(vervang de meegeleverde inchmaat schroeven door metrische schroeven)
PIPER CUB
Dit model is de beroemde Piper Cub en is geschikt voor het op afstand besturen, maar kan
ook met besturingslijnen op de vleugelpunten en een omleidhendel in het cockpit tot
kabelmodel omgebouwd worden. De stabiele vliegeigenschappen zijn uitstekend geschikt als
RC- trainer voor de nog onervaren piloot, in de hand van een ervaren piloot is het model ook
geschikt voor kunstvluchten. De opbouw is stabiel en ook niet moeilijk wanneer de
opbouwhandleiding zorgvuldig doorgelezen wordt. Lees dus eerst de handleiding voordat u
begint met de opbouw.
De gestanste onderdelen zijn met letters gekenmerkt die de bijbehorende afzonderlijke
componenten aanwijzen – "F" voor romp ("Fuselage"), "W" voor vleugel ("Wings") en "S"
voor stabilo ("Stabilizer"). Haal de onderdelen pas uit elkaar als u deze bij het bouwen nodig
heeft, zodat u deze niet kwijtraakt of beschadigd. Als de gestanste onderdelen moeilijk uit het
bord gaan mag u geen geweld gebruiken. Snij de onderdelen dan met een mesje vrij.
Dek het bouwschema met een dunne folie af, om het tegen lijmplekken te beschermen. Voor
het lijmen kunt u alle gebruikelijke lijmsoorten, zoals houtlijm, verhardende lijm en epoxy
gebruiken. Onderdelen die voor het lijmen in elkaar gestoken worden, kan het beste
secondelijm gebruikt worden. Gebruik vooral lijmsoorten die u kent.
1. VLEUGELHELFTEN
A. Lijm twee 0,31 cm dikke onderdelen W-6 tot een 0,63 cm dikke onderdeel in elkaar. Doe
hetzelfde met W-7 en W-8. Bouw W-6, W-7 en W-8 tot een complete randboog in elkaar,
doordat u alle onderdelen vlak op het bouwschema verlijmt. Leg het onderdeel opzij nadat
deze uitgedroogd is.
B. Maak de 0,15 x 1,9 cm eindlijstbeplating met spelden vast op het bouwschema en lijm
de gefreesde 0,31 x 0,95 cm eindlijst volgens de in het bouwschema aangegeven positie op
de beplating.
C. Bekijk de rolroerbovenaanzicht en de doorsnede- bovenaanzicht van de rolroerribben.
Let er op dat het 0,31 x 0,63 cm balsastuk – in de bovenaanzicht grijs geaccentueerd –
achter op een 0,63 x 1,27 cm stuk de neuslijst van de rolroer vormt. Dit stuk wordt met een
afstand van 0,15 cm vanaf de onderkant opgelijmt. Bevestig het 0,63 x 1,27 cm stuk neuslijst
en het stuk van 0,63 x 1,27 cm met spelden volgens schema op het einde van de vleugel.
D. Maak de hoofd- en de achterligger dunner, zodat de volledige hoogte bij rib W-4 op 0,63
cm aan de buitenrand van de liggers komt.
E. Steek de vleugelribben op de liggers. Als een opening te strak is, probeer het dan niet
met geweld, maar maak de opening groter. Als de liggers vervormt zijn, vergroot dan de
openingen zodat de ligger aan de rib aangepast wordt, deze moet vlak op de bouwplaat
opliggen.
2
F. Leg afvalstukjes balsa van 0,15 cm voor en achter onder elke rib, daar waar deze recht
loopt en nog niet dunner wordt. Hiermede krijgt de ligger- ribben- opbouw dezelfde hoogte
als de randboogbeplating (zie rolroerribben- doorsnede- aanzicht).
G. Plaats de ligger- ribben- opbouw op het bouwschema, richt de ribben en fixeer alles met
spelden.
H. Lijm de ribben op de afgeschuinde 0,31 x 0,95 cm eindlijst en het 0,63 x 1,27 cm stuk,
welke de voorzijde van de rolroeruitsnede vormt.
I. Lijm de "A" ribben in de rolroeren tussen het 0,63 x 1,27 cm stuk neuslijst en het
afgeschuinde stuk 0,31 x 0,95 cm eindlijst. Leg onder de "A"- ribben 0,15 cm afvalstukjes
balsa om ze op dezelfde hoogte te brengen als de randboogbeplating (zie rolroer- doorsnede
aanzicht).
J. Voeg de vierkante 0,79 cm neuslijst toe.
K. Lijm nu de voorste bovenste 0,31 x 0,63 cm liggers vast.
L Bouw alle W-3 halve ribben in, door deze vanaf de zijkant onder de voorste bovenste
ligger te schuiven en deze in de juiste positie aan de neuslijst en de ligger te draaien. De
laatste W-3 rib moet iets bewerkt worden, zodat deze gemakkelijk boven W-8 past, deze zal
pas na de inbouw van W-8 ingezet worden.
M. De zijkant van de bovenste 0,15 cm eindlijstbeplating moet nu afgeschuind worden
zodat deze precies aan de onderste eindlijstbeplating past en lijm deze vast.
N. Lijm de voorbereide randboog (punt A hiervoor) op de juiste positie vast. Leg onder alles
afvalstukjes balsa tot een hoogte van de 0,63 cm einden van de hoofd- en achterste liggers
en lijm deze op dezelfde manier dan de neus- en eindlijst.
O Pas de bovenste ligger aan in W-8 en maak W-8 dunner zodat de bovenste beplating
door bewerken en steeds controleren uiteindelijk glad aangebracht kan worden.
P. Breng de bovenste voorste 0,15 cm beplating aan.
Q. Plaats de 0,15 x 0,31 cm eindstrips op alle ribben inclusief de rolroer, behalve de twee
eindribben W-2 en W-5.
R. Neem de vleugelhelft af van de bouwplank. De voorste onderste 0,31 x 0,63 cm ligger
wordt nu op dezelfde manier als de bovenste ligger in W-8 ingezet. Lijm dan de
hoekversterkingen van restjes hout uit de gestanste boordjes vast. Bijkomend tot de
hoekversterkingen bij de vleugel, zoals te zien is in het schema, raden wij aan, ook
versterkingen in de hoeken van de rolroer aan te brengen. Dit voorkomt, dat de rolroerribben
bij het aanbrengen van de bespanning verdraait kunnen worden. Let op de juiste
vezelrichting bij de hoekversterkingen, zoals op het schema te zien is.
S. Van restjes triplex worden in de vleugel versterkingen gelijmd. Om de einden en
openingen te verstevigen, waar de steunbalken voor de vleugel ingestoken worden. Vul de
tussenruimtes tot de liggers met restjes balsa op, zodat de triplex met de bovenzijde van de
vleugel gelijk loopt.
3
T. Het triplex- bevestigingsplaatje voor het roerhoorn van het rolroer wordt gelijklopend met
de onderkant gelijmd. Plaats het roerhoorn voor het bespannen en beveilig het nylontegenstuk aan de binnenkant van het triplexplaatje met epoxy. Nu kan het roerhoorn altijd
afgeschroefd worden en zit bij het bespannen niet in de weg en kan ook later weer
gemakkelijk vastgeschroefd worden.
U. De triplexbevestiging voor de rolroer- tuimelaar wordt op beide uiteindes, waar deze de
vleugelribben aanraken, met vierkante 0,63 cm balsa blokjes verstevigd. Uit restjes balsa
kunt u op deze plaats een opening maken waar de gaffelkopbesturing tussen tuimelaar en
roerhoorn naar buiten komt. Dit ziet er netjes uit en versterkt de bespanning op deze plaats.
2.) VLEUGEL MIDDENSTUK
(A) Bereid de eindlijst voor het vleugelmiddenstuk voor zoals eerder beschreven voor de
vleugel.
(B) Bouw de triplex- vleugelverbinding in elkaar. Plaats dan de vierkante 0,63 cm
balsablokjes, zoals in het schema te zien is.
(C) Leg de vier middenribben op het bouwschema en leg onder de voorkant 0,15 cm restjes
hout zodat deze op dezelfde hoogte komen dan de eindlijstbeplating. Lijm beide
middenribben op de eindlijst en de multiplex- vleugelverbinding. Lijm de twee buitenste
ribben nog niet vast, maak deze eerst vast met spelden.
(D) Schuif de liggers van de reeds afgemaakte vleugelhelften in de uitsparing van de
middenribben en de uiteinden van de vleugelverbinding in de uitsparing van rib W-2 van de
vleugelhelften. Zet beide uiteinden om 1,1 cm omhoog, gemeten aan rib W-4. Hiertoe is het
nodig om de onderste uitsparingen voor de vleugelverbinding in de ribben W-2 en de
uitsparingen voor de liggers in de middenribben te vergroten, zodat de instelling van de Vvorm uitgevoerd kan worden. Als u de Cub alleen met zijroeren wilt vliegen, raden wij u aan
om de V- vorm te vergroten door beide vleugeltips telkens om 2,54 cm omhoog te brengen.
(E) Lijm de liggers met epoxy in elkaar en versterk de verbinding met restjes triplex. Gebruik
ook epoxy op de eindlijsten van de middenverbinding. Lijm de buitenste middenribben op de
uiteinden van beide vleugelhelften en de triplex- vleugelverbinding. Maak de beplating voor
het middenstuk met 0,15 cm Balsa.
(F) Plamuur alle verdiepingen en oneffenheden met een opvulmiddel. Schuur de gehele
vleugel zorgvuldig met een schuurblok en vervolgens met de hand voorzichtig nogmaals met
fijn schuurpapier.
(G) De roeren worden met de meegeleverde nylonscharnieren voorzien.
4
3.) VLEUGEL STEUNBALKEN (zie bouwschema)
De voorsteunbalk van de J-3 Cub is ongeveer 53,34 cm lang, de steunbalk achter ongeveer
54,61 cm. Kleine opbouwverschillen kunnen tot een afwijking in de lengte leiden. Bepaal
daarom de precieze lengte direct aan het model met vast gemonteerde vleugels. Schuur de
steunbalken volgens de stroomlijnen.
Boor twee gaten in de aluminiumstrip, die op de sparrenhout- vleugelsteunbalk bevestigd
wordt. De gaten zorgen voor een vaste epoxy- verbinding met het aluminium. Zaag met een
fijne zaag een groef in het uiteinde van de steunbalk en lijm de aluminiumstrip met epoxy in
deze groef. Omwikkel het uiteinde van de steunbalk met een dunne stof (zijde of
fiberglasvezel) en dompel het in epoxy om de inbouw te verstevigen.
De bovenste einden van de steunbalk worden met schroeven op het in de vleugel
ingebouwde bevestigingsplaatje gemonteerd.
De onderste einden worden met bouten en moeren op de aluminiumstrips bevestigd, die zich
in de romp boven het landingsgestel bevinden.
Lijm de 0,15 x 0,31 cm balsastukjes op de U-vormige 0,15 cm draadsteunen. Bespan deze
met papier of zijde, zodat ze goed op de draad vast zitten.
Een andere populaire methode voor de uitvoering op de steunbalkuiteinden wordt in het
bouwschema getoond. Het materiaal voor deze uitvoering wordt niet meegeleverd. Hier zijn
nylon scharnieren op het bovenste einde van de steunbalk gemonteerd, die het mogelijk
maken om na het verwijderen van de vleugel de steunbalk, voor het transporteren of voor het
opbergen, op de vleugel te klappen. Op het einde van de steunbalk aan de rompzijde wordt
dan voor het gemakkelijk uit elkaar halen een instelbare gaffelkop aangebracht.
4.) HOOGTEROER EN STABILO
(A) Lijm beide stukken S-1 aan elkaar zodat het een 0,63 cm dikke stuk wordt. Doe
hetzelfde met de onderdelen S-2 tot S-6.
(B) Dek het schema af met dunne folie. Maak de onderdelen S-1 tot S-6 met spelden vast
en lijm ze in elkaar.
(C) Let er op, dat de beide hoogteroerhelften door een 0,63 cm sterke plug verbonden
worden, welke nu wordt ingebouwd.
(D) Plaats de vierkante 0, 63 cm eindlijst van het hoogteroer, de neuslijst en de eindstukken
van het hoogteroer.
(E) De ribben zijn uit 0,23 x 0,63 cm balsa.
(F) Het hoogteroer wordt pas na het bevestigen van de beide romppluggen bespant. Tussen
romp en hoogteroerframe blijft een afstand, net als bij een echte vliegtuig..
(G) Schuur alle kanten met schuurpapier rond. De staartonderdelen niet profileren omdat
deze bij het originele vliegtuig uit buismateriaal bestond en vlak waren.
5
5.) STAARTVLAK
(A) Het staartvlak en roer worden zoals het hoogteroer opgebouwd, alleen de randlijsten
worden uit in stukken gesneden 0,63 x 1,27 cm balsalatjes aan elkaar gelijmd.
(B) Het bouwschema laat de originele opbouw van de grote CUB zien en deze had aan de
onderzijde van het staartvlak geen rib. De bespanning loopt vanaf de 0,23 x 0,63 cm rib tot
de vierkante 0,47 cm rompgording op beide zijden, zodat de bespanning op deze plaats niet
kan binnenvallen. Als u met het bespannen van een zijde nog geen ervaring hebt of een
ander bespanmateriaal gebruikt, is het aan te raden, om nog een vierkante 0,63 cm balk aan
te brengen, zoals in het schema gedetailleerd wordt weergegeven, zodat het staartvlak
onafhankelijk van de romp bespannen kan worden.
(C) Het staartvlak wordt bij het samenbouwen in de romp geïntegreerd, denk hier aan
tijdens de opbouw. Let vooral op, dat de staartvlakstaaf tot in de rompbodem loopt en in het
achterste rompframe komt.
(D) Ook de neuslijst van het staartvlak loopt tot in de romp. Het staartvlak moet op de romp
bevestigd worden, voordat de gording boven en de 0,63 cm bevestigingspluggen van het
hoogteroer en de bijbehorende blokjes ingebouwd worden.
6.) ROMP
(A) Bescherm het schema met dunne folie. Bevestig de vierkante 0,63 cm stukken met
spelden voor telkens een rompzijde en lijm deze met witte lijm in elkaar. Elke zijkant wordt uit
twee aparte onderdelen opgebouwd met een naad van twee vierkante 0,63 cm lijsten op
spant 2. Daardoor is het mogelijk bij het samenbouwen van de twee helften de romp naar de
neustip toe te versmallen. Let er op, dat beide rompzijden verschillend moeten zijn als u een
werkende cabinedeur wilt inbouwen. Anders kunnen beide zijden hetzelfde zijn, dus zonder
deuropening en dan zelfs boven elkaar.
(B) Leg beide rompzijden op het bovenaanzicht van het bouwschema en verbindt deze met
vierkante 0,63 cm dwarsbalkjes en de triplexspant F-3.
(C) Aan de scheidingslijn op de voorzijde van de beide rompzijden wordt de achterste kant
schuin geslepen, zodat zich het achterste gedeelte netjes invoegt en de neus daardoor
smaller wordt. Verbind beide voorstukken met vierkante stukjes 0,63 balsa.
(D) Lijm de hardhouten landingsgestelblokken met epoxy tussen beide rompdelen.
(E) Snijd uit de vierkante 0,63 cm onderste rompligger een stuk met een lengte van 0,31 cm
voor de triplex- staartwielbevestiging en lijm deze vast. Buig de draad voor het staartwiel en
schuif deze in de nylon- staartwiel- drager. Schroef de drager vast op de triplex- bevestiging.
Hang de stuurarm op het zijroer, zolang u de metalen strip met epoxy aan het zijroer lijmt. De
strip mag niet te dicht op de roerarm komen, zorg voor voldoende speling zodat de roerarm
vrij kan bewegen.
6
(F) Breng de beplating van 0,23 cm balsa aan op de rompzijden tot aan de scheidingslijn
aan de voorzijde van de landingsgestelblokken, waar de neus begint smaller te worden.
Breng de beplating aan de rompbovenzijde nog niet aan, totdat de draden voor het omlaag
houden van de vleugel ingebouwd zijn.
(G) Bouw twee 0,31 cm sparrenhout- cockpitframes op dezelfde manier dan de rompzijden
op het bouwschema in elkaar. Let er op, dat de bovenzijde van het cockpit uit in elkaar
gelijmde vierkante 0,31 cm uit sparrenhoutlijsten is gemaakt. Voor het samenbouwen van het
cockpit raden wij aan om epoxy te gebruiken Klem voorlopig een tussenstuk vooraan tussen
de beide romphelften, zodat de opbouw van het frame in de romp makkelijker uit te voeren
is. Als u op de rechter zijde geen werkende cockpitdeur wilt inbouwen, lijmt u de
sparrenhout- lijsten, die de deur vormen, in elkaar alsof dit een zelfstandig onderdeel zou
zijn.
(H) Voeg de harthouten- driehoeksblokken achter boven in het cockpit.
(I) Leg de complete vleugel in de juiste positie boven op het cockpit en fixeer deze met
plakband.
(J) Bescherm de voorzijde van de vleugel met dunne folie en lijm de 0,31 cm triplexverbindingsplaat boven op de cockpitlijst, gelijklopend met het vleugelmiddenstuk.
(M) Steek beide 0,31 cm vleugeldraden voor het omlaag houden in de boorgaten. Eventueel
moeten de draden iets gebogen worden, zodat ze in de openingen van het hoofdframe
passen en vast in de boorgaten van de triplex- verbindingsplaat en in de vleugel steken. Als
alles past, worden de draden met epoxy in het rompframe gelijmd., de vleugel afgehaald en
de draden boven waar ze bij elkaar komen gesoldeerd. Als u de draden eerst met fijne
koperdraad omwikkeld wordt de verbinding steviger.
(N) Voeg aan beide zijden van de triplex- verbindingsplaat de balsablokken toe en schuur
deze in het profiel van de vleugel.
(O) Steek een speld door de vleugel en bepaal zo het precieze punt voor de vleugelbevestigingschroeven in het midden van de harthouten driehoeken achter in het cockpit.
Boor door de vleugel en door de harthouten driehoeksblokken . Haal de vleugel weer af.
Voorzie de hardhouten blokjes met 1/4-20 schroefdraad. Maak de boorgaten in de vleugel
groter tot op 0,63 cm en kijk of de 1/4-20 vleugelbevestigingschroeven passen.
(P) Bereid de motorspant voor de inbouw voor, door de inslagmoeren, welke de motordrager
houden, in te bouwen en met epoxy vast te lijmen. Kies een passende tank en positioneer
deze zolang de toegang tot de romptip binnenin mogelijk is
7
(OPMERKING: de hoogte van de tank bepaald zich na de motorinbouw. De middenlijn van
de tank moet ongeveer 0,95 cm onder de carburateurnaald liggen. Een op de kop
ingebouwde motor heeft daarom een lagere tank nodig dan een zijwaarts ingebouwde.
Het bouwschema toont een op de kop ingebouwde motor met een laag liggende tank, zodat
op beide zijden van de motorkap nog voldoende ruimte is voor het aanbrengen van een
gedetailleerde dummy- motor. Voor sportvluchten en voor semi-scale. evenementen is een
zijwaartse ingebouwde motor echter praktischer, omdat de carburateurinstelling minder
kritiek is en de motor gemakkelijker gestart kan worden. Omdat ook in het voorbeeld de
cilinders naar buiten steken, ziet een zijwaarts ingebouwde motor helemaal niet onrealistisch
uit.. Voor de tankinbouw bij een zijwaartse motormontage is het noodzakelijk de bovenste
dwarsbalk in de romptip te verwijderen en aan de voorste rompspanten F-1 en F-2 moet iets
uitgesneden worden zodat de tank hoog genoeg komt te liggen.
Plaats de beplating voor de romptip van 0,23 cm balsa, voordat u de dwarsbalk gaat
verwijderen en snij de spanten uit om de tank passend te maken. Een met een
gedetailleerde instrumentenbord uitgerust model heeft een speciale tankvorm nodig, omdat
de meeste standaardtanks te lang zijn.
(Q) Boor in de motorspant de gaten voor de tanktoevoerleidingen.
(R) Plaats de beplating van de zijkanten van de romptip vanaf de scheidingslijn met 0,23 cm
balsa. Als de bovenzijde van de romptip nog niet, zoals hiervoor bij het monteren van een
zijwaartse motor en tank is beschreven, dan moet dit nu uitgevoerd worden. Als u het
balsaboordje eerst in water legt is het gemakkelijker rond te buigen voor de romptip.
(S) Bouw de voorste onderste rompneusblok in.
(T) Zet de 0,23 cm balsa- cockpitbodem tussen de onderste 0,63 cm rompliggers in.
(U) Lijm de 0,31 cm triplex- motorspant vooraan in de romp.
(V) Lijm de F-1, F-2 en F-4 tot F-7 in.
(W) Bouw het staartvlak- /hoogteroer- bevestigingsblokje in. Lijm de 0,63 cm plug met epoxy
in de boorgaten. Kijk op het schema voor de precieze afmeting.
(X) Lijm de rompgordingen voor de zijkant en bovenkant in. De bovenste gording moet eerst
in water geweekt of over stoom voorbereid worden, zodat deze in richting cockpit gebogen
ingebouwd kan worden. Let er op dat de middelste van de bovenste gordingen uit twee
vierkante 0,31 cm delen bestaat, waarbij een in de groef van de spanten gelijmd wordt en de
andere bovenop.
7.) LANDINGSGESTEL
Het landingsgestel laat zich eenvoudig in elkaar bouwen, door eerst de gebogen voorste en
achterste 0,31 cm en de 0,23 cm draden met nylon- lussen en de bijbehorende schroeven in
de groef van de landingsgestelblokken te bevestigen. Fixeer de gebogen d0,215b draden
met dunne koperdraad (niet meegeleverd). Voor een precieze zitting moeten de draden
eventueel nog iets omgebogen worden. Als het landingsgestel juist is uitgericht, worden de
koperen draden aan elkaar gesoldeerd.
Ballonbanden met een maat van 7,62 cm geven de beste Scale- indruk.
8
8.) MOTORKAP
Voordat u gaat beginnen: De motorkap moet aan de romp aangepast en gemonteerd
worden, voordat de romp bespannen en geschilderd is. Voor een perfecte plaatsing moet de
romptip daarbij voorzichtig bewerkt worden. Verdunner en secondelijm kunnen voor de
opbouw van de motorkap gebruikt worden. Meestal is de oorzaak van een gebroken
kunststof- motorkap, dat de hardhouten bevestigingsblokjes en de schroeven niet netjes
geplaatst zijn waardoor het kunststof verbogen is. Als het kunststof volledig door het
onderliggende triplex gesteund wordt, kunnen bij het vastdraaien van de schroeven geen
scheuren ontstaan.
Denk hier aan bij de volgende opbouwstappen.
(A) Plaats een stuk 0,23 cm triplex op de plek zoals in het schema weergegeven, aan de
zijkant onder de motorkap in de 0,23 cm rompneusbeplating. Doe dit op beide zijden van de
romptip.
(B) Trek de tegenoverliggende kanten van de motorkap over een vlak neergelegde 80schuurpapier om deze recht te maken.
(C) Houdt beide motorkaphelften met plakband bij elkaar en probeer of deze goed op de
romp past. Als de motorkap te ruim op de romp zit, schuurt u de naad van beide helften nog
een keer om de afstand te verkorten. Schuur heel voorzichtig, bewerk eventueel ook de
romptip, zodat de motorkap heel nauwkeurig op de romp geplaatst kan worden.
9
(D) Als er alles nauwkeurig past, verwijdert u het plakband. Houdt de plastiekverbindingsstrook op een helft van de motorkap binnenin vast. Laat de helft van de strook als
overlapping over voor de andere helft. Met een kleine puntige kwast brengt u een paar
druppels verdunner aan de zijkant onder de strook aan. Door de haarfijne verbreiding loopt
deze langs de zoom. Let er op, dat u geen verdunner op uw vingers terecht komt, omdat
anders vingerafdrukken ontstaan.
(E) Houdt beide helften van de motorkap iets tegen elkaar. Houdt de tegenoverliggende
kant (boven of onder), welke u als eerste wilt lijmen, met tape bij elkaar. Laat vanuit de
binnenzijde een paar druppels verdunner op de naad druppelen. Druk en houdt de delen bij
elkaar, als de naad niet helemaal dicht is. Laat alles goed drogen. Haal het tape er af en lijm
de beide helften op de andere zijde. Laat alles goed uitdrogen.
.
(F) Schaaf en schuur de naad om alle onevenheden te verwijderen. Gebruik geen grof
schuurpapier, anders krijg je rillen in de kunststof. Grote rillen worden later bij het
beschilderen nog groter.
Gebruik medium schuurpapier en schuur afsluitend met fijn schuurpapier tot u een glad
krasvrij oppervlak heeft. Kleine onevenheden in de naad kunnen met filler en plamuur
opgevuld worden. Breng niet te veel aan en schuur de randen later weer glad.
(G) Maak de achterkanten van de motorkap recht met een schuurblokje.
(H) Snij voorzichtig de opening voor de motor uit. Bij een zijwaarts ingebouwde motor moet
de motorkap aan de kant van de motor vanaf de achterkant opengesneden worden, zodat
deze over de motor past. Of als de motor van de motordragers afgehaald kan worden, is een
gleuf niet nodig.
(I) Houdt de motorkap met ingebouwde motor in lijn met de romp en plak ze met plakband
vast. Boor gaten door de motorkap en in het triplex dat zich in de romp bevind. Haal de
motorkap weer af en maak de gaten groter zodat de bevestigingsschroeven er doorheen
passen.
(J) De motorkap wordt met geschikte verf beschildert, nadat deze eerst fijn opgeschuurd
werd. Breng geen dikke verflaag aan. Laat elke laag goed uitdrogen, voordat u de volgende
aanbrengt. Controleer eerst op een stukje afval of de gebruikte verf geschikt is voor deze
kunststof.
9.) BESPANNEN EN DECOREREN
Voor het bespannen wordt het model nog een keer compleet geschuurd met fijn
schuurpapier en vervolgens grondig schoongemaakt zodat alle achtergebleven
schuurdeeltjes verwijdert zijn. Denk er ook aan, dat de bespanning onzuivere
werkzaamheden niet kan wegwerken. Als u de ondergrond goed voorbereid heeft, heeft u na
het bespannen met uw model veel meer plezier.
Voor het bespannen raden wij u de actueel gebruikelijke strijkfolie en daarbij vooral ons
nieuwe aerokote (Cub geel, bestnr. SIGSTL331), die zich goed laat verwerken en naast
andere positieve eigenschappen uitstekende dekkracht bezit. Een goede alternatieve is ook
een textielfolie zoals Solartex, die iets origineler uitziet, maar ook zwaarder is.
10
10.) DECALS
Knip de decals met een scherpe schaar. Laat rond de motieven een rand van ongeveer 0,07
tot 0,15 cm staan. Zorg er voor dat u de hoeken rond knipt. Bevochtig de ondergrond op
welke de decals aangebracht worden met een zeepsopje (het beste wat afwasmiddel).
Plaats de decals op het model en druk met een balsaspatel het water weg. Laat alles
drogen. Op die manier blijven na het drogen geen luchtbellen onder de decals achter.
11.) EINBAU DER FERNSTEUERUNG
De meest gebruikelijke methode om servo's te installeren is het gebruik van de met de
afstandsbediening meegeleverde of als accessoires verkrijgbare servoframes. Deze worden
voor de rompservo's op hardhouten dragers geschroefd of bij de vleugelservo's op
triplexplankjes. De juiste toepassing van deze bevestigingen is meestal gedetailleerd
beschreven in de handleiding van de afstandsbediening.
Servo's voor welke geen kunststof- inbouwframes te verkrijgen zijn, kunnen direct op 0,95
cm harthouten latjes, die schuin in het cockpit ingebouwd zijn, geschroefd worden en wel
naast elkaar, zoals in de tekening te zien is. Door de in de bevestigingsgaten van de servo's
geplaatste rubberen tulen, worden geleidingsgaten voor de schroeven geboord. Laat tussen
de servo's een afstand van 0,31 cm, indien mogelijk, en plaats in elk geval de rubberen tulen,
zodat de servo's niet direct op de harthouten dragers liggen.
Met een onderlegschijfje en houtschroeven worden dan de servo's op de dragers
geschroefd. Druk de tules niet te veel in elkaar met de schroeven, anders kunnen trillingen
van de motor op de servo's overgedragen worden. Het onderlegschijfje moet net tot aan de
rubberen tule komen zonder deze in elkaar te drukken.
Het rolroerservo wordt in een opening gemonteerd, die in de onderste middenbeplating
tussen hoofdligger en achterligger gesneden wordt. In deze opening wordt een 0,31 cm
triplexplankje aan de bovenste beplating gelijmd, op welke de servo geschroefd kan worden.
De servo komt dan een stuk in de cockpit omdat de vleugel niet diep genoeg is. Als er geen
kunststofhouder voor de rolservo verkrijgbaar is, kan deze ook op een hardhouten plankje
geschroefd worden, die in de bovenste beplating gelijmd wordt. De sturing van de
rolroerhevel in de vleugel bestaat uit 0,15 cm draad.
Voor sommige servo's is het noodzakelijk, de bevestiging voor de tuimelaar naar de vleugel
te verplaatsen, om een rechte aansturing van de servoarm te verkrijgen. Het is zeker aan te
bevelen, om de servo-inbouw eerst te testen en in te bouwen, voordat de vleugel bespant
wordt. Maak voor het rolroerservo geen al te grote openingen in de vleugelribben. Maak een
0,15cm draad puntig en open daarmee de gaten in de ribben die voor het inbouwen van de
servo nodig zijn.
De tekening laat een geschikte manier zien, om een "Z" in een draaduiteinde te buigen voor
een aansturing of om een verbinding naar een nylon tuimelaar te maken. De aansturing moet
door de ribben gestoken worden, voordat de tuimelaar vastgeschroefd wordt.
Soldeerverbindingen naar de tuimelaar worden niet aangeraden, omdat door de hitte van de
soldeerbout het nylon vernield kan worden. De aansturingen in de romp bestaan uit harde
vierkante 0,63 cm balsa. De uiteinden van de 0,15 cm draden worden omwikkeld en rondom
met lijm voorzien. Voor de aansluiting van de aansturingen naar de servo's zijn in de SIG
catalogus ook gemakkelijk demonteerbare stuurstangenaansluitingen verkrijgbaar.
11
Vermijdt echter metaal op metaal- verbindingen, omdat deze tot schadelijke radiostoringen
leiden. De aansturingen in de romp kunnen naar wens ook met nylonbuisjes uitgevoerd
worden. In elk geval moet de aansturing voor het bespannen van de romp ingebouwd
worden. De uitgangsopeningen van de aansturingen moeten met afvalstukjes balsa ingelijst
worden, zodat de bespanning op deze plaats goed vastzit. Nylonbuisjes moeten in de romp
op een of twee plekken gefixeerd worden, om deze in de juiste positie te houden en tijdens
het aansturen niet verbuigen.
De schakelaar kan op een willekeurige plaats ingebouwd worden, bij voorkeur op een plaats
waar geen brandstof kan komen. Om het Scale- karakter van het model niet te storen, wordt
deze binnenin de romp op een afvalblokje gemonteerd en via een draad bediend welke door
een gaatje in de zijkant of in de bodem naar buiten leid.
De ontvangeraccu wordt met schuimrubber en elastieken omwikkeld en zo ver mogelijk naar
voren onder de tank ingeklemd. Aanbevolen wordt om de accu in een klein plastic zakje te
plaatsen en de accukabel met plakband af te dichten om de accu tegen brandstof te
beschermen.
Op dezelfde manier wordt de ontvanger met schuimrubber omwikkeld, om tegen motortrillingen te beschermen. Plaats deze eveneens in een plastic zakje. Berg dit pakje op onder
of over de servo's, wanneer er voldoende ruimte aanwezig is. Denk er wel aan, dat zich de
ontvanger tijdens een kunstvlucht-manoeuvre niet mag verschuiven.
12.) VLIEGINSTELLINGEN
Plaats het model in horizontale positie op een tafel. Houdt een rechte lat onder het staartstuk
en controleer met een meetlat of de vleugel de juiste invalshoek heeft. De onderzijde van de
vleugel moet aan de vleugelvoorkant, waar zich het triplexstuk voor de cockpit- steundraad
bevind, om 0,31 cm hoger zijn dan de vleugel onder aan de eindlijst. Als de invalshoek niet
juist is, corrigeert u deze, door onder de neuslijst of onder de eindlijst een kleine wig te
plaatsen. Voer deze correctie voor het bespannen uit.
De volgende roeruitslagen worden voor de eerste testvlucht aangeraden. Alle afmetingen
zijn aan de achterkant van de roeren gemeten. Na de testvluchten kunt u de uitslagen
aanpassen op uw vliegstijl door te vergroten of te verminderen.
AANBEVOLEN ROERUITSLAGEN
Hoogteroer . 1,27 cm hoog, 1,27 cm diep
Rolroer . 0,95 cm hoog, 0,95 cm diep
Richtingsroer . 2,54 cm in beide richtingen
Controleer zorgvuldig uw gehele afstandsbesturinginstallatie, controleer ook de functies bij
een lopende motor, voordat u de eerste testvlucht uitvoert. Dit voorkomt een hoop
problemen, als de motor voor de inbouw in het model goed ingelopen en de carburateur op
een teststand of in een ander vliegtuig nauwkeurig ingesteld is. Een zorgvuldig
uitgebalanceerd en uitgelijnd model met een betrouwbare motor en een functionerende
afstandsbesturing zijn de voorwaarden voor een succesvolle testvlucht.
12
10.) BALANCEREN VAN HET MODEL
Het in het bouwschema weergegeven zwaartepunt is het uiterste achterste limiet. Plaats
deze in geen geval nog verder naar achteren, ook niet als u lood in de tip moet plaatsen.
Vliegen met een te ver naar achteren gelegen zwaartepunt is veel gevaarlijker dan extra
gewicht met lood in de vleugeltip. Het balanceren wordt met een lege tank uitgevoerd. Voor
de eerste testvluchten raden wij aan om het zwaartepunt om 1,27 tot 1,9 cm tegenover de
opgave in het bouwschema naar voren te leggen.
Een model waarbij het zwaartepunt iets meer naar voren ligt is eigenstabieler en zal minder
snel overtrekken en beter te handhaven zijn. Ook de roeracties zijn bij een meer naar voren
liggende zwaartepunt minder krachtig en het model zal niet overtrokken worden. Echter is
dan een kunstvlucht beperkt, maar na de testvluchten en als u met het model goed
vertrouwd bent, kunt u het zwaartepunt iets meer naar achteren verleggen. Maak dit
stapsgewijs en controleer steeds het resultaat tijdens het vliegen op voldoende hoogte.
13.) VLIEGEN
Indien u beginner bent in het modelvliegen, moet u beslist een ervaren persoon raadplegen
die bij de eerste start aanwezig is. Vraag bij een modelvliegclub of aan andere modelvliegers
naar een ervaren piloot en een geschikt vliegterrein bij u in de buurt. U heeft in de opbouw
van het model vele uren gestoken en alles kan in een moment van onzekerheid vernield
worden.
Als er geen goede, gladde startbaan beschikbaar is, kan het model ook met de hand gestart
worden. Houdt het model exact achter het landingsgestel met de linker hand vast en met de
rechter hand onder het staartvlak, loop vlotjes tegen de wind in en werp het model met de
neus iets naar beneden met een speerachtige beweging naar voren. Het is niet noodzakelijk,
tijdens het werpen een hoge snelheid te bereiken, veel belangrijker is dat het model zacht
met horizontale vleugel gestart wordt. Eventueel zakt het model eerst iets door om dan in
een vlakke hoek te stijgen. Als het na een vlucht van ongeveer 15 meter niet gaat stijgen,
geeft u iets hoogteroer zodat de neus omhoog gaat.
Houdt met roer of rolroer de vleugel horizontaal en tegen de wind in. Corrigeer, indien nodig,
met de trimhevels op de zender, totdat u met een neutrale stuurknuppel rechtuit en
horizontaal vliegt. Maak deze instellingen alleen als u voldoende hoogte hebt. Probeer op
deze hoogte ook een keer zonder gas te geven om de glijdeigenschappen van het model te
leren kennen en om te zien wat u bij het landen kunt verwachten. Probeer meerdere keren
het aanvliegen voor een landing op voldoende hoogte, om het gevoel te krijgen hoe het
model zich bij de landing zal gedragen. Maak de laatste en uiteindelijke aanvlucht voor de
landing, zolang u nog voldoende brandstof heeft, zodat u nog een keer gas kunt geven
wanneer te landing te kort blijkt. Let een keer op de mislukte landingen op een vliegveld. Het
aantal te korte landingen is veel hoger dan de te lange. Vlieg dus verder, ook lijkt het
aanvliegen iets te hoog te zijn. De kans om bij het gewenste punt te landen is dan helemaal
niet slecht.
13
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.