SIG SIGRC3 User guide [nl]

Bestnr. 23 13 54
SIG Piper J-3 cub 1:6
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2013 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V.
Internet
: www.conrad.nl of www.conrad.be
1:6 Piper J-3 CUB BIY modelvliegtuig
Opbouw- en vlieghandleiding
(vervang de meegeleverde inchmaat schroeven door metrische schroeven)
PIPER CUB
Dit model is de beroemde Piper Cub en is geschikt voor het op afstand besturen, maar kan ook met besturingslijnen op de vleugelpunten en een omleidhendel in het cockpit tot kabelmodel omgebouwd worden. De stabiele vliegeigenschappen zijn uitstekend geschikt als RC- trainer voor de nog onervaren piloot, in de hand van een ervaren piloot is het model ook geschikt voor kunstvluchten. De opbouw is stabiel en ook niet moeilijk wanneer de opbouwhandleiding zorgvuldig doorgelezen wordt. Lees dus eerst de handleiding voordat u begint met de opbouw.
De gestanste onderdelen zijn met letters gekenmerkt die de bijbehorende afzonderlijke componenten aanwijzen – "F" voor romp ("Fuselage"), "W" voor vleugel ("Wings") en "S" voor stabilo ("Stabilizer"). Haal de onderdelen pas uit elkaar als u deze bij het bouwen nodig heeft, zodat u deze niet kwijtraakt of beschadigd. Als de gestanste onderdelen moeilijk uit het bord gaan mag u geen geweld gebruiken. Snij de onderdelen dan met een mesje vrij.
Dek het bouwschema met een dunne folie af, om het tegen lijmplekken te beschermen. Voor het lijmen kunt u alle gebruikelijke lijmsoorten, zoals houtlijm, verhardende lijm en epoxy gebruiken. Onderdelen die voor het lijmen in elkaar gestoken worden, kan het beste secondelijm gebruikt worden. Gebruik vooral lijmsoorten die u kent.
1. VLEUGELHELFTEN
A. Lijm twee 0,31 cm dikke onderdelen W-6 tot een 0,63 cm dikke onderdeel in elkaar. Doe hetzelfde met W-7 en W-8. Bouw W-6, W-7 en W-8 tot een complete randboog in elkaar, doordat u alle onderdelen vlak op het bouwschema verlijmt. Leg het onderdeel opzij nadat deze uitgedroogd is.
B. Maak de 0,15 x 1,9 cm eindlijstbeplating met spelden vast op het bouwschema en lijm de gefreesde 0,31 x 0,95 cm eindlijst volgens de in het bouwschema aangegeven positie op de beplating.
C. Bekijk de rolroerbovenaanzicht en de doorsnede- bovenaanzicht van de rolroerribben. Let er op dat het 0,31 x 0,63 cm balsastuk – in de bovenaanzicht grijs geaccentueerd – achter op een 0,63 x 1,27 cm stuk de neuslijst van de rolroer vormt. Dit stuk wordt met een afstand van 0,15 cm vanaf de onderkant opgelijmt. Bevestig het 0,63 x 1,27 cm stuk neuslijst en het stuk van 0,63 x 1,27 cm met spelden volgens schema op het einde van de vleugel.
D. Maak de hoofd- en de achterligger dunner, zodat de volledige hoogte bij rib W-4 op 0,63 cm aan de buitenrand van de liggers komt.
E. Steek de vleugelribben op de liggers. Als een opening te strak is, probeer het dan niet met geweld, maar maak de opening groter. Als de liggers vervormt zijn, vergroot dan de openingen zodat de ligger aan de rib aangepast wordt, deze moet vlak op de bouwplaat opliggen.
2
F. Leg afvalstukjes balsa van 0,15 cm voor en achter onder elke rib, daar waar deze recht loopt en nog niet dunner wordt. Hiermede krijgt de ligger- ribben- opbouw dezelfde hoogte als de randboogbeplating (zie rolroerribben- doorsnede- aanzicht).
G. Plaats de ligger- ribben- opbouw op het bouwschema, richt de ribben en fixeer alles met spelden.
H. Lijm de ribben op de afgeschuinde 0,31 x 0,95 cm eindlijst en het 0,63 x 1,27 cm stuk, welke de voorzijde van de rolroeruitsnede vormt.
I. Lijm de "A" ribben in de rolroeren tussen het 0,63 x 1,27 cm stuk neuslijst en het afgeschuinde stuk 0,31 x 0,95 cm eindlijst. Leg onder de "A"- ribben 0,15 cm afvalstukjes balsa om ze op dezelfde hoogte te brengen als de randboogbeplating (zie rolroer- doorsnede aanzicht).
J. Voeg de vierkante 0,79 cm neuslijst toe.
K. Lijm nu de voorste bovenste 0,31 x 0,63 cm liggers vast.
L Bouw alle W-3 halve ribben in, door deze vanaf de zijkant onder de voorste bovenste ligger te schuiven en deze in de juiste positie aan de neuslijst en de ligger te draaien. De laatste W-3 rib moet iets bewerkt worden, zodat deze gemakkelijk boven W-8 past, deze zal pas na de inbouw van W-8 ingezet worden.
M. De zijkant van de bovenste 0,15 cm eindlijstbeplating moet nu afgeschuind worden zodat deze precies aan de onderste eindlijstbeplating past en lijm deze vast.
N. Lijm de voorbereide randboog (punt A hiervoor) op de juiste positie vast. Leg onder alles afvalstukjes balsa tot een hoogte van de 0,63 cm einden van de hoofd- en achterste liggers en lijm deze op dezelfde manier dan de neus- en eindlijst.
O Pas de bovenste ligger aan in W-8 en maak W-8 dunner zodat de bovenste beplating door bewerken en steeds controleren uiteindelijk glad aangebracht kan worden.
P. Breng de bovenste voorste 0,15 cm beplating aan.
Q. Plaats de 0,15 x 0,31 cm eindstrips op alle ribben inclusief de rolroer, behalve de twee eindribben W-2 en W-5.
R. Neem de vleugelhelft af van de bouwplank. De voorste onderste 0,31 x 0,63 cm ligger wordt nu op dezelfde manier als de bovenste ligger in W-8 ingezet. Lijm dan de hoekversterkingen van restjes hout uit de gestanste boordjes vast. Bijkomend tot de hoekversterkingen bij de vleugel, zoals te zien is in het schema, raden wij aan, ook versterkingen in de hoeken van de rolroer aan te brengen. Dit voorkomt, dat de rolroerribben bij het aanbrengen van de bespanning verdraait kunnen worden. Let op de juiste vezelrichting bij de hoekversterkingen, zoals op het schema te zien is.
S. Van restjes triplex worden in de vleugel versterkingen gelijmd. Om de einden en openingen te verstevigen, waar de steunbalken voor de vleugel ingestoken worden. Vul de tussenruimtes tot de liggers met restjes balsa op, zodat de triplex met de bovenzijde van de vleugel gelijk loopt.
3
T. Het triplex- bevestigingsplaatje voor het roerhoorn van het rolroer wordt gelijklopend met de onderkant gelijmd. Plaats het roerhoorn voor het bespannen en beveilig het nylon­tegenstuk aan de binnenkant van het triplexplaatje met epoxy. Nu kan het roerhoorn altijd afgeschroefd worden en zit bij het bespannen niet in de weg en kan ook later weer gemakkelijk vastgeschroefd worden.
U. De triplexbevestiging voor de rolroer- tuimelaar wordt op beide uiteindes, waar deze de vleugelribben aanraken, met vierkante 0,63 cm balsa blokjes verstevigd. Uit restjes balsa kunt u op deze plaats een opening maken waar de gaffelkopbesturing tussen tuimelaar en roerhoorn naar buiten komt. Dit ziet er netjes uit en versterkt de bespanning op deze plaats.
2.) VLEUGEL MIDDENSTUK
(A) Bereid de eindlijst voor het vleugelmiddenstuk voor zoals eerder beschreven voor de vleugel.
(B) Bouw de triplex- vleugelverbinding in elkaar. Plaats dan de vierkante 0,63 cm balsablokjes, zoals in het schema te zien is.
(C) Leg de vier middenribben op het bouwschema en leg onder de voorkant 0,15 cm restjes hout zodat deze op dezelfde hoogte komen dan de eindlijstbeplating. Lijm beide middenribben op de eindlijst en de multiplex- vleugelverbinding. Lijm de twee buitenste ribben nog niet vast, maak deze eerst vast met spelden.
(D) Schuif de liggers van de reeds afgemaakte vleugelhelften in de uitsparing van de middenribben en de uiteinden van de vleugelverbinding in de uitsparing van rib W-2 van de vleugelhelften. Zet beide uiteinden om 1,1 cm omhoog, gemeten aan rib W-4. Hiertoe is het nodig om de onderste uitsparingen voor de vleugelverbinding in de ribben W-2 en de uitsparingen voor de liggers in de middenribben te vergroten, zodat de instelling van de V­vorm uitgevoerd kan worden. Als u de Cub alleen met zijroeren wilt vliegen, raden wij u aan om de V- vorm te vergroten door beide vleugeltips telkens om 2,54 cm omhoog te brengen.
(E) Lijm de liggers met epoxy in elkaar en versterk de verbinding met restjes triplex. Gebruik ook epoxy op de eindlijsten van de middenverbinding. Lijm de buitenste middenribben op de uiteinden van beide vleugelhelften en de triplex- vleugelverbinding. Maak de beplating voor het middenstuk met 0,15 cm Balsa.
(F) Plamuur alle verdiepingen en oneffenheden met een opvulmiddel. Schuur de gehele vleugel zorgvuldig met een schuurblok en vervolgens met de hand voorzichtig nogmaals met fijn schuurpapier.
(G) De roeren worden met de meegeleverde nylonscharnieren voorzien.
4
3.) VLEUGEL STEUNBALKEN (zie bouwschema)
De voorsteunbalk van de J-3 Cub is ongeveer 53,34 cm lang, de steunbalk achter ongeveer 54,61 cm. Kleine opbouwverschillen kunnen tot een afwijking in de lengte leiden. Bepaal daarom de precieze lengte direct aan het model met vast gemonteerde vleugels. Schuur de steunbalken volgens de stroomlijnen.
Boor twee gaten in de aluminiumstrip, die op de sparrenhout- vleugelsteunbalk bevestigd wordt. De gaten zorgen voor een vaste epoxy- verbinding met het aluminium. Zaag met een fijne zaag een groef in het uiteinde van de steunbalk en lijm de aluminiumstrip met epoxy in deze groef. Omwikkel het uiteinde van de steunbalk met een dunne stof (zijde of fiberglasvezel) en dompel het in epoxy om de inbouw te verstevigen.
De bovenste einden van de steunbalk worden met schroeven op het in de vleugel ingebouwde bevestigingsplaatje gemonteerd. De onderste einden worden met bouten en moeren op de aluminiumstrips bevestigd, die zich in de romp boven het landingsgestel bevinden.
Lijm de 0,15 x 0,31 cm balsastukjes op de U-vormige 0,15 cm draadsteunen. Bespan deze met papier of zijde, zodat ze goed op de draad vast zitten.
Een andere populaire methode voor de uitvoering op de steunbalkuiteinden wordt in het bouwschema getoond. Het materiaal voor deze uitvoering wordt niet meegeleverd. Hier zijn nylon scharnieren op het bovenste einde van de steunbalk gemonteerd, die het mogelijk maken om na het verwijderen van de vleugel de steunbalk, voor het transporteren of voor het opbergen, op de vleugel te klappen. Op het einde van de steunbalk aan de rompzijde wordt dan voor het gemakkelijk uit elkaar halen een instelbare gaffelkop aangebracht.
4.) HOOGTEROER EN STABILO
(A) Lijm beide stukken S-1 aan elkaar zodat het een 0,63 cm dikke stuk wordt. Doe hetzelfde met de onderdelen S-2 tot S-6.
(B) Dek het schema af met dunne folie. Maak de onderdelen S-1 tot S-6 met spelden vast en lijm ze in elkaar.
(C) Let er op, dat de beide hoogteroerhelften door een 0,63 cm sterke plug verbonden worden, welke nu wordt ingebouwd.
(D) Plaats de vierkante 0, 63 cm eindlijst van het hoogteroer, de neuslijst en de eindstukken van het hoogteroer.
(E) De ribben zijn uit 0,23 x 0,63 cm balsa.
(F) Het hoogteroer wordt pas na het bevestigen van de beide romppluggen bespant. Tussen romp en hoogteroerframe blijft een afstand, net als bij een echte vliegtuig..
(G) Schuur alle kanten met schuurpapier rond. De staartonderdelen niet profileren omdat deze bij het originele vliegtuig uit buismateriaal bestond en vlak waren.
5
5.) STAARTVLAK
(A) Het staartvlak en roer worden zoals het hoogteroer opgebouwd, alleen de randlijsten worden uit in stukken gesneden 0,63 x 1,27 cm balsalatjes aan elkaar gelijmd.
(B) Het bouwschema laat de originele opbouw van de grote CUB zien en deze had aan de onderzijde van het staartvlak geen rib. De bespanning loopt vanaf de 0,23 x 0,63 cm rib tot de vierkante 0,47 cm rompgording op beide zijden, zodat de bespanning op deze plaats niet kan binnenvallen. Als u met het bespannen van een zijde nog geen ervaring hebt of een ander bespanmateriaal gebruikt, is het aan te raden, om nog een vierkante 0,63 cm balk aan te brengen, zoals in het schema gedetailleerd wordt weergegeven, zodat het staartvlak onafhankelijk van de romp bespannen kan worden.
(C) Het staartvlak wordt bij het samenbouwen in de romp geïntegreerd, denk hier aan tijdens de opbouw. Let vooral op, dat de staartvlakstaaf tot in de rompbodem loopt en in het achterste rompframe komt.
(D) Ook de neuslijst van het staartvlak loopt tot in de romp. Het staartvlak moet op de romp bevestigd worden, voordat de gording boven en de 0,63 cm bevestigingspluggen van het hoogteroer en de bijbehorende blokjes ingebouwd worden.
6.) ROMP
(A) Bescherm het schema met dunne folie. Bevestig de vierkante 0,63 cm stukken met spelden voor telkens een rompzijde en lijm deze met witte lijm in elkaar. Elke zijkant wordt uit twee aparte onderdelen opgebouwd met een naad van twee vierkante 0,63 cm lijsten op spant 2. Daardoor is het mogelijk bij het samenbouwen van de twee helften de romp naar de neustip toe te versmallen. Let er op, dat beide rompzijden verschillend moeten zijn als u een werkende cabinedeur wilt inbouwen. Anders kunnen beide zijden hetzelfde zijn, dus zonder deuropening en dan zelfs boven elkaar.
(B) Leg beide rompzijden op het bovenaanzicht van het bouwschema en verbindt deze met vierkante 0,63 cm dwarsbalkjes en de triplexspant F-3.
(C) Aan de scheidingslijn op de voorzijde van de beide rompzijden wordt de achterste kant schuin geslepen, zodat zich het achterste gedeelte netjes invoegt en de neus daardoor smaller wordt. Verbind beide voorstukken met vierkante stukjes 0,63 balsa.
(D) Lijm de hardhouten landingsgestelblokken met epoxy tussen beide rompdelen.
(E) Snijd uit de vierkante 0,63 cm onderste rompligger een stuk met een lengte van 0,31 cm voor de triplex- staartwielbevestiging en lijm deze vast. Buig de draad voor het staartwiel en schuif deze in de nylon- staartwiel- drager. Schroef de drager vast op de triplex- bevestiging. Hang de stuurarm op het zijroer, zolang u de metalen strip met epoxy aan het zijroer lijmt. De strip mag niet te dicht op de roerarm komen, zorg voor voldoende speling zodat de roerarm vrij kan bewegen.
6
(F) Breng de beplating van 0,23 cm balsa aan op de rompzijden tot aan de scheidingslijn aan de voorzijde van de landingsgestelblokken, waar de neus begint smaller te worden. Breng de beplating aan de rompbovenzijde nog niet aan, totdat de draden voor het omlaag houden van de vleugel ingebouwd zijn.
(G) Bouw twee 0,31 cm sparrenhout- cockpitframes op dezelfde manier dan de rompzijden op het bouwschema in elkaar. Let er op, dat de bovenzijde van het cockpit uit in elkaar gelijmde vierkante 0,31 cm uit sparrenhoutlijsten is gemaakt. Voor het samenbouwen van het cockpit raden wij aan om epoxy te gebruiken Klem voorlopig een tussenstuk vooraan tussen de beide romphelften, zodat de opbouw van het frame in de romp makkelijker uit te voeren is. Als u op de rechter zijde geen werkende cockpitdeur wilt inbouwen, lijmt u de sparrenhout- lijsten, die de deur vormen, in elkaar alsof dit een zelfstandig onderdeel zou zijn.
(H) Voeg de harthouten- driehoeksblokken achter boven in het cockpit.
(I) Leg de complete vleugel in de juiste positie boven op het cockpit en fixeer deze met plakband.
(J) Bescherm de voorzijde van de vleugel met dunne folie en lijm de 0,31 cm triplex­verbindingsplaat boven op de cockpitlijst, gelijklopend met het vleugelmiddenstuk.
(M) Steek beide 0,31 cm vleugeldraden voor het omlaag houden in de boorgaten. Eventueel moeten de draden iets gebogen worden, zodat ze in de openingen van het hoofdframe passen en vast in de boorgaten van de triplex- verbindingsplaat en in de vleugel steken. Als alles past, worden de draden met epoxy in het rompframe gelijmd., de vleugel afgehaald en de draden boven waar ze bij elkaar komen gesoldeerd. Als u de draden eerst met fijne koperdraad omwikkeld wordt de verbinding steviger.
(N) Voeg aan beide zijden van de triplex- verbindingsplaat de balsablokken toe en schuur deze in het profiel van de vleugel.
(O) Steek een speld door de vleugel en bepaal zo het precieze punt voor de vleugel­bevestigingschroeven in het midden van de harthouten driehoeken achter in het cockpit. Boor door de vleugel en door de harthouten driehoeksblokken . Haal de vleugel weer af. Voorzie de hardhouten blokjes met 1/4-20 schroefdraad. Maak de boorgaten in de vleugel groter tot op 0,63 cm en kijk of de 1/4-20 vleugelbevestigingschroeven passen.
(P) Bereid de motorspant voor de inbouw voor, door de inslagmoeren, welke de motordrager houden, in te bouwen en met epoxy vast te lijmen. Kies een passende tank en positioneer deze zolang de toegang tot de romptip binnenin mogelijk is
7
(OPMERKING: de hoogte van de tank bepaald zich na de motorinbouw. De middenlijn van de tank moet ongeveer 0,95 cm onder de carburateurnaald liggen. Een op de kop ingebouwde motor heeft daarom een lagere tank nodig dan een zijwaarts ingebouwde. Het bouwschema toont een op de kop ingebouwde motor met een laag liggende tank, zodat op beide zijden van de motorkap nog voldoende ruimte is voor het aanbrengen van een gedetailleerde dummy- motor. Voor sportvluchten en voor semi-scale. evenementen is een zijwaartse ingebouwde motor echter praktischer, omdat de carburateurinstelling minder kritiek is en de motor gemakkelijker gestart kan worden. Omdat ook in het voorbeeld de cilinders naar buiten steken, ziet een zijwaarts ingebouwde motor helemaal niet onrealistisch uit.. Voor de tankinbouw bij een zijwaartse motormontage is het noodzakelijk de bovenste dwarsbalk in de romptip te verwijderen en aan de voorste rompspanten F-1 en F-2 moet iets uitgesneden worden zodat de tank hoog genoeg komt te liggen. Plaats de beplating voor de romptip van 0,23 cm balsa, voordat u de dwarsbalk gaat verwijderen en snij de spanten uit om de tank passend te maken. Een met een gedetailleerde instrumentenbord uitgerust model heeft een speciale tankvorm nodig, omdat de meeste standaardtanks te lang zijn.
(Q) Boor in de motorspant de gaten voor de tanktoevoerleidingen.
(R) Plaats de beplating van de zijkanten van de romptip vanaf de scheidingslijn met 0,23 cm balsa. Als de bovenzijde van de romptip nog niet, zoals hiervoor bij het monteren van een zijwaartse motor en tank is beschreven, dan moet dit nu uitgevoerd worden. Als u het balsaboordje eerst in water legt is het gemakkelijker rond te buigen voor de romptip.
(S) Bouw de voorste onderste rompneusblok in.
(T) Zet de 0,23 cm balsa- cockpitbodem tussen de onderste 0,63 cm rompliggers in.
(U) Lijm de 0,31 cm triplex- motorspant vooraan in de romp.
(V) Lijm de F-1, F-2 en F-4 tot F-7 in.
(W) Bouw het staartvlak- /hoogteroer- bevestigingsblokje in. Lijm de 0,63 cm plug met epoxy in de boorgaten. Kijk op het schema voor de precieze afmeting.
(X) Lijm de rompgordingen voor de zijkant en bovenkant in. De bovenste gording moet eerst in water geweekt of over stoom voorbereid worden, zodat deze in richting cockpit gebogen ingebouwd kan worden. Let er op dat de middelste van de bovenste gordingen uit twee vierkante 0,31 cm delen bestaat, waarbij een in de groef van de spanten gelijmd wordt en de andere bovenop.
7.) LANDINGSGESTEL
Het landingsgestel laat zich eenvoudig in elkaar bouwen, door eerst de gebogen voorste en achterste 0,31 cm en de 0,23 cm draden met nylon- lussen en de bijbehorende schroeven in de groef van de landingsgestelblokken te bevestigen. Fixeer de gebogen d0,215b draden met dunne koperdraad (niet meegeleverd). Voor een precieze zitting moeten de draden eventueel nog iets omgebogen worden. Als het landingsgestel juist is uitgericht, worden de koperen draden aan elkaar gesoldeerd.
Ballonbanden met een maat van 7,62 cm geven de beste Scale- indruk.
8
8.) MOTORKAP
Voordat u gaat beginnen: De motorkap moet aan de romp aangepast en gemonteerd worden, voordat de romp bespannen en geschilderd is. Voor een perfecte plaatsing moet de romptip daarbij voorzichtig bewerkt worden. Verdunner en secondelijm kunnen voor de opbouw van de motorkap gebruikt worden. Meestal is de oorzaak van een gebroken kunststof- motorkap, dat de hardhouten bevestigingsblokjes en de schroeven niet netjes geplaatst zijn waardoor het kunststof verbogen is. Als het kunststof volledig door het onderliggende triplex gesteund wordt, kunnen bij het vastdraaien van de schroeven geen scheuren ontstaan. Denk hier aan bij de volgende opbouwstappen.
(A) Plaats een stuk 0,23 cm triplex op de plek zoals in het schema weergegeven, aan de zijkant onder de motorkap in de 0,23 cm rompneusbeplating. Doe dit op beide zijden van de romptip.
(B) Trek de tegenoverliggende kanten van de motorkap over een vlak neergelegde 80­schuurpapier om deze recht te maken.
(C) Houdt beide motorkaphelften met plakband bij elkaar en probeer of deze goed op de romp past. Als de motorkap te ruim op de romp zit, schuurt u de naad van beide helften nog een keer om de afstand te verkorten. Schuur heel voorzichtig, bewerk eventueel ook de romptip, zodat de motorkap heel nauwkeurig op de romp geplaatst kan worden.
9
(D) Als er alles nauwkeurig past, verwijdert u het plakband. Houdt de plastiek­verbindingsstrook op een helft van de motorkap binnenin vast. Laat de helft van de strook als overlapping over voor de andere helft. Met een kleine puntige kwast brengt u een paar druppels verdunner aan de zijkant onder de strook aan. Door de haarfijne verbreiding loopt deze langs de zoom. Let er op, dat u geen verdunner op uw vingers terecht komt, omdat anders vingerafdrukken ontstaan.
(E) Houdt beide helften van de motorkap iets tegen elkaar. Houdt de tegenoverliggende kant (boven of onder), welke u als eerste wilt lijmen, met tape bij elkaar. Laat vanuit de binnenzijde een paar druppels verdunner op de naad druppelen. Druk en houdt de delen bij elkaar, als de naad niet helemaal dicht is. Laat alles goed drogen. Haal het tape er af en lijm de beide helften op de andere zijde. Laat alles goed uitdrogen. . (F) Schaaf en schuur de naad om alle onevenheden te verwijderen. Gebruik geen grof schuurpapier, anders krijg je rillen in de kunststof. Grote rillen worden later bij het beschilderen nog groter. Gebruik medium schuurpapier en schuur afsluitend met fijn schuurpapier tot u een glad krasvrij oppervlak heeft. Kleine onevenheden in de naad kunnen met filler en plamuur opgevuld worden. Breng niet te veel aan en schuur de randen later weer glad.
(G) Maak de achterkanten van de motorkap recht met een schuurblokje.
(H) Snij voorzichtig de opening voor de motor uit. Bij een zijwaarts ingebouwde motor moet de motorkap aan de kant van de motor vanaf de achterkant opengesneden worden, zodat deze over de motor past. Of als de motor van de motordragers afgehaald kan worden, is een gleuf niet nodig.
(I) Houdt de motorkap met ingebouwde motor in lijn met de romp en plak ze met plakband vast. Boor gaten door de motorkap en in het triplex dat zich in de romp bevind. Haal de motorkap weer af en maak de gaten groter zodat de bevestigingsschroeven er doorheen passen.
(J) De motorkap wordt met geschikte verf beschildert, nadat deze eerst fijn opgeschuurd werd. Breng geen dikke verflaag aan. Laat elke laag goed uitdrogen, voordat u de volgende aanbrengt. Controleer eerst op een stukje afval of de gebruikte verf geschikt is voor deze kunststof.
9.) BESPANNEN EN DECOREREN
Voor het bespannen wordt het model nog een keer compleet geschuurd met fijn schuurpapier en vervolgens grondig schoongemaakt zodat alle achtergebleven schuurdeeltjes verwijdert zijn. Denk er ook aan, dat de bespanning onzuivere werkzaamheden niet kan wegwerken. Als u de ondergrond goed voorbereid heeft, heeft u na het bespannen met uw model veel meer plezier. Voor het bespannen raden wij u de actueel gebruikelijke strijkfolie en daarbij vooral ons nieuwe aerokote (Cub geel, bestnr. SIGSTL331), die zich goed laat verwerken en naast andere positieve eigenschappen uitstekende dekkracht bezit. Een goede alternatieve is ook een textielfolie zoals Solartex, die iets origineler uitziet, maar ook zwaarder is.
10
10.) DECALS
Knip de decals met een scherpe schaar. Laat rond de motieven een rand van ongeveer 0,07 tot 0,15 cm staan. Zorg er voor dat u de hoeken rond knipt. Bevochtig de ondergrond op welke de decals aangebracht worden met een zeepsopje (het beste wat afwasmiddel). Plaats de decals op het model en druk met een balsaspatel het water weg. Laat alles drogen. Op die manier blijven na het drogen geen luchtbellen onder de decals achter.
11.) EINBAU DER FERNSTEUERUNG
De meest gebruikelijke methode om servo's te installeren is het gebruik van de met de afstandsbediening meegeleverde of als accessoires verkrijgbare servoframes. Deze worden voor de rompservo's op hardhouten dragers geschroefd of bij de vleugelservo's op triplexplankjes. De juiste toepassing van deze bevestigingen is meestal gedetailleerd beschreven in de handleiding van de afstandsbediening.
Servo's voor welke geen kunststof- inbouwframes te verkrijgen zijn, kunnen direct op 0,95 cm harthouten latjes, die schuin in het cockpit ingebouwd zijn, geschroefd worden en wel naast elkaar, zoals in de tekening te zien is. Door de in de bevestigingsgaten van de servo's geplaatste rubberen tulen, worden geleidingsgaten voor de schroeven geboord. Laat tussen de servo's een afstand van 0,31 cm, indien mogelijk, en plaats in elk geval de rubberen tulen, zodat de servo's niet direct op de harthouten dragers liggen. Met een onderlegschijfje en houtschroeven worden dan de servo's op de dragers geschroefd. Druk de tules niet te veel in elkaar met de schroeven, anders kunnen trillingen van de motor op de servo's overgedragen worden. Het onderlegschijfje moet net tot aan de rubberen tule komen zonder deze in elkaar te drukken.
Het rolroerservo wordt in een opening gemonteerd, die in de onderste middenbeplating tussen hoofdligger en achterligger gesneden wordt. In deze opening wordt een 0,31 cm triplexplankje aan de bovenste beplating gelijmd, op welke de servo geschroefd kan worden. De servo komt dan een stuk in de cockpit omdat de vleugel niet diep genoeg is. Als er geen kunststofhouder voor de rolservo verkrijgbaar is, kan deze ook op een hardhouten plankje geschroefd worden, die in de bovenste beplating gelijmd wordt. De sturing van de rolroerhevel in de vleugel bestaat uit 0,15 cm draad. Voor sommige servo's is het noodzakelijk, de bevestiging voor de tuimelaar naar de vleugel te verplaatsen, om een rechte aansturing van de servoarm te verkrijgen. Het is zeker aan te bevelen, om de servo-inbouw eerst te testen en in te bouwen, voordat de vleugel bespant wordt. Maak voor het rolroerservo geen al te grote openingen in de vleugelribben. Maak een 0,15cm draad puntig en open daarmee de gaten in de ribben die voor het inbouwen van de servo nodig zijn.
De tekening laat een geschikte manier zien, om een "Z" in een draaduiteinde te buigen voor een aansturing of om een verbinding naar een nylon tuimelaar te maken. De aansturing moet door de ribben gestoken worden, voordat de tuimelaar vastgeschroefd wordt. Soldeerverbindingen naar de tuimelaar worden niet aangeraden, omdat door de hitte van de soldeerbout het nylon vernield kan worden. De aansturingen in de romp bestaan uit harde vierkante 0,63 cm balsa. De uiteinden van de 0,15 cm draden worden omwikkeld en rondom met lijm voorzien. Voor de aansluiting van de aansturingen naar de servo's zijn in de SIG catalogus ook gemakkelijk demonteerbare stuurstangenaansluitingen verkrijgbaar.
11
Vermijdt echter metaal op metaal- verbindingen, omdat deze tot schadelijke radiostoringen leiden. De aansturingen in de romp kunnen naar wens ook met nylonbuisjes uitgevoerd worden. In elk geval moet de aansturing voor het bespannen van de romp ingebouwd worden. De uitgangsopeningen van de aansturingen moeten met afvalstukjes balsa ingelijst worden, zodat de bespanning op deze plaats goed vastzit. Nylonbuisjes moeten in de romp op een of twee plekken gefixeerd worden, om deze in de juiste positie te houden en tijdens het aansturen niet verbuigen.
De schakelaar kan op een willekeurige plaats ingebouwd worden, bij voorkeur op een plaats waar geen brandstof kan komen. Om het Scale- karakter van het model niet te storen, wordt deze binnenin de romp op een afvalblokje gemonteerd en via een draad bediend welke door een gaatje in de zijkant of in de bodem naar buiten leid.
De ontvangeraccu wordt met schuimrubber en elastieken omwikkeld en zo ver mogelijk naar voren onder de tank ingeklemd. Aanbevolen wordt om de accu in een klein plastic zakje te plaatsen en de accukabel met plakband af te dichten om de accu tegen brandstof te beschermen.
Op dezelfde manier wordt de ontvanger met schuimrubber omwikkeld, om tegen motor­trillingen te beschermen. Plaats deze eveneens in een plastic zakje. Berg dit pakje op onder of over de servo's, wanneer er voldoende ruimte aanwezig is. Denk er wel aan, dat zich de ontvanger tijdens een kunstvlucht-manoeuvre niet mag verschuiven.
12.) VLIEGINSTELLINGEN
Plaats het model in horizontale positie op een tafel. Houdt een rechte lat onder het staartstuk en controleer met een meetlat of de vleugel de juiste invalshoek heeft. De onderzijde van de vleugel moet aan de vleugelvoorkant, waar zich het triplexstuk voor de cockpit- steundraad bevind, om 0,31 cm hoger zijn dan de vleugel onder aan de eindlijst. Als de invalshoek niet juist is, corrigeert u deze, door onder de neuslijst of onder de eindlijst een kleine wig te plaatsen. Voer deze correctie voor het bespannen uit.
De volgende roeruitslagen worden voor de eerste testvlucht aangeraden. Alle afmetingen zijn aan de achterkant van de roeren gemeten. Na de testvluchten kunt u de uitslagen aanpassen op uw vliegstijl door te vergroten of te verminderen.
AANBEVOLEN ROERUITSLAGEN Hoogteroer . 1,27 cm hoog, 1,27 cm diep Rolroer . 0,95 cm hoog, 0,95 cm diep Richtingsroer . 2,54 cm in beide richtingen
Controleer zorgvuldig uw gehele afstandsbesturinginstallatie, controleer ook de functies bij een lopende motor, voordat u de eerste testvlucht uitvoert. Dit voorkomt een hoop problemen, als de motor voor de inbouw in het model goed ingelopen en de carburateur op een teststand of in een ander vliegtuig nauwkeurig ingesteld is. Een zorgvuldig uitgebalanceerd en uitgelijnd model met een betrouwbare motor en een functionerende afstandsbesturing zijn de voorwaarden voor een succesvolle testvlucht.
12
10.) BALANCEREN VAN HET MODEL
Het in het bouwschema weergegeven zwaartepunt is het uiterste achterste limiet. Plaats deze in geen geval nog verder naar achteren, ook niet als u lood in de tip moet plaatsen. Vliegen met een te ver naar achteren gelegen zwaartepunt is veel gevaarlijker dan extra gewicht met lood in de vleugeltip. Het balanceren wordt met een lege tank uitgevoerd. Voor de eerste testvluchten raden wij aan om het zwaartepunt om 1,27 tot 1,9 cm tegenover de opgave in het bouwschema naar voren te leggen. Een model waarbij het zwaartepunt iets meer naar voren ligt is eigenstabieler en zal minder snel overtrekken en beter te handhaven zijn. Ook de roeracties zijn bij een meer naar voren liggende zwaartepunt minder krachtig en het model zal niet overtrokken worden. Echter is dan een kunstvlucht beperkt, maar na de testvluchten en als u met het model goed vertrouwd bent, kunt u het zwaartepunt iets meer naar achteren verleggen. Maak dit stapsgewijs en controleer steeds het resultaat tijdens het vliegen op voldoende hoogte.
13.) VLIEGEN
Indien u beginner bent in het modelvliegen, moet u beslist een ervaren persoon raadplegen die bij de eerste start aanwezig is. Vraag bij een modelvliegclub of aan andere modelvliegers naar een ervaren piloot en een geschikt vliegterrein bij u in de buurt. U heeft in de opbouw van het model vele uren gestoken en alles kan in een moment van onzekerheid vernield worden.
Als er geen goede, gladde startbaan beschikbaar is, kan het model ook met de hand gestart worden. Houdt het model exact achter het landingsgestel met de linker hand vast en met de rechter hand onder het staartvlak, loop vlotjes tegen de wind in en werp het model met de neus iets naar beneden met een speerachtige beweging naar voren. Het is niet noodzakelijk, tijdens het werpen een hoge snelheid te bereiken, veel belangrijker is dat het model zacht met horizontale vleugel gestart wordt. Eventueel zakt het model eerst iets door om dan in een vlakke hoek te stijgen. Als het na een vlucht van ongeveer 15 meter niet gaat stijgen, geeft u iets hoogteroer zodat de neus omhoog gaat. Houdt met roer of rolroer de vleugel horizontaal en tegen de wind in. Corrigeer, indien nodig, met de trimhevels op de zender, totdat u met een neutrale stuurknuppel rechtuit en horizontaal vliegt. Maak deze instellingen alleen als u voldoende hoogte hebt. Probeer op deze hoogte ook een keer zonder gas te geven om de glijdeigenschappen van het model te leren kennen en om te zien wat u bij het landen kunt verwachten. Probeer meerdere keren het aanvliegen voor een landing op voldoende hoogte, om het gevoel te krijgen hoe het model zich bij de landing zal gedragen. Maak de laatste en uiteindelijke aanvlucht voor de landing, zolang u nog voldoende brandstof heeft, zodat u nog een keer gas kunt geven wanneer te landing te kort blijkt. Let een keer op de mislukte landingen op een vliegveld. Het aantal te korte landingen is veel hoger dan de te lange. Vlieg dus verder, ook lijkt het aanvliegen iets te hoog te zijn. De kans om bij het gewenste punt te landen is dan helemaal niet slecht.
13
Loading...