Einbaugerät
Built-in appliance
Appareil encastrable
Apparecchio da incasso
Inbouwapparaat
nl
nlInhoud
Gebruiksaanwijzingnl
Veiligheidsbepalingen
en waarschuwingen
Voordat u het apparaat
in gebruik neemt
Lees de gebruiksaanwijzing
en het installatievoorschrift
nauwkeurig door. U vindt daarin
belangrijke informatie over
plaatsing, gebruik en onderhoud
van het apparaat.
De fabrikant aanvaardt geen
aansprakelijkheid als
de aanwijzingen
en waarschuwingen
in de gebruiksaanwijzing niet
in acht worden genomen.
Bewaar de gebruiksaanwijzing
en het montagevoorschrift voor
later gebruik of voor een
eventuele latere bezitter.
Technische veiligheid
Het apparaat bevat een geringe
hoeveelheid van
het milieuvriendelijke maar
brandbare koelmiddel R600a.
Let erop dat de leidingen van
het koelcircuit bij het transport
of de installatie niet beschadigd
worden. Koelmiddel dat naar
buiten spuit kan vlam vatten of
tot oogletsel leiden.
Bij beschadiging
■ Open vuur of andere
ontstekingsbronnen uit
de buurt van het apparaat
houden;
■ Ruimte gedurende een paar
minuten goed luchten;
■ Apparaat uitschakelen
en de stekker uit het
stopcontact trekken;
■ Contact opnemen met
de Servicedienst.
Hoe meer koelmiddel het
apparaat bevat, des te groter
moet de ruimte zijn waarin het
apparaat wordt opgesteld.
In een te kleine ruimte kan bij
een lek een ontvlambaar
mengsel van gas en lucht
ontstaan.
Per 8 g koelmiddel moet het
vertrek minstens 1 m³ groot zijn.
De hoeveelheid koelmiddel
in uw apparaat vindt u op het
typeplaatje aan de binnenkant
van het apparaat.
Als de aansluitkabel van het
apparaat beschadigd raakt,
moet deze worden vervangen
door de fabrikant, de
klantenservice of een andere
gekwalificeerde persoon.
Onvakkundige installatie en
reparaties kunnen groot gevaar
opleveren voor de bezitter.
86
nl
Reparaties mogen uitsluitend
worden uitgevoerd door de
fabrikant, de klantenservice of
een andere gekwalificeerde
persoon.
Er mogen alleen originele
onderdelen van de fabrikant
gebruikt worden. Alleen bij deze
onderdelen garandeert de
fabrikant dat ze aan de
veiligheidseisen voldoen.
Een verlengsnoer voor
de aansluitkabel mag uitsluitend
via de klantenservice worden
aangeschaft.
Bij het gebruik
■ Nooit elektrische apparaten in
het apparaat gebruiken
(bijv. verwarmingsapparaten,
elektrische ijsmaker etc.).
Explosiegevaar!
■ Het apparaat nooit met een
stoomreiniger ontdooien of
schoonmaken! De hete stoom
kan in de elektrische
onderdelen terechtkomen en
kortsluiting veroorzaken.
Gevaar van elektrische schok!
■ Gebruik geen puntige of
scherpe voorwerpen om een
laag ijs of rijp te verwijderen.
U kunt hierdoor de
koelleidingen beschadigen.
Koelmiddel dat naar buiten
spuit kan vlam vatten oftot
oogletsel leiden.
■ Geen producten met
brandbare drijfgassen
(bijv. spuitbussen) en geen
explosieve stoffen in het
apparaat opslaan.
Explosiegevaar!
■ Plint, uittrekbare manden of
laden, deuren etc. niet als
opstapje gebruiken of om op
te leunen.
■ Om te ontdooien of schoon
te maken: stekker uit
het stopcontact trekken resp.
de zekering uitschakelen of
losdraaien. Altijd aan de
stekker trekken, nooit aan
de aansluitkabel.
■ Dranken met een hoog
alcoholpercentage altijd goed
afgesloten en staand
bewaren.
■ Geen olie of vet gebruiken op
kunststof onderdelen en
deurdichtingen. Ze kunnen
poreus worden.
■ De be- en
ontluchtingsopeningen van
het apparaat nooit afdekken.
■ Vermijd langdurig contact van
uw handen met de
diepvrieswaren, ijs of de
verdamperbuizen enz.
Kans op vrieswonden!
87
nl
■ Vermijden van risico's voor
kinderen en kwetsbare
personen:
Kwetsbaar zijn
kinderen/personen met
lichamelijke, geestelijke of
zintuigelijk beperkingen,
evenals personen die
onvoldoende kennis hebben
over de veilige bediening van
het apparaat.
Zorg ervoor dat kinderen en
kwetsbare personen begrijpen
wat de gevaren zijn.
Een voor de veiligheid
verantwoordelijke persoon
moet toezicht houden op
kinderen en kwetsbare
personen bij het apparaat of
hen instrueren.
Alleen kinderen vanaf 8 jaar
het apparaat laten gebruiken.
Bij reiniging en onderhoud
toezicht houden op kinderen.
Laat kinderen nooit met het
apparaat spelen.
■ Flessen en blikjes met
vloeistoffen – vooral
koolzuurhoudende dranken –
niet in de diepvriesruimte
opslaan. Flessen en potten
kunnen barsten!
■ Diepvrieswaren nadat u ze uit
de diepvriesruimte hebt
gehaald, nooit onmiddellijk in
de mond nemen.
Kans op vrieswonden!
Kinderen in het huishouden
■ Verpakkingsmateriaal en
onderdelen ervan zijn geen
speelgoed voor kinderen.
Verstikkingsgevaar door
opvouwbare kartonnen dozen
en folie!
■ Het apparaat is geen
speelgoed voor kinderen!
■ Bij een apparaat met deurslot:
sleutel buiten het bereik van
kinderen bewaren!
Algemene bepalingen
Het apparaat is geschikt
■ voor het koelen en invriezen
van levensmiddelen,
■ voor het bereiden van ijs.
Dit apparaat is bestemd voor
privégebruik in het huishouden
en de huiselijke omgeving.
Het apparaat is ontstoord
volgens EU richtlijn
2004/108/EC.
Het koelcircuit is op dichtheid
gecontroleerd.
Dit apparaat voldoet aan
de veiligheidsbepalingen voor
elektrische apparaten
(EN 60335-2-24).
88
nl
Aanwijzingen over
de afvoer
* Afvoeren van de verpakking
van uw nieuwe apparaat
De verpakking beschermt uw apparaat
tegen transportschade. De gebruikte
materialen zijn onschadelijk voor het
milieu en kunnen opnieuw worden
gebruikt. Help daarom mee en zorg
dat de verpakking milieuvriendelijk wordt
afgevoerd.
U kunt bij uw leverancier
of bij de reinigingsdienst
in uw gemeente informeren hoe
u uw oude apparaat en het
verpakkingsmateriaal van het nieuwe
apparaat kunt (laten) afvoeren voor een
milieuvriendelijke verwerking.
* Afvoeren van uw oude
apparaat
Oude apparaten zijn geen waardeloos
afval! Door een milieuvriendelijke afvoer
kunnen waardevolle grondstoffen worden
teruggewonnen.
Dit apparaat is gekenmerkt in
overeenstemming met de
Europese richtlijn 2012/19/EU
betreffende afgedankte
elektrische en elektronische
apparatuur (waste electrical and
electronic equipment - WEEE).
De richtlijn geeft het kader aan
voor de in de EU geldige
terugneming en verwerking van
oude apparaten.
m Waarschuwing
Bij afgedankte apparaten
1. Stekker uit het stopcontact trekken.
2. Aansluitkabel doorknippen en samen
met de stekker verwijderen.
3. Legplateaus en voorraadvakken niet
eruit halen om het kinderen moeilijk
te maken erin te klimmen!
4. Laat kinderen niet met het afgedankte
apparaat spelen. Verstikkingsgevaar!
Koelapparaten bevatten koelmiddel
en in de isolatie gas. Die zorgvuldig
moeten worden afgevoerd. Met het oog
op een doelmatige en milieuvriendelijke
afvoer mogen de leidingen van het
koelcircuit tot het moment van transport
niet beschadigd worden.
Omvang van
de levering
Controleer na het uitpakken alle
onderdelen op eventuele
transportschade.
Voor klachten kunt u terecht bij de winkel
waar u het apparaat hebt aangeschaft of
bij onze klantenservice.
De levering bestaat uit de volgende
onderdelen:
■ Inbouwapparaat
■ Uitrusting (modelafhankelijk)
■ Zakje met montagemateriaal
■ Gebruiksaanwijzing
■ Montagevoorschrift
■ Klantenserviceboekje
■ Garantiebijlage
■ Informatie over energieverbruik en
geluiden
89
nl
Omgevingstemperatuur, ventilatie
en nisdiepte
Omgevingstemperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk
van de klimaatklasse kan het apparaat
bij de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden.
De klimaatklasse staat op
het typeplaatje, afb. ,.
KlimaatklasseToelaatbare
omgevingstemperatuur
SN+10 °C tot 32 °C
N+16 °C tot 32 °C
ST+16 °C tot 38 °C
T+16 °C tot 43 °C
Aanwijzing
Het apparaat is volledig functioneel
binnen de binnentemperatuurgrenzen
van de aangegeven klimaatklasse.
Wanneer een apparaat uit klimaatklasse
SN wordt gebruikt bij een lagere
binnentemperatuur, kunnen
beschadigingen aan het apparaat
worden uitgesloten tot een temperatuur
van +5 °C.
Beluchting
De lucht aan de achterzijde van
het apparaat wordt warm. De verwarmde
lucht moet ongehinderd afgevoerd
kunnen worden. Anders moet de
koelmachine meer presteren. Waardoor
het energieverbruik toeneemt. De
be en ontluchtingsopeningen mogen dan
ook nooit worden afgedekt!
Nisdiepte
Voor het apparaat wordt een nisdiepte
van 560 mm aanbevolen. Bij een
kleinere nisdiepte – minstens 550 mm –
wordt het energieverbruik iets hoger.
De juiste plaats
Geschikt voor het opstellen zijn droge,
ventileerbare vertrekken. Het apparaat
liefst niet in de zon of naast een fornuis,
verwarmingsradiator of een andere
warmtebron plaatsen. Is plaatsing naast
een warmtebron niet te vermijden, maak
dan gebruik van een isolerende plaat of
neem de volgende minimumafstanden in
acht:
■ Naast elektrische of gasfornuizen
3 cm.
■ Naast een CV-installatie 30 cm.
Apparaat aansluiten
Na het plaatsen van het apparaat moet
u minimaal 1 uur wachten voordat u het
apparaat in gebruik neemt. Tijdens het
transport kan het gebeuren dat de olie
van de compressor in het koelsysteem
terecht komt.
Vóór het eerste gebruik de binnenruimte
van het apparaat schoonmaken (zie
hoofdstuk „Schoonmaken van
het apparaat”).
90
Elektrische aansluiting
Het stopcontact moet zich in de buurt
van het apparaat bevinden en ook na het
opstellen van het apparaat goed
bereikbaar zijn.
Het apparaat voldoet aan
beschermklasse I. Het apparaat
aansluiten op een volgens
de voorschriften geïnstalleerd
220–240 V/50 Hz
wisselstroomstopcontact met
aardleiding. Het stopcontact moet zijn
beveiligd met een zekering van
10 A tot 16 A.
Bij apparaten die in niet Europese landen
worden gebruikt op het typeplaatje
controleren of de aansluitspanning
en de stroomsoort overeenkomen met
de waarden van uw elektriciteitsnet.
U vindt deze gegevens
op het typeplaatje. Afb. ,
nl
Kennismaking met
het apparaat
De laatste bladzijde met de afbeeldingen
uitklappen. Deze gebruiksaanwijzing is
op meer dan één type van toepassing.
De uitrusting van de modellen kan
variëren.
Kleine afwijkingen in de afbeeldingen zijn
mogelijk.
Afb. !
m Waarschuwing
Het apparaat mag in geen geval worden
aangesloten op elektronische
energiebesparingsstekkers.
Voor onze apparaten kunnen
netvoedingsinverters en sinusinverters
worden gebruikt. Netvoedingsinverters
worden gebruikt bij fotovoltaïsche
installaties die rechtstreeks zijn
aangesloten op het openbare
elektriciteitsnet. Bij losstaande systemen
(bijv. op schepen of in berghutten) die
geen rechtstreekse aansluiting op het
openbare elektriciteitsnet hebben, moet
een sinusinverter worden gebruikt.
AKoelruimte
BDiepvriesruimte
1–9Bedieningselementen
10Verlichting
11Glasplateau in de koelruimte
12Flessenrek
13Groentelade
14Bessenlade
15Diepvrieskalender
16Diepvrieslade
17Voorraadvak in de deur
18Vak voor grote flessen
91
nl
Bedieningselementen
Afb. "
1Toets Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit
te schakelen.
2Toets „super” (Diepvriesruimte)
Om het supervriessysteem
in en uit te schakelen.
3Temperatuurinsteltoetsen
diepvriesruimte
Met deze toetsen wordt de
temperatuur van de
diepvriesruimte ingesteld.
4Temperatuurindicatie
Diepvriesruimte
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen in
de diepvriesruimte in °C.
5Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk „Alarm
function”).
6Holiday-toets
Dient voor het in- en uitschakelen
van de Vakantie-modus (zie het
hoofdstuk Vakantiemodus).
7Temperatuurinsteltoetsen
koelruimte
Met deze toetsen wordt de
temperatuur van de koelruimte
ingesteld.
8Temperatuurindicatie
Koelruimte
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen in
de koelruimte in °C.
9Toets „super” (Koelruimte)
Om het superkoelsysteem in en
uit te schakelen.
Inschakelen van
het apparaat
Afb. "
1. Het apparaat met de toets Aan/Uit
inschakelen 1.
Er klinkt een alarmsignaal,
de temperatuurindicatie 4 knippert en
de alarmtoets 5 brandt.
2. Door de alarmtoets 5 in te drukken
wordt het alarmsignaal uitgeschakeld.
Het apparaat begint te koelen. De
verlichting is ingeschakeld wanneer
de deur open is.
De fabriek adviseert de volgende
temperaturen:
■ Koelruimte: +4 °C
■ Diepvriesruimte: -18 °C
Aanwijzingen bij het gebruik
■ Na het inschakelen kan het een aantal
uren duren voordat de ingestelde
temperatuur is bereikt. Vóór die tijd
geen levensmiddelen in het apparaat
leggen.
■ Door het volledig automatische
NoFrost systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is niet nodig.
■ De voorzijde van het apparaat achter
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van
de deurafdichting wordt voorkomen.
■ Wanneer de deur van
de diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot
de onderdruk is verdwenen.
92
Instellen van
de temperatuur
Afb. "
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van
+2 °C tot +8 °C.
Temperatuur-insteltoets koelruimte 7, net
zo vaak indrukken tot de gewenste
temperatuur in de koelruimte
is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie van de
koelruimte 8.
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van
-16 °C tot -24 °C.
Temperatuurinsteltoets diepvriesruimte 3
meermaals indrukken tot de gewenste
diepvriesruimtetemperatuur is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie diepvriesruimte 4.
Vakantie-modus
Bij langere afwezigheid kunt u
het apparaat in de energiebesparende
Vakantie-modus zetten.
De temperatuur in de koelruimte wordt
automatisch op +14 °C omgeschakeld.
Gedurende deze tijd geen
levensmiddelen in de koelruimte
opslaan.
nl
In- en uitschakelen
Afb. "
Holiday-toets 6 indrukken.
Als de vakantiemodus is ingeschakeld,
brandt de toets en geeft de
temperatuurindicatie van de koelruimte 8
geen temperatuur meer aan.
Alarmfuncties
Deuralarm
Het deuralarm (aanhoudend
geluidssignaal) wordt ingeschakeld
wanneer de deur van het apparaat
langer dan een minuut openstaat. Door
de deur te sluiten wordt het alarmsignaal
weer uitgeschakeld.
Temperatuuralarm
Het temperatuuralarm wordt
ingeschakeld als het
in de diepvriesruimte te warm
is waardoor de diepvrieswaren
kunnen ontdooien.
Na indrukken van de toets alarm 5, geeft
de temperatuurindicatie
diepvriesruimte 4 gedurende vijf
seconden de warmste temperatuur aan
die in de diepvriesruimte heeft geheerst.
Hierna wordt deze waarde gewist. De
temperatuurindicatie diepvriesruimte 4
toont de ingestelde
diepvriesruimtetemperatuur, zonder te
knipperen.
Vanaf dit moment wordt de warmste
temperatuur opnieuw bepaald en
in het geheugen opgeslagen.
93
nl
Zonder gevaar voor de diepvrieswaren
kan het alarm automatisch inschakelen:
■ bij het in gebruik nemen van het
apparaat,
■ bij het inladen van grote
hoeveelheden verse levensmiddelen,
■ als de deur van de diepvriesruimte
te lang geopend werd.
Aanwijzing
Half of geheel ontdooide diepvrieswaren
niet opnieuw invriezen. Pas na het koken
of braden tot een kant-en-klaargerecht
kunnen ze opnieuw worden ingevroren.
De maximale bewaartijd niet meer ten
volle benutten.
Alarm uitschakelen
Afb. "
De alarm-toets 5 indrukken om het
alarmsignaal uit te schakelen.
Netto-inhoud
De koelruimte
De koelruimte is een ideale plaats voor
het bewaren van vlees, worst, vis,
melkproducten, eieren, toebereide
etenswaren en brood/banket.
In acht nemen bij het bewaren
■ Bewaar verse, onbeschadigde
levensmiddelen. Zo blijft de kwaliteit
en de versheid langer bewaard.
■ Bij kant-en-klaarproducten en
afgevulde producten de door de
fabrikant vermelde houdbaarheids- of
gebruiksdatum in acht nemen.
■ De levensmiddelen goed verpakt of
afgedekt inruimen, om aroma, kleur en
versheid te bewaren. Dit voorkomt
geuroverdracht en verkleuring van de
kunststof onderdelen in de koelruimte.
■ Warme gerechten en dranken eerst
laten afkoelen en pas daarna
in het apparaat zetten.
De gegevens over de netto-inhoud vindt
u op het typeplaatje in uw apparaat.
Afb. ,
Vriesvermogen volledig
benutten
Om de maximale hoeveelheid
diepvrieswaren in te ruimen, kunnen alle
uitrustingsonderdelen worden verwijderd.
De levensmiddelen kunnen dan
rechtstreeks op de legplateaus en op
de bodem van de vriesruimte worden
gestapeld.
Onderdelen eruit halen
Diepvriesladen tot aan de aanslag
uittrekken, vooraan optillen en
verwijderen. Afb. #
94
Let op de koudezones
in de koelruimte
Door de luchtcirculatie in de koelruimte
verschillen de koudezones:
■ De koelste zone bevindt zich tussen
de aan de zijkant afgebeelde pijl en
de glasplaat eronder. Afb. $
Aanwijzing
Bewaar in de koudste zone gevoelige
levensmiddelen (bijv. vis, worst,
vlees).
nl
■ De warmste zone bevindt zich
helemaal bovenaan in de deur.
Aanwijzing
Bewaar in de warmste zone bijv.
harde kaas en boter. Kaas kan zo zijn
aroma verder ontwikkelen en de boter
blijft goed smeerbaar.
Groentelade met
vochtigheidsregelaar
Afb. %
De groentelade is de optimale plaats
voor het bewaren van vers fruit en verse
groente. Met een vochtigheidsregelaar
en een speciale afdichting kan de
luchtvochtigheid in de groentelade
worden aangepast. Hierdoor kunnen
vers fruit en verse groente tot tweemaal
zo lang worden bewaard als bij een
conventionele bewaarmethode.
De luchtvochtigheid in de groentelade
kunt u instellen afhankelijk van het soort
en de hoeveelheid bewaarde
levensmiddelen:
■ overwegend fruit en bij hoge belading
– lagere luchtvochtigheid
■ overwegend groente en bij gemengde
belading of geringe belading – hogere
luchtvochtigheid
Aanwijzingen
■ Koudegevoelig fruit (bijv. ananas,
bananen, papaja en citrusvruchten) en
groente (bijv. aubergines,
komkommers, courgettes, paprika,
tomaten en aardappels) dienen voor
een optimaal behoud van kwaliteit en
aroma buiten de koelkast bewaard te
worden op een temperatuur van
circa +8 °C tot +12 °C.
■ Afhankelijk van de soort en de
hoeveelheid bewaarde
levensmiddelen kan zich
condenswater vormen in de
groentelade. Condenswater
verwijderen met een droge doek en
de luchtvochtigheid in de groentelade
aanpassen met behulp van de
vochtigheidsregelaar.
Superkoelen
Tijdens het superkoelen wordt
de koelruimte ca. 15 uur zo koud
mogelijk gekoeld. Hierna wordt
automatisch omgeschakeld naar de vóór
het superkoelen ingestelde temperatuur.
Het superkoelsysteem inschakelen bijv.
■ vóór het inladen van grote
hoeveelheden levensmiddelen.
■ om dranken snel te koelen.
Aanwijzing
Als het superkoelsysteem is
ingeschakeld
kunnen de bedrijfsgeluiden toenemen.
In- en uitschakelen
Afb. "
Super-toets koelruimte 9 indrukken.
De toets brandt als
het superkoelsysteem is ingeschakeld.
95
nl
De diepvriesruimte
De diepvriesruimte gebruiken
■ voor het opslaan van
diepvriesproducten,
■ om ijsblokjes te maken,
■ om levensmiddelen in te vriezen.
Aanwijzing
Let erop dat de deur van
het diepvriesruimte goed gesloten is!
Bij een open deur ontdooien de
diepvrieswaren. In de diepvriesruimte
vormt zich veel ijs. Bovendien:
energieverspilling door te hoog
stroomverbruik!
Maximale
invriescapaciteit
Gegevens over de maximale
invriescapaciteit binnen 24 uur vindt u op
het typeplaatje. Afb. ,
Voorwaarden voor max.
invriesvermogen
■ Supervriezen inschakelen voordat u
de verse levensmiddelen aanbrengt
(zie hoofdstuk „Supervriezen”).
■ Uitrustingsdelen eruit halen; stapel de
levensmiddelen rechtstreeks op
de legplateaus en de bodem van
de diepvriesruimte.
■ Grote levensmiddelhoeveelheden
worden het snelst diepgevroren in het
bovenste vak. Als het vriesvermogen
van het bovenste vak onvoldoende is
volgens het op het typeplaatje
vermelde vriesvermogen, kunt u de
resterende hoeveelheid in het vak
daaronder bewaren, te beginnen
rechtsvoor.
■ Verse levensmiddelen zo dicht
mogelijk bij de zijwanden invriezen.
Invriezen en opslaan
Inkopen van
diepvriesproducten
■ De verpakking mag niet beschadigd
zijn.
■ Neem de houdbaarheidsdatum in
acht.
■ De temperatuur in de verkoop-koelkist
moet -18 °C of kouder zijn.
■ De diepvriesproducten liefst in een
koeltas transporteren en snel in de
diepvriesruimte leggen.
Attentie bij het inruimen
■ Grote hoeveelheden levensmiddelen
bij voorkeur invriezen in het bovenste
vak. Daar worden ze heel snel en
daardoor voorzichtig ingevroren.
■ De levensmiddelen naast elkaar
in de vakken resp, diepvriesladen
leggen.
96
Aanwijzing
De vers in te vriezen levensmiddelen
mogen niet met de al ingevroren
levensmiddelen in aanraking komen.
Tot in de kern bevroren
levensmiddelen eventueel in een
andere diepvrieslade leggen.
nl
Diepvrieswaren opslaan
De diepvrieslade tot aan de aanslag
inschuiven om een goede luchtcirculatie
te waarborgen.
Verse levensmiddelen
invriezen
Gebruik uitsluitend verse
levensmiddelen.
Om de voedingswaarde, het aroma en
de kleur zo goed mogelijk te behouden,
dient groente geblancheerd te worden
voordat het wordt ingevroren. Bij
aubergines, paprika’s, courgettes en
asperges is blancheren niet
noodzakelijk.
Literatuur over invriezen en blancheren
vindt u in de boekhandel.
Aanwijzing
Al ingevroren levensmiddelen mogen
niet met de nog in te vriezen
levensmiddelen in aanraking komen.
■ Geschikt om in te vriezen:
Bakwaren, vis en zeevruchten, vlees,
wild, gevogelte, groente, fruit, kruiden,
gepelde eieren, melkproducten zoals
kaas, boter en kwark, bereide
gerechten en kliekjes zoals soep,
eenpansgerechten, gaar vlees en gare
vis, aardappelgerechten, ovenschotels
en zoete toetjes.
■ Niet geschikt om in te vriezen:
Groentesoorten die meestal rauw
worden gegeten, zoals kropsla en
radijsjes, ongepelde eieren,
wijndruiven, hele appels, peren en
perziken, hardgekookte eieren,
yoghurt, dikke zure melk, zure room,
crème fraîche en mayonaise.
Diepvrieswaren verpakken
De levensmiddelen luchtdicht verpakken
zodat ze niet uitdrogen of hun smaak
verliezen.
1. Levensmiddelen in de verpakking
leggen.
2. Lucht eruit drukken.
3. Het geheel van een goede sluiting
voorzien.
4. Vermeld op de pakjes inhoud en
invriesdatum.
Voor verpakking geschikt:
Kunststof-, polyetheenen aluminiumfolie, diepvriesdozen.
Deze producten zijn in de handel
verkrijgbaar.
Niet geschikt voor verpakking:
pakpapier, vetvrij papier, cellofaan,
vuilniszakken en gebruikte
boodschappentasjes.
Als sluiting geschikt:
elastiekjes, clips van kunststof, touwtjes,
koudebestendig plakband e.d.
Zakjes en folie van
polyetheen kunnen met een folielasapparaat worden dichtgelast.
Houdbaarheid van
de diepvrieswaren
De houdbaarheid is afhankelijk van
het soort levensmiddelen.
Op een temperatuur van -18 °C:
■ Vis, worst, klaargemaakte gerechten,
brood en banket:
tot 6 maanden.
■ Kaas, gevogelte, vlees:
tot 8 maanden.
■ Groente, fruit:
tot 12 maanden.
97
nl
Supervriezen
De levensmidelen zo snel mogelijk door
en door invriezen zodat vitamine,
voedingswaarden, uiterlijk en smaak
behouden blijven.
Schakel enkele uren voordat u de verse
levensmiddelen inlaadt het supervriezen
in, om ongewenste temperatuurstijging te
voorkomen.
Doorgaans is 4–6 uur van tevoren
voldoende.
Na het inschakelen werkt het apparaat
permanent, in de diepvriesruimte wordt
een zeer lage temperatuur bereikt.
Als u het max. vriesvermogen wilt
gebruiken, dient u 24 uur vóór het
inladen van de verse waar het
supervriezen in te schakelen.
Kleinere levensmiddelhoeveelheden (tot
2 kg) kunt u in het bovenste vak
invriezen zonder supervriezen.
Aanwijzing
Als het supervriessysteem is
ingeschakeld kunnen de bedrijfsgeluiden
toenemen.
In- en uitschakelen
Afb. "
Super-toets diepvriesruimte 2 indrukken.
Is super vriezen ingeschakeld, dan licht
de toets op.
Het supervriessysteem wordt
na 2½ dagen automatisch
uitgeschakeld.
Ontdooien van
diepvrieswaren
Afhankelijk van soort en bereidingswijze
van de levensmiddelen kunt u kiezen uit
de volgende mogelijkheden:
■ bij omgevingstemperatuur
■ in de koelkast
■ in de elektrische oven, met/zonder
heteluchtventilator
■ in de magnetron
m Attentie
Half of geheel ontdooide diepvrieswaren
niet opnieuw invriezen. Pas na het koken
of braden tot een kant-en-klaargerecht
kunnen ze opnieuw worden ingevroren.
De maximale bewaartijd wordt hierdoor
bekort.
Uitvoering
(niet bij alle modellen)
Glasplateaus
Afb. &
U kunt de plateaus en voorraadvakken
in de binnenruimte naar wens
verplaatsen: Plateau optillen, naar voren
trekken, laten zakken en zijwaarts naar
buiten draaien.
Flessenrek
Afb. '
In de flessenrek kunnen flessen veilig
worden bewaard.
98
Flessenhouder
Afb. (
De flessenhouder voorkomt dat
de flessen kantelen bij het openen en
sluiten van de deur.
Diepvrieskalender
Afb. !/15
Om kwaliteitsvermindering van de
diepvriesproducten te voorkomen, dient
u de opslagduur niet te overschrijden.
De bewaartijd is afhankelijk van het soort
levensmiddelen. De cijfers bij
de symbolen geven in maanden
de toelaatbare bewaartijd voor
de diepvrieswaren aan. Neem bij
gewone diepvriesproducten
de productie- of houdbaarheidsdatum
in acht.
nl
Sticker „OK”
(niet bij alle modellen)
Met de „OK”-temperatuurcontrole
kunnen temperaturen onder +4 °C
worden geregistreerd. Stel
de temperatuur trapsgewijs kouder in als
de sticker niet „OK” aangeeft.
Aanwijzing
Bij ingebruikneming van het apparaat
kan het tot 12 uur duren voor
de temperatuur is bereikt.
Correcte instelling
IJsbakje
IJsbakje voor ¾ met drinkwater vullen en
in de diepvriesruimte zetten.
Het vastgevroren ijsbakje alleen met een
bot voorwerp losmaken (steel van een
lepel).
Om de ijsblokjes los te maken:
het ijsbakje iets verbuigen of kort onder
stromend water houden.
Koude-accu
(indien meegeleverd, aantal stuks
verschillend)
De koude-accu vertraagt bij het uitvallen
van de stroom of bij een storing
het verwarmen van de opgeslagen
diepvrieswaren. De langste opslagtijd
wordt bereikt wanneer u het koelelement
in het bovenste vak op
de levensmiddelen legt.
De koude-accu kan ook voor het tijdelijk
koelhouden van levensmiddelen (bijv. in
een koeltas) eruit genomen worden.
Apparaat uitschakelen
en buiten werking
stellen
Apparaat uitschakelen
Afb. "
Toets Aan/Uit 1 indrukken.
De temperatuurindicatie 8 gaat uit en de
koelmachine wordt uitgeschakeld.
Buiten werking stellen van
het apparaat
Als u het apparaat langere tijd niet
gebruikt:
1. Uitschakelen van het apparaat.
2. Stekker uit het stopcontact trekken of
de zekering losdraaien resp.
uitschakelen.
3. Schoonmaken van het apparaat.
4. Deur van het apparat open laten.
99
nl
Ontdooien
De koelruimte wordt
volautomatisch ontdooid
Als de koelmachine loopt, vormen zich
dooiwaterdruppels of een laagje rijp op
de achterwand van de koelruimte. Dit is
normaal. U hoeft de waterdruppels niet
af te wissen of de rijp af te schrapen.
De achterwand wordt automatisch
ontdooid. Het dooiwater loopt via
het dooiwatergootje, afb. ). Het
dooiwater loopt van het dooiwatergootje
naar de koelmachine waar het verdampt.
Aanwijzing
Dooiwatergootje en afvoergaatje
regelmatig schoonmaken, zodat het
dooiwater kan weglopen.
Diepvriesruimte
Door het volledig automatische
NoFrost-systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
U gaat als volgt te werk:
1. Vóór het schoonmaken het apparaat
uitschakelen.
2. Stekker uit het stopcontact trekken of
de zekering losdraaien
resp. uitschakelen!
3. Levensmiddelen verwijderen en op
een koele plaats bewaren. De koudeaccu (indien aanwezig) op
de levensmiddelen leggen.
4. Wachten tot de rijplaag is ontdooid.
5. Het apparaat schoonmaken met
een zachte doek en lauw water
met een scheutje pH neutraal
schoonmaakmiddel. Het afwaswater
mag niet in de verlichting of via het
afvoergat in het verdampingsgedeelte
terechtkomen.
6. Deurafdichting alleen met schoon
water schoonmaken en grondig
droogwrijven.
7. Na het schoonmaken apparaat weer
aansluiten en inschakelen.
8. Levensmiddelen weer aanbrengen.
Schoonmaken van
het apparaat
m Attentie
■ Gebruik geen schoonmaak of
oplosmiddelen die zand, chloride of
zuren bevatten.
■ Geen schurende of krassende
sponsjes gebruiken. Op de metalen
oppervlakken kan corrosie ontstaan.
■ De legplateaus en voorraadvakken
mogen niet in de afwasautomaat
gereinigd worden. Ze kunnen
vervormen!
100
Uitvoering
Voor het reinigen kunnen alle variabele
onderdelen van het apparaat worden
verwijderd.
Glasplateaus eruit halen
Afb. &
Daartoe het plateau uittrekken, vooraan
optillen en verwijderen.
Dooiwatergoot
Afb. )
De dooiwatergoot en het afvoergat
regelmatig reinigen met wattenstaafjes
o.i.d., zodat het dooiwater goed kan
weglopen.
Glasplateau boven de groentelade
verwijderen
Afb. +
Het glasplateau kunt u verwijderen en uit
elkaar nemen om het te reinigen.
Aanwijzing
De groentelade uittrekken voordat u het
glasplateau verwijderd.
Reservoir verwijderen
Afb. #
Reservoir tot aan de aanslag uittrekken,
vooraan optillen en verwijderen.
Legplateaus uit de deur nemen
Afb. *
Legplateaus optillen en verwijderen.
Luchtjes
Als u onaangename luchtjes ruikt:
1. Apparaat uitschakelen met de
Aan/Uit-knop. Afb. "/1
2. Alle levensmiddelen uit het apparaat
halen.
3. Binnenruimte reinigen (zie hoofdstuk
Schoonmaken van het apparaat).
4. Alle verpakkingen schoonmaken.
5. Sterk ruikende levensmiddelen
luchtdicht verpakken om luchtjes te
voorkomen.
6. Apparaat weer inschakelen.
7. Levensmiddelen inruimen.
8. Na 24 uur controleren of er opnieuw
luchtjes zijn ontstaan.
nl
Verlichting (LED)
Het apparaat is voorzien van een
onderhoudsvrije LED verlichting.
Reparaties aan deze verlichting mogen
alleen door de Servicedienst of een
erkend vakman worden uitgevoerd.
Energie besparen
■ Het apparaat in een droge, goed
te ventileren ruimte plaatsen! Het
apparaat niet direct in de zon of in de
buurt van een warmtebron plaatsen
zoals een verwarmingsradiator of een
fornuis.
Gebruik eventueel een isolatieplaat.
■ Een nisdiepte van 560 mm
aanhouden.
Een kleinere nisdiepte leidt tot een
hoger energieverbruik.
■ Warme gerechten en dranken eerst
laten afkoelen, daarna in het apparaat
plaatsen.
■ Diepvrieswaren in de koelruimte
leggen om ze te ontdooien en de kou
van de diepvrieswaren gebruiken om
andere levensmiddelen te koelen.
■ Deuren van het apparaat zo kort
mogelijk openen.
■ Let erop dat de deur van
het diepvriesruimte goed gesloten is.
■ Om een verhoogd stroomverbruik te
vermijden, moet de achterkant van het
apparaat af en toe worden gereinigd.
■ De ordening van de uitrustingsdelen
heeft geen invloed op de
energieopname van het apparaat.
101
nl
Voorkomen van geluiden
Bedrijfsgeluiden
Heel normale geluiden
Brommen
De motoren lopen (bijv. koelaggregaten,
ventilator).
Borrelen, zoemen of gorgelen
Koelmiddel stroomt door de buizen.
Klikgeluiden
Motor, schakelaar of magneetventielen
schakelen in/uit.
Het apparaat staat niet waterpas
Het apparaat met behulp van een
waterpas stellen. Leg er zo nodig iets
onder.
Reservoirs of draagplateaus wiebelen
of klemmen
Controleer de delen die eruit gehaald
kunnen worden en zet ze eventueel
opnieuw in het apparaat.
Flessen of serviesgoed raken elkaar
De flessen of het serviesgoed los van
elkaar zetten.
Kleine storingen zelf verhelpen
Voordat u de hulp van de Servicedienst inroept:
Controleer eerst of u aan de hand van de volgende punten de storing kunt verhelpen.
Als u om een monteur vraagt, en het blijkt dat hij alleen maar een advies (bijv. over
de bediening of het onderhoud van het apparaat) hoeft te geven om de storing
te verhelpen, dan moet u, ook in de garantietijd, de volledige kosten van dat bezoek
betalen!
StoringEventuele oorzaakOplossing
De temperatuur wijkt erg af
van de instelling.
Geen enkele indicatie brandt. Stroomuitval; de zekering is
uitgeschakeld; de stekker zit
niet goed in het stopcontact.
Temperatuurindicatie geeft
„E..“ aan.
De elektronica heeft een fout
geconstateerd.
In sommige gevallen is het voldoende om
het apparaat gedurende 5 minuten uit
te schakelen.
Als de temperatuur te warm is: na enkele uren
controleren of de temperatuur
de temperatuurinstelling genaderd is.
Als de temperatuur te koud is: de volgende
dag de temperatuur nogmaals controleren.
Stekker in het stopcontact steken. Controleer
of er stroom is. Controleer de zekeringen.
Inschakelen van de Servicedienst.
102
StoringEventuele oorzaakOplossing
Alarmsignaal klinkt,
de toets „alarm” brandt.
Afb. "/5
In de diepvriesruimte
is het te warm!
Gevaar voor
de diepvrieswaren!
Het apparaat is geopend.Het apparaat sluiten.
De be- en ontluchtings-
openingen zijn afgedekt.
Er werden te veel
Om het alarmsignaal uit te schakelen
de toets „alarm” 5 indrukken.
De be- en ontluchting moet gewaarborgd zijn.
Max. invriescapaciteit niet overschrijden.
levensmiddelen in één keer
ingeladen om in te vriezen.
Door een storing is het in
de diepvriesruimte te warm
geweest.
Na het indrukken van de alarmtoets 5 wordt
het knipperen van de temperatuurindicatie
uitgeschakeld. Afb. "/4
De temperatuurindicatie geeft gedurende
5 seconden de warmste temperatuur aan die
in de diepvriesruimte heeft geheerst.
Het apparaat koelt niet, de
temperatuur-indicatie en
de verlichting branden.
Het presentatielicht
is ingeschakeld.
Alarmtoets, afb "/5, gedurende
10 seconden ingedrukt houden tot een
bevestigingssignaal te horen is.
Na een tijdje controleren of het apparaat koelt.
nl
103
nl
Zelftest apparaat
Het apparaat beschikt over een
automatisch zelftestprogramma dat
de oorzaken van storingen aangeeft die
alleen door de Servicedienst verholpen
kunnen worden.
Zelftest starten
1. Apparaat uitschakelen en 5 minuten
wachten.
2. Apparaat inschakelen.
3. Alarm-toets, Afb. "/5, indrukken om
het alarm uit te schakelen.
Als er geen alarmsignaal klinkt, vervalt
deze stap.
4. Binnen de eerste 10 seconden na
inschakeling van het apparaat
gedurende 3 tot 5 seconden de
super-toets, afb. "/2, ingedrukt
houden, tot er een geluidssignaal
klinkt.
Het zelftestprogramma start. Terwijl de
zelftest wordt uitgevoerd, klinkt er een
lang geluidssignaal.
Servicedienst
Adres en telefoonnummer van
de Servicedienst in uw omgeving kunt u
vinden in het telefoonboek of
in de meegeleverde brochure met
service-adressen. Geef a.u.b. aan
de Servicedienst het E-nummer (E-Nr.)
en het FD-nummer (FD) van
het apparaat op.
U vindt deze gegevens op
het typeplaatje. Afb. ,
Door vermelding van het fabrikaat- en
productnummer kunt u onnodige
voorrijdkosten vermijden. Zo bespaart u
zich de daarmee verbonden meerkosten.
Verzoek om reparatie en advies
bij storingen
De contactgegevens in alle landen vindt
u in de bijgesloten lijst met
Servicedienstadressen.
Wanneer de zelftest is afgelopen en er
tweemaal een geluidssignaal klinkt, is uw
apparaat in orde.
Als de super-toets 10 seconden knippert
en er 5 geluidssignalen klinken, is er
sprake van een fout. Neem contact op
met de klantenservice.
Zelftest apparaat beëindigen
Na afloop van het programma schakelt
het apparaat weer over op het normale
gebruik.
104
$
%
XSHU
V
DODUP
KROLGD\
XSHU
V
HH]HU
U
I
FRROHU
!
"
VXSHU
KROLGD\
DODUP
VXSHU
#$
%&
'(
)*
+
E - Nr
FD - Nr
,
9000978875 (9403) de, en, fr, it, nl
*9000978875*
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.