORDEN.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels
aan personen of materiële schade die wordt veroorzaakt door het niet in
acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs
maar een enkel onderdeel van het toestel, of door het gebruik van nietoriginele reserveonderdelen.
87
Instructies voor de installateur
2. INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en
volgens de van kracht zijnde normen.
Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan
het werkblad, op een minimum afstand van 50 mm van de zijkant van
het toestel, zoals wordt aangeduid in de tekeningen A en B betreffende
de installatieklassen. Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het
werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm
bevinden.
A B
Ingebouwd toestelVrijstaand
2.1 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de afmeting van de stroomtoevoerlijn
overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het
plaatje in de bergruimte.
88
Dit plaatje mag nooit worden verwijderd.
De stekker en het stopcontact in de wand moeten van hetzelfde type zijn
(in overeenstemming met de geldende normen). Controleer of de
stroomvoorziening is uitgerust met een goede aarding. Vermijd het
gebruik van reductiestukken, adapters of afleidingen.
Wanneer een vaste aansluiting gebruikt wordt, moet op de toevoerlijn
van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme aanwezig zijn
met openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, op een
positie die makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt.
Instructies voor de installateur
Werking op 380-415V 3N~: gebruik een
vijfpolige kabel van het type H05RR-F
(kabel van 5 x 1,5 mm2).
Werking op 380-415V 2N~: gebruik een
vierpolige kabel van het type H05RR-F
(kabel van 4 x 1,5 mm2).
Werking op 220-240V~: gebruik een
driepolige kabel van het type H05RR-F
(kabel van 3 x 2,5 mm2).
De draad voor de aarding (geel-groen) die
op het toestel moet worden aangesloten,
moet minstens 20 mm langer zijn dan de
andere draden.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor
persoonlijke letsels of materiële schade als gevolg van het niet in acht
nemen van die voorschriften of door het onklaar maken van eender welk
deel van het toestel.
2.2 Ventilatie van de ruimten
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In
de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende
luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige
gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De
luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten
afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten
zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden.
2.3 Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door
middel van een afzuigkap die verbonden is met een rookkanaal met een
efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt
afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde
specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden
te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling
moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
89
Instructies voor de installateur
2.4 Aansluiting op het gas
Bij de inwerkingstelling moet u er rekening mee houden dat de maximale
extensie van de leiding niet meer dan 2 meter mag bedragen en dat de
buizen niet met bewegende delen in aanraking mogen komen of kunnen
worden afgeknepen. De binnendiameter van de buis moet voor alle
soorten gas 13 mm zijn.
Controleer of aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
•dat hij over de volledige lengte ervan (max. 2 m) kan worden
geïnspecteerd;
•dat de slang op geen enkele punt met hete wanden in
aanraking komt (let op: het punt A aangeduid in de figuur
bereikt de 100 °C);
•dat de slang niet blootgesteld is aan trekkrachten of -spanningen en
geen korte bochten of knikken heeft;
• dat de slang niet in aanraking komt met scherpe voorwerpen of hoeken;
• indien een slang niet perfect afsluit en de oorzaak is van de
verspreiding van gas in de omgeving mag u niet proberen om hem
te repareren: vervang hem met een nieuwe slang;
•controleer of de op de slang aangebrachte gebruikstermijn niet is
overschreden.
2.4.1 Aansluiting met een flexibele stalen buis
(voor alle gassoorten)
Dit type aansluiting kan zowel op inbouw- als
vrijstaande apparaten worden toegepast. Gebruik
uitsluitend flexibele stalen buizen met een maximale
uitgetrokken lengte van 2 meter, die voldoen aan de
plaatselijk geldende normen. Schroef het uiteinde
van de flexibele buis L na plaatsing van de pakking C
op de gaskoppeling B met externe schroefdraad ½"
gas (ISO 228-1).
Na voltooiing van de installatie moet u eventuele
lekken opsporen met zeepsop, nooit met een
vlam. Verzeker u ervan dat de buis voldoet aan de
geldende normen.
Bij aansluiting met een LPG fles moet u een slang
met adapter aansluiten op de drukregelaar.
Let ervoor op dat de slang niet afgeknepen of
beschadigd wordt.
90
Instructies voor de installateur
3. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE
GASTYPES
Voordat de volgende handelingen uitgevoerd worden, moet de
stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
De kookplaat van het fornuis is getest op methaangas G20/G25 (2E+) bij
een druk van 20/25 mbar. Als hij op andere gassoorten moet werken,
moeten de sproeiers op de branders worden vervangen en moet tenslotte
de minimum vlam op de gaskranen worden ingesteld. De sproeiers
moeten worden vervangen volgens de beschrijving in de volgende
paragraaf.
3.1 Vervanging spuitstukken kookplaat
1. Verwijder de pandragers, alle branderdeksels en de vlamverdelers
2. Schroef de spuitstukken van de branders los met een pijpsleutel van
7 mm;
3. Vervang de spuitstukken van de branders op grond van het te gebruiken type
gas (zie paragraaf "3.2 Tabellen karakteristieken branders en spuitstukken").
Plaats de branders weer terug in hun zetels.
De spuitstukken voor het gebruik van stadsgas (G110 -8 mbar) vindt u
bij de bevoegde servicecentra.
91
Instructies voor de installateur
3.2 Tabellen karakteristieken branders en spuitstukken
Brander Nominaal
Diameter
warmtevermogen
(kW)
Vloeibaar gas – G30/G31 28/37 mbar
mondstuk
1/100 mm
By-pass
mm
1/100
Hulpbrander 1.05 50 30 400 76 75
Halfsnelle 1.8 65 33 500 131 129
Snel 3 85 45 800 218 215
Zeer snel 4.0 100 65 1600 290 286
Brander
Diameter mondstuk
Nominaal
warmtevermogen
(kW)
Methaangas – G25 25 mbar
1/100 mm
Hulpbrander 1.05 72 400
Halfsnelle 1.8 94 500
Snel 3 121 800
Zeer snel 4.2 148 1600
Beperkt
debiet
(W)
Debiet
g/h G30
Beperkt debiet
(W)
Debiet
g/h G31
De kookplaat is getest en kan uitsluitend op G25 gas met een druk van 25
mbar functioneren, en hoeft dus niet meer te worden afgesteld.
Brander Nominaal
Diameter mondstuk
warmtevermogen
(kW)
Methaangas – G20 20 mbar
1/100 mm
Hulpbrander 1.05 72 400
Halfsnelle 1.8 97 500
Snel 3 115 750
Zeer snel 4.0 135 1600
Na de spuitstukken te hebben vervangen moet u de vlamverdelers,
branderdeksels en pandragers weer terugplaatsen.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet u het in
de opwarmruimte aangebrachte etiketje voor de regeling van het gas
vervangen met dat voor het nieuwe gas. Het etiketje is beschikbaar bij
het dichtstbijzijnde Erkende Servicecentrum.
4.1 Regeling van het minimum voor methaan
Ontsteek de brander en zet hem op de
minimumstand
. Trek de knop van het
gaskraantje eraf en verdraai het schroefje in of
naast de stang van het kraantje (afhankelijk van de
modellen) tot u een minimale en regelmatig
brandende vlam heeft. Plaats de knop weer terug
en controleer de stabiliteit van de vlam van de
brander (wanneer u de knop snel van de maximumnaar de minimumstand draait mag de vlam niet
uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle
gaskraantjes.
4.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
De diameters van de bypassen staan voor iedere afzonderlijke brander
vermeld in de paragraaf “3.2 Tabellen karakteristieken branders en spuitstukken." Na voltooiing van de regeling moet u de bypass opnieuw
verzegelen met verf of een ander materiaal.
4.3 Plaatsing en nivellering van het toestel
Nadat de gasaansluiting en de elektrische aansluiting werden
uitgevoerd, moet het toestel genivelleerd worden met behulp van de vier
regelbare pootjes.
93
Instructies voor de installateur
4.4 Montage van de spatrand
•Plaats de spatrand boven de vangschaal waarbij u de gaten A met de
gaten B overeen moet laten stemmen.
•Bevestig de spatrand met de schroeven C op de vangschaal.
94
Instructies voor de gebruiker
5. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN
5.1 Het frontpaneel
Alle controle- en bedieningsknoppen van het fornuis bevinden zich op het
frontpaneel.
Bij het eerste gebruik na een stroomonderbreking moet u, om de oven
gereed te maken voor het koken, de toets in het midden 1 tot 2
seconden lang indrukken.
BESCHRIJVING VAN DE SYMBOLEN
BRANDER
LINKSACHTER
BRANDER
LINKSVOOR
BRANDER
MIDDEN-VOOR
THERMOSTAAT
HOOFDOVEN
FUNCTIES
HOOFDOVEN
BRANDER
RECHTSACHTER
BRANDER
RECHTSVOOR
BRANDER
MIDDEN-ACHTER
THERMOSTAAT
HULPOVEN
FUNCTIES
HULPOVEN
BEDIENINGSKNOP BRANDERS VAN DE
KOOKPLAAT
Om de brander te ontsteken moet u de knop indrukken
en linksom draaien op de waarde van de maximale vlam
. Om de vlam te regelen moet u de knop in het
gebied tussen het maximum () en het minimum ( )
zetten. De uitschakeling van de brander geschiedt door
de knop terug te zetten op de stand .
95
Instructies voor de gebruiker
THERMOSTAATKNOP (Hoofdoven)
U kunt de kooktemperatuur instellen door de knop rechtsom te
draaien op de gewenste stand, tussen de 50° en 280°C.
Het branden van het controlelampje wijst erop dat de oven wordt
opgewarmd. Het ononderbroken branden van de lamp wijst erop dat
de temperatuur in de oven continu op het ingestelde niveau wordt
gehouden.
THERMOSTAATKNOP (Hulpoven)
U kunt de kooktemperatuur instellen door de knop rechtsom te
draaien op de gewenste stand, tussen de 50° en 250°C.
Het branden van het controlelampje wijst erop dat de oven wordt
opgewarmd. Wanneer dit lampje uitgaat is de vooraf ingestelde
temperatuur bereikt. Het regelmatig knipperen wijst erop dat de
temperatuur in de oven continu op het ingestelde niveau wordt
gehouden.
96
Instructies voor de gebruiker
FUNCTIEKEUZEKNOP (OVENS)
Draai de knop om uit één van de volgende
functies te kiezen:
Hoofdoven Hulpoven
HOOFDOVEN HULPOVEN
GEEN FUNCTIE INGESTELD
GEEN FUNCTIE INGESTELD
AFWISSELEND WERKEND GRILLELEMENT MET ONDERSTE
VERWARMINGSELEMENT +
VENTILATIE
BOVENSTE EN ONDERSTE
VERWARMINGSELEMENT
BOVENSTE
VERWARMINGSELEMENT + GRILL
GRILL-ELEMENT + DRAAISPIT
VERWARMINGSELEMENT BOVEN
EN ONDER + VENTILATIE
GRILL-ELEMENT + VENTILATIE
ONDERSTE VERWARMINGSELEMENT + VENTILATIE
GEVENTILEERD VERWARMINGSELEMENT
BOVENSTE EN ONDERSTE
VERWARMINGSELEMENT
BOVENSTE
VERWARMINGSELEMENT
ONDERSTE
VERWARMINGSELEMENT
GRILL-ELEMENT
BOVENSTE
VERWARMINGSELEMENT + GRILL
GRILL-ELEMENT + DRAAISPIT
VERWARMINGSELEMENT BOVEN EN ONDER + GEVENTILEERD
VERWARMINGSELEMENT
AUTOMATISCHE REINIGINGSCYCLUS
(PYROLYSE)
CONTROLELAMPJE BLOKKERING DEUR
Tijdens de automatische reinigingscyclus (pyrolyse) van de oven
zal de ontsteking van dit controlelampje erop wijzen dat de
blokkeerinrichting van de ovendeur in werking is getreden.
97
Loading...
+ 29 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.