6. VÓÓR DE INSTALLATIE .........................................................................................................7
7. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSORGANEN VAN HET FRONTPANEEL .................. 8
8. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ........................................................................................... 9
8.1 Inschakelen van de branders van de kookplaat .............................................................................................. 9
8.2 Praktische wenken voor het gebruik van de branders van de kookplaat ........................................................9
8.3 Diameter van de recipiënten ........................................................................................................................... 9
9. GEBRUIK VAN DE OVEN ..................................................................................................... 10
9.1 Waarschuwingen en algemene aanbevelingen ............................................................................................ 10
9.3 Gebruik van de elektrische grill ..................................................................................................................... 10
9.4 Gebruik van de grill ....................................................................................................................................... 10
11.1 Instellen van de juiste tijd ............................................................................................................................ 13
11.4 Einde kooktijd .............................................................................................................................................. 13
11.6 Regeling van het volume van het geluidssignaal ........................................................................................ 14
11.7 Uitschakeling van het geluidssignaal .......................................................................................................... 14
11.8 Wissen van de ingestelde gegevens ........................................................................................................... 14
11.9 Wijziging van de ingestelde gegevens ........................................................................................................ 14
12. REINIGING EN ONDERHOUD ........................................................................................... 15
12.1 Het reinigen van roestvrij staal .................................................................................................................... 15
12.3 Voedselvlekken of -resten ........................................................................................................................... 15
12.4 De oven reinigen ......................................................................................................................................... 15
12.5 Reiniging van de ruiten van de deur ........................................................................................................... 15
13.1 Vervanging van het lampje voor de verlichting ........................................................................................... 16
13.2 Demontage van de deur .............................................................................................................................. 16
13.3 Verwijdering van de pakking ....................................................................................................................... 16
14. INSTALLATIE VAN HET APPARAAT ................................................................................. 17
14.2 Ventilatie van de ruimten ............................................................................................................................. 17
14.3 Afvoer van de verbrandingsproducten ........................................................................................................ 18
14.4 Aansluiting met een flexibele stalen buis: ................................................................................................... 18
15. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE SOORTEN GAS ............................................. 20
16.1 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor methaangas ...................................... 22
16.2 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor vloeibaar gas .................................... 22
16.3 Montage van de spatrand achter (afhankelijk van de modellen) ................................................................. 22
16.4 Plaatsing en waterpas stellen van het apparaat (afhankelijk van de modellen) .......................................... 22
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u de aanwijzingen voor het gebruik, de beschrijving
van de bedieningsorganen en de correcte handelingen voor het reinigen en onderhouden van het
apparaat.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR: zijn bestemd voor de gekwalificeerde technicus die de
gasinstallatie zorgvuldig moet controleren en die de installatie, de inwerkingstelling en het uittesten van
het apparaat moet uitvoeren.
3
Page 2
Waarschuwingen voor het gebruik
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK
DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND ONDERDEEL VAN HET APPARAAT. HIJ MOET
GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN HET FORNUIS INTACT EN BINNEN BEREIK
WORDEN BEWAARD. WIJ BEVELEN AAN OM DEZE HANDLEIDING EN ALLE ERIN OPGENOMEN
AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS HET APPARAAT IN GEBRUIK TE
NEMEN. U ZULT OOK ALLE BIJGEVOEGDE INSPUITERS MOETEN BEWAREN. DE INSTALLATIE
ZAL MOETEN WORDEN UITGEVOERD DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN IN
OVEREENSTEMMING MET DE GELDENDE NORMEN. DIT APPARAAT IS BESTEMD VOOR EEN
HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN BEANTWOORDT AAN DE MOMENTEEL GELDENDE NORMEN.
HET APPARAAT IS GEFABRICEERD VOOR HET UITOEFENEN VAN DE VOLGENDE FUNCTIE:
HET KOKEN EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; IEDER ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJK
WORDEN BESCHOUWD.
DE FABRIKANT KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDERE DAN DE
VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN
GEBRUIK DIT APPARAAT NOOIT VOOR HET VERWARMEN VAN RUIMTEN.
LAAT DE RESTEN VAN HET VERPAKKINGSMATERIAAL NIET ONBEHEERD ACHTER IN DE
HUISELIJKE OMGEVING. SCHEID DE VERSCHILLENDE, VAN DE VERPAKKING AFKOMSTIGE
AFVALMATERIALEN EN BRENG ZE NAAR HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR DE
GEDIFFERENTIEERDE INZAMELING VAN AFVAL.
DIT APPARAAT IS VOORZIEN VAN EEN MERKTEKEN IN DE ZIN VAN DE EUROPESE RICHTLIJN
2002/96/EG BETREFFENDE AFGEDANKTE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR
(AEEA).
IN DEZE RICHTLIJN WORDEN DE VOOR HET GEHELE TERRITORIUM VAN DE EUROPESE UNIE
GELDENDE NORMEN VASTGELEGD VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEN VAN AFGEDANKTE
APPARATEN.
BLOKKEER DE OPENINGEN EN DE VENTILATIE- EN WARMTEAFVOERGLEUVEN NIET.
HET TYPEPLAATJE MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN DE MERKING IS
ZICHTBAAR IN HET OPBERGVAK AANGEBRACHT.
HET PLAATJE MAG NOOIT WORDEN VERWIJDERD.
VERWIJDER ALLE NIET-PERMANENTE ETIKETTEN EN ALLE BESCHERMENDE FOLIE VAN DE
BUITEN- EN BINNENKANT VAN HET APPARAAT.
HET GEBRUIK VAN METALEN SCHUURSPONSJES EN SCHERPE SPATELS MOET
WORDEN VERMEDEN OM DE OPPERVLAKKEN NIET TE BESCHADIGEN.
GEBRUIK DE NORMALE, NIET SCHURENDE PRODUCTEN VOOR STAAL EN
EVENTUEEL HOUTEN OF PLASTIC GEREI.
SPOEL HET GOED AF EN DROOG HET AF MET EEN ZACHTE DOEK OF EEN ZEEM.
ZORG ERVOOR DAT IN DE OVEN GEEN SUIKERHOUDENDE VOEDSELRESTEN
OPDROGEN (BIJV. JAM). WANNEER DIE TE LANG UITDROGEN KUNNEN ZE HET
EMAIL AAN DE BINNENKANT VAN DE OVEN BESCHADIGEN.
DE FABRIKANT ONTHOUDT ZICH VAN IEDERE AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHADE AAN
PERSONEN OF ZAKEN ALS GEVOLG VAN HET NIET IN ACHT NEMEN VAN DE BOVENSTAANDE
VOORSCHRIFTEN OF ALS GEVOLG VAN WIJZIGINGEN AANGEBRACHT AAN OOK SLECHTS
ÉÉN ENKEL ONDERDEEL VAN HET APPARAAT, EN DOOR HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE
VERVANGINGSONDERDELEN.
4
Page 3
Het milieu – Aanwijzingen voor de recycling
2. INSTRUCTIES VOOR DE RECYCLING - ONS MILIEUBELEID
Voor de verpakking van onze huishoudelijke apparaten gebruiken wij niet-vervuilende, en dus
milieuvriendelijke en recyclebare materialen. Wij vragen om uw medewerking door te zorgen voor een
juiste verwerking van het verpakkingsmateriaal. De adressen van de centra voor het inzamelen, de
recycling of de verwerking zijn beschikbaar bij uw wederverkoper of bij de plaatselijke betrokken
instanties.
Laat de verpakking of delen ervan niet zomaar ergens achter. Dit kan gevaar van verstikking opleveren
voor kinderen, vooral de plastic zakjes.
U moet ook zorgen voor een correcte verwerking van het oude apparaat.
Belangrijk: bezorg het apparaat bij het plaatselijk erkende bedrijf voor het inzamelen van afgedankte
huishoudelijke apparaten.
Met een correcte verwerking kunnen waardevolle materialen op intelligente wijze worden gerecycled.
Koelapparaten bevatten gassen die gevaarlijk kunnen zijn voor het milieu. Zorg er daarom voor dat de
leidingen van het koelcircuit niet worden beschadigd zolang de hiermee belaste dienst zich nog niet over
het huishoudelijke apparaat heeft ontfermd.
Voordat u uw huishoudelijke apparaat wegdoet is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de
schappen in de gebruiksstand laat, om te voorkomen dat spelende kinderen erin opgesloten raken.
Verder moet u de elektrische voedingskabel afsnijden en samen met de stekker verwijderen.
5
Page 4
Waarschuwingen voor het veiligheid
3. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID
ELEKTRISCHE AANSLUITING: U DIENT U TE HOUDEN AAN DE INSTALLATIE-INSTRUCTIES MET
BETREKKING TOT HET GAS EN DE ELEKTRISCHE VOEDING EN DE VENTILATIEVEREISTEN. OM
VEILIGHEIDSREDENEN EN IN UW BELANG IS WETTELIJK BESLOTEN DAT DE INSTALLATIE VAN EN DE
ASSISTENTIE VOOR ALLE HUISHOUDELIJKE GASAPPARATEN MOET WORDEN UITGEVOERD DOOR
DESKUNDIG PERSONEEL MET INACHTNEMING VAN DE VAN TOEPASSING ZIJNDE NORMEN EN
REGLEMENTEN. DE INSTALLATEURS ZIJN ERTOE VERPLICHT OM VOLGENS OPTIMALE STANDAARDS
TE WERKEN. DE LOSKOPPELING VAN DE HUISHOUDELIJKE GAS- EN ELEKTRISCHE APPARATEN MOET
ALTIJD WORDEN UITGEVOERD DOOR DESKUNDIG PERSONEEL.
DE STEKKER DIE OP DE VOEDINGSKABEL WORDT AANGESLOTEN EN HET BIJBEHORENDE
STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE ZIJN EN VOLDOEN AAN DE GELDENDE
VOORSCHRIFTEN.
HET STOPCONTACT MOET TOEGANKELIJK ZIJN WANNEER HET APPARAAT IS INGEBOUWD.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
DIT APPARAAT MAG NIET OP VERHOOGDE PLATFORMEN WORDEN GEMONTEERD.
EEN AARDAANSLUITING, IN OVEREENSTEMMING MET DE WIJZEN VOORZIEN DOOR DE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE, IS VERPLICHT.
ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE MOET U HET APPARAAT KORT TESTEN IN OVEREENSTEMMING
MET DE HIERNA VERSTREKTE INSTRUCTIES. WANNEER HET APPARAAT NIET FUNCTIONEERT
MOET U HET LOSKOPPELEN VAN HET ELEKTRICITEITSNET EN HET DICHTSTBIJZIJNDE
TECHNISCHE SERVICECENTRUM RAADPLEGEN.
PROBEER NOOIT OM HET APPARAAT ZELF TE REPAREREN.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT GLADDE EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE
PANDRAGERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF BAKIJZERS WAARVAN DE DIAMETER GROTER IS DAN DE
BUITENOMTREK VAN DE KOOKPLAAT.
ZET NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN DE OVEN: EEN ONVERWACHTE ONTSTEKING ERVAN
ZOU TOT BRAND KUNNEN LEIDEN.
TIJDENS HET GEBRUIK WORDT HET APPARAAT ZEER HEET. LET ERVOOR OP DAT U DE WARMTEELEMENTEN IN DE OVEN NIET AANRAAKT.
HET APPARAAT IS BESTEMD OM TE WORDEN GEBRUIKT DOOR VOLWASSENEN. STA NIET TOE DAT
KINDEREN ERBIJ IN DE BUURT KOMEN OF ERMEE SPELEN. BIJ EEN FUNCTIONERENDE GRILL KUNNEN
DE TOEGANKELIJKE DELEN ZEER HEET WORDEN: HOUD KINDEREN UIT DE BUURT.
NA IEDER GEBRUIK MOET U ALTIJD CONTROLEREN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN DE STAND 0
(UIT) STAAN.
VOORDAT U HET APPARAAT IN WERKING STELT MOET U VERPLICHT ALLE OP EN IN HET
APPARAAT AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
4. GEBRUIKSBESTEMMING
HET APPARAAT IS GEFABRICEERD VOOR HET UITOEFENEN VAN DE VOLGENDE FUNCTIE: HET
KOKEN EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; IEDER ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJK WORDEN
BESCHOUWD.
De fabrikant onthoudt zich van iedere aansprakelijkheid voor schade aan personen of zaken als gevolg van
het niet in acht nemen van de bovenstaande voorschriften of als gevolg van wijzigingen aangebracht aan ook
slechts één enkel onderdeel van het apparaat, en door het gebruik van niet-originele vervangingsonderdelen.
6
Page 5
Instructies voor de gebruiker
5. LEER UW FORNUIS KENNEN
BEDIENINGSPANEEL
OVENRUIMTE
OVENVENTILATOR
OVENLAMPJE
OVENDEUR
HANDGREEP OVENDEUR
GELEIDERAILS VOOR ROOSTERS EN
OVENSCHALEN
6. VÓÓR DE INSTALLATIE
Laat de resten van het verpakkingsmateriaal niet onbeheerd achter in de huiselijke omgeving. scheid de
verschillende, van de verpakking afkomstige afvalmaterialen en lever ze in bij het dichtstbijzijnde
centrum voor de gedifferentieerde inzameling van afval.
Om alle fabricageresten te verwijderen wordt het aanbevolen om de binnenkant van het apparaat
schoon te maken. Voor meer informatie over het reinigen verwijzen wij naar hoofdstuk “12. REINIGING
EN ONDERHOUD”.
Bij de eerste ingebruikneming van de oven en de grill moet u ze net zolang op de maximumtemperatuur
verhitten tot de eventuele olieachtige resten van het fabricageproces, die kwalijke luchten op het
voedsel zouden kunnen overbrengen, zullen zijn verbrand.
Na een stroomonderbreking zal de display met regelmatige onderbrekingen knipperen en
aangeven. Voor de regeling verwijzen wij naar paragraaf “11. ELEKTRONISCHE
PROGRAMMEEREENHEID”.
7
Page 6
Instructies voor de gebruiker
7. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSORGANEN VAN HET FRONTPANEEL
Alle bedieningsorganen en controlelampjes zijn zichtbaar op het frontpaneel. In de onderstaande tabel
vindt u een beschrijving van de gebruikte symbolen.
OVENTHERMOSTAATBRANDER LINKSACHTER
FUNCTIEKEUZEKNOPBRANDER RECHTSACHTER
BRANDER LINKSVOORBRANDER RECHTSVOOR
Voordat u de oven in gebruik neemt moet u zich ervan verzekeren dat op de display van de
elektronische programmeereenheid het symbool verschijnt; zie de paragraaf “11. ELEKTRONISCHE
PROGRAMMEEREENHEID”.
BEDIENINGSKNOP BRANDERS VAN DE KOOKPLAAT
Om de brander te ontsteken moet u de knop indrukken en linksom op de
waarde van de kleine vlam te zetten .
Om de vlam te regelen moet u de knop in het gebied tussen het maximum ()
en het minimum ( ) zetten.
De uitschakeling van de brander geschiedt door de knop terug te zetten op de
stand .
FUNCTIEKEUZEKNOP
De verschillende functies van de elektrische oven zijn aangepast aan de
verschillende kookwijzen.
Na de gewenste functie te hebben geselecteerd moet u de kooktemperatuur
instellen met de thermostaatknop.
BOVENSTE EN ONDERSTE
VERWARMINGSELEMENT
ONDERSTE
VERWARMINGSELEMENT
GRILL-ELEMENTGEVENTILEERD
GRILL-ELEMENT BREEDONTDOOIEN
THERMOSTAATKNOP
U kunt de kooktemperatuur instellen door de knop rechtsom te draaien op de
gewenste stand, tussen de 50° en 260°C.
Het gaan branden van het controlelampje wijst erop dat de oven wordt opgewarmd. Wanneer dit controlelampje uitgaat is de vooraf ingestelde temperatuur
bereikt. Het regelmatig knipperen wijst erop dat de temperatuur in de oven continu op het ingestelde niveau wordt gehouden.
8
GRILL-ELEMENT + VENTILATIE
OBERHITZE + UNTERHITZE +
HEIZELEMENT MIT UMLUFT
VERWARMINGSELEMENT
Page 7
Instructies voor de gebruiker
8. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
8.1Inschakelen van de branders van de kookplaat
Voordat u de branders van de kookplaat ontsteekt moet u controleren of de vlamverdelers in hun zetels
liggen met de bijbehorende deksels, waarbij u ervoor moet opletten dat de gaten A van de
vlamverdelers overeenstemmen met de vonkontstekers en thermokoppels. Alvorens de branders te
ontsteken moet u het glazen deksel optillen; en voordat u hem weer sluit moet u alle branders
uitschakelen en wachten tot te zijn afgekoeld.
De op verzoek beschikbare pandrager B moet worden gebruikt voor “woks” (chinese koekenpan). Om
schade aan de kookplaat te voorkomen, kunt u bij de erkende centra een verhoogd rooster C vinden die
u onder de pannen met een doorsnede van meer dan 26 cm kunt plaatsen. De meegeleverde reductie C
dient ook voor kleine recipiënten.
Naast iedere knop wordt de bijbehorende brander aangegeven. Het apparaat
heeft een inrichting voor de elektronische ontsteking. U hoeft de knop alleen
maar in te drukken en linksom te draaien op het symbool van de minimumvlam
, tot de brander zal zijn ontstoken. Houd de knop nog enkele seconden lang
ingedrukt om het thermokoppel warm te laten worden. Het kan gebeuren dat de
brander uitgaat op het moment dat u de knop loslaat: dit betekent dat het
thermokoppel nog niet voldoende was verwarmd.
Herhaal de handeling maar houd de knop langer ingedrukt. Bij de branders
zonder thermokoppel is deze voorzorgsmaatregel niet nodig.
Wanneer bij de modellen met een thermokoppel de branders per ongeluk zouden uitgaan, zal een
veiligheidsinrichting ingrijpen en de gastoevoer blokkeren, ook bij een open kraantje.
8.2Praktische wenken voor het gebruik van de branders van de kookplaat
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moet u recipiënten
gebruiken met een deksel en qua grootte aangepast aan de brander, om te voorkomen dat de vlam
langs de zijkanten lekt (zie paragraaf “6.3 Diameter van de recipiënten”). Op het moment dat de vloeistof
aan de kook raakt moet u de vlam zover verminderen dat hij niet overkookt. Om brandwonden en
schade aan de kookplaat tijdens het koken te voorkomen, moeten alle recipiënten of bakijzers binnen de
buitenomtrek van de kookplaat blijven. Alle recipiënten moet een vlakke en regelmatige bodem hebben.
Wanneer u olies of vetten gebruikt moet u er bijzonder goed voor opletten dat ze bij het heet worden niet
gaan branden. Bij het onverwachte doven van de vlam moet u de bedieningsknop sluiten en tenminste 1
minuut wachten alvorens opnieuw te proberen om hem te ontsteken.
8.3Diameter van de recipiënten
BRANDERS
1. Hulpbrander
2. Halfsnelle
brander
4. Ultransnelle
brander
Ø min. en max. (in cm)
12 - 14
16 - 24
18 - 26
9
Page 8
Instructies voor de gebruiker
9. GEBRUIK VAN DE OVEN
Alvorens de oven in gebruik te nemen moet u zich ervan verzekeren dat op de display het symbool
verschijnt.
Tijdens het gebruik wordt het apparaat zeer heet. wij raden voor alle handelingen het gebruik aan van
geïsoleerde handschoenen.
9.1Waarschuwingen en algemene aanbevelingen
Bij de eerste ingebruikneming van de oven en de grill moet u ze net zolang op de maximumtemperatuur
verhitten tot de eventuele olieachtige resten van het fabricageproces, die kwalijke luchten op het
voedsel zouden kunnen overbrengen, zullen zijn verbrand. Na een stroomonderbreking zal de display
met regelmatige onderbrekingen knipperen en aangeven. Voor de regeling verwijzen wij naar
paragraaf “11. ELEKTRONISCHE PROGRAMMEEREENHEID”.
De ovenaccessoires die in aanraking kunnen komen het voedsel zijn gemaakt van materialen die
beantwoorden aan de geldende normenstelsels.
Tijdens het koken moet u de bodem van de oven niet bedekken met aluminiumfolie en er geen pannen
of ovenschalen op plaatsen om de laag email niet te beschadigen. Bij gebruik van ovenpapier moet u
ervoor zorgen dat de circulatie van de warme lucht in de oven er niet door wordt verhinderd.
Om te voorkomen dat eventueel in de oven aanwezige stoom last veroorzaakt
moet u de oven in twee stappen openen: houd hem eerst 4-5 seconden lang
halfopen (ca. 5 cm), en open hem daarna pas helemaal. Indien u tijdens het
koken bij het voedsel moet komen moet u de ovendeur zo kort mogelijk open
laten staan om te voorkomen dat de temperatuur in de oven zover daalt dat het
goede kookresultaat er door wordt beïnvloed. Bij het openen van de deur wordt
de binnenventilatie van de oven automatisch uitgeschakeld om bij het sluiten
ervan weer te worden hervat.
9.2Koelventilatie
Een koelsysteem zal een paar minuten na het ontsteken van de oven in werking treden. De ventilator zal
een gewone luchtstroom veroorzaken die boven de deur naar buiten gaat en die ook nog kort na het
uitschakelen kan doorgaan.
9.3Gebruik van de elektrische grill
Bij korte kooktijden, voor bijvoorbeeld het goudbruin braden van vlees dat al gaar is, moet u de statische
grill functie / kiezen en de knop van de thermostaat op de maximumtemperatuur zetten. Met de
geventileerde grill functie (alleen indien voorzien) kunt u gerechten volledig gaar krijgen dankzij de
geforceerde ventilatie die de warmte diep in het voedsel zal laten doordringen. Voor kookwijzen van dit
type moet u de geventileerde grill functie kiezen en de knop van de thermostaat op de ideale
kooktemperatuur zetten (nooit hoger dan 200°C).
9.4Gebruik van de grill
Na de oven te hebben ingeschakeld, wat wordt bevestigd door het gaan branden van het rode
controlelampje, moet u hem 5 minuten lang laten voorverwarmen voordat u het voedsel erin doet.
Het voedsel moet vóór het koken worden gekruid. Ook moet u de olie en gesmolten boter vóór het
koken aanbrengen. Om de jus op te vangen kunt u de ovenschaal gebruiken.
Het te koken voedsel moet op het rooster van de oven worden gelegd, dat op één van de geleiderails,
waarmee de verschillende oventypen zijn uitgerust, moet rusten in navolging van de onderstaand
verstrekte instructies:
10
Page 9
Instructies voor de gebruiker
VOEDSELHOOGTE GELEIDERAIL
Plat en dun vlees3
Rollade2 - 3
Gevogelte2 - 3
9.5Waarschuwingen
• Het koken met de grill mag nooit langer duren dan 60 minuten.
• Bij de modellen met elektrische oven moet de ovendeur tijdens het koken met de grill en grill +
draaispit gesloten blijven.
• Om gevaarlijke oververhitting te voorkomen moet u tijdens het gebruik van de oven of de grill het
glazen deksel van het apparaat altijd omhoog laten staan.
• Tijdens en na het gebruik van de grill kunnen de toegankelijk delen zeer heet worden en moet u
kinderen dus uit de buurt van het apparaat houden.
• Tijdens het koken met het draaispit verdient het aanbeveling om onderin de oven, op de eerste rail
van onderen, één van de met het fornuis geleverde ovenschalen te plaatsen om de gevormde
sappen en vet op te vangen.
• Tijdens het koken moet u de bodem van de oven niet bedekken met aluminiumfolie en er geen
pannen of ovenschalen op plaatsen om de laag email niet te beschadigen. Bij gebruik van
ovenpapier moet u er bij het plaatsen voor zorgen dat de circulatie van de warme lucht in de oven
niet wordt belemmerd.
• Tijdens het gebruik van de oven moet u alle niet-gebruikte ovenschalen en roosters uit de oven
verwijderen.
9.6Opbergvak (afhankelijk van de modellen)
Onderin het fornuis vindt u, onder de oven, het opbergvak. U kunt er
bij door de bovenkant van het deurtje open te trekken.
Bewaar er absoluut geen ontvlambare materialen, zoals vodden,
papier e.d. in, maar eventueel alleen de metalen accessoires van het
apparaat.
Open het opbergvak niet zolang de oven nog ingeschakeld of warm is. De temperaturen erin kunnen
zeer hoog zijn.
11
Page 10
Instructies voor de gebruiker
10.BESCHIKBARE ACCESSOIRES
De oven heeft 4 geleiderails om de ovenschalen en roosters op
verschillende hoogten op te kunnen plaatsen.
Ovenrooster: dient voor het bereiden van gerechten in platte
recipiënten zoals, taarjes, geroosterd vlees.
Rooster voor ovenschaal: om bovenop een ovenschaal te zetten
voor het bereiden van voedsel dat kan lekken.
Ovenschaal: nuttig voor het opvangen van het vet dat van het
voedsel op het erop geplaatste rooster druipt.
Bakblik: handig voor het bakken van taarten, pizza's en gebak.
Tang van verchroomd metaal: handig om hete roosters en
ovenschalen mee uit de oven te halen.
Niet alle accessoires worden geleverd met alle modellen.
Op bestelling beschikbare accessoires
U kunt u de niet bijgevoegde originele accessoires bestellen via de Bevoegde Servicecentra.
12
Page 11
Instructies voor de gebruiker
11.ELEKTRONISCHE PROGRAMMEEREENHEID
LIJST VAN FUNCTIES
DRUKKNOP KOOKWEKKER
DRUKKNOP EINDE KOOKTIJD
DRUKKNOP DUUR KOOKTIJD
DRUKKNOP AFNAME WAARDE
DRUKKNOP TOENAME WAARDE
11.1 Instellen van de juiste tijd
Bij de eerste ingebruikneming van de oven, of na een stroomonderbreking, zal de display met
regelmatige onderbrekingen knipperen en weergeven. Druk de toesten en samen in en
druk tegelijkertijd de toetsen voor het wijzigen van de waarde of in: aldus verkrijgt u per keer
indrukken een toe- of afname van één minuut.
Vóór iedere instelling van de programmeereenheid moet u de functie en gewenste temperatuur
activeren.
11.2 Halfautomatisch koken
Deze instelling dient er alleen maar voor om de oven automatisch uit te laten schakelen op het eind van
de kooktijd.
Wanneer u toets indrukt zal de display oplichten en de cijfers afbeelden; houd hem ingedrukt
en druk tegelijkertijd op de waardewijzigingstoetsen of voor de instelling van de duur van de
kooktijd. Wanneer u de toets heeft losgelaten zal het aftellen van de geprogrammeerde duur van de
kooktijd beginnen en verschijnt op de display de juiste tijd samen met de symbolen A en .
11.3 Automatisch koken
Deze instelling dient ertoe om de oven volledig automatisch in- en uit te schakelen.
Wanneer u toets indrukt zal de display oplichten en de cijfers afbeelden; houd hem ingedrukt en
druk tegelijkertijd op de waardewijzigingstoetsen of voor de instelling van de duur van de kooktijd.
Wanneer u toets indrukt zal op de display het totaal van de juiste tijd plus de duur van de kooktijd
verschijnen: houd hem ingedrukt en gebruik tegelijkertijd de toetsen of voor de wijziging van de waarde
om het tijdstip voor het eind van de kooktijd in te stellen. Wanneer u de toets loslaat zal het
geprogrammeerde aftellen beginnen en verschijnt op de display de juiste tijd samen met de symbolen A en .
Na de instelling moet u toets indrukken om de resterende kooktijd te zien; om het tijdstip van het eind
van de kooktijd te zien moet u toets indrukken. Het instellen van niet coherente waarden wordt op
logische wijze verhinderd (een contrast tussen een einde kooktijd en een langere duur zal niet door de
programmeereenheid geaccepteerd worden).
11.4 Einde kooktijd
Op het eind van de kooktijd zal de oven automatisch uitgaan en zal tegelijkertijd een intermitterend
geluidssignaal afgaan.
Na de uitschakeling van dit geluidsalarm zal de display weer de juiste tijd afbeelden, samen met het
symbool , die de terugkeer na de manuele bediening van de oven aangeeft.
13
Page 12
Instructies voor de gebruiker
11.5 Kookwekker
De programmeereenheid kan ook worden gebruikt als een eenvoudige kookwekker. Wanneer u toets
indrukt zal de display de cijfers tonen; houd hem ingedrukt en gebruik tegelijkertijd de toetsen
voor de wijziging van de waarde of . Bij het loslaten van de toets begint het geprogrammeerde
aftellen en zal op de display de juiste tijd verschijnen, samen met het symbool.
Wanneer u na de instelling de resterende tijd wenst te zien moet u toets indrukken.
Bij het gebruik als kookwekker zal de werking van de oven na het verstrijken van de ingestelde tijd niet
worden onderbroken.
11.6 Regeling van het volume van het geluidssignaal
Het geluidssignaal beschikt over 3 verschillende volumeniveaus.
Om het niveau te wijzigen moet u op het eind van de kookwekkerfunctie, wanneer het geluidssignaal
afgaat, toets indrukken.
11.7 Uitschakeling van het geluidssignaal
Het geluidssignaal zal na zeven minuten automatisch worden beëindigd. U kunt hem ook met de hand
uitschakelen door tegelijkertijd de toetsen en in te drukken. Om het apparaat uit te schakelen
moet u vervolgens de knoppen terugbrengen in de stand 0.
11.8 Wissen van de ingestelde gegevens
Met het ingestelde programma moet u de toets van de te annuleren functie ingedrukt houden terwijl u
tegelijkertijd de waarde bereikt door de toetsen voor de waardewijziging of in te drukken.
De annulering van de duur zal door de programmeereenheid worden geïnterpreteerd als het eind van de
kooktijd.
11.9 Wijziging van de ingestelde gegevens
De ingestelde gegevens voor het koken kunnen op ieder moment worden gewijzigd door de toets van de
te wijzigen functie ingedrukt te houden en tegelijkertijd de toetsen voor het wijzigen van de waarde of
te gebruiken.
14
Page 13
Instructies voor de gebruiker
12.REINIGING EN ONDERHOUD
Vóór alle werkzaamheden moet u de elektrische voeding van het apparaat loskoppelen.
Gebruik geen stoomstraal om het apparaat mee schoon te maken.
12.1 Het reinigen van roestvrij staal
Voor een goed behoud van het roestvrij staal moet u het regelmatig, na ieder gebruik, en nadat het is
afgekoeld, schoonmaken.
12.2 Gewone dagelijkse reiniging
Om de roestvrijstalen oppervlakken schoon te maken en intact te houden moet u altijd en uitsluitend de
speciaal hiervoor bestemde producten gebruiken die geen schuurmiddelen of zuren op chloorbasis
mogen bevatten.
Gebruikswijze: giet het product op een vochtige doek en wrijf het op het oppervlak uit, spoel het
zorgvuldig af en droog het met een zachte doek of een zeem.
12.3 Voedselvlekken of -resten
Het gebruik van metalen schuursponsjes en scherpe spatels moet worden vermeden om de
oppervlakken niet te beschadigen.
Gebruik de normale, niet schurende producten voor staal en eventueel houten of plastic gerei.
Spoel het goed af en droog het af met een zachte doek of een zeem.
Zorg ervoor dat in de oven geen suikerhoudende voedselresten opdrogen (bijv. jam). Wanneer
die te lang uitdrogen kunnen ze het email aan de binnenkant van de oven beschadigen.
12.4 De oven reinigen
Voor een goed behoud van de oven moet u hem regelmatig en nadat hij is afgekoeld, schoonmaken.
Verwijder alle losse onderdelen.
Maak de ovenroosters schoon met warm water en niet-schurende detergenten, daarna afspoelen en
afdrogen.
12.5 Reiniging van de ruiten van de deur
Wij raden aan om ze altijd goed schoon te houden. Gebruik absorberend papier; bij hardnekkig vuil moet
u ze met een vochtige spons en een gewoon schoonmaakmiddel reinigen.
Tijdens het reinigen moet u het apparaat zorgvuldig afdrogen om te voorkomen dat gelekt water en
afwasmiddel de goede werking en het aanzien aantasten.
15
Page 14
Instructies voor de gebruiker
13.BUITENGEWOON ONDERHOUD
Van tijd tot tijd moeten er kleine onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd op de oven of moeten
aan slijtage onderhavige onderdelen zoals pakkingen, lampen, enz. worden vervangen. Onderstaand
vindt u de specifieke instructies voor alle werkzaamheden van dit type.
Vóór alle werkzaamheden moet u de elektrische voeding van het apparaat loskoppelen.
13.1 Vervanging van het lampje voor de verlichting
Verwijder het beschermkapje A door hem rechtsom los te draaien, vervang het lampje B met een
vergelijkbaar exemplaar (25 W). Plaats het beschermkapje A weer terug.
Gebruik uitsluitend lampen voor ovens (T 300°C).
13.2 Demontage van de deur
De deur aan de twee zijden met beide handen vastnemen
dicht bij de scharnieren A en de krukken B opheffen. De
ovendeur naar boven opheffen door een hoek van
ongeveer 45° te vormen en ze eruit trekken. Om de deur
terug te plaatsen, de scharnieren A in de daartoe
bestemde gleuven plaatsen, ze vervolgens naar beneden
toe laten steunen en de krukken B loslaten.
13.3 Verwijdering van de pakking
De pakking van de deur kan worden verwijderd om de ovens accuraat schoon
te maken. Alvorens de pakkingen te verwijderen moeten de ovendeuren
worden gedemonteerd zoals eerder beschreven. Til, als de deur verwijderd is,
de lipjes op de hoeken op, zoals te zien is op de afbeelding.
16
Page 15
Instructies voor de installateur
14.INSTALLATIE VAN HET APPARAAT
Het apparaat moet worden geïnstalleerd door een gekwalificeerd technicus en in overeenstemming met
de geldende normen.
Het apparaat kan worden geïnstalleerd tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimale
afstand van 5 cm vanaf de zijkant van het apparaat, zoals afgebeeld in de tekeningen A en B met
betrekking tot de installatieklassen. Boven het werkblad aangebrachte schappen of afzuigkappen
moeten op een afstand van tenminste 75 cm staan.
A) B)
Ingebouwd apparaatVrijstaand apparaat
14.1 Elektrische aansluiting
Controleer of de spanning en de capaciteit van de stroomvoorziening overeenstemmen met de
karakteristieken vermeld op het typeplaatje in het opbergvak. Dit plaatje mag nooit worden
verwijderd.
Bij gebruik van een permanente aansluiting op het elektriciteitsnet moet u op een gemakkelijk
bereikbare plaats in de nabijheid van het apparaat op de voedingslijn ervan een meerpolige
scheidingsinrichting aanbrengen met een minimale contactopening van 3 mm.
De aansluiting op het elektriciteitsnet kan vast zijn of met een stekker en stopcontact. In het laatste geval moeten die
geschikt zijn voor de gebruikte kabel en overeenstemmen met de geldende voorschriften. Voor alle aansluitwijzen
geldt dat het apparaat verplicht moet worden geaard. Vóór de aansluiting moet u controleren of de
stroomvoorziening goed is geaard. Vermijd het gebruik van adapters die tot oververhittingen zouden kunnen leiden.
Werking op 220-240V~: gebruik een driepolige kabel van het type
2
H05RR-F of H05V2V2-F (kabel van 3 x 1,5 mm
Bij het uiteinde dat op het apparaat moet worden aangesloten moet
de aardleiding (geel-groen) tenminste 20 mm langer zijn dan de
andere leidingen.
DE FABRIKANT ONTHOUDT ZICH VAN IEDERE AANSPRAKELIJKHEID VOOR SCHADE AAN
PERSONEN OF ZAKEN ALS GEVOLG VAN HET NIET IN ACHT NEMEN VAN DE BOVENSTAANDE
VOORSCHRIFTEN.
).
14.2 Ventilatie van de ruimten
Het apparaat mag alleen in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien door
de plaatselijk geldende normen. In de ruimte waar het apparaat is geplaatst moet voldoende lucht
kunnen toestromen ter vervanging van die noodzakelijk voor de normale verbranding van het gas en de
normale verversing van de lucht de ruimte zelf. De door roosters beschermde luchtinlaatopeningen
moeten voldoende groot zijn, in overeenstemming met de plaatselijk geldende normen, en zo geplaatst
dat ze, ook niet gedeeltelijk, kunnen worden verstopt.
17
Page 16
Instructies voor de installateur
14.3 Afvoer van de verbrandingsproducten
Het apparaat mag alleen in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien door
de plaatselijk geldende normen. In de ruimte waar het apparaat is geplaatst moet voldoende lucht
kunnen toestromen ter vervanging van die noodzakelijk voor de normale verbranding van het gas en de
normale verversing van de lucht de ruimte zelf. De door roosters beschermde luchtinlaatopeningen
moeten voldoende groot zijn, in overeenstemming met de plaatselijk geldende normen, en zo geplaatst
dat ze, ook niet gedeeltelijk, kunnen worden verstopt.
14.4 Aansluiting met een flexibele stalen buis:
Het aansluiten met een rubberen slang, die voldoet aan de geldende voorschriften, moet zodanigworden
verricht dat de lengte van de leiding niet groter is dan 1,5 meter; vergewis u ervan dat de slang niet in
aanraking komt met beweegbare onderdelen, of klem komt te zitten. De binnendiametervan de slang
moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAANGAS.
Controleer of aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
• of de leiding bevestigd is aan een slanghouder met veiligheidsklembandje;
• of de leiding over de hele lengte (max. 1.5 m) geïnspecteerd kan worden;
• of de leiding op geen enkel punt van de route in aanraking komt met hete wanden (max. 50°C);
• of hij niet blootstaat aan trekkrachten of spanningen, en geen scherpe bochten maakt of
afgekneldwordt;
• of hij niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• als de leiding niet perfect afgedicht is en gaslekkages in de omgeving veroorzaakt, probeer hem
dan niet te repareren: vervang hem door een nieuwe slang;
• controleer of de houdbaarheidsdatum van de slang niet overschreden is.
DE AANSLUITING MET RUBBERSLANGEN IN OVEREENSTEMMING MET DE GELDENDE NORM
IS SLECHTS TOEGESTAAN WANNEER DE SLANG OVER DE VOLLEDIGE LENGTE KAN WORDEN
GEÏNSPECTEERD.
14.4.1 Aansluiting voor methaangas
Verricht de aansluiting op het gasnet met een rubberen slang die voldoet aan
devoorschriften van de geldende norm (controleer of de afkorting van de
betreffendenorm op de slang afgedrukt is). Schroef de slanghouder A zorgvuldig op
het gasverbindingsstuk B van het apparaat en breng er de pakking C tussen aan.
Steek de rubberen slang D op de aansluiting A en zet hem vast met het
schroefbandje E zoals voorgeschreven wordt door de geldende norm.
14.4.2 Aansluiting voor vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar die voldoet aan de geldende norm en breng de aansluiting tot stand met
degasfles, volgens de geldende norm. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk in overeenstemming ismet
de waarden die vermeld worden in de tabel in paragraaf “15.2 Tabel karakteristieken branders en
spuitstukken”.
Schroef de kleine slanghouder F op de grote slanghouder A; sluit het zo
verkregen blok aan op het gasverbindingsstuk B(of gebruik de slanghouder
G die rechtstreeks moet worden aangesloten op het gasverbindingsstuk B)
en breng de pakking C ertussen aan. Steek de uiteinden van de rubberen
slang H op de slanghouder A+F (of G) en op de uitlaataansluiting van de
drukverminderaar op de gasfles. Bevestig het uiteinde van de slang H op de
slanghouders A+F (of G) met het klembandje I volgens de geldende
voorschriften.
18
De geïllustreerde slangaansluitingen A-F-G worden niet bij het apparaat geleverd. Gebruik
uitsluitendaansluitingen die aan de geldende norm voldoen.
Page 17
Instructies voor de installateur
14.4.3 Aansluiting met een buigzame stalen slang (voor alle gassoorten)
Dit type aansluiting kan zowel op inbouw- als vrijstaande apparaten worden
toegepast. Gebruik uitsluitend flexibele stalen buizen die voldoen aan de geldende
plaatselijke normen met een maximale uitgetrokken lengte van 2 meter.
Schroef het uiteinde van de flexibele buis L na plaatsing van de pakking C op de
gaskoppeling B met externe schroefdraad ½” gas ISO 7-1.
Na voltooiing van de installatie moet u eventuele lekken opsporen met zeepsop,
nooit met een vlam.
19
Page 18
Instructies voor de installateur
15.AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE SOORTEN GAS
Vóór alle werkzaamheden moet u de elektrische voeding van het apparaat loskoppelen.
De kookplaat van het fornuis is getest op methaangas G20/G25 (2E+) bij een druk van 20/25 mbar. Bij
gebruik met andere soorten gas moet u de spuitstukken op de branders vervangen en de minimumvlam
op de gaskraantjes afstellen. Voor de vervanging van de spuitstukken moet u te werk gaan zoals
beschreven in de volgende paragrafen.
15.1 Vervanging spuitstukken kookplaat
1 Verwijder de pandragers, alle branderdeksels en de vlamverdelers;
2 Schroef de spuitstukken van de branders los met een pijpsleutel van 7 mm;
3 Vervang de spuitstukken van de branders op grond van het te gebruiken type gas (zie paragraaf
“15.2 Tabel karakteristieken branders en spuitstukken”.
4 Plaats de branders weer terug in hun zetels.
20
Page 19
Instructies voor de installateur
15.2 Tabel karakteristieken branders en spuitstukken
De kookplaat is getest en kan uitsluitend op G25 gas met een druk van 25 mbar functioneren, en hoeft
dus niet meer te worden afgesteld.
Nominale
Brander
Hulpbrander1.050303507271
Halfsnelle
brander
Driedubbele
vlamkroon
Brander
Hulpbrander1.072350
Halfsnelle
brander
Ultransnelle
brander
warmte-
afgifte
(kW)
Diameter
spuitstuk
1/100 mm
1.756533450127125
4.0100651600290286
Nominale
warmte-
afgifte (kW)
Diameter spuitstuk
1.7594450
4.21451600
VLOEIBAAR GAS - G30/G31 30/37 mbar
Bypass
1/100
mm
METHAANGAS – G25 25 mbar
1/100 mm
Afgifte
verminderd
(W)
Afgifte
g/h G30
Verminderde afgifte
(W)
Afgifte
g/h G31
Nominale
Brander
Hulpbrander1.072350
Halfsnelle
brander
Ultransnelle
brander
warmte-
afgifte (kW)
Diameter spuitstuk
1/100 mm
1.7597450
4.01351600
METHAANGAS - G20 20 mbar
Verminderde afgifte
(W)
15.3 Opstelling van de branders op de kookplaat
BRANDERS
1. Hulpbrander
2. Halfsnelle brander
4. Ultransnelle brander
ø min en max. (in cm)
12 - 14
16 - 24
18 - 26
21
Page 20
Instructies voor de installateur
914773250/ C
16.AFSLUITENDE HANDELINGEN
Na de spuitstukken te hebben vervangen moet u de vlamverdelers, branderdeksels en pandragers weer
terugplaatsen.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet u het op het apparaat aangebrachte
etiketje voor de regeling van het gas vervangen door dat voor het nieuwe gas. U vindt het etiketje in het
zakje met de spuitstukken.
16.1 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor
methaangas
Ontsteek de brander en zet hem op de minimumstand . Trek de knop van het
gaskraantje af en verdraai het schroefje naast de stang van het kraantje tot u een
minimale en regelmatig brandende vlam heeft. Plaats de knop weer terug en
controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (wanneer u de knop snel van
de maximum- naar de minimumstand draait mag de vlam niet uitgaan). Herhaal
deze handeling voor alle gaskraantjes.
Bij de modellen met een thermokoppel moet u de knop circa 1 minuut lang in de minimumstand
ingedrukt houden om de vlam blijvend te laten branden en de veiligheidsinrichting te activeren.
16.2 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor vloeibaar
gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet u de schroef naast de staaf van het kraantje
volledig rechtsom draaien.
De diameters van de bypassen staan voor iedere afzonderlijke brander vermeld in de paragraaf “15.2
Tabel karakteristieken branders en spuitstukken”. Na voltooiing van de regeling moet u de bypass
opnieuw verzegelen met verf of een ander materiaal.
16.3 Montage van de spatrand achter (afhankelijk van de modellen)
• Schroef de moeren B los.
• Plaats de spatrand op de kookplaat en zorg ervoor
dat de pennen C overeenstemmen met de gaten D.
• Bevestig de spatrand op de plaat met de schroeven
A.
16.4 Plaatsing en waterpas stellen van het apparaat (afhankelijk van de
modellen)
Na de elektrische en gasaansluiting moet u de oven waterpas stellen op de vloer met behulp van de vier
regelbare pootjes. Voor goede kookresultaten moet het apparaat absoluut waterpas staan op de vloer.
Afhankelijk van het door u aangeschafte model kan de regeling van de hoogte van de pootjes variëren
van 70 t/m 95 mm en van 110 t/m 160 mm. Deze hoogten verwijzen naar de afstand van het hoogste
punt (vaste gedeelte) naar het laagste punt van het pootje (regelbare gedeelte dat op de grond rust)
22
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.