U hebt gekozen voor een Škoda - wij danken u hartelijk voor uw vertrouwen.
Met uw nieuwe Škoda krijgt u een auto met ultramoderne techniek en talrijke opties, waarvan u vast en zeker bij
dagelijks gebruik maximaal plezier zult beleven. Met het oog hierop adviseren wij u dan ook, dit instructieboekje
aandachtig door te lezen, zodat u uw auto snel en grondig leert kennen.
Mocht u verdere vragen met betrekking tot uw auto of eventuele problemen hebben, verzoeken wij u contact op te
nemen met een Škoda-dealer/vakgarage of de importeur. Daar zijn vragen, opmerkingen en kritiek altijd welkom.
Afwijkende nationale wettelijke regelingen hebben voorrang op de informatie gegeven in deze handleiding.
Wij wensen u veel plezier met uw Škoda en altijd een goede reis.
Uw Škoda Auto
Inleiding2
Wagendocumentatie
In de meegeleverde documentatie van uw auto vindt u naast dit ’instructie-
boekje’ ook een ’serviceplan’ en ’aanwijzingen voor hulp onderweg’.
Bovendien kunnen al naargelang het model en de uitvoering verschillende
gebruiksaanwijzingen en extra aanwijzingen aanwezig zijn (bijv. radioinstructieboekje).
Als u één van bovengenoemde documenten mist, verzoeken wij u direct
contact op te nemen met een Škoda-dealer, waar men u graag zal helpen.
Er moet rekening mee worden gehouden dat de gegevens op het
kenteken steeds voorrang hebben op de gegevens in dit instructieboekje.
Gebruiksaanwijzing
Dit instructieboekje beschrijft de huidige omvang van de uitrusting.
Enkele van de hier genoemde uitrustingen worden later geïntroduceerd of
zijn alleen bedoeld voor bepaalde exportlanden. De afbeeldingen kunnen
in enkele onbelangrijke details afwijken van uw auto; de afbeeldingen
moeten echter alleen maar worden gezien als algemene informatie.
Naast de informatie met betrekking tot de bediening staan in het instructieboekje ook belangrijke gebruiks- en onderhoudstips ten behoeve van uw
veiligheid alsmede voor het behouden van de inruilwaarde van uw auto.
Hier staan belangrijke tips en helpinformatie in. Bovendien staat hierin hoe
u met uw auto veilig, economisch en milieuvriendelijk kunt rijden.
Let, met het oog op de veiligheid, ook beslist op de informatie met
betrekking tot accessoires, wijzigingen en vervanging van onderdelen
bladzijde 189.
Het serviceplan
bevat:
gegevens van de auto;
onderhoudsintervallen;
overzicht van de onderhoudswerkzaamheden;
servicebewijs;
bevestiging van de mobiliteitsgarantie (geldt alleen in bepaalde landen);
belangrijke aanwijzingen met betrekking tot de garantie.
De bevestigingen van de uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden zijn een
van de voorwaarden voor een eventuele garantieaanspraak.
Geef het serviceplan dan ook altijd af als u uw auto bij een servicedealer
afgeeft.
Als het serviceplan is zoekgeraakt of op is, neem dan contact op met de
Škoda-dealer waar u de auto regelmatig voor onderhoud aanbiedt. Hier
ontvangt u dan een duplicaat waarin de tot nu toe uitgevoerde onderhoudsbeurten worden bevestigd.
Hulp onderweg
Hierin staan de belangrijkste telefoonnummers in bepaalde landen en de
adressen en telefoonnummers van de Škoda-importeurs.
Maar ook de andere hoofdstukken van dit instructieboekje zijn belangrijk,
want een vakkundige behandeling van de auto draagt - naast regelmatig
onderhoud - bij aan het behouden van een goede inruilwaarde en is bovendien in de meeste gevallen één van de voorwaarden voor het recht op een
garantieaanspraak.
Tre f wo o rd en l ij s t . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inhoudsopgave5
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Structuur van dit instructieboekje (toelichtingen)6
ATT ENT IE!
Voorzichtig!
Milieu
Aanwijzing
Structuur van dit instructieboekje (toelichtingen)
Dit instructieboekje is systematisch opgebouwd om het vinden en opnemen van de
benodigde informatie te vergemakkelijken.
Hoofdstuk, inhoudsopgave en trefwoordenregister
De tekst van dit instructieboekje is in relatief korte paragrafen ingedeeld, die in overzichtelijke hoofdstukken zijn samengevoegd. Het actuele hoofdstuk staat rechtsonder op de pagina geaccentueerd.
De aan de hand van de hoofdstukken ingedeelde inhoudsopgave en het uitgebreide
trefwoordenregister achter in het instructieboekje helpen u de gewenste informatie
snel te vinden.
Hoofdstukken
De meeste alinea's gelden voor alle auto's.
Omdat de uitvoeringsvarianten echter zeer veelvuldig kunnen zijn, is het niet te voorkomen, dat ondanks de indeling in alinea's soms ook uitvoeringen worden genoemd
waar uw auto niet mee is uitgerust.
Samenvatting en uitleg
Elke alinea is voorzien van een kop.
Er volgt beknopte informatie (in groot cursief schrift) waarover het in deze alinea
gaat.
De afbeelding wordt meestal gevolgd door een uitleg (in relatief groot schrift) die in
klare taal uitlegt hoe u te werk moet gaan. Uit te voeren handelingen worden aangegeven met een koppelteken.
Richtingaanwijzingen
Alle richtingaanwijzingen zoals ’links’, ’rechts’, ’voor’, ’achter’ zijn gebaseerd op de
rijrichting van de auto.
Symboolverklaring
De zo gekenmerkte onderdelen behoren seriematig alleen bij bepaalde modellen
of zijn alleen bij bepaalde modellen als extra leverbaar.
Eind van een hoofdstuk.
Het hoofdstuk gaat op de volgende bladzijde verder.
Aanwijzingen
Alle vier de typen aanwijzingen die in de tekst worden gebruikt staan altijd aan het
einde van het betreffende hoofdstuk vermeld.
De belangrijkste aanwijzingen worden aangeduid met de kop ATTENTIE. Deze
ATTENTIE-aanwijzingen attenderen op een ernstige kans op ongevallen of
letsel. In de tekst vindt u vaak een dubbele pijl die wordt gevolgd door een klein
attentiesymbool. Dit symbool attendeert op een ATTENTIE-aanwijzing aan het
einde van de alinea die beslist moet worden opgevolgd.
Een voorzichtig-aanwijzing attendeert op mogelijke defecten aan uw auto (bijv.
defecte versnellingsbak), of attendeert op de kans op een ongeval.
Een milieu-aanwijzing attendeert op de milieubescherming. Hier vindt u bijv.
adviezen voor een lager brandstofverbruik.
Een normale aanwijzing attendeert op algemene en belangrijke informatie.
Bediening
7
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Cockpit8
Afb. 1 Een aantal op de foto weergegeven uitrustingen gelden alleen maar voor bepaalde type-uitvoeringen of zijn als optie leverbaar.
Cockpit
Aanwijzing
A
1
44
A
2
58
A
3
81
A
4
53
96
A
5
127
108
A
6
15
A
7
19
56
A
8
55
A
9
143
A
10
81
A
11
52
A
12
133
A
13
818487
A
14
77
A
15
127
A
16
133
A
17
40
43
A
18
201
A
19
49, 52
A
20
171
A
21
91
A
22
91
A
23A24
62
A
25
39
A
26
94
103
A
27
62
A
28
75
78
A
29
115
Cockpit9
Overzicht
Door dit overzicht zult u snel vertrouwd raken met de meters/controlelampjes en de bedieningselementen.
Bij auto's die af fabriek met een radio, of navigatiesysteem zijn uitgerust, is een
aparte handleiding voor de bediening van deze apparaten bijgevoegd.
Bij auto's met stuur rechts wijkt de plaatsing van de bedieningselementen voor een
deel af van de in bladzijde 8, afb. 1 weergegeven plaatsing. De symbolen komen
echter overeen met die op de bedieningselementen van auto's met stuur links.
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Beknopte handleiding10
ATT ENT IE!
Afb. 2 Radiografische afstandsbediening
A1A2A3A
4
Beknopte handleiding
Basisfuncties en belangrijke aanwijzingen
Inleiding
Het hoofdstuk 'De beknopte informatie' dient alleen voor een snelle
kennismaking met de belangrijkste bedieningselementen van de auto.
Alle aanwijzingen in de volgende hoofdstukken van de handleiding
moeten beslist in acht genomen worden.
Auto ont- en vergrendelen
Auto ontgrendelen
Kofferklep ontgrendelen
Auto vergrendelen
Sleutel uitklappen/inklappen
Zie voor verdere aanwijzingen bladzijde 41, ’Wagen ont- en vergrendelen’.
Stuurwielstand instellen
Afb. 3 Verstelbaar stuurwiel: Hendel aan de stuurkolom / de juiste afstand van de bestuurder
tegenover het stuurwiel
De stand van het stuurwiel is in hoogte en lengterichting instelbaar.
– Klap de hendel onder de stuurkolom naar beneden afb. 3 - links.
– Plaats het stuurwiel in de gewenste stand (hoogte en hoek).
– Druk de hendel naar boven tot aan het etiket.
De stand van het stuurwiel is in hoogte en lengterichting instelbaar.
Zie voor verdere aanwijzingen bladzijde 91, ’Stuurwielstanden instellen’.
Stel het stuur wiel zo af dat de afstand tussen het stuurwiel en het borstbeen
minstens 25 cm bedraagt afb. 3 - rechts. Als deze minimale afstand niet
wordt aangehouden, kan het airbagsystee m u niet beschermen - levensgevaar!
Het stuurwiel mag nooit tijdens de rit worden versteld!
Om veiligheidsredenen moet de hendel altijd vast naar boven zijn gedrukt
zodat de stand van het stuurwiel onder het rijden niet onbedoeld kan wijzigen
Instellen van uren/minuten
Activering/deactivering van de tweede snelheid in mph respectievelijk in
km/u*
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
Service interval - Aanduiding van de rustdagen en het aantal kilometers
respectievelijk mijlen tot de volgende Inspectie-service / Reset*
Toets voor:
Dagteller voor voor de afgelegde rijafstand terugstellen
Service-intervalindicatie terugzetten
Instellen van uren/minuten
Aanduidings modus activeren/deactiveren
Brandstofmeter* bladzijde 16
1)
Geldt voor landen, waarin de waarde in britse maateenheden wordt aangeduid.
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
1)
Instrumenten en controlelampen16
Milieu
Aanwijzing
ATT ENT IE!
Voorzichtig!
A1A
4A7
Toerenteller
Het rode bereik van de snelheidsmeterschaal bladzijde 15, afb. 15 kenmerkt het
bereik, in welke de motoraandrijving begint met het begrenzen van het motortoerental. De motoraandrijving begrenst het motortoerental op een zekere grenswaarde.
Schakel, voor het bereiken van het rode bereik van de snelheidsmeterschaal naar de
volgend hogere gang respectievelijk kiest u de keuzehandel instelling D van de automatische versnellingsbak.
Vermijd hoge motortoerentallen gedurende de ingansperiode en voor de motor op
werkingstemperatuur is verwarmt bladzijde 151.
Op tijd opschakelen helpt brandstof te besparen, verlaagt de geluidsproductie en
ontziet het milieu en is goed voor de levensduur en betrouwbaarheid van de motor.
Snelheidsmeter
Waarschuwing bij snelheidsovertreding*
Bij het overschrijden van de rijsnelheid van 120 km/uur klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal. Als de snelheid weer terugloopt tot onder deze snelheidsgrens,
wordt het akoestische waarschuwingssignaal uitgeschakeld.
Deze functie geldt alleen voor enkele landen.
Koelvloeistoftemperatuurmeter*
De koelvloeistoftemperatuurmeter bladzijde 15, afb. 15 werkt alleen maar bij
ingeschakeld contact.
Neem, om schade aan de m otor te voorkom en, de volg ende aan wijzin gen in a cht met
betrekking tot temperatuurbereiken op de meter:
Bereik voor koude motor
Als de wijzer in het linkergedeelte van de meterschaal staat heeft de motor zijn bedrijfstemperatuur nog niet bereikt. Vermijd hoge motortoerentallen, vol gas en zware
motorbelastingen.
Bereik bedrijfswarme motor
De motor heeft zijn bedrijfstemperatuur bereikt als de wijzer in het middelste gedeelte
van de meterschaal staat. Bij sterke motorbelasting en hoge buitentemperaturen kan
de wijzer ook verder naar rechts lopen. Dit kan geen kwaad zolang het waarschuwingssymbool in het instrumentenpaneel niet knippert.
Als het symbool op het instrumentenpaneel knippert, is of de koelvloeistof tempe-ratuur te hoog of het koelvloeistof peil te laag. Aanwijzingen opvolgen
bladzijde 29, ’Koelvloeistoftemperatuur/Koelvloeistofpeil ’.
Neem de waarschuwingsaanwijzingen in acht bladzijde 172, ’Werkzaamheden in de motorruimte’ voordat u de motorkap opent en het koelvloeistofpeil controleert.
Verstralers en andere aanbouwdelen voor de verseluchtinlaat verslechteren de koelwerking van de koelvloeistof. Bij hoge buitentemperaturen en zware motorbelasting is
de kans aanwezig dat de motor oververhit raakt!
Brandstofmeter*
De brandstofmeter bladzijde 15, afb. 15 werkt alleen maar bij ingeschakeld
contact.
De tankinhoud bedraagt ca. 45 liter. Als de wijzer de reservestand heeft bereikt, gaat
op het instrumentenpaneel het waarschuwingssymbool branden. Er zit nog ca.
7 liter brandstof in de tank. Dit symbool herinnert eraan, dat u moet tanken.
Op het informatiedisplay* verschijnt:
Please refuel! (Tanken s.v.p.!)
Als extra waarschuwingssignaal klinkt een akoestisch signaal.
Voorzichtig!
ATT ENT IE!
Aanwijzing
A
6
Afb. 16 Service-interval-indicatie:
Aanwijzing
Bij enkele voertuigen wordt de brandstofmeter in de display van het instrumentenpaneel aangeduid.
Instrumenten en controlelampen17
Indien bij auto's die met informatiedisplay* zijn uitgerust, en de aanduiding van
tweede snelheid in mph resp. in km/u geactiveerd is, wordt de rijsnelheid in plaats van
de teller, weergegeven voor de gehele afgelegde rit.
Rijd de tank nooit helemaal leeg! Een onregelmatige verzorging van het brandstofsysteem kan ertoe leiden dat de motor onregelmatig draait. Er kan dan onverbrande
brandstof in het uitlaatsysteem terechtkomen en de katalysator beschadigen.
Kilometertotaalteller
De kilometerdagteller bevindt zich in het onderste gedeelte van de display. De indicatie van de afgelegde afstand vindt plaats in kilometers (km). In enkele landen wordt
de maateenheid ’mijlen’ gebruikt.
Terugstelknop
Houd de terugstelknop bladzijde 15, afb. 15 ca. 1 seconde ingedrukt, de kilometerdagteller wordt teruggezet op nul.
Kilometerdagteller (trip)
De kilometerdagteller geeft de afstand weer die is afgelegd nadat de kilometerteller
voor de laatste keer op nul is teruggezet - en wel in stappen van 100 m, resp. 1/10 mijl.
Kilometertotaalteller
De kilometertotaalteller geeft het aantal kilometers, resp. mijlen weer die de auto in
totaal heeft afgelegd.
Storingindicator
Als er sprake is van een storing in het instrumentenpaneel, verschijnt op de display
continu Error. Laat de storing zo snel mogelijk door een Škoda-dealer opheffen.
Verstel om veiligheidsredenen de kilometerdagteller nooit tijdens het rijden!
Service-interval-indicatie
Volgens de uitrusting van de auto kan de indicatie op de display afwijken.
Service-interval-indicatie
Voor het bereiken van het service-interval wordt na het aanschakelen van het contact
een sleutelsymbool en de nog resterende kilometers aangetoond afb. 16
Gelijktijdig verschijnt een aanduiding over de nog resterende dagen tot het volgende
service-interval.
Op het informatiedisplay* verschijnt:
Service in ... km or ... days (service na ... km of ... dagen)
De kilometerindicatie of de dagindicatie loopt voor de servicebe urt in stappen van 100
km of hele dagen terug.
Als het service-interval is bereikt, verschijnt op de display gedurende 20 seconden een
knipperend sleutelsymbool en de tekst Service.
Op het informatiedisplay* verschijnt:
Service now! (Onderhoud nu!)
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Instrumenten en controlelampen18
Voorzichtig!
Aanwijzing
ATT ENT IE!
A
5
A
6A5A6
A5A
6
Indicatie over de nog af te leggen afstand en dagen tot aan de eerstvolgende
onderhoudsbeurt
U kunt de nog resterende rijafstand en dagen tot de volgende servicebeurt op eender
welke tijd met behulp va de toets laten aantonen bladzijde 15.
Op de display verschijnt gedurende 10 seconden een sleutelsymbool en een
aanduiding over de nog resterende kilometers. Gelijktijdig verschijnt een aanduiding
over de nog resterende dagen tot het volgende service-interval.
Bij auto's die met informatiedisplay* zijn uitgerust roept u deze aanduiding in het
volgende menu op SETUP (Instellingen) bladzijde 23.
Op het informatiedisplay* verschijnt gedurende 10 seconden:
Service in ... km or ... days (service na ... km of ... dagen)
Service-intervalindicatie terugzetten
Het terugstellen van de service-intervalindicatie kan pas worden uitgevoerd als op de
display van het instrumentenpaneel een servicemelding of ten minste een voorafgaande waarschuwing wordt weergegeven.
Wij adviseren het resetten door een Škoda-dealer te laten uitvoeren.
De dealer:
zet na de betreffende Grote Onderhoud Service het geheugen van de indicatie
terug;
noteert de onderhoudsbeurt in het serviceplan;
plakt de sticker, met de aantekening voor de volgende onderhoudsbeurt aan de
zijkant van het instrumentenpaneel aan de bestuurderszijde.
De service-interval-indicaties kunnen ook met behulp van de terugstelknop
bladzijde 15 als volgt worden gereset (teruggesteld):
Bij auto's die met informatiedisplay* zijn uitgerust roept u deze aanduiding in het
volgende menu op SETUP (Instellingen) bladzijde 23.
Reset de indicatie nooit tussen de onderhoudsintervallen in omdat er anders
verkeerde gegevens worden weergegeven.
Bij losgekoppelde autoaccu blijven de waarden van de service-interval-indicatie
bewaard.
Indien na een herstelling het instrumentenpaneel wordt verwisseld, moet in de
teller voor de dienstbeurtaanduiding de correcte waarde worden ingevoerd. Deze
werkzaamheden worden door een Škoda-dealer uitgevoerd.
Na het resetten van de indicatie met verlengde flexibele onderhoudsintervallen
(QG1) worden de gegevens net zoals bij auto's met verlengde vaste onderhoudsintervallen (QG2) weergegeven. Om deze reden adviseren we de service-interval-indicatie
alleen door een erkende Škoda-dealer te laten resetten, die het resetten uitvoert met
behulp van een elektronicatester.
Uitgebreide informatie met betrekking tot de onderhoudsintervallen - zie
brochure Serviceplan.
Digitale klok
De klok stelt u in met de toetsen en bladzijde 15, afb. 15.
Met de toets kiest u de aanduiding, die u veranderen wilt, en met de toets doorvoert u de verandering.
Bij voertuigen die met informatiedisplay* zijn uitgerust, kan de klok in het menu Time
(uur) ingesteld worden bladzijde 25.
De tijd mag om veiligheidsredenen niet tijdens het rijden, maar alleen bij stilstaande motor worden ingesteld.
Wij adviseren de service-interval-indicatie niet zelf te resetten omdat dit kan leiden tot
een verkeerde instelling van de service-interval-indicatie, waardoor er storingen in de
auto kunnen optreden.
Instrumenten en controlelampen19
Aanwijzing
Afb. 17 Schakeladvies voor verandering van versnelling
A
AABAA
Afb. 18 Multifunctie-indicator
Schakeladvies voor verandering van versnelling*
Op de display van het instrumentenpaneel wordt een informatie over de geschakelde
versnelling afb. 17 weergegeven.
Om zo min mogelijk brandstof te verbruiken wordt op het display een advies tot het
schakelen in een andere versnelling getoond.
Als het regelapparaat herkent dat het gunstig is om van versnelling te veranderen,
wordt op de display een pijl weergegeven. De pijl wijst naar boven of naar
beneden, naargelang wordt aanbevolen om naar boven of naar beneden te schakelen.
Gelijktijdig word tin de plaats van de actueel ingeschakeld versnelling de aanbevolen versnelling aangeduid.
Multi-functie-indicatie (boordcomputer)*
Inleiding
De multifunctionele -indicatie wordt, afhankelijk van de uitrusting van de auto, op de
display afb. 18 of op het informatiedisplay weergegeven bladzijde 22.
De multifunctionele -indicatie biedt een reeks nuttige informatie:
Buitentemperatuur bladzijde 21
Rijtijd bladzijde 21
Actueel brandstofverbruik bladzijde 21
Gemiddeld brandstofverbruik bladzijde 21
Actieradius bladzijde 21
Afgelegde afstand bladzijde 22
Gemiddelde snelheid bladzijde 22
Actuele snelheid* bladzijde 22
Waarschuwing bij snelheidsovertreding* bladzijde 22
Bij auto's die met informatiedisplay* zijn uitgerust, is het mogelijk om de aanduiding
van sommige informatie uit te schakelen.
In bepaalde exportuitvoeringen worden de waarden in het Engelse stelsel weerge-
geven.
Wordt de aanduiding van de snelheid in mph geactiveerd, dan wordt de actuele
snelheid* in km/u niet aangetoond op de display.
Geheugen
De multifunctionele -indicatie is uitgevoerd met twee automatisch werkende geheugens. In het midden van de displayveld wordt het gekozen geheugen weergegeven
afb. 18.
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Instrumenten en controlelampen20
Aanwijzing
A
B
Afb. 19 multifunctione le -indicatie:
Bedieningselementen
AAABA
BAAABAB
De gegevens van het ritgeheugen (geheugen 1) word en w eer geg eve n al s op de d isp la y
een 1 verschijnt. Als er een 2 verschijnt worden de gegevens van het reisgeheugen
(geheugen 2) weergegeven.
Het schakelen tussen de geheugens wordt uitgevoerd met behulp van toets
afb. 19 aan de ruitenwisserhendel.
Ritgeheugen (geheugen 1)
Het ritgeheugen verzamelt de rij-informatie vanaf het inschakelen tot aan het uitschakelen van het contact. Als de rit binnen 2 uur na het uitschakelen van het contact
wordt voortgezet worden de er dan nog bijkomende waarden meegenomen in de
berekening van de actuele rij-informatie. Bij een onderbreking van de rit met meer
dan 2 uur wordt het geheugen automatisch gewist.
Reisgeheugen (geheugen 2)
Een reisgheugen verzamelt de rijgegvens van en willekeurig aantal individuele ritten
tot in totaal 19 uur en 59 minuten of 1 reistraject van 1.999 km resp., bij wagens die
uitgerust zijn met een informatiedisplay* 99 uur en 59 minuten of en reistraject van
9.999 km. Als een van de genoemde waarden wordt overschreden, wordt het
geheugen gewist en start de berekening opnieuw.
Het reisgeheugen wordt, in tegenstelling tot het ritgeheugen, niet na een onderbreking
van meer dan 2 uur gewist.
Als de autoaccu wordt losgekoppeld, worden alle waarden in het geheugen gewist 1
en 2.
Bediening
De tuimelschakelaar en de toets bevinden zich in de ruitenwisserschakelaar
afb. 19.
Geheugen kiezen
– Door het herhaaldelijk kort aantippen van de toets aan de ruitenwisserhendel
kiest u het gewenste geheugen.
Kiezen van de functies
– Druk de ruitenwissertoets boven of beneden voor langer dan 0,5 seconden in.
Daarna roept u na elkaar de individuele functie's van de multifunctionele -aanduiding op.
Functie op nul zetten
– Kies het gewenste geheugen.
– Druk de knop langer dan 1 seconde in.
De volgende waarden van het gekozen geheugen worden met behulp van de knop
op nul gezet:
De multifunctionelde aanduiding indicatie kan alleen bij ingeschakeld contact worden
bediend. Na het inschakelen van het contact wordt de functie weergegeven die voor
het uitschakelen als laatste werd gekozen.
Buitentemperatuur
De buitentemperatuur wordt bij ingeschakeld contact op de display weergegeven.
Als de buitentemperatuur terugloopt tot beneden +4°C, verschijnt voor de temperatuur een ijskristalsymbool (waarschuwingssignaal gladheid), dat 10 seconden knipper t
en vervolgens samen met de buitentemperatuur blijft staan. Tegelijkertijd klinkt er een
akoestisch signaal. Na het indrukken van de tuimelschakelaar aan de ruitenwisserhendel bladzijde 20, afb. 19 wordt de functie weergegeven die laatst werd weergegeven.
Ga er niet alleen op basis van de buitentemperatuurindicatie vanuit dat er geen
sp rake is v an i jz el. Den k er aan dat ook bij buitentemperaturen van rond +4°C er
sprake kan zijn van ijzel - waarschuwing tegen ijzel!
Rijtijd
Op de display verschijnt de rijtijd die is verstreken sinds het geheugen voor de laatste
keer is ge wist bladzijde 19. Als u de rijtijd vanaf een bepaald tijdstip wilt tellen, dan
wist u op dat moment het geheugen door de toets bladzijde 20, afb. 19 in te
drukken.
De maximal weergavewaarde voor beide geheugens is 19 uur en 59 minuten resp. 99
uur en 59 minuten bij wagens met informatiedisplay*. Als deze waarde wordt overschreden, start de weergave weer vanaf nul.
Momenteel brandstofverbruik
Op de display wordt het huidige brandstofverbruik in l/100 km weergegeven. Met
behulp van deze weergegeven gegevens kunt u uw rijgedrag aanpassen aan het
gewenste verbruik.
Bij een stilstaande of langzaam rijdende auto wordt het brandstofverbruik in l/u weergegeven.
Tijdens de rit wordt de weergegeven waarde elke 0,5 seconden geactualiseerd.
Gemiddeld brandstofverbruik
Op de display verschijnt het gemiddelde brandstofverbruik in l/100 km sinds het
geheugen voor de laatste keer is gewist bladzijde 19, afb. 18. Met behulp van deze
weergegeven gegevens kunt u uw rijgedrag aanpassen aan het gewenste verbruik.
Als u het gemiddelde brandstofverbruik voor een bepaalde periode wilt bepalen, moet
u het geheugen bij het begin van de nieuwe meetperiode met behulp van de toets
aan de ruitenwisserhandel bladzijde 20, afb. 19 wissen. Na het wissen verschijnen
op de display gedurende de eerste 100 m streepjes.
Tijdens de rit wordt de weergegeven waarde elke 5 seconden geactualiseerd.
De verbruikte hoeveelheid benzine wordt niet weergegeven.
Actieradius
Op de display wordt de geschatte actieradius in kilometers weergegeven. Deze waarde
geeft aan welke afstand uw auto met de huidige brandstofvoorraad en met dezelfde
rijstijl nog kan afleggen.
De weergave vindt plaats in sprongen van 10 km. Na het oplichten van het controlelampje voor de branddstofreserve vervolgt de aanduiding in sprongen van 5 km.
Bij de berekening van de actieradius wordt het brandstofverbruik van de laatste 50 km
als basis genomen. Als u zuiniger rijdt, wordt de actieradius groter.
Wanneer het geheugen op nul wordt gezet (na het ontklemmen van de batterij), wordt
de radius met het brandstofverbruik berekend van 10 l/100 km en daarna wordt de
waarde met stilstand toepasselijk aangepast.
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Instrumenten en controlelampen22
A
B
A
B
A
2
Afb. 20 multifunctione le -indicatie:
Bedieningselementen
A
BAAABAAABAB
Afgelegde afstand
Op de display verschijnt de afgelegde rijafstand sinds het geheugen voor de laatste
keer bladzijde 19 is gewist. Als u de de gereden afstand vanaf een bepaald tijdstip
wilt tellen, dan moet u het geheugen op dit moment door het indrukken van de toets
aan de ruitenwisserhendel bladzijde 20, afb. 19 wissen.
De maximale weergavewaarde voor beide geheugens is 1 999 km resp. 9 999 km bij
wagens met informatiedisplay*. Als deze waarde wordt overschreden, start de weergave weer vanaf nul.
Gemiddelde snelheid
Op de display verschijnt de gemiddelde snelheid in km/u sinds het geheugen voor de
laatste keer is gewist bladzijde 19. Als u de gemiddelde snelheid voor een bepaalde
periode wilt bepalen, moet u het geheugen bij het begin van de nieuwe meetperiode
met behulp van de toets aan de ruitenwisserhendel bladzijde 20, afb. 19 wissen.
Na het wissen verschijnen op de display gedurende de eerste 100 m streepjes.
Tijdens de rit wordt de weergegeven waarde elke 5 seconden geactualiseerd.
Actuele snelheid*
Op de display wordt de actuele snelheid aangetoond, die met de aanduiding van de
snelheidsmeter identiek is bladzijde 15, afb. 15.
Waarschuwing bij snelheidsovertreding*
Door deze functie is het mogelijk een snelheidslimiet in te stellen, bijv. bij het rijden in
de stad. Als u de ingestelde snelheidslimiet overschrijdt, wordt uw aandacht hierop
gevestigd door een melding op de display.
Waarschuwing bij snelheidsovertreding
– Kies het menupunt Speed warning --- km/u (waarschuwing bij --- km/u).
– Rij b.v. met een snelheid van 50 km/u.
–Druk op de schakelaar afb. 20. In de informatiedisplay* wordt aangeduid
Speed warning 50 km/h (Waarschuwing bij 50 km/u). Deze waarde kunt u met
behulp van de schakelaar op een hogere resp. lagere waarde aanpassen.
– Als de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, wordt de waarde opgeslagen.
Als de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, wordt de waarde opgeheven en in het
informatiedisplay* wordt --- weergegeven.
U kunt de gewenste snelheid ook bij een stilstaande wagen in stappen van telkens 5
km/uur instellen door op de knop te drukken. Bevestig de ingestelde snelheid door
op knop te drukken.
Als u nu de ingestelde snelheid overschrijdt, verschijnt op het display Speed 50 km/h exceeded (Snelheid 50 km/u overschreden). Deze tekst wordt weergegeven tot u de
sn elh eid ond er d e in ges tel de l imi et l aa t za kken , of de a ang ete oon de tek st m et d e to ets
afb. 20 uitschakelt.
Als extra waarschuwingssignaal klinkt een akoestisch signaal.
De ingestelde snelheidslimiet blijft ook na het uitschakelen van het contact
opgeslagen.
MAXI DOT-Display (informatiedisplay)*
Inleiding
Het informatiedisplay informeert op comfortabele wijze over de actuele bedrijfstoestand van de auto. Bovendien levert het informatiedisplay (afhankelijk van de uitrus-
ting van de auto) gegevens met betrekking tot de radio-, telefoon-. multi-functie-indi-
Instrumenten en controlelampen23
Aanwijzing
Afb. 21 Informa tiedisplay: Bedieningselementen
A
A
A
AABAB
catie-, navigatiesysteem, op de MDI-ingang aangesloten apparaat en automatische
versnellingsbak.
Bij ingeschakeld contact en tijdens het rijden worden in de auto altijd bepaalde functies en statussen gecontroleerd.
Functiestoringen of noodzakelijke reparaties of andere informatie wordt door middel
van rode symbolen bladzijde 24 en gele symbolen bladzijde 24 weergegeven.
Het oplichten van de symbolen is gecombineerd met een akoestisch waarschuwingssignaal.
Bovendien verschijnen op het display informatie- en waarschuwingsmeldingen bladzijde 26.
De tekstmelding is in een van de volgende talen mogelijk:
Tsjechisch, Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees, Russisch en Chinees.
U kunt de gewenste taal in het instelmenu kiezen.
Op het display kunnen (al naargelang de uitrusting) de volgende gegevens worden
weergegeven:
bladzijde 23
Portier-, kofferklep-, achterklep- en motorkapwaarschuwing
bladzijde 24
Service-interval-indicatie bladzijde 17
Keuzehendelstand van de automatische versnellingsbak bladzijde 103
Hoofdmenu
–Het MAIN MENU () wordt geactiveerd door de tuimelschakelaar afb. 21
langer dan 1 seconde in te drukken.
– Via de tuimelschakelaar kunt u uit de menu's kiezen. Na het even aantippen van
de schakelaar wordt de gekozen informatie weergegeven.
U kunt (al naargelang de uitrusting van de auto) de volgende menu's kiezen:
MFD (boordcomputer) bladzijde 19
Audio (Audio)*
Navigation (navigatie)*
Phone (Telefoon)* bladzijde 109
Vehicle status (Voertuigstatus) bladzijde 24
Setup (Instellingen) bladzijde 25
Het menupunt Audio (Audio) verschijnt alleen als de radio* is ingeschakeld.
Het menupunt Navigation (navigatie) verschijnt alleen als het navigatiesysteem* is
ingeschakeld.
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
Als in het informatiedisplay waarschuwingen worden weergegeven
bladzijde 24, moeten u deze meldingen met de schakelaar op de ruitenwisser-
hendel indrukken om het op te roepen.
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Instrumenten en controlelampen24
Als het informatiedisplay niet wordt bediend, schakelt het menu steeds na
10 seconden een niveau hoger in.
De bediening van de/het af fabriek ingebouwde radio* resp. navigatiesysteem*
staat in een aparte gebruiksaanwijzing beschreven die deel uitmaakt van de
documentatie.
Portier-, kofferklep-, achterklep- en motorkapwaarschuwing
Het portierwaarschuwings-, kofferklep-/achterklep- en motorkapwaarschuwingssymbool gaat branden als minstens één portier, de kofferklep/achterklep of de motorkap
niet is gesloten. Het symbool geeft aan welk portier, resp. of de kofferklep/achterklep
of motorkap niet gesloten is.
Het symbool dooft zodra de portieren, de kofferklep/achterklep en de motorkap
geheel zijn gesloten.
Bij een geopend portier of kofferklep/achterklep en een snelheid boven de 6 km/h
klinkt een waarschuwingssignaal.
Auto-Check-Control
Toestand auto
De Auto-Check-Control controleert de staat van bepaalde functies en autocomponenten. De controle vindt bij ingeschakeld contact continu plaats, zowel bij stilstaande
auto alsook tijdens het rijden.
Functiestoringen, dringend noodzakelijke reparaties, onderhoudswerkzaamheden of
andere meldingen worden op het display van het instrumentenpaneel weergegeven.
Deze indicaties zijn al naargelang de prioriteit inge deeld in rode en gele lichtsymbolen.
De rode symbolen geven een gevaar aan (prioriteit 1) terwijl de gele een waarschu-wing aangeven (prioriteit 2). Daarnaast verschijnen als aanvulling op de symbolen
aanwijzingen voor de bestuurder bladzijde 26.
Verschijnt in het menu Vehicle status (voertuigstatus), dan is er ten minste een fout-
melding. Na het selecteren van dit menu wordt de eerste van de storingmeldingen
weergegeven. Als er meerdere storingmeldingen zijn, wordt op het display onder de
melding bijv. 1/3 we erg ege ve n. Dat be tek ent da t d e ee rst e v an in t ot aal dr ie m el din ge n
wordt weergegeven. De betreffende meldingen worden na elkaar met tussenpozen
van 5 seconden aangewezen. Controleer zo vlug mogelijk de aangewezen storingsmeldingen.
Zolang de functiestoringen niet zijn opgeheven, verschijnen de symbolen steeds weer.
Na de eerste melding worden de symbolen zonder aanwijzingen voor de bestuurder
weergegeven.
Als er een storing optreedt, klinkt naast de weergave van het symbool en de tekst ook
een waarschuwingssignaal:
Prioriteit 1 - drie waarschuwingstonen
Prioriteit 2 - één waarschuwingstoon
Rode symbolen
Een rood symbool geeft een gevaar aan.
– Stop de auto.
–Zet de motor af.
– Controleer de aangegeven functie.
– Doe, in geval van nood een beroep op de vakkundige hulp van uw Škoda-dealer.
Betekenis van de rode symbolen:
Als er een rood symbool verschijnt, weerklinken drie opeenvolgende
waarschuwingstonen.
Gele symbolen
Een geel symbool geeft een waarschuwing aan.
Controleer de betreffende functie zo snel mogelijk.
Motoroliedruk te laag bladzijde 30
Oververhitte koppelingen van de automatische versnellingsbak DSG*
bladzijde 101
Instrumenten en controlelampen25
Betekenis van de gele symbolen:
Als er een geel symbool verschijnt, weerklinkt één waarschuwingssignaal.
Als er sprake is van meerdere functiestoringen met prioriteit 5, verschijnen deze
symbolen na elkaar en zijn ze steeds gedurende circa 2 seconden zichtbaar.
Motoroliepeil controleren,
motoroliesensor defect
bladzijde 30
Instellingen
U kunt met behulp van het informatiedisplay bepaalde instellingen zelf wijzigen. De
actuele instelling is op het informatiedisplay in het betreffende menu boven onder de
streep weergegeven.
U kunt (al naargelang de uitrusting van de auto) de volgende menu's kiezen:
Language (Taal / Lang.)
MFD Data (MFA DATA)
Time (Tijd)
Winter tyres (Winterbanden)
Units (Eenheden)
Alt. speed dis. (alternatieve afstands snelheid)
Service interval (Service)
Factory setting (Fabrieksinstell.)
Back (Terug)
Na het selecteren van het menupunt Back (terug) komt u één niveau hoger in het
menu.
Taa l
Hiermee kunt u instellen in welke taal de waarschuwings- en informatieteksten
moeten worden weergegeven.
Aanduidingen van de MFA
Hier kunt u enkele aanwijzingen van de multi-functionele aanduidingen uit-, resp.
inschakelen.
Tijd
Hier kunt u de tijd, het tijdsformaat (12- of 24-uursweergave) en de omschakeling
zomer-/wintertijd instellen.
Winterbanden
Hiermee kunt u instellen bij welke snelheid een waarschuwingstoon moet klinken.
Deze functie gebruikt u bijv. voor winterbanden, waarvan de toelaatbare maximumsnelheid lager is dan de maximumsnelheid van uw auto.
Bij het overschrijden van de snelheid verschijnt op het informatiedisplay*:
Winter tyres max. speed ... km/h (winterbanden maximaal ... km/h)
Eenheden
Hiermee kunt u de eenheden voor temperatuur, brandstofverbruik en afgelegde
afstand instellen.
Secundaire snelheid
Hier kunt u de secundaire snelheid in mph resp. in km/h inschakelen2).
Onderhoud
Hier kunt u de nog resterende kilometers en dagen tot de volgende onderhoudsbeurt
laten aantonen en het onderhoudsbeurt interval terug zetten.
Werk i nstelling
Na het kiezen van het menupunt Fabrieksinstelling wordt de fabrieksinstelling van de
informatiedisplay hersteld.
2)
Geldt voor landen, waarin de waarde in britse maateenheden wordt aangeduid.
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Instrumenten en controlelampen26
Afb. 22 Instrumentenpaneel met controlelampen
Controlelampjes
Overzicht
De controlelampjes geven bepaalde functies, resp. storingen aan.
Verklikkerlichtje van het waarschuwingssysteem van de veiligheidsgordels
bladzijde 34
Als de brandende controlelampjes en de betreffende beschrijvingen en
waarschuwingsaanwijzingen worden genegeerd, kan dit tot ernstig letsel of tot
schade aan de auto leiden.
De motorruimte van de auto is een gevaarlijke omgeving. Bij werkzaam-
heden in de motorruimte, bijv. controleren en bijvullen van de bedrijfsvloeistoffen, kunnen letsel, verbrandingen, ongevallen en brand ontstaan. Neem
beslist de waarschuwingsaanwijzingen in acht bladzijde 172, ’Werkzaamheden in de motorruimte’.
De plaatsing van de controlelampjes is afhankelijk van het model en het motor-
type.
Functiestoringen worden op het display van het instrumentenpaneel door middel
van rode symbolen (prioriteit 1 – gevaar) of gele symbolen (prioriteit 2 – waarschuwing) weergegeven.
Knipperlichtinstallatie
Afhankelijk van de stand van de knipperlichtschakelaar knippert het linker of rechter
controlelampje.
Als er een gloeilamp voor een knipperlicht uitvalt, knippert het controlelampje bijna
twee keer zo snel.
Bij ingeschakelde alarmlichten knipperen alle knipperlichten alsmede de beide
controlelampjes.
Zie voor nog meer aanwijzingen met betrekking tot de knipperlichtinstallatie
bladzijde 53.
Groot licht
Het controlelampje brandt bij ingeschakeld groot licht of bij ingeschakeld lichtsignaal.
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Instrumenten en controlelampen28
Voorzichtig!
ATT ENT IE!
Aanwijzing
Zie voor nog meer aanwijzingen met betrekking tot het grootlichtsysteem
bladzijde 53.
Dimlicht
Het controlelampje brandt bij ingeschakeld dimlicht bladzijde 49.
Mistachterlicht
Het controlelampje brandt bij ingeschakelde mistachterlichten bladzijde 51.
Lampdefect
Het controlelampje gaat bij een defecte gloeilamp branden:
tot 2 seconden na het inschakelen van het contact;
bij het inschakelen van de defecte gloeilamp.
Op het informatiedisplay* weergegeven tekst, bijv.:
Check front right dipped beam! (Dimlicht, rechtsvoor controleren!)
Het parkeerlicht achter en de verlichting van het kenteken hebben meerdere gloeilampen. Het controlelampje licht alleen dan op, wanneer alle gloeilampen van het
kenteken, resp. het parkeerlicht (in een achterlicht eenheid) defekt zijn. Controleer
daarom regelmatig de functie van de gloeilampen.
Dynamo
Het controlelampje gaat branden na het inschakelen van het contact. Het controlelampje moet na het aanslaan van de motor uitgaan.
Als het controlelampje na het starten van de motor niet uitgaat of tijdens het rijden
gaat branden moet u de dichtstbijzijnde Škoda-dealer bezoeken. Omdat daarbij de
autoaccu wordt ontladen, moet u alle niet beslist noodzakelijke stroomverbruikers
uitschakelen.
Als tijdens het rijden behalve het controlelampje ook nog het controlelampje
(koelsysteemstoring) op het display gaat branden, moet direct worden gestopt en de
motor worden afgezet - kans op motorschade!
Mistlampen*
Het controlelampje brandt bij ingeschakelde mistlampen bladzijde 51.
Elektrohydraulische stuurbekrachtiging
Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden
branden.
Als het controlelampje na het inschakelen van het contact of tijdens de rit constant
brandt, is er sprake van een storing in de elektrohydraulische stuurbekrachtiging. De
servobesturing werkt met gereduceerde stuurbekrachtiging of is volledig zonder
werking.
Zie voor meer informatie bladzijde 147.
Als de stuurbekrachtiging is uitgevallen, neem dan contact op met een Škodadealer.
Als nadat de motor opnieuw is gestart en nadat even is gereden de gele controle-
lamp uitgaat, is het niet nodig contact op te nemen met een Škoda-dealer.
Als de accukabels werken losgemaakt en weer werden aangesloten, zal na het
inschakelen van het contact het gele controlelampje gaan branden. Na even te
hebben gereden moet het controlelampje uitgaan.
Bij het wegslepen met stilstaande motor of bij een defecte stuurbekrachtiging is er
geen servobekrachtiging aanwezig. De auto blijft echter volledig bestuurbaar. Voor het
sturen is echter aanzienlijk meer kracht nodig.
Instrumenten en controlelampen29
ATT ENT IE!
A
2
Controle van de motorelektronica (benzinemotor)
Het controlelampje (Electronic Power Control) gaat bij het inschakelen van het
contact gedurende een aantal seconden branden.
Als het controlelampje na het starten van de motor niet uitgaat of blijft branden, is
er sprake van een storing in de motorregeling. Het door de motorregeling gekozen
noodprogramma stelt u in staat voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer te
rijden.
Bij een koude motor gaat het controlelampje bij het inschakelen van het contact
(voorgloeistand) branden bladzijde 91. Nadat het controlelampje is uitgegaan
kan de motor worden gestart.
Bij een op bedrijfstemperatuur zijnde motor of bij buitentemperaturen boven +5°C
gaat het voorgloeicontrolelampje slechts ca. 1 seconde branden. Dat betekent dat de
motor direct kan worden gestart.
Als het controlelampje niet gaat of permanent blijft branden, is er sprake van
een storing in het voorgloeisysteem, ga zo snel mogelijk naar een Skoda-dealer.
Als het controlelampje tijdens de rit gaat knipperen, is er sprake van een storing
in het motormanagement. Het door de motorregeling gekozen noodprogramma stelt
u in staat voorzichtig naar de dichtstbijzijnde Škoda-dealer te rijden.
Het controlelampje gaat bij het inschakelen van het contact enkele seconden
branden.
Als het controlelampje rood brandt of tijdens het rijden gaat knipperen, is de koelvloeistoftemperatuur te hoog of het koelvloeistofpeil te laag.
Als extra waarschuwingssignaal klinkt een akoestisch signaal.
Stop in dat geval, zet de motor af en controleer het koelvloeistofpeil en vul zo nodig
vloeistof bij bladzijde 176, ’Koelvloeistof bijvullen’.
Als onder de gegeven omstandigheden het bijvullen van koelvloeistof niet mogelijk is,
mag de reis niet worden vervolgd. Laat de motor uitgeschakeld en roep de hulp in
van een Škoda-dealer, omdat dit anders kan leiden tot zware motorschade.
Als het koelvloeistofpeil binnen het voorgeschreven bereik ligt, kan een te hoge
temperatuur zijn veroorzaakt door een storing aan de koelluchtventilator. Controleer
de zekering voor de koelluchtventilator en vervang deze zo nodig bladzijde 205,
’Zekeringenoverzicht op de accu (automatische versnellingsbak)’.
Als het controlelampje niet dooft terwijl het koelvloeistofpeil en ook de ventilatorzekering in orde zijn, mag de reis niet worden voortgezet. roep de hulp van een
Škoda-dealer in.
Let op de volgende aanwijzingen bladzijde 175, ’Koelsysteem’.
Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de auto dan op een
veilige afstand ten opzichte van het verkeer, zet de motor af en schakel de
alarmlichten in bladzijde 52, ’Schakelaar voor alarmlichten ’.
Koelvloeistoftemperatuur/Koelvloeistofpeil
De controlelamp brandt tot de motor de bedrijfstemperatuur bereikt3). Vermijd
hoge motortoerentallen, vol gas en zware motorbelastingen.
3)
Geldt niet voor auto's met informatiedisplay.
BedieningVeiligheidAanwijzingen voor het
rijden
Brandstofreserve
Het controlelampje brandt, zodra er minder dan 7 liter in de brandstoftank
aanwezig is.
Als extra waarschuwingssignaal klinkt een akoestisch signaal.
GebruikvoorschriftenRaad en daadTechnische gegevens
Loading...
+ 221 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.