Smeg CS19-6, CS19A-6, CS18V-6, CS19B-6, A1K-6 User Manual [nl]

...
Inhoudsopgave
1. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID EN HET GEBRUIK _ 72
2. INSTALLATIE VAN HET TOESTEL __________________________ 74
3. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES_____________ 77
4. AFSLUITENDE HANDELINGEN ____________________________ 79
5. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN _____________________ 81
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ___________________________ 88
7. GEBRUIK VAN DE OVEN _________________________________ 90
8. BESCHIKBARE ACCESSOIRES ____________________________ 92
9. ADVIES VOOR DE BEREIDING ____________________________ 93
10. REINIGING EN ONDERHOUD _____________________________ 99
11. BUITENGEWOON ONDERHOUD __________________________ 102
DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER VAN DEZE HANDLEIDING.
@
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bestemd voor de gekwalificeerde technicus die moet zorgen voor een gepaste controle van de gasinstallatie, en die de installatie, de inwerkingstelling en het uittesten van het toestel moet uitvoeren.
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
Ga voor meer informatie over onze producten naar onze website: www.smeg.com
71
Presentatie

1. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID EN HET GEBRUIK

DE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. DE HANDLEIDING MOET GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN HET FORNUIS INTACT EN BINNEN HANDBEREIK WORDEN BEWAARD. WIJ BEVELEN AAN OM DEZE HANDLEIDING EN ALLE ERIN OPGENOMEN AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS HET FORNUIS IN GEBRUIK TE NEMEN. BEWAAR EVENEENS DE REEKS BIJGELEVERDE STRAALPIJPEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN TE RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK, EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT ZIJN. HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: HET BEREIDEN EN VERWARMEN VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK DIENT ALS ONEIGENLIJK TE WORDEN BESCHOUWD.
DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDERE DAN DE VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER. SORTEER HET VERSCHILLENDE VERPAKKINGSAFVAL, EN BEZORG HET AAN HET DICHTST BIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
DE AARDING MOET VERPLICHT VOORZIEN WORDEN VOLGENS DE VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
DE STEKKER DIE WORDT AANGESLOTEN OP DE STROOMKABEL EN HET RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN. HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
VOER ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE EEN KORTE KEURING VAN HET TOESTEL UIT, VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERDER WORDEN AANGEDUID. BIJ EEN SLECHTE WERKING MOET HET TOESTEL LOSGEKOPPELD WORDEN VAN HET ELEKTRICITEITSNET, EN MOET U HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE ASSISTENTICENTRUM CONTACTEREN.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN.
NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT MOET STEEDS GECONTROLEERD WORDEN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN ZICH IN DE POSITIE «NUL» (UIT) BEVINDEN.
72
Presentatie
ZET NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN DE OVEN: EEN ONVERWACHTE ONTSTEKING ERVAN ZOU TOT BRAND KUNNEN LEIDEN.
HET IDENTIFICATIEPLAATJE MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN HET MERK IS GOED ZICHTBAAR AANGEBRACHT IN DE BERGRUIMTE. DIT PLAATJE MAG NOOIT VERWIJDERD WORDEN.
HET TOESTEL WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET OP DAT U DE WARMTE-ELEMENTEN IN DE OVEN NIET AANRAAKT.
DIT TOESTEL MAG NIET GEÏNSTALLEERD WORDEN OP VERHOOGDE VLAKKEN.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK DE KOOKPLAAT NOOIT ALS WERKVLAK.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF GRILLPLATEN WAARVAN DE DIAMETER
GROTER IS DAN DE BUITENOMTREK VAN DE KOOKPLAAT.
DIT TOESTEL MAG NIET WORDEN GEBRUIKT DOOR PERSONEN (KINDEREN INBEGREPEN) MET VERMINDERDE FYSISCHE OF PSYCHISCHE VERMOGENS, OF DOOR PERSONEN DIE GEEN ERVARING HEBBEN IN HET GEBRUIK VAN ELEKTRISCHE APPARATUUR, TENZIJ DIT GEBEURT ONDER TOEZICHT OF INSTRUCTIE VAN VOLWASSENEN DIE VOOR HUN VEILIGHEID INSTAAN.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE RICHTLIJN 2002/96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE).
DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT HET TOESTEL IN WERKING WORDT GESTELD, MOETEN ALLE OP EN IN HET TOESTEL AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDERD WORDEN.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade die wordt veroorzaakt door het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel, of door het gebruik van niet­originele reserveonderdelen.
73
Aanwijzingen voor de installateur

2. INSTALLATIE VAN HET TOESTEL

Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde normen. Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 50 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de tekeningen A en B betreffende de installatieklassen. Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm bevinden.
74
A Ingebouwd toestel Vrijstaand

2.1 Elektrische aansluiting

Controleer of het voltage en de afmeting van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje in de bergruimte. Dit plaatje mag nooit worden verwijderd.
De stekker en het stopcontact in de wand moeten van hetzelfde type zijn (in overeenstemming met de geldende normen). Controleer of de stroomvoorziening is uitgerust met een goede aarding. Vermijd het gebruik van reductiestukken, adapters of afleidingen.
Wanneer een vaste aansluiting gebruikt wordt, moet op de toevoerlijn van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme aanwezig zijn met openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, op een positie die makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt.
B
Aanwijzingen voor de installateur
In geval van vervanging van de voedingskabel, mag de doorsnede van de draden van de nieuwe kabel niet minder zijn dan 1.5 mm2(kabel van 3 x 1.5), en denk eraan dat het uiteinde dat met het apparaat verbonden moet worden een minstens 20 mm langere aardingsdraad (geel­groen) moet hebben. Gebruik uitsluitend de speciale kabels die verkrijgbaar zijn bij de Assistentiecentra.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor persoonlijke letsels of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van die voorschriften of door het onklaar maken van eender welk deel van het toestel.

2.2 Ventilatie van de ruimten

Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden.

2.3 Afvoer van verbrandingsproducten

De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van een afzuigkap die verbonden is met een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
75
Aanwijzingen voor de installateur

2.4 Gasaansluiting

De aansluiting met rubberen buis moet zo worden verricht dat de leidingen niet langer zijn dan 2 meter in volledige extensie; vergewis u ervan dat de leidingen niet in aanraking komen met bewegende delen en niet bekneld raken. De binnendiameter van de buis moet 13 mm zijn voor alle gastypen. Controleer of aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
of de leiding bevestigd is aan een slanghouder met veiligheidsklembandje;
of de leiding over de hele lengte (max. 2 m) geïnspecteerd kan worden;
of de leiding op geen enkel punt van de route in aanraking komt met
hete wanden (Let op: punt A in de figuur bereikt een temperatuur van 100 °C);
of hij niet blootstaat aan trekkrachten of spanningen, en geen scherpe bochten maakt of afgekneld wordt;
of hij niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
als de leiding niet perfect afgedicht is en gaslekkages in de omgeving veroorzaakt, probeer hem dan niet te repareren: vervang hem door een nieuwe slang;
controleer of de houdbaarheidsdatum van de slang niet overschreden is.

2.4.1 Aansluiting met flexibele stalen stang (voor alle types gas)

Dit type aansluiting is mogelijk op zowel vrijstaande als inbouwapparaten. Gebruik uitsluitend flexibele stalen buizen conform de van toepassing zijnde normen, met een maximale extensie van 2 meter. Als het apparaat wordt aangesloten op het net door middel van een buigzame stalen leiding, moet het uiteinde van de leiding L worden vastgeschroefd aan het gasverbindingsstuk B met mannelijk schroefdraad ½” gas met daartussen een pakking C. Na de installatie te hebben beëindigd moet u met wat zeepsop controleren op eventuele lekkages; gebruik hiervoor nooit een vlam. Controleer of de buis conform de van toepassing zijnde normen is. Bij aansluiting op een LPG gasfles moet u een slang gebruiken met een adapter voor aansluiting op de drukregelaar. Let ervoor op dat de buis niet wordt platgedrukt of beschadigd.
76
Aanwijzingen voor de installateur

3. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES

Voordat de volgende handelingen uitgevoerd worden, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
De kookplaat van het fornuis is getest op methaangas G20/G25 (2E+) bij een druk van 20/25 mbar. Als hij op andere gassoorten moet werken, moeten de sproeiers op de branders worden vervangen en moet tenslotte de minimum vlam op de gaskranen worden ingesteld. De sproeiers moeten worden vervangen volgens de beschrijving in de volgende paragraaf.

3.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat

Bij deze ingreep hoeft de primaire lucht niet te worden geregeld.
1. Verwijder de roosters, alle deksels en de vlamverdelers;
2. Draai alle straalpijpen van de branders los met met een buissleutel van 7 mm;
3. Vervang de straalpijpen van de branders met diegene voor het gas dat gebruikt zal worden (raadpleeg paragraaf "3.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de vlamverdelers ").
Plaats de branders weer correct in de gepaste zitten.
77
Aanwijzingen voor de installateur
3.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de
Brander Nominaal
Diameter
Hulpbrander 1.05 50 30 400 76 75 Halfsnelle 1.8 65 33 500 131 129 Snel 3 85 45 800 218 215 Zeer snel 4.0 100 65 1600 290 286 Vispan 1.9 68 45 800 138 136
Brander
Diameter mondstuk
Hulpbrander 1.05 72 400 Halfsnelle 1.8 94 500 Snel 3 121 800 Zeer snel 4.2 148 1600 Vispan 1.9 100 800
De kookplaat is getest en kan uitsluitend op G25 gas met een druk van 25 mbar functioneren, en hoeft dus niet meer te worden afgesteld.
Brander Nominaal
Diameter mondstuk
Hulpbrander 1.05 72 400 Halfsnelle 1.8 97 500 Snel 3 115 750 Zeer snel 4.0 135 1600 Vispan 1.9 94 800
vlamverdelers
warmtevermogen
(kW)
Nominaal
warmtevermogen
(kW)
warmtevermogen
(kW)
Vloeibaar gas – G30/G31 28/37 mbar
mondstuk 1/100 mm
By-pass
mm
1/100
Methaangas – G25 25 mbar
1/100 mm
Methaangas – G20 20 mbar
1/100 mm
Beperkt
debiet
(W)
Debiet
g/h G30
Beperkt debiet
(W)
Beperkt debiet
(W)
Debiet
g/h G31

3.3 Plaats van de branders op de kookplaat

BRANDER
1 Hulpbrander 2 Halfsnelle 3 Snel 4 Zeer snel 5 Vispan
78
Aanwijzingen voor de installateur

4. AFSLUITENDE HANDELINGEN

Na vervanging van de sproeiers moeten de vlamverdelerkransen, de
kapjes van de branders en de roosters worden teruggeplaatst.
Na de instelling met een andere soort gas dan bij de keuring dient het etiket in de bergruimte voor het voedsel te worden vervangen door het etiket dat correspondeert met de nieuwe gassoort. Het etiket is verkrijgbaar bij het dichtstbijzijnde Erkende Assistentiecentrum.

4.1 Regeling van het minimum voor methaan

Ontsteek de brander en zet hem op de minimumstand. Trek de knop van het gaskraantje eraf en verdraai het schroefje in of naast de stang van het kraantje (afhankelijk van de modellen) tot u een minimale en regelmatig brandende vlam heeft. Plaats de knop weer terug en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (wanneer u de knop snel van de maximum- naar de minimumstand draait mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle gaskraantjes.

4.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas

Voor het instellen van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef rechts van het staafje van de kraan geheel met de klok meegedraaid worden. De diameters van de bypass worden vermeld in paragraaf “3.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de vlamverdelers” voor elke brander afzonderlijk. Herstel na de regeling de verzegeling van de bypass met verf of een ander materiaal.

4.3 Plaatsing en nivellering van het toestel

Nadat de gasaansluiting en de elektrische aansluiting werden uitgevoerd, moet het toestel genivelleerd worden met behulp van de vier regelbare pootjes.
79
Aanwijzingen voor de installateur

4.4 Montage van de plint

Plaats de plint boven de plaat en zorg er voor dat de gaten A overeenkomen met de gaten B.
Bevestig de plint op de plaat, door de schroeven C vast te draaien.
80
Aanwijzingen voor de gebruiker

5. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN

5.1 Het frontpaneel

Alle controle- en bedieningsknoppen van het fornuis bevinden zich op het frontpaneel.
BESCHRIJVING VAN DE SYMBOLEN
OVENTHERMOSTAAT
OVENFUNCTIES KOOKZONE
LINKSVOOR
KOOKZONE LINKSACHTER
KOOKZONE RECHTSACHTER
KOOKZONE RECHTSVOOR
VISPAN
KOOKZONE MIDDEN VOOR
THERMOSTAATKNOP
De keuze van de temperatuur voor de bereiding wordt uitgevoerd door de knop in wijzerszin op de gewenste waarde te draaien, tussen 50° en 250°C. Het oplichten van de controlelamp meldt dat de oven aan het voorverwarmen is.
Wanneer deze controlelamp uitgaat, werd de ingestelde temperatuur bereikt. Het regelmatig knipperen duidt aan dat de temperatuur in de oven constant op het ingestelde niveau wordt gehouden.
FUNCTIEKEUZEKNOP
Draai de knop om één van de volgende functies te kiezen:
81
Loading...
+ 23 hidden pages