SMEG A1P-9 User Manual [nl]

Page 1
@
Inhoudsopgave
1. WAARSCHUWINGEN BIJ GEBRUIK............................................. 104
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID ............................. 106
3. ZORG VOOR HET MILIEU............................................................. 108
4. KEN UW TOESTEL ........................................................................ 109
5. BESCHIKBARE ACCESSOIRES.................................................... 112
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT................................................... 116
7. GEBRUIK VAN DE OVEN............................................................... 119
8. FUNCTIES VAN DE OVEN............................................................. 126
9. REINIGING EN ONDERHOUD....................................................... 134
10. BUITENGEWOON ONDERHOUD.................................................. 140
11. DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL........................................... 142
12. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES .............. 150
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de gekwalificeerde technicus die de installatie, de inbedrijfstelling en de keuring van het toestel moet uitvoeren.
103
Page 2
Algemene waarschuwingen
1. WAARSCHUWINGEN BIJ GEBRUIK
Deze handleiding is een integrerend deel van het toestel. Ze moet integer en binnen handbereik worden bewaard voor de volledige gebruiksduur van het toestel. We raden aan om deze handleiding en alle aanwijzingen aandachtig door te lezen alvorens het toestel in gebruik wordt genomen. De installatie moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel, en door de van kracht zijnde normen te respecteren. Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk gebruik, en is conform de EG-richtlijnen die actueel van kracht zijn. Het toestel werd gebouwd voor de volgende functie: de bereiding en verwarming van voedsel; elk ander gebruik moet als oneigenlijk beschouwd worden.
Deze aanwijzingen zijn enkel geldig voor de landen van bestemming, waarvan de identificatiesymbolen aangeduid worden op de cover van deze handleiding.
Zorg er voor dat de openingen en de spleten voor de ventilatie en de warmte-afvoer niet verstopt raken; dit zou storingen kunnen veroorzaken.
Gebruik dit toestel nooit voor de verwarming van de woning.
Dit toestel is voorzien van het merkteken volgens de europese richtlijn 2002/96/EG in verband met elektrische en elektronische toestellen (Waste Electrical and Electronic Equipment - WEEE). Deze richtlijn bepaalt de normen voor het inzamelen en recycleren van afgedankte toestellen, en geldt voor het volledige grondgebied van de europese unie.
De identificatieplaat die de technische gegevens, het serienummer en de merking bevat, is goed zichtbaar aangebracht in de lade (indien aanwezig) of op de achterzijde van het toestel. In het boekje is een kopie van de plaat aanwezig: er wordt aanbevolen om ze op de binnenpagina van de cover op de daarvoor voorziene plek te kleven. Deze plaat mag nooit verwijderd worden.
104
Voordat het toestel in werking wordt gesteld, moeten alle op het toestel aangebrachte etiketten en beschermende folies verwijderd worden.
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers, zodat de oppervlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek. Vermijd om etensresten op suikerbasis te laten opdrogen in de oven (bijv. jam). Als ze te lang aanwezig blijven, zouden ze het email in de oven kunnen aantasten.
Gebruik geen keukengerei of dozen die plastic materiaal bevatten. De hoge temperaturen in de oven kunnen dit materiaal doen smelten, zodat het toestel kan beschadigd worden.
Page 3
Algemene waarschuwingen
Controleer na elk gebruik van het toestel of de bedieningsknoppen in de positie "nul" (uit) staan.
Gebruik geen gesloten dozen of bakjes in het toestel. Tijdens de bereiding kan een overdruk in de bakjes gevaar op ontploffingen creëren.
Bedek tijdens de bereiding de bodem van de oven niet met aluminiumfolie of dergelijk, en plaats hierop geen pannen of ovenschalen om beschadiging aan het email te vermijden.
Plaats nooit pannen op de kookplaat die geen perfect effen en regelmatige bodem hebben. De instabiliteit van de recipiënten kan gevaar op brandwonden veroorzaken.
Ga niet steunen of zitten op de geopende deur van het toestel. Een excessieve belasting zou de stabiliteit kunnen schaden.
Het toestel wordt erg heet tijdens het gebruik. Er wordt aanbevolen om voor elke handeling speciale thermische handschoenen te dragen.
Gebruik de kookplaat niet als in de oven het proces van de pyrolyse (indien aanwezig) in uitvoering is.
In geval het toestel voor een bepaalde periode niet zal gebruikt worden, wordt aanbevolen om de vaste gaskraan of de kraan op de gasfles te sluiten.
Let op dat geen voorwerpen vastraken in de deur van de oven.
Open de bergruimte (indien aanwezig) niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is. De temperaturen in deze ruimte kunnen zeer hoog zijn.
Giet geen water in de ovenschalen tijdens een bereiding en wanneer de oppervlakken nog zeer warm zijn. De waterdamp zou ernstige brandwonden en schade aan het email kunnen veroorzaken.
De deur moet tijdens alle bereidingen gesloten blijven. De hitte kan gevaarlijk zijn.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel en door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
105
Page 4
Algemene waarschuwingen
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID
Raadpleeg de aanwijzingen voor de installatie voor de veiligheidsnormen voor elektrische
toestellen of toestellen op gas, en voor de ventilatiefuncties. In het belang van uw
veiligheid werd bij wet bepaald dat de installatie en de assistentie van alle elektrische
toestellen moet uitgevoerd worden door bevoegd personeel, met inachtneming van de van
kracht zijnde normen. Onze erkende installateurs garanderen het beste resultaat.
Elektrische toestellen of toestellen op gas moeten steeds door bekwame personen
worden weggenomen.
Controleer voordat het toestel wordt aangesloten op het stroomnet of de gegevens die aangeduid worden op de plaat overeenkomen met diegene van het stroomnet zelf.
Als het toestel op een verhoog wordt geïnstalleerd, moeten gepaste bevestigingssystemen worden voorzien.
Voordat de handelingen van de installatie / onderhoud uitgevoerd worden, moet gecontroleerd worden of de stroom naar het toestel is uitgeschakeld.
De kooktoestellen mogen, indien ze in voertuigen geplaatst zijn (bijvoorbeeld in een kampeerwagen, caravan, enz.), uitsluitend gebruikt worden wanneer het voertuig stilstaat.
106
Installeer het toestel zodanig dat wanneer laden of deurkastjes geopend worden, die zich ter hoogte van de kookplaat bevinden, niet toevallig tegen de potten kunnen stoten die zich op de kookplaat bevinden.
De stekker die op de stroomkabel moet worden aangesloten en het bijhorende stopcontact moeten van hetzelfde type en conform de van kracht zijnde normen zijn. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na installatie van het toestel. Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te verwijderen.
Als de stroomkabel beschadigd is, moet onmiddellijk de technische assistentiedienst gecontacteerd worden die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Het toestel en de bereikbare delen ervan worden warm tijdens het gebruik. Let op dat u de verwarmingselementen niet aanraakt. Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit de buurt, behalve onder continu toezicht van volwassenen.
Plaats nooit ontvlambare voorwerpen in de oven: als hij onopzettelijk ingeschakeld zou worden, zou brand kunnen ontstaan.
Page 5
Algemene waarschuwingen
Het toestel mag enkel gebruikt worden door volwassenen. Sta niet toe dat kinderen in de buurt komen of er mee spelen.
Dit toestel mag gebruikt worden door kinderen die ouder zijn dan 8 jaar en door personen met verminderde fysische en psychische vermogens, of door personen die geen ervaring en kennis hebben in het gebruik van elektrische apparatuur, wanneer dit gebeurt onder toezicht of instructie van volwassenen die voor hun veiligheid instaan, en mits deze personen de betreffende risico’s begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Kinderen mogen zonder toezicht de handelingen van de reiniging en het onderhoud niet uitvoeren.
Probeer nooit om het toestel zelf te herstellen. Alle herstellingen moeten door een bevoegde technicus of bij een bevoegd assistentiecentrum worden uitgevoerd. Oneigenlijk gebruik van gereedschappen kan gevaarlijk zijn.
Dit toestel moet niet bediend worden door middel van de controle van een externe timer of een afzonderlijk afstandscontrolesysteem.
Let op voor de snelle verwarming van de bereidingszones. Plaats geen lege potten of pannen op de ingeschakelde plaat. Gevaar op oververhitting.
De vetten en de olies kunnen vlam vatten als ze oververhit raken. Er wordt dus aanbevolen om niet weg te gaan tijdens de bereiding van voedsel dat olies of vetten bevat. In geval de olies of de vetten vlam zouden vatten, mag geen water gebruikt worden om te blussen. Plaats het deksel op de pan en schakel de bereidingszone uit.
Let op tijdens het gebruik van andere elektrische toestellen (bijv. blenders, broodroosters enz.). De kabels voor de aansluiting mogen niet in contact komen met de warme bereidingszones.
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen. De stoom zou de elektrische delen kunnen bereiken, en ze beschadigen of kortsluiting kunnen veroorzaken.
Gebruik geen spuitbussen nabij het toestel wanneer het in werking is. Gebruik geen spuitbussen wanneer het toestel nog heet is. De gassen in de spuitbus zouden vlam kunnen vatten.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel en door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
107
Page 6
Waarschuwingen voor de
afvalverwerking
3. ZORG VOOR HET MILIEU
3.1 Onze zorg voor het milieu
Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen, en ook de verwerking van afval: Het symbool van de doorkruiste vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde van zijn gebruiksduur gescheiden ingezameld moet worden. De gebruiker moet de apparatuur dus op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden. Het product bevat geen dusdanige hoeveelheden van stoffen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.
108
3.2 Uw zorg voor het milieu
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken u om hieraan mee te werken en de verpakking correct te verwerken. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter. Deze kunnen voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden. Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de
werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
Page 7
Aanwijzingen voor de gebruiker
4. KEN UW TOESTEL
Multi-funktionele modellen
Pyrolytisch model
1 Kookplaat 5 Ventilator
2 Bedieningspaneel 6 Ovenlamp
3 Pakking van de oven 7 Bergruimte
4 Deur
Vlak van het frame
109
Page 8
Aanwijzingen voor de gebruiker
4.1 Beschrijving van de bedieningen van het frontpaneel
Multi-funktionele modellen
110
Pyrolytisch model
1 Klok programmeereenheid
Met de klok van de programmeereenheid kan de actuele tijd weergegeven worden, en kan een kookwekker of een geprogrammeerde bereiding ingesteld worden.
2 Selectieknop temperatuur
De keuze van de bereidingstemperatuur wordt verkregen door de knop in wijzerszin op de gewenste waarde te draaien, tussen het minimum en het maximum.
Page 9
Aanwijzingen voor de gebruiker
3 Controlelamp thermostaat
(enkel op multifunctionele modellen) Het oplichten van de controlelamp meldt dat de oven aan het opwarmen is. Wanneer deze controlelamp uitgaat, werd de ingestelde temperatuur bereikt. Het regelmatig knipperen duidt aan dat de temperatuur in de oven constant op het ingestelde niveau wordt gehouden.
(enkel op pyrolytische modellen) Wanneer de controlelamp knippert, is de oven aan het voorverwarmen om de temperatuur te bereiken die werd ingesteld met de thermostaatknop. Eens de oven de geselecteerde temperatuur bereikt, stopt de controlelamp met knipperen en licht ze vast op tot de oven wordt uitgeschakeld. Bovendien licht de controlelamp op wanneer de automatische reinigingscyclus (pyrolyse) begint, en blijft ze oplichten tot de cyclus beëindigd is.
4 Selectieknop functies
De verschillende functies van de oven zijn geschikt voor verschillende bereidingswijzen. Nadat u de gewenste functie heeft geselecteerd, moet u de bereidingstemperatuur instellen met de thermostaatknop. Raadpleeg voor meer informatie betreffende de bereidingsfuncties: “8. FUNCTIES VAN DE OVEN”.
5 Bedieningsknop branders kookplaat
De inschakeling van de vlam gebeurt wanneer de draaiknop wordt ingedrukt en
tegelijkertijd in tegenwijzerszin op het symbool van de maximum vlam ( )
wordt gedraaid. Om de vlam te regelen, moet u de knop in de zone tussen het
maximum ( ) en het minimum ( ) plaatsen. Om de brander uit te schakelen,
moet u de knop weer op positie plaatsen.
6 Controlelamp deurblokkering (enkel op pyrolytische modellen)
Licht op wanneer de automatische reinigingscyclus wordt geactiveerd (pyrolyse).
111
Page 10
Aanwijzingen voor de gebruiker
5. BESCHIKBARE ACCESSOIRES
OPMERKING: Op sommige modellen zijn niet alle accessoires aanwezig.
Reductie WOK: nuttig voor het gebruik van
een “WOK” (Chinese pan).
Brede rooster: nuttig voor het plaatsen van recipiënten met voedsel in bereiding. Kan op de ovenschaal gelegd worden voor het bereiden van voedsel dat kan lekken.
Smalle rooster: nuttig voor het bereiden van klein voedsel (bijvoorbeeld vlees). Kan op de ovenschaal gelegd worden voor het bereiden van voedsel dat kan lekken.
112
Ovenschaal: nuttig voor het opvangen van vet dat afkomstig is van het voedsel op het bovenstaande rooster. Noodzakelijk voor het gebruik van het draaispit.
Houders voor draaispit: dienen als steun voor de stok van het draaispit.
Braadspit: nuttig voor het bereiden van kip of voedsel dat uniform moet bereid worden.
Page 11
Aanwijzingen voor de gebruiker
• De ovenaccessoires die in contact kunnen komen met het voedsel zijn gemaakt uit materialen die conform de voorschriften van richtlijn 89/109/ EEG van 21/12/88 en het Italiaanse wetsbesluit 108 van 25/01/92 zijn.
• Verkrijgbare accessoires: Via de Erkende Assistentiecentra kunnen originele bijgeleverde of optionele accessoires besteld worden.
• Gebruik enkel de originele accessoires van de constructeur
5.1 Het gebruik van het reductierooster WOK
Het rooster voor de WOK moet op de roosters van de kookplaat gelegd worden, zoals wordt getoond op de afbeelding hiernaast. Controleer of ze stabiel gepositioneerd zijn. Het gebruik van het rooster voor de WOK
wordt enkel toegestaan met daarvoor bestemde recipiënten.
5.2 Het gebruik van de roosters en de ovenschalen
De roosters of de schalen beschikken over een mechanische veiligheidsblokkering zodat ze niet toevallig verwijderd kunnen worden. Voor een correcte plaatsing van het rooster of de schaal moet gecontroleerd worden of deze blokkering naar onder gericht is (zoals hiernaast wordt getoond). Om het rooster of de schaal te verwijderen, moeten ze vooraan lichtjes opgeheven worden. De mechanische blokkering (of de plint indien aanwezig) moet steeds naar het achterste deel van de oven gericht zijn.
Plaats de roosters en de schalen helemaal in de oven, tot ze vast komen te zitten.
113
Page 12
Aanwijzingen voor de gebruiker
5.3 Het gebruik van het draaispit
De ovendeur moet tijdens de bereiding gesloten blijven.
Rijg daarna het voedsel op het draaispit door gebruik te maken van de bijgeleverde vorken. De vorken kunnen bevestigd worden met de bevestigingsschroeven.
Positioneer de houders van het draaispit in de inzetstukken in de hoeken van de ovenschaal. De houders moeten gepositioneerd worden zoals wordt getoond op de afbeelding hiernaast.
114
Leg de stok van het draaispit op de houders. Let op dat de sluithaken correct in het geprofileerde deel van de houders worden geplaatst.
Page 13
Aanwijzingen voor de gebruiker
Plaats, nadat de stok van het draaispit is voorzien, de ovenschaal op het eerste vlak (raadpleeg 4. KEN UW TOESTEL). Plaats de punt van de stok in de zitting van de motor van het draaispit, op de linker zijwand van de oven, met behulp van een kantelende beweging van de houders van het draaispit.
Om de stok na de bereiding gemakkelijk te kunnen verplaatsen, moet de bijgeleverde en daarvoor bestemde handgreep vastgedraaid worden.
Giet een beetje water in de ovenschaal zodat rookvorming wordt vermeden.
Regelmatige knipperingen van de controlelamp van de thermostaat tijdens de bereiding zijn normaal, en duidt aan dat de temperatuur in de oven constant wordt gehouden.
115
Page 14
Aanwijzingen voor de gebruiker
6. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
6.1 Algemene waarschuwingen en advies
Voordat de branders van de kookplaat aangeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers in hun zitten met de bijbehorende deksels geplaatst zijn, door op te letten dat de gaten 1 van de vlamverdelers overeenkomen met de vonkontstekers 3 en de thermokoppels 2.
6.2 Inschakeling van de branders van de kookplaat
116
Alle bedieningen en schakelaars bevinden zich op het frontpaneel. Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het toestel is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme; het is voldoende om op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op het symbool van de maximum vlam, tot de ontsteking gebeurt. Als de brander niet wordt ontstoken binnen 15 seconden, moet de knop op “0” geplaatst worden en moet 60 seconden gewacht worden tot de volgende poging. Na de ontsteking moet de knop enkele seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel kan opwarmen. Het kan zijn dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel nog niet voldoende was verwarmd. Wacht enkele ogenblikken, en herhaal de handeling door de knop langer ingedrukt te houden.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt een veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de kraan open. In dit geval moet de knop in de positie OFF geplaatst worden, en moet minstens 60 seconden gewacht worden voor de volgende poging.
Page 15
Aanwijzingen voor de gebruiker
6.3 Praktisch advies voor het gebruik van de branders van de
kookplaat
Voor een beter rendement van de branders en voor een minimum gasverbruik moet het volgende uitgevoerd worden: gebruik recipiënten met een deksel die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt (raadpleeg de paragraaf “6.4 Diameter van de recipiënten”). Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam zodanig verminderd worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt.
In geval van overstroming moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden. Om brandwonden te vermijden en schade aan de kookplaat te voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven. Alle recipiënten moeten een effen en regelmatige bodem hebben. Als de vlam toevallig uitgaat, moet de bedieningsknop gesloten worden en moet minstens 1 minuut gewacht worden voordat een nieuwe inschakeling geprobeerd wordt.
Wanneer olies of vetten worden gebruikt, moet goed opgelet worden dat ze bij het heet worden geen vlam vatten.
117
Page 16
Aanwijzingen voor de gebruiker
6.4 Diameter van de recipiënten
Brander Ø min. (cm) Ø max. (cm)
1 Hulpbrander 12 14
2 Halfsnelle brander 16 24
3 Snelle brander 18 26
4 Ultra snelle brander 20 26
118
5 Visketel Speciale ovale recipiënten
Page 17
Aanwijzingen voor de gebruiker
7. GEBRUIK VAN DE OVEN
7.1 Voordat het toestel gebruikt wordt
• Verwijder eventuele etiketten (behalve het plaatje met de technische gegevens) van de schalen, lekbakken of uit de ovenruimte.
• Verwijder eventuele beschermende folies van de buiten- en binnenkant van het toestel en van de accessoires, zoals schalen, lekbakken, de pizzaplaat of de bodembedekking.
• Voordat het toestel voor de eerste maal gebruikt wordt, moeten alle accessoires uit de ovenruimte genomen worden en moeten ze gereinigd worden zoals wordt aangeduid in het hoofdstuk "9. REINIGING EN ONDERHOUD".
Schakel het lege toestel in op de maximum temperatuur zodat mogelijke productieresten verbrand worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen.
7.2 Koelventilatie
Het toestel is uitgerust met een koelsysteem, dat bij het starten van een bereiding in werking treedt. De werking van de ventilator veroorzaakt een normale luchtstroom die achter het toestel uitkomt, en die ook na de uitschakeling van de oven een korte periode ingeschakeld kan blijven.
7.3 Bergruimte
Onderaan het fornuis, onder de ovens, bevindt zich de bergruimte die geopend kan worden door aan de onderkant van het deurtje te trekken. Plaats in deze ruimte geen ontvlambare materialen, doeken, papier, enz. maar enkel de metalen accessoires van het toestel.
Open de bergruimte niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is. De temperaturen in deze ruimte kunnen zeer hoog zijn.
7.4 Lampen van de binnenverlichting
De ovenlampen lichten op wanneer eender welke functie wordt geselecteerd.
119
Page 18
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.5 Algemene waarschuwingen en advies voor het gebruik
De deur moet gesloten blijven tijdens de bereiding. De hitte kan gevaarlijk zijn.
Bedek tijdens de bereiding de bodem van de oven niet met aluminiumfolie of dergelijk, en plaats hierop geen pannen of ovenschalen om beschadiging aan het email te vermijden. Bij gebruik van bakpapier moet u er voor zorgen dat de circulatie van de warme lucht in de oven er niet door wordt verhinderd.
Voor een optimale bereiding wordt aanbevolen om het keukengerei in het midden van het rooster te plaatsen.
Om te voorkomen dat eventuele damp in de oven ongemakken veroorzaakt, opent u de ovendeur het best in twee keer: open de deur eerst een beetje (ong. 5 cm) voor 4-5 seconden, en daarna helemaal. Wanneer gerechten moeten gecontroleerd worden tijdens de bereiding, moet u de ovendeur zo weinig mogelijk openhouden om te vermijden dat de temperatuur in de oven zodanig zakt dat het slagen van de bereiding in gedrang komt.
Er wordt aangeraden om het voedsel na de bereiding niet te lang in de ovenruimte te laten, om excessieve condensvorming op de binnenruit van de oven te voorkomen.
Tijdens het bereiden van gebak of groenten kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
Schakel het lege toestel in op de maximum temperatuur zodat mogelijke
productieresten verbrand worden die aan het voedsel een onaangename geur zouden kunnen verlenen.
120
Page 19
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.6 Analogische programmeereenheid (enkel op sommige
modellen)
A Knopje regeling
B Venstertje symbool bereiding
Wijzer manuele bereiding of bereiding met
C
tijdsinstelling
7.6.1 Instelling van het uur
Om de juiste tijd in te stellen, moet het knopje A ingedrukt worden en rechtsom gedraaid worden.
Vóór elke instelling van de programmeereenheid moeten de gewenste functie en de temperatuur geactiveerd worden.
7.6.2 Bereiding met tijdsinstelling
Activeer de gewenste functie en temperatuur voordat de bereidingsduur wordt ingesteld. Trek de knop A nu uit en positioneer de wijzer C overeenkomstig de wijzer van de uren door rechtsom te draaien. Draai nu het knopje A rechtsom om in het venstertje B de bereidingsduur in te stellen.
7.6.3 Uitstel begin bereiding
Draai het knopje A rechtsom tot de 0 in het venstertje B verschijnt. Trek de knop A nu uit, draai rechtsom, en positioneer de wijzer C overeenkomstig het uur dat
werd bepaald voor het begin van de bereiding (het beginuur kan niet later dan 12 uur vanaf de actuele tijd ingesteld worden). Draai nu de knop A op het
symbool om een manuele bereiding in te stellen, of op de gewenste
bereidingsduur (na de vastgestelde tijdsduur zullen alle elementen van de oven uitgeschakeld worden).
7.6.4 Manuele bereiding
Draai het knopje A rechtsom tot de 0 in het venstertje B verschijnt. Trek de knop A nu uit en positioneer de wijzer C overeenkomstig de wijzer van de uren door
rechtsom te draaien. Draai nu de knop A weer rechtsom tot het symbool in het venstertje B
verschijnt.
121
Page 20
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.7 Klok programmeereenheid
Kookwekker
Einde van de bereiding
Regeling uur en reset
Vermindering van de waarde
Vermeerdering van de waarde
Het alarmsignaal dat op het einde van elke programmering zal afgaan, bestaat uit 10 geluidssignalen die 3 maal met intervals van ongeveer 1 minuut worden herhaald. Het kan echter op elk moment worden onderbroken door een willekeurige toets in te drukken.
7.8 Functionering van de analogische klok
7.8.1 Instelling van het uur
Bij het eerste gebruik van de oven, of na een stroomonderbreking, zal het display met regelmatige onderbrekingen knipperen.
Wanneer u op de toets drukt, wordt het knipperen van het display
beëindigd. Druk nogmaals 2 seconden op de toets ; nu kan de juiste tijd
ingesteld worden. Wanneer u de toetsen voor de wijziging van de waarde of
indrukt, verkrijgt u bij elke druk een toename of afname van één minuut.
Druk één van de twee toetsen voor het wijzigen van de waarde in tot de juiste tijd verschijnt. 5 Seconden na de laatste keer indrukken, zal de klok gaan lopen vanaf de ingestelde tijd.
122
Page 21
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.8.2 Kookwekker
Deze functie zal de bereiding niet onderbreken, maar enkel het geluidssignaal activeren.
• Wanneer u op de toets drukt, wordt het display verlicht zoals wordt aangeduid in
afbeelding 1;
• Druk binnen 5 seconden op de toetsen of om de timer van de kookwekker in te stellen. Bij
elke druk zal een extern segment oplichten of uitgaan, overeenkomstig 1 minuut van bereiding (in afbeelding 2 wordt 1 uur en 10 minuten weergegeven).
• 5 Seconden na de laatste druk op de toets zal het aftellen beginnen, en nadien zal het geluidssignaal afgaan.
• Tijdens het aftellen kan de juiste tijd weergegeven
worden door 1 maal op de toets te drukken, en wanneer u hem opnieuw indrukt wordt
teruggekeerd naar het display van de kookwekker.
1)
2)
Na het aftellen moet u de oven manueel uitschakelen door de thermostaat en de keuzeschakelaar van de functies op positie 0 te draaien.
Het is niet mogelijk om een bereidingsduur van langer dan 4 uren in te stellen.
123
Page 22
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.8.3 Programmering Duur van de bereiding: als op de 2° knop wordt gedrukt, kan de duur van
de bereiding ingesteld worden. Vóór het instellen, moet u de thermostaat op de voor de bereiding gewenste temperatuur draaien en de keuzeschakelaar voor de functies in een willekeurige positie plaatsen. Om de duur van de bereiding in te stellen, moet u als volgt te werk gaan:
• Druk op de toets ; de wijzer zal zich op
positie 12 plaatsen en het symbool zal knipperen (Afb. 1).
• Druk binnen 5 seconden op de toetsen of om de duur van de bereiding in te stellen: elke
keer u de toets indrukt, zal de duur van de bereiding met 1 minuut worden verlengd, en elke
12 minuten zal een volledig nieuw intern segment oplichten (op afbeelding 2 wordt een duur van 1 uur weergegeven).
• Wanneer de gewenste duur is bereikt, zal de bereiding ongeveer 5 seconden na de laatste
druk op de toetsen of gestart worden.
• Wanneer de bereiding eenmaal is begonnen, zal op het display de juiste tijd worden weergegeven met vaste segmenten en de resterende minuten met knipperende segmenten (ieder knipperend segment verwijst naar 12 resterende minuten).
• Op het einde van de bereiding zal de timer de verwarmingselementen van de oven uitschakelen, zal het alarmsignaal afgaan en zullen de cijfers op het scherm gaan knipperen.
• Het is mogelijk om de duur op nul te stellen door het ingestelde programma te wissen: Druk 2
seconden op de centrale toets zodat de ingestelde duur wordt geannuleerd. De oven
moet manueel uitgeschakeld worden indien een bereiding bezig is.
1)
2)
124
Het is niet mogelijk om een bereidingsduur van langer dan 12 uren in te stellen.
Page 23
Aanwijzingen voor de gebruiker
Begin bereidingstijd: naast de duur van de bereiding kunt u ook de
starttijd van de bereiding instellen (met een maximaal uitstel van 12 uur tegenover de actuele tijd). Om het begintijdstip/eindtijdstip van de bereiding in te stellen, moet u als volgt handelen.
• Stel de bereidingsduur in zoals beschreven werd in de vorige paragraaf.
• Binnen 5 seconden na de laatste druk op de toetsen of moet u
nogmaals op de toets drukken om het uur van het einde van de
bereiding te bepalen. Op het display zal het symbool knipperen, zal de juiste tijd worden weergegeven, en zullen de interne segmenten oplichten
die het einde van de bereiding aangeven. Met de toetsen of moet u het tijdstip voor het einde van de bereiding instellen.
• 5 Seconden na de laatste druk op een toets zal het display de juiste tijd en het begin- en eindtijdstip van de bereiding aanduiden, die weergegeven worden door de verlichte interne segmenten. Zolang de juiste tijd niet overeenstemt met het begintijdstip van de bereiding zullen de segmenten op het display vast oplichten; zodra de juiste tijd overeenstemt met het ingestelde begintijdstip zullen alle interne segmenten gaan knipperen en aangeven dat de oven met de bereiding is begonnen.
• Op het einde van de bereiding zal de timer de verwarmingselementen van de oven uitschakelen, zal het alarmsignaal afgaan en zullen de cijfers op het scherm gaan knipperen.
• Om het hele ingestelde programma te resetten, moet u de centrale toets 2 seconden ingedrukt houden; wanneer de bereiding reeds is begonnen, zult u de
oven manueel moeten uitschakelen.
• In de figuur hiernaast ziet u een voorbeeld van een programmering: de juiste tijd is 7:06, het begintijdstip is geprogrammeerd om 8 uur en het einde om 9 uur.
• Om 8 uur zullen de interne segmenten tussen 8 en 9 gaan knipperen, en zal de wijzer van de uren stil blijven staan.
Aandacht: na de net beschreven programmering zal de oven echter pas met de bereiding beginnen wanneer de thermostaatknop en de keuzeschakelaar van de functies op de gewenste temperatuur en functie geplaatst zijn.
7.8.4 Beperkte helderheid display
Om het energieverbruik in stand-by te beperken, kan de helderheid van het display in de beperkte modaliteit ingesteld worden door eventjes op de toets
te drukken. Om de normale helderheid weer in te stellen, moet nogmaals op
de toets gedrukt worden.
125
Page 24
Aanwijzingen voor de gebruiker
8. FUNCTIES VAN DE OVEN
STATISCH: De warmte wordt gelijktijdig bovenaan en onderaan
afgegeven, en maakt dit systeem geschikt voor het bereiden van speciale types van voedsel. De traditionele bereiding, die ook statisch of warmtestraling wordt genoemd, is geschikt voor het klaarmaken van één gerecht per keer. Het is ideaal voor alle types van gebraden, brood en gevulde taarten, en het is vooral geschikt voor vet vlees zoals gans en eend.
STATISCH GEVENTILEERD: De werking van de ventilator, gecombineerd met de traditionele bereiding, verzekert ook voor ingewikkelde recepten homogene bereidingen. Ideaal voor koekjes en taarten, die ook gelijktijdig op meerdere niveaus kunnen bereid worden.
GRILL: Met deze functie kan door middel van de warmte, enkel afkomstig van het centrale element, kleine hoeveelheden vlees en vis gegrild worden om spiezen, toasts en bijspijzen van groenten te bereiden.
GEVENTILEERDE GRILL: De lucht afkomstig van de ventilator verzacht de warmtegolven die worden verkregen door de grill, zodat ook dik voedsel uitstekend wordt gegrild. Ideaal voor grote stukken vlees (bijv. varkensscheenbeen).
126
BODEMVLAK GEVENTILEERD: Met de combinatie van de ventilator en enkel de onderste weerstand zal de bereiding sneller klaar zijn. Dit systeem wordt aanbevolen voor het voltooien van voedsel dat reeds goed oppervlakkig gaar is, maar nog niet binnenin, en waarvoor dus een gematigde bovenwarmte nodig is. Ideaal voor elk type van voedsel.
BODEMVLAK + GEVENTILEERDE CIRCULATIE: De geventileerde bereiding wordt gecombineerd met de warmte die van onderaan komt, en er wordt een lichte goudbruine korst verkregen. Ideaal voor elk type van voedsel.
Page 25
Aanwijzingen voor de gebruiker
CIRCULATIE: Met de combinatie van de ventilator en de
circulatieweerstand (ingebouwd in de achterkant van de oven) kan verschillend voedsel op meerdere vlakken bereid worden waarvoor dezelfde temperatuur en hetzelfde type van bereiding nodig is. De warmeluchtcirculatie verzekert een onmiddellijke en uniforme verdeling van de warmte. Het zal bijvoorbeeld mogelijk zijn om gelijktijdig (op meerdere vlakken) vis, groenten en koekjes klaar te maken, zonder dat de geur en de smaak zal gemengd worden.
ONTDOOIEN: Het snel ontdooien wordt bevorderd door de activering van de daarvoor bestemde ventilator die een uniforme verdeling van de lucht aan de omgevingstemperatuur in de oven garandeert.
ECO: duidt de functie aan waarmee het minst energie wordt verbruikt. De combinatie van de grill en de onderste weerstand én de ventilator wordt aanbevolen voor bereidingen van kleine hoeveelheden voedsel, met een laag energieverbruik.
BREDE GRILL: Met de warmte die van de grillweerstand komt, kunnen uitstekende resultaten bereikt worden zoals het roosteren van dun en iets dikker vlees, en in combinatie met het draaispit (waar voorzien) wordt op het einde van de bereiding een uniforme goudbruine kleur verkregen. Ideaal voor worsten, ribbetjes en bacon. Met deze functie kan een grote hoeveelheid voedsel, en vooral vlees, uniform gegrild worden.
GRILL DRAAISPIT: Het draaispit werkt in combinatie met de grillweerstand, zodat het voedsel een perfect goudbruine kleur krijgt.
TURBO: Met de combinatie van de geventileerde bereiding en de traditionele bereiding kan erg snel en doeltreffend verschillend voedsel op meerdere vlakken klaargemaakt worden, zonder dat de geuren of de smaken worden gemengd. Ideaal voor omvangrijk voedsel waarvoor een intense bereiding nodig is.
PYROLYSE: Wanneer deze functie wordt ingesteld, bereikt de oven temperaturen tot 500°C zodat al het vuil en vet wordt opgelost dat wordt gevormd op de binnenwanden.
127
Page 26
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.1 Advies en handigheidjes voor de bereiding
8.1.1 Algemeen advies Er wordt aangeraden om het voedsel in de oven te plaatsen nadat de oven zelf werd opgewarmd.
• Wanneer op meerdere niveaus wordt bereid, wordt aangeraden om een geventileerde functie te gebruiken om een uniforme bereiding te verkrijgen.
• Algemeen gezien is het niet mogelijk om de bereidingstijden te verkorten door de temperatuur te verhogen (het voedsel zou aan de buitenkant goed gebakken kunnen zijn, maar binnenin minder).
• Tijdens het bereiden van gebak of groenten kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
8.1.2 Advies voor het bereiden van vleesgerechten
• De bereidingstijden, in het bijzonder voor vleesgerechten, hangen af van de dikte en van de kwaliteit van het voedsel, en van de smaak van de consument.
• Er wordt aangeraden om een thermometer voor vlees te gebruiken tijdens de bereiding van gebraad, of om eenvoudigweg met een lepeltje op het gebraad te duwen; wanneer het stevig is, is het gaar, zoniet moet u nog even wachten.
128
8.1.3 Advies voor het bereiden van gebak en koekjes
• Gebruik bij voorkeur metalen en donkerkleurige gebakvormen; deze helpen de warmte beter te absorberen.
• De temperatuur en de duur van de bereiding hangen af van de kwaliteit en de dikte van het deeg.
• Controleer of het gebak binnenin gaar is: stop na de bereiding een tandenstoker in het hoogste punt van het gebak. Wanneer het deeg niet aan de tandenstoker blijft plakken, is het gebak klaar.
• Wanneer het gebak verslapt wanneer het uit de oven wordt gehaald, moet bij de volgende bereiding de temperatuur ongeveer 10°C lager worden ingesteld, en moet eventueel een langere bereidingstijd geselecteerd worden.
Page 27
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.1.4 Advies voor het ontdooien en het rijzen
• Er wordt aangeraden om het ingevrozen voedsel in een recipiënt zonder deksel te plaatsen, op het eerste vlak van de oven.
• Het voedsel moet uit de verpakking ontdooid worden.
• Plaats het te ontdooien voedsel op homogene wijze, en niet op elkaar.
• Wanneer u vlees ontdooit, wordt aangeraden om een rooster te gebruiken en om het voedsel op het tweede vlak te plaatsen, en om een ovenschaal op het eerste vlak te plaatsen. Op deze manier blijft het voedsel niet in contact met de vloeistof van de ontdooiing.
• De meest delicate delen kunnen bedekt worden met aluminiumfolie.
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om onderin de oven een bakje met water te zetten.
8.1.5 Aanbevelingen voor bereidingen met de grill en de geventileerde grill
• Met de grillfunctie (indien aanwezig) kan het vlees ook in de koude oven geplaatst worden, maar er wordt aanbevolen om de voorverwarming te gebruiken als het resultaat van de bereiding moet gewijzigd worden.
• Bij de functie van de geventileerde grill (waar aanwezig) wordt daarentegen aanbevolen om de oven eerst voor te verwarmen.
• Er wordt aanbevolen om het voedsel in het midden van het rooster te plaatsen.
8.2 Om energie te besparen
Om tijdens het gebruik van het toestel energie te besparen, kan het volgende uitgevoerd worden:
• Stop de bereiding enkele minuten voordat de normale bereidingsduur verstrijkt. De bereiding zal voortgezet worden door de warmte die zich in de oven heeft opgehoopt.
• Open de deur van de oven zo weinig mogelijk, zodat de warmte niet verloren gaat.
• Gebruik de functie ECO (indien aanwezig) voor bereidingen op één vlak.
• Houd de binnenkant van het toestel constant rein.
129
Page 28
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.3 Tabel met bereidingen
GERECHTEN GEWICHT FUNCTIE
PASTA OF RIJST
LASAGNE 3-4 kg Statisch
PASTA IN DE OVEN 2 kg Statisch
VLEES
KALFSGEBRAAD 1,2 kg Statisch geventileerd
VARKENSLENDE 1,2 kg Statisch geventileerd
SCHOUDERKARBONADE 1,2 kg Turbo
GEBRADEN KONIJN 1,2 kg Circulatie
KALKOENBOUT 1,5 kg Statisch geventileerd
COPPA IN DE OVEN 2 kg Turbo
GEBRADEN KIP 1,2 kg Turbo
GEGRILD VLEES
VARKENSWORST 1,2 kg Geventileerde grill
VARKENSKOTELETTEN 1,2 kg
HAMBURGERS 0,8 kg Grill
SPEK 0,8 kg Geventileerde grill
KIP AAN HET SPIT 1-1,2 kg Grill draaispit
VIS
ZALMFOREL 1,2 kg Bodemvlak geventileerd
130
Grill
Page 29
Aanwijzingen voor de gebruiker
POSITIE VAN DE GELEIDER
VANAF ONDERAAN
1 220 - 230 50 - 60
1220 - 230 40
2 180 - 190 70 - 80
2 180 - 190 70 - 80
2 180 - 190 90 - 100
2 180 - 190 70 - 80
2 180 - 190 80 - 90
2 180 - 190 190 - 210
2 180 - 190 60 - 70
3 250 - 280 7 - 9 5 - 6
TEMPERATUUR
°C
TIJD IN MINUTEN
EERSTE ZIJDE TWEEDE ZIJDE
4250 - 280155
4250 - 28095
3250 - 280133
250 - 280 70 - 80
2 150 - 160 35 - 40
131
Page 30
Aanwijzingen voor de gebruiker
GERECHTEN GEWICHT FUNCTIE
PIZZA 1 Kg Pizza
BROOD 1 Kg Circulatie
FOCACCIA 1 Kg Tu rb o
GEBAK
DONUT 1 Kg Statisch geventileerd
VLAAI 1 Kg Statisch geventileerd
ZANDDEEG 0,5 kg Bodemvlak geventileerd
GEVULDE TORTELLINI 1,2 kg Turbo
TAART "PARADISO" 1,2 kg Statisch geventileerd
SOEZEN 0,8 kg Turbo
BISCUIT 0,8 kg Circulatie
RIJSTTAART 1 Kg Turbo
BRIOCHES 0,6 kg Circulatie
BRIOCHES (op meerdere vlakken)
KRUIMELDEEGKOEKJES (op meerdere vlakken)
De tijden die aangeduid worden in de volgende tabellen zijn exclusief de voorverwarmingstijden, en ze zijn indicatief.
132
Page 31
Aanwijzingen voor de gebruiker
POSITIE VAN DE GELEIDER
VANAF ONDERAAN
1 250 - 280 6 -10
2 190 - 200 25 -30
2 180 - 190 15 -20
2 160 50 - 60
2 160 30 - 35
2 160 - 170 20 - 25
2 160 20 - 25
2 160 55 - 60
2 150 - 160 40 - 50
2 150 - 160 45 - 50
2 160 40 - 50
2 160 25 - 30
TEMPERATUUR
°C
TIJD IN MINUTEN
1 en 3 160 - 170 16 - 20
1 en 3 160 - 170 16 - 20
Voor bereidingen op meerdere vlakken wordt aanbevolen om enkel de
volgende functies , , , en om het 1
ste
en 3de vlak te gebruiken.
133
Page 32
Aanwijzingen voor de gebruiker
9. REINIGING EN ONDERHOUD
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen. De stoom zou de elektrische delen kunnen bereiken, en ze beschadigen of kortsluiting kunnen veroorzaken.
AANDACHT: Voor uw veiligheid wordt aanbevolen om beschermende handschoenen te dragen wanneer de reiniging of een buitengewone onderhoudshandeling moet uitgevoerd worden.
Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
Er wordt aanbevolen om reinigingsproducten van de constructeur te gebruiken.
9.1 Reiniging van de oppervlakken
Om de oppervlakken in goede staat te houden, moeten ze na elk gebruik gereinigd worden nadat de oven afgekoeld is.
9.2 Dagelijkse gewone reiniging
134
Voor de reiniging en de bewaring van het roestvrij staal moeten steeds en enkel specifieke producten gebruikt worden die geen schurende of zure middelen op chloorbasis bevatten. Gebruikswijze: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak, spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek in microfiber.
9.3 Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers zodat de oppervlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek van microfiber. Vermijd om etensresten op suikerbasis (bv. jam) te laten opdrogen in de oven. Wanneer ze te lang opdrogen, kan het email in de oven beschadigd worden.
Page 33
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.4 Reiniging van de onderdelen van de kookplaat
9.4.1 Roosters
Verwijder de roosters en reinig ze met lauw water en een niet-schurend reinigingsmiddel, en verwijder alle afzettingen. Droog ze zorgvuldig, en plaats ze weer op de kookplaat. Het rooster staat steeds in contact met de vlam, zodat de glans van de delen van het staal die het meest de warmte moeten verdragen mettertijd kan verdwijnen. Dit is een normaal verschijnsel dat de functionaliteit van dit onderdeel absoluut niet schaadt.
Stop deze onderdelen niet in een vaatwasser.
9.4.2 Deksels en vlamverdelers
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden zodat de reiniging makkelijker kan uitgevoerd worden. Reinig alle onderdelen met warm water en een niet-schurend reinigingsmiddel, verwijder alle afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn. Hermonteer de vlamverdelers, en controleer of ze in hun zittingen met de bijbehorende deksels geplaatst zijn en of de gaten A van de vlamverdelers overeenkomen met de vonkontstekers en de thermokoppels.
Stop deze onderdelen niet in een vaatwasser.
9.4.3 Vonkontstekers en thermokoppels
Om een goede werking te garanderen, moeten de vonkontstekers en de thermokoppels steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.
Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidaties, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
135
Page 34
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.5 Reiniging van de oven
Om de oven in goede staat te houden, moet hij na afkoeling regelmatig gereinigd worden. Eerwijder alle verwijderbare delen.
• Reinig de ovenroosters met warm water en niet-schurende reinigingsmiddelen; spoel en droog ze daarna.
• Om de reiniging van de oven te vergemakkelijken, kunt u de ovendeur verwijderen (raadpleeg de paragraaf "10.2 Demontage van de deur").
Er wordt aangeraden om de oven ongeveer 15/20 minuten maximaal te verwarmen nadat specifieke producten gebruikt werden, om de afgezette resten in de oven te elimineren.
Na deze handeling wordt aangeraden om de vochtige delen goed te drogen.
9.5.1 Verwijdering van de geleiderframes
Als de geleiderframes worden verwijderd, kan de reiniging van de zijdelen makkelijker uitgevoerd worden.
136
Verwijder de geleiderframes: 1 Trek het frame naar de bovenkant van de
oven zodat het uit de klemverbinding A komt, en verwijder het uit de zittingen achteraan B.
2 Herhaal na de reiniging de net
beschreven handelingen om de geleiderframes weer te plaatsen.
9.6 Reiniging van de ruiten van de deur
Er wordt aangeraden om deze steeds goed rein te houden. Gebruik absorberend keukenpapier; bij hardnekkig vuil moet u ze reinigen met een vochtige spons en een gewoon reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van de ruiten van de ovendeur geen schurende of bijtende reinigingsmiddelen (bijv. poeders, ontvlekkingsmiddelen en metalen sponsjes). Gebruik voor het reinigen van de ruiten van de oven geen ruwe of schurende materialen of scherpe metalen krabbers, die het glas zouden kunnen krassen en versplinteren.
Page 35
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.7 Demontage van de pakking (behalve pyrolytische modellen)
Voor een grondige reiniging van de oven kunt u de pakking van de deur verwijderen. Op de vier zijden zijn haken aanwezig die de pakking op de rand van de oven bevestigen. Trek de randen van de pakking naar buiten zodat de haken loskomen. De pakking moet vervangen worden wanneer ze niet meer elastisch is en hard wordt.
9.8 Reiniging van de pakking
Gebruik een niet-schurende spons en lauw water om de pakking schoon te houden. De pakking moet steeds zacht en elastisch zijn (behalve voor de pyrolytische modellen). Bij de pyrolytische modellen kan de pakking verpletterd worden en mettertijd zijn aanvankelijke vorm verliezen. Knijp langs de volledige omtrek op de pakking om ze weer vorm te geven, zodat ook het vuil van de pakking zelf wordt verwijderd.
9.9 Reiniging van de zelfreinigende panelen (katalysecyclus)
Als de zelfreinigende panelen vuil zijn met kleine hoeveelheden en hoofdzakelijk vet, kan een regeneratiecyclus uitgevoerd worden door middel van de verwarming. Reinig eerst de bodem en de bovenste bescherming met een doek van microfiber, met water en een neutraal vaatwasmiddel, en spoel goed. Stel een regeneratiecyclus in door de geventileerde functie aan de maximum temperatuur te selecteren, en dit voor een uur. Als de panelen zeer vuil zijn, moeten ze na de regeneratiecyclus gedemonteerd worden en gereinigd worden met een neutraal vaatwasmiddel. Spoel en de droog ze zorgvuldig. Monteer de panelen weer, en stel de geventileerde functie een uur lang in aan 180°C zodat de panelen goed gedroogd worden.
Er wordt aanbevolen om de regeneratiecyclus van de zelfreinigende panelen elke 15 dagen uit te voeren.
De regeneratiecyclus van de panelen is een gepaste reinigingsmethode om vette en niet-suikerachtige resten te verwijderen.
137
Page 36
Aanwijzingen voor de gebruiker
9.10 Pyrolyse: automatische reiniging van de oven
De pyrolyse kan op elk moment van de dag of de nacht worden uitgevoerd (indien u gebruik wenst te maken van het nachttarief voor de elektrische energie).
Tijdens de eerste automatische reinigingscyclus zouden onaangename geuren kunnen vrijkomen als gevolg van de normale verdamping van olieachtige stoffen van het fabricageproces. Dit is een normaal verschijnsel dat na de eerste reinigingscyclus zal verdwijnen.
Voordat u de automatische reinigingscyclus start, moet u controleren of geen voedsel of gemorste voedselresten van vorige bereidingen in de oven zijn achtergebleven.
Tijdens de pyrolysecyclus belet een blokkeermechanisme van de deur elke poging tot opening van de deur zelf.
9.10.1 Vóór de start van de automatische reinigingscyclus
De Pyrolyse kan op elk moment van de dag of de nacht worden uitgevoerd (indien u gebruik wenst te maken van het nachttarief voor de elektrische energie).
• Verwijder alle accessoires uit de oven, inclusief de bovenbescherming.
• Verwijder de geleiderframes, raadpleeg “9.5.1 Verwijdering van de geleiderframes”.
138
Om de interne ruit niet te beschadigen, voordat de automatische reinigingscyclus wordt ingeschakeld, wordt sterk aanbevolen om ze te reinigen volgens de gebruikelijke aanwijzingen voor de reiniging (raadpleeg 9.6 Reiniging van de ruiten van de deur). In geval van hardnekkige afzettingen moet de deur geblokkeerd worden met de bijgeleverde pinnen, en moet de ruit verwijderd worden. Verstuif een reinigingsproduct voor ovens op de ruit (respecteer de waarschuwingen die aangeduid worden op het product zelf); laat 60 minuten inwerken, spoel daarna en droog de ruit met keukenpapier of een doek van microfiber. Plaats na deze handelingen de ruit weer op de deur, en verwijder de pinnen die ze blokkeren.
• Verwijder de geleiderframes, raadpleeg “9.5.1 Verwijdering van de geleiderframes”.
• Plaats de frames weer na het einde van de reinigingscyclus en wanneer de oven afgekoeld is, door de eerder uitgevoerde handelingen in de omgekeerde zin uit te voeren.
Page 37
Aanwijzingen voor de gebruiker
• Controleer of de ovendeur goed gesloten is.
Om de duur van de reinigingscyclus in te stellen, moet u het volgende schema raadplegen:
DUUR VAN DE REINIGING
Tijdens de automatische reinigingscyclus produceren de ventilatoren meer lawaai als gevolg van de hogere draaisnelheid; dit is normaal, en helpt de warmte af te voeren. Na de pyrolyse blijft de ventilatie automatisch ingeschakeld, en dit lang genoeg zodat oververhitting van de wanden van de meubels en de voorkant van de oven wordt vermeden.
Als het resultaat van de pyrolyse bij de minimum tijdsduur niet voldoende is, wordt aanbevolen om voor de volgende reinigingscycli een langere tijdsduur in te stellen.
9.10.2 Instelling van de reinigingscyclus
Draai de selectieknop op het symbool om de reinigingscyclus te selecteren.
Houd de toets ingedrukt; druk op de toetsen of om de duur van de
cyclus in te stellen; de instelling varieert van een minimum van 2u tot een maximum van 3u30m.
Om de start van de pyrolyse te bevestigen, moet op de toets gedrukt
worden. Twee minuten na het begin van de reinigingscyclus (Pyrolyse) zal
een deurblokkering ingrijpen die de opening van de deur zelf zal verhinderen. De inschakeling van deze blokkering wordt gemeld door het oplichten van de daarvoor bestemde controlelamp.
Na de reinigingscyclus blijft de deurblokkering actief tot de temperatuur in de oven de veiligheidslimiet bereikt heeft. Wanneer de oven afgekoeld is, verwijdert u de resten van de automatische reiniging met een vochtige doek van microfiber. Om een vertraagde reinigingscyclus te selecteren, nadat de duur geselecteerd
werd, moet op de toets gedrukt worden. Op het display zal de juiste tijd
verschijnen wanneer de reinigingscyclus eindigt.
Houd de toets ingedrukt, en handel op de toetsen of om het tijdstip
voor het einde van de reinigingscyclus in te stellen.
WEINIG VUIL GEWOON VUIL ZEER VUIL
120 MIN. 165 MIN. 210 MIN.
Het is niet mogelijk om een functie te selecteren wanneer de deurblokkering
ingeschakeld is. Wacht tot de indicator uitgaat.
139
Page 38
Aanwijzingen voor de gebruiker
10.BUITENGEWOON ONDERHOUD
De oven heeft regelmatig kleine onderhoudshandelingen of de vervanging van delen die onderhevig zijn aan slijtage nodig, zoals de pakkingen, de lampjes, enz. Vervolgens worden de specifieke aanwijzingen aangeduid voor elk type van deze handelingen.
Vóór elke interventie waarbij delen onder spanning bereikt moeten worden, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
Wanneer het probleem niet wordt opgelost met het gewone onderhoud, of voor andere types van defecten, contacteert u de dichtst bijzijnde assistentiedienst.
10.1 Vervanging van de lamp van de binnenverlichting
Verwijder de beschermende bedekking A door ze in tegenwijzerszin los te draaien, en vervang de lamp B met een andere van hetzelfde type. Hermonteer de beschermende bedekking A. Gebruik uitsluitend lampen voor ovens (T 300°C).
140
Page 39
Aanwijzingen voor de gebruiker
10.2 Demontage van de deur
Open de deur volledig. Plaats de twee pinnetjes in de aangeduide gaten van de scharnieren van de twee tegenstaande scharnieren, en koppel ze vast.
Neem de deur aan beide kanten en met beide handen vast, til ze naar boven in een hoek van ongeveer 30°, en verwijder ze.
Om de deur weer te monteren, moeten de scharnieren in de daarvoor bestemde openingen in de oven geplaatst worden, zodat de gleuven C helemaal op de openingen steunen. Laat de deur zakken zodat ze geplaatst wordt, en verwijder de pinnetjes uit de openingen in de scharnieren.
141
Page 40
Aanwijzingen voor de installateur
11.DE INSTALLATIE VAN HET TOESTEL
11.1 Montage in meubels
Fineerbewerkingen, kleefstoffen of plastic bekledingen van aangrenzende meubels moeten warmtebestendig zijn (minstens 90°C). Zoniet zouden ze mettertijd kunnen vervormen.
Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegde technicus, en volgens de van kracht zijnde normen. Dit toestel hoort afhankelijk van het installatietype tot klasse 2 - subklasse 1 (Afb. A - Afb. B) of tot klasse 1 (Afb. C).
Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 50 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de afbeeldingen A en C betreffende de installatieklassen.
Controleer of er tussen de branders van de kookplaat en een eventuele plank erboven een minimale afstand is van 750 mm. Als er een afzuigkap boven de kookplaat wordt geplaatst, raadpleeg dan de handleiding van de afzuigkap voor de juiste afstand.
142
Ingebouwd toestel (Klasse 2 subklasse 1)
Ingebouwd toestel (Klasse 2 subklasse 1)
Toestel vrije installatie (Klasse 1)
Page 41
Aanwijzingen voor de installateur
11.2 Verluchting van de lokalen en afvoer van de verbranding
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden. Het toestel moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel lang niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
Evacuatie door middel van een afzuigkap.
Evacuatie zonder afzuigkap.
In rookkanaal met natuurlijke trek.
In rookkanaal met elektrische ventilator.
Rechtstreeks in de atmosfeer met elektrische ventilator op de wand of in de ruit.
Rechtstreeks in de atmosfeer via de wand.
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
143
Page 42
Aanwijzingen voor de installateur
11.3 Gasaansluiting
Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
Het aanhaalmoment tussen de verbindingen met pakking moet zich tussen 10 en 15 Nm bevinden.
Na elke handeling op het toestel moet de correcte sluiting van de gasverbindingen gecontroleerd worden.
Indien het toestel wordt gebruikt met vloeibaar gas moet een drukregelaar conform de van kracht zijnde norm gebruikt worden, en moet de aansluiting op de gasfles uitgevoerd worden volgens de voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde norm. Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in de tabel "12.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen".
144
Page 43
3
2
1
4
3
6
5
Aanwijzingen voor de installateur
11.3.1 Aansluiting met rubberleiding
AANDACHT: De volgende aanwijzingen zijn enkel geldig voor installaties van Klasse 1. Raadpleeg afb. C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
De aansluiting met rubberleiding conform de van kracht zijnde normen mag enkel uitgevoerd worden wanneer de leiding over de volledige lengte geïnspecteerd kan worden.
De binnendiameter van de leiding moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAAN en STADSGAS.
Het aansluiten met een rubberleiding, conform de van kracht zijnde norm, moet zodanig worden verricht dat de lengte van de leiding niet meer dan 1,5 meter bedraagt; controleer of de leiding niet in aanraking komt met bewegende delen of geklemd wordt. Controleer of alle volgende voorwaarden gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in aanraking komt met hete wanden (max. 50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen aan trekkrachten of spanningen, en geen strakke bochten maakt of vernauwingen heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• wanneer de leiding niet perfect gedicht is en gaslekken veroorzaakt, mag u ze niet proberen te herstellen: vervang ze met een nieuwe leiding; controleer of de vervaldatum van de leiding, die op de leiding zelf gedrukt is, niet overschreden werd.
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met een rubberleiding conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm (controleer of de afkorting van deze norm op de leiding gedrukt is). Draai de rubberhouder 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en plaats de pakking 2. Afhankelijk van de diameter van de gebruikte gasleiding kan ook de rubberhouder 4 vastgedraaid worden op de rubberhouder 3. Plaats, nadat de rubberhouder(s) werd(en) vastgedraaid, de gasleiding 6 op de rubberhouder en bevestig ze met de klem 5 conform de van kracht zijnde norm.
145
Page 44
2
1
3
2
1
4
3
Aanwijzingen voor de installateur
11.3.2 Aansluiting met een flexibele stalen buis
AANDACHT: De volgende aanwijzingen gelden voor alle installatietypes, raadpleeg afb. A, B en C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
Gebruik uitsluitend flexibele stalen leidingen op continue wanden conform de van kracht zijnde norm, met een maximum extensie van 2 meter.
Dit installatietype kan zowel voor ingebouwde toestellen als voor vrijstaande toestellen gebruikt worden. Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met behulp van een flexibele stalen leiding op continue wanden, conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm. Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en voorzie de pakking 2.
11.3.3 Aansluiting met een flexibele stalen buis met conische verbinding (indien aanwezig)
AANDACHT: De volgende aanwijzingen gelden voor alle installatietypes, raadpleeg afb. A, B en C in het hoofdstuk “11.1 Montage in meubels”.
Gebruik uitsluitend flexibele stalen leidingen op continue wanden conform de van kracht zijnde norm, met een maximum extensie van 2 meter.
Dit installatietype kan zowel voor ingebouwde toestellen als voor vrijstaande toestellen gebruikt worden. Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met behulp van een flexibele stalen leiding op continue wanden, conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm. Draai de verbinding 3 goed vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en voorzie de pakking 2. Breng het isolerende materiaal aan op de schroefdraad van de verbinding 3, en draai daarna de flexibele stalen buis 4 vast op de verbinding 3.
146
Page 45
Aanwijzingen voor de installateur
11.4 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de dimensionering van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die worden aangeduid op het plaatje dat is aangebracht op het toestel. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden. Een kopie van dit plaatje is voorzien in de handleiding.
De elektrische aansluiting van het toestel moet uitgevoerd worden door een gekwalificeerde technicus.
Vóór elke ingreep moet de stroomtoevoer van het toestel uitgeschakeld worden.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Als het toestel door middel van een stopcontact en stekker wordt aangesloten op het elektriciteitsnet, moeten beide van hetzelfde type zijn en moeten ze conform de van kracht zijnde normen worden aangesloten op de stroomkabel. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na inbouw van het toestel.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
In geval van een vervanging: de draad van de aarding moet langer zijn dan de draden die de stroom geleiden, zodat, in geval het stopcontact losgerukt wordt van de stroomkabel, de draad van de aarding de laatste is die loskomt.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat ze oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
Als een vaste aansluiting wordt gebruikt, moet op de stroomtoevoerlijn van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme worden aangebracht waarvan de afstand tussen de contactpunten minstens 3 mm bedraagt, die op een makkelijk te bereiken plaats nabij het toestel gemonteerd is.
De constructeur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van bovenstaande voorschriften of door het onklaar maken van ook een afzonderlijk deel van het toestel.
147
Page 46
Aanwijzingen voor de installateur
MOGELIJKE TYPES
VAN AANSLUITING
TYPE VAN KABEL
(wanneer niet aanwezig)
220 - 240 V 1N~ driepolig 3 x 1,5 mm² H05V2V2-F
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90°C, van het type H05V2V2-F.
• De bovenstaande waarden verwijzen naar de diameter van de interne geleider.
• Het aanhaalmoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5 - 2 Nm bedragen.
De bovenstaande stroomkabels hebben afmetingen die rekening houden met de gelijktijdigheidsfactor (conform de norm EN 60335-2-6).
11.5 Plaatsing van de plint
AANDACHT: De bijgeleverde plint is een integrerend deel van het product. Ze moet op het toestel bevestigd worden voordat het toestel zelf wordt geïnstalleerd.
• Positioneer de plint op het vlak, en lijn de openingen A uit met de openingen B.
• Bevestig de plint op het vlak door de schroeven C vast te draaien.
148
11.6 Positionering en nivellering van het toestel
Voor een betere stabiliteit moet het toestel absoluut noodzakelijk correct genivelleerd zijn; draai het onderste deel van het voetje vast of los tot het toestel genivelleerd en gestabiliseerd is op de vloer.
Page 47
Aanwijzingen voor de installateur
11.7 Aanwijzingen voor de bevestiging op de wand (enkel voor
sommige markten)
1 Voorzie een plug met haak (niet bijgeleverd) in
de wand op een hoogte (h) van 800 mm vanaf de vloer.
De installateur moet de plug met haak leveren tijdens de fase van de installatie van het toestel.
2 Koppel de klem vast op de ketting.
3 Koppel het uiteinde van de ketting vast op de
plug met haak die is bevestigd in de wand.
4 Koppel de klem vast in de daarvoor bestemde
opening achteraan het toestel.
149
Page 48
Aanwijzingen voor de installateur
12.AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES
VÓÓR ELKE INGREEP MOET DE STROOMTOEVOER VAN HET TOESTEL UITGESCHAKELD WORDEN.
Toestel afgesteld voor gas: METHAAN G20 (2H) druk 20 mbar
(zie etiket op het product)
Wanneer voor de werking andere gastypes moeten gebruikt worden, moeten de straalpijpen op de branders vervangen worden en moet de minimum vlam op de gaskranen geregeld worden. Voor de vervanging van de straalpijpen moet gehandeld worden zoals wordt beschreven in de volgende paragrafen.
12.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat
1 Verwijder de roosters, alle
deksels en de vlamverdelers om de branderdoppen te bereiken.
2 Draai de straalpijpen los met
behulp van een sleutel van 7 mm.
3 Vervang de straalpijpen van de
branders met diegenen voor het gas dat gebruikt zal worden (raadpleeg “12.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen“).
4 Plaats de branders weer correct in de gepaste zittingen.
12.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen
Raadpleeg voor de schikking van de branders het deel “Aanwijzingen voor de gebruiker - 6.4 Diameter van de recipiënten”.
Nominaal
Brander
Hulpbrander 1.05 72 400
1
Halfsnelle brander 1.8 94 500
2
Snelle brander 3.0 121 800
3
Ultra snelle brander 4.2 145 + 75 1900
4
Visketel 1.9 100 800
5
150
warmte
verbruik
(kW)
Methaan - G25 25mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Gereduceerd verbruik
(W)
Page 49
Aanwijzingen voor de installateur
Nominaal
Brander
Hulpbrander 1.05 50 400 76 75
1
Halfsnelle brander 1.8 65 500 131 129
2
Snelle brander 3.0 85 800 218 215
3
Ultra snelle brander 4.2 91 + 46 1900 305 300
4
Visketel 1.9 68 800 138 136
5
Brander
Hulpbrander 1.05 72 400
1
Halfsnelle brander 1.8 97 500
2
Snelle brander 3.0 115 800
3
Ultra snelle brander 4.2 135 + 75 1900
4
Visketel 1.9 94 800
5
warmte
verbruik
(kW)
Nominaal
warmte
verbruik
(kW)
Vloeibaar gas - G30/G31 30 mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Methaan - G20/25 20/25mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Gereduceerd
verbruik
(W)
Ver br uik g/u G30
Gereduceerd verbruik
(W)
Ver br uik g/u G31
Nominaal
Brander
Hulpbrander 1.05 50 400 76 75
1
Halfsnelle brander 1.8 65 500 131 129
2
Snelle brander 3.0 85 800 218 215
3
Ultra snelle brander 4.2 91 + 46 1900 305 300
4
Visketel 1.9 68 800 138 136
5
warmte
verbruik
(kW)
Diameter straalpijp
1/100 mm
Vloeibaar gas - G30/G31 28/37 mbar
Gereduceerd
verbruik
(W)
Ver br uik g/u G30
Ver br uik g/u G31
151
Page 50
914775196/ A
Aanwijzingen voor de installateur
12.3 Afsluitende handelingen
Nadat de vervanging van de straalpijpen uitgevoerd werd, moeten de vlamverdelers, de branderdeksels en de roosters weer geplaatst worden.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de fabrieksinstelling moet het etiket voor de regeling van het gas, dat werd aangebracht op het toestel, vervangen worden met hetgene voor het nieuwe gas. Het etiket is bij de straalpijpen gevoegd (indien aanwezig).
12.3.1 Regeling van het minimum voor methaan of stadsgas
Schakel de brander in, en plaats hem op de minimum stand. Verwijder de knop van de gaskraan, en handel op de regelschroef die zich naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk van het model) tot een regelmatige minimum vlam wordt verkregen. Monteer de knop weer, en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop snel van het maximum naar het minimum gedraaid wordt, mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.
152
12.3.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef naast het staafje van de kraan helemaal in wijzerszin gedraaid worden.
Loading...