Smeg C6GVXBE, C9GVXBE User Manual [nl]

Inhoudsopgave
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK ...................................................................... 52
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE AFVALVERWERKING – ONZE ZORG VOOR HET MILIEU 54
3. DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL ................................................................................ 55
3.1 Elektrische aansluiting .................................................................................................................................. 56
3.2 Ventilatie van de ruimte ................................................................................................................................. 56
3.3 Afvoer van de verbrandingsproducten .......................................................................................................... 56
4. REGELING VAN HET GAS ................................................................................................... 59
4.1 Aanpassing aan de verschillende gassoorten ............................................................................................... 59
4.2 Vervanging van de straalpijpen ..................................................................................................................... 59
4.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen (Mod. 60 cm) ..................................................... 60
4.4 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen (Mod. 90 cm) ..................................................... 61
4.5 Plaats van de branders op de kookplaat ....................................................................................................... 62
4.6 Regeling van de brander van de oven (enkel voor modellen met gasoven) ................................................. 62
5. AFSLUITENDE HANDELINGEN ........................................................................................... 63
5.1 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor methaan ............................................. 63
5.2 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor vloeibaar gas ...................................... 63
5.3 Plaatsing en nivellering van het toestel (afhankelijk van de modellen) ......................................................... 63
5.4 Regeling van het minimum van de branders van de oven ............................................................................ 63
6. HET BEDIENINGSPANEEL .................................................................................................. 64
7. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ................................................................................. 66
7.1 Aanschakeling van de branders van de kookplaat ........................................................................................ 66
7.2 Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de kookplaat .......................................................... 66
7.3 Diameter van de recipiënten voor fornuizen van 60 cm ................................................................................ 67
7.4 Diameter van de recipiënten voor fornuizen van 90 cm ................................................................................ 67
8. HET GEBRUIK VAN DE OVEN ............................................................................................. 68
8.1 Waarschuwingen en algemeen advies ......................................................................................................... 68
8.2 Koelventilatie ................................................................................................................................................. 68
8.3 Het gebruik van de gasoven ......................................................................................................................... 68
8.4 Het gebruik van de elektrische grill ............................................................................................................... 69
8.5 Bergruimte (enkel op sommige modellen) .................................................................................................... 70
9. BESCHIKBARE ACCESSOIRES .......................................................................................... 71
10. REINIGING EN ONDERHOUD ........................................................................................... 72
10.1 Gewone dagelijkse reiniging ....................................................................................................................... 72
10.2 Reiniging van de onderdelen van de kookplaat .......................................................................................... 72
10.3 Reiniging van de oven ................................................................................................................................. 73
10.4 Reiniging van de ruiten van de deur ........................................................................................................... 73
11. BUITENGEWOON ONDERHOUD ...................................................................................... 74
11.1 Smering van de gaskranen en de thermostaat van de gasoven .................................................................74
11.2 Defect van de ventilatie van de oven .......................................................................................................... 74
11.3 Vervanging van de lamp voor de verlichting ............................................................................................... 74
11.4 Demontage van de deuren .......................................................................................................................... 74
11.5 Demontage van de pakking ........................................................................................................................ 74
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: duiden advies voor het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte reinigings- en onderhoudshandelingen van het toestel aan.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de bevoegde technicus die de installatie, de indienststelling en de test van het toestel moet uitvoeren.
51
Waarschuwingen voor het gebruik

1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK

DEZE HANDLEIDING MAAKT DEEL UIT VAN HET TOESTEL EN MOET GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR ERVAN BINNEN HANDBEREIK WORDEN BEWAARD. WE RADEN AAN DEZE HANDLEIDING EN ALLE AANGEDUIDE AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN VOORDAT U DE KOOKPLAAT IN GEBRUIK NEEMT. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL, EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN TE RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BEDOELD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK, EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT ZIJN. HET TOESTEL WERD GEFABRICEERD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: DE BEREIDING EN VERWARMING VAN
VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJK BESCHOUWD WORDEN. DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK GESTELD WORDEN VOOR ELK ANDER GEBRUIK.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER. SORTEER HET VERSCHILLENDE VERPAKKINGSAFVAL, EN BEZORG HET AAN HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
DE AARDING IS VERPLICHT VOLGENS DE VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
DE STEKKER DIE AANGESLOTEN MOET WORDEN OP DE STROOMKABEL EN HET RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN. HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL. TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE MOET HET TOESTEL KORT GETEST WORDEN DOOR DE AANWIJZINGEN TE VOLGEN DIE VERVOLGENS WORDEN AANGEDUID. IN GEVAL HET TOESTEL NIET WERKT, MOET HET LOSGEKOPPELD WORDEN EN MOET HET DICHTST BIJZIJNDE TECHNISCH ASSISTENTIECENTRUM GECONTACTEERD WORDEN. PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL TE HERSTELLEN.
CONTROLEER NA ELK GEBRUIK STEEDS OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN POSITIE 0 (UIT) STAAN.
PLAATS NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN DE OVEN: WANNEER HET TOEVALLIG AANGESCHAKELD ZOU WORDEN, KAN BRAND ONTSTAAN.
HET IDENTIFICATIEPLAATJE MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN HET MERK IS GOED ZICHTBAAR AANGEBRACHT IN DE BERGRUIMTE. DIT PLAATJE MAG NOOIT VERWIJDERD WORDEN.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF VLEESROOSTERS DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK VAN DE KOOKPLAAT.
PLAATS DE GLAZEN BEDEKKING VAN DE KOOKPLAAT VOORZICHTIG OMLAAG. AANDACHT: DE GLAZEN BEDEKKING KAN VERBRIJZELEN WANNEER ZE VERHIT WORDT. SCHAKEL ALLE BRANDERS UIT, EN WACHT TOT ZE HELEMAAL AFGEKOELD ZIJN VOORDAT DE BEDEKKING WORDT GESLOTEN.
TIJDENS HET GEBRUIK WORDT HET TOESTEL ERG HEET. LET OP DAT U DE WARMTE­ELEMENTEN IN DE OVEN NIET AANRAAKT.
52
Waarschuwingen voor het gebruik
HET TOESTEL MAG ENKEL GEBRUIKT WORDEN DOOR VOLWASSENEN. STA NIET TOE DAT KINDEREN IN DE BUURT KOMEN OF ERMEE SPELEN. WANNEER DE GRILL WORDT GEBRUIKT, KUNNEN DE BEREIKBARE DELEN ERG HEET WORDEN: HOU KINDEREN UIT DE BUURT.
ALS HET TOESTEL OP EEN STANDAARD WORDT GEPLAATST, MOET DEZE ZODANIG GEÏNSTALLEERD WORDEN DAT HET NIET KAN VERSCHUIVEN.
DE PRODUCTEN MOGEN, INDIEN ZE IN VOERTUIGEN GEPLAATST ZIJN (BIJVOORBEELD IN EEN KAMPEERWAGEN, CARAVAN, ENZ.), UITSLUITEND GEBRUIKT WORDEN WANNEER HET VOERTUIG STILSTAAT.
INSTALLEER HET PRODUCT ZODANIG DAT WANNEER LADEN OF DEURKASTJES GEOPEND WORDEN, DIE ZICH TER HOOGTE VAN DE KOOKPLAAT BEVINDEN, NIET TOEVALLIG TEGEN DE POTTEN KUNNEN STOTEN DIE ZICH OP DE KOOKPLAAT BEVINDEN.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE RICHTLIJN 2002/ 96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE). DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT HET TOESTEL IN WERKING WORDT GESTELD, MOETEN ALLE OP EN IN HET TOESTEL AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDERD WORDEN.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel of door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
53
Het milieu - Waarschuwingen voor de afvalverwerking

2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE AFVALVERWERKING – ONZE ZORG VOOR HET MILIEU

Voor de verpakking van onze huishoudelijke toestellen gebruiken we niet-vervuilende, en dus milieuvriendelijke en recycleerbare materialen. We verzoeken om hieraan mee te werken, en om te zorgen voor een correcte verwerking van de verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra. Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden. De koelapparaten bevatten gassen die gevaarlijk kunnen zijn voor het milieu. Zorg er daarom voor dat de leidingen van het koelcircuit niet worden beschadigd tot de bevoegde dienst het huishoudelijke toestel ophaalt. Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien is het nodig dat u de elektriciteitskabel doorsnijdt, en samen met de stekker verwijdert.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER. SORTEER HET VERSCHILLENDE VERPAKKINGSAFVAL, EN BEZORG HET AAN HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKERS: Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen, en ook de verwerking van afval. Het symbool van de doorkruiste vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde van zijn gebruiksduur afzonderlijk verzameld moet worden. De gebruiker moet dus de apparatuur op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig apparaat aangekocht wordt. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking, draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recyclen van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
54
Aanwijzingen voor de installateur

3. DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL

Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde normen. Het toestel behoort afhankelijk van de installatie tot klasse 1 (Fig. A) of klasse 2-subklasse 1 (Fig. B-C). Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 50 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de tekeningen A en B betreffende de installatieklassen. Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm bevinden.
A) B)
Ingebouwd toestel Vrije installatie
A) B)
Ingebouwd toestel Vrije installatie
C)
De toestellen die voorzien zijn van een ruimte voor de gasfles en elektrische oven mogen uitsluitend vrij geïnstalleerd worden (raadpleeg fig. B).
55
Aanwijzingen voor de installateur

3.1 Elektrische aansluiting

Controleer of het voltage en de afmeting van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje intern de bergruimte. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Wanneer het toestel met een vaste aansluiting wordt aangesloten op het net, moet op de stroomtoevoerlijn een omnipolair onderbrekingsmechanisme voorzien worden met een openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, dat zich op een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel bevindt.
De aansluiting op het elektriciteitsnet kan vast of met een stekker en stopcontact zijn. In het laatste geval moeten die geschikt zijn voor de gebruikte kabel en conform de van kracht zijnde normen zijn. Voor elk type van aansluiting moet het toestel verplicht een aarding hebben. Voordat de aansluiting uitgevoerd wordt, moet u controleren of de stroomtoevoerlijn voorzien is met een geschikte aarding. Vermijdt het gebruik van adapters, reducties of aftakkingen.
1 - Werking op 220-240V~: gebruik een driepolige kabel van het type H05RR-F of H05V2V2-F:
3 x 2,5 mm 3 x 1,5 mm
2 - Werking op 380-415V2N~ (enkel voor modellen van 90 cm): gebruik een vierpolige kabel van het type H05RR-F of H05V2V2-F
(kabel van 4 x 1,5 mm
2
(voor modellen van 90 cm)
2
(voor modellen van 50 en 60 cm)
2
)
3 - Werking op 380-415V2N~ (enkel voor modellen van 90 cm): gebruik een vijfpolige kabel van het type H05RR-F of H05V2V2-F
(kabel van 5 x 1,5 mm2)
De aardedraad (geel-groen) van het uiteinde dat op het toestel moet worden aangesloten, moet minstens 20 mm langer zijn dan de andere draden.
AANDACHT: De bovenstaande waarden hebben betrekking tot de diameter van de interne geleider.
AANDACHT: slechts sommige modellen van 90 cm kunnen tweefasig of driefasig aangesloten worden.

3.2 Ventilatie van de ruimte

Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waarin het toestel geïnstalleerd is, moet voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden. De keuken moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel voor lange tijd niet gebruikt werd, wordt aangeraden om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.

3.3 Afvoer van de verbrandingsproducten

De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die verbonden zijn aan een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegd specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
56
Aanwijzingen voor de installateur

3.4 Gasaansluiting

3.4.1 Gasaansluiting

Het aansluiten met een rubberen slang, die voldoet aan de geldende voorschriften, moet zodanig worden verricht dat de lengte van de leiding niet groter is dan 1,5 meter; vergewis u ervan dat de slang niet in aanraking komt met beweegbare onderdelen, of klem komt te zitten. De binnendiameter van de slang moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAANGAS. Controleer of aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
• of de leiding bevestigd is aan een slanghouder met veiligheidsklembandje;
• of de leiding over de hele lengte (max. 1.5 m) geïnspecteerd kan worden;
• of de leiding op geen enkel punt van de route in aanraking komt met hete wanden (max. 50°C);
• of hij niet blootstaat aan trekkrachten of spanningen, en geen scherpe bochten maakt of afgekneld wordt;
• of hij niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• als de leiding niet perfect afgedicht is en gaslekkages in de omgeving veroorzaakt, probeer hem dan niet te repareren: vervang hem door een nieuwe slang;
• controleer of de houdbaarheidsdatum van de slang niet overschreden is.
DE AANSLUITING MET RUBBEREN LEIDINGEN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN, MAG ENKEL UITGEVOERD WORDEN WANNEER DE LEIDING OVER DE VOLLEDIGE LENGTE GEÏNSPECTEERD KAN WORDEN.
HET AANHAALMOMENT TUSSEN DE VERBINDINGEN DIE DE PAKKING BEVATTEN, MAG MAXIMAAL 10 NM BEDRAGEN

3.4.2 Aansluiting voor methaangas

Verricht de aansluiting op het gasnet met een rubberen slang die voldoet aan de voorschriften van de geldende norm (controleer of de afkorting van de betreffende norm op de slang afgedrukt is).
Schroef de slanghouder A zorgvuldig op het gasverbindingsstuk B van het apparaat en breng er de pakking C tussen aan. Steek de rubberen slang D op de aansluiting A en zet hem vast met het schroefbandje E zoals voorgeschreven wordt door de geldende norm.

3.4.3 Aansluiting op vloeibaar gas

Gebruik een drukregelaar die voldoet aan de geldende norm en breng de aansluiting tot stand met de gasfles, volgens de geldende norm. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk in overeenstemming is met de waarden die vermeld worden in de tabel in paragraaf “4.2 / 4.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers ”.
Schroef de kleine slanghouder F op de grote slanghouder A; sluit het zo verkregen blok aan op het gasverbindingsstuk B (of gebruik de slanghouder G die rechtstreeks moet worden aangesloten op het gasverbindingsstuk B) en breng de pakking C ertussen aan. Steek de uiteinden van de rubberen slang H op de slanghouder A+F (of G) en op de uitlaataansluiting van de drukverminderaar op de gasfles. Bevestig het uiteinde van de slang H op de slanghouders A+F (of G) met het klembandje I volgens de geldende voorschriften.
De geïllustreerde slangaansluitingen A-F-G worden niet bij het apparaat geleverd. Gebruik uitsluitend aansluitingen die aan de geldende norm voldoen.
57
Aanwijzingen voor de installateur

3.4.4 Aansluiting met een buigzame stalen slang (voor alle gassoorten)

Dit type aansluiting kan worden gerealiseerd voor allebei de manieren van installatie die worden geïllustreerd op de afb. "A" en "B" in hoofdstuk "2
INSTALLATIE VAN HET APPARAAT ". Gebruik uitsluitend buigzame
slangen van staal die voldoen aan de geldende norm, met een maximum lengte van 1.5 meter. Schroef het uiteinde van de buigzame slang L met de pakking C op de gasaansluiting B met extern schroefdraad ½” gas ISO 228-1.
Controleer de installatie op eventuele lekkages met zeepsop, nooit met een vlam.

3.4.5 Aansluiting van de gasfles in de ruimte in het apparaat

Open de ruimte aan de zijkant en zet er een gasfles van max. 15 kg in. Steek een uiteinde van de slang op de aansluiting en zet hem vast met een van de twee bijgeleverde schroefbandjes. Steek de slang in de gasflesruimte door het gat in de achterkant van het apparaat, zoals in het schema hiernaast. Steek het andere uiteinde op de drukregelaar van de gasfles; zet hem vast met het tweede bijgeleverde bandje. Controleer op
lekkages met zeepsop, nooit met een vlam.
Gebruik voor de verbinding tussen fornuis en gasfles een stuk slang van 1.4 m (± 0.05 m), dat voldoet aan de geldende norm.
58
Loading...
+ 16 hidden pages