Smeg 110B91GMCX User manual [NL]

Inhoudsopgave
1 Waarschuwingen 140
1.1 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing 140
1.2 Deze gebruiksaanwijzing 140
1.3 Beoogd gebruik 140
1.4 Algemene veiligheidswaarschuwingen 140
1.5 Aansprakelijkheid van de constructeur 141
1.6 Identificatieplaatje 141
2 Beschrijving 142
2.1 Algemene beschrijving 142
2.3 Bedieningspaneel 143
2.4 Andere onderdelen 144
2.5 Beschikbare accessoires 145
3 Gebruik 147
3.1 Waarschuwingen 147
3.2 Eerste gebruik 148
3.3 Gebruik van de accessoires 148
3.4 Het gebruik van de kookplaat 150
3.5 Gebruik van de bergruimte 151
3.6 Het gebruik van de oven 151
3.7 Advies voor bereidingen 153
3.8 Klok programmeereenheid 155
4 Reiniging en onderhoud 159
4.1 Waarschuwingen 159
4.2 Reiniging van het toestel 159
4.3 Demontage van de deur 160
4.4 Reiniging van de ruiten van de deur 161
4.5 De reiniging van de binnenkant van de oven 161
4.6 Buitengewoon onderhoud 162
5 Installatie 163
5.1 Gasaansluiting 163
5.2 Aanpassing aan de verschillende gastypes 166
5.3 Elektrische aansluiting 170
NL
We raden aan deze handleiding aandachtig door te lezen, omdat ze alle aanwijzingen bevat om de esthetische en functionele kwaliteiten van het toestel te behouden.
Raadpleeg de website voor verdere informatie over dit product: www.smeg.com
139
Waarschuwingen
1 Waarschuwingen
1.1 Wegwijs in de gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing komen de volgende begrippen voor:
Waarschuwingen
Algemene waarschuwingen in verband met de gebruiksaanwijzing, veiligheid en verwerking van afgedankte producten.
Beschrijving
Beschrijving van het toestel en de accessoires.
Gebruik
Informatie over het gebruik van het toestel en de accessoires, kooktips.
Reiniging en onderhoud
Informatie over correcte schoonmaak en onderhoud van het toestel.
Installatie
Informatie voor gekwalificeerde technici: installatie, inbedrijfstelling en keuring.
Veiligheidswaarschuwingen
Informatie
Suggestie
1. Volgorde van de gebruiksaanwijzingen.
• Enkele gebruiksaanwijzing.
1.2 Deze gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing is een integrerend deel van het toestel en moet gedurende de volledige levensduur intact en op een gemakkelijk bereikbare plaats worden bewaard.
1.3 Beoogd gebruik
Dit toestel is bestemd voor het bereiden van voedsel in een huisgezin. Elk ander gebruik is oneigenlijk.
Dit toestel mag niet worden gebruikt door personen (kinderen inbegrepen) met verminderde fysische of psychische vermogens, of door personen die geen ervaring hebben in het gebruik van elektrische apparatuur, tenzij dit gebeurt onder toezicht of instructie van volwassenen die voor hun veiligheid instaan.
1.4 Algemene veiligheidswaarschuwingen
Volg altijd de hierna vermelde algemene veiligheidswaarschuwingen voor uw veiligheid en om schade aan het toestel te voorkomen. Algemeen
• Laat de installatie en technische
interventies uitvoeren door gekwalificeerd personeel overeenkomstig de geldende normen.
• Lees deze gebruiksaanwijzing
aandachtig vóór installatie.
• Voer geen wijzigingen uit op het toestel.
• Probeer nooit om zelf het toestel te
repareren, zonder tussenkomst van een gekwalificeerde technicus.
• Als de stroomkabel beschadigd is, moet
men onmiddellijk contact opnemen met de technische dienst die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
140
Waarschuwingen
Voor dit toestel
• Zorg er voor dat de openingen en de spleten voor de ventilatie en de warmte­afvoer niet verstopt raken.
• Plaats geen metalen en puntige voorwerpen (bestek of gereedschappen) in de spleten van het toestel.
• Ga niet steunen of zitten op de geopende deur van het toestel.
• Controleer of er geen voorwerpen in de deur vastzitten.
• Gebruik het toestel nooit om de ruimte te verwarmen.
1.5 Aansprakelijkheid van de
constructeur
De constructeur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade aan personen en voorwerpen tengevolge:
• ander gebruik van het toestel dan wordt voorzien;
• het niet in acht nemen van de voorschriften van de gebruiksaanwijzing;
• het forceren van ook slechts één deel van het toestel;
• gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
1.6 Identificatieplaatje
Het identificatieplaatje bevat de technische gegevens, het serienummer en de markering. Het plaatje mag in geen geval worden verwijderd.
1.7 Verwerking
Het toestel moet gescheiden ingezameld worden (richtlijnen
2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG). Het product bevat geen delen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden
beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.
Verwerking van het toestel:
• Verwijder de deuren maar laat de accessoires (roosters en ovenschalen) in de gebruikspositie, om te voorkomen dat kinderen opgesloten zouden raken binnenin.
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
NL
• Verwijder de elektrische kabel en de stekker.
• De gebruiker moet het toestel dus aan het einde van het gebruik toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of het overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw gelijkaardig toestel wordt gekocht.
Het toestel zit verpakt in milieuvriendelijke en recyclebaar materialen.
• Breng het verpakkingsmateriaal naar de betreffende centra voor afvalverwerking.
Plastic verpakking
Gevaar voor verstikking
• Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter.
• Laat kinderen niet spelen met de plastic zakken van de verpakking.
141
2 Beschrijving
2.1 Algemene beschrijving
Beschrijving
1 Kookplaat 2 Bedieningspaneel 3 Lamp 4 Pakking
142
5 Deur 6 Ventilator 7 Bergruimte
Vlak van het frame voor roosters/
ovenschalen
2.2 Kookplaat
AUX = Hulpbrander SR = Halfsnelle brander
2.3 Bedieningspaneel
Beschrijving
NL
R = Snelle brander UR2 = Zeer snelle brander
143
Beschrijving
Klok (1)
Handig om het huidige uur te zien, bereidingen te programmeren en de timer in te stellen.
Temperatuurknop (2)
Met deze knop kan de temperatuur van de bereiding geselecteerd worden.
Draai de knop in wijzerzin op de gewenste waarde tussen het minimum en het maximum.
Controlelamp (3)
Licht op om te melden dat de oven zich in de verwarmingsfase bevindt. Wordt uitgeschakeld als de temperatuur is bereikt. Een regelmatige intermittentie geeft aan dat de ingestelde temperatuur in de oven constant wordt gehouden.
Functieknop (4)
De verschillende functies van de oven zijn geschikt voor verschillende bereidingswijzen. Nadat u de gewenste functie heeft geselecteerd, moet u de kooktemperatuur instellen met de temperatuurknop.
2.4 Andere onderdelen
Plaatsbare vlakken
Het toestel beschikt over vlakken om roosters en ovenschalen op verschillende hoogtes te plaatsen. De plaatsbare hoogtes worden begrepen van laag naar hoog (zie 2.1 Algemene beschrijving).
Koelventilator
De ventilator zorgt voor de afkoeling van het toestel, en wordt tijdens de bereiding in werking gesteld.
De werking van de ventilator veroorzaakt een normale luchtstroom die vooraan het toestel uitkomt, en die ook na de uitschakeling van de oven een korte periode ingeschakeld kan blijven.
Interne verlichting
De interne verlichting van de ovens wordt ingeschakeld zodra u een functie selecteert of als de deur van de oven wordt geopend.
Knoppen branders van de plaat (5)
Nuttig voor de inschakeling en de regeling van de branders van de plaat.
Druk op de knoppen, en draai deze linksom op de waarde om de overeenkomstige branders te ontsteken.
Om de vlam te regelen, moet de knop in de zone tussen het maximum en het minimum gedraaid worden.
Om de branders uit te schakelen, moeten de knoppen op positie geplaatst worden.
144
Beschrijving
2.5 Beschikbare accessoires
Op sommige modellen zijn niet alle accessoires aanwezig.
Rooster
Nuttig voor het plaatsen van recipiënten met voedsel in bereiding.
Ovenschaal
Draaispit
Nuttig voor het bereiden van kip of voedsel dat uniform moet bereid worden.
Steun draaispit
NL
Wordt gebruikt als steun voor het draaispit.
Handgreep draaispit
Nuttig om vet op te vangen afkomstig van voedsel op het bovenstaande rooster, of om taarten, pizza's en gebak te bakken.
Nuttig voor het verwijderen van het draaispit uit de ovenruimte.
145
Reductierooster Wok
Nuttig voor het gebruik van een Wok.
De accessoires die in contact kunnen komen met het voedsel zijn gemaakt van materialen conform de van kracht zijnde wetsbepalingen.
De bijgeleverde of optionele accessoires zijn verkrijgbaar bij erkende verkopers. Gebruik enkel de originele accessoires van de constructeur.
Beschrijving
146
Gebruik
3 Gebruik
3.1 Waarschuwingen
Het toestel wordt heel warm tijdens gebruik.
Gevaar op verbranding
• Houd de deur dicht tijdens gebruik.
• Bescherm de handen met ovenwanten bij het hanteren van voedsel in de oven.
• Raak de verwarmingselementen in het toestel niet aan.
• Giet geen water rechtstreeks op hete ovenschalen.
• Houd kinderen van jonger dan 8 jaar uit de buurt wanneer het toestel in werking is.
• Als er bewerkingen nodig zijn aan de etenswaren of aan het einde van de bereiding, opent u een aantal seconden lang de deur 5 centimeter, zodat de stoom ontsnapt. Vervolgens kunt u de deur volledig openen.
De temperatuur in de bergruimte kan hoog oplopen.
Gevaar op verbranding
• Open de bergruimte niet wanneer de oven ingeschakeld of warm is.
• De voorwerpen in de bergruimte kunnen erg heet zijn tijdens het gebruik van de oven.
Incorrect gebruik
Gevaar op verbranding
• Controleer of de vlamverdelers met de respectievelijke deksels correct gepositioneerd zijn in de zittingen.
• Hete vetten en oliën kunnen vlam vatten. Let erg goed op.
Hoge temperatuur in de bergruimte tijdens het gebruik
Brand- en ontploffingsgevaar
• Sproei geen spuitbussen in de nabijheid van de oven.
• Gebruik of laat geen ontvlambaar materiaal achter nabij de oven of in de bergruimte.
• Gebruik geen vaatwerk of plastic houders om voedsel te bereiden.
• Plaats geen dichte schotels of houders in de oven.
• Laat het toestel niet onbewaakt achter tijdens bereidingen waar vetten en oliën kunnen vrijkomen.
• Verwijder alle ongebruikte ovenschalen en roosters uit de ovenruimte tijdens gebruik.
NL
147
Gebruik
Incorrect gebruik
Beschadiging van de oppervlakken
• Bedek de bodem van de ovenruimte niet met aluminiumfolie.
• Bij gebruik van bakpapier moet u er voor zorgen dat de circulatie van de warme lucht in de oven er niet door wordt verhinderd.
• Plaats geen potten of ovenschalen rechtstreeks op de bodem van de ovenruimte.
• Gebruik de open deur niet als steun voor potten of schalen te plaatsen op het binnenglas.
• De recipiënten en de vleesroosters moeten binnen de omtrek van de kookplaat geplaatst worden.
• Alle recipiënten moeten een effen en regelmatige bodem hebben.
• In geval van overstroming moet de vloeistof onmiddellijk van de kookplaat verwijderd worden.
3.3 Gebruik van de accessoires
Roosters en ovenschalen
Roosters en ovenschalen moeten in de zijgeleiders worden geplaatst tot aan het eindpunt.
• De mechanische veiligheidsblokkeringen om ongewenste verwijdering van de roosters te voorkomen moeten naar beneden en naar de binnenzijde van de oven gericht zijn.
Plaats de roosters en de schalen helemaal in de oven, tot ze vast komen te zitten.
3.2 Eerste gebruik
1. Verwijder eventueel aanwezige beschermende folie aan de binnen- en buitenzijde van het toestel en de accessoires.
2. Verwijder eventuele etiketten (behalve het plaatje met de technische gegevens) van de accessoires en uit de ovenruimten.
3. Verwijder en was alle accessoires van het toestel (zie 4 Reiniging en onderhoud).
4. Verwarm de oven op de maximale temperatuur om eventuele productieresten te verwijderen.
148
Maak de ovenschalen schoon voor het eerste gebruik, om eventuele productieresten te verwijderen.
Rooster voor ovenschaal
De ovenschaal kan op twee manieren worden gebruikt:
• in het rooster (waarbij de pal die tegen omvallen beschermt naar boven is gedraaid) om het vet op te vangen dat het voedsel tijdens de bereiding afgeeft;
• op het rooster (waarbij de pal die tegen omvallen beschermt naar beneden is gedraaid) voor de bereiding van nagerechten, koekjes, gebak...
Gebruik
Reductieroosters
De reductieroosters moeten op de roosters van de kookplaat gelegd worden. Controleer dat deze correct gepositioneerd zijn.
Draaispit (enkel op sommige modellen)
1. Gebruik de bijgeleverde klemvork om het draaispit voor te bereiden.
2. Schroef de bijpassende hendel op om het draaispit vlot te kunnen draaien.
NL
3. Plaats het draaispit na de voorbereiding op de daartoe voorziene steun. Plaats de stok in het gat zodat hij in het motortje van het draaispit wordt gekoppeld. Let op dat het profiel correct op het geleiderframe is geplaatst en verwijder de handgreep.
149
Gebruik
4. Activeer het draaispit door de
functieknop op te plaatsen
5. Gebruik aan het einde van de bereiding de handgreep van het draaispit om de stok uit het gat te verwijderen. Demonteer het frame zodat u het draaispit uit de ovenruimte kunt verwijderen.
3.4 Het gebruik van de kookplaat
Alle bedieningen en schakelaars bevinden zich op het frontpaneel. Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het toestel is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is voldoende om op de knop te drukken en hem linksom te draaien op het symbool van de maximale vlam, tot de brander wordt ingeschakeld. Als de brander niet wordt ontstoken binnen 15 seconden, moet de
knop op geplaatst worden en moet 60 seconden gewacht worden tot de
volgende poging. Na de ontsteking moet de knop enkele seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel kan opwarmen. Het kan voorvallen dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel onvoldoende is opgewarmd. Wacht enkele ogenblikken, en herhaal de handeling. Houd de knop langer ingedrukt.
In geval van een toevallige uitschakeling zorgt een veiligheidssysteem voor de blokkering van de gaslevering, ook wanneer de kraan open staat.
Plaats de knop op en wacht minstens 60 seconden om
nogmaals te ontsteken.
150
Deze handelingen moeten uitgevoerd worden wanneer de oven uitgeschakeld is en koud staat.
Gebruik
Correcte positie van de vlamverdelers en van de deksels
Voordat de branders van de kookplaat ingeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers correct gepositioneerd zijn met de respectievelijke deksels. Let op dat de openingen 1 van de vlamverdelers overeenstemmen met de vonkontstekers 3 en de thermokoppels 2.
Praktisch advies voor het gebruik van de kookplaat
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moeten recipiënten gebruikt worden met een deksel en die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt.
Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam zodanig verminderd worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt.
3.5 Gebruik van de bergruimte
Onderaan het fornuis is er een bergruimte die toegankelijk is door de handgreep naar u toe te trekken. Deze bergruimte is geschikt om potten en pannen of metalen voorwerpen voor gebruik met het toestel te bewaren.
NL
3.6 Het gebruik van de oven
Inschakelen van de oven
Om de oven in te schakelen:
1. Selecteer de gewenste bereidingsfunctie met de functieknop.
2. Selecteer de gewenste temperatuur met de temperatuurknop.
Regelmatige knipperingen van de controlelamp van de thermostaat tijdens de bereiding zijn normaal, en duidt aan dat de temperatuur in de oven constant wordt gehouden.
Diameter van de recipiënten:
• Hulpbrander: 12 - 14 cm.
• Halfsnelle brander: 16 - 24 cm.
• Snelle brander: 18 - 26 cm.
• Zeer snelle brander: 20 - 26 cm.
151
Gebruik
Lijst van de functies
Statisch
De warmte wordt gelijktijdig bovenaan en onderaan afgegeven, en maakt dit systeem geschikt voor het bereiden van speciale types van voedsel. De traditionele bereiding, die ook statisch wordt genoemd, is geschikt voor het klaarmaken van één gerecht per keer. Het is ideaal voor alle types van gebraden, brood en gevulde taarten, en het is vooral geschikt voor vet vlees zoals gans en eend.
Onderwarmte
De warmte, die enkel van onderaan komt, eindigt de bereiding van voedsel dat een hogere basistemperatuur nodig heeft, zonder gevolgen voor het bruin braden. Ideaal voor gebak of hartige taarten, vlaaien en pizza.
Grill
Met de warmte die van het grill element komt, kunnen uitstekende resultaten bereikt worden zoals het roosteren van dun en iets dikker vlees, en in combinatie met het draaispit (waar voorzien) wordt op het einde van de bereiding een uniforme goudbruine kleur verkregen. Ideaal voor worsten, ribbetjes en bacon. Met deze functie kan een grote hoeveelheid voedsel, en vooral vlees, uniform gegrild worden.
Geventileerde grill
De lucht afkomstig van de ventilator verzacht de warmtegolven die worden verkregen door de grill, zodat ook dik voedsel uitstekend wordt gegrild. Ideaal voor grote stukken vlees (bijv. varkensscheenbeen).
152
Grill + draaispit
Het draaispit werkt in combinatie met het grill element, zodat het voedsel een perfect goudbruine kleur krijgt.
Bij bereidingen met de grill, de geventileerde grill en grill + draaispit mag de temperatuur nooit hoger zijn dan 240°C.
Turbo
Met de combinatie van de geventileerde bereiding en de traditionele bereiding kan erg snel en doeltreffend verschillend voedsel op meerdere vlakken klaargemaakt worden, zonder het mengen van geuren of smaken. Ideaal voor omvangrijk voedsel waarvoor een intense bereiding nodig is.
Gebruik
Circulatie
Met de combinatie van de ventilator en de circulatieweerstand (ingebouwd in de achterkant van de oven) kan verschillend voedsel op meerdere vlakken bereid worden waarvoor dezelfde temperatuur en hetzelfde type van bereiding nodig is. De warmeluchtcirculatie verzekert een onmiddellijke en uniforme verdeling van de warmte. Het zal bijvoorbeeld mogelijk zijn om gelijktijdig (op meerdere vlakken) vis, groenten en koekjes klaar te maken, zonder dat de geur en de smaak zal vermengd worden.
Snel ontdooien
Het snel ontdooien wordt bevorderd door de activering van een specifieke ventilator die een uniforme verdeling van de lucht aan de omgevingstemperatuur in de ovenruimte garandeert. Ideaal voor elk type van voedsel.
3.7 Advies voor bereidingen
Algemeen advies
• Gebruik de geventileerde functie om een gelijkmatige bereiding te bekomen op verschillende niveaus.
• Algemeen gezien is het niet mogelijk om de kooktijden te verkorten door de temperatuur te verhogen (het voedsel zou aan de buitenkant goed gebakken kunnen zijn, maar binnenin minder).
Advies voor het bereiden van vleesgerechten
• De kooktijden hangen af van de dikte en van de kwaliteit van het voedsel, en van de smaak van de consument.
• Gebruik een vleesthermometer voor gebraad, of druk met een lepel op het gebraad. Als het gebraad stevig aanvoelt is het klaar, anders moet de bereiding nog een aantal minuten doorgaan.
Advies voor bereidingen met de grill en de geventileerde grill
• Het grillen van vlees kan zowel uitgevoerd worden bij koude als bij voorverwarmde oven, als het resultaat van de bereiding moet gewijzigd worden.
• Bij de functie van de geventileerde grill wordt daarentegen aanbevolen om de oven eerst voor te verwarmen.
• Er wordt aanbevolen om het voedsel in het midden van het rooster te plaatsen.
• In de grillfunctie is het aanbevolen om de temperatuurknop op de hoogste
waarde in te stellen (symbool ), voor een optimale bereiding.
NL
153
Gebruik
• Het voedsel moet gekruid worden voordat het wordt bereid. Ook olie of vloeibare boter moet vóór de bereiding toegevoegd worden.
• Gebruik de ovenschaal op het eerste vlak onderaan om de vloeistoffen afkomstig van het grillen op te vangen.
• De duur van de bereiding met de grill in de multifunctionele ovens en eventuele hulpovens mag respectievelijk nooit meer dan 60 minuten en 30 minuten bedragen.
Advies voor het bereiden van gebak en koekjes
• Gebruik bij voorkeur metalen en donkerkleurige bakvormen; deze helpen de warmte beter te absorberen.
• De temperatuur en de tijdsduur van de bereiding hangen af van de kwaliteit en de dikte van het deeg.
• U kunt nagaan of het gebak voldoende gebakken is binnenin door een tandenstoker in het hoogste deel te prikken. Wanneer het deeg niet aan de tandenstoker blijft plakken, is het gebak klaar.
• Wanneer het gebak verslapt wanneer het uit de oven wordt gehaald, moet bij de volgende bereiding de temperatuur ongeveer 10ºC lager worden ingesteld, en moet eventueel een langere kooktijd geselecteerd worden.
• Tijdens het bereiden van gebak of groenten kan excessief condens op de ruit gevormd worden. Om dit te vermijden, opent u de deur enkele keren zeer voorzichtig tijdens de bereiding.
Advies voor het ontdooien en het rijzen
• Er wordt aangeraden om het ingevroren voedsel zonder de verpakking in een recipiënt zonder deksel te plaatsen, op het eerste niveau van de oven.
• Vermijd opeenstapeling van voedingsmiddelen.
• Om vlees te ontdooien kunt u een rooster gebruiken op het tweede niveau, en een ovenschaal op het eerste niveau. Op deze manier blijft het voedsel niet in contact met de vloeistof van de ontdooiing.
• De meest delicate delen kunnen bedekt worden met aluminiumfolie.
• Voor het rijzen wordt aanbevolen om onderin de oven een bakje met water te zetten.
Om energie te besparen
• Stop de bereiding enkele minuten voordat de normale kooktijd verstrijkt. De bereiding zal voortgezet worden door de warmte die zich in de oven heeft opgehoopt.
• Open de deur van de oven zo weinig mogelijk, zodat de warmte niet verloren gaat.
• Houd de binnenkant van het toestel constant rein.
154
Gebruik
3.8 Klok programmeereenheid
1 Toets timer kookwekker 2 Toets duur bereiding 3 Toets einde bereiding 4 Toets afname waarde
5 Toets toename waarde
Verzeker u ervan dat de klok programmeereenheid het symbool
bereidingsduur toont , anders kan de oven niet worden
aangeschakeld.
Druk gelijktijdig op de toetsen en om de klok van de
programmeereenheid te resetten.
Instelling van het uur
De oven kan niet worden aangeschakeld als de tijd niet is ingesteld.
Bij het eerste gebruik of na een stroomonderbreking zullen de cijfers
op het display van het toestel
knipperen.
1. Druk tegelijkertijd op de toetsen en . De stip tussen de uren en de minuten
knippert.
2. Met de toetsen of kan het uur
ingesteld worden. Hou de toets ingedrukt om snel vooruit te gaan.
3. Druk op de toets of wacht 5
seconden. De stip tussen de uren en de minuten stopt met knipperen.
4. Het symbool op het display duidt
aan dat het toestel klaar is om de bereiding te starten.
Bereiding met tijdsinstelling
Met bereiding met tijdsinstelling wordt de functie bedoeld waarmee u met de bereiding kunt beginnen, en deze na een ingestelde tijd kan doen eindigen.
NL
1. Selecteer bereidingsfunctie en -
temperatuur, en druk op de toets .
Het display zal de cijfers en het symbool weergeven tussen de
uren en de minuten.
2. Druk op de toetsen of om de
gewenste minuten in te stellen.
155
Gebruik
3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op een toets te drukken om de functie te activeren. Op het display verschijnt het
actuele uur samen met de symbolen en .
4. Na de bereiding worden de verwarmingselementen gedesactiveerd.
Op het display wordt het symbool uitgeschakeld, knippert het symbool
en wordt een geluidssignaal geactiveerd.
5. Om het geluidssignaal uit te schakelen, moet op eender welke toets van de klok van de programmeereenheid gedrukt worden.
6. Druk gelijktijdig op de toetsen en om de klok van de programmeereenheid te resetten.
Het is niet mogelijk om een bereidingsduur van langer dan 10 uren in te stellen.
Wanneer u na de instelling de resterende tijd wilt weergeven,
moet u op de toets drukken.
Om de ingestelde programmering op nul te stellen, moet gelijktijdig
op de toetsen en gedrukt worden, en moet de oven manueel
uitgeschakeld worden.
Geprogrammeerde bereiding
Met geprogrammeerde bereiding wordt de functie bedoeld waarmee u op een vooraf bepaalde tijd met de bereiding kan beginnen, om ze na een vooraf ingestelde periode te doen eindigen.
1. Stel de bereidingsduur in zoals beschreven werd in de vorige paragraaf “Bereiding met tijdsinstelling” .
2. Druk op de toets . Op het display verschijnt de som van het actuele uur en
de eerder ingestelde bereidingsduur.
3. Druk op de toetsen of om de gewenste minuten in te stellen.
4. Wacht ongeveer 5 seconden zonder op een toets te drukken om de functie te activeren. Op het display verschijnt het
actuele uur samen met de symbolen en .
5. Na de bereiding worden de verwarmingselementen gedesactiveerd.
Op het display wordt het symbool uitgeschakeld, knippert het symbool
en wordt een geluidssignaal geactiveerd.
6. Om het geluidssignaal uit te schakelen, moet op eender welke toets van de klok van de programmeereenheid gedrukt worden.
156
Gebruik
7. Druk gelijktijdig op de toetsen en om de klok van de programmeereenheid
te resetten.
Wanneer u na de instelling de resterende tijd wilt weergeven,
moet u op de toets drukken. Druk op de toets om het uur
van het einde van de bereiding weer te geven.
Timer kookwekker
De timer kookwekker onderbreekt de bereiding niet, maar waarschuwt de gebruiker wanneer de ingestelde minuten verstreken zijn.
De kookwekker kan op eender welk ogenblik geactiveerd worden.
1. Druk op de toets . Het display toont
de cijfers en de knipperende controlelamp tussen de uren en de
minuten.
2. Druk op de toetsen of om de gewenste minuten in te stellen.
3. Wacht ongeveer 5 seconden zonder een toets in te drukken om de instelling van de kookwekker te beëindigen. Op het display verschijnen het actuele uur en
de symbolen en .
Het is niet mogelijk om een bereidingsduur van langer dan 24 uren in te stellen.
Nadat de kookwekker werd geprogrammeerd, toont de display het huidige uur. Om de resterende tijd weer te geven,
moet op de toets gedrukt worden.
Regeling van het volume van het geluidssignaal
Het geluidssignaal heeft drie verschillende toonhoogten. Druk wanneer het geluidssignaal wordt geproduceerd op de
toets om de instelling te wijzigen.
Het annuleren van de ingestelde gegevens
Druk gelijktijdig op de toetsen en om de ingestelde programmeringen op nul
te stellen. Schakel de oven daarna manueel uit als
geen bereiding bezig is.
NL
157
Indicatieve tabel van de bereidingen
Gebruik
Gerechten
Lasagne
Pasta uit de oven
Kalfsgebraad
Varkenslende
Schouderkarbonade
Gebraden konijn
Kalkoenbout
Coppa in de oven
Gebraden kip
Varkensworst
Varkenskoteletten
Hamburgers
Spek
Kip aan het spit
Zalmforel
Pizza
Brood
Focaccia
Gewicht
(kg)
3 - 4 Statisch 1 220 - 230 50 - 60
2 Statisch 1 220 - 230 40
1,2 Statisch+ventilator 2 180 - 190 70 - 80
1,2 Statisch+ventilator 2 180 - 190 70 - 80
1,2 Statisch+ventilator 2 180 - 190 90 - 100
1,2 Circulatie 2 180 - 190 70 - 80
1,5 Statisch+ventilator 2 180 - 190 80 - 90
2 Statisch+ventilator 2 180 - 190 190 - 210
1,2 Statisch+ventilator 2 190 - 200 60 - 70
1,2 Geventileerde grill 3 240 7 - 9 5 - 6
1,2 Grill 4 240 15 5
0,8 Grill 4 240 9 5
0,8 Geventileerde grill 3 240 13 3
1,2 Grill + draaispit 240 70 - 80
1,2 Geventileerde onderwarmte 2 150 - 160 35 - 40
1 Geventileerde onderwarmte 1 250 6 - 10
1 Circulatie 2 190 - 200 25 - 30
1 Statisch+ventilator 2 180 - 190 15 - 20
Functie
Positie van de
geleider vanaf
onderaan
Temperatuur
(°C)
Tijd (minuten)
Zijde 1 Zijde 2
Tulband/donut
Confituurtaart
Zanddeeg
Gevulde tortellini
Paradijstaart
Soezen/beignets
Cake
Rijsttaart
Brioches
Zanddeegkoekjes
1 Statisch+ventilator 2 160 50 - 60
1 Statisch+ventilator 2 160 30 - 35
0,5 Geventileerde onderwarmte 2 160 - 170 20 - 25
1,2 Circulatie 2 160 - 170 40 - 50
1,2 Statisch+ventilator 2 160 50 - 60
0,8 Statisch+ventilator 2 150 - 160 40 - 50
0,8 Circulatie 2 150 - 160 45 - 50
1 Circulatie/statisch 2 160 40 - 50
0,6 Circulatie 2 160 25 - 30
Statisch+ventilator 1 -3 160 - 170 16 - 20
De tijden die aangeduid worden in de tabel zijn exclusief de voorverwarmingstijden, en zijn indicatief.
158
Reiniging en onderhoud
4 Reiniging en onderhoud
4.1 Waarschuwingen
Incorrect gebruik
Beschadiging van de oppervlakken
• Reinig het toestel niet met een stoomreiniger.
• Gebruik op de stalen delen of de delen waarvan het oppervlak met metalen afwerkingen werd behandeld (bijv. elektrolytische oxidatie, vernikkeling, verchroming) geen producten die chloor, ammoniak of bleekmiddel bevatten.
• Gebruik geen schurende of bijtende middelen op de glazen onderdelen (bijv. poeders, ontvlekkers of metaalsponsjes).
• Gebruik geen ruw, schurend of scherp materiaal.
• Stop de verwijderbare onderdelen, zoals de roosters van de kookplaat, de vlamverdelers en de deksels niet in de vaatwasser.
4.2 Reiniging van het toestel
Om de oppervlakken in goede staat te houden, moeten ze na elk gebruik gereinigd worden nadat de oven afgekoeld is.
Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers zodat de oppervlakken niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek van microfiber.
Vermijd om etensresten op basis van suiker (bijv. marmelade) te laten drogen, dit kan het email binnenin aantasten.
Roosters van de kookplaat
Verwijder de roosters, en reinig deze met behulp van lauw water en een niet­schurend reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle afzettingen. Droog de roosters, en plaats ze weer op de kookplaat.
De roosters staan steeds in contact met de vlam zodat de glans van de delen van het staal, die het meest de warmte moeten verdragen, mettertijd kan verdwijnen. Dit is een normaal verschijnsel dat de functionaliteit van dit onderdeel absoluut niet schaadt.
NL
Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik steeds en uitsluitend specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten.
Giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak, spoel zorgvuldig af, en droog met een zachte doek of met een microfiber doek.
159
Reiniging en onderhoud
Vlamverdelers en deksels
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden om de reiniging te vergemakkelijken. Reinig deze delen met behulp van heet water en een niet-schurend reinigingsmiddel. Verwijder zorgvuldig alle afzettingen en wacht tot alles perfect droog is. Monteer de vlamverdelers weer, en controleer of ze correct gepositioneerd zijn in de zittingen met de respectievelijke deksels.
Vonkontstekers en thermokoppels
Voor een goede werking moeten de vonkontstekers en de thermokoppels steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.
4.3 Demontage van de deur
Om de reiniging van de oven te vergemakkelijken, kunt u de ovendeur verwijderen.
Voor een correcte demontage moet als volgt gehandeld worden:
1. Open de deur volledig en plaats de twee pennen in de openingen van de scharnieren zoals op de afbeelding.
2. Neem de deur aan beide kanten en met beide handen vast, til ze naar boven in een hoek van ongeveer 30°, en verwijder ze.
160
3. Om de deur weer te monteren, moeten de scharnieren in de daarvoor bestemde openingen in de oven geplaatst worden, zodat de gleuven A helemaal op de openingen steunen. Laat de deur zakken zodat ze geplaatst wordt, en verwijder
Reiniging en onderhoud
de pinnetjes uit de openingen in de scharnieren.
4.4 Reiniging van de ruiten van de deur
Er wordt aangeraden om deze steeds schoon te houden. Gebruik absorberend keukenpapier. Bij hardnekkig vuil moet u schoonmaken met een vochtige spons en een gewoon reinigingsmiddel.
Er wordt aanbevolen om reinigingsproducten van de constructeur te gebruiken.
4.5 De reiniging van de binnenkant van de oven
Om de oven in goede staat te houden, moet hij na afkoeling regelmatig gereinigd worden.
• Verwijder de verwijderbare onderdelen.
Reinig de ovenroosters met warm water en niet-schurende reinigingsmiddelen; spoel en droog ze daarna.
Verwijdering van de geleiderframes voor de roosters/ovenschalen
Als de geleiderframes voor de roosters/ ovenschalen worden verwijderd, kan de reiniging van de zijdelen makkelijker uitgevoerd worden.
Om de geleiderframes voor de roosters/ ovenschalen te verwijderen:
1. Schroef de twee bevestigingspinnen van de geleider los.
NL
2. Schuif de geleiderframes naar binnen. Als zelfreinigende panelen aanwezig zijn, moeten deze samen met de frames worden verwijderd.
Er wordt aangeraden om de oven ongeveer 15/20 minuten maximaal te verwarmen nadat specifieke producten gebruikt werden, om eventuele resten in de oven te elimineren.
Voor een gemakkelijke schoonmaak is het aanbevolen om de deur te verwijderen.
3. Herhaal na de reiniging de net beschreven handelingen om de geleiderframes weer te plaatsen.
161
Reiniging en onderhoud
4.6 Buitengewoon onderhoud
Delen onder elektrische stroom
Gevaar voor elektrische schok
• Schakel de stroomtoevoer naar het toestel uit.
Vervanging van de lamp voor de binnenverlichting
1. Draai de beschermkap A linksom los.
2. Vervang de lamp B met een soortgelijke (25W). Gebruik uitsluitend lampen voor ovens (T 300°C).
Demontage van de pakking van de oven
Voor een grondige reiniging van de oven kunt u de pakking van de deur verwijderen. In de 4 hoeken en in het midden zitten haken die de pakking bevestigen aan de rand. Trek de pakking op de aangegeven punten naar buiten om deze uit het toestel te verwijderen.
Gebruik een niet-schurende spons en lauw water om de deurpakkingen schoon te houden. De pakkingen moeten zacht en elastisch zijn.
3. Hermonteer de beschermkap A.
162
Installatie
5 Installatie
5.1 Gasaansluiting
Gaslek
Explosiegevaar
• Controleer na elke ingreep of het aandraaimoment van de gasaansluitingen zich tussen 10 Nm en 15 Nm bevindt.
• Gebruik, waar dit wordt gevraagd, een drukregelaar in overeenstemming met de van kracht zijnde norm.
• Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
• Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de lengte van de bebuizing niet langer is dan 2 meter van de maximale uitrekking voor flexibele stalen buizen en 1,5 meter voor rubberen buizen.
• De buizen mogen niet in aanraking komen met beweegbare delen, en mogen niet verpletterd worden.
Aansluiting met rubberleiding
Controleer of alle volgende voorwaarden gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in aanraking komt met hete wanden (max. 50 °C);
• of de leiding niet wordt onderworpen aan trekkrachten of spanningen, en geen strakke bochten maakt of vernauwingen heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• wanneer de buis niet perfect dicht is, en er dus gas kan ontsnappen, mag de buis niet hersteld worden; vervang met een nieuwe buis.
• controleer of de vervaldatum van de leiding, die wordt aangeduid op de leiding zelf, niet overschreden werd.
NL
Algemene informatie
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een flexibele stalen buis op een rechte wand, en volgens de voorschriften die aangeduid worden door de van kracht zijnde norm. Het toestel werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een druk van 20 mbar. Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het hoofdstuk “5.2 Aanpassing aan de verschillende gastypes”. De toevoerverbinding van het gas heeft een schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Voer de aansluiting op het gasnetwerk uit met een rubberleiding conform de kenmerken van de van kracht zijnde norm (controleer of de afkorting van deze norm op de leiding gedrukt is).
Draai de rubberhouder 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en plaats de pakking 2. Afhankelijk van de diameter van de gebruikte gasleiding kan ook de rubberhouder 4 vastgedraaid worden op de rubberhouder 3. Plaats, nadat de rubberhouder(s) werd(en) vastgedraaid, de
163
Installatie
gasleiding 6 op de rubberhouder en bevestig ze met de klem 5 conform de van kracht zijnde norm.
De aansluiting met rubberleiding conform de van kracht zijnde normen mag enkel uitgevoerd worden wanneer de leiding over de volledige lengte geïnspecteerd kan worden.
De binnendiameter van de buis moet 8 mm zijn voor vloeibaar gas, en 13 mm voor methaan en stadsgas.
Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar, en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde normen.
Aansluiting met een flexibele stalen buis
Voer de aansluiting op het gasnet uit met een flexibele stalen slang met continue wand, conform de kenmerken van de geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 van het toestel, en voorzie steeds de bijgeleverde pakking 2.
Aansluiting met een flexibele stalen buis met bajonetsluiting
Voer de aansluiting op het gasnet uit met behulp van een flexibele stalen buis met bajonetsluiting, in overeenstemming met B.S. 669. Breng isolerend materiaal aan op de schroefdraad van de gasleiding 4, en draai de adapter 3 vast. Draai het blok vast op de mobiele verbinding 1 van het toestel, en voorzie steeds de bijgeleverde pakking
2.
De toevoerdruk moet de waarden respecteren die worden aangeduid in de tabel “Type van gas en toebehorende landen”
164
Installatie
Aansluiting met een flexibele stalen buis met conische verbinding
Voer de aansluiting op het gasnet uit met een flexibele stalen slang met continue wand, conform de kenmerken van de geldende norm.
Draai de verbinding 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 (schroefdraad ½” ISO 228-1) van het toestel, en breng altijd de bijgeleverde pakking 2 aan. Breng isolatiemateriaal aan op de schroefdraad van de verbinding 3, en draai de flexibele stalen leiding 4 vast op de verbinding 3.
Ventilatie van de vertrekken
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel lang niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
NL
Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen.
165
Installatie
Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
1 Evacuatie door middel van een afzuigkap
2 Evacuatie zonder afzuigkap
A Evacuatie in enkel rookkanaal met
natuurlijke trek B Evacuatie in enkel rookkanaal met
elektrische ventilator C Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer
met elektrische ventilator op de wand of in de ruit
D Evacuatie rechtstreeks in de atmosfeer via de wand
5.2 Aanpassing aan de verschillende gastypes
Het toestel werd gekeurd voor methaan G20 aan een druk van 20 mbar.
Wanneer andere gastypes worden gebruikt, moeten de straalpijpen op de branders vervangen worden en moet de minimum vlam op de gaskranen geregeld worden.
Vervanging van de straalpijpen
1. Verwijder de roosters, de deksels en de
vlamverdelers om de branderdoppen te bereiken.
2. Vervang de straalpijpen met behulp van
een sleutel van 7 mm naargelang het gebruikte gas (zie Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen).
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
166
1. Interne straalpijp
2. Externe straalpijp
3. Plaats de branders weer correct in de
gepaste zittingen.
Installatie
Regeling van het minimum voor methaan of stadsgas
Schakel de brander in, en stel in op de minimum positie. Verwijder de knop van de gaskraan, en handel op de regelschroef die zich naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk van het model) tot een regelmatige minimum vlam wordt verkregen.
Monteer de knoppen opnieuw, en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander. Draai de knop snel vanaf de maximum positie naar de minimum positie: de vlam zou niet mogen uitgaan. Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.
Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Draai de schroef naast het staafje van de kraan helemaal rechtsom.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de fabrieksafstelling moet het etiket voor de regeling van het gas, dat werd aangebracht op het toestel, vervangen worden door het etiket voor het nieuwe gas. Het etiket is bij de straalpijpen gevoegd (indien aanwezig).
NL
Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken. Reinig ze intern, en vervang het smeervet.
De smering van de gaskranen moet uitgevoerd worden door een gespecialiseerde technicus.
167
Installatie
Type van gas en toebehorende landen
Type van gas IT GB-IE FR-BE DE AT NL ES PT SE RU DK
1 Methaan G20 G20 20 mbar G20/25 20/25 mbar 2 Methaan G25 G25 25 mbar 3 Methaan G25 G25 20 mbar 4 Vloeibaar gas G30/31 G30/31 28/37 mbar G30/31 30/37 mbar G30/31 30/30 mbar 5 Vloeibaar gas G30/31 G30/31 50 mbar 6 Stadsgas G110 G110 8 mbar 7 Stadsgas G120 G120 8 mbar
•• •• •••••
••
••
••
••
••
168
Installatie
Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen
1 Methaan G20 AUX SR R UR2 Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van de straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Gereduceerd verbruik (W) 2 Methaan G25 AUX SR R UR2 Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van de straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Gereduceerd verbruik (W) 3 Methaan G25 AUX SR R UR2 Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van de straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Gereduceerd verbruik (W) 4 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR2 Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van de straalpijp (1/100 mm) Gereduceerd verbruik (W) Nominaal verbruik G30 (g/h) Nominaal verbruik G30 (g/h) 5 Vloeibaar gas G30/31 AUX SR R UR2 Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van de straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Gereduceerd verbruik (W) Nominaal verbruik G30 (g/h) Nominaal verbruik G30 (g/h) 6 Stadsgas G110 AUX SR R UR2 Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van de straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Gereduceerd verbruik (W) 7 Stadsgas G120 AUX SR R UR2 Nominaal warmteverbruik (kW) Diameter van de straalpijp (1/100 mm) Voorkamer (gedrukt op straalpijp) Gereduceerd verbruik (W)
De straalpijpen die niet worden bijgeleverd, kunnen gevonden worden bij de Erkende Assistentiecentra.
1.0 1.8 3.0 4.2 72 97 115 75 + 135 (X) (Z) (Y) (H1)+(H3)
400 500 800 1900
1.0 1.8 3.0 4.2 72 94 121 75 + 145
(F1) (Y) (F2) (H1)+(H3) 400 500 800 1900
1.0 1.8 3.0 4.1 77 100 134 80 + 145
(F1) (Y) (F3) (Y)+(H3) 400 500 800 1900
1.0 1.8 3.0 4.2 50 65 85 46 + 91
400 500 800 1900
76 131 218 305 75 129 214 300
1.0 1.8 2.9 4.2 43 58 70 43 + 70
(H2) (M) (Y) (S1)+(H2)
400 500 800 1900
76 131 211 305 75 129 207 300
1.0 1.8 3.0 3.8
145 185 260 140 + 320
(8) (2) (3) -
400 500 800 1400
1.0 1.8 3.0 3.9
135 175 240 130 + 290
(8) (1) (3) -
400 500 800 1400
NL
169
Installatie
5.3 Elektrische aansluiting
Elektrische spanning
Gevaar voor elektrische schok
• Laat het toestel aansluiten door gekwalificeerd technisch personeel.
• Gebruik een persoonlijk beschermingsmiddel.
• De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
• Schakel de stroomtoevoer uit.
• Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te halen.
• Gebruik kabels die bestand zijn tegen temperaturen van minstens 90 °C.
• Het aanhaalmoment van de schroeven van de stroomgeleiders van het klemmenbord moet 1,5 - 2 Nm bedragen.
Algemene informatie
Controleer of de kenmerken van het stroomnet overeenstemmen met de gegevens op het identificatieplaatje.
Het identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en de markering is zichtbaar op het toestel aangebracht.
Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
Voorzie de aarding met een kabel van minimaal 20 mm langer dan de andere.
De waarden verwijzen naar de diameter van de interne geleider.
De stroomkabels hebben afmetingen die rekening houden met de gelijktijdigheidsfactor (conform de norm EN 60335-2-
6).
Vaste aansluiting
Voorzie een meerpolige onderbreking voor de voeding, overeenkomstig de installatienormen.
De onderbreking moet gemakkelijk bereikbaar zijn, in de nabijheid van het toestel.
Aansluiting met stekker en stopcontact
Controleer of de stekker en het stopcontact van hetzelfde type zijn.
Gebruik geen verloopstekkers, adapters of aftakkingen, omdat ze oververhitting of brand zouden kunnen veroorzaken.
170
Installatie
5.4 Plaatsing
Zwaar toestel
Pletgevaar
• Plaats het toestel op het meubel samen met een tweede persoon.
Druk op de open deur
Gevaar voor beschadiging van het toestel
• Gebruik de deur niet als hefboom om het toestel in het meubel te plaatsen.
• Oefen niet te veel kracht uit op de geopende deur.
Warmteontwikkeling tijdens werking van het toestel
Brandgevaar
• Fineerbewerkingen, kleefstoffen of plastic bekledingen van aangrenzende meubels moeten warmtebestendig zijn (minstens 90°C).
Keukenkasten die zich boven het werkblad bevinden, moeten zich op een afstand van minstens 750 mm bevinden.
NL
Bij gebruik van een afzuigkap boven de kookplaat dient de gebruiksaanwijzing van de afzuigkap te worden geraadpleegd om de correcte afstand te bepalen.
Dit toestel behoort naargelang het installatietype tot de klasse:
Algemene informatie
Het toestel kan geïnstalleerd worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op een minimum afstand van 150 mm van de zijkant van het toestel, zoals wordt aangeduid in de afbeeldingen A en C betreffende de installatieklassen.
A - Klasse 1
(Toestel vrije installatie)
171
B - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd toestel)
Installatie
Montage van de plint
De bijgeleverde plint is een integrerend deel van het product. Ze moet op het toestel bevestigd worden voordat het toestel zelf wordt geïnstalleerd.
De plint moet steeds correct gepositioneerd en bevestigd worden op het toestel.
1. Draai de 4 schroeven (A) los op de achterzijde van de kookplaat (2 aan elke kant).
2. Plaats de plint op het vlak.
3. Lijn de openingen van de plint (B) uit met de schroeven (A).
172
4. Bevestig de plint op het vlak met de 4 voorheen losgedraaide schroeven.
C - Klasse 2 subklasse 1
(Ingebouwd toestel)
Het toestel moet geïnstalleerd worden door een bevoegd technicus, en volgens de van kracht zijnde normen.
Loading...