Smeg CS122-6 User Manual [nl]

Inhoudsopgave
1. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID EN HET GEBRUIK _______ 90
2. INSTALLATIE VAN HET APPARAAT_______________________________ 92
3. REGELING VAN HET GAS_______________________________________ 97
4. AFSLUITENDE HANDELINGEN___________________________________ 99
5. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSORGANEN
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT_________________________________ 109
7. GEBRUIK VAN DE OVENS _____________________________________ 111
8. GEBRUIK VAN DE "PIZZA" FUNCTIE _____________________________ 113
9. BESCHIKBARE ACCESSOIRES _________________________________ 115
10. AANBEVELINGEN VOOR HET KOKEN____________________________ 117
11. REINIGING EN ONDERHOUD ___________________________________ 123
12. BUITENGEWOON ONDERHOUD ________________________________ 129
DEZE INSTRUCTIES ZIJN UITSLUITEND VAN TOEPASSING VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN OP DE OMSLAG VAN DEZE HANDLEIDING STAAN AFGEBEELD.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR: bestemd voor de gekwalificeerde technicus die moet zorgen voor een goede controle van de gasleiding, de installatie, de inwerkingstelling en het uittesten van het apparaat
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u de aanwijzingen voor het gebruik, de beschrijving van de bedieningsorganen en de correcte handelingen voor het reinigen en onderhouden van het apparaat.
____________________ 101
89
Presentatie

1. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID EN HET GEBRUIK

DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND ONDERDEEL VAN HET APPARAAT. HIJ MOET GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN HET FORNUIS INTACT EN BINNEN BEREIK WORDEN BEWAARD. WIJ BEVELEN AAN OM DEZE HANDLEIDING EN ALLE ERIN OPGENOMEN AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS HET FORNUIS IN GEBRUIK TE NEMEN. BEWAAR OOK DE BIJGEVOEGDE SERIE VAN SPUITSTUKKEN. DE INSTALLATIE ZAL MOETEN WORDEN UITGEVOERD DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN IN OVEREENSTEMMING MET DE GELDENDE NORMEN. DIT APPARAAT IS BESTEMD VOOR EEN HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN BEANTWOORDT AAN DE EEG RICHTLIJNEN DIE MOMENTEEL VAN TOEPASSING ZIJN. HET APPARAAT IS GEFABRICEERD VOOR HET UITOEFENEN VAN DE VOLGENDE FUNCTIE: HET KOKEN EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; IEDER ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJK WORDEN BESCHOUWD
DE FABRIKANT KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDERE DAN DE VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
LAAT DE RESTEN VAN HET VERPAKKINGSMATERIAAL NIET ONBEHEERD ACHTER IN DE HUISELIJKE OMGEVING. SCHEID DE VERSCHILLENDE VAN DE VERPAKKING AFKOMSTIGE AFVALMATERIALEN EN BRENG ZE NAAR HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR DE GEDIFFERENTIEERDE INZAMELING VAN AFVAL.
EEN AARDAANSLUITING IN OVEREENSTEMMING MET DE WIJZEN VOORZIEN DOOR DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE IS VERPLICHT.
DE STEKKER DIE OP DE VOEDINGSKABEL WORDT AANGESLOTEN EN HET BIJBEHORENDE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE ZIJN IN OVEREENSTEMMING MET DE GELDENDE VOORSCHRIFTEN. HET STOPCONTACT MOET TOEGANKELIJK ZIJN WANNEER HET APPARAAT IS INGEBOUWD.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE MOET U HET APPARAAT KORT TESTEN IN OVEREENSTEMMING MET DE HIERNA VERSTREKTE INSTRUCTIES. WANNEER HET APPARAAT NIET FUNCTIONEERT MOET U HET LOSKOPPELEN VAN HET ELEKTRICITEITSNET EN HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE SERVICECENTRUM RAADPLEGEN.
PROBEER NOOIT OM HET APPARAAT ZELF TE REPAREREN.
NA IEDER GEBRUIK VAN HET APPARAAT MOET U ALTIJD CONTROLEREN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN DE STAND
ZET NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN OVENS: EEN ONVERWACHTE ONTSTEKING ERVAN ZOU TOT BRAND KUNNEN LEIDEN.
(UIT) STAAN.
90
Presentatie
HET TYPEPLAATJE MET DE TECHNISCHE SPECIFICATIES, HET SERIENUMMER EN HET MERKTEKEN IS ZICHTBAAR IN HET OPBERGVAK AANGEBRACHT.
HET PLAATJE MAG NOOIT WORDEN VERWIJDERD.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT GLADDE EN REGELMATIGE
BODEM HEBBEN OP DE PANDRAGERS VAN DE KOOKPLAAT.
TIJDENS HET GEBRUIK WORDT HET APPARAAT ZEER HEET. LET ERVOOR OP DAT U DE WARMTE-ELEMENTEN IN DE OVEN NIET AANRAAKT.
DIT APPARAAT MAG NIET OP VERHOOGDE PLATFORMEN WORDEN GEMONTEERD.
BIJ HET INSTALLEREN VAN HET PRODUCT MOET U ERVOOR ZORGEN DAT U DE PANNEN OP DE KOOKPLAAT NIET PER ONGELUK KUNT AANRAKEN WANNEER U LADEN OF DEURTJES VAN MEUBELEN OP DEZELFDE HOOGTE ERVAN OPENT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF GRILLPLATEN WAARVAN DE DIAMETER GROTER IS DAN DE BUITENOMTREK VAN DE KOOKPLAAT.
DIT TOESTEL MAG NIET WORDEN GEBRUIKT DOOR PERSONEN (KINDEREN INBEGREPEN) MET VERMINDERDE FYSISCHE OF PSYCHISCHE VERMOGENS, OF DOOR PERSONEN DIE GEEN ERVARING HEBBEN IN HET GEBRUIK VAN ELEKTRISCHE APPARATUUR, TENZIJ DIT GEBEURT ONDER TOEZICHT OF INSTRUCTIE VAN VOLWASSENEN DIE VOOR HUN VEILIGHEID INSTAAN.
DIT APPARAAT IS VOORZIEN VAN EEN MERKTEKEN IN DE ZIN VAN DE EUROPESE RICHTLIJN 2002/96/EG BETREFFENDE AFGEDANKTE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR (AEEA). IN DEZE RICHTLIJN WORDEN DE VOOR HET GEHELE TERRITORIUM VAN DE EUROPESE UNIE GELDENDE NORMEN VASTGELEGD VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEN VAN AFGEDANKTE APPARATEN.
VOORDAT U HET APPARAAT IN WERKING STELT MOET U VERPLICHT ALLE OP EN IN HET APPARAAT AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
De fabrikant onthoudt zich van iedere aansprakelijkheid voor schade aan personen of zaken als gevolg van het niet inachtnemen van de bovenstaande voorschriften, van wijzigingen aangebracht aan ook slechts één enkel onderdeel van het apparaat en van het gebruik van niet-originele vervangingsonderdelen.
91
Instructies voor de installateur

2. INSTALLATIE VAN HET APPARAAT

Het apparaat moet worden geïnstalleerd door een gekwalificeerd technicus en in overeenstemming met de geldende normen.
Het apparaat kan worden geïnstalleerd tegen wanden waarvan er één hoger is dan het werkblad, op een minimale afstand van 50 mm vanaf de zijkant van het apparaat, zoals afgebeeld in de tekeningen A en B met betrekking tot de installatieklassen. Boven het werkblad aangebrachte schappen of afzuigkappen moeten op een afstand van tenminste 750 mm staan.
A B
Ingebouwd apparaat Vrijstaand

2.1 Plaatsing en waterpas stellen van het apparaat

Het apparaat is uitgerust met regelbare wieltjes en voetjes om er de plaatsing van te vereenvoudigen. Om de wieltjes aan de voorkant te gebruiken moet u het voetje vastschroeven zoals afgebeeld in de figuur hiernaast om het apparaat op de wielen aan de voorkant te laten rusten. Om het apparaat vrij te kunnen verplaatsen moet u echter ook de achterkant opheffen volgens de onderstaande instructies:
schroef met een pijpsleutel van 10 de 2 zeskantige moeren onder de ovenruimte vast: op deze wijze komt het apparaat omhoog en kunt u hem zowel waterpas zetten als verplaatsen. Schroef, na beëindiging van deze handelingen, de zeshoekige moeren en de voetjes aan de voorkant weer vast om het fornuis stabiel en vlak te zetten.
92
Instructies voor de installateur
2.2 Elektrische aansluiting
Het aansluiten van Smeg apparatuur. Alle Smeg apparaten die Smeg Nederland verkoopt moeten op 220-240 volt worden aangesloten. Geen van de apparaten mag op 380 volt worden aangesloten. Dit in tegenstelling van wat er in de diverse gebruiksaanwijzingen staat. Apparaten die op 380 volt worden aangesloten kunnen beschadigd raken. De spanning bij 380 volt installaties noemt men krachtstoom. Ook bij krachtstroom heeft men 220-240 volt, die meet men alleen tussen de fase en de nul. Waar het echter fout gaat, is dat de spanning tussen 2 fasen in Nederland 380 volt is, bij een aantal apparaten kunnen componenten doorbranden. In Nederland komt bij de meeste woningen maar één fase, één nul en één aarde draad binnen. Deze inkomende leiding wordt door het energiebedrijf voor de meter afgezekerd met een hoog Ampèrage zekering en na de meter wordt deze onderverdeeld in meerdere groepen van 16 amp. Als men nu tussen de fase en de nul meet men nog steeds 220 volt, maar als je op de onderlinge groepen meet wordt er geen waarden aangegeven. Hier is geen spanningsverschil aanwezig. Een zekering van 16 ampère kan met een vermogen van 3520 Watt tot 3840 Watt belast worden. (afhankelijk van de spanning (220/240 Volt)). Dit houdt in dat als een apparaat een aansluitwaard van 6,60 KW heeft, er gezekerd moet worden met minimaal 2 zekeringen van ieder 16 Ampère. Deze zekeringen moeten geschakeld zijn, zodat ze altijd samen uit of samen aan gaan. De wandcontactdoos dient een Perilex aansluiting te zijn Apparaten die op een geschakelde zekering (ovengroep) worden aangesloten dienen een Perilexstekker te hebben. In de volgende catalogi wordt bij ieder apparaat de benodigde spanning vermeld, dus altijd 220/240 Volt. Vergewis u ervan dat de spanning en de dimensionering van de voedingslijn corresponderen met de eigenschappen die vermeld worden op het plaatje op de achterkap van het apparaat. Deze plaat mag nooit worden verwijderd. Het apparaat kan vast of met een stekker en stopcontact worden aangesloten op het net. In het tweede geval moeten de stekker en het stopcontact geschikt zijn voor de gebruikte kabel en voldoen aan de geldende voorschriften. Voor elk type aansluiting moet het apparaat beslist geaard worden. Alvorens het aan te sluiten dient te worden gecontroleerd of de voedingslijn naar behoren is geaard. Gebruik geen reducties, adapters of omleidingen. Als het apparaat met een vaste aansluiting op het net wordt aangesloten moet er op de voedingslijn een meerpolig uitschakelmechanisme met een openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm worden voorzien die op een gemakkelijk te bereiken positie in de buurt van het apparaat moet worden geplaatst.
93
Instructies voor de installateur
Het apparaat heeft aan de achterkant een klemmenbord. Voor de elektrische aansluiting verwijzen wij naar het volgende schema. Het is toegankelijk als u het carter achter verwijdert.
Werking op 220-240V∼: gebruik een driepolige kabel van het type H05RR-F (kabel van 3 x 4 mm2).
Werking op 380-415V2N∼ of 220-240V2N : gebruik een driepolige kabel van het type
H05RR-F (kabel van 4 x 2.5 mm2).
Werking op 380-415V3N∼ of 220-240V3N : gebruik een driepolige kabel van het type
H05RR-F (kabel van 5 x 1.5 mm2).
Het uiteinde dat verbonden moet worden met het apparaat moet een (geel-groene) aardingsdraad hebben die minstens 20 mm langer is.
Voor persoonlijk letsel of materiële schade, veroorzaakt door het veronachtzamen van bovenstaande voorschriften of door onklaar maken van een afzonderlijk deel van het apparaat: de fabrikant wijst elke
aansprakelijkheid af.
94
Instructies voor de installateur

2.3 Ventilatie van de ruimten

Het apparaat mag alleen in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien door de plaatselijk geldende normen. In de ruimte waar het apparaat is geplaatst moet voldoende lucht kunnen toestromen ter vervanging van die noodzakelijk voor de normale verbranding van het gas en de normale verversing van de lucht de ruimte zelf. De door roosters beschermde luchtinlaatopeningen moeten voldoende groot zijn, in overeenstemming met de plaatselijk geldende normen, en zo geplaatst dat ze, ook niet gedeeltelijk, kunnen worden verstopt. De ruimte moet altijd voldoende worden geventileerd om de door het koken veroorzaakte hitte en vocht af te voeren: vooral na langdurig gebruik verdient het aanbeveling om een venster te openen of de snelheid van de eventuele ventilatoren te verhogen.

2.4 Afvoer van de verbrandingsproducten

De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden met behulp van afvoerkappen aangesloten op een schoorsteen met voldoende trek, of met een geforceerde afvoer. Een efficiënt afzuigsysteem vereist een zorgvuldige planning door een voor deze werkzaamheden bevoegde specialist, die zich zal moeten houden aan de door de normen voorgeschreven posities en afstanden. Na voltooiing van de werkzaamheden zal de installateur een verklaring van overeenstemming moeten afgeven in overeenstemming met de plaatselijk geldende voorschriften.

2.5 Aansluiting op het gas

Bij gebruik van een rubberslang in overeenstemming met de geldende normen mag de lengte ervan niet meer dan 1,5 meter bedragen; verzeker u ervan dat de slang niet met bewegende delen in aanraking komt of wordt afgeknepen. De binnendiameter van de slang moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAAN en STADSGAS. Controleer of aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
dat de slang met veiligheidsklemmen aan de slangwartel is bevestigd;
dat hij over de volledige lengte ervan (max. 1,5 m) kan worden geïnspecteerd;
dat de slang op geen enkele punt met hete wanden (max. 50°C) in aanraking komt;
dat de slang niet blootgesteld is aan trekkrachten of -spanningen en geen korte bochten of knikken heeft;
dat de slang niet in aanraking komt met scherpe voorwerpen of hoeken;
indien een slang niet perfect afsluit en de oorzaak is van de verspreiding van gas in de omgeving mag u niet proberen om hem te repareren: vervang hem met een nieuwe slang. Controleer of de op de slang aangebrachte gebruikstermijn niet is overschreden.
Let op: een rubberslang in overeenstemming met de geldende normen mag uitsluitend bij een inspecteerbare installatie worden gebruikt (Fig. B).
95
Instructies voor de installateur

2.5.1 Aansluiting op vloeibaar gas

Gebruik een drukregelaar en sluit de fles aan volgens de voorschriften van de normen. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk in overeenstemming is met de waarden die vermeld worden in de tabel in paragraaf “3.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers ”.
Schroef de kleine slanghouder F op de grote slanghouder A; sluit het zo verkregen blok aan op het gasverbindingsstuk B (of gebruik de slanghouder G die rechtstreeks moet worden aangesloten op het gasverbindingsstuk B) en breng de pakking C ertussen aan. Steek de uiteinden van de rubberen slang H op de slanghouder A+F (of G) en op de uitlaataansluiting van de drukverminderaar op de gasfles. Bevestig het uiteinde van de slang H op de slanghouders
A+F (of G) met het klembandje I.

2.5.2 Aansluiting met flexibele stalen stang (voor alle types gas)

Als het apparaat moet worden aangesloten tussen meubels, moet de aansluiting van het gas geschieden met een flexibele stalen slang met een continue wand, in overeenstemming met de geldende norm. Schroef het uiteinde van de flexibele slang L met de pakking C ertussen op de gasverbinding B met mannelijk schroefdraad ½” gas (ISO228-1)
96
Instructies voor de installateur

3. REGELING VAN HET GAS

Alvorens reiniging of onderhoud te gaan plegen moet het apparaat elektrisch uitgeschakeld worden.

3.1 Aanpassing aan de verschillende gassoorten

De kookplaat van het fornuis is getest met methaangas G 20 op een druk van 20 mbar ( ) of methaangas G 25 op een druk van 25 mbar ( ). Als hij moet op andere gassoorten werken, moeten de
sproeiers op de branders worden vervangen en moet tenslotte de minimum vlam op de gaskranen worden ingesteld. De sproeiers moeten worden vervangen volgens de beschrijving in de volgende paragraaf.

3.2 Vervanging sproeiers

1. Haal de rooster weg, verwijder alle kapjes en de vlamverdelerkransen;
2. schroef de sproeiers van de branders los met een sleutel van 7 mm;
3. vervang de sproeiers van de branders volgens de tabel van het gebruikte gas.
97
Instructies voor de installateur
3.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers
Brander
Diameter mondstuk
Hulpbrander 1.05 72 - 0306 400 Halfsnelle 1.8 94 - 0210 500 Snel 3.0 121 - 0309 800 Vispan 1.9 100 – 0210 800 Zeer snel 4.2 148 - 0332 1600
Brander
Diameter
Hulpbrander 1.05 50 30 400 76 75 Halfsnelle 1.8 65 33 500 131 129 Snel 3.0 85 45 800 218 215 Vispan 1.9 68 45 800 138 136 Zeer snel 4.0 100 65 1600 291 286
Brander
Diameter mondstuk
Hulpbrander 1.05 72 (X) 400 Halfsnelle 1.8 97 (Z) 500 Snel 3.0 115 (Y) 800 Vispan 1.9 94 (X) 800 Zeer snel 4.0 135 (K) 1600
De kookplaat is getest en kan uitsluitend op G25 gas met een druk van 25 mbar functioneren, en hoeft dus niet meer te worden afgesteld.
warmtevermogen
Nominaal
warmtever
mogen
warmtevermogen
Nominaal
(kW)
(kW)
Nominaal
(kW)
mondstuk 1/100 mm
Methaangas – G25 25 mbar
1/100 mm
VLOEIBAAR GAS – G30/G31 28/37 mbar
By-pass
mm
1/100
METHAANGAS – G20/G25 20/25 mbar
1/100 mm
Beperkt
debiet
(W)
Beperkt debiet
(W)
Debiet g/h
G30
Beperkt debiet
(W)
Debiet g/h
G31
98
Instructies voor de installateur

3.4 Opstelling van de branders op de kookplaat

BRANDERS
1 Hulpbrander 2 Halfsnelle brander 3 Snelle brander 4 Ultrasnelle brander 5 Visbrander

4. AFSLUITENDE HANDELINGEN

Na de spuitstukken te hebben vervangen moet u de vlamverdelers, branderdeksels en pandragers weer terugplaatsen.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet u het op het apparaat aangebrachte etiketje voor de regeling van het gas vervangen door dat voor het nieuwe gas. U vindt het etiketje in het zakje met de spuitstukken.

4.1 Regeling van het minimum voor stadsgas en methaan

Ontsteek de brander en zet hem op de minimumstand gaskraantje eraf en verdraai het schroefje in of naast de stang van het kraantje (afhankelijk van de modellen) tot u een minimale en regelmatig brandende vlam heeft. Plaats de knop weer terug en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (wanneer u de knop snel van de maximum­naar de minimumstand draait mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle gaskraantjes.
. Trek de knop van het

4.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas

Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet u de schroef in of naast de staaf van het kraantje (afhankelijk van de modellen) volledig rechtsom draaien. De diameters van de bypassen staan voor iedere afzonderlijke brander vermeld in de paragraaf “3.2 Tabel karakteristieken branders en spuitstukken”.
99
Instructies voor de installateur
4.3

Montage van de spatrand

Plaats de spatrand boven de vangschaal waarbij u de gaten A met de gaten B overeen moet laten stemmen.
Bevestig de spatrand met de schroeven C op de vangschaal.
100
Instructies voor de gebruiker
5. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSORGANEN
5.1

Het frontpaneel

Alle bedieningsorganen en controle-eenheden van de keuken bevinden zich op het frontpaneel.
na een stroomonderbreking moet u, om de oven gereed te maken voor
het koken, 1/2 seconden lang drukken op de centrale toets

BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSORGANEN

BRANDER LINKSVOOR
CENTRALE BRANDER VOOR
BRANDER RECHTSVOOR
BARBECUEWEERSTAND
OVENTHERMOSTAAT LINKS
OVENFUNCTIES LINKS
BRANDER LINKSACHTER
CENTRALE BRANDER ACHTER
BRANDER RECHTSACHTER
TIMER OVEN RECHTS
OVENTHERMOSTAAT RECHTS
OVENFUNCTIES RECHTS
THERMOSTAATKNOP OVEN LINKS
U kunt de kooktemperatuur instellen door de knop rechtsom te draaien op de gewenste stand, tussen 50° en 250° C. Het branden van het controlelampje wijst erop dat de oven wordt opgewarmd. Wanneer dit lampje uitgaat is de vooraf ingestelde temperatuur bereikt. Het regelmatig knipperen wijst erop dat de temperatuur in de oven continu op het ingestelde niveau wordt gehouden.
101
Loading...
+ 29 hidden pages