Smeg CS120-7, A3D-7 User Manual

Page 1
Inhoudsopgave
@
1. WAARSCHUWINGEN BIJ GEBRUIK............................................. 104
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID ............................. 106
3. ZORG VOOR HET MILIEU............................................................. 108
4. KEN UW TOESTEL ........................................................................ 109
5. BESCHIKBARE ACCESSOIRES.................................................... 112
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT................................................... 116
7. GEBRUIK VAN DE OVEN............................................................... 118
8. FUNCTIES VAN DE OVEN............................................................. 124
9. REINIGING EN ONDERHOUD....................................................... 134
10. BUITENGEWOON ONDERHOUD.................................................. 140
11. DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL........................................... 142
12. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES ............... 150
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de gekwalificeerde technicus die de installatie, de inbedrijfstelling en de keuring van het toestel moet uitvoeren.
103
Page 2
Algemene waarschuwingen
1. WAARSCHUWINGEN BIJ GEBRUIK
Deze handleiding is een integrerend deel van het toestel. Ze moet integer en binnen handbereik worden bewaard voor de volledige gebruiksduur van het toestel. We raden aan om deze handleiding en alle aanwijzingen aandachtig door te lezen alvorens het toestel in gebruik wordt genomen. De installatie moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel, en door de van kracht zijnde normen te respecteren. Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk gebruik, en is conform de EG-richtlijnen die actueel van kracht zijn. Het toestel werd gebouwd voor de volgende functie: de bereiding en verwarming van voedsel; elk ander gebruik moet als oneigenlijk beschouwd worden.
Deze aanwijzingen zijn enkel geldig voor de landen van bestemming, waarvan de identificatiesymbolen aangeduid worden op de cover van deze handleiding.
Zorg er voor dat de openingen en de spleten voor de ventilatie en de warmte-afvoer niet verstopt raken; dit zou storingen kunnen veroorzaken.
Gebruik dit toestel nooit voor de verwarming van de woning.
Dit toestel is voorzien van het merkteken volgens de europese richtlijn 2002/96/EG in verband met elektrische en elektronische toestellen (Waste Electrical and Electronic Equipment - WEEE). Deze richtlijn bepaalt de normen voor het inzamelen en recycleren van afgedankte toestellen, en geldt voor het volledige grondgebied van de Europese Unie.
De identificatieplaat die de technische gegevens, het serienummer en de merking bevat, is goed zichtbaar aangebracht in de lade (indien aanwezig) of op de achterzijde van het toestel. In het boekje is een kopie van de plaat aanwezig: er wordt aanbevolen om ze op de binnenpagina van de cover op de daarvoor voorziene plek te kleven. Deze plaat mag nooit verwijderd worden.
104
Voordat het toestel in werking wordt gesteld, moeten alle op het toestel aangebrachte etiketten en beschermende folies verwijderd worden.
Gebruik absoluut geen metaalsponzen of scherpe krabbers, zodat de oppervlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek. Vermijd om etensresten op suikerbasis te laten opdrogen in de oven (bijv. jam). Als ze te lang aanwezig blijven, zouden ze het email in de oven kunnen aantasten.
Gebruik geen keukengerei of dozen die plastic materiaal bevatten. De hoge temperaturen in de oven kunnen dit materiaal doen smelten, zodat het toestel kan beschadigd worden.
Page 3
Algemene waarschuwingen
Controleer na elk gebruik van het toestel of de bedieningsknoppen in de positie "nul" (uit) staan.
Gebruik geen gesloten dozen of bakjes in het toestel. Tijdens de bereiding kan een overdruk in de bakjes gevaar op ontploffingen creëren.
Bedek tijdens de bereiding de bodem van de oven niet met aluminiumfolie of dergelijk, en plaats hierop geen pannen of ovenschalen om beschadiging aan het email te vermijden.
Plaats nooit pannen op de kookplaat die geen perfect effen en regelmatige bodem hebben. De instabiliteit van de recipiënten kan gevaar op brandwonden veroorzaken.
Ga niet steunen of zitten op de geopende deur van het toestel. Een excessieve belasting zou de stabiliteit kunnen schaden.
Het toestel wordt erg heet tijdens het gebruik. Er wordt aanbevolen om voor elke handeling speciale thermische handschoenen te dragen.
Gebruik de kookplaat niet als in de oven het proces van de pyrolyse (indien aanwezig) in uitvoering is.
In geval het toestel voor een bepaalde periode niet zal gebruikt worden, wordt aanbevolen om de vaste gaskraan of de kraan op de gasfles te sluiten.
Let op dat geen voorwerpen vastraken in de deur van de oven.
Open de bergruimte (indien aanwezig) niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is. De temperaturen in deze ruimte kunnen zeer hoog zijn.
Giet geen water in de ovenschalen tijdens een bereiding en wanneer de oppervlakken nog zeer warm zijn. De waterdamp zou ernstige brandwonden en schade aan het email kunnen veroorzaken.
De deur moet tijdens alle bereidingen gesloten blijven. De hitte kan gevaarlijk zijn.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel en door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
105
Page 4
Algemene waarschuwingen
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID
Raadpleeg de aanwijzingen voor de installatie voor de veiligheidsnormen voor elektrische
toestellen of toestellen op gas, en voor de ventilatiefuncties. In het belang van uw
veiligheid werd bij wet bepaald dat de installatie en de assistentie van alle elektrische
toestellen moet uitgevoerd worden door bevoegd personeel, met inachtneming van de
van kracht zijnde normen. Onze erkende installateurs garanderen het beste resultaat.
Elektrische toestellen of toestellen op gas moeten steeds door bekwame personen
worden weggenomen.
Controleer voordat het toestel wordt aangesloten op het stroomnet of de gegevens die aangeduid worden op de plaat overeenkomen met diegene van het stroomnet zelf.
Als het toestel op een verhoog wordt geïnstalleerd, moeten gepaste bevestigingssystemen worden voorzien.
Voordat de handelingen van de installatie / onderhoud uitgevoerd worden, moet gecontroleerd worden of de stroom naar het toestel is uitgeschakeld.
De kooktoestellen mogen, indien ze in voertuigen geplaatst zijn (bijvoorbeeld in een kampeerwagen, caravan, enz.), uitsluitend gebruikt worden wanneer het voertuig stilstaat.
Installeer het toestel zodanig dat wanneer laden of deurkastjes geopend worden, die zich ter hoogte van de kookplaat bevinden, niet toevallig tegen de potten kunnen stoten die zich op de kookplaat bevinden.
De stekker die op de stroomkabel moet worden aangesloten en het bijhorende stopcontact moeten van hetzelfde type en conform de van kracht zijnde normen zijn. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na installatie van het toestel. Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te verwijderen.
106
Als de stroomkabel beschadigd is, moet onmiddellijk de technische assistentiedienst gecontacteerd worden die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Het toestel en de bereikbare delen er van worden warm tijdens het gebruik. Let op dat u de verwarmingselementen niet aanraakt. Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit de buurt, behalve onder continu toezicht van volwassenen.
Plaats nooit ontvlambare voorwerpen in de oven: als hij onopzettelijk ingeschakeld zou worden, zou brand kunnen ontstaan.
Page 5
Algemene waarschuwingen
Het toestel mag enkel gebruikt worden door volwassenen. Sta niet toe dat kinderen in de buurt komen of er mee spelen.
Dit toestel mag gebruikt worden door kinderen die ouder zijn dan 8 jaar en door personen met verminderde fysische en psychische vermogens, of door personen die geen ervaring en kennis hebben in het gebruik van elektrische apparatuur, wanneer dit gebeurt onder toezicht of instructie van volwassenen die voor hun veiligheid instaan, en mits deze personen de betreffende risico’s begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Kinderen mogen zonder toezicht de handelingen van de reiniging en het onderhoud niet uitvoeren.
Probeer nooit om het toestel zelf te herstellen. Alle herstellingen moeten door een bevoegde technicus of bij een bevoegd assistentiecentrum worden uitgevoerd. Oneigenlijk gebruik van gereedschappen kan gevaarlijk zijn.
Dit toestel moet niet bediend worden door middel van de controle van een externe timer of een afzonderlijk afstandscontrolesysteem.
Let op voor de snelle verwarming van de bereidingszones. Plaats geen lege potten of pannen op de ingeschakelde plaat. Gevaar op oververhitting.
De vetten en de olies kunnen vlam vatten als ze oververhit raken. Er wordt dus aanbevolen om niet weg te gaan tijdens de bereiding van voedsel dat olies of vetten bevat. In geval de olies of de vetten vlam zouden vatten, mag geen water gebruikt worden om te blussen. Plaats het deksel op de pan en schakel de bereidingszone uit.
Let op tijdens het gebruik van andere elektrische toestellen (bijv. blenders, broodroosters enz.). De kabels voor de aansluiting mogen niet in contact komen met de warme bereidingszones.
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen. De stoom zou de elektrische delen kunnen bereiken, en ze beschadigen of kortsluiting kunnen veroorzaken.
Gebruik geen spuitbussen nabij het toestel wanneer het in werking is. Gebruik geen spuitbussen wanneer het toestel nog heet is. De gassen in de spuitbus zouden vlam kunnen vatten.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel en door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
107
Page 6
Waarschuwingen voor de
afvalverwerking
3. ZORG VOOR HET MILIEU
3.1 Onze zorg voor het milieu
Volgens de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen en de verwerking van afval, duidt het symbool van de doorkruiste afvalcontainer, aangebracht op de apparatuur, erop dat het product aan het einde van de levensduur afzonderlijk ingezameld moet worden. De gebruiker moet de apparatuur dus op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden. Het product bevat geen dusdanige hoeveelheden van stoffen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.
108
3.2 Uw zorg voor het milieu
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken u om hieraan mee te werken en de verpakking correct te verwerken. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter. Deze kunnen voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden. Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en
de werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
Page 7
Aanwijzingen voor de gebruiker
4. KEN UW TOESTEL
1 Kookplaat 6 Ventilator
2 Bedieningspaneel 7 Ovenlamp
3 Pakking van de oven 8 Bergruimte
4 Ovendeur
5 Secundaire ovendeur
Framevlak
109
Page 8
Aanwijzingen voor de gebruiker
4.1 Beschrijving van de bedieningen van het frontpaneel
1 Klok programmeereenheid
Met de klok van de programmeereenheid kan de actuele tijd weergegeven worden, en kan een kookwekker of een geprogrammeerde bereiding ingesteld worden.
2 Thermostaatknop van de hoofdoven
De keuze van de bereidingstemperatuur wordt verkregen door de knop in wijzerszin op de gewenste waarde te draaien, tussen het minimum en het maximum.
3 Controlelampje van de thermostaat van de hoofdoven
Het oplichten van de controlelamp meldt dat de oven aan het voorverwarmen is. Wanneer deze controlelamp uitgaat, werd de ingestelde temperatuur bereikt. Het regelmatig knipperen duidt aan dat de temperatuur in de oven constant op het ingestelde niveau wordt gehouden.
110
4 Selectieknop functies
De verschillende functies van de oven zijn geschikt voor verschillende bereidingswijzen. Nadat u de gewenste functie heeft geselecteerd, moet u de bereidingstemperatuur instellen met de thermostaatknop. Raadpleeg voor meer informatie betreffende de bereidingsfuncties: “8. FUNCTIES VAN DE OVEN”.
5 Bedieningsknop branders kookplaat
De inschakeling van de vlam gebeurt wanneer de draaiknop wordt ingedrukt en
tegelijkertijd in tegenwijzerszin op het symbool van de maximum vlam ( )
wordt gedraaid. Om de vlam te regelen, moet u de knop in de zone tussen het
maximum ( ) en het minimum ( ) plaatsen. Om de brander uit te schakelen,
moet u de knop weer op positie plaatsen.
Page 9
Aanwijzingen voor de gebruiker
6 Knop voor de regeling van het vermogen van de barbecueweerstand
Met deze knop kan het vermogen van het barbecuerooster geregeld worden dat aanwezig is op de kookplaat. Positioneer de knop op eender welke positie van “1” tot “9” om het verwarmingselement te activeren. Wanneer de controlelamp oplicht, is het element ingeschakeld. Om het element uit te schakelen, moet de knop op positie “0” geplaatst worden.
7 Controlelamp voor de weerstand van de barbecue
Wanneer de controlelamp oplicht, is de weerstand van de barbecue ingeschakeld.
8 Knop voor de variabele grill van de hulpoven
Draai de thermostaat van de hulpoven op of .
Draai de knop van de variabele grill in wijzerzin tot op de gewenste stand.
9 Controlelampje voor de variabele grill van de hulpoven
Het lampje licht op als de grill geplaatst is.
10 Thermostaatknop van de hulpoven
De keuze van de temperatuur voor de bereiding wordt uitgevoerd door de knop in wijzerzin op de gewenste waarde te draaien, tussen 50 en 220°C.
11 Controlelamp thermostaat hulpoven
Het oplichten van de controlelamp meldt dat de oven aan het voorverwarmen is. Wanneer deze controlelamp uitgaat, werd de ingestelde temperatuur bereikt. Het regelmatig knipperen duidt aan dat de temperatuur in de oven constant op het ingestelde niveau wordt gehouden.
111
Page 10
Aanwijzingen voor de gebruiker
5. BESCHIKBARE ACCESSOIRES
OPMERKING: Op sommige modellen zijn niet alle accessoires aanwezig.
Reductie WOK: nuttig voor het gebruik van
een “WOK” (Chinese pan).
Groot rooster: nuttig voor het plaatsen van recipiënten met voedsel in bereiding. Kan worden gebruikt samen met de schaal bij het bereiden van voedingswaren die kunnen druppelen.
Smal rooster: nuttig voor de bereiding van voedingswaren met kleine afmetingen (bijv. vlees). Kan worden gebruikt samen met de schaal bij het bereiden van voedingswaren die kunnen druppelen.
112
Schaal: nuttig voor het opvangen van vet dat afkomstig is van het voedsel op het bovenstaande rooster. Noodzakelijk bij gebruik van het draaispit.
Steun draaispit: dient als steun voor de stok van het draaispit van de hoofdoven.
Rond frame voor het draaispit: dient als steun voor de stok van het draaispit van de hulpoven.
Page 11
Aanwijzingen voor de gebruiker
Braadspit: nuttig voor het bereiden van kip of
voedsel dat uniform moet bereid worden.
• De ovenaccessoires die in contact kunnen komen met het voedsel zijn gemaakt uit materialen die conform de voorschriften van richtlijn 89/109/ EEG van 21/12/88 en het Italiaanse wetsbesluit 108 van 25/01/92 zijn.
• Verkrijgbare accessoires: Via de Erkende Assistentiecentra kunnen originele bijgeleverde of optionele accessoires besteld worden.
• Gebruik enkel de originele accessoires van de constructeur.
5.1 Gebruik van de reductie voor wok
De wokreducties moeten steunen op de niveauroosters zoals afgebeeld hiernaast. Controleer of ze stabiel gepositioneerd zijn. Het gebruik van de reductie voor de WOK
mag enkel gebruikt worden met daarvoor bestemde recipiënten.
5.2 Gebruik van de ovenroosters en -schalen
De roosters en de schalen beschikken over een mechanische veiligheidsblokkering zodat ze niet toevallig verwijderd kunnen worden. Voor een correcte plaatsing van het rooster of de schaal moet gecontroleerd worden of deze blokkering naar onder gericht is (zoals hiernaast wordt getoond). Om het rooster of de schaal te verwijderen, moeten ze vooraan lichtjes opgeheven worden. De mechanische blokkering (of de plint indien aanwezig) moet steeds naar het achterste deel van de oven gericht zijn.
Plaats de roosters en de schalen helemaal in de oven, tot ze vast komen te zitten.
113
Page 12
Aanwijzingen voor de gebruiker
5.3 Het gebruik van het draaispit (hoofdoven)
De ovendeur moet tijdens de bereiding gesloten blijven.
Gebruik de meegeleverde vorken om het draaispit te voorzien van het vlees. De vorken kunnen met de bevestigingsschroeven worden geblokkeerd.
Plaats de steunen voor het draaispit in de daartoe voorziene plaatsen in de hoeken van de schaal. De steunen dienen te worden geplaatst zoals hiernaast wordt afgebeeld.
Laat de as van het draaispit steunen op de steunen. Controleer of de haakjes correct geplaatst zijn in het geprofileerde gedeelte van de steunen.
114
Na voorbereiding van het draaispit, plaatst u de ovenschaal op het eerste niveau (zie 4. KEN UW TOESTEL). Plaats de punt van de as in de zitting van de draaispitmotor op de linkerwand van de oven (gebruik hierbij de kantelbeweging van de steunen).
Page 13
Aanwijzingen voor de gebruiker
Om de as makkelijk te kunnen verplaatsen, moet de bijgeleverde en daarvoor bestemde handgreep vastgedraaid worden.
Giet een beetje water in de ovenschaal zodat rookvorming wordt vermeden.
Regelmatige knipperingen van de controlelamp van de thermostaat tijdens de bereiding zijn normaal, en duidt aan dat de temperatuur in de oven constant wordt gehouden.
5.4 Gebruik van het draaispit (hoofdoven)
Bij de bereidingen met het draaispit moet het frame op de tweede geleider geplaatst worden (zie 4. KEN UW TOESTEL). Het geprofileerde deel moet naar de buitenkant gericht worden. Rijg daarna het voedsel op het draaispit door gebruik te maken van de bijgeleverde vorkjes. Om de stok makkelijk te kunnen verplaatsen, moet de bijgeleverde en daarvoor
bestemde handgreep vastgedraaid worden.
Nadat het voedsel op het draaispit werd geplaatst, moet de stok op het frame geplaatst worden zoals wordt aangeduid op de afbeelding. Plaats de stok in het gat (detail B) zodat hij in het motortje van het draaispit wordt gekoppeld. Let op dat het haakje correct op het frame wordt geplaatst (detail A).
115
Page 14
Aanwijzingen voor de gebruiker
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
6.1 Algemene waarschuwingen en advies
Voordat de branders van de kookplaat aangeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers in hun zitting met de bijbehorende deksels geplaatst zijn, en of de gaten 1 van de vlamverdelers overeenkomen met de vonkontstekers 3 en de thermokoppels 2.
6.2 Inschakeling van de branders van de kookplaat
Alle bedieningsknoppen en schakelaars bevinden zich op het frontpaneel. Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het toestel is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme; het is voldoende om op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op het symbool van de maximum vlam, tot de ontsteking gebeurt. Als de brander niet wordt ontstoken binnen 15 seconden, moet de knop op “0” geplaatst worden en moet 60 seconden gewacht worden tot de volgende poging. Na de ontsteking moet de knop enkele seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel kan opwarmen. Het kan zijn dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel nog niet voldoende was verwarmd. Wacht enkele ogenblikken, en herhaal de handeling door de knop langer ingedrukt te houden.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt een veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de kraan open. In dit geval moet de knop in de positie OFF geplaatst worden, en moet minstens 60 seconden gewacht worden voor de volgende poging.
116
Page 15
Aanwijzingen voor de gebruiker
6.3 Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de
kookplaat
Voor een beter rendement van de branders en voor een minimum gasverbruik moet het volgende uitgevoerd worden: gebruik recipiënten met een deksel die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt (raadpleeg de paragraaf “6.4 Diameter van de recipiënten”). Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam zodanig verminderd worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt.
In geval van overstroming moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden. Om brandwonden te vermijden en schade aan de kookplaat te voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven. Alle recipiënten moeten een effen en regelmatige bodem hebben. Als de vlam toevallig uitgaat, moet de bedieningsknop gesloten worden en moet minstens 1 minuut gewacht worden voordat een nieuwe inschakeling geprobeerd wordt.
Wanneer olies of vetten worden gebruikt, moet goed opgelet worden dat ze bij het heet worden geen vlam vatten.
6.4 Diameter van de recipiënten
Brander
1 Hulpbrander 12 14
Halfsnelle
2
brander
3 Snelle brander 18 26
Ultra snelle
4
brander
5 Visketel
Ø min.
(cm)
16 24
20 26
Speciale ovale
Ø max.
(cm)
recipiënten
117
Page 16
Aanwijzingen voor de gebruiker
7. GEBRUIK VAN DE OVEN
7.1 Voordat het toestel gebruikt wordt
• Verwijder eventuele etiketten (behalve het plaatje met de technische gegevens) van de schalen, lekbakken of uit de ovenruimte.
• Verwijder eventuele beschermende folies van de buiten- en binnenkant van het toestel en van de accessoires, zoals schalen, lekbakken, de pizzaplaat of de bodembedekking.
• Voordat het toestel voor de eerste maal gebruikt wordt, moeten alle accessoires uit de ovenruimte genomen worden en moeten ze gereinigd worden zoals wordt aangeduid in het hoofdstuk "9. REINIGING EN ONDERHOUD".
Schakel het lege toestel in op de maximum temperatuur zodat mogelijke productieresten verbrand worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen.
7.2 Koelventilatie
Het toestel is uitgerust met een koelsysteem dat bij het starten van een bereiding in werking treedt. De werking van de ventilator veroorzaakt een normale luchtstroom die achter het toestel uitkomt, en die ook na de uitschakeling van de oven een korte periode ingeschakeld kan blijven.
7.3 Bergruimte
118
Onderaan het fornuis, onder de ovens, bevindt zich de bergruimte die geopend kan worden door aan de onderkant van het deurtje te trekken. Plaats in deze ruimte geen ontvlambare materialen, doeken, papier, enz. maar enkel de metalen accessoires van het toestel.
Open de bergruimte niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is. De temperaturen in deze ruimte kunnen zeer hoog zijn.
7.4 Lampen van de binnenverlichting
De ovenlampen lichten op wanneer eender welke functie wordt geselecteerd.
Page 17
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.5 Algemene waarschuwingen en advies voor het gebruik
De deur moet gesloten blijven tijdens de bereiding. De hitte kan gevaarlijk zijn.
Bedek tijdens de bereiding de bodem van de oven niet met aluminiumfolie of dergelijk, en plaats hierop geen pannen of ovenschalen om beschadiging aan het email te vermijden. Bij gebruik van bakpapier moet u er voor zorgen dat de circulatie van de warme lucht in de oven er niet door wordt verhinderd.
Voor een optimale bereiding wordt aanbevolen om het keukengerei in het midden van het rooster te plaatsen.
Om te voorkomen dat eventuele damp in de oven ongemakken veroorzaakt, opent u de ovendeur het best in twee keer: open de deur eerst een beetje (ong. 5 cm) voor 4-5 seconden, en daarna helemaal. Wanneer gerechten moeten gecontroleerd worden tijdens de bereiding, moet u de ovendeur zo weinig mogelijk openhouden om te vermijden dat de temperatuur in de oven zodanig zakt dat het slagen van de bereiding in gedrang komt.
Er wordt aangeraden om het voedsel na de bereiding niet te lang in de ovenruimte te laten, om excessieve condensvorming op de binnenruit van de oven te voorkomen.
Tijdens het bereiden van gebak of groenten kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
Schakel het lege toestel in op de maximum temperatuur zodat mogelijke
productieresten verbrand worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen.
119
Page 18
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.6 Klok programmeereenheid (hoofdoven)
LIJST VAN DE FUNCTIETOETSEN
KNOP KOOKWEKKER
TOETS EINDE BEREIDING
INSTELLING ACTUELE TIJD EN RESET
TOETS AFNAME WAARDE
TOETS TOENAME WAARDE
De klok van de programmeereenheid bedient enkel de hoofdzakelijke oven.
Het alarmsignaal dat op het einde van elke programmering zal afgaan, bestaat uit 10 geluidssignalen die 3 maal met intervals van ongeveer 1 minuut worden herhaald. Het kan echter op elk moment worden onderbroken, door een willekeurige toets in te drukken.
120
Page 19
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.7 Functionering van de analogische klok
7.7.1 Instelling van het uur
Bij het eerste gebruik van de oven, of na een stroomonderbreking, zal het
display met regelmatige onderbrekingen knipperen. Wanneer u op de toets drukt, wordt het knipperen van het display beëindigd. Druk nogmaals 2
seconden op de toets ; nu kan de juiste tijd ingesteld worden. Wanneer u de
toetsen voor de wijziging van de waarde of indrukt, verkrijgt u bij elke druk een toename of afname van één minuut.
Druk één van de toetsen voor het wijzigen van de waarde in tot de juiste tijd verschijnt. 5 Seconden na de laatste keer indrukken, zal de klok gaan lopen vanaf de ingestelde tijd.
7.7.2 Kookwekker
Deze functie zal de bereiding niet onderbreken, maar enkel het geluidssignaal activeren.
• Wanneer u op de toets drukt, wordt het display verlicht zoals wordt aangeduid op
afbeelding 1;
• Druk binnen 5 seconden op de toetsen
of om de timer van de kookwekker in te stellen. Bij elke druk zal een extern segment
oplichten of uitgaan, overeenkomstig 1 minuut van bereiding (op afbeelding 2 wordt 1 uur en 10 minuten weergegeven).
• 5 Seconden na de laatste druk op de toets zal het aftellen beginnen, en nadien zal het geluidssignaal afgaan.
• Tijdens het aftellen kan de juiste tijd weergegeven worden door 1 maal op de
toets te drukken, en wanneer u hem opnieuw indrukt wordt teruggekeerd naar
het display van de kookwekker.
1)
2)
Na het aftellen moet u de oven manueel uitschakelen door de thermostaat en de keuzeschakelaar van de functies op positie 0 te draaien.
Het is niet mogelijk om een langere tijdsduur dan 4 uren in te stellen.
121
Page 20
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.7.3 Programmering Duur van de bereiding: als op de 2de toest wordt gedrukt, kan de duur van
de bereiding ingesteld worden. Vóór het instellen, moet u de thermostaat op de voor de bereiding gewenste temperatuur draaien en de keuzeschakelaar voor de functies in een willekeurige positie plaatsen. Om de duur van de bereiding in te stellen, moet u als volgt te werk gaan:
• Druk op de toets ; de wijzer zal zich op
positie 12 plaatsen en het symbool zal knipperen (Afb. 1).
• Druk binnen 5 seconden op de toetsen
of om de duur van de bereiding in te
stellen: elke keer u de toets indrukt, zal de duur van de bereiding met 1 minuut
worden verlengd, en elke 12 minuten zal een volledig nieuw intern segment oplichten (op afbeelding 2 wordt een duur van 1 uur weergegeven).
• Wanneer de gewenste duur is bereikt, zal de bereiding ongeveer 5 seconden na de
laatste druk op de toetsen of gestart worden.
• Wanneer de bereiding eenmaal is begonnen, zal op het display de juiste tijd worden weergegeven met vaste segmenten en de resterende minuten met knipperende segmenten (ieder knipperend segment verwijst naar 12 overgebleven minuten).
• Op het einde van de bereiding zal de timer de verwarmingselementen van de oven uitschakelen, zal het geluidssignaal afgaan en zullen de cijfers op het scherm gaan knipperen.
• Het is mogelijk om de duur op nul te stellen door het ingestelde programma te wissen:
Druk 2 seconden op de centrale toets zodat de ingestelde duur wordt
geannuleerd. De oven moet manueel uitgeschakeld worden indien een bereiding bezig is.
1)
2)
122
Aandacht: het is niet mogelijk om een bereidingsduur van langer dan 12 uur in te stellen.
Page 21
Aanwijzingen voor de gebruiker
Begin bereidingstijd: naast de duur van de bereiding kunt u ook de starttijd
van de bereiding instellen (met een maximaal uitstel van 12 uur tegenover de actuele tijd). Om het begintijdstip/eindtijdstip van de bereiding in te stellen, moet u als volgt handelen.
• Stel de bereidingsduur in zoals beschreven werd in de vorige paragraaf.
• Binnen 5 seconden na de laatste druk op de toetsen of moet u
nogmaals op de toets drukken om het uur van het einde van de
bereiding te bepalen. Op het display zal het symbool knipperen, zal de juiste tijd worden weergegeven, en zullen de interne segmenten oplichten
die het einde van de bereiding aangeven. Met de toetsen of moet u het tijdstip voor het einde van de bereiding instellen.
• 5 Seconden na de laatste druk op een toets zal het display de juiste tijd en het begin- en eindtijdstip van de bereiding aanduiden, die weergegeven worden door de verlichte interne segmenten. Zolang de juiste tijd niet overeenstemt met het begintijdstip van de bereiding zullen de segmenten op het display vast oplichten; zodra de juiste tijd overeenstemt met het ingestelde begintijdstip zullen alle interne segmenten gaan knipperen en aangeven dat de oven met de bereiding is begonnen.
• Op het einde van de bereiding zal de timer de verwarmingselementen van de oven uitschakelen, zal het geluidssignaal afgaan en zullen de cijfers op het scherm gaan knipperen.
• Om het hele ingestelde programma te resetten, moet u de centrale toets 2 seconden ingedrukt houden; wanneer de bereiding reeds is begonnen, zult u de
oven manueel moeten uitschakelen.
• In de figuur hiernaast ziet u een voorbeeld van een programmering: de juiste tijd is 7:06, het begintijdstip is geprogrammeerd om 8 uur en het einde om 9 uur.
• Om 8 uur zullen de interne segmenten tussen 8 en 9 gaan knipperen, en zal de wijzer van de uren stil blijven staan.
Aandacht: na de net beschreven programmering zal de oven echter pas met de bereiding beginnen wanneer de thermostaatknop en de keuzeschakelaar van de functies op de gewenste temperatuur en functie geplaatst zijn.
7.7.4 Beperkte helderheid display
Om het energieverbruik in stand-by te beperken, kan de helderheid van het
display in de beperkte modaliteit ingesteld worden door eventjes op de toets
te drukken. Om de normale helderheid weer in te stellen, moet nogmaals op de
toets gedrukt worden.
123
Page 22
Aanwijzingen voor de gebruiker
8. FUNCTIES VAN DE OVEN
STATISCH: De warmte wordt gelijktijdig bovenaan en onderaan
afgegeven, en maakt dit systeem geschikt voor het bereiden van speciale types van voedsel. De traditionele bereiding, die ook statisch of warmtestraling wordt genoemd, is geschikt voor het klaarmaken van één gerecht per keer. Het is ideaal voor alle types van gebraden, brood en gevulde taarten, en het is vooral geschikt voor vet vlees zoals gans en eend.
STATISCH GEVENTILEERD: De werking van de ventilator, gecombineerd met de traditionele bereiding, verzekert ook voor ingewikkelde recepten homogene bereidingen. Ideaal voor koekjes en taarten, die ook gelijktijdig op meerdere niveaus kunnen bereid worden.
GRILL: Met deze functie kan door middel van de warmte, enkel afkomstig van het centrale element, kleine hoeveelheden vlees en vis gegrild worden om spiezen, toasts en bijspijzen van groenten te bereiden.
GEVENTILEERDE GRILL: De lucht afkomstig van de ventilator verzacht de warmtegolven die worden verkregen door de grill, zodat ook dik voedsel uitstekend wordt gegrild. Ideaal voor grote stukken vlees (bijv. varkensscheenbeen).
124
BODEMVLAK GEVENTILEERD: Met de combinatie van de ventilator en enkel de onderste weerstand zal de bereiding sneller klaar zijn. Dit systeem wordt aanbevolen voor het voltooien van voedsel dat reeds goed oppervlakkig gaar is, maar nog niet binnenin, en waarvoor dus een gematigde bovenwarmte nodig is. Ideaal voor elk type van voedsel.
BODEMVLAK + GEVENTILEERDE CIRCULATIE: De geventileerde bereiding wordt gecombineerd met de warmte die van onderaan komt, en er wordt een lichte goudbruine korst verkregen. Ideaal voor elk type van voedsel.
Page 23
Aanwijzingen voor de gebruiker
CIRCULATIE: Met de combinatie van de ventilator en de
circulatieweerstand (ingebouwd in de achterkant van de oven) kan verschillend voedsel op meerdere vlakken bereid worden waarvoor dezelfde temperatuur en hetzelfde type van bereiding nodig is. De warmeluchtcirculatie verzekert een onmiddellijke en uniforme verdeling van de warmte. Het zal bijvoorbeeld mogelijk zijn om gelijktijdig (op meerdere vlakken) vis, groenten en koekjes klaar te maken, zonder dat de geur en de smaak zal gemengd worden.
ONTDOOIEN: Het snel ontdooien wordt bevorderd door de activering van de daarvoor bestemde ventilator die een uniforme verdeling van de lucht aan de omgevingstemperatuur in de oven garandeert.
BODEMVLAK: De warmte, die enkel van onderaan komt, vervolledigt de bereiding van voedsel dat een hogere basistemperatuur nodig heeft, zonder gevolgen voor het bruin braden. Ideaal voor gebak of hartige taarten, vlaaien en pizza.
GRILL DRAAISPIT: Het draaispit werkt in combinatie met de grillweerstand, zodat het voedsel een perfect goudbruine kleur krijgt.
BREDE GRILL DRAAISPIT: Het draaispit werkt in combinatie met de grillweerstand en de bovenweerstand, zodat het voedsel een perfect goudbruine kleur krijgt.
125
Page 24
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.1 Advies en handigheidjes voor de bereiding
8.1.1 Algemeen advies Er wordt aangeraden om het voedsel in de oven te plaatsen nadat de oven zelf werd opgewarmd.
• Wanneer op meerdere niveaus wordt bereid, wordt aangeraden om een geventileerde functie te gebruiken om een uniforme bereiding te verkrijgen.
• Algemeen gezien is het niet mogelijk om de bereidingstijden te verkorten door de temperatuur te verhogen (het voedsel zou aan de buitenkant goed gebakken kunnen zijn, maar binnenin minder).
• Tijdens het bereiden van gebak of groenten kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
8.1.2 Advies voor het bereiden van vleesgerechten
• De bereidingstijden, in het bijzonder voor vleesgerechten, hangen af van de dikte en van de kwaliteit van het voedsel, en van de smaak van de consument.
• Er wordt aangeraden om een thermometer voor vlees te gebruiken tijdens de bereiding van gebraad, of om eenvoudigweg met een lepeltje op het gebraad te duwen; wanneer het stevig is, is het gaar, zoniet moet u nog even wachten.
126
8.1.3 Advies voor het bereiden van gebak en koekjes
• Gebruik bij voorkeur metalen en donkerkleurige gebakvormen; deze helpen de warmte beter te absorberen.
• De temperatuur en de duur van de bereiding hangen af van de kwaliteit en de dikte van het deeg.
• Controleer of het gebak binnenin gaar is: stop na de bereiding een tandenstoker in het hoogste punt van het gebak. Wanneer het deeg niet aan de tandenstoker blijft plakken, is het gebak klaar.
• Wanneer het gebak verslapt wanneer het uit de oven wordt gehaald, moet bij de volgende bereiding de temperatuur ongeveer 10°C lager worden ingesteld, en moet eventueel een langere bereidingstijd geselecteerd worden.
Page 25
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.1.4 Advies voor het ontdooien en het rijzen
• Er wordt aangeraden om het ingevrozen voedsel in een recipiënt zonder deksel te plaatsen, op het eerste vlak van de oven.
• Het voedsel moet uit de verpakking ontdooid worden.
• Plaats het te ontdooien voedsel op homogene wijze, en niet op elkaar.
• Wanneer u vlees ontdooit, wordt aangeraden om een rooster te gebruiken en om het voedsel op het tweede vlak te plaatsen, en om een ovenschaal op het eerste vlak te plaatsen. Op deze manier blijft het voedsel niet in contact met de vloeistof van de ontdooiing.
• De meest delicate delen kunnen bedekt worden met aluminiumfolie.
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om onderin de oven een bakje met water te zetten.
8.1.5 Aanbevelingen voor bereidingen met de grill en de geventileerde grill
• Met de grillfunctie (indien aanwezig) kan het vlees ook in de koude oven geplaatst worden, maar er wordt aanbevolen om de voorverwarming te gebruiken als het resultaat van de bereiding moet gewijzigd worden.
• Bij de functie van de geventileerde grill (waar aanwezig) wordt daarentegen aanbevolen om de oven eerst voor te verwarmen.
• Er wordt aanbevolen om het voedsel in het midden van het rooster te plaatsen.
8.2 Om energie te besparen
Om tijdens het gebruik van het toestel energie te besparen, kan het volgende uitgevoerd worden:
• Stop de bereiding enkele minuten voordat de normale bereidingsduur verstrijkt. De bereiding zal voortgezet worden door de warmte die zich in de oven heeft opgehoopt.
• Open de deur van de oven zo weinig mogelijk, zodat de warmte niet verloren gaat.
• Gebruik de functie ECO (indien aanwezig) voor bereidingen op één vlak.
• Houd de binnenkant van het toestel constant rein.
127
Page 26
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.3 Tabel met bereidingen
GERECHTEN GEWICHT FUNCTIE
PASTA OF RIJST
LASAGNE 3-4 kg Statisch
PASTA IN DE OVEN 2 kg Statisch
VLEES
KALFSGEBRAAD 1,2 kg Statisch geventileerd
VARKENSLENDE 1,2 kg Statisch geventileerd
SCHOUDERKARBONADE 1,2 kg Turbo
GEBRADEN KONIJN 1,2 kg Circulatie
KALKOENBOUT 1,5 kg Statisch geventileerd
COPPA IN DE OVEN 2 kg Turbo
GEBRADEN KIP 1,2 kg Turbo
GEGRILD VLEES
VARKENSWORST 1,2 kg Geventileerde grill
VARKENSKOTELETTEN 1,2 kg
HAMBURGERS 0,8 kg Grill
SPEK 0,8 kg Geventileerde grill
KIP AAN HET SPIT 1-1.2 kg Grill draaispit
VIS
ZALMFOREL 1,2 kg Bodemvlak geventileerd
128
Grill
Page 27
Aanwijzingen voor de gebruiker
POSITIE VAN DE GELEIDER
VANAF ONDERAAN
1 220 - 230 50 - 60
1 220 - 230 40
2 180 - 190 70 - 80
2 180 - 190 70 - 80
2 180 - 190 90 - 100
2 180 - 190 70 - 80
2 180 - 190 80 - 90
2 180 - 190 190 - 210
2 180 - 190 60 - 70
3 250 - 280 7 - 9 5 - 6
TEMPERATUUR
°C
TIJD IN MINUTEN
EERSTE ZIJDE TWEEDE ZIJDE
4 250 - 280 15 5
4 250 - 280 9 5
3 250 - 280 13 3
250 - 280 70 - 80
2 150 - 160 35 - 40
129
Page 28
Aanwijzingen voor de gebruiker
GERECHTEN GEWICHT FUNCTIE
PIZZA 1 Kg Pizza
BROOD 1 Kg Circulatie
FOCACCIA 1 Kg Tu rb o
GEBAK
DONUT 1 Kg Statisch geventileerd
VLAAI 1 Kg Statisch geventileerd
ZANDDEEG 0,5 kg Bodemvlak geventileerd
GEVULDE TORTELLINI 1,2 kg Turbo
TAART "PARADISO" 1,2 kg Statisch geventileerd
SOEZEN 0,8 kg Turbo
BISCUIT 0,8 kg Circulatie
RIJSTTAART 1 Kg Turbo
BRIOCHES 0,6 kg Circulatie
BRIOCHES (op meerdere vlakken)
KRUIMELDEEGKOEKJES (op meerdere vlakken)
De tijden die aangeduid worden in de volgende tabellen zijn exclusief de voorverwarmingstijden, en ze zijn indicatief.
130
Page 29
Aanwijzingen voor de gebruiker
POSITIE VAN DE GELEIDER
VANAF ONDERAAN
1 250 - 280 6 -10
2 190 - 200 25 -30
2 180 - 190 15 -20
2 160 50 - 60
2 160 30 - 35
2 160 - 170 20 - 25
2 160 20 - 25
2 160 55 - 60
2 150 - 160 40 - 50
2 150 - 160 45 - 50
2 160 40 - 50
2 160 25 - 30
TEMPERATUUR
°C
TIJD IN MINUTEN
1 en 3 160 - 170 16 - 20
1 en 3 160 - 170 16 - 20
Voor bereidingen op meerdere vlakken wordt aanbevolen om enkel de
volgende functies , , , en om het 1ste en 3de vlak te gebruiken.
131
Page 30
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.4 Tabel met bereidingen (hulpoven)
GERECHTEN GEWICHT FUNCTIE
VLEES
KIP AAN HET SPIT 1-1.2 kg Grill draaispit
COPPA AAN HET SPIT 2,5 kg Grill draaispit
GEBRADEN KONIJN 1 Kg Statisch
GEBRADEN KIP 1 Kg Statisch
GEGRILD VLEES
KARBONADES 0,8 kg Grill
HAMBURGERS 0,6 kg Grill
VARKENSWORST 0,6 kg Grill
VARKENSRIBBETJES 0,7 kg Grill
SPEK 0,6 kg Grill
132
Page 31
Aanwijzingen voor de gebruiker
POSITIE VAN DE GELEIDER
VANAF ONDERAAN
2 190 - 200 85 - 90
2 190 - 200 80 - 85
4250135
425073
425015
4 250 30 - 35
4250103
TEMPERATUUR
°C
TIJD IN MINUTEN
220 - 250 70 - 80
200 200 - 220
EERSTE ZIJDE TWEEDE ZIJDE
133
Page 32
Aanwijzingen voor de gebruiker
9. REINIGING EN ONDERHOUD
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen. De stoom zou de elektrische delen kunnen bereiken, en ze beschadigen of kortsluiting kunnen veroorzaken.
AANDACHT: Voor uw veiligheid wordt aanbevolen om beschermende handschoenen te dragen wanneer de reiniging of een buitengewone onderhoudshandeling moet uitgevoerd worden.
Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
Er wordt aanbevolen om reinigingsproducten van de constructeur te gebruiken.
9.1 Reiniging van de oppervlakken
Om de oppervlakken in goede staat te houden, moeten ze na elk gebruik gereinigd worden nadat de oven afgekoeld is.
9.2 Dagelijkse gewone reiniging
Voor de reiniging en de bewaring van het roestvrij staal moeten steeds en enkel specifieke producten gebruikt worden die geen schurende of zure middelen op chloorbasis bevatten. Gebruikswijze: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak, spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber.
134
9.3 Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers zodat de oppervlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek van microfiber. Vermijd om etensresten op suikerbasis (bijv. jam) te laten opdrogen in de oven. Wanneer ze te lang opdrogen, kan het email in de oven beschadigd worden.
Page 33
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.4 Reiniging van de onderdelen van de kookplaat
9.4.1 Roosters
Verwijder de roosters en reinig ze met lauw water en een niet-schurend reinigingsmiddel, en verwijder alle afzettingen. Droog ze zorgvuldig, en plaats ze weer op de kookplaat. Het rooster staat steeds in contact met de vlam, zodat de glans van de delen van het staal die het meest de warmte moeten verdragen mettertijd kan verdwijnen. Dit is een normaal verschijnsel dat de functionaliteit van dit onderdeel absoluut niet schaadt.
Stop deze onderdelen niet in een vaatwasser.
9.4.2 Deksels en vlamverdelers
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden zodat de reiniging makkelijker kan uitgevoerd worden. Reinig alle onderdelen met warm water en een niet­schurend reinigingsmiddel, verwijder alle afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn. Hermonteer de vlamverdelers, en controleer of ze in hun zittingen met de bijbehorende deksels geplaatst zijn en of de gaten A van de vlamverdelers overeenkomen met de vonkontstekers en de thermokoppels.
Stop deze onderdelen niet in een vaatwasser.
9.4.3 Vonkontstekers en thermokoppels
Om een goede werking te garanderen, moeten de vonkontstekers en de thermokoppels steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.
Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
135
Page 34
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.4.4 Barbecueplaat
Verwijder de plaat enkel wanneer ze helemaal afgekoeld is. Gevaar op brandwonden.
1 Hef de plaat vooraan (geprofileerde deel) op,
en let op dat de resten niet worden gemorsd die zouden kunnen aanwezig zijn in het zijgootje.
2 Reinig ze met een gewoon reinigingsmiddel
en een niet-schurende spons.
9.4.5 Bakje barbecueplaat
Om het bakje onder de weerstand van de barbecue te verwijderen: 1 Verwijder de plaat zoals eerder werd
beschreven.
2 Hef de weerstand op schuif de blokkering
naar rechts (zoals wordt aangeduid op de afbeelding hiernaast) tot de weerstand wordt vastgekoppeld.
3 Verwijder het bakje door gebruik te maken
van de twee handgrepen, en voer de reiniging uit door gebruik te maken van specifieke reinigingsmiddelen voor roestvrij staal en een niet-schurende spons.
136
Page 35
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.5 Reiniging van de oven
Om de oven in goede staat te houden, moet hij na afkoeling regelmatig gereinigd worden. Verwijder de uitneembare delen.
• Reinig de ovenroosters met warm water en niet-schurende reinigingsmiddelen; spoel en droog ze daarna.
• Om de reiniging van de oven te vergemakkelijken, kunt u de ovendeur verwijderen (raadpleeg de paragraaf "10.2 Demontage van de deur").
Er wordt aangeraden om de oven voor ongeveer 15/20 minuten maximaal te verwarmen nadat specifieke producten gebruikt werden, om de afgezette resten in de oven te elimineren.
Na deze handeling wordt aangeraden om de vochtige delen goed te drogen.
9.5.1 Verwijdering van de geleiderframes
Als de geleiderframes worden verwijderd, kan de reiniging van de zijdelen makkelijker uitgevoerd worden.
Verwijder de geleiderframes: 1 Trek het frame naar de binnenkant van de
oven zodat het uit de klemverbinding A komt, en verwijder het uit de zittingen achteraan B.
2 Herhaal na de reiniging de net
beschreven handelingen om de geleiderframes weer te plaatsen.
137
Page 36
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.6 Reiniging van de ruiten van de deur
Er wordt aangeraden om deze steeds goed rein te houden. Gebruik absorberend keukenpapier; bij hardnekkig vuil moet u ze reinigen met een vochtige spons en een gewoon reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van de ruiten van de ovendeur geen schurende of bijtende reinigingsmiddelen (bijv. poeders, ontvlekkingsmiddelen en metalen sponsjes). Gebruik voor het reinigen van de ruiten van de oven geen ruwe of schurende materialen of scherpe metalen krabbers, die het glas zouden kunnen krassen en versplinteren.
9.7 Demontage van de pakking
Voor een grondige reiniging van de oven kunt u de pakking van de deur verwijderen. Op de vier zijden zijn haken aanwezig die de pakking op de rand van de oven bevestigen. Trek de randen van de pakking naar buiten zodat de haken loskomen. De pakking moet vervangen worden wanneer ze niet meer elastisch is en hard wordt.
138
9.8 Reiniging van de pakking
Gebruik een niet-schurende spons en lauw water om de pakking schoon te houden. De pakking moet steeds zacht en elastisch zijn (behalve voor de pyrolytische modellen). Bij de pyrolytische modellen kan de pakking verpletterd worden en mettertijd zijn aanvankelijke vorm verliezen. Knijp langs de volledige omtrek op de pakking om ze weer vorm te geven, zodat ook het vuil van de pakking zelf wordt verwijderd.
Page 37
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.9 Reiniging van de zelfreinigende panelen (katalysecyclus)
Als de zelfreinigende panelen vuil zijn met kleine hoeveelheden en hoofdzakelijk vet, kan een regeneratiecyclus uitgevoerd worden door middel van de verwarming. Reinig eerst de bodem en de bovenste bescherming met een doek van microfiber, met water en een neutraal vaatwasmiddel, en spoel goed. Stel een regeneratiecyclus in door de geventileerde functie aan de maximum temperatuur te selecteren, en dit voor een uur. Als de panelen zeer vuil zijn, moeten ze na de regeneratiecyclus gedemonteerd worden en gereinigd worden met een neutraal vaatwasmiddel. Spoel en de droog ze zorgvuldig. Hermonteer de panelen en stel de geventileerde functie een uur lang in op 180 °C zodat de panelen goed gedroogd worden.
Er wordt aanbevolen om de regeneratiecyclus van de zelfreinigende panelen elke 15 dagen uit te voeren.
De regeneratiecyclus van de panelen is een gepaste reinigingsmethode om vette en niet-suikerachtige resten te verwijderen.
139
Page 38
Aanwijzingen voor de gebruiker
10.BUITENGEWOON ONDERHOUD
De oven heeft regelmatig kleine onderhoudshandelingen of de vervanging van delen die onderhevig zijn aan slijtage nodig, zoals de pakkingen, de lampjes, enz. Vervolgens worden de specifieke aanwijzingen aangeduid voor elk type van deze handelingen.
Vóór elke interventie waarbij delen onder spanning bereikt moeten worden, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
Wanneer het probleem niet wordt opgelost met het gewone onderhoud, of voor andere types van defecten, contacteert u de dichtst bijzijnde assistentiedienst.
10.1 Vervanging van de lamp
Verwijder de beschermende bedekking A door ze in tegenwijzerszin los te draaien, en vervang de lamp B met een andere van hetzelfde type. Hermonteer de beschermende bedekking A. Gebruik uitsluitend lampen voor ovens (T 300 °C).
140
Page 39
Aanwijzingen voor de gebruiker
10.2 Demontage van de deur
Open de deur volledig. Plaats de twee pinnetjes in de aangeduide gaten van de scharnieren van de twee tegenstaande scharnieren, en koppel ze vast.
Neem de deur aan beide kanten en met beide handen vast, til ze naar boven in een hoek van ongeveer 30°, en verwijder ze.
Om de deur weer te monteren, moeten de scharnieren in de daarvoor bestemde openingen in de oven geplaatst worden, zodat de gleuven C helemaal op de openingen steunen. Laat de deur zakken zodat ze geplaatst wordt, en verwijder de pinnetjes uit de openingen in de scharnieren.
141
Page 40
Aanwijzingen voor de installateur
11.DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
11.1 Montage in meubels
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of plastic bekledingen van aangrenzende meubels moeten warmtebestendig zijn (minstens 90°C). Zoniet zouden ze mettertijd kunnen vervormen.
Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde normen. Dit toestel hoort afhankelijk van het installatietype tot klasse 2 - subklasse 1 (Afb. A - Afb. B) of tot klasse 1 (Afb. C).
Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 50 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de afbeeldingen A en C betreffende de installatieklassen.
Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm bevinden. Afzuigkappen moeten op een afstand van minstens 650 mm geïnstalleerd worden.
142
Ingebouwd toestel (Klasse 2 subklasse 1)
Ingebouwd toestel (Klasse 2 subklasse 1)
Toestel vrije installatie (Klasse 1)
Page 41
Aanwijzingen voor de installateur
11.2 Verluchting van de lokalen en afvoer van de verbranding
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet voldoende luchttoevoer aanwezig zijn voor een goede gasverbranding en luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden. Het toestel moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel lang niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
Evacuatie door middel van een afzuigkap.
Evacuatie zonder afzuigkap.
In rookkanaal met natuurlijke trek.
In rookkanaal met elektrische ventilator.
Rechtstreeks in de atmosfeer met elektrische ventilator op de wand of in de ruit.
Rechtstreeks in de atmosfeer via de wand.
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
143
Page 42
Aanwijzingen voor de installateur
11.3 Gasaansluiting
Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
Het aanhaalmoment tussen de verbindingen met pakking moet zich tussen 10 en 15 Nm bevinden.
Na elke handeling op het toestel moet de correcte sluiting van de gasverbindingen gecontroleerd worden.
Indien het toestel wordt gebruikt met vloeibaar gas moet een drukregelaar conform de van kracht zijnde norm gebruikt worden, en moet de aansluiting op de gasfles uitgevoerd worden volgens de voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde norm. Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in de tabel "12.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen".
144
Page 43
Aanwijzingen voor de installateur
3
2
1
4
3
6
5
11.3.1 Aansluiting met rubberleiding
AANDACHT: De volgende aanwijzingen zijn enkel geldig voor installaties van Klasse 1. Raadpleeg afb. C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
De aansluiting met rubberleiding conform de van kracht zijnde normen mag enkel uitgevoerd worden wanneer de leiding over de volledige lengte geïnspecteerd kan worden.
De binnendiameter van de leiding moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAAN en STADSGAS.
Het aansluiten met een rubberleiding, conform de van kracht zijnde norm, moet zodanig worden verricht dat de lengte van de leiding niet meer dan 1,5 meter bedraagt; controleer of de leiding niet in aanraking komt met bewegende delen of geklemd wordt. Controleer of alle volgende voorwaarden gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in aanraking komt met hete wanden (max. 50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen aan trekkrachten of spanningen, en geen strakke bochten maakt of vernauwingen heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• wanneer de leiding niet perfect gedicht is en gaslekken veroorzaakt, mag u ze niet proberen te herstellen: vervang ze met een nieuwe leiding; controleer of de vervaldatum van de leiding, die op de leiding zelf gedrukt is, niet overschreden werd.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met een rubberleiding conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm (controleer of de afkorting van deze norm op de leiding gedrukt is). Draai de rubberhouder 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en plaats de pakking 2. Afhankelijk van de diameter van de gebruikte gasleiding kan ook de rubberhouder 4 vastgedraaid worden op de rubberhouder 3. Plaats, nadat de rubberhouder(s) werd(en) vastgedraaid, de gasleiding 6 op de rubberhouder en bevestig ze met de klem 5 conform de van kracht zijnde norm.
145
Page 44
Aanwijzingen voor de installateur
2
1
3
2
1
4
3
11.3.2 Aansluiting met een flexibele stalen buis
AANDACHT: De volgende aanwijzingen gelden voor alle installatietypes, raadpleeg afb. A, B en C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
Gebruik uitsluitend flexibele stalen leidingen op continue wanden conform de van kracht zijnde norm, met een maximum extensie van 2 meter.
Dit installatietype kan zowel voor ingebouwde toestellen als voor vrijstaande toestellen gebruikt worden. Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met behulp van een flexibele stalen leiding op continue wanden, conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm. Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en voorzie de pakking 2.
11.3.3 Aansluiting met een flexibele stalen buis met conische verbinding (indien aanwezig)
AANDACHT: De volgende aanwijzingen gelden voor alle installatietypes, raadpleeg afb. A, B en C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
Gebruik uitsluitend flexibele stalen leidingen op continue wanden conform de van kracht zijnde norm, met een maximum extensie van 2 meter.
Dit installatietype kan zowel voor ingebouwde toestellen als voor vrijstaande toestellen gebruikt worden. Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met behulp van een flexibele stalen leiding op continue wanden, conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm. Draai de verbinding 3 goed vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en voorzie de pakking 2. Breng het isolerende materiaal aan op de schroefdraad van de verbinding 3, en draai daarna de flexibele stalen buis 4 vast op de verbinding 3.
146
Page 45
Aanwijzingen voor de installateur
11.4 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de dimensionering van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje dat is aangebracht op het toestel. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden. Een kopie van dit plaatje is voorzien in de handleiding.
De elektrische aansluiting van het toestel moet uitgevoerd worden door een gekwalificeerde technicus.
Vóór elke ingreep moet de stroomtoevoer van het toestel uitgeschakeld worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Als het toestel door middel van een stopcontact en stekker wordt aangesloten op het elektriciteitsnet, moeten beide van hetzelfde type zijn en moeten ze conform de van kracht zijnde normen worden aangesloten op de stroomkabel. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na inbouw van het toestel.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
In geval van een vervanging: de draad van de aarding moet langer zijn dan de draden die de stroom geleiden, zodat, in geval het stopcontact losgerukt wordt van de stroomkabel, de draad van de aarding de laatste is die loskomt.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat die oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
Als een vaste aansluiting wordt gebruikt, moet op de stroomtoevoerlijn van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme worden aangebracht waarvan de afstand tussen de contactpunten minstens 3 mm bedraagt, die op een makkelijk te bereiken plaats nabij het toestel gemonteerd is.
De constructeur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van bovenstaande voorschriften of door het onklaar maken van ook een afzonderlijk deel van het toestel.
147
Page 46
Aanwijzingen voor de installateur
MOGELIJKE TYPES
VAN AANSLUITING
TYPE VAN KABEL
(wanneer niet aanwezig)
380 - 415 V 3N~ vijfpolig 5 x 1.5 mm² H05V2V2-F
380 - 415 V 2N~ vierpolig 4 x 2,5 mm² H05V2V2-F
220 - 240 V 1N~ driepolig 3 x 4 mm² H05V2V2-F
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90°C, van het type H05V2V2-F.
• De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de interne geleider.
• Het aanhaalmoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5 - 2 Nm bedragen.
De bovenstaande stroomkabels hebben afmetingen die rekening houden met de gelijktijdigheidsfactor (conform de norm EN 60335-2-6).
148
Page 47
Aanwijzingen voor de installateur
11.5 Plaatsing van de plint
AANDACHT: De bijgeleverde plint is een integrerend deel van het product. Ze moet op het toestel bevestigd worden voordat het toestel zelf wordt geïnstalleerd.
• Positioneer de plint op het vlak, en lijn de
openingen A uit met de openingen B.
• Bevestig de plint op het vlak door de
schroeven C vast te draaien.
11.6 Plaatsing en nivellering van het toestel
Voor een betere stabiliteit moet het toestel absoluut noodzakelijk correct genivelleerd zijn; draai het onderste deel van het voetje vast of los tot het toestel genivelleerd en gestabiliseerd is op de vloer.
11.7 Aanwijzingen voor de bevestiging op de wand (enkel voor
sommige markten)
1 Voorzie een plug met haak (niet bijgeleverd) in
de wand op een hoogte (h) van 800 mm vanaf de vloer.
De installateur moet de plug met haak leveren tijdens de fase van de installatie van het toestel.
2 Koppel de klem vast op de ketting.
3 Koppel het uiteinde van de ketting vast op de
plug met haak die is bevestigd in de wand.
4 Koppel de klem vast in de daarvoor bestemde
opening achteraan het toestel.
149
Page 48
Aanwijzingen voor de installateur
12.AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES
VÓÓR ELKE INGREEP MOET DE STROOMTOEVOER VAN HET TOESTEL UITGESCHAKELD WORDEN.
Toestel afgesteld voor gas: METHAAN G20 (2H) druk 20 mbar
(zie etiket op het product)
Wanneer voor de werking andere gastypes moeten gebruikt worden, moeten de straalpijpen op de branders vervangen worden en moet de minimum vlam op de gaskranen geregeld worden. Voor de vervanging van de straalpijpen moet gehandeld worden zoals wordt beschreven in de volgende paragrafen.
12.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat
1 Verwijder de roosters, alle
deksels en de vlamverdelers om de branderdoppen te bereiken.
2 Draai de straalpijpen los met
behulp van een sleutel van 7 mm.
3 Vervang de straalpijpen van de
branders met diegene voor het gas dat gebruikt zal worden (raadpleeg 12.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen).
4 Plaats de branders weer correct in de gepaste zittingen.
12.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen
Raadpleeg voor de schikking van de branders het deel “Aanwijzingen voor de gebruiker - 6.4 Diameter van de recipiënten”.
Nominaal
Brander
Hulpbrander 1.05 72 400
1
Halfsnelle brander 1.8 94 500
2
Snelle brander 3.0 121 800
3
Ultra snelle brander 4.2 145 + 75 1900
4
Visketel 1.9 100 800
5
150
warmte
verbruik
(kW)
Methaan - G25 25mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Gereduceerd verbruik
(W)
Page 49
Aanwijzingen voor de installateur
Nominaal
Brander
Hulpbrander 1.05 50 400 76 75
1
Halfsnelle brander 1.8 65 500 131 129
2
Snelle brander 3.0 85 800 218 215
3
Ultra snelle brander 4.2 91 + 46 1900 305 300
4
Visketel 1.9 68 800 138 136
5
Brander
Hulpbrander 1.05 72 400
1
Halfsnelle brander 1.8 97 500
2
Snelle brander 3.0 115 800
3
Ultra snelle brander 4.2 135 + 75 1900
4
Visketel 1.9 94 800
5
warmte
verbruik
(kW)
Nominaal
warmte
verbruik
(kW)
Vloeibaar gas - G30/G31 30 mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Methaan - G20/25 20/25mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Gereduceerd
verbruik
(W)
Ver br uik g/u G30
Gereduceerd verbruik
(W)
Ver br uik g/u G31
Nominaal
Brander
Hulpbrander 1.05 50 400 76 75
1
Halfsnelle brander 1.8 65 500 131 129
2
Snelle brander 3.0 85 800 218 215
3
Ultra snelle brander 4.2 91 + 46 1900 305 300
4
Visketel 1.9 68 800 138 136
5
warmte
verbruik
(kW)
Diameter straalpijp
1/100 mm
Vloeibaar gas - G30/G31 28/37 mbar
Gereduceerd
verbruik
(W)
Ver br uik g/u G30
Ver br uik g/u G31
151
Page 50
Aanwijzingen voor de installateur
914774778/ A
12.3 Afsluitende handelingen
Nadat de vervanging van de straalpijpen uitgevoerd werd, moeten de vlamverdelers, de branderdeksels en de roosters weer geplaatst worden.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de fabrieksinstelling moet het etiket voor de regeling van het gas, dat werd aangebracht op het toestel, vervangen worden met hetgene voor het nieuwe gas. Het etiket is bij de straalpijpen gevoegd (indien aanwezig).
12.3.1 Regeling van het minimum voor methaan of stadsgas
Schakel de brander in, en plaats hem op de minimum stand. Verwijder de knop van de gaskraan, en handel op de regelschroef die zich naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk van het model) tot een regelmatige minimum vlam wordt verkregen. Monteer de knop weer, en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop snel van het maximum naar het minimum gedraaid wordt, mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.
152
12.3.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef naast het staafje van de kraan helemaal in wijzerszin gedraaid worden.
Loading...