Smeg C113GMX User Manual [nl]

Inhoudsopgave
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK ...................................................................... 82
2. AANWIJZINGEN VOOR DE RECYCLING - ONS MILIEUBELEID ....................................... 83
3. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID .................................................................... 84
4. DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL ................................................................................ 85
4.1 Bevestiging op de wand ................................................................................................................................ 85
4.2 Elektrische aansluiting .................................................................................................................................. 86
4.3 Ventilatie van de ruimte ................................................................................................................................. 87
4.4 Afvoer van de verbrandingsproducten .......................................................................................................... 87
4.5 Gasaansluiting .............................................................................................................................................. 87
5. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES ...................................................... 89
5.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat ......................................................................................... 89
5.3 Plaats van de branders op de kookplaat ....................................................................................................... 90
5.2 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen ........................................................................... 90
6. LAATSTE HANDELINGEN .................................................................................................... 91
6.2 Regeling van het minimum van de branders van de kookplaat voor vloeibaar gas ...................................... 91
6.3 Montage van de achterplint ........................................................................................................................... 91
6.4 Plaatsing en nivellering van het toestel ......................................................................................................... 91
7. KEN UW FORNUIS ............................................................................................................... 92
8. VÓÓR DE INSTALLATIE ....................................................................................................... 92
9. BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGEN VAN HET FRONTPANEEL ................................ 93
10. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ............................................................................... 96
10.1 Aanschakeling van de branders van de kookplaat ...................................................................................... 96
10.2 Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de kookplaat ........................................................96
10.3 Diameter van de recipiënten ....................................................................................................................... 96
11. INTERN DE OVEN .............................................................................................................. 97
12. HET GEBRUIK VAN DE OVEN ........................................................................................... 98
12.1 Waarschuwingen en algemeen advies ....................................................................................................... 98
12.2 Koelventilatie ............................................................................................................................................... 98
12.3 Het gebruik van de elektrische grill (hulpoven) ........................................................................................... 98
12.4 Het gebruik van de grill (statische en multifunctionele oven) ...................................................................... 99
12.5 Waarschuwingen ......................................................................................................................................... 99
12.6 Bergruimte ................................................................................................................................................... 99
12.7 Beschrijving van de selecteerbare functies ............................................................................................... 100
13. BESCHIKBARE ACCESSOIRES ...................................................................................... 101
14. ELEKTRONISCHE PROGRAMMEEREENHEID ............................................................. 102
14.1 Regeling van het uur ................................................................................................................................. 102
14.2 Halfautomatische bereiding ....................................................................................................................... 102
14.3 Automatische bereiding ............................................................................................................................. 102
14.4 Einde bereiding ......................................................................................................................................... 103
14.5 Kookwekker ............................................................................................................................................... 103
14.6 Regeling van het volume van het geluidssignaal ...................................................................................... 103
14.7 Desactivering van het geluidssignaal ........................................................................................................ 103
14.8 Het wissen van de ingestelde gegevens ................................................................................................... 103
14.9 Het wijzigen van de ingestelde gegevens ................................................................................................. 103
15. REINIGING EN ONDERHOUD ......................................................................................... 104
15.1 Reiniging van roestvrij staal ...................................................................................................................... 104
15.2 Gewone dagelijkse reiniging ..................................................................................................................... 104
15.3 Voedselvlekken of -resten ......................................................................................................................... 104
15.4 Reiniging van de oven ............................................................................................................................... 104
15.5 Reiniging van de ruiten van de deur ......................................................................................................... 104
16. BUITENGEWOON ONDERHOUD .................................................................................... 105
16.1 Vervanging van de lamp voor de verlichting ............................................................................................. 105
16.2 Demontage van de deur (hulpoven en statische oven) ............................................................................. 105
16.3 Demontage van de deur (multifunctionele oven) ...................................................................................... 106
16.4 Demontage van de pakking ...................................................................................................................... 106
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: deze duiden advies voor het gebruik, de beschrijvingen van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel aan.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bestemd voor de gekwalificeerde technicus die moet zorgen voor de nauwkeurige controle van het gascircuit, de installatie, de inwerkingstelling en de keuring van het toestel.
81
Waarschuwingen voor het gebruik

1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK

DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. DE HANDLEIDING MOET GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN HET FORNUIS INTACT EN BINNEN HANDBEREIK WORDEN BEWAARD. WE RADEN AAN OM DEZE HANDLEIDING EN ALLE AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS HET TOESTEL IN GEBRUIK WORDT GENOMEN. ALLE BIJGELEVERDE STRAALPIJPEN ZULLEN EVENEENS MOETEN BEWAARD WORDEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL, EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN TE RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK, EN IS CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE
NORMEN. HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: DE BEREIDING EN VERWARMING VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJK BESCHOUWD
WORDEN. DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDER GEBRUIK DAN HETGENE DAT WORDT AANGEDUID.
GEBRUIK DIT TOESTEL NIET VOOR HET VERWARMEN VAN DE WONING.
LAAT DE RESTEN VAN HET VERPAKKINGSMATERIAAL NIET ONBEWAAKT ACHTER IN DE HUISHOUDELIJKE OMGEVING. SCHEID DE VERSCHILLENDE AFVALMATERIALEN AFKOMSTIG VAN DE VERPAKKING, EN BRENG ZE NAAR HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALINZAMELING.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE RICHTLIJN 2002/ 96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE). DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
ZORG ER VOOR DAT DE OPENINGEN EN DE SPLETEN VOOR DE VENTILATIE EN DE WARMTE­AFVOER NIET VERSTOPT RAKEN.
HET IDENTIFICATIEPLAATJE MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN HET MERK IS GOED ZICHTBAAR AANGEBRACHT IN DE BERGRUIMTE.
DIT PLAATJE MAG NOOIT VERWIJDERD WORDEN.
VERWIJDER ALLE VERWIJDERBARE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VAN DE BUITEN­EN BINNENKANT VAN HET TOESTEL.
GEBRUIK ABSOLUUT GEEN METALEN SPONZEN OF SCHERPE KRABBERS, ZODAT DE OPPERVLAKKEN NIET WORDEN BESCHADIGD. GEBRUIK NORMALE EN NIET-SCHURENDE PRODUCTEN VOOR STAAL, EN EVENTUEEL HOUTEN OF PLASTIC GEREEDSCHAPPEN. SPOEL GOED, EN DROOG MET EEN ZACHTE DOEK OF MET EEN ZEEMVEL. VERMIJD OM ETENSRESTEN OP SUIKERBASIS (BV. JAM) TE LATEN OPDROGEN IN DE OVEN. WANNEER HET TE LANG OPDROOGT, KAN HET EMAIL IN DE OVEN BESCHADIGD WORDEN.
DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK GESTELD WORDEN VOOR LETSELS AAN PERSONEN OF MATERIËLE SCHADE ALS GEVOLG VAN HET NIET IN ACHT NEMEN VAN DEZE VOORSCHRIFTEN, OF DOOR HET ONKLAAR MAKEN VAN ZELFS MAAR ÉÉN ENKEL ONDERDEEL VAN HET TOESTEL, OF DOOR HET GEBRUIK VAN NIET-ORIGINELE RESERVEONDERDELEN.
82
Het milieu - Waarschuwingen voor de recyclage

2. AANWIJZINGEN VOOR DE RECYCLING - ONS MILIEUBELEID

Voor de verpakking van onze huishoudelijke toestellen gebruiken we niet-vervuilende, en dus milieuvriendelijke en recycleerbare materialen. We verzoeken om hieraan mee te werken, en om te zorgen voor een correcte verwerking van de verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra. Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Deze kunnen voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk. Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden. De koelapparaten bevatten gassen die gevaarlijk kunnen zijn voor het milieu. Zorg er daarom voor dat de leidingen van het koelcircuit niet worden beschadigd tot de bevoegde dienst het huishoudelijke toestel ophaalt. Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien is het nodig dat u de elektriciteitskabel doorsnijdt, en samen met de stekker verwijdert.
83
Waarschuwingen voor de veiligheid

3. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID

ELEKTRISCHE AANSLUITING: GEBRUIK ALS REFERENTIE DE AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE BETREFFENDE HET GAS EN DE STROOMTOEVOER, EN DE VEREISTEN VOOR DE VENTILATIE. VOOR VEILIGHEIDSREDENEN EN VOOR UW BELANG BEPAALT DE WET DAT DE HANDELINGEN VAN DE INSTALLATIE EN HET ONDERHOUD VAN ALLE HUISHOUDTOESTELLEN DIE OP GAS WERKEN MOETEN UITGEVOERD WORDEN DOOR VAKKUNDIG PERSONEEL, EN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN EN REGLEMENTERINGEN. DE INSTALLATEURS MOETEN VOLGENS OPTIMALE STANDAARDS WERKEN. HET LOSKOPPELEN VAN DE HUISHOUDELIJKE GAS- EN ELEKTRISCHE APPARATEN MOET STEEDS UITGEVOERD WORDEN DOOR DESKUNDIG PERSONEEL.
DE STEKKER DIE WORDT AANGESLOTEN OP DE STROOMKABEL EN HET RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN. HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN. DIT TOESTEL MAG NIET GEÏNSTALLEERD WORDEN OP VERHOOGDE VLAKKEN.
DE AARDING MOET VERPLICHT AANGEBRACHT WORDEN VOLGENS DE VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE MOET U HET TOESTEL KORT TESTEN VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERVOLGENS WORDEN AANGEDUID. IN GEVAL VAN EEN SLECHTE WERKING MOET HET TOESTEL LOSGEKOPPELD WORDEN VAN HET ELEKTRICITEITSNET, EN MOET U HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE ASSISTENTICENTRUM INLICHTEN.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN. PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE
ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF VLEESROOSTERS DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK VAN HET VLAK.
PLAATS NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN DE OVEN: WANNEER DE OVEN TOEVALLIG AANGESCHAKELD ZOU WORDEN, KAN BRAND ONTSTAAN.
HET TOESTEL WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET OP DAT U DE WARMTE-ELEMENTEN IN DE OVEN NIET AANRAAKT.
DIT TOESTEL MAG NIET WORDEN GEBRUIKT DOOR PERSONEN (KINDEREN INBEGREPEN) MET VERMINDERDE FYSISCHE OF PSYCHISCHE VERMOGENS, OF DOOR PERSONEN DIE GEEN ERVARING HEBBEN MET HET GEBRUIK VAN ELEKTRISCHE APPARATUUR, TENZIJ DIT GEBEURT ONDER TOEZICHT OF INSTRUCTIE VAN VOLWASSENEN DIE VOOR HUN VEILIGHEID INSTAAN.
CONTROLEER NA ELK GEBRUIK STEEDS OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN POSITIE (UIT) STAAN.
VOORDAT U HET TOESTEL IN WERKING STELT, MOET U VERPLICHT ALLE OP EN IN HET TOESTEL AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
HET TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: DE BEREIDING EN VERWARMING VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJK BESCHOUWD WORDEN.
84
WANNEER U EEN BARST OF EEN SCHEUR OPMERKT OP HET GLAZEN OPPERVLAK VAN DE KOOKPLAAT, MOET U HET TOESTEL ONMIDDELLIJK UITSCHAKELEN EN EEN ERKEND ASSISTENTIECENTRUM CONTACTEREN.
Aanwijzingen voor de installateur

4. DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL

Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde normen. Het toestel behoort, afhankelijk van de installatie, tot klasse 1 (Fig.A) of klasse 2-subklasse 1 (Fig.B-C). Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 50 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de tekeningen A en B betreffende de installatieklassen. Keukenkasten of afzuigkappen die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm bevinden.
A) B)
Ingebouwd toestel Vrijstaand toestel
C)

4.1 Bevestiging op de wand

Om te beletten dat het fornuis voor eender welke reden kan kantelen, moet het met behulp van een kettinkje op de wand bevestigd worden. Handel als volgt:
• Strek het op het product bevestigde kettinkje horizontaal uit, tot het uiteinde van het kettinkje zelf de wand raakt.
• Breng een teken aan op de wand waar het gat voor de bevestiging moet gemaakt worden.
• Maak een gat in de wand, plaats de bevestigingshaak, en koppel het kettinkje vast.
• Duw het product tegen de wand.
85
Aanwijzingen voor de installateur

4.2 Elektrische aansluiting

Controleer of het voltage en de diameter van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje in de bergruimte. Dit plaatje mag in geen geval worden verwijderd.
Wanneer het toestel op het stroomnet wordt verbonden met een vaste aansluiting, moet op de stroomtoevoerlijn een omnipolair onderbrekingsmechanisme voorzien worden, met een openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, dat zich op een makkelijk bereikbare plaats nabij het toestel bevindt.
De aansluiting op het stroomnet kan vast of met een stekker en stopcontact zijn. In het laatste geval moeten die geschikt zijn voor de gebruikte kabel, en conform de van kracht zijnde normen zijn. Voor elk type van aansluiting moet het toestel verplicht een aarding hebben. Voordat de aansluiting uitgevoerd wordt, moet u controleren of de stroomtoevoerlijn voorzien is met een geschikte aarding. Vermijd het gebruik van adapters die oververhittingen zouden kunnen veroorzaken.
Het toestel is achteraan voorzien van een klemmenbord voor de elektrische aansluiting (raadpleeg het volgende schema). Om de bedekking van het klemmenbord te verwijderen, moet de bevestigingsschroef losgedraaid worden en moet de bedekking opgeheven worden.
Werking op 380-415V3N~: gebruik een vijfpolige kabel van het type H05V2V2-F (kabel van 5 x 1.5 mm
Werking op 380-415V2N~: gebruik een vierpolige kabel van het type H05V2V2-F (kabel van 4 x 2.5 mm
Werking op 220-240V~: gebruik een driepolige kabel van het type H05V2V2-F (kabel van 3 x 6 mm
De draad voor de aarding (geel-groen) die op het toestel moet worden aangesloten, moet minstens 20 mm langer zijn dan de andere draden.
DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK GESTELD WORDEN VOOR LETSELS AAN PERSONEN OF MATERIËLE SCHADE ALS GEVOLG VAN HET NIET IN ACHT NEMEN VAN DEZE VOORSCHRIFTEN.
2
).
2
).
2
).
86
Aanwijzingen voor de installateur

4.3 Ventilatie van de ruimte

Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden. De keuken moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel voor lange tijd niet gebruikt werd, wordt aangeraden om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.

4.4 Afvoer van de verbrandingsproducten

De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die verbonden zijn aan een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.

4.5 Gasaansluiting

De plaatsing van de rubberen leiding conform UNI-CIG 7140 moet uitgevoerd worden door het volgende te respecteren: de lengte van de leiding mag maximum 1,5 meter bedragen; controleer dat de leiding niet in aanraking komt met de bewegende delen of verpletterd wordt. De interne diameter van de leiding moet 8 mm bedragen voor het VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAAN en STADSGAS. Controleer of alle volgende voorwaarden gerespecteerd worden:
• of de leiding aan het rubber werd bevestigd met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkel punt van het traject in aanraking komt met hete wanden (max. 50°C);
• of de leiding niet blootgesteld wordt aan trekkrachten of spanningen, en geen strakke bochten maakt of vernauwingen heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• wanneer de leiding niet perfect gedicht is en gaslekken veroorzaakt, mag u ze niet proberen te herstellen: vervang met een nieuwe leiding;
• controleer of de vervaldatum van de leiding, die op de leiding zelf gedrukt is, niet overschreden werd.
DE AANSLUITING MET RUBBEREN LEIDINGEN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN, KAN ENKEL UITGEVOERD WORDEN WANNEER DE LEIDING OVER DE VOLLEDIGE LENGTE GEÏNSPECTEERD KAN WORDEN.

4.5.1 Aansluiting voor methaangas

Verricht de aansluiting op het gasnet met een rubberen slang die voldoet aan devoorschriften van de geldende norm (controleer of de afkorting van de betreffendenorm op de slang afgedrukt is). Schroef de slanghouder A zorgvuldig op het gasverbindingsstuk B van het apparaat en breng er de pakking C tussen aan. Steek de rubberen slang D op de aansluiting A en zet hem vast met het schroefbandje E zoals voorgeschreven wordt door de geldende norm.
87
Aanwijzingen voor de installateur

4.5.2 Aansluiting voor vloeibaar gas

Gebruik een drukregelaar die conform de van kracht zijnde norm is, en voer de aansluiting op de gasfles uit volgens de voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde norm. Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in de tabel in de paragraaf "16.2 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen". Draai het kleine rubber F vast op het grote rubber A; sluit dit geheel aan de gasverbinding B (of gebruik het rubber G dat rechtstreeks aan de gasverbinding Bmoet aangesloten worden), en plaats de pakking C. Plaats de uiteinden van de rubberen buis H op het rubber A+F (of G) en aan de uitgangsverbinding van de drukregelaar op de gasfles. Bevestig het uiteinde van de buis H aan het rubber A+F (of G) met de klem I, conform de van kracht zijnde norm.
De afgebeelde rubbers A-F-G worden niet bijgeleverd bij het toestel. Gebruik uitsluitend rubbers conform de van kracht zijnde norm.

4.5.3 Aansluiting met een buigzame stalen slang (voor alle gassoorten)

Dit type aansluiting kan zowel op inbouw- als vrijstaande apparaten worden toegepast. Gebruik uitsluitend flexibele stalen buizen die voldoen aan de geldende plaatselijke normen met een maximale uitgetrokken lengte van 2 meter. Schroef het uiteinde van de flexibele buis L na plaatsing van de pakking C op de gaskoppeling B met externe schroefdraad ½” gas ISO 7-1
/ ISO 228-1 . Na voltooiing van de installatie moet u eventuele lekken opsporen met zeepsop, nooit met een vlam.
88
Loading...
+ 18 hidden pages