Sharp MX-250E, MX-250F, MX-250FE, MX-300E, MX-300W OPERATION MANUAL [nl]

...
Page 1
DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL FULL-COLOURSYSTEEM
MODEL: MX-C250E
MX-C250F MX-C250FE MX-C300E MX-C300W MX-C300WE
Page 2

INLEIDING

In deze handleidingen wordt beschreven het digitaal multifunctioneel full-coloursysteem van het model MX-C250E/ MX-C250F/MX-C250FE/MX-C300E/MX-C300W/MX-C300WE.
• Wanneer u in deze handleiding "MX-XXXX" ziet, leest u in plaats van "XXXX" de naam van uw model. Zie p.8
Opmerking
De in de handleiding getoonde weergaveschermen, berichten en toetsnamen kunnen verschillen van die op de huidige machine vanwege productverbeteringen en -wijzigingen.
voor de naam van uw model.
• De schermafbeeldingen en procedures die in deze handleiding vermeld staan, zijn hoofdzakelijk bedoeld voor Windows 7. Voor andere versies van Windows kunnen sommige schermen verschillen van de schermen in deze handleiding.
• Raadpleeg de handleiding van uw besturingssysteem of online-Help voor informatie over het gebruik van uw besturingssysteem.
2
Page 3

INHOUD

INLEIDING ......................................................... 2
DE HANDLEIDING GEBRUIKEN ...................... 7
OVER DE HANDLEIDINGEN ...........................7
GEBRUIKTE CONVENTIES IN DEZE
HANDLEIDING .................................................7
VERSCHILLEN TUSSEN MODELLEN ............. 8
1
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES ... 9
BEDIENINGSPANEEL....................................11
DISPLAY.......................................................... 13
LINKERMENU EN RECHTERMENU .............13
HET DISPLAY GEBRUIKEN ..........................14
STROOM IN- EN UITSCHAKELEN................. 15
INSCHAKELEN...............................................15
UITSCHAKELEN ............................................15
ENERGIEBESPARINGSFUNCTIES ..............15
STANDAARDINSTELLINGEN........................15
PAPIER BIJVULLEN ....................................... 16
PAPIER...........................................................16
AFDRUKZIJDE NAAR BOVEN OF NAAR
BENEDEN.......................................................17
PAPIER BIJVULLEN.......................................19
PAPIERLADE-INSTELLINGEN ......................22
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEMODUS ....... 23
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEMODUS
GEBRUIKEN...................................................23
TEKENS INVOEREN ....................................... 24
LETTERS DIE KUNNEN WORDEN
INGEVOERD ..................................................24
2 KOPIEERFUNCTIES
NORMAAL KOPIËREN ................................... 26
HET ORIGINEEL PLAATSEN ....................... 27
KOPIE DONKERDER OF LICHTER MAKEN
LADE SELECTEREN..................................... 28
AANTAL KOPIEËN INSTELLEN ................... 28
FORMAAT ORIGINEEL SELECTEREN ........ 29
DE HANDINVOERLADE GEBRUIKEN OM EEN
SPECIAAL FORMAAT ORIGINEEL TE
KOPIËREN .................................................... 29
EEN KOPIE VERKLEINEN OF
VERGROTEN ................................................ 29
AUTOMATISCH DUBBELZIJDIG
KOPIËREN .................................................... 30
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES...................... 31
KOPIE SORTEREN ....................................... 31
ID-KAARTKOPIE ........................................... 32
RESOLUTIE-INSTELLINGEN........................ 33
SPECIALE FUNCTIES .................................... 34
MEERDERE ORIGINELEN KOPIËREN OP ÉÉN VEL PAPIER (2-IN-1 / 4-IN-1 KOPIE) ... 34
KAARTFORMAAT ......................................... 35
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN
KOPIEËN (RGB Aanpassen) ......................... 35
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING
AANPASSEN (Scherpte) ............................... 36
VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN
(Onderdruk BG (achtergrond))....................... 36
REGELMATIG GEBRUIKTE INSTELLINGEN (PROGRAMMA'S)
.............................................. 37
....... 28
3
Page 4
3 PRINTER
4 FAXFUNCTIES
PRINTERFUNCTIE VAN DE MACHINE.........39
AFDRUKKEN VANUIT WINDOWS ................. 40
HET EIGENSCHAPPENVENSTER VAN DE PRINTERDRIVER
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD
DE HELP-FUNCTIE VAN DE PRINTERDRIVER
WEERGEVEN .................................................... 44
VEELGEBRUIKTE AFDRUKINSTELLINGEN OPSLAAN
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN ........................47
............................................40
.......41
.............................................43
.....45
AFDRUKKEN VANAF EEN MACINTOSH-
COMPUTER..................................................... 48
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN....48
AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD
.............................................51
VEELGEBRUIKTE FUNCTIES ........................ 52
KLEURENMODUS SELECTEREN
EEN INSTELLING VOOR DE AFDRUKMODUS SELECTEREN
DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN
DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER
MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA AFDRUKKEN
.................................................54
....................................................57
...................
.........................55
.......
52
56
HANDIGE AFDRUKFUNCTIES....................... 59
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN BOEKJES EN POSTERS
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING
INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN
TEKST EN AFBEELDINGEN .............................68
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE DOELEINDEN
HANDIGE PRINTERFUNCTIES
.............................................................71
AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND IN EEN
USB-GEHEUGEN ........................................................75
DIRECT AFDRUKKEN VANAF EEN COMPUTER......76
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN OP DE MACHINE..... 76
DE MACHINE INSTELLEN OP OFFLINE
.................................59
...62
....64
.......................72
.. 74
...............
76
BIJLAGE.......................................................... 77
SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER
.................77
DIT PRODUCT OP JUISTE WIJZE ALS FAX
GEBRUIKEN.................................................... 79
PUNTEN DIE GECONTROLEERD EN GEPROGRAMMEERD MOETEN WORDEN NA
DE INSTALLATIE ............................................ 80
FAXMODUS (BASISSCHERM) ..................... 81
ORIGINELEN ................................................... 82
ORIGINELEN DIE GEFAXT KUNNEN WORDEN
HANDIGE KIESMETHODEN (AUTOMATISCH KIEZEN)
...... 82
... 83
MANIEREN OM EEN FAX TE VERZENDEN .. 84
Adrescontrole................................................. 84
FAXBERICHT VERZENDEN ........................... 85
BASISPROCEDURE VOOR FAXBERICHTEN
VERZENDEN ...............................................................85
VERZENDEN VIA AUTOMATISCH KIEZEN (SNELKIEZEN EN GROEPSNUMMER KIEZEN)
ZOEKEN NAAR EEN GEPROGRAMMEERDE BESTEMMING (MET DE [ADRES] TOETS) ( ))
DUBBELZIJDIGE ORIGINELEN FAXEN....... 88
DE RESOLUTIE SELECTEREN.................... 92
DE BELICHTING WIJZIGEN ......................... 92
ANNULEREN VAN FAXVERZENDING ......... 93
..... 87
.... 87
FAXBERICHTEN ONTVANGEN ..................... 95
FAXBERICHT ONTVANGEN......................... 95
HANDMATIGE FAXONTVANGST................. 96
FUNCTIETOETS.............................................. 97
FAX VASTHOUDMODE ................................ 97
AUTOMATISCH VERZENDEN OP EEN
BEPAALDE TIJD ........................................... 98
HETZELFDE DOCUMENT IN EEN HANDELING NAAR MEERDERE
BESTEMMINGEN VERZENDEN................... 99
VERZENDOPTIES....................................... 100
POLLINGGEHEUGEN ................................. 101
NUMMERS VOOR AUTOMATISCH KIEZEN OPSLAAN, BEWERKEN EN VERWIJDEREN (SNELKIESNUMMERS EN GROEPSNUMMERS)
PROGRAMMA'S OPSLAAN, BEWERKEN EN
VERWIJDEREN........................................... 107
................................... 103
LIJSTEN MET GEPROGRAMMEERDE INFORMATIE EN INSTELLINGEN AFDRUKKEN
AFZENDERINFORMATIE TOEVOEGEN AAN UW FAXEN (EIGEN NUMMER VERZENDEN)
DOORSTUURFUNCTIE .............................. 110
DE DOORSTUURFUNCTIE GEBRUIKEN
109
....... 109
..... 111
INSTELLINGEN GEBRUIKEN DIE ALS
PROGRAMMA ZIJN OPGESLAGEN ................ 112
EEN PROGRAMMA GEBRUIKEN............... 112
4
Page 5
ONTVANGEN GEGEVENS NAAR EEN NETWERKADRES DOORSTUREN (INSTELLING
VOOR INKOMENDE ROUTING) ....................... 113
DE BASISINSTELLINGEN CONFIGUREREN
DE BESTEMMING INSTELLEN ...................115
.....113
EEN FAX RECHTSTREEKS VANUIT EEN
COMPUTER VERZENDEN (PC-Fax) ................ 116
EEN EXTRA TELEFOON AANSLUITEN .......... 117
EEN EXTRA TELEFOON AANSLUITEN......117
EEN EXTRA TELEFOON GEBRUIKEN .......118
WANNEER EEN TRANSACTIERAPPORT WORDT
AFGEDRUKT ..........................................................120
INFORMATIE IN DE KOLOM TYPE/NOOT
.....120
RAPPORT MET EEN REGELMATIG INTERVAL
(COMMUNICATIEACTIVITEITEN- RAPPORT)......121
WANNEER ER EEN ALARM AFGAAT EN EEN
WAARSCHUWINGSMELDING VERSCHIJNT.......122
ZELFDIAGNOSEFUNCTIE...........................122
MELDINGEN TIJDENS NORMALE
FUNCTIONERING................................................122
5 SCANNERFUNCTIES
6 PROBLEEMOPLOSSING
PROBLEEMOPLOSSING.............................. 141
NETWERKPROBLEMEN............................. 143
MACHINE- EN KOPIEERPROBLEMEN...... 143
PRINT- EN SCANPROBLEMEN.................. 146
FAXPROBLEMEN ....................................... 149
INDICATORS EN DISPLAYMELDINGEN..... 151
ALS UW E-MAIL WORDT
TERUGGEZONDEN ...................................... 152
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
PAPIERSTORING IN DE
ORIGINEELINVOER.................................... 153
PAPIERSTORING IN DE
HANDINVOERLADE.................................... 155
PAPIERSTORING IN DE MACHINE ........... 156
PAPIERSTORING IN PAPIERLADE 1 ........ 159
PAPIERSTORING IN PAPIERLADE 2 ........ 159
TONERCARTRIDGE VERVANGEN.............. 160
DE TONERAFVALBAK VERVANGEN ......... 161
.......... 153
OVER DE SCANNERFUNCTIES................... 123
HET BASISSCHERM VAN DE SCANNERMODUS
......125
AFBEELDING VERZENDEN......................... 126
ELEMENTAIRE VERZENDPROCEDURE
BESTEMMING SELECTEREN (MET DE
[ADRES] TOETS) ( )) .................................128
DUBBELZIJDIGE ORIGINELEN VERZENDEN
....126
....129
SCANINSTELLINGEN OPSLAAN ................ 130
HET SCANFORMAAT INSTELLEN130
RESOLUTIE SELECTEREN.........................130
BESTANDSINDELING SELECTEREN.........131
DE GRIJSTINTEN VAN DE ZWART-
WITMODUS AANPASSEN ...........................131
DE SCANBELICHTING AANPASSEN .............132
SCANMARGES INSCHAKELEN (LEEG
GEBIED) .......................................................132
VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN
(ONDERDRUK BG (ACHTERGROND)).......132
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING
AANPASSEN (SCHERPTE) .........................132
VISITEKAARTEN SCANNEN (SCANNEN
ADRESKAART) ............................................133
AFDRUKSTAND EN STANDAARD
PLAATSINGSRICHTING ORIGINELEN.......133
EEN PROGRAMMA OPSLAAN EN
BEWERKEN/VERWIJDEREN ......................134
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN
(PROGRAMMA)............................................134
SCANNEN VANAF UW COMPUTER (PC SCAN)
SCANNEN VANUIT EEN TWAIN-
COMPATIBELE TOEPASSING ....................135
135
USB-GEHEUGENSCAN................................ 139
DE FUNCTIE USB-GEHEUGENSCAN GEBRUIKEN
.................................................................139
7 ROUTINEONDERHOUD
HET TOTALE AANTAL KOPIEËN EN DE RESTERENDE TONER CONTROLEREN
ROUTINEONDERHOUD................................ 163
DE GLASPLAAT EN ORIGINEELINVOER
REINIGEN.................................................... 163
DE SCANPLAAT REINIGEN (ALLEEN WANNEER ER EEN ORIGINEELINVOER IS
GEÏNSTALLEERD) ...................................... 164
DE PAPIERINVOERROL VAN DE
HANDINVOERLADE REINIGEN ................. 164
DE ROLLEN VAN DE AUTOMATISCHE
ORIGINEELINVOER REINIGEN ................. 164
DE TONERKANALEN VAN DE
FOTOGELEIDENDE DRUM REINIGEN...... 165
DE LASEREENHEID REINIGEN................. 166
CONTRAST DISPLAY AFSTELLEN
................ 167
...... 163
5
Page 6
8 SYSTEEMINSTELLINGEN
9
WEBFUNCTIES IN DE MACHINE
DOEL VAN DE SYSTEEMINSTELLINGEN
PROGRAMMA'S DIE BETREKKING HEBBEN
OP ALLE FUNCTIES VAN DE MACHINE ....168
WACHTWOORD VOOR DE BEHEERDER
PROGRAMMEREN ......................................168
.... 168
WACHTWOORD VOOR DE BEHEERDER PROGRAMMEREN
........................................ 169
LIJST MET SYSTEEMINSTELLINGEN .......... 170
SYSTEEMINSTELLINGEN GEBRUIKEN ....... 175
Beheer. # Wijz...............................................176
Standaard-instellingen ..................................176
Netwerk.........................................................176
Accountcontrole ............................................178
Apparaatbeheer ............................................179
Registratie aanpassen ..................................179
Energie besparen..........................................180
Lijst Afdrukken ..............................................181
Autokleurkalib. ..............................................181
Beveiligings-instellingen................................182
Kopieerapparaat ...........................................182
Printer ...........................................................183
Faxen ............................................................183
SCANNER ....................................................189
OVER DE WEBPAGINA’S
TOEGANG TOT DE WEBPAGINA .............. 190
............................. 190
OVER DE WEBPAGINA’S (VOOR GEBRUIKERS)
............................................... 191
DE INSTELLINGEN PRINTERVOORWAARDEN
CONFIGUREREN............................................ 192
DE INSTELLINGEN CONFIGUREREN ....... 192
INSTELLINGENMENU
PRINTERVOORWAARDEN ........................ 193
INSTELLINGEN
PRINTERVOORWAARDEN ........................ 193
DE INSTELLINGEN VAN DE SCANNERVOORWAARDEN CONFIGUREREN
BESTEMMINGEN INSTELLEN ................... 195
BASISINSTELLINGEN VOOR SCANNEN VIA
HET NETWERK (VOOR DE
BEHEERDER) ............................................. 201
........................................... 195
OVER DE WEBPAGINA’S (VOOR DE BEHEERDER)
................................................ 202
SMTP-, DNS- EN LDAP­SERVERINSTELLINGEN CONFIGUREREN
.. 203
INFORMATIE BEVEILIGEN DIE IN DE WEBPAGINA IS GEPROGRAMMEERD ([Wachtwoorden])
BEHEERDERINSTELLINGEN
EEN INSTELLING IN DE BEHEERDERINSTELLINGEN
CONFIGUREREN........................................ 205
BEHEERDERINSTELLINGEN..................... 205
......................................... 204
....................... 205
INSTELLINGEN E-MAILSTATUS EN E­MAILWAARSCHUWINGEN
INFORMATIE-INSTALLATIE ....................... 206
SMTP-instelling............................................ 206
INSTALLATIE STATUSBERICHTEN........... 207
INSTALLATIE
WAARSCHUWINGSBERICHT .................... 207
........................... 206
HANDELSMERKEN ........................................ 209
6
Page 7

DE HANDLEIDING GEBRUIKEN

Deze machine werd ontworpen om in een klein bemeten kantoorruimte en met een groot bedieningsgemak handige kopieerfuncties te verschaffen. Zorg dat u vertrouwd raakt met deze handleiding en de machine om volledig gebruik te kunnen maken van alle machinefuncties. Om deze handleiding als snelle referentie te gebruiken tijdens machinegebruik, raadt SHARP aan deze handleiding uit te printen en te bewaren op een eenvoudig te bereiken plaats.

OVER DE HANDLEIDINGEN

De handleidingen voor de machine zien er als volgt uit:
Startgids
Deze handleiding geeft uitleg over:
• Specificaties
• Waarschuwingen voor veilig gebruik van de machine
Bedieningsgids (op de accessoire-CD-ROM)
Deze handleiding geeft uitleg over: Het gebruik van de machine en wat u moet doen bij problemen
Handleiding software-installatie (op de accessoire-CD-ROM)
Deze handleiding geeft uitleg over: Het installeren van de software voor gebruik van de machine vanaf uw computer

GEBRUIKTE CONVENTIES IN DEZE HANDLEIDING

De pictogrammen in de handleidingen wijzen op de volgende soorten informatie:
Waarschuwing
Let op
Opmerking
Waarschuwt de gebruiker voor letsel wanneer de inhoud van de waarschuwing niet correct wordt opgevolgd.
Waarschuwt de gebruiker voor beschadigingen aan de machine of onderdelen als gevolg van het verkeerd uitvoeren van de veiligheidsmaatregelen.
De opmerkingen geven nuttige informatie over de specificaties, functies, prestaties, bediening e.d. van de machine.
7
Page 8

VERSCHILLEN TUSSEN MODELLEN

Deze handleiding omvat de volgende modellen.
Model Kopieersnelheid Draadloos LAN Faxfunctie Origineelinvoer
MX-C300W
MX-C300WE
MX-C250F
MX-C250FE
MX-C250E 25 kpm MX-C300E 30 kpm Dubbelzijdig
Specificaties AB-serie (Europese maten) en inch-serie (Amerikaanse maten)
Indien van toepassing worden beide specificaties vermeld. Bijvoorbeeld: Pagina 4: A4 en B5 (8-1/2" x 11" en 5-1/2" x 8-1/2") Startgids: 50%, 70%, 81%, 86%, 100%, 115%, 122%, 141%, 200% (50%, 64%, 77%, 95%, 100%, 121%, 129%,
141%, 200%) Het bedieningspaneel in deze handleiding laat de gegevens van de AB-serie zien. Het bedieningspaneel van machines uit de inch-serie laat echter wel de Amerikaanse maten zien.
30 kpm Ja
25 kpm
Nee
Ja
Nee
Dubbelzijdig
Enkelzijdig
Enkelzijdig
8
Page 9
1
Dit hoofdstuk bevat basisinformatie die u moet lezen voordat u de machine gebruikt.

ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES

VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN

(17)
(1)
(2) (3) (4)
(5)
(4)
(6) (7)
(1) Glasplaat
Plaats hier de originelen die u wilt scannen met de kopiezijde naar beneden. (p.27)
(2) Hoofdschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de machine aan en uit te zetten.
(3) Verlengstukken middelste papierlade
Wanneer u papier van A4-formaat of groter uitwerpt, kunt u deze naar buiten halen.
(4) Handgrepen
Worden gebruikt bij het verplaatsen van de machine. Gebruik de handgreep onderaan wanneer u lade 2 aanbrengt.
Opmerking
(5) Middelste papierlade
Kopieën en afdrukken komen in deze lade terecht.
(6) Lade 1
In lade 1 gaan ca.250 bladen van kopieerpapier (80 over papiersoorten, -formaten en -gewichten.
(7) Lade 2 (optie)
In lade 2 gaan ca. 500 bladen kopieerpapier (80 g/m2 (21 lbs.)). Zie "PAPIER" (p.16) voor beperkingen over papiersoorten, -formaten en -gewichten.
(8) Bedieningspaneel
Bevat bedieningstoetsen en indicatorlampjes.
(9) USB 2.0-poort (type A)
Gebruik deze poort om een USB-apparaat, zoals USB-geheugen, aan te sluiten op de machine.
De hoofdeenheid is erg zwaar. Doe dit daarom met
twee personen. Pak de handgrepen aan beide
zijden goed vast wanneer u de hoofdeenheid optilt.
g
/m2). Zie "PAPIER" (p.16) voor beperkingen
(8)
(9)
(10)
(15) (16)
(11) (12)
(13)
(14)
(10) Voorklep
Open deze klep om de tonercartridge te vervangen enz.
(11) Zijklep handgreep
Opentrekken om zijklep te openen.
(12) Zijklep
Open deze geleider om vastgelopen papier te verwijderen.
(13) Papiergeleiders van de handinvoerlade
Pas de handinvoergeleiders aan de breedte van het papier aan.
(14) Handinvoerlade
Speciaal papier (zwaar papier of transparante film) kunnen in de handinvoerlade worden ingevoerd.
(15) Aansluiting voor extra telefoon
Op deze aansluiting kan een extra telefoon worden aangesloten voor gebruik van de telefoonfunctie.
(16) Aansluiting voor telefoonlijn
Bij gebruik van de faxfunctie van de machine wordt op deze aansluiting de telefoonlijn aangesloten.
(17) USB 2.0-poort (type B)
Sluit uw computer op deze poort aan als u de printerfunctie wilt gebruiken.
(18) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als de machine binnen een netwerk wordt gebruikt.
(18)
(19)
(4)
9
Page 10
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
(21)
(20)
(22)
(19) Verlenging van de handinvoerlade
Open deze lade wanneer u papier plaatst in de handinvoerlade.
(20) Tonercartridge (Y/M/C/Bk)
Bevat de toner. Wanneer de toner in een cartridge op is, moet de cartridge met de desbetreffende kleur worden vervangen.
(21) Origineelinvoerlade
Plaats hier de originelen die u wilt scannen met de kopiezijde naar boven.
(22) Tonerafvalbak
Hierin wordt het teveel aan toner opgevangen dat achterblijft na het afdrukken.
(23) Klep van de invoerrol
Open deze klep om vastgelopen originelen te verwijderen.
(24) Origineelgeleiders
Pas deze aan het formaat van de originelen aan.
(25) Lade van de invoerrol
Openen om de originelen te plaatsen.
(26) Verlenglade
Openen wanneer u een lang origineel scant.
(27) Uitvoergedeelte
De originelen worden hier uitgevoerd na het kopiëren/scannen wanneer de origineelinvoer wordt gebruikt.
(28) Papiergeleider van de fuseereenheid
Open deze geleider om vastgelopen papier te verwijderen.
(29) Kijkgat
Gebruik het kijkgat (zie afbeelding rechts) om de positie van het origineel te controleren.
(Alleen voor modellen met enkelzijdige scanfunctie).
(28)
(23)
(32)
(31)
(24)
(30)
(29)
(30) Ontgrendelingen van de fuseereenheid
Duw deze hendels omlaag om de druk te verminderen bij het verwijderen van vastgelopen papier uit de fuseereenheid of bij het invoeren van een envelop via de handinvoerlade.
• De fuseereenheid is heet. Raak de
Waarschuwing
fuseereenheid niet aan tijdens het verwijderen van vastgelopen papier. Dit kan brandwonden of letsel veroorzaken.
• Knijp de hendels eerst samen met uw duim en wijsvinger en duw ze vervolgens langzaam naar beneden. Als u te hard duwt, kunnen de hendels tegen uw vingers slaan.
(31) Draaiknop van de rollen
Draai deze knop om vastgelopen papier te verwijderen.
(32) Rechterzijklep van papierlade
Openen om vastgelopen papier uit de laden te verwijderen.
(33) Klep van duplextransport
Openen om vastgelopen papier te verwijderen.
(25) (26)
(27)
(33)
Opmerking
Blokkeer de ventilatieopeningen van de machine nooit door er iets voor te zetten of door de machine te dicht tegen een muur te plaatsen.
10
Page 11

BEDIENINGSPANEEL

(1) (2) (3) (4) (5) (6) (7) (8) (9) (10) (11) (12) (13)
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
(1) Display
Geeft verschillende meldingen weer. (p.13, 81,
125)
(2) [FAX] toets
Druk hierop om de faxmodus te selecteren.
(3)
[PROGRAMMA 1 / PROGRAMMA 2] toets ()
Druk hierop om de opgeslagen scannerinstellingen te gebruiken. (p.134)
(4) [SCANNEN] toets / indicator ( )
Druk hierop om de scanmodus te selecteren.
(5) [ZOOM] toets ( )
Druk op deze toets om de kopieerfactor voor verkleining/vergroting te selecteren. (p.29)
(6) [KOPIE] toets
Druk hierop om de kopieermodus te selecteren.
(7) [KAARTFORM. KOPIE] toets ( )
Kaartform. kopie inschakelen.
(8) Pijltjestoetsen
Druk op deze toetsen om de markering (die aangeeft dat er een item geselecteerd is) in het display te verplaatsen.
(9) [OK] toets
Druk op deze toets om de geselecteerde instelling in te voeren.
/ indicator
/ indicator
()
()
(14) (15)(16)
(10) [BELICHTING] toets )
(11) [ENERGIE BESPAREN] toets
(12) [TERUG] toets ( )
(13) [SPECIALE FUNCTIE] toets ( )
(14) [C] toets
(15) [ADRES] toets ( )
(16) [DUBBELZIJDIG] toets ( )
Met deze toets kunt u de belichtingsfunctie selecteren. (p.28)
/ indicator
Druk hierop om de energiebesparingsmodus te activeren.
Druk op deze toets om terug te keren naar het vorige scherm.
Druk op deze toets om de speciale functies te selecteren.
Druk hierop om het aantal ingestelde kopieën te wissen of een kopieerproces te stoppen.
Voor het zoeken naar een adres, nummer of andere contactgegevens die zijn opgeslagen om automatisch te kunnen kiezen. (p.87)
Selecteren om dubbelzijdig te kopiëren/faxen/scannen.
()
11
Page 12
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
(17) (18) (19) (20) (21) (22) (23)
(24) (25) (26) (27) (29) (30)(28)
(17) [COMM. INSTELLING] toets ( )
Hiermee kunt u schakelen tussen de geheugenverzendmodus en directe verzending, en tussen automatische ontvangst en handmatige ontvangst.
(18) [VERKORTKIES] toets ( )
Dit wordt gebruikt om snelkiesnummers te gebruiken. (p.83)
(19) [FAXSTATUS] toets ( )
Hiermee kunt u het verzenden van een fax of een opgeslagen fax annuleren. (p.93)
(20) [SPEAKER] toets ( )
Deze functie wordt gebruikt om te kiezen zonder de hoorn op te nemen van een extra telefoon die met de machine verbonden is. (p.83)
(21) [OPNIEUW KIEZEN/PAUZE] toets ( )
Hiermee kunt u het laatst gekozen nummer opnieuw kiezen en een pauze inlassen bij het invoeren van een faxnummer. (p.83, p.85)
(22) [KLEUR START] toets
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of te scannen in kleur. Deze toets kan niet worden gebruikt voor een fax.
(23) [ZWART-WIT START] toets
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of te scannen in zwart-wit. Deze toets wordt ook gebruikt om een fax te verzenden in de faxmodus.
(24) [UITLOGGEN] toets ( )
Druk op deze toets om uit te loggen nadat u bent ingelogd en de machine hebt gebruikt. Bij gebruik van de faxfunctie kan deze toets ook worden gebruikt voor het verzenden van tonen op een lijst voor pulskiezen.
(p.89)
/ indicator
/ indicator
(25) Numerieke toetsen
Tekens/cijfers invoeren.
(26) [EINDE LEZEN] toets ( )
Wanneer u in sorteerfunctie van de glasplaat kopieert, drukt u op deze toets, zodra u klaar bent met scannen van de originelen en met kopiëren wilt beginnen.
(27) [CA] toets
Wist alle geselecteerde instellingen en herstelt de standaard instellingen van de machine. (p.15)
(28) [STOP] toets ( )
Druk op deze toets om een kopieertaak of het scannen van een origineel te stoppen.
(29) Indicatoren van de faxmodus ( )
LIJN indicator ()
Brandt wanneer een fax wordt verzonden of ontvangen.
GEGEVENS indicator ()
Knippert wanneer een fax niet kan worden afgedrukt door een tekort aan papier of anderszins. Blijft branden wanneer er een niet-verzonden fax is.
(30) Indicatoren van de printermodus ( )
ONLINE indicator ()
Wanneer dit lampje brandt, kunnen afdrukgegevens worden ontvangen.
GEGEVENS indicator ()
Knippert wanneer afdrukgegevens worden ontvangen. Blijft branden tijdens het afdrukken.
Opmerking
De inhoud van het bedieningspaneel verschilt per model.
12
Page 13
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN

DISPLAY

Dit gedeelte geeft uitleg over het gebruik van het display.

LINKERMENU EN RECHTERMENU

Het display van de machine heeft een rechtermenu met daarin de veelgebruikte instellingen en een linkermenu waarin de instellingen en schermen van elke functie worden weergegeven.
Klaar v. kopiëren
Orig. Afm.
Lade 1
Belichtng
Papier Uitvoer Programma
Linkermenu Rechtermenu
Linkermenu (voorbeeld: kopieermodus)
(1)
(3)
(4)
(5)
(1) Mededelingweergave
(2) Weergave van pictogrammen voor speciale
Klaar v. kopiëren
(6)(2)
Lade 1
Belichtng
Hier ziet u berichten over de status en werking van de machine.
functies
Hier worden pictogrammen weergegeven van de speciale functies die worden gebruikt.
Enkelzijdig naar dubbelzijdig Dubbelzijdig naar dubbelzijdig kopiëren
(
Alleen voor modellen met dubbelzijdige
scanfunctie Dubbelzijdig naar enkelzijdig kopiëren
(
Alleen voor modellen met dubbelzijdige
scanfunctie Sorteerfunctie
RGB Aanpassen
Onderdruk BG
2-in-1 kopiëren
)
)
kopiëren
(3) Weergave van het papierformaat
Hier ziet u het geselecteerde papierformaat.
(4) Weergave van de belichting
Hier ziet u de geselecteerde belichtingsmodus.
(5) Weergave van de kopieerfactor
Hier ziet u de kopieerfactor voor de verkleining of vergroting.
(6) Weergave van het formaat van het origineel
Wanneer het formaat van het origineel is opgegeven bij "Orig. Afm." in het rechtermenu, is hier het opgegeven formaat te zien.
De volgende pictogrammen worden weergegeven wanneer het origineel is geplaatst.
Geen: Glasplaat
: Automatische origineelinvoer (enkelzijdig
scannen)
: Automatische origineelinvoer
(dubbelzijdig scannen) (Alleen voor modellen met dubbelzijdige scanfunctie)
4-in-1 kopiëren
Kaart Formaat
Kaartform. kopie
Scherpte
13
Page 14
Rechtermenu
(7) (8)
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
(7) Weergave van de verbindingsstatus
(Alleen voor modellen met draadloos netwerk) Weergegeven wanneer het draadloos netwerk
aan is.
Orig. Afm.
Papier Uitvoer Programma
(9)
(8) Weergave van het aantal kopieën
Hier ziet u het ingestelde aantal kopieën.
(9) Functieweergave
Hier ziet u de basisfuncties van elke modus.
Draadloze Infrastructuur: Verbinding maken
Draadloze Infrastructuur: Geen verbinding
Bedraad + Access Point Mode: met aangesloten handset
Bedraad + Access Point Mode: zonder aangesloten handset
Verbindingsfout van draadloze netwerkmodule in machine

HET DISPLAY GEBRUIKEN

Een item selecteren met de pijltoetsen (omhoog/omlaag)
Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag (in deze handleiding aangegeven met [ ] [ ])om naar een item in het selectiescherm te gaan en dat item te selecteren (markeren). Druk op de [OK] toets om het scherm voor het geselecteerde item weer te geven. Druk op [OK] in het instelscherm om uw instellingen op te slaan.
Klaar v. kopiëren
Orig. Afm.
Lade 1
Belichtng
Papier Uitvoer Programma
De pictogrammen [ ] [ ] worden in het selectiescherm weergegeven voor instellingen waarvoor de pijl omhoog/omlaag kan worden gebruikt.
Een item selecteren met de pijltoetsen (links/rechts)
De pijlen links/rechts (in deze handleiding aangegeven met [ ] [ ]) worden gebruikt om de belichting en waarden in te stellen in de instelschermen. Druk op [OK] om uw instellingen op te slaan.
Kopieerfactor
115%
Zoom
De pictogrammen [ ] [ ] worden weergegeven in de instelschermen waarin de pijl links/rechts kan worden gebruikt.
Gebruik de [TERUG] toets ( ) om terug te keren naar het vorige instelscherm.
14
Page 15
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN

STROOM IN- EN UITSCHAKELEN

De hoofdschakelaar bevindt zich aan de linkerzijde van de machine.

INSCHAKELEN

Draai de hoofdschakelaar naar de "AAN" positie.
Terwijl de machine opwarmt, knippert het bericht "Opwarmen" in de display.
• De machine keert terug naar de begininstellingen wanneer deze voor de eerste keer wordt ingeschakeld,
Opmerking
wanneer de [CA] toets wordt ingedrukt of wanneer er geen toetsen zijn ingedrukt voor de voorgeprogrammeerde "Auto wissen" tijd na het einde van een kopieertaak. Wanneer de machine terugkeert naar de begininstellingen, worden alle geselecteerde instellingen en functies op dat punt geannuleerd. De "Auto wissen" tijd kan in de systeeminstellingen worden gewijzigd. (p.179)
• De machine is aanvankelijk ingesteld om automatisch naar de energiebesparende modus te gaan als de machine gedurende een voorgeprogrammeerde tijd niet wordt gebruikt voor zowel kopiëren als printen. Deze instelling kan in de systeeminstellingen worden gewijzigd. (p.180)
• Lees de volgende gedeelten en schakel vervolgens de voeding in, voordat u de faxmodus gebruikt. "DIT PRODUCT OP JUISTE WIJZE ALS FAX GEBRUIKEN" (p.79) "PUNTEN DIE GECONTROLEERD EN GEPROGRAMMEERD MOETEN WORDEN NA DE INSTALLATIE" (p.80)

UITSCHAKELEN

Verzeker u ervan dat de machine uitstaat en zet vervolgens de hoofdschakelaar op de "UIT" positie.
Wanneer de kopieermachine wordt uitgeschakeld, terwijl deze in bedrijf is, kan er een papierstoring optreden en wordt de kopieertaak die aan de gang is geannuleerd.

ENERGIEBESPARINGSFUNCTIES

De machine is voorzien van twee energiebesparingsfuncties om de kosten te verminderen. Bovendien ontzien deze functies natuurlijke hulpbronnen en dragen ze bij aan het verminderen van de milieuvervuiling. De twee energiebesparingsfuncties zijn "Voorverwarmfunctie" en "Automatische uitschakelfunctie".
Voorverwarmfunctie
Met deze functie wordt het apparaat automatisch naar een toestand met een lager stroomverbruik geschakeld, als de in de systeeminstellingen ingestelde tijdsduur is verstreken zonder dat het apparaat is gebruikt met de stroom ingeschakeld. In de voorverwarmfunctie wordt de display uitgeschakeld. De normale werking wordt automatisch hervat zodra er een toets op het bedieningspaneel wordt ingedrukt, een origineel wordt geplaatst, of een printtaak of faxbericht wordt ontvangen.
Automatische uitschakelfunctie
Met deze functie wordt het apparaat automatisch naar een toestand gebracht die zelfs minder stroom verbruikt dan in de voorverwarmfunctie, als de in de systeeminstellingen ingestelde tijdsduur is verstreken zonder dat het apparaat is gebruikt met de stroom ingeschakeld. Tijdens de automatische uitschakelfunctie knippert alleen de [ENERGIE BESPAREN] indicator ( ). Druk op de [ENERGIE BESPAREN] toets ( ) als u de normale werking van het apparaat wilt herstellen. Normale werking wordt tevens automatisch hervat wanneer er een printtaak of faxbericht wordt ontvangen of wanneer er vanaf een computer wordt gescand. Wanneer automatisch uitschakelen is geactiveerd, heeft het indrukken van andere toetsen dan [ENERGIE BESPAREN] ( ) geen effect.
Opmerking
De activeringstijd voor de voorverwarmfunctie en de "Automatische uitschakelfunctie" kunnen in de systeeminstellingen worden gewijzigd.

STANDAARDINSTELLINGEN

De machine is in de fabriek zo ingesteld dat alle instellingen één minuut na afloop van een kopieertaak terugkeren naar de standaardinstellingen (auto wissen) of wanneer de [CA] toets wordt ingedrukt. Wanneer de instellingen terugkeren naar de standaardinstellingen, worden alle geselecteerde functies geannuleerd. U kunt de tijd voor auto wissen wijzigen in de systeeminstellingen. In de standaardtoestand verschijnt de display zoals hieronder
weergegeven. De standaardtoestand van de display hangt af van de opgegeven systeeminstellingen.
(p.179)
15
Page 16
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN

PAPIER BIJVULLEN

De melding "LADE< >:Papier toev." wordt weergegeven wanneer er geen kopieerpapier in de geselecteerde papierlade ligt. (< > is het ladenummer.) Vul papier bij in de aangegeven papierlade.

PAPIER

Gebruik voor de beste resultaten alleen door SHARP aanbevolen papier.
Type papierlade Papiertype Formaat Gewicht Capaciteit
Lade 1 Lade 2 (optie)
Handinvoerlade Normaal papier
Normaal papier Gerecycled papier Kleur Briefpapier Voorbedrukt Geperforeerd
Gerecycled papier Kleur Briefpapier Voorbedrukt Geperforeerd
Etiketten 106 g/m Transparanten 10 vel Zwaar papier 20 vel Glossy papier 1 vel Enveloppen
Aangepast Horizontaal:140 tot 356 mm
*2
A4, B5, A5, 16K, 8-1/2" x 11", 5-1/2" x 8-1/2", 7-1/4" x 10-1/2"
A4, B5, A5, A6, 16K, 8-1/2" x 11", 5-1/2" x 8-1/2", 7-1/4" x 10-1/2", 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-1/2", 8-1/2" x 13-2/5", 8-1/2" x 13"
International DL (110 mm x 220 mm) International C5 (162 mm x 229 mm) Monarch (98 mm x 191 mm) Commercial 10 (105 mm x 241 mm)
(5-1/2" tot 14")
Verticaal: 90 tot 216 mm
(3-5/8" tot 8-1/2")
60 g/m (16 lbs. tot 28 lbs.)
55 g/m (13 lbs. tot 28 lbs.)
220 g/m (28 lbs. tot 80 lbs.)
2
tot 105 g/m
2
tot 105 g/m
2
tot
2
2
2
250 vel 500 vel
50 vel
1 vel
10 vel
*1
*1 Het aantal vellen papier dat kan worden ingesteld, wisselt met het gewicht van een vel papier. Het papier mag
niet boven de hoogte-indicator komen.
*2 Wanneer u een envelop wilt invoeren, moet u de ontgrendelingen van de fuseereenheid omlaag duwen om de
druk te verminderen. "De handinvoerlade plaatsen" (p.20)

NORMAAL PAPIER, SPECIALE MEDIA

Normaal papier dat kan worden gebruikt
• Standaardpapier van SHARP (80 g/m2 (21 lbs.)). Raadpleeg de specificaties in de Starthandleiding voor papierspecificaties.
• Ander normaal papier dan SHARP-standaardpapier (60 g/m Gerecycled papier, gekleurd papier en geperforeerd papier moeten aan dezelfde specificaties voldoen als normaal papier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
* De eenheden "g/m
2
" (lbs.) in deze uitleg geven het papiergewicht aan.
16
2
tot 105 g/m2 (16 lbs. tot 28 lbs.))
Page 17
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN

AFDRUKZIJDE NAAR BOVEN OF NAAR BENEDEN

Papier wordt geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van het papiertype en de lade. De stand waarin geperforeerd papier, briefpapier en voorbedrukt papier wordt geladen, is anders dan die van ander papier. Zie "Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefpapier en voorbedrukt papier" (p.17) voor meer informatie.
Laden 1 tot 2
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven. Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar beneden.
Handinvoerlade
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden. Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar boven.
Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefpapier en voorbedrukt papier
Origineelinvoerlade Glasplaat
A
A
Lade 1 tot 2
Handinvoerlade
Voorgeperforeerd (links
inbinden)
A
Laad de te bedrukken kant van het papier naar onderen met de perforatiegaten naar voren en de bovenrand rechts.
A
Laad de te bedrukken kant van het papier naar boven met de perforatiegaten naar voren en de bovenrand links.
Briefpapier Voorbedrukt
ABC
ABC
A
Laad de te bedrukken kant van het papier naar onderen met het briefhoofd (bovenrand) rechts.
ABC
ABC
Laad de te bedrukken kant van het papier naar boven met het briefhoofd (bovenrand) links.
A
-1-
A
-1-
Laad de te bedrukken (voorbedrukte) kant van het papier naar onderen met de bovenrand rechts.
-1-
Laad de te bedrukken (voorbedrukte) kant van het papier naar boven met de bovenrand links.
A
A
-1-
17
Page 18
Papier dat u niet kunt gebruiken
• Speciale media voor inkjetprinters (fijn papier, glanspapier, glansfilm enz.)
• Carbonpapier of thermisch papier
• Geplakt papier
• Papier met clips
• Papier met vouwen
• Gescheurd papier
• Geoliede transparanten
• Dun papier van minder dan 55 g/m
• Papier van 220 g/m
2
(80 lbs. index) of meer
2
(13 lbs.)
Niet-aanbevolen papier
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
• Papier met onregelmatige afmetingen
• Geniet papier
• Vochtig papier
• Opgekruld papier
• Papier waarvan ofwel de afdrukzijde ofwel de achterzijde door een ander(e) printer of multifunctioneel apparaat is bedrukt.
• Papier met golfpatronen als gevolg van vochtabsorptie
• Strijkpapier
• Japans papier
• Diverse typen normaal papier en speciale media zijn verkrijgbaar. Sommige typen zijn met de machine niet te
Opmerking
• De beeldkwaliteit en geschiktheid voor fusing van het papier wisselt mogelijk naargelang de omgeving,
• Wanneer u niet-aanbevolen of niet-bruikbaar papier gebruikt, kan dit leiden tot scheve invoer, papierstoringen
• Wanneer u niet-aanbevolen papier gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen of een slechte beeldkwaliteit.
gebruiken. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
bedrijfssituatie en papiereigenschappen. De afbeeldingkwaliteit is dan minder dan u zou verkrijgen op SHARP-standaardpapier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
en slechte fusing van de toner (de toner hecht niet goed aan het papier en geeft af), of storingen van de machine.
Voordat u niet-aanbevolen papier gebruikt, controleert u of u hiermee goed kunt afdrukken.
• Geperforeerd papier
Papier dat kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken
Papier dat wordt gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken moet aan de volgende voorwaarden voldoen. Papiertype: Normaal papier (speciaal papier kan niet worden gebruikt). Papierformaat: Standaardformaten (A4, B5, A5, 16K, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11") Papiergewicht: 60 g/m
2
tot 105 g/m2 (16 lbs. tot 28 lbs.)
Speciaal papier
Volg de hieronder beschreven maatregelen bij het gebruik van speciaal papier.
Gebruik door SHARP goedgekeurde transparante film en etiketvellen. Gebruik van papier dat niet door SHARP is goedgekeurd, kan leiden tot papierstoringen of vlekken op de kopieën. Als er andere media worden gebruikt dan door SHARP aanbevolen, moet elk veld afzonderlijk worden ingevoerd met behulp van de handinvoerlade (vermijd continu kopiëren of afdrukken).
Er zijn veel verschillende soorten papier op de markt en niet elke papiersoort kan in deze machine worden gebruikt. Neem contact op met uw service leverancier voordat u speciaal papier gaat gebruiken.
Maak eerst een testkopie met het speciale papier om te controleren of dit geschikt is voordat u papier dat niet is goedgekeurd door SHARP gaat gebruiken.
18
Page 19
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN

PAPIER BIJVULLEN

Zorg ervoor dat de machine niet kopieert of afdrukt en voer vervolgens de volgende stappen uit om het papier bij te vullen.
Papier in de papierlade plaatsen
Til de bovenste papierlade voorzichtig omhoog en trek de papierlade er zover
1
mogelijk uit.
Duw de drukplaat naar beneden en stem de geleiders in de lade af op de lengte en
2
breedte van het papier.
(2)
(2)
Plaat B
Plaats het papier in de lade.
3
Uitsteeksel
Duw de papierlade voorzichtig in de machine.
4
(1)
(2)
Plaat A
Streep op
geleider
Invoerrol
(1) Duw de drukplaat in het midden naar beneden totdat deze vastklikt. (2)
Plaat A en B zijn schuifgeleiders. Pak de vergrendelknop op de geleider en verschuif de geleiders zodat u het papier goed kunt laden.
• Open het pak papier en plaats het zonder het papier los te waaieren.
• Zorg ervoor dat de stapel papier recht is voordat het wordt geplaatst.
• Nadat u het papier hebt geladen, stemt u de geleiders af op de papierbreedte. Goed laten aansluiten.
Opmerking
• Maak de stapel niet hoger dan de streep op de geleider (tot 250
• Voeg geen papier toe aan het geplaatste papier. Hierdoor kan de
• Het geladen papier mag niet boven het uitsteeksel van plaat A komen.
vellen).
papiertoevoer vastlopen.
Druk de lade volledig terug in de machine.
Opmerking
• Als u een ander formaat papier laadt dan voorafgaand in de lade werd geladen, ga dan naar "PAPIERFORMAATINSTELLING VAN EEN LADE WIJZIGEN" (p.22).
• Wanneer zich een papierstoring voordoet, draai het papier 180 graden en laad opnieuw.
• Strijk gekreukeld papier glad voordat het wordt gebruikt.
19
Page 20
De handinvoerlade plaatsen
Wanneer u een envelop wilt invoeren, moet u de ontgrendelingen van de fuseereenheid omlaag duwen (2 plaatsen) om de druk te verminderen. Daarna volgt u de onderstaande stappen.
Ontvouw de handinvoerlade.
1
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Open het verlengstuk van de handinvoerlade.
Duw de drukplaat in het midden naar beneden totdat deze vastklikt.
2
Pas de papiergeleiders aan de breedte van het kopieerpapier aan.
3
Plaats het papier (afdrukzijde beneden) helemaal in de handinvoerlade.
4
Controleer, om papierstoringen te voorkomen, nogmaals of de papiergeleiders aan de breedte van het papier zijn aangepast.
Waarschuwing
Opmerking
Nadat u een envelop hebt ingevoerd, moet u de ontgrendelingen van de fusereenheid weer omhoog duwen (2 plaatsen) naar de oorspronkelijke stand.
Als u papier in de handinvoerlade hebt geplaatst, drukt u op de [SPECIALE FUNCTIE] toets () en selecteert u "Papierformaat" om de handinvoerlade te selecteren.
20
Page 21
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Belangrijke richtlijnen m.b.t. het plaatsen van papier in de handinvoerlade
• U kunt tot 50 vellen standaard kopieerpapier in de handinvoerlade plaatsen.
• Zorg ervoor dat u de papierformaten A6, en B6 of enveloppen horizontaal plaatst zoals afgebeeld in onderstaand diagram. (Bij het gebruik van de printer: Hetzelfde als de richting voor A4-formaat papier, enz.)
Beschikbaar
• Zorg er bij het plaatsen van enveloppen voor dat deze glad en vlak zijn en, afgezien van de sluitklep, geen losse lijmdelen bevatten.
• Speciaal papier, met uitzondering van door SHARP goedgekeurde transparante film, etiketten en enveloppen moeten één vel per keer in de handinvoerlade worden geplaatst.
• Wanneer u papier wilt toevoegen, haal dan eerst het reeds geplaatste papier uit de handinvoerlade, voeg dit aan de nieuwe stapel toe en plaats de nieuwe stapel in zijn geheel weer in de handinvoerlade. Het papier dat wordt toegevoegd moet van hetzelfde formaat zijn.
• Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten.
• Gebruik geen papierformaat dat kleiner is dan het origineel. Dit kan leiden tot vlekken of onduidelijke afbeeldingen.
• Gebruik geen papier dat is bedrukt door een laserprinter of faxapparaat. Dit kan leiden tot vlekken of onduidelijke afbeeldingen.
Niet
beschikbaar
Belangrijke wenken voor het laden van enveloppen
Enveloppen die u niet kunt gebruiken
Gebruik de volgende enveloppen niet. Enveloppen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Enveloppen met metalen plaatjes, plastic haken of linten
• Enveloppen met een sluitkoord
• Enveloppen met vensters of schutlaag
• Enveloppen met een oneffen voorzijde als gevolg van bosselering
• Dubbellaags enveloppen
• Enveloppen met een kleefstrook
• Handgemaakte enveloppen
• Bubbeltjesenveloppen
• Enveloppen met kreuken of vouwen, gescheurde of beschadigde enveloppen
• Enveloppen met een verkeerd uitgelijnde plaknaad aan de achterzijde kunnen niet worden gebruikt, aangezien deze kunnen kreuken.
Kan worden gebruikt
Kan niet worden gebruikt
Afdrukkwaliteit op enveloppen
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd in het gebied van 10 mm (13/32") rond de randen van de envelop.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op delen van enveloppen met een stapsgewijs verloop in dikte, zoals op vierlaagse delen of delen met minder dan drie lagen.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op enveloppen met sluitstrips.
21
Page 22
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Transparanten plaatsen
• Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten.
• Raak de afdrukzijde van een transparant niet aan.
• Vergeet bij het laden van meerdere transparanten in de handinvoerlade niet om de vellen enkele malen te doorbladeren.
• Verwijder bij het afdrukken op transparanten elk vel zodra dit uit de machine komt. Als de vellen in de uitvoerlade worden opgestapeld kunnen deze omkrullen.

PAPIERLADE-INSTELLINGEN

Deze programma's worden gebruikt om de instelling voor het papierformaat in een lade en de automatische papierlade-omschakeling te wijzigen.
PAPIERFORMAATINSTELLING VAN EEN LADE WIJZIGEN
Als het formaat van het geladen papier verschilt van het formaat in het display, volg dan de stappen hieronder om de papierformaatinstellingen van de lade te wijzigen. De papierformaatinstelling kan niet worden gewijzigd tijdens het kopiëren of afdrukken, of het afdrukken van faxen (als de faxoptie geïnstalleerd is), of wanneer er een papierstoring is opgetreden. Als er geen papier of toner meer aanwezig is, kan de papierformaatinstelling echter veranderd worden tijdens kopiëren, afdrukken en fax afdrukken. Zie
"PAPIER" (p.16)
kunnen worden geladen. Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets () en druk vervolgens op [ ] of [ ] om "Ingest Pap Form" te selecteren.
voor informatie over de specificaties voor de papiertypen en papierformaten die in de papierladen
Druk op [ ] of [ ] om de papierlade te selecteren waarvan u het papierformaat wilt wijzigen. Druk op [ ] om het papierformaat te selecteren. Druk op [OK].
Opmerking
: Betekent lade "1". : Betekent lade "2". : Betekent de handinvoerlade.
Zie "PAPIER" (p.16) voor de papierladen en ladenummers.
LADE AUTOMATISCH OMSCHAKELEN DEACTIVEREN (Activeren)
Wanneer "lade automatisch omschakelen" geactiveerd is en het papier opraakt tijdens kopiëren of afdrukken, wordt de opdracht voortgezet met papier uit een andere lade als deze lade hetzelfde formaat en type bevat. (Deze functie werkt niet als de handinvoerlade gebruikt wordt of er een faxbericht afgedrukt wordt.) Deze functie is standaard geactiveerd. Als u de functie wilt deactiveren, volgt u de stappen hieronder. Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets (), selecteer "Papierformaat" en druk herhaaldelijk op de [ ] toets totdat "Lade automatisch omschakelen" verschijnt.
Om de automatische lade-omschakeling opnieuw in te schakelen drukt u op [OK]. Er moet een vinkje worden weergegeven.
22
Page 23
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
PAPIERTYPE VAN EEN LADE WIJZIGEN
Volg de onderstaande stappen om het ingestelde papiertype voor een lade te wijzigen. Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets ( ), selecteer "Papiertype", selecteer de lade met [ ] of [ ] en druk op [OK]. Selecteer het gewenste papiertype en druk op [OK].
Zie
"PAPIER" (p.16)
kunnen worden geladen.
voor informatie over de specificaties voor de papiertypen en papierformaten die in de papierladen

GEBRUIKERSAUTHENTICATIEMODUS

Wanneer Gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, wordt bijgehouden hoeveel pagina's door elke account worden afgedrukt. De aantallen pagina's kunnen op het display worden weergegeven. Gebruikers die faxen kunnen verzenden (tot 30) kunnen worden vastgesteld, en de verzendtijd en andere informatie kan worden opgespoord voor iedere account. De ACC. Gebr. Lijst (p.181) kan worden afgedrukt, waarbij de door elke account gebruikte verzendtijd en verzonden pagina's worden weergegeven. Deze functie wordt ingeschakeld in de systeeminstellingen. ("Gebruikers Registratie" (p.178)) Er kunnen 30 items worden opgeslagen.

GEBRUIKERSAUTHENTICATIEMODUS GEBRUIKEN

Wanneer Gebruikersauthenticatie wordt ingeschakeld, wordt het scherm voor invoer van het accountnummer weergegeven. Voer uw accountnummer (identificatienummer van vijf cijfers) in, zoals hierna uitgelegd, voordat u kopieert, faxt of scant.
Voer uw accountnummer (5 cijfers) met de cijfertoetsen in.
1
Wanneer u uw accountnummer invoert, veranderen de liggende streepjes (-) in sterretjes ( ). Druk op de [C] toets als u een ongeldig nummer hebt ingevoerd en voer vervolgens het juiste nummer in.
Druk op de [UITLOGGEN] toets () wanneer de kopieertaak is voltooid.
2
Opmerking
• Wanneer een geldig accountnummer wordt ingevoerd, verschijnt het huidige aantal van de account in het display van het basisscherm. Na 6 seconden (standaardinstelling) verschijnt het basisscherm. (p.15)
* In de kopieermodus wordt ook het aantal resterende vellen
totdat de limiet is bereikt weergegeven als "Functie Limiet Instelling" (p.178) is ingeschakeld in de systeeminstellingen.
• Als u voor de kopieermodus een gebruikersnummer invoert dat ook is geprogrammeerd voor de faxmodus, kunt u na voltooiing van de kopieertaak omschakelen naar de faxmodus en doorgaan met de faxtaak zonder dat u het gebruikersnummer opnieuw hoeft in te voeren. Als u voor de kopieermodus een gebruikersnummer invoert dat niet is geprogrammeerd voor de faxmodus, moet u uw gebruikersnummer voor de faxmodus invoeren nadat u op de [FAX] toets
Als er een ongeldig accountnummer wordt ingevoerd in stap 1, verschijnt het scherm accountnummerinvoer opnieuw.
Wanneer waarschuwingsbericht weergegeven en wordt de bediening gedurende 1 minuut niet toegestaan als driemaal achtereen een ongeldig accountnummer wordt ingevoerd.
"Waarschuw als inlog misl." (p.178)
() hebt gedrukt.
in de systeeminstellingen is ingeschakeld, wordt een
23
Page 24
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN

TEKENS INVOEREN

Dit gedeelte geeft uitleg over het invoeren en bewerken van tekens voor namen van snelkiestoetsen, snelkiesnummers en groepsnummers, maar ook voor accountnamen, programmanamen en zoektekens voor de adreslijst.

LETTERS DIE KUNNEN WORDEN INGEVOERD

Letters die voor namen kunnen worden ingevoerd
De onderstaande letters kunnen worden ingevoerd:
• U kunt voor een naam maximaal 36 letters invoeren. Voor een accountnaam of afzendernaam kunt u echter maximaal 18 letters invoeren.
• Hoofdletters, kleine letters, cijfers, speciale tekens en symbolen.
Letters die als zoekletters kunnen worden gebruikt
De onderstaande letters kunnen worden gebruikt:
• U kunt voor zoekletters maximaal 10 letters invoeren.
• Hoofdletters, kleine letters, cijfers, speciale letters.
Opmerking
Zoekletters zijn gewoonlijk de eerste 10 letters van een naam die voor een bestemming ingevoerd is.
Zoekletters worden gebruikt wanneer er automatische kiestoetsen en -nummers opgeslagen en gebruikt worden.
Wanneer een bestemmingsnaam een teken bevat, kan dit niet als zoekletter opgeslagen worden.
Zoekletters kunnen worden bewerkt.
24
Page 25
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Tekens worden ingevoerd door te drukken op de cijfertoetsen op het bedieningspaneel. Hieronder wordt weergegeven welke letters u invoert met elke cijfertoets.
Tekens die u kunt invoeren
ToetsTekens die voor namen kunnen
worden ingevoerd
1 1 spatie - 1 spatie ­2 A B C 2 a b c A B C 2 a b c 3 D E F 3 d e f D E F 3 d e f 4 G H I 4 g h i G H I 4 g h i 5 J K L 5 j k l J K L 5 j k l 6 M N O 6 m n o M N O 6 m n o 7 P Q R S 7 p q r s P Q R S 7 p q r s 8 T U V 8 t u v T U V 8 t u v 9 W X Y Z 9 w x y z W X Y Z 9 w x y z
*}{][?>=;:,+)('&%$"!/_-.@#
00 0
Tekens die als zoekletters kunnen worden gebruikt
Opmerking
Hiermee voert u speciale tekens in. Hiermee voert u speciale tekens in.
Als u twee tekens achter elkaar wilt invoeren die op dezelfde toets staan, druk dan op de [ ] toets om de cursor te verplaatsen nadat u het eerste teken hebt ingevoerd. Voorbeeld:Invoer van "ab" (bij rechtstreekse invoer van een e-mailadres)
Druk eenmaal op de [2] toets, druk eenmaal op de [ ] toets om de cursor te verplaatsen en druk vervolgens tweemaal op de [2] toets.
25
Page 26
2

KOPIEERFUNCTIES

Dit hoofdstuk geeft uitleg over het gebruik van de kopieerfuncties.

NORMAAL KOPIËREN

Dit gedeelte geeft uitleg over het maken van een gewone kopie. Als "Gebruikersauthenticatie" is ingeschakeld (p.178), voer dan uw accountnummer van vijf cijfers in.
Zorg ervoor dat op het bedieningspaneel het kopieerscherm te zien is.
1
Als de machine niet in de kopieermodus staat, druk dan op de [KOPIE] toets ( ).
Plaats het origineel op de glasplaat of in de automatische origineelinvoer.
2
Zie "Plaats het origineel op de glasplaat." (p.27)" of "Plaats het origineel in de automatische origineelinvoer." (p.27) voor het plaatsen van het origineel. Zie "FORMAAT ORIGINEEL SELECTEREN" (p.29) voor het bepalen van het formaat van het origineel.
Geef de kopieerinstellingen op voor elke functie.
3
Zie "KOPIE DONKERDER OF LICHTER MAKEN" (p.28) tot pagina "VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN (Onderdruk BG (achtergrond))" (p.36) voor de functies en instellingen.
Stel het aantal kopieën in met de cijfertoetsen.
4
Druk op de [KLEUR START] toets als u een kleurenkopie wilt maken. Druk op de
5
[ZWART-WIT START] toets als u een zwart-witkopie wilt maken.
Opmerking
Opmerking
• Ongeveer één minuut nadat het kopiëren is afgelopen, wordt "Auto wissen" (p.179) geactiveerd en springen de kopieerinstellingen terug op de standaardinstellingen. De instellingen voor "Auto wissen" kunnen in de systeeminstellingen worden gewijzigd.
• Tijdens het selecteren van kopieerinstellingen kunt u op de [CA] toets drukken als u de instellingen wilt annuleren.
• Druk op de [STOP] toets ( ) als u halverwege een taak wilt stoppen met kopiëren. Als u het moeilijk vindt om het origineel uit de origineelinvoerlade te halen, open dan eerst de klep van de invoerrol voordat u het origineel verwijdert. Als u het origineel naar buiten trekt zonder de klep van de invoerrol te openen, kan het origineel vies worden.
26
Page 27

HET ORIGINEEL PLAATSEN

KOPIEERFUNCTIES
Plaats het origineel op de glasplaat.
Open de origineelinvoer en plaats het origineel op de glasplaat met de kopiezijde naar beneden.
A5 (5-1/2" x 8-1/2") B5 A4 (8-1/2" x 11")
Leg de linkerbovenhoek van het origineel gelijk met de punt van het teken . * Originelen met afmetingen tot A4 (8-1/2" x 11")
kunnen op de glasplaat worden geplaatst.
Het kopiëren van boeken of originelen met vouwen of kreukels
Druk tijdens het kopiëren op de origineelinvoer zoals op de afbeelding. Wanneer de origineelinvoer niet volledig gesloten is, kunnen er schaduwen ontstaan op de kopie of kan de afdruk vaag zijn. Strijk originelen met vouwen of kreukels goed glad voordat u deze plaatst.
• Sluit de automatische origineelinvoer
Opmerking
voorzichtig. Hardhandig sluiten van de automatische origineelinvoer kan tot beschadiging leiden.
• Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij het sluiten van de automatische origineelinvoer.
• Druk niet hard op de automatisch origineelinvoer. Dat kan storingen veroorzaken.
Plaats het origineel in de automatische origineelinvoer.
Open de verlenglade van de uitvoeropening voor originelen en open de origineelinvoerlade.
Alleen voor modellen met enkelzijdige scanfunctie
Plaats de originelen met de voorzijde naar boven in de origineelinvoerlade.
Gebruik het kijkgat (zie
Kijkgat
afbeelding rechts) om de positie van het origineel te controleren. In het kijkgat bevindt zich een teken voor de bovenrand van het origineel: . Leg de bovenrand van het origineel gelijk met het teken.
Originelen die kunnen worden aangevoerd via de origineelinvoer
Originelen van het formaat A5 tot A4 (5-1/2" x 8-1/2" tot 8-1/2" x 14") en een gewicht van 50 g/m
2
g/m
(15 lbs. tot 24 lbs.) kunnen worden gebruikt. U
kunt maximaal 50 pagina's tegelijk plaatsen.
• Alleen voor modellen met dubbelzijdige scanfunctie
U kunt maximaal 50 pagina's tegelijk plaatsen.
• Alleen voor modellen met enkelzijdige scanfunctie
U kunt maximaal 35 pagina's tegelijk plaatsen.
• Zorg ervoor dat het origineel geen
Opmerking
paperclips of nietjes heeft.
• Maak gekrulde originelen recht voordat u ze in de origineelinvoerlade plaatst. Gekrulde originelen kunnen een papierstoring veroorzaken.
Wanneer u een dik origineel met meerdere vellen plaatst en het origineel wordt niet ingevoerd, plaats dan minder originelen.
2
tot 105
Originelen die niet kunnen worden aangevoerd via de origineelinvoer
De onderstaande originelen kunnen niet worden gebruikt. Dit kan leiden tot papierstoringen, vlekken of onduidelijke afbeeldingen.
• Transparanten, overtrekpapier, ander transparant of doorschijnend papier en foto's.
• Carbonpapier of thermisch papier.
Originelen die zijn gekreukt, gevouwen of gescheurd.
• Gelijmde originelen, uitgesneden originelen.
• Originelen met ringbandgaten anders dan 2, 3 of 4 gaten of 4 gaten breed.
Originelen die zijn afgedrukt met een inktlint (thermal transfer print), originelen op thermisch afdrukpapier.
Origineelgeleiders
Stel de origineelgeleiders af op de breedte van het (de) origine(e)l(en). Leg het (de) origine(e)l(en) met de bedrukte zijde naar boven in de lade van de invoerrol.
27
Page 28
KOPIEERFUNCTIES
Opmerking
Opmerking
• Geef het formaat van het origineel op nadat u het origineel hebt geplaatst. (p.29)
• Plaats geen originelen van verschillende formaten tegelijk in de origineelinvoerlade. Dat kan papierstoringen veroorzaken.
• De volgende pictogrammen worden weergegeven wanneer het origineel is geplaatst. Geen: Glasplaat
: Automatische origineelinvoer (enkelzijdig scannen) : Automatische origineelinvoer (dubbelzijdig scannen)(Alleen voor modellen met dubbelzijdige
scanfunctie)

KOPIE DONKERDER OF LICHTER MAKEN

Druk op de [Belichtng] toets () op het bedieningspaneel om het belichtingsscherm weer te geven.
De belichting van de kopie kan naar wens worden aangepast. Er zijn drie belichtingsmodi: "Tekst", "Tkst/AfdrFoto" en "Foto". Afhankelijk van de instellingen, gebruikt u "Auto" of een van de vijf beveiligingsniveaus. Selecteer het type origineel met de [ ][ ] toetsen, pas zo nodig de belichting aan met de [ ][ ] toetsen en druk vervolgens op de [OK] toets.

LADE SELECTEREN

Wanneer u het papier in de handinvoerlade wilt gebruiken of wanneer lade 2 is geïnstalleerd en u wilt de gebruikte lade aanpassen, selecteer dan "Papier" in het rechtermenu van het basisscherm van de kopieermodus en druk op de [OK] toets. De lade wijzigt telkens wanneer u drukt op [OK].

AANTAL KOPIEËN INSTELLEN

Druk op de cijfertoetsen om het aantal kopieën in te stellen.
Het ingestelde aantal kopieën verschijnt in het display. U kunt maximaal 999 kopieën (fabrieksinstelling) instellen.
Opmerking
Opmerking
• Druk op de [C] (wis) toets wanneer u het verkeerde nummer hebt ingevoerd en voer vervolgens het juiste nummer in.
• U kunt de limiet voor het aantal kopieën wijzigen in de systeeminstellingen. (p.183)
28
Page 29
KOPIEERFUNCTIES

FORMAAT ORIGINEEL SELECTEREN

Wanneer u het formaat van het origineel wilt wijzigen, selecteer dan "Orig. Afm." in het rechtermenu en druk op de [OK] toets.
Selecteer AB of inch met de [ ][ ] toetsen en selecteer het formaat met de [ ][ ] toetsen. Druk op [OK]. U keert terug naar het basisscherm voor het kopiëren.

DE HANDINVOERLADE GEBRUIKEN OM EEN SPECIAAL FORMAAT ORIGINEEL TE KOPIËREN

Selecteer "Orig. Afm." in het rechtermenu van het basisscherm van de kopieermodus en druk op de [OK] toets.
Selecteer "Invoer formaat" in het scherm voor het selecteren van het origineelformaat en druk op de [OK] toets om het scherm voor het invoeren van het formaat (mm) weer te geven.
Selecteer "X" (breedte) met de [ ] of [ ] toets en voer de breedte in met de [ ] of [ ] toets. Doe vervolgens hetzelfde voor de lengte (Y) en druk op [OK].

EEN KOPIE VERKLEINEN OF VERGROTEN

Plaats het origineel en druk op de [ZOOM] toets ( ) op het bedieningspaneel om het scherm voor het selecteren van de zoomfactor weer te geven.
Een factor van 25% tot 400% opgeven: Gebruik de voorgeconfigureerde factoren/zoom. (Wanneer u de origineelinvoer gebruikt, is de zoomfactor bij het kopiëren tussen 25% en 200%.) Selecteer de factor met de [ ][ ] toetsen. U kunt dit in stappen van 1% bijregelen met de [ ][ ] toetsen. Druk op [OK] om de factor in te voeren.
29
Page 30
KOPIEERFUNCTIES
N
Als d

AUTOMATISCH DUBBELZIJDIG KOPIËREN

Twee op de glasplaat geplaatste originelen kunnen aan iedere zijde van een enkel vel papier worden gekopieerd. Bovendien kan een origineelinvoer (voor modellen met dubbelzijdige scanfunctie) worden gebruikt om twee originelen op één blad papier te kopiëren, om één dubbelzijdig origineel op twee bladen papier te kopiëren of om één dubbelzijdig origineel op elke zijde van één blad papier te kopiëren. Deze functie is handig om kopieën te maken ter identificatie en om papier te sparen.
Origineel Papier Bruikbaar papier
Enkelzijdig origineel
Twee zijden
Glasplaat
A4, B5, A5 (8-1/2" x 11", 5-1/2" x 8-1/2")
Enkelzijdig origineel Twee zijden
Origineelinvoer
(modellen met
enkelzijdige
scanfunctie)
A4, B5, A5 (8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-1/2", 8-1/2" x 13-2/5", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11", 5-1/2" x 8-1/2")
Origineelinvoer
Eenzijdig origineel
Twee zijden
Dubbelzijdig
origineel
Twee zijden
Dubbelzijdig
origineel
Eén zijde
(modellen met
dubbelzijdige
scanfunctie)
Als u het scherm voor dubbelzijdig kopiëren wilt weergeven, drukt u op de [DUBBELZIJDIG] toets () op het bedieningspaneel terwijl het basisscherm van de kopieermodus wordt weergegeven.
Opmerking
Opmerking
Er gelden restricties voor het papier dat kan worden gebruikt voor het automatisch dubbelzijdig kopiëren. Zie "Papier dat kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken" (p.18).
Selecteer "1 op 2", "2 op 2" of "2 op 1" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets. Wanneer u een origineel op de glasplaat scant, druk dan op de [START] toets nadat de voorzijde is gescand, draai het origineel om op het glas en druk op de [KLEUR START] toets of [ZWART-WIT START] toets. Het dubbelzijdig kopiëren begint.
Als u de afdrukstand van de kopie op de voor- en achterzijde van het papier wilt wijzigen, zet u "Inbin. wijzig." op "AAN" met de [ ][ ] toetsen.
staand origineel
1
2
1
Afdrukstand van het geplaatste origineel
ormaal automatisch
dubbelzijdig kopiëren
De onder- en bovenzijde van de beelden aan de voor- en achterzijde zijn omgekeerd.
2
De onder- en bovenzijde van de beelden aan de voor- en achterzijde zijn hetzelfde.
e afdrukstand wordt gewijzigd bij het dubbelzijdig kopiëren
30
Page 31
KOPIEERFUNCTIES

HANDIGE KOPIEERFUNCTIES

Deze sectie geeft uitleg over handige kopieerfuncties.

KOPIE SORTEREN

Kopieën van meerdere originele pagina’s kunnen in sets worden gesorteerd. (Sorteren)
Kopieën van meerdere originele pagina’s kunnen op pagina worden gegroepeerd. (Niet sorteren)
Niet sorterenSorteren
Wanneer de glasplaat wordt gebruikt, wordt automatisch "Niet sorteren" geselecteerd. Wanneer de automatische origineelinvoer wordt gebruikt, wordt automatisch "Sorteren" geselecteerd. Als u de sorteerinstelling handmatig wilt wijzigen, selecteer dan "Sorteren" in het rechtermenu van het basisscherm van de kopieermodus en druk op de [OK] toets. Selecteer "Niet sorteren" of "Sorteren" met de [ ] [ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
• Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, wordt dit gemeld op het display ("Geheugen
Opmerking
vol"). Om de originelen te kopiëren die tot dat moment zijn gescand, drukt u op [KLEUR START] of [ZWART-WIT START]. Druk op de [CA] toets als u de kopieertaak wilt annuleren.
• De automatische selectie voor de sorteerfunctie van de automatische origineelinvoer kan worden gewijzigd in "SELECT AUTO SORT" in de systeeminstellingen (p.183).
31
Page 32
KOPIEERFUNCTIES

ID-KAARTKOPIE

Met deze functie kunt u de voor- en achterzijde van een ID-kaart kopiëren op één pagina. U kunt de lay-out van de kopie instellen met "ID Card Setting" in de SYSTEEMINSTELLINGEN (p.180).
Origineel
Voor
Achter
• Horiz. Instellen Hiermee kopieert u in horizontale richting (vaste positie), ongeacht papierformaat.
• Vert. Instellen Hiermee kopieert u in verticale richting (vaste positie), ongeacht papierformaat.
Druk op de [KAARTFORM. KOPIE] toets () op het bedieningspaneel.
Plaats de ID-kaart op het teken voor ID-kaarten op de glasplaat en druk op de [KLEUR START] toets of de [ZWART-WIT START] toets.
Draai de ID-kaart om en druk op [KLEUR START] of [ZWART-WIT START].
Kopieën
Vert. InstellenHoriz. Instellen
Opmerking
• De functie voor het kopiëren van ID-kaarten kan niet worden gebruikt samen met dubbelzijdig kopiëren, 2in1/4in1 kopiëren, sorteren en kaartformaten.
• De papierformaten die geschikt zijn voor Kaartform. kopie zijn de standaardformaten.
• In de modus ID-kaartkopie kunnen scangedeelte en scanaantal (1 pagina) niet worden gewijzigd. Het scangebied is: X: 86 + 5 mm (1/4") (marge), Y: 54 + 5 mm (1/4") (marge).
• Automatische ladewisseling is ongeldig in de modus ID-kaartkopie. Selecteer papier en lade handmatig.
32
Page 33
KOPIEERFUNCTIES

RESOLUTIE-INSTELLINGEN

U kunt de resolutie voor het scannen van een origineel op de glasplaat of in de automatische origineelinvoer wijzigen en kiezen voor een hoge kwaliteit of hoge snelheid, afhankelijk van uw specifieke wensen.
Wanneer het basisscherm van de kopieermodus wordt weergegeven, drukt u op de [SPECIALE FUNCTIE] toets (), waarna u "Resolutie" selecteert met de [ ][ ] toetsen en vervolgens op de [OK] toets drukt om het resolutiescherm weer te geven.
Selecteer "Glasplaat" of "Documenteninvoer" met de [ ] [ ] toetsen en druk op de
1
[OK] toets. Selecteer "Z/W" of "KLEUR" met de [ ] [ ] toetsen, selecteer "600 x 400dpi", "600 x
2
600dpi" (Glasplaat) of "600 x 300dpi", "600 x 600dpi" (Documenteninvoer) met de [ ] [ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
33
Page 34
KOPIEERFUNCTIES

SPECIALE FUNCTIES

Als u het menu met speciale functies wilt weergeven, drukt u op de [SPECIALE FUNCTIE] toets () terwijl het basisscherm voor het kopiëren wordt weergegeven en drukt u op de [ ][ ] toetsen om "SPECIALE FUNCTIE" te selecteren.

MEERDERE ORIGINELEN KOPIËREN OP ÉÉN VEL PAPIER (2-IN-1 / 4-IN-1 KOPIE)

Meerdere originelen kunnen worden gekopieerd op een enkelzijdige kopie volgens een vooraf geselecteerde lay-out. Deze functie is handig wanneer u meerdere pagina's op een compact formaat wilt presenteren of alle pagina's in een document wilt bekijken of presenteren.
2-IN-1 KOPIE
Patroon 1
Selecteer "2in1/4in1" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets. Selecteer in het scherm voor 2in1 / 4in1 de optie "2-in-1" of "4-in-1" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
Selecteer de lay-out met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets. Zie hierboven voor de lay-outs waaruit u kunt kiezen.
2in1 / 4in1 kopie kan niet worden gebruikt in combinatie met de volgende functies. De eerst
Opmerking
geselecteerde functie heeft prioriteit.
Kaart kopie, Kaartform. kopie
• Voor 2in1 / 4in1 kopie kunnen geen speciale papierformaten worden gebruikt.
• Er wordt automatisch een geschikte kopieerfactor geselecteerd op basis van het origineel- en papierformaat en het geselecteerde aantal beelden. Wanneer u de glasplaat gebruikt, is een verkleining tot 25% mogelijk. Sommige combinaties van origineelformaat, papierformaat en aantal afbeeldingen kunnen leiden tot het afbreken van afbeeldingen.
Patroon 2
4-IN-1 KOPIE
Patroon 1 Patroon 2 Patroon 3 Patroon 4
34
Page 35
KOPIEERFUNCTIES

KAARTFORMAAT

Met deze functie kunt u de voor- en achterzijden van de kaart naast elkaar op een enkel vel papier afdrukken. Deze functie creëert 2 in 1 beelden van de voor- en achterkant van de kaart en centreert deze op het papier.
Origineel Kopie
CARD
Voorzijde
kaart
Achterzijde
kaart
Selecteer Kaart Formaat met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
Geef het kaartformaat op in het scherm daarvoor. Selecteer horizontaal (X) of verticaal (Y) met de [ ][ ] toetsen, geef de afmetingen op met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets. Doe dit ook voor de andere maat.
Opmerking
• De horizontale en verticale maat kan worden ingesteld op een waarde van 25 tot 210 mm.
• Papier kan niet vanuit de handinvoer worden ingevoerd.
• De kaartformaatfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met de 2 in 1 / 4 in 1 kopie en Kaartform. kopie.
• De standaardinstelling voor de horizontale en verticale maat in dit scherm kan worden ingesteld "Kaartformaat Stnd." (p.182) in de systeeminstellingen.
CARD
Origineel Kopie
CARD
Voorzijde
kaart
Achterzijde
kaart
CARD

ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN KOPIEËN (RGB Aanpassen)

Deze functie versterkt of verzwakt een van de drie kleurcomponenten rood (R), groen (G) of blauw (B). Selecteer "RGB Aanpassen" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
Selecteer "R (rood)", "G (groen)" of "B (blauw)" met de [ ][ ] toetsen, pas de kleurtint aan met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
35
Page 36
KOPIEERFUNCTIES

DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING AANPASSEN (Scherpte)

Hiermee maakt u een afbeelding scherper of zachter. Selecteer "Scherpte" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
Selecteer "Afbreken", "Onscherp" of "Scherp" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.

VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN (Onderdruk BG (achtergrond))

Met deze functie worden lichte achtergronden onderdrukt. Selecteer "Onderdruk BG" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
: Alleen lichte achtergronden worden onderdrukt. : Lichte tot donkere achtergronden worden onderdrukt.
Selecteer een van de drie beschikbare niveaus met de [ ] [ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
Opmerking
Wanneer Onderdruk BG is geselecteerd, wordt de belichtingsinstelling voor de kopie niet toegepast. "KOPIE DONKERDER OF LICHTER MAKEN" (p.28)
36
Page 37
KOPIEERFUNCTIES

REGELMATIG GEBRUIKTE INSTELLINGEN (PROGRAMMA'S)

Een groep kopieerinstellingen kan samen worden opgeslagen als programma. Een opgeslagen programma kan daarna gemakkelijk worden opgeroepen.
EEN PROGRAMMA OPSLAAN
De volgende kopieerinstellingen kunnen worden opgeslagen: Duplex, Zoom, Belichting, Resolutie, Orig. form. inv., Papierformaat, Sorteren, 2in1/4in1, Kaart Formaat, RGB Aanpassen, Scherpte, Onderdruk BG
Wanneer het basisscherm van de kopieermodus wordt weergegeven, drukt u op de [SPECIALE FUNCTIE] toets ( ), waarna u "Registr. Progr." selecteert met de [ ][ ] toetsen en op de [OK] toets drukt. Het scherm voor het registreren van een programma verschijnt.
Selecteer "Enter" als u een nieuw programma wilt opslaan. Selecteer "Veranderen" als u een opgeslagen programma wilt aanpassen. Selecteer "Wissen" als u een opgeslagen programma wilt verwijderen. Druk op [OK].
EEN PROGRAMMA OPSLAAN/WIJZIGEN
Selecteer het nummer van het programma dat u wilt opslaan of wijzigen met de
1
[ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
"No stored" wordt weergegeven op locaties waar geen programma is opgeslagen. "Programma 1 - 3" wordt weergegeven op locaties waar al een programma is opgeslagen.
Selecteer met de [ ][ ] toetsen een instelling die u wilt opslaan in een programma. Kies
2
uit de lijst met instellingen die kunnen worden opgeslagen en druk op de [OK] toets.
Zie "RESOLUTIE-INSTELLINGEN" (p.33) tot "VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT
3
MAKEN (Onderdruk BG (achtergrond))" (p.36) voor informatie over de instellingen.
Voor elke instelling die u hebt geselecteerd wordt een vinkje weergegeven. Wanneer u klaar bent met het selecteren van instellingen drukt u op de [KLEUR START] of [ZWART-WIT START] toets.
Opmerking
• Er kunnen maximaal drie programma's worden opgeslagen.
• Sommige combinaties van instellingen zijn niet mogelijk. (Bijvoorbeeld 2in1/4in1 en Kaart Formaat)
37
Page 38
KOPIEERFUNCTIES
EEN PROGRAMMA VERWIJDEREN
Selecteer het nummer van het programma dat u wilt verwijderen met de [ ][ ]
1
toetsen en druk op de [OK] toets. Selecteer "Verwijderen" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
2
De locatie van het geselecteerde programma verandert in "No stored".
EEN PROGRAMMA GEBRUIKEN
Selecteer "Programma" in het rechtermenu van het basisscherm van de kopieermodus en druk op de [OK] toets. Selecteer het nummer van het programma dat u wilt gebruiken met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets. De instellingen van het geselecteerde programma worden toegepast op de kopieertaak.
38
Page 39
3

PRINTER

PRINTERFUNCTIE VAN DE MACHINE

De machine is standaard uitgerust met een full-colour printerfunctie. Om te kunnen afdrukken vanuit uw computer moet een printerdriver zijn geïnstalleerd.
Stel met behulp van de onderstaande tabel vast welke printerdriver bij uw omgeving past.
Omgeving Type printerdriver
Windows
Windows / Macintosh
De printerdriver installeren in een Windows-omgeving
Zie de Handleiding software-installatie om de printerdriver en configuratie-instellingen te installeren in een Windows-omgeving.
Voor de uitleg over afdrukken in Windows-omgevingen in deze handleiding zijn voornamelijk de schermen van
Opmerking
De printerdriver installeren in een Macintosh-omgeving
Zie de Handleiding software-installatie om de printerdriver en configuratie-instellingen te installeren in een Macintosh-omgeving.
de PCL6-printerdriver gebruikt. De schermen van de printerdriver kunnen iets verschillen naargelang de printerdriver die u gebruikt.
PCL6
Het apparaat ondersteunt de printerbesturingstaal Hewlett-Packard PCL6.
PS
Deze printerdriver ondersteunt de paginabeschrijvingstaal PostScript 3 die is ontwikkeld door Adobe Systems Incorporated zodat de machine als een met PostScript 3 compatibele printer kan worden gebruikt. (Voor gebruikers die de standaard Windows PS-printerdriver willen gebruiken, is een PPD-bestand beschikbaar.)
39
Page 40

AFDRUKKEN VANUIT WINDOWS

HET EIGENSCHAPPENVENSTER VAN DE PRINTERDRIVER

PRINTER
(1)
(1) Selecteer de printerdriver van de machine.
• Als de printerdrivers worden weergegeven als pictogrammen, klik dan op het pictogram van de gewenste printerdriver.
• Als de printerdrivers worden weergegeven in een lijst, selecteer dan de naam van de gewenste printerdriver uit de lijst.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
Opmerking
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of [Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(2)
40
Page 41

BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN

In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "WordPad", een standaardonderdeel van Windows.
PRINTER
Selecteer [Afdrukken] in het menu
1
[Bestand] van WordPad. Open het instelvenster van de
2
printerdriver. Selecteer de afdrukinstellingen.
3
(1)
(2)
(1) Klik op het tabblad [Papier]. (2) Selecteer het papierformaat.
Als u instellingen op andere tabbladen wilt wijzigen, klikt u op het gewenste tabblad en kiest u vervolgens de instellingen.
(3) Klik op de knop [OK].
• Zorg dat het papierformaat gelijk is aan
Opmerking
Klik op de knop [Afdrukken].
4
Het afdrukken begint.
het ingestelde papierformaat in de softwareapplicatie.
• Er kunnen negen aangepaste papierformaten worden opgeslagen. Door aangepaste papierformaten op te slaan kunt u dat formaat eenvoudiger opgeven als u het nodig hebt. Sla een paperformaat op door [Extra papier] of een van de opties [Gebruiker 1] tot [Gebruiker 7] of [Lang papier] uit het vervolgmenu te selecteren en op de knop [Extra] te klikken.
(3)
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de instelling "Papierkeuze" configureert op het tabblad [Papier] van het instelvenster van de printerdriver. Controleer voordat u gaat afdrukken het papiertype en -formaat en de aanwezige hoeveelheid papier in de laden van het apparaat. Als u de meest actuele informatie over de laden wilt bekijken, klikt u op de knop [Ladestatus].
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron" Het apparaat selecteert automatisch de lade die papier bevat van het onder "Papierformaat" en "Papiertype" op het tabblad [Papier] gespecificeerde formaat en type.
• Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instelling van "Papierformaat".
• Als [Handinvoer] is geselecteerd "Papiertype" moet ook geselecteerd zijn. Controleer de handinvoer en zorg dat het gewenste soort papier is geladen. Selecteer vervolgens de juiste instelling voor "Papiertype".
Opmerking
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiertype" Er wordt automatisch een lade geselecteerd met normaal papier van het formaat dat is opgegeven bij "Papierformaat".
• Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiertype" Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de opgegeven soort papier van het opgegeven formaat bij "Papierformaat".
Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Zie "De handinvoerlade plaatsen" (p.20) voor de procedure van het laden van papier en andere media in de handinvoerlade.
41
Page 42
PRINTER
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op een envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven. Zie "PAPIER" (p.16) in "VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN" voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt. Zie "De handinvoerlade plaatsen" (p.20) in "VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN" voor de procedure van het laden van papier in de handinvoerlade. Selecteer het envelopformaat (zoals DL-envelop) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste applicaties "Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
Opmerking
(2)(1)
• We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop gebruikt.
• Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld desnoods 180 graden draaien. Zie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)" voor meer informatie.
• Wanneer u een envelop wilt invoeren, moet u de ontgrendelingen van de fuseereenheid omlaag duwen om de druk te verminderen (zie p.10).
(1) Klik op het tabblad [Papier]. (2) Selecteer het envelopformaat uit het menu
"Papierformaat".
De papierlade en het papiertype worden automatisch geselecteerd.
42
Page 43
PRINTER

AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD

Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld in de systeeminstellingen van het apparaat (beheerder), moet u uw gebruikersinformatie (loginnaam, wachtwoord etc.) invoeren in het eigenschappenvenster van de printerdriver voordat u kunt afdrukken. De in te voeren informatie varieert naargelang de gebruikte authenticatiemethode, dus neem contact op met de beheerder van het apparaat voordat u gaat afdrukken.
Open het eigenschappenvenster voor
1
de printerdriver vanuit het afdrukvenster van de softwaretoepassing.
Voer uw accountnummer in.
2
(1) (2)
(3) Voer zo nodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
• Gebruikersnaam Klik op het vakje [Gebruikersnaam] en voer uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens). De door u ingevoerde gebruikersnaam verschijnt bovenaan het bedieningspaneel. Als u geen gebruikersnaam invoert, wordt de aanmeldnaam van uw computer weergegeven.
• Naam taak Klik op het vakje [Naam taak] en voer een taaknaam in (maximaal 80 tekens). De door u ingevoerde taaknaam verschijnt bovenaan het bedieningspaneel als bestandnaam. Als u geen taaknaam invoert, wordt de ingestelde bestandnaam uit de softwareapplicatie weergegeven.
(4) Klik op de knop [OK].
Als u wilt dat een bevestigingsvenster wordt
Opmerking
Begin met afdrukken.
3
weergegeven voordat het afdrukken start, schakelt u het selectievakje [Contr.opd.regeling] in zodat er een vinkje
in verschijnt.
(3)(4)
(1) Klik op het tabblad [Taakverwerking]. (2) Voer uw accountnummer in.
Als de authenticatie plaatsvindt op gebruikersnummer. Klik op het vakje [Gebruikersnummer] en voer een gebruikersnummer in (5 cijfers).
Wanneer [Gebruikersauthenticatie] is
Opmerking
ingeschakeld bij [Afdrukbeleid] op het tabblad [Configuratie], is het niet mogelijk om het gebruikersnummer in te voeren. Voer de gebruikersgegevens in het dialoogvenster in bij het afdrukken.
Opmerking
• De functie gebruikersauthenticatie van de machine kan niet worden gebruikt wanneer het PPD-bestand* is geïnstalleerd en de standaard PS-printerdriver van Windows wordt gebruikt. Om die reden is afdrukken niet mogelijk wanneer afdrukken door ongeldige gebruikers is geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder).
• Het PPD-bestand stelt de machine in staat om af te drukken door middel van de standaard PS-printerdriver van het besturingssysteem.
Systeeminstelling (Beheerder): Afdr uitsch bij ong gebr. “Afdr uitsch bij ong gebr.” kan worden ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine om te voorkomen dat gebruikers van wie geen gebruikersinformatie in de machine is opgeslagen kunnen afdrukken. Als deze optie is ingeschakeld, is afdrukken niet mogelijk wanneer geen of onjuiste gebruikersinformatie wordt ingevoerd.
43
Page 44
PRINTER

DE HELP-FUNCTIE VAN DE PRINTERDRIVER WEERGEVEN

Wanneer u de instellingen voor de printerdriver configureert, kunt u de Help-functie weergeven voor uitleg over de verschillende opties.
Open het eigenschappenvenster voor de printerdriver vanuit het afdrukvenster van de
1
softwaretoepassing. Klik op de knop [Help].
2
Het hulpscherm wordt geopend om u de uitleg van de instellingen op het tabblad te laten zien. Om de Help-functie voor instellingen in een dialoogvenster te zien, klikt u op de onderstreepte tekst bovenaan in het Help-venster.
Pop-up Help
De Help kan voor een instelling worden weergegeven door op de instelling te klikken en op de toets [F1] te drukken. * Als u de Help voor een instelling in Windows XP/Server 2003 wilt weergeven, klikt u op de knop in de
rechterbovenhoek van het eigenschappenvenster van de printerdriver en klikt u vervolgens op de instelling.
Informatiepictogram
Er gelden bepaalde beperkingen voor de combinaties van instellingen die kunnen worden geselecteerd in het instelvenster voor de printerdriver. Als er een beperking geldt op een geselecteerde instelling, dan verschijnt er een informatiepictogram ( ) naast de instelling. Klik op het pictogram voor uitleg over de beperking.
44
Page 45
PRINTER

VEELGEBRUIKTE AFDRUKINSTELLINGEN OPSLAAN

De instellingen die bij het afdrukken worden geconfigureerd op de tabbladen, kunnen worden opgeslagen als gebruikersinstellingen. Regelmatig opslaan van veelgebruikte instellingen of ingewikkelde kleureninstellingen onder een toegewezen naam vereenvoudigt de configuratie van dergelijke instellingen wanneer u ze weer nodig hebt.
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET AFDRUKKEN
U kunt instellingen opslaan vanaf elk tabblad van het instelvenster van de printerdriver. De op elk tabblad geselecteerde instellingen worden voor het opslaan in een lijst geplaatst, zodat u deze kunt controleren.
Open het eigenschappenvenster voor
1
de printerdriver vanuit het afdrukvenster van de softwaretoepassing.
Sla de afdrukinstellingen op.
2
(2)(1)
(1) Configureer de afdrukinstellingen op elk
tabblad.
(2) Klik op de knop [Opslaan].
Controleer de instellingen en sla deze
3
op.
(2)(1)
(3)
(1) Controleer de weergegeven instellingen. (2) Voer een naam voor de instellingen in
(maximaal 20 tekens).
(3) Klik op de knop [OK].
Opmerking
Klik op de knop [OK].
4
Begin met afdrukken.
5
• Er kunnen maximaal 30 sets gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
• De volgende zaken kunnen niet in de gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
• Een watermerk dat u hebt gemaakt
• Instellingen voor het invoegen van papier
• Overlaybestand
• Het gebruikersnummer, de gebruikersnaam en de naam van de taak zoals ingevoerd op het tabblad [Taakverwerking]
45
Page 46
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN
Open het eigenschappenvenster voor de printerdriver vanuit het afdrukvenster van de
1
softwaretoepassing. Selecteer de afdrukinstellingen.
2
(1) Selecteer de gebruikersinstellingen die u wilt
gebruiken.
(2) Klik op de knop [OK].
PRINTER
(2)
Begin met afdrukken.
3
(1)
Opgeslagen instellingen verwijderen
Selecteer de gebruikersinstellingen die u wilt verwijderen in (1) van stap 2 hierboven en klik op de knop [Wissen].
46
Page 47
PRINTER

DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE PRINTERDRIVER WIJZIGEN

U kunt de standaardinstellingen van de printerdriver wijzigen volgens de onderstaande procedure. De hier geselecteerde instellingen worden opgeslagen en als standaardinstellingen gebruikt wanneer met het apparaat wordt afgedrukt vanuit een softwaretoepassing. (Instellingen die u in het instelvenster van de printerdriver hebt geselecteerd bij het afdrukken vanuit een softwaretoepassing blijven geldig zolang de toepassing wordt gebruikt.)
Klik op de knop [Start] ( ) en
1
selecteer [Configuratiescherm] en dan [Apparaten en printers weergeven].
• Klik in Windows XP/Server 2003 op de knop [Start] en klik dan op [Printers en faxapparaten].
• Klik in Windows 8/Server 2012 met de rechtermuisknop in het startscherm (of veeg naar boven vanaf de onderrand van het scherm) en klik op de taakbalk op [Alle apps] ­[Configuratiescherm] - [Apparaten en printers weergeven] - [Printer].
Als in Windows XP [Printers en
Opmerking
Open het instelvenster voor de
2
faxapparaten] niet in het menu [start] wordt weergegeven, selecteer dan [Configuratiescherm], selecteer [Printers en andere hardware] en vervolgens [Printers en faxapparaten].
machine.
(1)
Klik op de knop
3
[Voorkeursinstellingen] op het tabblad [Algemeen].
Configureer de instellingen en klik op
4
[OK].
(2)
(1) Klik op het pictogram van de printerdriver
van de machine.
(2) Selecteer [Eigenschappen van printer].
Opmerking
Klik in Windows XP/Server 2003 op het menu [Bestand].
Zie voor meer informatie over de instellingen de Help van de printerdriver.
47
Page 48
PRINTER

AFDRUKKEN VANAF EEN MACINTOSH-COMPUTER

BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN

In het onderstaande voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "TextEdit", een standaardonderdeel van Mac OS X.
Opmerking
U kunt de machine alleen als printer gebruiken voor een Macintosh als de machine op een netwerk is aangesloten. Zie de Handleiding software-installatie om het PPD-bestand te installeren en de instellingen van de printerdriver te configureren.
PAPIERINSTELLINGEN SELECTEREN
Selecteer de papierinstellingen in de printerdriver alvorens de afdrukopdracht te selecteren.
Selecteer [Pagina-instelling] in het
1
menu [Archief] van TextEdit.
Selecteer de papierinstellingen.
2
(2)
(1) Controleer of de juiste printer is geselecteerd. (2) Selecteer de papierinstellingen.
U kunt het formaat en de richting van het papier en vergroten/verkleinen selecteren.
(3) Klik op de knop [OK].
(1)
(3)
AFDRUKKEN
Selecteer [Druk af] in het menu
1
[Archief] van TextEdit.
Opmerking
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
48
Controleer of de juiste printer is
2
geselecteerd.
De machinenaam die verschijnt in het menu
Opmerking
"Printer" is normaal gesproken [MX-xxxx]. ("xxxx" is een reeks tekens die varieert naargelang het model van de machine.)
Page 49
PRINTER
Selecteer de afdrukinstellingen.
3
Klik op naast [Aantal en pagina's] en selecteer de instellingen die u wilt configureren in het vervolgmenu. Het bijbehorende instellingenscherm verschijnt. Als de instellingen niet verschijnen in Mac OS X
10.5, 10.6 en 10.7, klik dan op " " naast de
printernaam.
Klik op de knop [Druk af].
4
Het afdrukken begint.
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt het instellen van [Papierinvoer] in het venster met afdrukinstellingen uitgelegd.
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd Een lade met normaal of gerecycled papier (standaard fabrieksinstelling is alleen normaal papier) van het formaat dat is opgegeven in "Papierformaat" in het pagina-instelvenster, wordt automatisch geselecteerd.
• Als een papierlade is geselecteerd De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instellingen voor "Papierformaat". Ook kunt u een papiertype opgeven voor de handinvoer. Zorg ervoor dat de instellingen voor het papiertype voor de handinvoer correct zijn en dat het type papier zich inderdaad in de handinvoer bevindt. Selecteer vervolgens de juiste handinvoer (papiertype).
• Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Zie "De handinvoerlade plaatsen"
Opmerking
• Als een papiertype is geselecteerd Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de in het pagina-instelvenster opgegeven soort papier van het formaat dat is opgegeven bij "Papierformaat".
(p.20)
in "VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN" voor de procedure van het laden van papier en
andere media in de handinvoerlade.
• Wanneer "Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen" (uitgeschakeld in fabrieksstandaard) of "Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen" (ingeschakeld in fabrieksstandaard) is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt niet afgedrukt als het papierformaat en de papiersoort die zijn opgegeven in de printerdriver anders zijn dan het papierformaat of de papiersoort die zijn opgegeven in de instellingen van de handinvoer.
49
Page 50
PRINTER
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op een envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven. Zie "PAPIER" (p.16) voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt. Zie "De handinvoerlade plaatsen" (p.20) voor de procedure van het laden van papier in de handinvoerlade. Selecteer het envelopformaat (zoals DL-envelop) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste applicaties "Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
Selecteer het papierformaat.
1
Selecteer het envelopformaat uit het menu "Papierformaat" van het scherm met pagina-instellingen.
Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld
Opmerking
Selecteer de handinvoer.
2
desnoods 180 graden draaien. Zie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)" (p.62) voor meer informatie.
(1)
(2)
(1) Selecteer [Papierinvoer] op het afdrukscherm. (2) Selecteer [Handinvoer (Envelop)] uit het menu "Alle pagina's uit".
Stel het papiertype van de handinvoer in op [Envelop] bij “Setup papiertype” van de machine en zorg ervoor dat de handinvoerlade een envelop bevat.
Opmerking
We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een envelop gebruikt.
50
Page 51
PRINTER

AFDRUKKEN ALS DE GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD

Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine moet u uw gebruikersnaam invoeren voordat u kunt afdrukken.
Selecteer [Druk af] in het menu
1
[Archief] van de toepassing.
Opmerking
Open het taakverwerkingsvenster.
2
(1) Controleer of de printernaam van de
(2) Selecteer [Taakverwerking] en klik dan op
Opmerking
Het menu om af te drukken varieert mogelijk naargelang de softwareapplicatie.
(1)
(2)
machine is geselecteerd.
het tabblad [Verificatie] in het scherm dat verschijnt.
Selecteer [Taakverwerking] in Mac OS X 10.4.
De machinenaam die verschijnt in het menu "Printer" is normaal gesproken [MX-xxxx]. ("xxxx" is een reeks tekens die varieert naargelang het model van de machine.)
Begin met afdrukken.
3
(2) (3)(1)
(1) Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie plaatsvindt op gebruikersnummer
Voer uw gebruikersnummer (5 cijfers) in bij "Gebruikersnummer".
(2) Voer zo nodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
• Gebruikersnaam Voer uw gebruikersnaam in (maximaal 32
tekens). De door u ingevoerde gebruikersnaam verschijnt bovenaan het bedieningspaneel. Als u geen gebruikersnaam invoert, wordt de aanmeldnaam van uw computer weergegeven.
• Naam taak Voer een taaknaam in (maximaal 30 tekens).
De door u ingevoerde taaknaam verschijnt bovenaan het bedieningspaneel als bestandnaam. Als u geen taaknaam invoert, wordt de ingestelde bestandnaam uit de softwareapplicatie weergegeven.
(3) Klik op de knop [Druk af].
U kunt klikken op de (vergrendel)knop na
Opmerking
het invoeren van uw loginnaam en wachtwoord, zodat u de volgende keer minder handelingen hoeft uit te voeren om op basis van dezelfde gebruikersauthenticatie te kunnen afdrukken.
Opmerking
"Afdr uitsch bij ong gebr." kan worden ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine om te voorkomen dat gebruikers van wie geen gebruikersinformatie in de machine is opgeslagen kunnen afdrukken.
51
Page 52

VEELGEBRUIKTE FUNCTIES

In dit gedeelte worden veelgebruikte functies uitgelegd.
PRINTER
• "KLEURENMODUS SELECTEREN" (p.52)
• "DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN" (p.55)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en andere basisinstellingen al zijn geselecteerd. Zie het volgende gedeelte voor de basisprocedure voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de printerdriver:
• Windows: "BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN" (p.41)
• Macintosh: "BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN" (p.48)
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke afdrukfunctie.
• "DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER" (p.56)
• "MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA AFDRUKKEN" (p.57)

KLEURENMODUS SELECTEREN

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Kleurfunctie selecteert in het instelvenster van de printerdriver. U kunt kiezen uit drie mogelijkheden voor de Kleurfunctie.
Automatisch: De machine bepaalt automatisch of de pagina kleur of zwart-wit is en drukt de pagina navenant
af. Pagina's met andere kleuren dan met zwart en wit, worden afgedrukt met toner in de kleuren Y (geel), M (magenta), C (cyaan) en Bk (zwart). Pagina's met alleen zwart-wit worden afgedrukt met uitsluitend Bk (zwart). Dit is handig wanneer u een document afdrukt met zowel kleuren- als zwart-witpagina's. De afdruksnelheid is echter lager.
Kleur: Alle pagina's worden in kleur afgedrukt. Zowel kleur als zwart-wit wordt afgedrukt met toner in de
kleuren Y (geel), M (magenta), C (cyaan) en Bk (zwart).
Zwart/wit: Alle pagina's worden afgedrukt in zwart-wit. Kleurengegevens, zoals afbeeldingen of materiaal
voor een presentatie, worden uitsluitend met zwarte toner afgedrukt. Deze functie bespaart kleurentoner als er geen kleurenafdrukken nodig zijn, zoals bij proeflezen of het controleren van de opmaak van een document.
Wanneer "Kleurfunctie" is ingesteld op [Automatisch]
Zelfs als het afdrukresultaat zwart-wit is, worden de volgende typen afdruktaken beschouwd als afdruktaken met vier kleuren (Y of G voor geel, M voor magenta, C voor cyaan en Bk voor zwart). Om een afdruktaak altijd als zwart-wittaak te laten beschouwen selecteert u [Zwart/wit].
• Als de gegevens als kleurengegevens worden gecreëerd.
• Als de toepassing de gegevens als kleurengegevens behandelt, ook al zijn de gegevens zwart/wit.
• Als een afbeelding onder een zwart-witafbeelding verborgen zit.
.
Windows
(1)(2)
(1) Klik op het tabblad [Kleur]. (2) Selecteer de "Kleurfunctie" die u wilt
gebruiken.
52
Page 53
PRINTER
ZWART-WIT AFDRUKKEN
U kunt [Zwart/wit] selecteren op het tabblad [Algemeen] en op het tabblad [Kleur]. Klik op het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] op het tabblad [Algemeen] zodat er een vinkje verschijnt.
Het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] op het tabblad [Algemeen] en de instelling "Kleurfunctie" op het tabblad [Kleur] zijn gekoppeld. Als het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] is geselecteerd op het tabblad [Algemeen], is [Zwart/wit] ook geselecteerd op het tabblad [Kleur].
Macintosh
(2)
(1)
(1) Selecteer [Kleur]. (2) Selecteer de "Kleurfunctie" die u wilt
gebruiken.
53
Page 54
PRINTER

EEN INSTELLING VOOR DE AFDRUKMODUS SELECTEREN

In dit gedeelte wordt de procedure voor het selecteren van een afdrukmodusinstelling uitgelegd. De "Instellingen afdrukmodus" bestaan uit de volgende twee items:
Normaal: Deze modus is geschikt voor het afdrukken van gewone tekst of tabellen. Hoge kwaliteit: De afdrukkwaliteit van kleurenfoto's en tekst is hoog.
Windows
(1) (2)
Macintosh
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd]. (2) Selecteer "Afdrukmodus".
(1)(2)
(1) Selecteer [Kleur]. (2) Selecteer "Afdrukmodus".
54
Page 55
PRINTER

DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN

De machine kan op beide zijden van het papier afdrukken. Deze functie komt bij veel afdruktaken van pas en is vooral handig wanneer u een eenvoudig boekje wilt afdrukken. Dubbelzijdig afdrukken bespaart bovendien papier.
Papierstand Afdrukresultaten
Windows Macintosh Windows Macintosh
Ver ti caal
Horizontaal
Lange kant binden
Dubbelzijdig (boek)
Windows Macintosh Windows Macintosh
Dubbelzijdig (boek)
(Omslaan langs lange
zijkant)
Korte kant binden
(Omslaan langs korte
zijkant)
Dubbelzijdig
(schrijfblok)
Dubbelzijdig
(schrijfblok)
Korte kant binden
(Omslaan langs korte
Lange kant binden
(Omslaan langs lange
zijkant)
zijkant)
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze aan de zijkant kunnen worden gebonden.
Windows
(1) (2)
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer [Dubbelzijdig(Boek)] of
[Dubbelzijdig(Schrijfblok)].
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze aan de bovenzijde kunnen worden gebonden.
Macintosh
(1)
(1) Selecteer [Lay-out]. (2) Selecteer [Lange kant binden] of [Korte kant
binden].
(2)
55
Page 56
PRINTER

DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET PAPIER

Deze functie wordt gebruikt om de grootte van de afbeelding automatisch aan te passen aan het formaat van het in de machine geladen papier. Dit is handig als u bijvoorbeeld een document van A5- of Letter-formaat wilt vergroten tot het formaat A4 of Ledger om dit beter leesbaar te maken of als u toch afdrukken wilt maken wanneer er geen papier van het juiste formaat in het apparaat is geladen.
A5
Het volgende voorbeeld legt uit hoe u een document van A5-formaat kunt afdrukken op A4-papier.
A4
Windows
(1)
(3)
(2)
(4)
(1) Klik op het tabblad [Papier]. (2) Selecteer het formaat van de afbeelding
(bijvoorbeeld: A5). (3) Selecteer [Aanpassen aan pagina]. (4) Selecteer het papierformaat dat u voor het
afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A4).
Macintosh
(1)
(3) (4)
(2)
(1) Selecteer [Papierafhandeling]. (2) Controleer het formaat van de afbeelding
(bijvoorbeeld: A5).
Om het formaat van de afdrukafbeelding te wijzigen,
kunt u het menu "Papierformaat" gebruiken dat
verschijnt wanneer [Pagina-instelling] is geselecteerd.
(3) Selecteer [Pas aan papierformaat aan]. (4) Selecteer het papierformaat dat u voor het
afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A4).
56
Page 57
PRINTER

MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA AFDRUKKEN

Met deze functie kunt u de afdrukafbeelding verkleinen en meerdere pagina's afdrukken op één vel papier. Dit is handig als u meerdere afbeeldingen zoals foto's op één pagina wilt afdrukken of als u papier wilt besparen. Deze functie kan ook worden gecombineerd met dubbelzijdig afdrukken voor een maximale papierbesparing. Met de PCL6-printerdriver is het mogelijk om alleen de eerste pagina af te drukken in het oorspronkelijke formaat en de rest van de pagina's in een kleiner formaat op het papier erna. Wanneer er bijvoorbeeld [2 pagina's op 1 vel] en [4 pagina's op 1 vel] zijn geselecteerd, zullen afhankelijk van de volgorde die is geselecteerd de volgende afdrukresultaten het gevolg zijn.
X pagina's op
1 vel
(Pagina's per
vel)
2 pagina's op 1
vel
(2 pagina's per
vel)
X pagina's op
1 vel
(Pagina's per
vel)
4 pagina's op 1
vel
(4 pagina's per
vel)
Afdrukresultaten
Boven naar onderen
Links naar rechts Rechts naar links
Rechts, en omlaag Omlaag, en rechts Links, en omlaag Omlaag, en links
(Als de afdrukstand
liggend is)
• De paginavolgorde van 6 pagina's op 1 vel, 8 pagina's op 1 vel, 9 pagina's op 1 vel en 16 pagina's op 1 vel is gelijk aan die van 4 pagina's op 1 vel.
• In een Windows-omgeving kan de paginavolgorde worden weergegeven in de afdrukweergave in het eigenschappenvenster van de printerdriver. In een Macintosh-omgeving wordt de paginavolgorde als selecties weergegeven.
• In een Macintosh-omgeving is het aantal pagina's dat op een enkel vel kan worden afgedrukt 2, 4, 6, 9, of 16.
57
Page 58
Windows
PRINTER
(1)
(2)
(3)
Macintosh
(4)
(1) (2)
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen]. (2) Selecteer het aantal pagina's per vel. (3) Als u randen wilt afdrukken, schakel dan het
selectievakje [Rand] in zodat er een vinkje
in verschijnt. (4) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(1) Selecteer [Lay-out]. (2) Selecteer het aantal pagina's per vel. (3) Selecteer de volgorde van de pagina's. (4) Als u randen wilt afdrukken, selecteer dan het
gewenste type rand.
(3)(4)
58
Page 59
PRINTER

HANDIGE AFDRUKFUNCTIES

In dit gedeelte worden handige functies voor specifieke afdrukdoeleinden uitgelegd.
• "HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN BOEKJES EN POSTERS" (p.59)
• "FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING" (p.62)
• "INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS" (p.64)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en andere basisinstellingen al zijn geselecteerd. Zie het volgende gedeelte voor de basisprocedure voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de printerdriver:
• Windows : "BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN" (p.41)
• Macintosh : "BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN" (p.48)
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke afdrukfunctie.
• "FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN TEKST EN AFBEELDINGEN" (p.68)
• "AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE DOELEINDEN" (p.71)
• "HANDIGE PRINTERFUNCTIES" (p.72)

HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN BOEKJES EN POSTERS

EEN BOEKJE MAKEN (Inbindkopie)
De pamfletfunctie drukt af op de voor- en achterzijde van elk vel zodat de afdrukken kunnen worden gevouwen en tot een boekje kunnen worden samengevoegd. Dit is handig wanneer u de afdruk wilt samenvoegen tot een brochure.
Windows
(1) (2) (3)
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen]. (2) Selecteer [Inbindkopie] (3) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
59
Page 60
Macintosh
PRINTER
(1) (2)
(3)
(1) Selecteer [Printerfuncties]. (2) Selecteer de "Zijde voor inbinden". (3) Selecteer [Pamfletten naast elkaar] of [Twee
op één pamflet].
DE MARGE VERGROTEN (Margeverschuiving)
Deze functie wordt gebruikt om de afbeelding te verschuiven zodat de marge rechts, links of boven aan het vel wordt vergroot. Dit is handig wanneer u de afdrukken wilt nieten of perforeren, maar de inbindstrook de tekst overlapt.
Windows
Macintosh
(1) (2)
(2)(1)
(3)
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen]. (2) Selecteer de "Zijde voor inbinden". (3) Selecteer de "Margeverschuiving".
Selecteer uit het menu "Margeverschuiving". Als u nog
een cijferwaarde wilt instellen, selecteer de instelling
dan uit het vervolgkeuzemenu en klik op de knop
[Instellingen]. Klik op de knop om het getal direct in
te voeren.
(1) Selecteer de "Printerfuncties". (2) Selecteer de "Zijde voor inbinden". (3) Selecteer de "Margeverschuiving".
(3)
60
Page 61
EEN POSTER MAKEN (Poster afdrukken)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt een pagina met afdrukgegevens vergroten en afdrukken door meerdere vellen papier te gebruiken (4 vellen (2x2), 9 vellen (3x3) of 16 vellen (4x4)). De vellen kunnen dan worden samengevoegd tot een grotere poster. Voor een nauwkeurige uitlijning van de vellen kunt u er lijnen op afdrukken en overlapranden maken (overlapfunctie).
Windows
PRINTER
(1)
(1) Klik op het tabblad [Papier]. (2) Schakel het selectievakje [Poster afdrukken]
in en klik op de knop [Posterinstellingen]. (3) Selecteer de posterinstellingen.
Selecteer het gewenste aantal vellen in het
vervolgkeuzemenu. Als u lijnen wilt afdrukken en/of de
overlapfunctie wilt gebruiken, schakel dan de
overeenkomstige selectievakjes in .
(2)
(3)
61
Page 62
PRINTER

FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING

HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)
Met deze functie kunt u de afbeelding 180 graden draaien zodat deze correct kan worden afgedrukt op papier dat maar in één richting kan worden geladen (zoals enveloppen of geperforeerde vellen). (In Mac OS X kan een staand beeld niet 180 graden worden gedraaid.)
Windows
ABCD
ABCD
(1) (2)
Macintosh
(1) Selecteer de instelling op het tabblad
[Algemeen]. (2) Schakel het selectievakje [180 graden draaien]
in .
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] en klik op de knop . (2) Klik op de knop [OK].
(1)
(2)
62
Page 63
HET AFDRUKBEELD VERGROTEN/VERKLEINEN (Zoom/XY-zoom)
Deze functie wordt gebruikt om de afbeelding met een geselecteerd percentage te vergroten of verkleinen. Zo kunt u een kleine afbeelding vergroten of marges toevoegen aan het papier door het beeld enigszins te verkleinen. Als u de PS-printerdriver (Windows) van het apparaat gebruikt, kunt u de breedte- en lengtepercentages afzonderlijk instellen om de verhoudingen van de afbeelding te wijzigen. (XY-zoom)
Windows
PRINTER
(1)
(2)
(3)
(1) Klik op het tabblad [Papier]. (2) Selecteer [Zoom] en klik op de knop
[Instellingen].
In het vervolgkeuzemenu kunt u selecteren op welk
papierformaat u wilt afdrukken.
(3) Selecteer de zoomfactor.
Voer direct een waarde in (%) of klik op de knop om
de factor in stappen van 1% te wijzigen. U kunt ook
[Linksboven] en [Midden] selecteren als basispunt op
het papier.
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegelbeeld)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
De afbeelding kan zodanig worden gedraaid dat een spiegelbeeld ontstaat. Deze functie kan worden gebruikt om een sjabloon te maken voor houtbewerking of een ander afdrukmedium.
B
B
Windows
(Voor deze functie is de PS-printerdriver vereist.)
(1) (2)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd]. (2) Selecteer de instelling voor een gespiegelde
afbeelding.
Als u de afbeelding horizontaal wilt spiegelen,
selecteert u [Horizontaal]. Als u de afbeelding verticaal
wilt spiegelen, selecteert u [Verticaal].
63
Page 64
PRINTER

INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS

HELDERHEID EN CONTRAST VAN DE AFBEELDING INSTELLEN (Kleurafstelling)
Bij het afdrukken van een foto of andere afbeelding kunnen de helderheid en het contrast worden ingesteld in de afdrukinstellingen. Deze instellingen kunnen worden gebruikt voor eenvoudige correcties wanneer er geen beeldbewerkingssoftware op uw computer is geïnstalleerd.
Windows
(1) Klik op het tabblad [Kleur]. (2) Klik op de knop [Kleurafstelling]. (3) Stel de Kleurinstellingen af.
Om een instelling te wijzigen gebruikt u de schuifbalk
of klikt u op de knop of .
(1)
Macintosh
(Deze functie kan alleen in Mac OS X v10.4. worden gebruikt.)
(1)
(2)
(2)
(3)
(3)
(1) Selecteer [Kleur]. (2) Klik op de knop [Kleurafstelling]. (3) Selecteer het selectievakje [Kleurafstelling]
en stel de kleur af.
Stel met de schuifbalken de instellingen af.
64
Page 65
ONDUIDELIJKE TEKST EN LIJNEN IN ZWART AFDRUKKEN (Tekst naar zwart/Vector naar zwart)
PRINTER
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Bij het afdrukken van een afbeelding in grijstinten kunnen kleurentekst en vage lijnen worden afgedrukt in zwart. (Rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen niet worden aangepast.) Hierdoor kunt u kleurentekst en vage lijnen die bij afdrukken in grijstinten moeilijk te zien zijn naar voren halen.
• [Tekst naar zwart] kan worden geselecteerd om alle tekst die niet wit is in zwart af te drukken.
• [Vector naar zwart] kan worden geselecteerd om alle vectorgrafieken behalve witte lijnen en vlakken in zwart af te drukken.
Windows
(1)
ABCD ABCD
(1) Klik op het tabblad [Kleur]. (2) Schakel het selectievakje [Tekst naar zwart]
en/of het selectievakje [Vector naar zwart] .
(2)
65
Page 66
PRINTER
KLEURENINSTELLINGEN AFSTEMMEN OP HET AFBEELDINGSTYPE (Geavanceerde kleuren)
De printerdriver biedt diverse standaard kleurinstellingen voor verschillende toepassingen. Hierdoor kunt u afdrukken met de meest geschikte kleurinstellingen voor het type kleurenafbeelding. De geavanceerde kleurinstellingen kunt u ook zo configureren dat ze bij het doel van de kleurenafbeelding passen, zoals kleurenbeheerinstellingen en de filterinstellingen waarmee de weergave van tinten wordt aangepast.
Windows
(2) (1)
(3)
(1) Klik op het tabblad [Kleur]. (2) Selecteer het "Afbeeldingstype".
In het vervolgkeuzemenu kunt u een documenttype selecteren dat past bij de gegevens die u wilt afdrukken.
• Standaard (voor gegevens met tekst, foto's, afbeeldingen, etc.)
• Grafische beelden (voor gegevens met veel tekeningen of illustraties)
• Foto (voor fotogegevens of gegevens waarbij foto's worden gebruikt)
• CAD (voor gegevens van ontwerptekeningen)
• Scannen (voor gegevens die door een scanner zijn gescand)
• Colorimetrisch (gegevens die in bijna dezelfde kleuren moeten worden afgedrukt als die op het scherm)
• Extra (voor gegevens die met speciale instellingen moeten worden afgedrukt)
(3) Selecteer geavanceerde kleurinstellingen.
Als u geavanceerde instellingen wilt selecteren, klikt u op de knop [Geavanceerde kleur]. Als u kleurbeheer wilt uitvoeren met Windows ICM* in uw besturingssysteem, selecteert u [Extra] voor het afbeeldingstype bij stap (2) en vink dan het selectievakje [Windows ICM] aan. Geavanceerde kleurbeheerinstellingen zoals "Bronprofiel" configureert u door de gewenste instellingen te selecteren in de menu's. * Kan bij gebruik van de PS-printerdriver in Windows
7/Vista/Server 2008/8/Server 2012 niet worden geselecteerd.
66
Page 67
Macintosh
PRINTER
(1)
(4)
(2)
(3)
(1) Selecteer [Kleur]. (2) Selecteer de kleurenafdrukinstellingen.
Selecteer het selectievakje [ColorSync] om de kleurbeheerfunctie van Mac OS te gebruiken. Als dit is gedaan, kan "Afbeeldingstype" niet meer geselecteerd worden.
(3) Selecteer het "Afbeeldingstype".
In het vervolgkeuzemenu kunt u een afbeeldingstype selecteren dat past bij de gegevens die u wilt afdrukken.
• Standaard (voor gegevens met tekst, foto's, afbeeldingen, etc.)
• Grafische beelden (voor gegevens met veel tekeningen of illustraties)
• Foto (voor fotogegevens of gegevens waarbij foto's worden gebruikt)
• CAD (voor gegevens van ontwerptekeningen)
• Scannen (voor gegevens die door een scanner zijn gescand)
• Colorimetrisch (gegevens die in bijna dezelfde kleuren moeten worden afgedrukt als die op het scherm)
• Extra (voor gegevens die met speciale instellingen moeten worden afgedrukt)
[Neutraal grijs] kan worden gebruikt als [Extra] is geselecteerd.
(4) Selecteer geavanceerde kleurinstellingen.
Als u uitgebreide instellingen wilt selecteren, klikt u op het tabblad [Geavanceerd].
Kleurbeheerinstellingen configureert u door de gewenste instellingen te selecteren in de menu's. Om "CMYK-simulatie" te gebruiken selecteert u het selectievakje [CMYK-simulatie] en dan de gewenste instelling.
De volgende kleurbeheerinstellingen zijn beschikbaar. (Het is mogelijk dat bepaalde instellingen niet kunnen worden geconfigureerd, afhankelijk van uw besturingssysteem en het type van uw printerdriver.)
• Selectievakje Windows ICM*1:Kleurenbeheermethode in een Windows-omgeving
• Selectievakje ColorSync: Kleurenbeheermethode in een Macintosh-omgeving
• Bronprofiel: Selecteer het kleurprofiel waarmee de afbeelding wordt weergegeven op het computerscherm.
• Weergavedoel: Standaardwaarde die wordt gebruikt bij het converteren van de kleurbalans van de afbeelding die wordt weergegeven op het computerscherm naar de kleurbalans die het apparaat kan afdrukken.
• Uitvoerprofiel: Selecteer een kleurprofiel voor de af te drukken afbeelding.
• CMYK-correctie*
2
: Bij het afdrukken van een CMYK-afbeelding kunt u de afbeelding corrigeren voor
een optimaal resultaat.
• Afscherming: Selecteer de geschiktste beeldverwerkingsmethode voor het beeld dat u afdrukt.
• Neutraal grijs: Selecteer of grijze halftonen worden afgedrukt met zwarte toner (één kleur) of CMYK-toner (vier kleuren).
• Zuiver zwarte afdruk: Selecteer of zwarte gebieden worden afgedrukt met zwarte toner (één kleur) of CMYK-toner (vier kleuren).
• Zwarte overdruk: Voorkomt dat de omtrek van zwarte tekst wit wordt.
• CMYK-simulatie: De kleur kan worden bijgesteld om het afdrukken met de verwerkingskleuren die afdrukpersen gebruiken te simuleren.
• Simulatieprofiel: Het selecteren van een verwerkingskleur.
*1 Kan bij gebruik van de PS-printerdriver in Windows 7/Vista/Server 2008/8/Server 2012 niet worden gebruikt. *2 Alleen de SPDL2-c-printerdriver kan worden gebruikt. SPDL staat voor Sharp Printer Description Language.
67
Page 68
PRINTER

FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN TEKST EN AFBEELDINGEN

EEN WATERMERK TOEVOEGEN AAN AFDRUKKEN (Watermerk)
U kunt lichte, schaduwachtige tekst toevoegen aan de achtergrond van de afgedrukte afbeelding, als een watermerk. Het formaat, de kleur, de dichtheid en de hoek van het watermerk kunnen worden aangepast. De tekst kan worden geselecteerd uit een standaardlijst of worden ingevoerd om een persoonlijk watermerk te maken.
Windows
CONFIDENTIAL
Macintosh
(1) (2)
(1)(2)
(1) Klik op het tabblad [Watermerken]. (2) Selecteer de watermerkinstellingen.
Selecteer een opgeslagen watermerk in het vervolgkeuzemenu. Klik op de knop [Bewerken] om de kleur van het lettertype te wijzigen en andere uitgebreide instellingen te configureren.
Als u een nieuw watermerk wilt maken…
Voer de tekst van het watermerk in het vak "Tekst" in en klik op de knop [Toev.].
(1) Selecteer [Watermerken]. (2) Klik op het selectievakje [Watermerk] en
configureer de watermerkinstellingen.
U kunt uitgebreide watermerkinstellingen configureren, zoals het selecteren van tekst en het bewerken van het lettertype en de kleur. Stel het formaat en de hoek van de tekst af met de schuifbalk .
68
Page 69
EEN AFBEELDING OVER DE AFDRUKGEGEVENS AFDRUKKEN (Afbeeldingsstempel)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt een op uw computer opgeslagen bitmap- of JPEG-afbeelding afdrukken over de afdrukgegevens. Het formaat, de positie en de hoek van de afbeelding kunnen worden ingesteld. Deze functie kan worden gebruikt om de afdrukgegevens te "merken" met een veelgebruikte afbeelding of een persoonlijk beeldmerk.
MEMO
Windows
PRINTER
MEMO
(1) (2)
(1) Klik op het tabblad [Watermerken]. (2) Selecteer de instellingen voor het beeldmerk.
Als er al een afbeeldingsstempel is opgeslagen, kan deze uit het vervolgkeuzemenu worden geselecteerd.
Als u nog geen afbeeldingsstempel hebt opgeslagen, klik dan op [Afbeeldingsbestand], selecteer het bestand voor de afbeeldingsstempel en klik op de knop [Toev.].
69
Page 70
OVERLAYS MAKEN VOOR AFDRUKGEGEVENS (Overlays)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
PRINTER
U kunt afdrukgegevens afdrukken in een eerder gemaakte overlay. Door tabellijnen of een decoratieve rand te maken in een andere toepassing dan het tekstbestand en deze gegevens te registreren als overlaybestand kunt u eenvoudig een aantrekkelijk afdrukresultaat bereiken.
Windows
Een overlaybestand maken.
(1) (2)
XXXX
XXX 1 100 XXXX 10 150 XXX 0 120 XXXX 10 250
Overlaybestand
XXXX
XXX 1 100 XXXX 10 150 XXX 0 120 XXXX 10 250
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Configureer de instellingen van de printerdriver vanuit de softwaretoepassing die u wilt gebruiken om het overlaybestand te maken.
(2) Klik op de knop [Bewerken]. (3) Een overlaybestand maken.
Klik op de knop [Maak] en geef de naam en de map op voor het overlaybestand dat u wilt maken. Het bestand wordt gemaakt als de instellingen zijn voltooid en het afdrukken is gestart.
Afdrukken met een overlaybestand
(1) (2)
(3)
• Zodra het afdrukken is gestart, verschijnt een bevestigingsbericht. Het overlaybestand wordt pas gemaakt nadat u op de knop [Ja] hebt geklikt.
• Klik op de knop [Overlay laden] om het al bestaande overlaybestand op te slaan.
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Configureer de instellingen van de printerdriver vanuit de softwaretoepassing vanwaaruit u met behulp van het overlaybestand wilt afdrukken.
(2) Selecteer het overlaybestand.
Een vooraf gecreëerd of opgeslagen overlaybestand kunt u selecteren in het vervolgkeuzemenu.
70
Page 71
PRINTER

AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE DOELEINDEN

GESPECIFICEERDE PAGINA'S OP ANDER PAPIER AFDRUKKEN (Ander papier)
Deze functie in een Windows-omgeving gebruiken
De voorkaft kan op ander papier worden afgedrukt dan de andere pagina's. Gebruik deze functie als u de voorkaft op zwaar papier of ander papier, gekleurd bijvoorbeeld, wilt afdrukken.
Deze functie in een Macintosh-omgeving
gebruiken
De voorkaft en de laatste pagina kunnen op ander papier worden afgedrukt dan de andere pagina's. Deze functie kan bijvoorbeeld worden gebruikt wanneer u alleen de voorkaft en de laatste pagina op zwaar papier wilt afdrukken.
1
2
3
4
5
Windows
(1)
Macintosh
(2) (3)(1)
(2)
(3)
(1) Selecteer [Printerfuncties]. (2) Selecteer [Ander papier]. (3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van kaften.
Selecteer de afdrukinstelling, papierlade en papiersoort voor de kaftpagina en de laatste pagina.
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus]. (2) Selecteer [Ander papier] en klik op de knop
[Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van papier.
Klik op het selectievakje [Kaft invoegen] ( ) en selecteer de invoermethode en afdrukmethode voor het ingevoegde papier uit de betreffende menu's. Selecteer de invoegpositie, papierinvoerbron en afdrukwijze uit de betreffende menu's.
Wanneer [Handinvoer] is geselecteerd bij "Papierinvoerbron", denk er dan aan om het "Papiertype" te selecteren en dit papier in de handinvoerlade te plaatsen.
71
Page 72

HANDIGE PRINTERFUNCTIES

AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN EN GEBRUIKEN (Vasthouden)
Deze functie wordt gebruikt om een afdruktaak als bestand op te slaan op de machine, zodat de taak kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel. U kunt een locatie selecteren voor het opslaan van een bestand om te voorkomen dat het bestand wordt samengevoegd bij de bestanden van andere gebruikers. Wanneer u iets afdrukt vanaf een computer, kunt u een wachtwoord instellen (5 tot 8 cijfers) om de informatie in een opgeslagen bestand geheim te houden. Wanneer dit wachtwoord eenmaal is vastgesteld, moet het worden ingevoerd als een opgeslagen bestand vanaf de machine moet worden afgedrukt.
• Wanneer de machine wordt uitgeschakeld, worden de afdrukgegevens gewist.
• Afdrukgegevens die de limiet van 5 MB overschrijden, kunnen niet worden opgeslagen.
• Er kunnen maximaal 5 bestanden worden opgeslagen.
PRINTER
Windows
(1)
(2)
(1) Klik op het tabblad [Taakverwerking]. (2) Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in . Selecteer de methode van vasthouden in "Vasthouden instellingen". Schakel om een wachtwoord (getal van 5 tot 8 cijfers) in te voeren het selectievakje [Wachtwoord] in .
Macintosh
(1)(2)
(1) Selecteer [Taakverwerking]. (2) Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in . Om de handeling te vereenvoudigen wanneer u de volgende keer hetzelfde wachtwoord instelt, kunt u op de toets
(vergrendelen) klikken nadat u het wachtwoord hebt
ingevoerd (5 tot 8 cijfers).
72
Page 73
Een vastgehouden taak afdrukken
Wanneer vasthouden wordt gebruikt, wordt het volgende scherm weergegeven.
Druk op de [ ] toets om de lijst met vastgehouden afdruktaken weer te geven.
1
Selecteer de afdruktaak met de [ ][ ] toetsen.
2
PRINTER
Druk op [OK].
3
Druk de afdruktaak af of verwijder de afdruktaak met de [ ][ ] toetsen.
4
Selecteer "Print" om de taak af te drukken. Selecteer "Verwijderen" om de taak te verwijderen zonder afdrukken. Met "Niet Afdrukken" keert u terug naar stap 1.
Druk op [OK].
5
De afdruktaak wordt afgedrukt of verwijderd. Als een wachtwoord is ingesteld, wordt de taak afgedrukt of verwijderd nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd met de cijfertoetsen en op [OK] hebt gedrukt.
73
Page 74
PRINTER

AFDRUKKEN ZONDER DE PRINTERDRIVER

Wanneer de printerdriver niet is geïnstalleerd op uw computer, of wanneer de applicatie om een af te drukken bestand te openen niet beschikbaar is, kunt u direct op het apparaat afdrukken zonder de printerdriver. Hieronder ziet u de bestandstypen (en overeenkomstige extensies) die u direct kunt afdrukken.
Bestandstype
Extensie
• Zelfs als het afdrukresultaat zwart-wit is, worden de volgende typen afdruktaken beschouwd als afdruktaken met vier kleuren (Y of G voor geel, M voor magenta, C voor cyaan en Bk voor zwart). Om een afdruktaak altijd als zwart/wit-taak te laten beschouwen, selecteert u afdrukken als zwart/wit.
• Als de gegevens als kleurengegevens worden gecreëerd.
• Als de toepassing de gegevens als kleurengegevens behandelt, ook al zijn de gegevens zwart/wit
• Als een afbeelding onder een zwart-witafbeelding verborgen zit.
• De bestandsindeling van sommige bestanden kan mogelijk niet worden afgedrukt, ook al komt de bestandsindeling voor in de bovenstaande tabel.
• Een PDF-bestand dat met een wachtwoord is beveiligd, kan niet worden afgedrukt.
TIFF JPEG PCL
tiff, tif
jpeg, jpg,
jpe, jfif
pcl, prn, txt pdf ps
PDF,
versleutelde PDF
.
PS
74
Page 75
PRINTER

DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND IN EEN USB-GEHEUGEN

Een bestand in een op het apparaat aangesloten USB-geheugen kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel van het apparaat zonder gebruik te maken van de printerdriver. Als de printerdriver van het apparaat niet is geïnstalleerd op uw computer, kunt u een bestand kopiëren naar een in de handel verkrijgbaar USB-geheugen en het geheugen aansluiten op het apparaat om het bestand direct af te drukken.
Sluit het USB-geheugen aan op het apparaat.
1
Wanneer een USB-geheugen wordt aangesloten en de machine herkent het USB-apparaat, dan wordt het volgende scherm weergegeven.
Gebruik een FAT32 USB-geheugen met een capaciteit van meer dan 32 GB.
Selecteer "Afdrukken vanaf geheugenapp." met de [ ] of [ ] toets en selecteer
2
vervolgens de toets voor het bestand dat u wilt afdrukken.
Een naam met "/" links ernaast is de naam van een map op het USB-apparaat. Als u de bestanden en mappen in een bepaalde map wilt weergeven, selecteert u die map en drukt u op de [OK] toets.
• Er kunnen in totaal 100 toetsen voor bestanden en mappen worden weergegeven.
• Druk op de [EINDE LEZEN] toets ( ) om een mapniveau omhoog te gaan.
Druk op [OK].
3
Selecteer "Afdrukken" met [ ] of [ ] en druk op [OK].
4
Zodra het geselecteerde bestand is overgezet, wordt het afdrukken gestart. De afdrukinstellingen kunnen worden geselecteerd via de webpagina van de machine. Als u echter een bestand selecteert dat afdrukinstellingen (PCL, PS) bevat, worden de afdrukinstellingen in het bestand zelf gebruikt.
75
Page 76
PRINTER

DIRECT AFDRUKKEN VANAF EEN COMPUTER

U kunt instellingen configureren op de webpagina's van het apparaat zodat u direct vanaf de computer kunt afdrukken zonder gebruik van de printerdriver. Zie "OVER DE WEBPAGINA’S" (p.190) voor de procedure om de webpagina's te openen.
FTP AFDRUKKEN
U kunt een bestand afdrukken vanaf uw computer door het gewoon te slepen (drag & drop) naar de FTP-server van de machine.
Instellingen configureren
Klik voor het inschakelen van FTP afdrukken op [Toepassingsinstellingen] en dan op [Instelling voor afdrukken vanaf de PC] in het webpaginamenu, en configureer het poortnummer. (Beheerderrechten zijn vereist.)
FTP afdrukken uitvoeren
Typ "ftp://" en vervolgens het IP-adres van het apparaat in de adresbalk van Explorer op de computer, zoals hieronder aangegeven. (Voorbeeld) ftp://192.168.1.28
Sleep het af te drukken bestand op de "lp"-map die in uw webbrowser verschijnt. Het bestand wordt automatisch afgedrukt.
• Als u een bestand (PCL of PS) hebt afgedrukt met afdrukinstellingen, worden deze instellingen toegepast.
• Wanneer gebruikersauthenticatie ingeschakeld staat in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine, is het mogelijk dat de afdrukfunctie wordt beperkt. Vraag uw beheerder om meer informatie.

EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN OP DE MACHINE

Druk op de [STOP] toets ( ) op het bedieningspaneel.

DE MACHINE INSTELLEN OP OFFLINE

Volg de onderstaande stappen om de machine in te stellen op offline.
Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets ( ) en selecteer "Online/Offline" met de
1
[ ][ ] toetsen.
Selecteer "Offline" met de [ ][ ] toetsen en druk op de [OK] toets.
2
Het afdrukken wordt gestopt en de machine gaat offline. Druk op de wistoets om het afdrukken te annuleren. Als u wilt doorgaan met afdrukken, selecteert u "Online" en drukt u op de [OK] toets.
76
Page 77

BIJLAGE

SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER

De beschikbare functies en resultaten kunnen verschillen volgens het type printerdriver dat wordt gebruikt.
PRINTER
Functie PCL6 PS
Veelge­bruikte functies
Papier Papierformaat Ja Ja Ja Ja
Kopieën 1-999 1-999 1-999 1-999
Afdrukstand Ja Ja Ja Ja
X pagina's op 1 vel
Dubbelzijdig afdrukken
Aanpassen aan pagina
Zijde voor inbinden Ja Ja Nee Ja
Zwart/wit-afdruk Ja Ja Ja Ja
Aangepast papier 8 formaat 8 formaat Ja Ja
Papierkeuze Ja Ja Ja Ja
Aantal pagina's
Volgorde Ja Ja Ja Ja
Rand Ja Ja Ja Ja
2,4,6,8,9,16 2,4,6,8,9,16 2,4,6,9,16 2,4,6,9,16
Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Nee Ja
Windows
*1
PPD
Macintosh PPD
*1
Handige printerfunc­ties
Speciale functies
Instelfunctie kleurenmo­dus
Functies voor het combineren van tekst en afbeeldingen
Inbindkopie Ja Ja Ja Ja
Margeverschuiving 0 mm tot
30 mm
Poster afdrukken Ja Ja Nee Nee
180 graden draaien Ja Ja Ja Ja
Zoom/XY-zoom Ja*
Spiegel-Beeld Nee Ja Ja
Ander papier Ja Ja Nee Ja
Tussenblad Ja Nee Nee Nee
Vasthouden Ja Ja Nee Ja
Kleur instelling Ja Ja Nee Ja
Tekst naar zwart/ Vector naar zwart
Geavanceerde kleuren
Watermerk Ja Ja Ja Ja
Afbeeldingsstempel Ja Ja Nee Nee
Overlay Ja Ja Nee Nee
2
Ja Ja Nee Nee
Ja Ja Ja Ja
0 mm tot 30 mm
Ja Ja*
Ja Ja
*4
2
*5
Ja*
Nee
*3
2
77
Page 78
PRINTER
Functie PCL6 PS
beeldkwali­teit
Lettertype Eigen lettertypen 80 lettertypen 136 lettertypen 136 lettertypen 136 lettertypen
Andere functies
*1 De specificaties voor elke functie in Windows PPD en Macintosh PPD variëren afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem en de toepassing. *2 De horizontale en verticale afmetingen kunnen niet afzonderlijk worden ingesteld. *3 Alleen Mac OS X v10.4 kan worden gebruikt. *4 Alleen documenten in liggende richting worden ondersteund. *5 Alleen horizontaal.
Afdrukmodus Normaal/
Hoge kwaliteit
Grafische functie selectie
Tonerbesparing Ja Ja Ja Ja
Selecteerbare lettertypen downloaden
Automatische configuratie
Gebruikersauthenticatie
Ja Nee Nee Nee
bitmap, Tr ue Ty pe , grafisch
Ja Ja Nee Ja
Ja Ja Nee Ja
Normaal/ Hoge kwaliteit
bitmap, Tr ue Ty pe , Ty pe 1
Windows
*1
PPD
Normaal/ Hoge kwaliteit
bitmap, Tr ue Ty pe , Type1
Macintosh
*1
PPD
Normaal/ Hoge kwaliteit
Nee
78
Page 79
4

FAXFUNCTIES

DIT PRODUCT OP JUISTE WIJZE ALS FAX GEBRUIKEN

Er zijn een aantal punten waarop u moet letten wanneer u dit product als fax gebruikt. Let op het volgende.
Lijnverbinding
Gebruik alleen de meegeleverde telefoonkabel om het toestel op de wandcontactdoos aan te sluiten. Steek het ene einde van het telefoonsnoer in de telefoonplug aan de linkerkant van de machine, zoals aangegeven. Steek het andere eind van het telefoonsnoer in de contactdoos.
Indien noodzakelijk gebruikt de adapter.
Telefoonplug
In sommige landen is een adapter vereist om de telefoonkabel aan te sluiten op de wandcontactdoos (zie afbeelding).
De datum en tijd instellen en uw naam en nummer als afzender programmeren
Voordat u de faxfunctie gebruikt, moet u eerst de datum en tijd instellen en uw naam en nummer als afzender vastleggen in de machine. Deze procedure wordt in deze handleiding uitgelegd in "PUNTEN DIE GECONTROLEERD EN GEPROGRAMMEERD MOETEN WORDEN NA DE INSTALLATIE" (p.80).
Verenigd Koninkrijk
Voor Australië
Voor Nieuw­Zeeland
stopcontact
Adapter
Lithiumbatterij
Datum en tijd worden bewaard dankzij een lithiumbatterij in de machine.
• Neem, zodra de batterij leeg is, contact op met uw lokale Sharp dealer of klantenservice van een erkende
Let op
Bij onweer trekt u voor veiligheidsredenen de netstekker uit het stopcontact. Informatie blijft in het geheugen staan, zelfs als de stekker uitgetrokken is.
vertegenwoordiger over de afvalverwerking van deze batterij. De machine werkt niet, wanneer de batterij leeg is.
79
Page 80
FAXFUNCTIES

PUNTEN DIE GECONTROLEERD EN GEPROGRAMMEERD MOETEN WORDEN NA DE INSTALLATIE

Na de installatie van de machine en voor het gebruik ervan als faxmachine controleert u de volgende punten en programmeert u de noodzakelijke informatie
Datum en tijd instellen
De machine is voorzien van een interne klok. Het is belangrijk de juiste datum en tijd in te stellen, omdat deze worden gebruikt voor functies zoals timerverzending (p.98). Datum en tijd worden ingesteld met behulp van de systeeminstellingen. (p.176) Datum en tijd verschijnen in de display. Let erop dat de correcte datum en tijd verschijnen. Als datum en tijd fout zijn, verbeter deze dan.
Naam en nummer van de afzender instellen
De naam en het faxnummer van de gebruiker van de machine worden geprogrammeerd in "Eig toegangs ins" (p.184) in de systeeminstellingen. (Er kan slechts één naam en faxnummer worden geprogrammeerd.) De naam en het nummer die u programmeert, worden bovenaan elke verzonden faxpagina afgedrukt. Het nummer van de afzender wordt ook gebruik als identificatienummer bij gebruik van de pollingfunctie (wanneer u een ander faxapparaat vraagt om een bepaald document te faxen)."VERZENDOPTIES" (p.100)).
Opmerking
U kunt de naam en het nummer die zijn geprogrammeerd controleren door de "Lijst beheerdersinstellignen" uit de systeeminstellingen af te drukken. (Zie "Lijst instelling" (p.183).)
Papierformaten die geschikt zijn voor de faxmodus
De machine kan papier gebruiken van het formaat , A4, B5, A5, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13" en 5-1/2"x 8-1/2". (Als uw machine AB-formaten gebruikt, kan het formaat 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13" of 5-1/2" x 8-1/2" niet worden gebruikt in de faxmodus. Van de inch-maten kan alleen 8-1/2" x 11" of 5-1/2"x 8-1/2" worden gebruikt.)
Als u alleen papierformaten gebruikt die wel geschikt zijn voor andere modi maar niet voor de faxmodus, kunnen ontvangen faxen niet worden afgedrukt. (Zie "FAXBERICHTEN ONTVANGEN" (p.95) voor andere punten met betrekking tot het ontvangen van faxen.)
Opmerking
Zie "PAPIER BIJVULLEN" (p.19) voor de procedure van het laden van papier in de laden.
80
Page 81
FAXFUNCTIES

FAXMODUS (BASISSCHERM)

Het basisscherm van faxmodus wordt weergegeven als u drukt op de [FAX] toets ( ), zodra het scherm met kopieer- of scanfuncties verschijnt.
Het basisscherm van de faxmodus
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(1) Mededelingweergave
Hier verschijnen berichten om de huidige status van het apparaat aan te geven.
(2) Weergave van de datum en tijd
Geeft datum en tijd weer.
(3) Verzendfunctiedisplay (p.89)
Er zijn drie verzendfuncties: geheugenverzending, directe verzending en handmatige verzending. Geeft de huidige geselecteerde verzendfunctie aan.
(4) Weergave van de belichting
Dit geeft de belichting weer voor het scannen van het origineel.
(5) Weergave van de resolutie
Dit geeft de resolutie weer voor het scannen van het origineel.
(6) Weergave van het beschikbare faxgeheugen
Geeft het percentage vrij faxgeheugen weer.
Gereed
Za
OKT
Gehgen Cont Standaard
Linkermenu Rechtermenu
18:12
Handm.
(6)
Orig. Afm.
(7)
(8)
Resolutie Uitzenden Programma
(7) Weergave van de ontvangstfunctie (p.96)
Er zijn twee functies voor het ontvangen van faxen: automatische ontvangst en handmatige ontvangst. Geeft de huidige geselecteerde ontvangstfunctie weer.
(8) Weergave van het origineel (p.27)
Hier wordt de originele scanmodus door middel van een pictogram aangegeven wanneer er een origineel wordt geplaatst.
: Enkelzijdig origineel wordt gescand in de
origineelinvoer.
: Dubbelzijdig origineel wordt gescand in
de origineelinvoer (modellen met
dubbelzijdige scanfunctie). Geen: Glasplaat Hier is ook het nu geselecteerde formaat te zien
van het origineel dat wordt gescand.
(9) Origineelformaat (p.85)
Dit wordt gebruikt om het formaat van het origineel in te stellen voor het scannen.
(10) Resolutie (p.92)
Dit menu wordt gebruikt om de resolutie in te stellen.
(11) Distribueren (p.99)
Dit wordt gebruikt om een fax naar meerdere bestemmingen te sturen.
(12) Programma (p.107)
Selecteer dit menu om een programma te gebruiken.
(9)
(10)
(11)
(12)
Opmerking
De volgende functies werken ook wanneer een andere modus dan de faxmodus is geselecteerd:
• Automatische ontvangst
• Handmatige ontvangst
• Timerverzending
• Verzending van opgeslagen geheugenverzendopdrachten
• Gesprekken (met extra telefoon geïnstalleerd)
• Ontvangst op afstand
81
Page 82

ORIGINELEN

ORIGINELEN DIE GEFAXT KUNNEN WORDEN

Origineelformaten
FAXFUNCTIES
Werken met de origineelinvoer
Werken met de
glasplaat
Opmerking
*Lange originelen
Afhankelijk van de resolutie-instellingen en de breedte van het origineel is er misschien niet voldoende geheugenruimte om een lang origineel op te slaan. Wanneer een lang origineel niet volledig kan worden gescand, gebruik dan directe verzending of handmatige verzending (on-hook kiezen).
• Er gelden restricties voor de originelen die kunnen worden gescand met de origineelinvoer. Zie "NORMAAL KOPIËREN" (p.26) voor meer informatie.
• Wanneer u een fax wilt verzenden, kunt u originelen met een verschillende lengte samen scannen in de origineelinvoer, zolang de breedte maar gelijk is. (enkelzijdig scannen)
De scanbreedte is vast ingesteld op A4-breedte (210 mm) of 8-1/2" (216 mm). De scanlengte wordt automatisch aangepast tussen 148 mm en 500 mm.
Alles wordt gescand op A4 of 8-1/2" x 11".
82
Page 83
FAXFUNCTIES

HANDIGE KIESMETHODEN (AUTOMATISCH KIEZEN)

Bij de faxfunctie zit ook een handige automatische kiesfunctie (snelkiezen en groepsnummer kiezen). Door veelgekozen nummers te programmeren kunt u bellen en faxen versturen naar deze bestemmingen door middel van een eenvoudige kieshandeling (p.87). Er zijn twee verschillende typen automatisch kiezen: snelkiezen en groepsnummer kiezen. Zie p.103 voor het programmeren van nummers.
Verkort kiezen (300 stations)
U kunt een opgeslagen bestemming kiezen door op de [VERKORTKIES] toets ( ) te drukken, waarbij u een 3-cijferig nummer (000 tot 299) moet invoeren en op de [ZWART-WIT START] toets moet drukken. Er kan voor elke bestemming een naam (maximaal 36 letters) opgeslagen worden.
Groepsnummer kiezen
U kunt meerdere nummers opslaan onder een snelkiesnummer. Dit is handig voor communicatie met een groep andere faxapparaten.
OPNIEUW KIEZEN
De machine onthoudt het laatst gekozen fax- of telefoonnummer. Dit nummer kunt u opnieuw kiezen door eenvoudig op de [OPNIEUW KIEZEN] toets ( ) en daarna op de [ZWART-WIT START] toets te drukken.
• Als u een cijfertoets ingedrukt hebt tijdens het vorige telefoongesprek, is de [OPNIEUW KIEZEN] toets ( ) misschien niet het goede nummer.
• Opnieuw kiezen is niet mogelijk voor bestemmingen met distributieverzending (p.99), seriële polling (p.100), timerverzending (p.98) of groepsnummers (p.87).
ON-HOOK KIEZEN
Deze functie maakt het mogelijk te kiezen zonder de hoorn op te nemen van een extra telefoon die met de machine verbonden is. Druk op de [SPEAKER] toets ( ), luister naar de kiestoon via de speaker en kies het nummer.
• Faxberichten dienen handmatig verzonden te worden wanneer on-hook kiezen gebruikt wordt. (p.90)
• U kunt maximaal 100 bestemmingen opslaan onder een groepsnummer. Gecombineerd kunt u in totaal 300
Opmerking
snelkies- en groepsnummers opslaan.
• Opgeslagen groepsnummers en verkorte kiesbestemmingen kunnen worden opgeroepen via het gebruik van een zoeknaam die werd ingevoerd terwijl de toets of bestemming werd opgeslagen. (p.87)
• Om te voorkomen dat u een verkeerd nummer kiest en een faxbericht naar een onjuiste bestemming stuurt, dient u de display tijdens het opslaan zorgvuldig te controleren. U kunt ook opgeslagen nummers controleren door de geprogrammeerde informatie af te drukken nadat het nummer opgeslagen is. (p.109)
83
Page 84
FAXFUNCTIES

MANIEREN OM EEN FAX TE VERZENDEN

Er zijn drie basismethoden voor faxverzending: geheugenverzending, directe verzending en handmatige verzending. Wanneer het verzenden van geheugen gebruikt wordt, wordt het document tijdelijk opgeslagen in het geheugen voordat het verzonden wordt. Wanneer u directe verzending of handmatige verzending gebruikt, wordt het document verzonden zonder dat het in het geheugen wordt opgeslagen. De verzendinstelling kan standaard worden ingesteld op "Geheugen TX" of "Direct TX" met "Verzend mode" (p.186) in de systeeminstellingen. Als u handmatig wilt kiezen uit "Geheugen TX" of "Direct TX", gebruikt dan de [COMM. INSTELLING] toets ( ). (Zie "Faxen met directe verzending" (p.89).) De volgende uitleg gaat er in principe van uit dat geheugenverzending wordt gebruikt.

Adrescontrole

Met de functie Adrescontrole kunt u de faxbestemmingen controleren en voorkomen dat u iets faxt naar een verkeerde bestemming. Wanneer een faxnummer wordt ingevoerd met de cijfertoetsen of geselecteerd met de [OPNIEUW KIEZEN] toets ( ), wordt (na invoer van het nummer) een scherm weergegeven met de vraag om het nummer nog een keer in te voeren ter bevestiging.
• Wanneer u een snelkiesnummer (p.87) gebruikt, wordt u gevraagd om de opgeslagen naam en het opgeslagen nummer te bevestigen.
• Wanneer u een groepsnummer (p.87) gebruikt, wordt u gevraagd om alle nummers die in die groep zijn opgeslagen te bevestigen.
Deze functie kan worden ingesteld in "Adrescontrole" in de systeeminstellingen (p.186).
Opmerking
• Wanneer Adrescontrole is ingeschakeld, kan de [SPEAKER] toets ( ) alleen worden gebruikt voor
handmatige ontvangst (p.90). Als u op de [SPEAKER] toets ( ) drukt wanneer de machine overgaat bij een inkomende oproep, wordt een scherm weergegeven waarin u moet bevestigen dat u de ontvangst wilt starten. U kunt de speakertoets gebruiken op een aangesloten extra telefoon.
• Als het selectievakje voor exclusieve toepassing op directe invoer ingeschakeld is wanneer de functie Adrescontrole wordt ingeschakeld, wordt het scherm Adrescontrole alleen weergegeven bij het invoeren van een nummer met de cijfertoetsen of de [OPNIEUW KIEZEN] toets ( ).
84
Page 85
FAXFUNCTIES

FAXBERICHT VERZENDEN

BASISPROCEDURE VOOR FAXBERICHTEN VERZENDEN

Zorg dat het apparaat in faxmodus staat.
1
De FAX indicator brandt wanneer de machine in faxmodus staat. Druk op de [FAX] ( ) toets wanneer de indicator niet brandt. Wanneer in de systeeminstellingen gebruikersauthenticatie is ingeschakeld voor de faxfunctie, verschijnt er een melding dat u uw gebruikersnummer moet invoeren wanneer u overschakelt naar de faxmodus. Voer uw accountnummer (5 cijfers) met de cijfertoetsen in. (p.178)
Werken met de origineelinvoer Werken met de glasplaat
Plaats het (de) origine(e)l(en).
2
Werken met de origineelinvoer: p.27
Opmerking
Geef het formaat van het origineel op.
3
Enkelzijdig scannen
Wanneer het origineel in de origineelinvoer wordt geplaatst, verandert het pictogram in [AUTO].
Opmerking
Dubbelzijdig scannen
Zie "DUBBELZIJDIGE ORIGINELEN FAXEN" (p.88) voor de procedure om het formaat van het origineel op te geven.
Dit is één zending. Originelen kunnen daarom niet opeenvolgend worden gescand wanneer zowel de automatische origineelinvoer als de glasplaat wordt gebruikt.
Originelen met een lengte van maximaal 500 mm kunnen automatisch worden verzonden.
Gereed
OKT Za 18:12
Gehgen
Auto Cont Standaard
Plaats het (de) origine(e)l(en) op de
2
glasplaat.
Werken met de glasplaat: p.27 Wilt u meerdere pagina's met de glasplaat verzenden, plaats dan eerst de voorste pagina.
Geef het formaat van het origineel op.
3
Selecteer het "Formaat Origineel" in het rechtermenu.
Het papierformaat dat u kunt selecteren, is A4 of 8-1/2" x 11".
AUTO: Enkelzijdig scannen in de
origineelinvoer.
A4: Dubbelzijdig scannen in de
origineelinvoer (modellen met dubbelzijdige scanfunctie).
A4: Glasplaat
Pas de resolutie- en belichtinginstellingen zo nodig aan.
4
Kies het faxnummer.
5
• Het ingevoerde nummer verschijnt in de display. U kunt maximaal 50 cijfers invoeren. Druk op de [C] toets wanneer u een ongeldig nummer hebt ingevoerd en voer vervolgens het juiste nummer in.
• U kunt ook herhalen en automatisch kiezen gebruiken (p.83, p.87).
85
Page 86
FAXFUNCTIES
Een onderbreking invoeren
Als een pauze nodig is wanneer u naar buiten belt via een bedrijfscentrale (PBX) of wanneer u een internationaal nummer kiest, druk dan op de [OPNIEUW KIEZEN] toets ( ). (Bij het invoeren van een nummer fungeert deze toets als pauzetoets.)
Als u eenmaal op de [PAUZE] toets ( ) drukt, wordt een streepje ("-") weergegeven en wordt een pauze van 2 seconden* ingelast.
Nadat u een nummer hebt ingevoerd, kunt u ook op de [PAUZE] toets ( ) drukken om een streepje in te voeren en vervolgens voert u nog een nummer in met de cijfertoetsen. (Op deze manier worden de nummers samengevoegd. Dit wordt Chain bellen genoemd.)
* De duur van de pauze kan in de systeeminstellingen worden gewijzigd. (Zie "Pauze tijd" (p.184).)
Opmerking
Druk op [OK].
6
Voer het faxnummer nog een keer in wanneer het scherm hiervoor wordt
7
Groepsnummers kunnen niet worden gebruikt voor Chain bellen.
weergegeven.
• "Adrescontrole" (p.186)
Druk op [OK].
8
Werken met de origineelinvoer Werken met de glasplaat
Druk op de [ZWART-WIT START] toets.
9
• Het scannen begint.
• Indien de lijn vrij is, zal de machine het nummer van het ontvangende apparaat kiezen en met verzenden beginnen, zodra de eerste pagina gescand is. ("Snel online" (p.91))
• Wanneer er van te voren een opdracht opgeslagen is, een opdracht op dit moment verzonden wordt of de lijn bezet is, worden alle pagina's van het origineel in het geheugen gescand en opgeslagen als een verzendopdracht. (Dit heet geheugenverzending: de bestemming wordt automatisch gebeld en het document wordt verzonden, nadat eerder opgeslagen opdrachten verstuurd zijn.)
Als het scannen is afgelopen, verschijnt het volgende scherm kort. Daarna verschijnt het basisscherm weer op het display.
Druk op de [ZWART-WIT START] toets.
9
Het scannen begint.
Wanneer u een andere pagina wilt
10
scannen, vervangt u de pagina's en drukt u op de toets [ZWART-WIT START].
• Herhaal dit totdat u alle pagina’s hebt gescand.
• U kunt de resolutie- en belichtinginstellingen zonodig voor iedere pagina veranderen.
Nadat de laatste pagina gescand is,
11
drukt u op de [EINDE LEZEN] toets
().
Open de origineelinvoer en verwijder het origineel. Wanneer het origineel is verwijderd of er op een willekeurige toets wordt gedrukt, verschijnt het basisscherm weer in het display.
De bestemming wordt automatisch gebeld en het document wordt verzonden nadat eerder opgeslagen opdrachten verstuurd zijn.
Opmerking
Het verzenden annuleren
Als u het verzenden wilt annuleren, terwijl "LEZEN" verschijnt of voordat de [EINDE LEZEN] toets ( ) is ingedrukt, drukt u op de [C] of [CA] toets. Als u een verzendopdracht wilt annuleren die al opgeslagen is, drukt u op de [FAX STATUS] toets ( ) en annuleert u de opdracht zoals aangegeven op p.93.
• Een opdrachtnummer (3 cijfers) verschijnt in de display met "EINDE LEZEN" wanneer geheugenverzending wordt uitgevoerd. Als u een aantekening maakt van dit nummer, nadat een distributieverzending is uitgevoerd, kunt u het nummer gebruiken om de resultaten van het verzenden in het transactierapport of activiteitenrapport te controleren.
• Als de stroom wordt uitgeschakeld of een stroomonderbreking optreedt terwijl een origineel wordt gescand in
de origineelinvoer, stopt de machine en loopt het origineel vast. Verwijder het origineel nadat de voeding is hersteld, zoals uitgelegd in "PAPIERSTORING IN DE ORIGINEELINVOER" (p.153).
86
Page 87
FAXFUNCTIES

VERZENDEN VIA AUTOMATISCH KIEZEN (SNELKIEZEN EN GROEPSNUMMER KIEZEN)

In plaats van een volledig faxnummer in te voeren met de cijfertoetsen kunt u ook een fax verzenden door op de [VERKORTKIES] toets ( ) te drukken en vervolgens een nummer van 3 cijfers in te voeren. Als u automatisch wilt kiezen, moet u wel eerst het 3-cijferige nummer en de naam en het faxnummer van de bestemming hebben opgeslagen. Zie p.83 voor meer informatie over het automatisch kiezen en p.103 voor meer informatie over het programmeren van bestemmingen voor het automatisch kiezen.
Voer het 3-cijferige nummer in via de cijfertoetsen.
1
• Voer het 3-cijferige nummer in dat is ingevoerd bij het programmeren van het snelkiesnummer.
• Druk op de [C] toets wanneer u een ongeldig nummer hebt ingevoerd en voer vervolgens het juiste nummer in. Druk op de [C] toets wanneer u een 3-cijferig nummer invoert dat niet is geprogrammeerd en voer vervolgens het juiste nummer in. Als u het snelkiesnummer niet weet, drukt u de "Verk.kies lijst" of "Groepslijst" af. (Zie "LIJSTEN MET GEPROGRAMMEERDE INFORMATIE EN INSTELLINGEN AFDRUKKEN" (p.109).)
Druk op [OK].
2
Controleer de bestemming. Druk opnieuw op [OK] als alles klopt.
Opmerking
Het verzenden annuleren
Als u het verzenden wilt annuleren, terwijl "LEZEN" verschijnt of voordat de [EINDE LEZEN] toets ( ) is ingedrukt, drukt u op de [C] of [CA] toets. Als u een verzendopdracht wilt annuleren die al opgeslagen is, drukt u op de [FAX STATUS] toets ( ) en annuleert u de opdracht zoals aangegeven op p.93.
Een opdrachtnummer (3 cijfers) verschijnt in de display met "EINDE LEZEN" wanneer verzenden wordt uitgevoerd. Als u een aantekening maakt van dit nummer, nadat een distributieverzending is uitgevoerd, kunt u het nummer gebruiken om de resultaten van het verzenden in transactierapport of activiteitenrapport te controleren.
ZOEKEN NAAR EEN GEPROGRAMMEERDE BESTEMMING (MET DE [ADRES] TOETS ( ))
Tijdens het kiezen kunt u letters invoeren om een bestemming te zoeken die is opgeslagen in een snelkiesnummer of groepsnummer.
Druk op de [ADRES] toets ( ) en voer de letters in die u zoekt. (U kunt de invoer van
1
letters ook overslaan en direct naar de volgende stap gaan om de eerste bestemming van de adreslijst weer te geven.)
U kunt maximaal 10 van de volgende soorten letters invoeren. Hoofdletters, kleine letters, getallen, speciale letters (Zie "TEKENS INVOEREN" (p.24).)
Druk op de [OK] toets en selecteer de gewenste bestemming met de [ ] of [ ] toets.
2
• De zoekresultaten verschijnen in onderstaande volgorde: hoofdletters, kleine letters, speciale tekens en getallen.
• Als niet alle letters van de bestemmingsnaam verschijnen, drukt u op de [EINDE LEZEN] toets ( ) om de volledige naam weer te geven. Druk nogmaals op de [EINDE LEZEN] toets ( ) om terug te keren naar het oorspronkelijke scherm.
Opmerking
Het verzenden annuleren
Als u het verzenden wilt annuleren, terwijl "LEZEN" verschijnt of voordat de [EINDE LEZEN] toets ( ) is ingedrukt, drukt u op de [C] of [CA] toets. Als u een verzendopdracht wilt annuleren die al opgeslagen is, drukt u op de [FAX STATUS] toets ( ) en annuleert u de opdracht zoals aangegeven op p.93.
• Een opdrachtnummer (3 cijfers) verschijnt in de display met "EINDE LEZEN" wanneer verzenden wordt uitgevoerd. Als u een aantekening maakt van dit nummer, nadat een distributieverzending is uitgevoerd, kunt u het nummer gebruiken om de resultaten van het verzenden in transactierapport of activiteitenrapport te controleren.
87
Page 88
FAXFUNCTIES

DUBBELZIJDIGE ORIGINELEN FAXEN

Volg de stappen hieronder voor automatisch verzenden van beide zijden van een tweezijdig origineel. (Alleen voor modellen met dubbelzijdige scanfunctie.)
Druk op de [DUBBELZIJDIG] toets ( ) op het bedieningspaneel en selecteer
1
"2-ZIJDIG". Select "Staand-Boek", "Staand-Schrijfblok", "Liggend-Boek" of "Liggend-Schrijfblok"
2
met de [ ] of [ ] toets.
Opmerking
Druk op de [OK] toets.
3
• Boekjes en schrijfblokken: Dubbelzijdige originelen die aan de zijkant zijn
gebonden noemen we boeken, dubbelzijdige originelen die bovenaan zijn gebonden noemen we schrijfblokken.
• Dubbelzijdig scannen wordt geannuleerd wanneer de verzending is voltooid of
de [CA] toets wordt ingedrukt.
• Dubbelzijdig scannen van dubbelzijdige originelen is alleen mogelijk wanneer
een origineelinvoer wordt gebruikt (modellen met dubbelzijdige scanfunctie). Automatisch scannen van beide zijden van een origineel kan niet met de glasplaat.
• De afbeelding van de achterkant van het origineel wordt zonodig tijdens de verzending 180 graden gedraaid
en het is dus niet nodig bij de ontvangende machine het blad om te draaien.
• Als u dubbelzijdig scannen wilt annuleren, selecteert u "ENKELZIJDIG" in stap 1 en drukt u op de [OK] toets.
• Alleen de volgende dubbelzijdige documentformaten kunnen worden gebruikt:
A4, 8-1/2 x 14, 8-1/2 x 13-1/2, 8-1/2 x 13-2/5, 8-1/2 x 13, 8-1/2 x 11
SCHRIJFBLOKBOEK
88
Page 89
FAXFUNCTIES
Verzendinstellingen (geheugenverzending en directe verzending)
De mogelijke vormen van verzending zijn geheugenverzending, waarbij het origineel tijdelijk in het geheugen wordt opgeslagen en dan pas wordt verzonden, en directe verzending, waarbij het origineel rechtstreeks wordt verzonden, dus zonder eerst in het geheugen te worden opgeslagen. Er zijn twee soorten geheugenverzending: "Verzendtaken opslaan (geheugenverzending)" (p.90), waarbij alle pagina's van het origineel in het geheugen worden opgeslagen voordat de verzending begint, en "Snel online" (p.91), waarbij de bestemming wordt gekozen zodra de eerste pagina is gescand. De overige pagina's worden verzonden tijdens het scannen. Bij een geheugenverzending kan het gebeuren dat het geheugen vol loopt tijdens het scannen van de originelen. Zie "Als het geheugen vol raakt tijdens het verzenden van een opgeslagen verzendtaak" (p.90) en "Wanneer het geheugen vol raakt tijdens een snelle onlineverzending" (p.91)
Als er te veel pagina's zijn en geheugenverzending niet mogelijk is, kunt u drukken op de [COMM. INSTELLING] toets ( ) om van geheugenverzending om te schakelen naar directe verzending. Wanneer u directe verzending gebruikt, begint de verzending zodra de huidige taak is voltooid. Zo kunt u voorrang geven aan een verzendtaak. Directe verzending is dus handig om de verzending van een groot aantal opgeslagen verzendtaken te onderbreken.
Zie "Faxen met directe verzending" als u heen en weer wilt gaan tussen geheugenverzending en directe verzending.
Opmerking
Wanneer u handmatig verzendt met een extra telefoon aangesloten op de machine of on-hook kiezen gebruikt, wordt automatisch directe verzending geselecteerd. (Geheugenverzending is niet mogelijk.)
Faxen met directe verzending
Druk op de [COMM. INSTELLING] toets ().
1
Het scherm met communicatie-instellingen verschijnt.
Selecteer "TX" met de [ ] of [ ] toets.
2
Opmerking
Selecteer "Geheugen TX" met de [ ] of [ ] toets en druk op [OK].
3
Het scherm met communicatie-instellingen kan ook worden weergegeven vanuit het scherm voor het selecteren van een functie. Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets ( ) te geven, selecteer "COMM. INSTELLING" met de [ ] of [ ] toets en druk op [OK].
om het scherm voor het selecteren van een speciale functie weer
Kies het faxnummer en druk op de [ZWART-WIT START] toets.
4
Bij gebruik van de glasplaat is het niet mogelijk om meerdere originele pagina's te verzenden in één keer.
Opmerking
• Als u van "Directe verzending" wilt terugkeren naar "Geheugenverzending", selecteert u "GEHEUGEN TX" in
stap 3.
• Als u een directe verzending wilt annuleren, drukt u op de [C] toets.
89
Page 90
FAXFUNCTIES
Faxen met handmatige verzending (met de [SPEAKER] toets ( ))
Druk op de [SPEAKER] toets ( ).
1
Wanneer u op deze toets drukt, wordt kort een bericht weergegeven over een aanpassing van het volume. Daarna wordt het invoerscherm weergegeven. U kunt het speakervolume aanpassen (hoog, middel of laag) door te drukken op de De instellingen voor het volume in de systeeminstellingen veranderen hierdoor echter niet. Wanneer de [SPEAKER] toets machine overgaat.
Kies het faxnummer en druk op de [ZWART-WIT START] toets.
2
[] of [] toets.
() wordt gebruikt om te kiezen, is uit de speaker achter op de machine te horen dat de
Opmerking
Selecteer "TX" en druk op de [OK] toets.
3
• Wanneer de functie Adrescontrole is ingeschakeld (p.186), is verzenden met de [SPEAKER] toets ( ) niet
mogelijk.
• Als u het kiezen met de [SPEAKER] toets ( ) wilt annuleren wanneer u het nummer opnieuw wilt kiezen of
omdat de verzending is onderbroken, drukt u nog een keer op de [SPEAKER] toets ( ).
• Aangezien bij directe en handmatige verzending het origineel niet in het geheugen wordt opgeslagen, kunnen
de volgende functies niet worden gebruikt. Distributieverzending "HETZELFDE DOCUMENT IN EEN HANDELING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN" (p.99), "AUTOMATISCH VERZENDEN OP EEN BEPAALDE TIJD" (p.98), "Herhaal instel. (Bezet)" (p.186), dubbelzijdig scannen, Adrescontrole en meer.
• Wanneer een fax wordt verzonden met directe verzending of handmatige verzending, wordt de fax verzonden
zodra er verbinding is met de ontvangende machine.
Verzendtaken opslaan (geheugenverzending)
Wanneer de lijn bezet is, wordt de verzendtaak tijdelijk in het geheugen opgeslagen. Wanneer de huidig taak en eerder opgeslagen taken voltooid zijn, begint de verzending automatisch. (Dit heet geheugenverzending.) Dit betekent dat verzendtaken in het geheugen kunnen worden opgeslagen door een verzendopdracht te geven wanneer de machine bezig is met een andere verzending/ontvangst. Er kan een gecombineerd totaal van 50 taken voor geheugen- en timerverzending (p.98) tegelijk worden opgeslagen. Na verzending worden de gescande documenten uit het geheugen verwijderd. In het scherm met de faxstatus kunt u de in het geheugen opgeslagen verzendtaken zien. (p.93) Afhankelijk van het aantal pagina's in het geheugen en de instellingen voor de verzending, is het misschien niet mogelijk om 50 taken op te slaan in het geheugen.
• De procedure voor het opslaan van een verzendtaak is gelijk aan de procedure in "BASISPROCEDURE VOOR FAXBERICHTEN VERZENDEN" (p.85).
• Als u nog niet op de [ZWART-WIT START] toets hebt gedrukt, kunt u een verzendtaak annuleren door op de [C] toets te drukken.
• Als u al wel op [ZWART-WIT START] hebt gedrukt, zie dan "Een opgeslagen verzendtaak annuleren" (p.93). As het origineel nog steeds wordt gescand nadat u op de [ZWART-WIT START] toets hebt gedrukt, kunt u op de [C] toets drukken om de verzending te annuleren.
• Als u een verzendtaak opslaat in de modus voor directe verzending, kunt u verder geen verzendtaken opslaan.
Na verzending worden de gescande documenten uit het geheugen verwijderd. In het scherm met de faxstatus kunt u de in het geheugen opgeslagen verzendtaken zien. (p.93)
Als het geheugen vol raakt tijdens het verzenden van een opgeslagen verzendtaak
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de eerste pagina van het origineel, zal de verzending automatisch worden geannuleerd. Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de tweede of volgende pagina, wordt het scannen onderbroken. In dit geval kunt u op de [C] toets drukken om de verzending te annuleren of op [OK] om alleen die pagina's te verzenden die volledig zijn gescand.
90
Page 91
FAXFUNCTIES
Snel online
Wanneer u de origineelinvoer gebruikt om een document met meerdere pagina's te verzenden en er staan geen van tevoren opgeslagen opdrachten in de wacht of er worden geen opdrachten op dit moment uitgevoerd (en de lijn is niet bezet), kiest de machine de bestemming nadat de eerste pagina is gescand, en begint deze met de verzending van gescande pagina's, terwijl de resterende pagina's worden gescand. Deze verzendmethode heet Snel online. Wanneer u Snel online gebruikt, ziet u op het display de tekst "Lezen" - "Bellen" - "Verbinding." - "Verzenden" (in deze volgorde) totdat alle resterende pagina's zijn gescand. Wanneer alle pagina's zijn gescand, verschijnt "Einde lezen" voordat de meldingen hierboven verschijnen. Wanneer de ontvangende kant bezet is, verandert de snelle onlineverzending in een opgeslagen verzendopdracht (geheugenverzending). (Zie "Verzendtaken opslaan (geheugenverzending)" (p.90).)
Wanneer het geheugen vol raakt tijdens een snelle onlineverzending
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de eerste pagina van het origineel, zal de verzending automatisch worden geannuleerd. Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de tweede of volgende pagina, zullen de pagina's die volledig gescand zijn verzonden worden.
Opmerking
De machine is standaard ingesteld (fabrieksinstelling) om een snelle onlineverzending te kunnen uitvoeren. Indien gewenst kunt u deze functie uitschakelen met de systeeminstellingen. (Zie "Snel online TX" (p.186).) Wanneer een origineel wordt verzonden via de volgende methoden, wordt de opdracht in het geheugen opgeslagen. (Snelle onlineverzending wordt niet uitgevoerd.)
• Een fax versturen van de glasplaat.
• "HETZELFDE DOCUMENT IN EEN HANDELING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN" (p.99)
• "AUTOMATISCH VERZENDEN OP EEN BEPAALDE TIJD" (p.98)
Als de ontvangende kant bezet is
Wanneer de ontvangende kant bezet is, wordt de verzending tijdelijk geannuleerd en na een korte onderbreking wordt een nieuwe poging gedaan verbinding te krijgen. (Er worden twee pogingen gedaan met een tussenpoos van 3 minuten.* Wanneer u niet wilt dat de machine een nieuwe poging onderneemt, drukt u op de [FAX STATUS] toets ( ) en annuleert u de opdracht. (p.93) *1 De instellingen kunnen worden gewijzigd met de systeeminstellingen. (Zie
1
)
"Herhaal instel. (Bezet)" (p.186).)
Als er zich een fout voordoet die verzending onmogelijk maakt
Als er zich een fout voordoet waardoor de verzendende of ontvangende machine de oproep niet binnen 45 seconden* wordt één poging gedaan na een tussenpoos van 1 minuut.* poging onderneemt, drukt u op de [FAX STATUS] toets ( ) en annuleert u de opdracht. (p.93) Deze machine ondersteunt ook de foutcorrectiemodus (ECM) en wordt automatisch ingesteld om een deel van het faxbericht dat, wegens storing op de lijn niet overgekomen is, opnieuw te sturen.* *2 De instellingen kunnen worden gewijzigd met de systeeminstellingen. (Zie "Bel tijd autom. verzenden" (p.186) en
"Herh inst.(Fout)" (p.186).)
*3 Als ECM niet wordt ondersteund door de andere machine of ECM niet werkt, vindt er geen foutcorrectie plaats.
2
beantwoordt, wordt de verzending gestopt en wordt er later automatisch een nieuwe poging gedaan. Er
2
) Wanneer u niet wilt dat de machine een nieuwe
3
91
Page 92
FAXFUNCTIES

DE RESOLUTIE SELECTEREN

De resolutie kan worden aangepast aan het formaat van de tekst op het origineel of aan het type origineel, bijvoorbeeld een foto. Selecteer "Resolutie" in het rechtermenu van het basisscherm van de faxmodus en druk op de [OK] toets.
Standaard Selecteer deze instelling voor originelen met een tekst in normaal formaat.
Fijn
Extra Fijn
Fijn/Halftoon
Superfijn/
Halftoon
Opmerking
Selecteer deze instelling voor originelen met kleine letters of afbeeldingen met dunne lijnen. Het origineel wordt gescand met een tweemaal zo hoge nauwkeurigheid als met "Standaard".
Selecteer deze instelling voor originelen met complexe tekeningen of afbeeldingen. Er wordt een afbeelding verkregen van betere kwaliteit dan met de instelling "Fijn".
Selecteer deze instelling voor foto's of originelen met kleurvlakken (documenten e.d. in kleur). Hiermee wordt een scherpere afbeelding verzonden dan met alleen "Fijn" of "Extra Fijn". Wanneer u Halftoon selecteert, duurt het verzenden langer.
• De fabrieksinstellingen voor de resolutie en het contrast zijn respectievelijk "Standaard" en Auto". De standaardinstellingen voor de resolutie en het contrast kunnen worden gewijzigd in de systeeminstellingen "Inst. Res.Con." (p.186). Als u de glasplaat gebruikt om meerdere pagina's van een origineel te scannen, kunt u de resolutie en het contrast aanpassen telkens wanneer u van pagina verandert. Als u de automatische origineelinvoer gebruikt, is het niet meer mogelijk om de resolutie en het contrast aan te passen wanneer het scannen eenmaal is begonnen.
• Ook al verzendt u een fax met de instelling "Fijn" of "Extra Fijn", de fax zal mogelijk niet op die resolutie worden ontvangen en afgedrukt als de ontvangende fax die resolutie niet aankan.
• Als u de ingestelde resolutie wilt annuleren, drukt u op de "Reset" toets.

DE BELICHTING WIJZIGEN

De belichting kan worden aangepast aan de helderheid van het origineel.
Selecteer de [Belichtng] toets ( ).
1
Pas de belichting aan.
2
(1) Selecteer het item. (2) Pas de belichting aan.
Als u het origineel donkerder wilt maken, selecteert u de [ ] toets. Als u het origineel lichter wilt maken, selecteert u de [ ] toets.
(3) Selecteer de [OK] toets.
92
Page 93
FAXFUNCTIES

ANNULEREN VAN FAXVERZENDING

Als u een verzending die aan de gang of opgeslagen is wilt annuleren, volgt u de stappen hieronder. Een verzendopdracht die aan de gang of opgeslagen is, kan worden geannuleerd vanuit het faxstatusscherm. (Afdrukken van een ontvangen fax kan niet worden geannuleerd.)
Opmerking
Als u een verzending wilt annuleren terwijl het origineel gescand wordt, ("LEZEN" verschijnt in de display) of voordat de toets wordt ingedrukt ([EINDE LEZEN] toets ( ) wanneer u het origineel van de glasplaat scant), kan de [C] of [CA] toets worden ingedrukt.
Annuleren van faxverzending
Druk op de [FAX STATUS] toets ( ).
1
• Wanneer een verzending aan de gang is, wordt de verzonden opdracht weergegeven.
• Als de weergegeven opdracht niet de opdracht is die u wilt annuleren, is het waarschijnlijk dat de te annuleren opdracht een opgeslagen opdracht is die in de wacht staat om te worden verzonden. Druk op de toets [TERUG] ( ) om het selectiescherm van de faxstatus weer te geven en volg de procedure in "Een opgeslagen verzendtaak annuleren" op "Een opgeslagen verzendtaak annuleren" (p.94) om de opdracht te annuleren.
Opmerking
Druk dan op de [C] toets.
2
Wanneer er geen verzending aan de gang is, verschijnt het volgende faxstatusscherm.
Druk op [OK].
3
De verzending wordt geannuleerd.
Opmerking
• Als u de verzending niet wilt annuleren, drukt u op de [ ] toets in het scherm van stap 2, waarna u "NEE" selecteert en op de [OK] toets drukt.
• U kunt geannuleerde handelingen controleren in het activiteitenrapport. "Annuleren" verschijnt in de kolom "TYPE/OPMERKING" van het rapport. Aanvullende informatie op de display tijdens verzending
Verbinding
(A)
(B)
(C) (D)
(A) Bestemmingsnaam
(B) Naam verzendmethode
(C) Huidige aantal verzonden pagina's
(D) Documentnummer
Geheugen TX P-
De naam van de bestemming verschijnt, indien geprogrammeerd.
Bij een timerverzending verschijnt het timerpictogram " " aan het begin van de naam van de verzendmethode.
Verschijnt tijdens het verzenden.
Het documentnummer, dat tijdens het scannen in de geheugenverzendmodus is toegewezen, verschijnt.
93
Page 94
FAXFUNCTIES
Een opgeslagen verzendtaak annuleren
Als u een opgeslagen verzendtaak niet wilt annuleren en alleen maar de status wilt controleren, druk dan in stap 4 op de [TERUG] toets ( ) in plaats van de [C] toets om af te sluiten.
Druk op de [FAX STATUS] toets ( ).
1
Het scherm met de faxstatus wordt weergegeven.
Opmerking
Selecteer "TX/RX RESERVE" met de [ ] of [ ] toets.
2
Druk op [OK].
3
De eerste opgeslagen verzendtaak wordt weergegeven. Druk op de
Druk dan op de [C] toets.
4
U wordt gevraagd het annuleren van de verzending te bevestigen.
Selecteer "JA" met de [ ] of [ ] toets.
5
Druk op [OK].
6
De geselecteerde verzendtaak wordt geannuleerd. Wilt u nog een verzendtaak annuleren, herhaal dan stap 1 tot en met 6.
Wanneer een verzending aan de gang is, wordt de verzonden opdracht weergegeven. Druk op de [TERUG] toets
() om het selectiescherm van de faxstatus weer te geven.
[] of [] toets totdat u de verzendtaak ziet die u wilt annuleren.
Opmerking
(A)
(B) (C) (D)
U kunt geannuleerde terugbeltaken controleren in het activiteitenrapport. "Annuleren" verschijnt in de kolom "TYPE/OPMERKING" van het rapport.
Inhoud van het scherm met opgeslagen taken (scherm van stap 3)
Wachten
TX P-
(F)
(A) Huidige status
"Wachten" wordt weergegeven naast de opgeslagen verzendtaken en timertaken. "Herhalen" wordt weergegeven naast taken die opnieuw moeten worden uitgevoerd.
(B) Bestemming
De naam van de bestemming verschijnt, indien geprogrammeerd.
(C) Naam verzendmethode
Bij een timerverzending verschijnt het timerpictogram " " aan het begin van de naam van de verzendmethode.
(D) Aantal opgeslagen pagina's
Voor een opgeslagen verzendtaak wordt het documentnummer van het moment van scannen weergegeven. (E) Voor een timerverzending wordt het nummer van de timertaak weergegeven. (F) Voor een timerverzending wordt de opgegeven tijd van de reservering weergegeven. "Bereid" wordt
weergegeven voor een opgeslagen verzendtaak.
Status van voltooide taken U kunt de status van voltooide taken bekijken door in stap 2 "TX/RX Compleet" te selecteren en in stap 3 op de [OK] toets te drukken.
(E)
94
Page 95
FAXFUNCTIES

FAXBERICHTEN ONTVANGEN

Wanneer een andere faxmachine een faxbericht verzendt naar uw machine, gaat uw machine over*, waarna het faxbericht automatisch wordt ontvangen en afgedrukt. (Dit heet automatische ontvangst.) Als u niet wilt dat ontvangen faxen meteen geprint worden, gebruikt u de printgeheugenfunctie om ontvangen faxberichten in het geheugen op te slaan en ze op een voor u geschikt tijdstip af te drukken (alle ontvangen faxberichten worden in een keer afgedrukt). Zie "FAX VASTHOUDMODE" (p.97) als u deze functie wilt inschakelen en ontvangen faxen wilt afdrukken.
Opmerking
• U kunt een verzendopdracht opslaan, terwijl de faxberichtontvangst aan de gang is. (Zie "Verzendtaken
opslaan (geheugenverzending)" (p.90)
• Als u ontvangen faxpagina's aan beide zijden van het papier wilt afdrukken, schakelt u "Dubbelz. Ontv." (p.187)
in de systeeminstellingen in.
• Als er geen extra telefoon met de machine verbonden is, gebruikt u automatische ontvangst.
• Als de functie Adrescontrole (p.186) ingeschakeld is, kunt u op de [SPEAKER] toets ( ) drukken wanneer de
machine overgaat en bepalen of de fax wordt ontvangen. Selecteer "Ja" om de fax te ontvangen en "Nee" om de fax te weigeren met [ ] [ ]. Druk vervolgens op [OK].
• Om faxberichten te ontvangen moet u zorgen dat er papier in de papierlade ligt. Zie "PAPIER BIJVULLEN"
(p.19) voor het laden van geschikt papier.

FAXBERICHT ONTVANGEN

De machine gaat bellen* en de
1
ontvangst begint automatisch.
De LINE indicator ( ) gaat branden.
Als u een extra telefoon hebt aangesloten
Opmerking
*Aantal beltonen
De machine is ingesteld op twee beltonen voordat de automatische ontvangst begint. U kunt te allen tijde het aantal beltonen wijzigen van 0 tot 9 in de systeeminstellingen. (Zie "Aant. bel sig. RX" (p.187).) Als het aantal beltonen ingesteld is op 0, ontvangt de machine de faxberichten zonder te gaan bellen.
en iemand stuurt u een fax door middel van handmatige verzending (p.120), dan kunt u de telefoon aannemen voordat de fax wordt ontvangen en even praten met de persoon aan de andere kant van de lijn.
Ontvangst wordt beëindigd.
2
• Wanneer de ontvangst eindigt, geeft de machine een pieptoon.
• Wanneer de optionele taakscheidingslade-set
geïnstalleerd is, worden ontvangen faxberichten via de documentsorteereenheid uitgevoerd.
De documentsorteereenheid heeft een
Opmerking
sensor die detecteert wanneer een lade vol is. Wanneer er ongeveer 100 bladen in een lade verzameld zijn, verschijnt een melding in de display en het afdrukken van faxberichten wordt stopgezet. Als dit gebeurt, verwijdert u de bladen. Het afdrukken wordt onmiddellijk hervat.
95
Page 96
FAXFUNCTIES
Als ontvangen gegevens niet kunnen worden afgedrukt
Als de machine geen papier meer heeft of als er een papierstoring optreedt, of als de machine een afdruk- of kopieertaak afdrukt, blijven de ontvangen faxen opgeslagen in het geheugen totdat afdrukken mogelijk is. De ontvangen faxen worden automatisch afgedrukt zodra dit kan. Wanneer er ontvangen faxen in het geheugen staan, knippert het FAX [GEGEVENS] lampje ( ). U kunt ook de doorstuurfunctie gebruiken om de ontvangen faxen te laten afdrukken op een andere faxmachine. (Zie "DOORSTUURFUNCTIE" (p.110).)
Om faxberichten te ontvangen moet u zorgen dat er papier in de papierlade ligt. Laad geschikt papier zoals
Opmerking
uitgelegd in "PAPIER BIJVULLEN" (p.19).
• Als u een fax ontvangt die groter is dan het geladen papier, wordt uitgegaan van de systeeminstelling "Ontvangen data afdruk condities" (p.187) om de fax af te drukken op de volgende manier: Als "Verkleinen" is ingesteld, wordt de afbeelding automatisch verkleind vóór het afdrukken.* Als "Divisie" is ingesteld, wordt de afbeelding verdeeld over meerdere vellen papier en op ware grootte daarop
afgedrukt.* Al "Huidig formaat" is ingesteld, wordt de afbeelding op ware grootte afgedrukt zonder te worden opgedeeld.* *1 Als u papier van het formaat B5 of kleiner hebt geladen, wordt de ontvangen afbeelding mogelijk niet
afgedrukt, afhankelijk van de breedte en lengte van de afbeeldingsgegevens. *2 De ontvangen afbeelding wordt pas afgedrukt wanneer u papier laadt dat groter is dan het formaat dat u nu
gebruikt.
• In de faxmodus is afdrukken op B5 en A5 niet mogelijk. (Van alle AB-formaten kan alleen A4 worden gebruikt voor het afdrukken.) (Als uw machine AB-papierformaten gebruikt, kan papier van het formaat 8-1/2" x 14" niet worden gebruikt in de faxmodus. (Van de AB-formaten kunnen alleen 8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 11" worden gebruikt voor het afdrukken.))
• Als het papier op is tijdens het afdrukken van een fax, wordt automatisch verder afgedrukt op papier uit een andere lade met het formaat dat er het meest op lijkt.
• Als u een ander formaat papier in een lade legt, wijzig dan de instelling van het papierformaat in de lade.
• Faxen kunnen niet goed worden afgedrukt als u in werkelijkheid een ander formaat gebruikt dan is ingesteld. Stel voor de lade hetzelfde papierformaat in als het papierformaat dat ook echt in de lade ligt. Een voorbeeld: Als u een fax met het formaat B4 (11" x 17") ontvangt terwijl het formaat A4 (8-1/2" x 14") in de lade ligt en voor die lade B4 (11" x 17") is ingesteld, dan wordt de fax afgedrukt op papier van het formaat A4 (8-1/2" x 14") en kan een deel van de afbeelding wegvallen als het papier in de lade groter is dan is ingesteld. Als het papier in de lade groter is dan is ingesteld, wordt groter papier gebruikt dan het herkende faxformaat. (Er wordt een bericht weergegeven met de vraag om de papierformaatinstelling van de lade na te kijken.)
• Ontvangen faxen kunnen niet worden afgedrukt op papier dat u in de handinvoerlade plaatst.
1
1
2

HANDMATIGE FAXONTVANGST

Wanneer de functie Adrescontrole (p.186) is ingeschakeld, kunt u zelf bepalen of u een fax wilt ontvangen (dit wordt in deze handleiding "handmatige ontvangst" genoemd).
DE ONTVANGSTMODUS INSTELLEN
Druk op de [COMM. INSTELLING] toets () in de uitgangstoestand van de faxmodus.
1
Het scherm met communicatie-instellingen kan ook worden weergegeven vanuit het scherm voor het selecteren
Opmerking
Selecteer "Handmatig" en druk op de [OK] toets.
2
Opmerking
Handmatig een fax ontvangen
Wanneer de machine overgaat, drukt u op de [SPEAKER] toets ( ). Selecteer "Ja" om de fax te ontvangen. Als u de geselecteerde fax niet wilt ontvangen, selecteert u "Nee".
van een functie. Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets ( ) om het functieselectiescherm weer te geven, selecteer "Comm. instelling" met de [ ] of [ ] toets en druk op [OK].
Als u wilt terugkeren naar automatische ontvangst, selecteert u "Auto" in stap 1 hierboven.
96
Page 97
FAXFUNCTIES

FUNCTIETOETS

Dit is de instelling die in eerste instantie wordt weergegeven wanneer u in de faxmodus op de [SPECIALE FUNCTIE] toets ( ) drukt.

FAX VASTHOUDMODE

Normaal gesproken worden faxen afgedrukt zodra ze worden ontvangen. Deze functie wordt gebruikt om ontvangen faxen vast te houden in het geheugen in plaats van ze meteen bij ontvangst af te drukken. Faxen die in het geheugen worden vastgehouden, worden handmatig en allemaal tegelijk afgedrukt.
Instellingen die nodig zijn voor Fax Vasthoudmode
Als een fax wordt ontvangen wanneer de automatische uitschakelfunctie is geactiveerd ("STROOM IN- EN UITSCHAKELEN" (p.15)), keert de machine terug naar de normale werking om de fax te kunnen afdrukken. Als er regelmatig faxen binnenkomen, komt de automatische uitschakelfunctie dus regelmatig in actie. Zo bespaart u stroom. Als u zo veel mogelijk stroom wilt besparen, ook 's nachts en op andere momenten dat uw ontvangen faxen niet meteen hoeven te worden afgedrukt, schakel dan de Fax Vasthoudmode in. Wanneer Fax Vasthoudmode tegelijk met de automatische uitschakelfunctie actief is, wordt de automatische uitschakelfunctie niet uitgeschakeld op het moment dat een fax binnenkomt.
U wordt aangeraden om Fax Vasthoudmode in en uit te schakelen volgens uw specifieke omstandigheden. U schakelt deze functie bijvoorbeeld in 's nachts en uit overdag.
• Wanneer Fax Vasthoudmode is ingeschakeld en er staan ontvangen faxen in het geheugen, dan knippert de
Opmerking
GEGEVENS indicator ( ) boven de [FAX] toets ( ) op het bedieningspaneel en ziet u een bericht op het scherm. (Wanneer de ontvangen faxberichten worden afgedrukt, stopt de indicator met knipperen en verdwijnt het bericht.)
• Als het resterende vrije geheugen op 0% komt, kunnen geen faxen meer worden ontvangen. Daarom is het belangrijk dat u altijd goed controleert of er nog voldoende geheugen vrij is en dat u uw ontvangen faxen regelmatig afdrukt. Het percentage vrij geheugen is te zien in het basisscherm van de faxmodus. (p.81)
Selecteer de functie "Fax Vasthoudmode".
Fax Vasthoudmode inschakelen
Ontvangen faxen uit het geheugen afdrukken
Als het in de systeeminstellingen met
Opmerking
"Uitschakelen Fax Vasthoud Modus" (p.185) onmogelijk is gemaakt dat Fax Vasthoudmode wordt gebruikt, is inschakelen van deze functie niet mogelijk.
Selecteer "Fax Vasthoudmode" gevolgd door "Afdrukken".
Selecteer "Instelling" gevolgd door "AAN".
Selecteer "UIT" als u Fax Vasthoudmode wilt uitschakelen.
97
Page 98
FAXFUNCTIES

AUTOMATISCH VERZENDEN OP EEN BEPAALDE TIJD

Het is mogelijk om automatisch een verzending of polling te laten uitvoeren op een bepaald tijdstip (maximaal één week later). Dit is handig wanneer u niet op kantoor bent of wanneer u het daltarief ('s nachts) wilt gebruiken. Er kan een gecombineerd totaal van 50 taken voor timer- en geheugenverzending tegelijk worden opgeslagen.
• Nadat een timerverzending is uitgevoerd, worden de gegevens (afbeelding, bestemming enz.) automatisch uit
Opmerking
Selecteer "Timer mode" en druk op de [OK] toets.
1
Als er een tijd is opgegeven, staat er een vinkje voor "Timer mode". Als u de opgegeven tijd wilt annuleren, druk dan op de [UITLOGGEN] toets ( ) van het bovenstaande scherm met "Timer Mode" geselecteerd. De huidige tijd wordt weergegeven. Als de huidige tijd niet correct is, drukt u op de [CA] toets om de bewerking te annuleren. Zie "Zomertijd" (p.176) om de ingestelde tijd aan te passen.
het geheugen gewist.
• Voor een timerverzending moet het origineel eerst worden gescand en in het geheugen worden opgeslagen. U kunt het origineel niet in de automatische origineelinvoer of op de glasplaat achterlaten en het pas laten scannen op het moment van verzending.
• De datum en tijd worden ingesteld met behulp van de systeeminstellingen. (Zie "Zomertijd" (p.176).)
• Voor polling kan er maar één timerbewerking worden ingesteld. Als u meerdere pollingtaken wilt instellen, breng de machines waar u een fax wilt opvragen dan onder in één opdracht voor seriële polling met een timerinstelling (zie "Seriële polling" (p.101)).
Selecteer de dag van de week met de [ ] of [ ] toets.
2
De geselecteerde dag wordt gemarkeerd. Als u "Geen dag geselec" selecteerd, wordt de verzending uitgevoerd op het opgegeven tijdstip. Als u wilt terugkeren naar [TIJD INSTELLING], drukt u op de [TERUG] toets ( ).
• Als u een timeropdracht wilt annuleren nadat de bovenstaande procedure beëindigd is, volgt u de procedure in
Opmerking
"ANNULEREN VAN FAXVERZENDING" (p.93).
• De opdracht krijgt automatisch een taaknummer toegewezen. Dit nummer kunt u gebruiken om een opgeslagen taak te annuleren. (Zie Een opgeslagen verzendtaak annuleren (scherm van stap 3) op p.94.)
• U kunt andere handelingen uitvoeren nadat u een timeropdracht hebt geprogrammeerd. Als er een andere taak wordt uitgevoerd op het opgegeven tijdstip, begint de timerverzending zodra die taak is voltooid.
98
Page 99
FAXFUNCTIES

HETZELFDE DOCUMENT IN EEN HANDELING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN

Deze functie wordt gebruikt om een faxbericht naar meerdere bestemmingen te zenden in een enkele handeling. Het origineel dat verzonden moet worden, wordt gescand in het geheugen en daarna naar de geselecteerde bestemmingen verzonden. Deze functie is handig voor doeleinden zoals de verspreiding van een rapport aan de verschillende afdelingen van het bedrijf. U kunt maximaal 100 bestemmingen selecteren. Als verzending naar alle bestemmingen voltooid is, wordt het document automatisch uit het geheugen gewist.
Als u vaak faxen naar dezelfde groep bestemmingen rondzendt, is het handig om deze bestemmingen onder een
Opmerking
groepsnummer op te slaan. De procedure voor het programmeren van groepsnummers wordt uitgelegd op p.103.
• Als er een groepsnummer wordt gebruikt om een faxbericht te versturen, wordt de fax verspreid (verzonden) naar alle bestemmingen uit die groep. Bijvoorbeeld, als vijf bestemmingen zijn geprogrammeerd in een groepsnummer en de toets voor die groep wordt ingedrukt voor distributieverzending, heeft de distributieverzending vijf bestemmingen.
Beep
Bestemming A
(ontvanger)
Afzender
Ontvangst
Orig. Afm. Resolutie
Uitzenden
Programma
Selecteer de
distributiefunctie.
Voer een volledig faxnummer in met de cijfertoetsen of druk op een automatische
1
Het document wordt
gescand naar het
geheugen.
Opeenvol-
gende
verzending
Beep
Ontvangst
Beep
Ontvangst
Bestemming B
(ontvanger)
Bestemming B
(ontvanger)
kiestoets (snelkiestoets, verkort kiesnummer of groepsnummertoets) om de eerste bestemming te selecteren. (p.87)
Het selectiescherm bestemmingen verschijnt. Als u een fout wilt wissen tijdens de invoer van een volledig nummer met de cijfertoetsen, drukt u op de [C] toets en wist u één cijfer per keer. Een met een snelkiesnummer of groepsnummer geselecteerde bestemming wordt aangegeven met een pictogram en een nummer. Als u een ingevoerd gegeven wilt wissen, drukt u op de [C] toets.
Druk op de [OK] toets en selecteer de volgende bestemming door een volledig
2
faxnummer in te voeren of op een automatische kiestoets te drukken.
Nadat u een volledig nummer met de cijfertoetsen hebt ingevoerd, drukt u op de [OK] toets om de invoer te voltooien. Als u op een automatische kiestoets drukt in stap 1, hoeft u niet op de [OK] toets te drukken. U kunt onmiddellijk op een andere automatische kiestoets drukken voor de volgende bestemming. Herhaal de stappen 1 en 2 om de resterende bestemmingen te selecteren.
• Als u een nummer moet wissen waarvan de invoer al voltooid is door op de [OK] toets te drukken, gebruikt u
Opmerking
de [ ] of [ ] toets om het nummer te selecteren en drukt daarna op de [C] toets.
• Als de geselecteerde bestemmingen het displaybereik van het meldingscherm overschrijden, drukt u op de [ ] of [ ] toets om door de lijst te scrollen en de bestemmingen te controleren.
Bestemmingen kunnen ook worden geselecteerd met de adresdirectory en de [OPNIEUW KIEZEN] toets ( ). Let er echter op dat de [OPNIEUW KIEZEN] toets ( ) alleen kan worden gebruikt om de eerste bestemming te selecteren (de toets moet worden gebruikt voordat andere bestemmingen zijn geselecteerd).
• Als u twee groepsnummers met elk 50 stations gebruikt, is het totaal aantal ingevoerde bestemmingen 100.
Vervolg vanaf stap 7 in "BASISPROCEDURE VOOR FAXBERICHTEN VERZENDEN" (p.85).
3
Een distributieverzending annuleren
Opmerking
Als u een distributieverzending wilt annuleren tijdens het selecteren van bestemmingen, drukt u op de [CA] toets. Als u een verzending wilt annuleren nadat de verzendprocedure beëindigd is, volgt u de procedure in "ANNULEREN VAN FAXVERZENDING" (p.93).
99
Page 100
FAXFUNCTIES

VERZENDOPTIES

Met deze functie kan uw machine een andere faxmachine bellen en de ontvangst van het document in die machine starten. Een timerinstelling kan ook worden ingesteld voor een handeling die 's nachts plaats vindt of op een ander specifiek tijdstip. (Zie "AUTOMATISCH VERZENDEN OP EEN BEPAALDE TIJD" (p.98).)
Uw machine De andere machine
(1) Polling (of Navragen, een
andere machine vragen om een document te sturen)
(4) Het document wordt
automatisch naar uw machine gestuurd
Groepsnummers en "HETZELFDE DOCUMENT IN EEN HANDELING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN" (p.99) kunnen worden gebruikt om meerdere faxmachines in een enkele handeling te pollen (dit heet "seriële polling"). U kunt maximaal 100 machines pollen. In dit geval wordt de volgorde van de handelingen in het diagram hierboven herhaald voor iedere geselecteerde verzendende machine. Wanneer u de functie Openbaar Vak gebruikt, mag u de faxontvangstmodus niet op "Handmatig" zetten. (Zie "HANDMATIGE FAXONTVANGST" (p.96).)
Als de andere machine Poll beveiliging gebruikt (zie "Pollingtoegang beperken (pollbeveiliging)" (p.103)), moet
Opmerking
Selecteer "Verzendopties".
1
uw faxnummer (nummer van afzender) in de systeeminstellingen zijn geprogrammeerd (zie "Eig toegangs ins" (p.184)) en moet uw nummer ook zijn geprogrammeerd in de andere machine.
(2) Staat polling toe.
(3) Document dat eerder is
gescand en in het geheugen is opgeslagen
NAVRAGEN
Selecteer "Navragen".
2
Druk op de [OK] toets en voer met de cijfertoetsen het faxnummer van de andere
3
machine in of geef een snelkiesnummer op (groepsnummer niet mogelijk). Druk op [OK]. Druk op de [ZWART-WIT START] toets. "Poll reservering is ingesteld."
4
wordt weergegeven. Na communicatie met de andere machine drukt uw machine de ontvangen fax af.
Als u de bewerking wilt annuleren
Opmerking
Tijdens de communicatie: Annuleer zoals uitgelegd in "Annuleren van faxverzending" (p.93). Tijdens het opslaan van de taak: Annuleer zoals uitgelegd in "Een opgeslagen verzendtaak annuleren" (p.94).
100
Loading...