In deze handleidingen wordt beschreven het digitaal multifunctioneel full-coloursysteem van het model MX-C250E/
MX-C250F/MX-C250FE/MX-C300E/MX-C300W/MX-C300WE.
• Wanneer u in deze handleiding "MX-XXXX" ziet, leest u in plaats van "XXXX" de naam van uw model. Zie p.8
Opmerking
De in de handleiding getoonde weergaveschermen, berichten en toetsnamen kunnen verschillen van die op de
huidige machine vanwege productverbeteringen en -wijzigingen.
voor de naam van uw model.
• De schermafbeeldingen en procedures die in deze handleiding vermeld staan, zijn hoofdzakelijk bedoeld voor
Windows 7. Voor andere versies van Windows kunnen sommige schermen verschillen van de schermen in
deze handleiding.
• Raadpleeg de handleiding van uw besturingssysteem of online-Help voor informatie over het gebruik van uw
besturingssysteem.
Deze machine werd ontworpen om in een klein bemeten kantoorruimte en met een groot bedieningsgemak handige
kopieerfuncties te verschaffen. Zorg dat u vertrouwd raakt met deze handleiding en de machine om volledig gebruik
te kunnen maken van alle machinefuncties. Om deze handleiding als snelle referentie te gebruiken tijdens
machinegebruik, raadt SHARP aan deze handleiding uit te printen en te bewaren op een eenvoudig te bereiken
plaats.
OVER DE HANDLEIDINGEN
De handleidingen voor de machine zien er als volgt uit:
Startgids
Deze handleiding geeft uitleg over:
• Specificaties
• Waarschuwingen voor veilig gebruik van de machine
Bedieningsgids (op de accessoire-CD-ROM)
Deze handleiding geeft uitleg over:
Het gebruik van de machine en wat u moet doen bij problemen
Handleiding software-installatie (op de accessoire-CD-ROM)
Deze handleiding geeft uitleg over:
Het installeren van de software voor gebruik van de machine vanaf uw computer
GEBRUIKTE CONVENTIES IN DEZE HANDLEIDING
De pictogrammen in de handleidingen wijzen op de volgende soorten informatie:
Waarschuwing
Let op
Opmerking
Waarschuwt de gebruiker voor letsel wanneer de inhoud van de waarschuwing niet correct wordt
opgevolgd.
Waarschuwt de gebruiker voor beschadigingen aan de machine of onderdelen als gevolg van het
verkeerd uitvoeren van de veiligheidsmaatregelen.
De opmerkingen geven nuttige informatie over de specificaties, functies, prestaties, bediening e.d.
van de machine.
Specificaties AB-serie (Europese maten) en
inch-serie (Amerikaanse maten)
Indien van toepassing worden beide specificaties vermeld.
Bijvoorbeeld:
Pagina 4:A4 en B5 (8-1/2" x 11" en 5-1/2" x 8-1/2")
Startgids:50%, 70%, 81%, 86%, 100%, 115%, 122%, 141%, 200% (50%, 64%, 77%, 95%, 100%, 121%, 129%,
141%, 200%)
Het bedieningspaneel in deze handleiding laat de gegevens van de AB-serie zien.
Het bedieningspaneel van machines uit de inch-serie laat echter wel de Amerikaanse maten zien.
30 kpmJa
25 kpm
Nee
Ja
Nee
Dubbelzijdig
Enkelzijdig
Enkelzijdig
8
Page 9
1
Dit hoofdstuk bevat basisinformatie die u moet lezen voordat u de machine gebruikt.
ONDERDEELBENAMINGEN EN FUNCTIES
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
(17)
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(4)
(6)
(7)
(1)Glasplaat
Plaats hier de originelen die u wilt scannen met
de kopiezijde naar beneden. (p.27)
(2)Hoofdschakelaar
Gebruik deze schakelaar om de machine aan en uit te zetten.
(3)Verlengstukken middelste papierlade
Wanneer u papier van A4-formaat of groter
uitwerpt, kunt u deze naar buiten halen.
(4)Handgrepen
Worden gebruikt bij het verplaatsen van de
machine. Gebruik de handgreep onderaan
wanneer u lade 2 aanbrengt.
Opmerking
(5)Middelste papierlade
Kopieën en afdrukken komen in deze lade terecht.
(6)Lade 1
In lade 1 gaan ca.250 bladen van kopieerpapier
(80
over papiersoorten, -formaten en -gewichten.
(7)Lade 2 (optie)
In lade 2 gaan ca. 500 bladen kopieerpapier (80 g/m2
(21 lbs.)). Zie "PAPIER" (p.16) voor beperkingen over
papiersoorten, -formaten en -gewichten.
(8)Bedieningspaneel
Bevat bedieningstoetsen en indicatorlampjes.
(9)USB 2.0-poort (type A)
Gebruik deze poort om een USB-apparaat, zoals
USB-geheugen, aan te sluiten op de machine.
De hoofdeenheid is erg zwaar. Doe dit daarom met
twee personen. Pak de handgrepen aan beide
zijden goed vast wanneer u de hoofdeenheid optilt.
g
/m2). Zie "PAPIER" (p.16) voor beperkingen
(8)
(9)
(10)
(15)
(16)
(11)
(12)
(13)
(14)
(10) Voorklep
Open deze klep om de tonercartridge te
vervangen enz.
(11) Zijklep handgreep
Opentrekken om zijklep te openen.
(12) Zijklep
Open deze geleider om vastgelopen papier te verwijderen.
(13) Papiergeleiders van de handinvoerlade
Pas de handinvoergeleiders aan de breedte van
het papier aan.
(14) Handinvoerlade
Speciaal papier (zwaar papier of transparante film)
kunnen in de handinvoerlade worden ingevoerd.
(15) Aansluiting voor extra telefoon
Op deze aansluiting kan een extra telefoon worden
aangesloten voor gebruik van de telefoonfunctie.
(16) Aansluiting voor telefoonlijn
Bij gebruik van de faxfunctie van de machine wordt
op deze aansluiting de telefoonlijn aangesloten.
(17) USB 2.0-poort (type B)
Sluit uw computer op deze poort aan als u de
printerfunctie wilt gebruiken.
(18) LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als de
machine binnen een netwerk wordt gebruikt.
(18)
(19)
(4)
9
Page 10
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
(21)
(20)
(22)
(19) Verlenging van de handinvoerlade
Open deze lade wanneer u papier plaatst in de
handinvoerlade.
(20) Tonercartridge (Y/M/C/Bk)
Bevat de toner. Wanneer de toner in een
cartridge op is, moet de cartridge met de
desbetreffende kleur worden vervangen.
(21) Origineelinvoerlade
Plaats hier de originelen die u wilt scannen met
de kopiezijde naar boven.
(22) Tonerafvalbak
Hierin wordt het teveel aan toner opgevangen
dat achterblijft na het afdrukken.
(23) Klep van de invoerrol
Open deze klep om vastgelopen originelen te
verwijderen.
(24) Origineelgeleiders
Pas deze aan het formaat van de originelen aan.
(25) Lade van de invoerrol
Openen om de originelen te plaatsen.
(26) Verlenglade
Openen wanneer u een lang origineel scant.
(27) Uitvoergedeelte
De originelen worden hier uitgevoerd na het
kopiëren/scannen wanneer de origineelinvoer
wordt gebruikt.
(28) Papiergeleider van de fuseereenheid
Open deze geleider om vastgelopen papier te verwijderen.
(29) Kijkgat
Gebruik het kijkgat (zie afbeelding rechts) om de
positie van het origineel te controleren.
(Alleen voor modellen met enkelzijdige scanfunctie).
(28)
(23)
(32)
(31)
(24)
(30)
(29)
(30) Ontgrendelingen van de fuseereenheid
Duw deze hendels omlaag om de druk te
verminderen bij het verwijderen van vastgelopen
papier uit de fuseereenheid of bij het invoeren
van een envelop via de handinvoerlade.
• De fuseereenheid is heet. Raak de
Waarschuwing
fuseereenheid niet aan tijdens het
verwijderen van vastgelopen
papier. Dit kan brandwonden of
letsel veroorzaken.
• Knijp de hendels eerst samen met
uw duim en wijsvinger en duw ze
vervolgens langzaam naar
beneden. Als u te hard duwt,
kunnen de hendels tegen uw
vingers slaan.
(31) Draaiknop van de rollen
Draai deze knop om vastgelopen papier te
verwijderen.
(32) Rechterzijklep van papierlade
Openen om vastgelopen papier uit de laden te
verwijderen.
(33) Klep van duplextransport
Openen om vastgelopen papier te verwijderen.
(25)
(26)
(27)
(33)
Opmerking
Blokkeer de ventilatieopeningen van de machine nooit door er iets voor te zetten of door de machine te dicht tegen
een muur te plaatsen.
Druk hierop om de opgeslagen
scannerinstellingen te gebruiken. (p.134)
(4)[SCANNEN] toets / indicator ()
Druk hierop om de scanmodus te selecteren.
(5)[ZOOM] toets ()
Druk op deze toets om de kopieerfactor voor
verkleining/vergroting te selecteren. (p.29)
(6)[KOPIE] toets
Druk hierop om de kopieermodus te selecteren.
(7)[KAARTFORM. KOPIE] toets ()
Kaartform. kopie inschakelen.
(8)Pijltjestoetsen
Druk op deze toetsen om de markering (die
aangeeft dat er een item geselecteerd is) in het
display te verplaatsen.
(9)[OK] toets
Druk op deze toets om de geselecteerde
instelling in te voeren.
/ indicator
/ indicator
()
()
(14)(15)(16)
(10) [BELICHTING] toets)
(11) [ENERGIE BESPAREN] toets
(12) [TERUG] toets ()
(13) [SPECIALE FUNCTIE] toets ()
(14) [C] toets
(15) [ADRES] toets ()
(16) [DUBBELZIJDIG] toets ()
Met deze toets kunt u de belichtingsfunctie
selecteren. (p.28)
/ indicator
Druk hierop om de energiebesparingsmodus te
activeren.
Druk op deze toets om terug te keren naar het
vorige scherm.
Druk op deze toets om de speciale functies te
selecteren.
Druk hierop om het aantal ingestelde kopieën te
wissen of een kopieerproces te stoppen.
Voor het zoeken naar een adres, nummer of
andere contactgegevens die zijn opgeslagen om
automatisch te kunnen kiezen. (p.87)
Selecteren om dubbelzijdig te
kopiëren/faxen/scannen.
()
11
Page 12
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
(17) (18) (19)(20)(21)(22)(23)
(24)(25)(26) (27)(29)(30)(28)
(17) [COMM. INSTELLING] toets ()
Hiermee kunt u schakelen tussen de
geheugenverzendmodus en directe verzending,
en tussen automatische ontvangst en handmatige
ontvangst.
(18) [VERKORTKIES] toets ()
Dit wordt gebruikt om snelkiesnummers te
gebruiken. (p.83)
(19) [FAXSTATUS] toets ()
Hiermee kunt u het verzenden van een fax of
een opgeslagen fax annuleren. (p.93)
(20) [SPEAKER] toets ()
Deze functie wordt gebruikt om te kiezen zonder de
hoorn op te nemen van een extra telefoon die met
de machine verbonden is. (p.83)
(21) [OPNIEUW KIEZEN/PAUZE] toets ()
Hiermee kunt u het laatst gekozen nummer
opnieuw kiezen en een pauze inlassen bij het
invoeren van een faxnummer. (p.83, p.85)
(22) [KLEUR START] toets
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of
te scannen in kleur.
Deze toets kan niet worden gebruikt voor een
fax.
(23) [ZWART-WIT START] toets
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of te
scannen in zwart-wit. Deze toets wordt ook gebruikt
om een fax te verzenden in de faxmodus.
(24) [UITLOGGEN] toets ()
Druk op deze toets om uit te loggen nadat u bent
ingelogd en de machine hebt gebruikt. Bij
gebruik van de faxfunctie kan deze toets ook
worden gebruikt voor het verzenden van tonen
op een lijst voor pulskiezen.
(p.89)
/ indicator
/ indicator
(25) Numerieke toetsen
Tekens/cijfers invoeren.
(26) [EINDE LEZEN] toets ()
Wanneer u in sorteerfunctie van de glasplaat
kopieert, drukt u op deze toets, zodra u klaar
bent met scannen van de originelen en met
kopiëren wilt beginnen.
(27) [CA] toets
Wist alle geselecteerde instellingen en herstelt
de standaard instellingen van de machine. (p.15)
(28) [STOP] toets ()
Druk op deze toets om een kopieertaak of het
scannen van een origineel te stoppen.
(29) Indicatoren van de faxmodus ()
• LIJN indicator ()
Brandt wanneer een fax wordt verzonden of
ontvangen.
• GEGEVENS indicator ()
Knippert wanneer een fax niet kan worden
afgedrukt door een tekort aan papier of
anderszins. Blijft branden wanneer er een
niet-verzonden fax is.
(30) Indicatoren van de printermodus ()
• ONLINE indicator ()
Wanneer dit lampje brandt, kunnen
afdrukgegevens worden ontvangen.
• GEGEVENS indicator ()
Knippert wanneer afdrukgegevens worden
ontvangen. Blijft branden tijdens het afdrukken.
Opmerking
De inhoud van het bedieningspaneel verschilt
per model.
12
Page 13
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
DISPLAY
Dit gedeelte geeft uitleg over het gebruik van het display.
LINKERMENU EN RECHTERMENU
Het display van de machine heeft een rechtermenu met daarin de veelgebruikte instellingen en een linkermenu
waarin de instellingen en schermen van elke functie worden weergegeven.
Klaar v. kopiëren
Orig. Afm.
Lade 1
Belichtng
Papier
Uitvoer
Programma
LinkermenuRechtermenu
Linkermenu (voorbeeld: kopieermodus)
(1)
(3)
(4)
(5)
(1)Mededelingweergave
(2)Weergave van pictogrammen voor speciale
Klaar v. kopiëren
(6)(2)
Lade 1
Belichtng
Hier ziet u berichten over de status en werking
van de machine.
functies
Hier worden pictogrammen weergegeven van de
speciale functies die worden gebruikt.
Enkelzijdig naar dubbelzijdig
Dubbelzijdig naar dubbelzijdig kopiëren
(
Alleen voor modellen met dubbelzijdige
scanfunctie
Dubbelzijdig naar enkelzijdig kopiëren
(
Alleen voor modellen met dubbelzijdige
scanfunctie
Sorteerfunctie
RGB Aanpassen
Onderdruk BG
2-in-1 kopiëren
)
)
kopiëren
(3)Weergave van het papierformaat
Hier ziet u het geselecteerde papierformaat.
(4)Weergave van de belichting
Hier ziet u de geselecteerde belichtingsmodus.
(5)Weergave van de kopieerfactor
Hier ziet u de kopieerfactor voor de verkleining of
vergroting.
(6)Weergave van het formaat van het origineel
Wanneer het formaat van het origineel is
opgegeven bij "Orig. Afm." in het rechtermenu, is
hier het opgegeven formaat te zien.
De volgende pictogrammen worden
weergegeven wanneer het origineel is geplaatst.
Geen: Glasplaat
:Automatische origineelinvoer (enkelzijdig
scannen)
:Automatische origineelinvoer
(dubbelzijdig scannen)
(Alleen voor modellen met dubbelzijdige
scanfunctie)
4-in-1 kopiëren
Kaart Formaat
Kaartform. kopie
Scherpte
13
Page 14
Rechtermenu
(7)(8)
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
(7)Weergave van de verbindingsstatus
(Alleen voor modellen met draadloos netwerk)
Weergegeven wanneer het draadloos netwerk
aan is.
Orig. Afm.
Papier
Uitvoer
Programma
(9)
(8)Weergave van het aantal kopieën
Hier ziet u het ingestelde aantal kopieën.
(9)Functieweergave
Hier ziet u de basisfuncties van elke modus.
Draadloze Infrastructuur: Verbinding
maken
Draadloze Infrastructuur:
Geen verbinding
Bedraad + Access Point Mode: met
aangesloten handset
Bedraad + Access Point Mode: zonder
aangesloten handset
Verbindingsfout van draadloze
netwerkmodule in machine
HET DISPLAY GEBRUIKEN
Een item selecteren met de pijltoetsen (omhoog/omlaag)
Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag (in deze handleiding aangegeven met [] [])om naar een item in het
selectiescherm te gaan en dat item te selecteren (markeren). Druk op de [OK] toets om het scherm voor het
geselecteerde item weer te geven. Druk op [OK] in het instelscherm om uw instellingen op te slaan.
Klaar v. kopiëren
Orig. Afm.
Lade 1
Belichtng
Papier
Uitvoer
Programma
De pictogrammen [] [] worden in het selectiescherm weergegeven
voor instellingen waarvoor de pijl omhoog/omlaag kan worden gebruikt.
Een item selecteren met de pijltoetsen (links/rechts)
De pijlen links/rechts (in deze handleiding aangegeven met [] []) worden gebruikt om de belichting en waarden
in te stellen in de instelschermen. Druk op [OK] om uw instellingen op te slaan.
Kopieerfactor
115%
Zoom
De pictogrammen [] [] worden weergegeven in de instelschermen waarin de pijl links/rechts kan worden gebruikt.
Gebruik de [TERUG] toets () om terug te keren naar het vorige instelscherm.
14
Page 15
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
STROOM IN- EN UITSCHAKELEN
De hoofdschakelaar bevindt zich aan de linkerzijde van de machine.
INSCHAKELEN
Draai de hoofdschakelaar naar de "AAN"
positie.
Terwijl de machine opwarmt,
knippert het bericht
"Opwarmen" in de display.
• De machine keert terug naar de begininstellingen wanneer deze voor de eerste keer wordt ingeschakeld,
Opmerking
wanneer de [CA] toets wordt ingedrukt of wanneer er geen toetsen zijn ingedrukt voor de
voorgeprogrammeerde "Auto wissen" tijd na het einde van een kopieertaak. Wanneer de machine terugkeert
naar de begininstellingen, worden alle geselecteerde instellingen en functies op dat punt geannuleerd. De "Auto
wissen" tijd kan in de systeeminstellingen worden gewijzigd. (p.179)
• De machine is aanvankelijk ingesteld om automatisch naar de energiebesparende modus te gaan als de
machine gedurende een voorgeprogrammeerde tijd niet wordt gebruikt voor zowel kopiëren als printen. Deze
instelling kan in de systeeminstellingen worden gewijzigd. (p.180)
• Lees de volgende gedeelten en schakel vervolgens de voeding in, voordat u de faxmodus gebruikt.
"DIT PRODUCT OP JUISTE WIJZE ALS FAX GEBRUIKEN" (p.79)
"PUNTEN DIE GECONTROLEERD EN GEPROGRAMMEERD MOETEN WORDEN NA DE INSTALLATIE"
(p.80)
UITSCHAKELEN
Verzeker u ervan dat de machine uitstaat
en zet vervolgens de hoofdschakelaar op
de "UIT" positie.
Wanneer de kopieermachine wordt uitgeschakeld,
terwijl deze in bedrijf is, kan er een papierstoring
optreden en wordt de kopieertaak die aan de gang is
geannuleerd.
ENERGIEBESPARINGSFUNCTIES
De machine is voorzien van twee energiebesparingsfuncties om de kosten te verminderen. Bovendien ontzien deze
functies natuurlijke hulpbronnen en dragen ze bij aan het verminderen van de milieuvervuiling. De twee
energiebesparingsfuncties zijn "Voorverwarmfunctie" en "Automatische uitschakelfunctie".
Voorverwarmfunctie
Met deze functie wordt het apparaat automatisch naar een toestand met een lager stroomverbruik geschakeld, als de in de
systeeminstellingen ingestelde tijdsduur is verstreken zonder dat het apparaat is gebruikt met de stroom ingeschakeld. In de
voorverwarmfunctie wordt de display uitgeschakeld. De normale werking wordt automatisch hervat zodra er een toets op het
bedieningspaneel wordt ingedrukt, een origineel wordt geplaatst, of een printtaak of faxbericht wordt ontvangen.
Automatische uitschakelfunctie
Met deze functie wordt het apparaat automatisch naar een toestand gebracht die zelfs minder stroom verbruikt dan in
de voorverwarmfunctie, als de in de systeeminstellingen ingestelde tijdsduur is verstreken zonder dat het apparaat is
gebruikt met de stroom ingeschakeld. Tijdens de automatische uitschakelfunctie knippert alleen de [ENERGIE
BESPAREN] indicator (). Druk op de [ENERGIE BESPAREN] toets () als u de normale werking van het
apparaat wilt herstellen. Normale werking wordt tevens automatisch hervat wanneer er een printtaak of faxbericht
wordt ontvangen of wanneer er vanaf een computer wordt gescand. Wanneer automatisch uitschakelen is
geactiveerd, heeft het indrukken van andere toetsen dan [ENERGIE BESPAREN] () geen effect.
Opmerking
De activeringstijd voor de voorverwarmfunctie en de "Automatische uitschakelfunctie" kunnen in de
systeeminstellingen worden gewijzigd.
STANDAARDINSTELLINGEN
De machine is in de fabriek zo ingesteld dat alle instellingen één minuut
na afloop van een kopieertaak terugkeren naar de standaardinstellingen
(auto wissen) of wanneer de [CA] toets wordt ingedrukt. Wanneer de
instellingen terugkeren naar de standaardinstellingen, worden alle
geselecteerde functies geannuleerd.
U kunt de tijd voor auto wissen wijzigen in de systeeminstellingen.
In de standaardtoestand verschijnt de display zoals hieronder
weergegeven. De standaardtoestand van de display hangt af van de
opgegeven systeeminstellingen.
(p.179)
15
Page 16
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
PAPIER BIJVULLEN
De melding "LADE< >:Papier toev." wordt weergegeven wanneer er geen kopieerpapier in de geselecteerde
papierlade ligt. (< > is het ladenummer.) Vul papier bij in de aangegeven papierlade.
PAPIER
Gebruik voor de beste resultaten alleen door SHARP aanbevolen papier.
Etiketten106 g/m
Transparanten10 vel
Zwaar papier20 vel
Glossy papier1 vel
Enveloppen
AangepastHorizontaal:140 tot 356 mm
*2
A4, B5, A5, 16K,
8-1/2" x 11",
5-1/2" x 8-1/2",
7-1/4" x 10-1/2"
A4, B5, A5, A6, 16K,
8-1/2" x 11",
5-1/2" x 8-1/2",
7-1/4" x 10-1/2",
8-1/2" x 14",
8-1/2" x 13-1/2",
8-1/2" x 13-2/5",
8-1/2" x 13"
International DL
(110 mm x 220 mm)
International C5
(162 mm x 229 mm)
Monarch
(98 mm x 191 mm)
Commercial 10
(105 mm x 241 mm)
(5-1/2" tot 14")
Verticaal: 90 tot 216 mm
(3-5/8" tot
8-1/2")
60 g/m
(16 lbs. tot 28 lbs.)
55 g/m
(13 lbs. tot 28 lbs.)
220 g/m
(28 lbs. tot 80 lbs.)
2
tot 105 g/m
2
tot 105 g/m
2
tot
2
2
2
250 vel
500 vel
50 vel
1 vel
10 vel
*1
*1 Het aantal vellen papier dat kan worden ingesteld, wisselt met het gewicht van een vel papier. Het papier mag
niet boven de hoogte-indicator komen.
*2 Wanneer u een envelop wilt invoeren, moet u de ontgrendelingen van de fuseereenheid omlaag duwen om de
druk te verminderen. "De handinvoerlade plaatsen" (p.20)
NORMAAL PAPIER, SPECIALE MEDIA
Normaal papier dat kan worden gebruikt
• Standaardpapier van SHARP (80 g/m2 (21 lbs.)). Raadpleeg de specificaties in de Starthandleiding voor
papierspecificaties.
• Ander normaal papier dan SHARP-standaardpapier (60 g/m
Gerecycled papier, gekleurd papier en geperforeerd papier moeten aan dezelfde specificaties voldoen als normaal
papier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u advies wilt
over het gebruik van deze soorten papier.
* De eenheden "g/m
2
" (lbs.) in deze uitleg geven het papiergewicht aan.
16
2
tot 105 g/m2 (16 lbs. tot 28 lbs.))
Page 17
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
AFDRUKZIJDE NAAR BOVEN OF NAAR BENEDEN
Papier wordt geladen met de afdrukzijde naar boven of naar beneden afhankelijk van het papiertype en de lade.
De stand waarin geperforeerd papier, briefpapier en voorbedrukt papier wordt geladen, is anders dan die van ander papier.
Zie "Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefpapier en voorbedrukt papier" (p.17) voor meer informatie.
Laden 1 tot 2
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar beneden.
Handinvoerlade
Plaats het papier met de afdrukzijde naar beneden.
Als het papiertype echter "Geperforeerd", "Briefpapier" of "Voorbedrukt" is, laad het papier dan met de afdrukzijde naar boven.
Voorbeeld: plaatsingsstand van geperforeerd papier, briefpapier en voorbedrukt papier
OrigineelinvoerladeGlasplaat
A
A
Lade 1 tot 2
Handinvoerlade
Voorgeperforeerd (links
inbinden)
A
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar onderen met
de perforatiegaten naar voren
en de bovenrand rechts.
A
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar boven met de
perforatiegaten naar voren en
de bovenrand links.
BriefpapierVoorbedrukt
ABC
ABC
A
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar onderen met
het briefhoofd (bovenrand)
rechts.
ABC
ABC
Laad de te bedrukken kant van
het papier naar boven met het
briefhoofd (bovenrand) links.
A
-1-
A
-1-
Laad de te bedrukken
(voorbedrukte) kant van het
papier naar onderen met de
bovenrand rechts.
-1-
Laad de te bedrukken
(voorbedrukte) kant van het
papier naar boven met de
bovenrand links.
A
A
-1-
17
Page 18
Papier dat u niet kunt gebruiken
• Speciale media voor inkjetprinters (fijn papier,
glanspapier, glansfilm enz.)
• Carbonpapier of thermisch papier
• Geplakt papier
• Papier met clips
• Papier met vouwen
• Gescheurd papier
• Geoliede transparanten
• Dun papier van minder dan 55 g/m
• Papier van 220 g/m
2
(80 lbs. index) of meer
2
(13 lbs.)
Niet-aanbevolen papier
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
• Papier met onregelmatige afmetingen
• Geniet papier
• Vochtig papier
• Opgekruld papier
• Papier waarvan ofwel de afdrukzijde ofwel de
achterzijde door een ander(e) printer of
multifunctioneel apparaat is bedrukt.
• Papier met golfpatronen als gevolg van
vochtabsorptie
• Strijkpapier
• Japans papier
• Diverse typen normaal papier en speciale media zijn verkrijgbaar. Sommige typen zijn met de machine niet te
Opmerking
• De beeldkwaliteit en geschiktheid voor fusing van het papier wisselt mogelijk naargelang de omgeving,
• Wanneer u niet-aanbevolen of niet-bruikbaar papier gebruikt, kan dit leiden tot scheve invoer, papierstoringen
• Wanneer u niet-aanbevolen papier gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen of een slechte beeldkwaliteit.
gebruiken. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende servicevertegenwoordiger als u
advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
bedrijfssituatie en papiereigenschappen. De afbeeldingkwaliteit is dan minder dan u zou verkrijgen op
SHARP-standaardpapier. Neem contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde erkende
servicevertegenwoordiger als u advies wilt over het gebruik van deze soorten papier.
en slechte fusing van de toner (de toner hecht niet goed aan het papier en geeft af), of storingen van de
machine.
Voordat u niet-aanbevolen papier gebruikt, controleert u of u hiermee goed kunt afdrukken.
• Geperforeerd papier
Papier dat kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken
Papier dat wordt gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken moet aan de volgende voorwaarden voldoen.
Papiertype:Normaal papier (speciaal papier kan niet worden gebruikt).
Papierformaat: Standaardformaten (A4, B5, A5, 16K, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11")
Papiergewicht: 60 g/m
2
tot 105 g/m2 (16 lbs. tot 28 lbs.)
Speciaal papier
Volg de hieronder beschreven maatregelen bij het gebruik van speciaal papier.
•
Gebruik door SHARP goedgekeurde transparante film en etiketvellen. Gebruik van papier dat niet door SHARP is
goedgekeurd, kan leiden tot papierstoringen of vlekken op de kopieën. Als er andere media worden gebruikt dan
door SHARP aanbevolen, moet elk veld afzonderlijk worden ingevoerd met behulp van de handinvoerlade (vermijd
continu kopiëren of afdrukken).
•Er zijn veel verschillende soorten papier op de markt en niet elke papiersoort kan in deze machine worden
gebruikt. Neem contact op met uw service leverancier voordat u speciaal papier gaat gebruiken.
•Maak eerst een testkopie met het speciale papier om te controleren of dit geschikt is voordat u papier dat niet is
goedgekeurd door SHARP gaat gebruiken.
18
Page 19
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
PAPIER BIJVULLEN
Zorg ervoor dat de machine niet kopieert of afdrukt en voer vervolgens de volgende stappen uit om het papier bij te
vullen.
Papier in de papierlade plaatsen
Til de bovenste papierlade voorzichtig omhoog en trek de papierlade er zover
1
mogelijk uit.
Duw de drukplaat naar beneden en stem de geleiders in de lade af op de lengte en
2
breedte van het papier.
(2)
(2)
Plaat B
Plaats het papier in de lade.
3
Uitsteeksel
Duw de papierlade voorzichtig in de machine.
4
(1)
(2)
Plaat A
Streep op
geleider
Invoerrol
(1) Duw de drukplaat in het midden naar beneden totdat deze vastklikt.
(2)
Plaat A en B zijn schuifgeleiders. Pak de vergrendelknop op de
geleider en verschuif de geleiders zodat u het papier goed kunt laden.
• Open het pak papier en plaats het zonder het papier los te waaieren.
• Zorg ervoor dat de stapel papier recht is voordat het wordt geplaatst.
• Nadat u het papier hebt geladen, stemt u de geleiders af op de
papierbreedte. Goed laten aansluiten.
Opmerking
• Maak de stapel niet hoger dan de streep op de geleider (tot 250
• Voeg geen papier toe aan het geplaatste papier. Hierdoor kan de
• Het geladen papier mag niet boven het uitsteeksel van plaat A komen.
vellen).
papiertoevoer vastlopen.
Druk de lade volledig terug in de machine.
Opmerking
• Als u een ander formaat papier laadt dan voorafgaand in de lade werd
geladen, ga dan naar "PAPIERFORMAATINSTELLING VAN EEN
LADE WIJZIGEN" (p.22).
• Wanneer zich een papierstoring voordoet, draai het papier 180 graden
en laad opnieuw.
• Strijk gekreukeld papier glad voordat het wordt gebruikt.
19
Page 20
De handinvoerlade plaatsen
Wanneer u een envelop wilt invoeren, moet u de
ontgrendelingen van de fuseereenheid omlaag
duwen (2 plaatsen) om de druk te verminderen.
Daarna volgt u de onderstaande stappen.
Ontvouw de handinvoerlade.
1
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Open het verlengstuk van de handinvoerlade.
Duw de drukplaat in het midden naar beneden totdat deze vastklikt.
2
Pas de papiergeleiders aan de breedte van het kopieerpapier aan.
3
Plaats het papier (afdrukzijde beneden) helemaal in de handinvoerlade.
4
Controleer, om papierstoringen te voorkomen, nogmaals of de papiergeleiders
aan de breedte van het papier zijn aangepast.
Waarschuwing
Opmerking
Nadat u een envelop hebt ingevoerd, moet u de ontgrendelingen van de fusereenheid weer
omhoog duwen
(2 plaatsen) naar de oorspronkelijke stand.
Als u papier in de handinvoerlade hebt geplaatst, drukt u op de [SPECIALE FUNCTIE] toets () en selecteert
u "Papierformaat" om de handinvoerlade te selecteren.
20
Page 21
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Belangrijke richtlijnen m.b.t. het plaatsen van papier in de handinvoerlade
• U kunt tot 50 vellen standaard kopieerpapier in de handinvoerlade plaatsen.
• Zorg ervoor dat u de papierformaten A6, en B6 of enveloppen horizontaal plaatst zoals afgebeeld in onderstaand
diagram. (Bij het gebruik van de printer: Hetzelfde als de richting voor A4-formaat papier, enz.)
Beschikbaar
• Zorg er bij het plaatsen van enveloppen voor dat deze glad en vlak zijn en, afgezien van de sluitklep, geen losse
lijmdelen bevatten.
• Speciaal papier, met uitzondering van door SHARP goedgekeurde transparante film, etiketten en enveloppen
moeten één vel per keer in de handinvoerlade worden geplaatst.
• Wanneer u papier wilt toevoegen, haal dan eerst het reeds geplaatste papier uit de handinvoerlade, voeg dit aan
de nieuwe stapel toe en plaats de nieuwe stapel in zijn geheel weer in de handinvoerlade. Het papier dat wordt
toegevoegd moet van hetzelfde formaat zijn.
• Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten.
• Gebruik geen papierformaat dat kleiner is dan het origineel. Dit kan leiden tot vlekken of onduidelijke afbeeldingen.
• Gebruik geen papier dat is bedrukt door een laserprinter of faxapparaat. Dit kan leiden tot vlekken of onduidelijke
afbeeldingen.
Niet
beschikbaar
Belangrijke wenken voor het laden van enveloppen
Enveloppen die u niet kunt gebruiken
Gebruik de volgende enveloppen niet. Enveloppen lopen vast met vegen en vlekken als resultaat.
• Enveloppen met metalen plaatjes, plastic haken of
linten
• Enveloppen met een sluitkoord
• Enveloppen met vensters of schutlaag
• Enveloppen met een oneffen voorzijde als gevolg
van bosselering
• Dubbellaags enveloppen
• Enveloppen met een kleefstrook
• Handgemaakte enveloppen
• Bubbeltjesenveloppen
• Enveloppen met kreuken of vouwen, gescheurde of
beschadigde enveloppen
• Enveloppen met een verkeerd uitgelijnde plaknaad
aan de achterzijde kunnen niet worden gebruikt,
aangezien deze kunnen kreuken.
Kan worden
gebruikt
Kan niet
worden
gebruikt
Afdrukkwaliteit op enveloppen
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd in het gebied van 10 mm (13/32") rond de randen van de envelop.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op delen van enveloppen met een stapsgewijs verloop in dikte, zoals op
vierlaagse delen of delen met minder dan drie lagen.
• De afdrukkwaliteit is niet gegarandeerd op enveloppen met sluitstrips.
21
Page 22
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Transparanten plaatsen
• Gebruik door SHARP aanbevolen transparanten.
• Raak de afdrukzijde van een transparant niet aan.
• Vergeet bij het laden van meerdere transparanten in de handinvoerlade niet om de vellen enkele malen te
doorbladeren.
• Verwijder bij het afdrukken op transparanten elk vel zodra dit uit de machine komt. Als de vellen in de uitvoerlade
worden opgestapeld kunnen deze omkrullen.
PAPIERLADE-INSTELLINGEN
Deze programma's worden gebruikt om de instelling voor het papierformaat in een lade en de automatische
papierlade-omschakeling te wijzigen.
PAPIERFORMAATINSTELLING VAN EEN LADE WIJZIGEN
Als het formaat van het geladen papier verschilt van het formaat in het display, volg dan de stappen hieronder om de
papierformaatinstellingen van de lade te wijzigen.
De papierformaatinstelling kan niet worden gewijzigd tijdens het kopiëren of afdrukken, of het afdrukken van faxen
(als de faxoptie geïnstalleerd is),
of wanneer er een papierstoring is opgetreden. Als er geen papier of toner meer aanwezig is, kan de
papierformaatinstelling echter veranderd worden tijdens kopiëren, afdrukken en fax afdrukken.
Zie
"PAPIER" (p.16)
kunnen worden geladen.
Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets () en druk vervolgens op [] of [] om "Ingest Pap Form" te
selecteren.
voor informatie over de specificaties voor de papiertypen en papierformaten die in de papierladen
Druk op [] of [] om de papierlade te selecteren waarvan u het
papierformaat wilt wijzigen. Druk op [] om het papierformaat te selecteren.
Druk op [OK].
Wanneer "lade automatisch omschakelen" geactiveerd is en het papier opraakt tijdens kopiëren of afdrukken, wordt
de opdracht voortgezet met papier uit een andere lade als deze lade hetzelfde formaat en type bevat. (Deze functie
werkt niet als de handinvoerlade gebruikt wordt of er een faxbericht afgedrukt wordt.)
Deze functie is standaard geactiveerd. Als u de functie wilt deactiveren, volgt u de stappen hieronder.
Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets (), selecteer "Papierformaat" en druk herhaaldelijk op de [] toets
totdat "Lade automatisch omschakelen" verschijnt.
Om de automatische lade-omschakeling opnieuw in te schakelen drukt u op
[OK]. Er moet een vinkje worden weergegeven.
22
Page 23
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
PAPIERTYPE VAN EEN LADE WIJZIGEN
Volg de onderstaande stappen om het ingestelde papiertype voor een lade te wijzigen.
Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets (), selecteer "Papiertype", selecteer de lade met [] of [] en druk op
[OK]. Selecteer het gewenste papiertype en druk op [OK].
Zie
"PAPIER" (p.16)
kunnen worden geladen.
voor informatie over de specificaties voor de papiertypen en papierformaten die in de papierladen
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEMODUS
Wanneer Gebruikersauthenticatie ingeschakeld is, wordt bijgehouden hoeveel pagina's door elke account worden
afgedrukt. De aantallen pagina's kunnen op het display worden weergegeven. Gebruikers die faxen kunnen
verzenden (tot 30) kunnen worden vastgesteld, en de verzendtijd en andere informatie kan worden opgespoord voor
iedere account. De ACC. Gebr. Lijst (p.181) kan worden afgedrukt, waarbij de door elke account gebruikte
verzendtijd en verzonden pagina's worden weergegeven.
Deze functie wordt ingeschakeld in de systeeminstellingen. ("Gebruikers Registratie" (p.178))
Er kunnen 30 items worden opgeslagen.
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEMODUS GEBRUIKEN
Wanneer Gebruikersauthenticatie wordt ingeschakeld, wordt het scherm voor invoer van het accountnummer
weergegeven. Voer uw accountnummer (identificatienummer van vijf cijfers) in, zoals hierna uitgelegd, voordat u
kopieert, faxt of scant.
Voer uw accountnummer (5 cijfers) met de cijfertoetsen in.
1
Wanneer u uw accountnummer invoert, veranderen de liggende streepjes (-) in sterretjes ( ). Druk op de [C]
toets als u een ongeldig nummer hebt ingevoerd en voer vervolgens het juiste nummer in.
Druk op de [UITLOGGEN] toets () wanneer de kopieertaak is voltooid.
2
Opmerking
• Wanneer een geldig accountnummer wordt ingevoerd, verschijnt
het huidige aantal van de account in het display van het
basisscherm. Na 6 seconden
(standaardinstelling) verschijnt het basisscherm. (p.15)
* In de kopieermodus wordt ook het aantal resterende vellen
totdat de limiet is bereikt weergegeven als "Functie Limiet
Instelling" (p.178) is ingeschakeld in de systeeminstellingen.
• Als u voor de kopieermodus een gebruikersnummer invoert dat ook is geprogrammeerd voor de faxmodus, kunt
u na voltooiing van de kopieertaak omschakelen naar de faxmodus en doorgaan met de faxtaak zonder dat u
het gebruikersnummer opnieuw hoeft in te voeren. Als u voor de kopieermodus een gebruikersnummer invoert
dat niet is geprogrammeerd voor de faxmodus, moet u uw gebruikersnummer voor de faxmodus invoeren nadat
u op de [FAX] toets
•
Als er een ongeldig accountnummer wordt ingevoerd in stap 1, verschijnt het scherm accountnummerinvoer opnieuw.
•
Wanneer
waarschuwingsbericht weergegeven en wordt de bediening gedurende 1 minuut niet toegestaan als driemaal
achtereen een ongeldig accountnummer wordt ingevoerd.
"Waarschuw als inlog misl." (p.178)
() hebt gedrukt.
in de systeeminstellingen is ingeschakeld, wordt een
23
Page 24
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
TEKENS INVOEREN
Dit gedeelte geeft uitleg over het invoeren en bewerken van tekens voor namen van snelkiestoetsen,
snelkiesnummers en groepsnummers, maar ook voor accountnamen, programmanamen en zoektekens voor de
adreslijst.
LETTERS DIE KUNNEN WORDEN INGEVOERD
Letters die voor namen kunnen worden ingevoerd
De onderstaande letters kunnen worden ingevoerd:
• U kunt voor een naam maximaal 36 letters invoeren.
Voor een accountnaam of afzendernaam kunt u echter maximaal 18 letters invoeren.
• Hoofdletters, kleine letters, cijfers, speciale tekens en symbolen.
Letters die als zoekletters kunnen worden gebruikt
De onderstaande letters kunnen worden gebruikt:
• U kunt voor zoekletters maximaal 10 letters invoeren.
• Hoofdletters, kleine letters, cijfers, speciale letters.
•
Opmerking
Zoekletters zijn gewoonlijk de eerste 10 letters van een naam die voor een bestemming ingevoerd is.
•
Zoekletters worden gebruikt wanneer er automatische kiestoetsen en -nummers opgeslagen en gebruikt worden.
•
Wanneer een bestemmingsnaam een teken bevat, kan dit niet als zoekletter opgeslagen worden.
•
Zoekletters kunnen worden bewerkt.
24
Page 25
VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN
Tekens worden ingevoerd door te drukken op de cijfertoetsen op het bedieningspaneel. Hieronder wordt
weergegeven welke letters u invoert met elke cijfertoets.
Tekens die u kunt invoeren
ToetsTekens die voor namen kunnen
worden ingevoerd
11 spatie -1 spatie 2A B C 2 a b cA B C 2 a b c
3D E F 3 d e fD E F 3 d e f
4G H I 4 g h iG H I 4 g h i
5J K L 5 j k lJ K L 5 j k l
6M N O 6 m n oM N O 6 m n o
7P Q R S 7 p q r sP Q R S 7 p q r s
8T U V 8 t u vT U V 8 t u v
9W X Y Z 9 w x y zW X Y Z 9 w x y z
*}{][?>=;:,+)('&%$"!/_-.@#
000
Tekens die als zoekletters kunnen
worden gebruikt
Opmerking
Hiermee voert u speciale tekens in.Hiermee voert u speciale tekens in.
Als u twee tekens achter elkaar wilt invoeren die op dezelfde toets staan, druk dan op de [] toets om de cursor
te verplaatsen
nadat u het eerste teken hebt ingevoerd.
Voorbeeld:Invoer van "ab" (bij rechtstreekse invoer van een e-mailadres)
Druk eenmaal op de [2] toets, druk eenmaal op de [] toets om de cursor te verplaatsen en druk
vervolgens tweemaal op de [2] toets.
25
Page 26
2
KOPIEERFUNCTIES
Dit hoofdstuk geeft uitleg over het gebruik van de kopieerfuncties.
NORMAAL KOPIËREN
Dit gedeelte geeft uitleg over het maken van een gewone kopie.
Als "Gebruikersauthenticatie" is ingeschakeld (p.178), voer dan uw accountnummer van vijf cijfers in.
Zorg ervoor dat op het bedieningspaneel het kopieerscherm te zien is.
1
Als de machine niet in de kopieermodus staat, druk dan op de
[KOPIE] toets ().
Plaats het origineel op de glasplaat of in de automatische origineelinvoer.
2
Zie "Plaats het origineel op de glasplaat." (p.27)" of "Plaats het origineel in de automatische origineelinvoer."
(p.27) voor het plaatsen van het origineel.
Zie "FORMAAT ORIGINEEL SELECTEREN" (p.29) voor het bepalen van het formaat van het origineel.
Geef de kopieerinstellingen op voor elke functie.
3
Zie "KOPIE DONKERDER OF LICHTER MAKEN" (p.28) tot pagina "VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT
MAKEN (Onderdruk BG (achtergrond))" (p.36) voor de functies en instellingen.
Stel het aantal kopieën in met de cijfertoetsen.
4
Druk op de [KLEUR START] toets als u een kleurenkopie wilt maken. Druk op de
5
[ZWART-WIT START] toets als u een zwart-witkopie wilt maken.
Opmerking
Opmerking
• Ongeveer één minuut nadat het kopiëren is afgelopen, wordt "Auto wissen" (p.179) geactiveerd en springen
de kopieerinstellingen terug op de standaardinstellingen. De instellingen voor "Auto wissen" kunnen in de
systeeminstellingen worden gewijzigd.
• Tijdens het selecteren van kopieerinstellingen kunt u op de [CA] toets drukken als u de instellingen wilt
annuleren.
• Druk op de [STOP] toets () als u halverwege een taak wilt stoppen met kopiëren. Als u het moeilijk vindt
om het origineel uit de origineelinvoerlade te halen, open dan eerst de klep van de invoerrol voordat u het
origineel verwijdert. Als u het origineel naar buiten trekt zonder de klep van de invoerrol te openen, kan het
origineel vies worden.
26
Page 27
HET ORIGINEEL PLAATSEN
KOPIEERFUNCTIES
Plaats het origineel op de glasplaat.
Open de origineelinvoer en
plaats het origineel op de
glasplaat met de kopiezijde
naar beneden.
A5 (5-1/2" x 8-1/2")
B5
A4 (8-1/2" x 11")
Leg de linkerbovenhoek van het origineel gelijk met
de punt van het teken .
* Originelen met afmetingen tot A4 (8-1/2" x 11")
kunnen op de glasplaat worden geplaatst.
Het kopiëren van boeken of originelen met
vouwen of kreukels
Druk tijdens het kopiëren op de origineelinvoer
zoals op de afbeelding. Wanneer de origineelinvoer
niet volledig gesloten is, kunnen er schaduwen
ontstaan op de kopie of kan de afdruk vaag zijn.
Strijk originelen met vouwen of kreukels goed glad
voordat u deze plaatst.
• Sluit de automatische origineelinvoer
Opmerking
voorzichtig. Hardhandig sluiten van de
automatische origineelinvoer kan tot
beschadiging leiden.
• Zorg ervoor dat u uw vingers niet klemt bij
het sluiten van de automatische
origineelinvoer.
• Druk niet hard op de automatisch
origineelinvoer. Dat kan storingen
veroorzaken.
Plaats het origineel in de automatische origineelinvoer.
Open de verlenglade van
de uitvoeropening voor
originelen en open de
origineelinvoerlade.
Alleen voor modellen met enkelzijdige scanfunctie
Plaats de originelen met de voorzijde naar boven in de
origineelinvoerlade.
Gebruik het kijkgat (zie
Kijkgat
afbeelding rechts) om de
positie van het origineel te
controleren.
In het kijkgat bevindt zich
een teken voor de
bovenrand van het
origineel: . Leg de
bovenrand van het
origineel gelijk met het
teken.
Originelen die kunnen worden aangevoerd via de
origineelinvoer
Originelen van het formaat A5 tot A4 (5-1/2" x 8-1/2"
tot 8-1/2" x 14") en een gewicht van 50 g/m
2
g/m
(15 lbs. tot 24 lbs.) kunnen worden gebruikt. U
kunt maximaal 50 pagina's tegelijk plaatsen.
• Alleen voor modellen met dubbelzijdige
scanfunctie
U kunt maximaal 50 pagina's tegelijk plaatsen.
• Alleen voor modellen met enkelzijdige
scanfunctie
U kunt maximaal 35 pagina's tegelijk plaatsen.
• Zorg ervoor dat het origineel geen
Opmerking
paperclips of nietjes heeft.
• Maak gekrulde originelen recht voordat u
ze in de origineelinvoerlade plaatst.
Gekrulde originelen kunnen een
papierstoring veroorzaken.
•
Wanneer u een dik origineel met meerdere
vellen plaatst en het origineel wordt niet
ingevoerd, plaats dan minder originelen.
2
tot 105
Originelen die niet kunnen worden
aangevoerd via de origineelinvoer
De onderstaande originelen kunnen niet worden
gebruikt. Dit kan leiden tot papierstoringen, vlekken
of onduidelijke afbeeldingen.
• Transparanten, overtrekpapier, ander transparant
of doorschijnend papier en foto's.
• Carbonpapier of thermisch papier.
•
Originelen die zijn gekreukt, gevouwen of gescheurd.
• Gelijmde originelen, uitgesneden originelen.
• Originelen met ringbandgaten anders dan 2, 3 of 4
gaten of 4 gaten breed.
•
Originelen die zijn afgedrukt met een inktlint (thermal
transfer print), originelen op thermisch afdrukpapier.
Origineelgeleiders
Stel de origineelgeleiders
af op de breedte van het
(de) origine(e)l(en).
Leg het (de) origine(e)l(en)
met de bedrukte zijde naar
boven in de lade van de
invoerrol.
27
Page 28
KOPIEERFUNCTIES
Opmerking
Opmerking
• Geef het formaat van het origineel op nadat u het origineel hebt geplaatst. (p.29)
• Plaats geen originelen van verschillende formaten tegelijk in de origineelinvoerlade.
Dat kan papierstoringen veroorzaken.
• De volgende pictogrammen worden weergegeven wanneer het origineel is geplaatst.
Geen: Glasplaat
:Automatische origineelinvoer (enkelzijdig scannen)
:Automatische origineelinvoer (dubbelzijdig scannen)(Alleen voor modellen met dubbelzijdige
scanfunctie)
KOPIE DONKERDER OF LICHTER MAKEN
Druk op de [Belichtng] toets () op het bedieningspaneel om het belichtingsscherm weer te geven.
De belichting van de kopie kan naar wens worden aangepast.
Er zijn drie belichtingsmodi: "Tekst", "Tkst/AfdrFoto" en "Foto".
Afhankelijk van de instellingen, gebruikt u "Auto" of een van de vijf beveiligingsniveaus.
Selecteer het type origineel met de [][] toetsen, pas zo nodig de belichting aan met de [][] toetsen en druk
vervolgens op de [OK] toets.
LADE SELECTEREN
Wanneer u het papier in de handinvoerlade wilt gebruiken of wanneer lade 2 is geïnstalleerd en u wilt de gebruikte
lade aanpassen, selecteer dan "Papier" in het rechtermenu van het basisscherm van de kopieermodus en druk op
de [OK] toets.
De lade wijzigt telkens wanneer u drukt op [OK].
AANTAL KOPIEËN INSTELLEN
Druk op de cijfertoetsen om het aantal kopieën in te stellen.
Het ingestelde aantal kopieën verschijnt in het display. U kunt maximaal 999 kopieën (fabrieksinstelling) instellen.
Opmerking
Opmerking
• Druk op de [C] (wis) toets wanneer u het verkeerde nummer hebt ingevoerd en voer vervolgens het juiste
nummer in.
• U kunt de limiet voor het aantal kopieën wijzigen in de systeeminstellingen. (p.183)
28
Page 29
KOPIEERFUNCTIES
FORMAAT ORIGINEEL SELECTEREN
Wanneer u het formaat van het origineel wilt wijzigen, selecteer dan "Orig. Afm." in het rechtermenu en druk op de
[OK] toets.
Selecteer AB of inch met de [][] toetsen en selecteer het formaat met de [][] toetsen.
Druk op [OK]. U keert terug naar het basisscherm voor het kopiëren.
DE HANDINVOERLADE GEBRUIKEN OM EEN
SPECIAAL FORMAAT ORIGINEEL TE KOPIËREN
Selecteer "Orig. Afm." in het rechtermenu van het basisscherm van de kopieermodus en druk op de [OK] toets.
Selecteer "Invoer formaat" in het scherm voor het selecteren van het origineelformaat en druk op de [OK] toets om
het scherm voor het invoeren van het formaat (mm) weer te geven.
Selecteer "X" (breedte) met de [] of [] toets en voer de breedte in met de [] of [] toets. Doe vervolgens
hetzelfde voor de lengte (Y) en druk op [OK].
EEN KOPIE VERKLEINEN OF VERGROTEN
Plaats het origineel en druk op de [ZOOM] toets () op het bedieningspaneel om het scherm voor het selecteren
van de zoomfactor weer te geven.
Een factor van 25% tot 400% opgeven: Gebruik de voorgeconfigureerde factoren/zoom.
(Wanneer u de origineelinvoer gebruikt, is de zoomfactor bij het kopiëren tussen 25% en 200%.)
Selecteer de factor met de [][] toetsen. U kunt dit in stappen van 1% bijregelen met de [][] toetsen.
Druk op [OK] om de factor in te voeren.
29
Page 30
KOPIEERFUNCTIES
N
Als d
AUTOMATISCH DUBBELZIJDIG KOPIËREN
Twee op de glasplaat geplaatste originelen kunnen aan iedere zijde van een enkel vel papier worden gekopieerd.
Bovendien kan een origineelinvoer (voor modellen met dubbelzijdige scanfunctie) worden gebruikt om twee
originelen op één blad papier te kopiëren, om één dubbelzijdig origineel op twee bladen papier te kopiëren of om
één dubbelzijdig origineel op elke zijde van één blad papier te kopiëren. Deze functie is handig om kopieën te
maken ter identificatie en om papier te sparen.
Origineel → PapierBruikbaar papier
Enkelzijdig origineel
→ Twee zijden
Glasplaat
A4, B5, A5
(8-1/2" x 11", 5-1/2" x 8-1/2")
Enkelzijdig origineel →Twee zijden
Origineelinvoer
(modellen met
enkelzijdige
scanfunctie)
A4, B5, A5
(8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13-1/2",
8-1/2" x 13-2/5", 8-1/2" x 13",
8-1/2" x 11", 5-1/2" x 8-1/2")
Origineelinvoer
Eenzijdig origineel
→ Twee zijden
Dubbelzijdig
origineel
→ Twee zijden
Dubbelzijdig
origineel
→ Eén zijde
(modellen met
dubbelzijdige
scanfunctie)
Als u het scherm voor dubbelzijdig kopiëren wilt weergeven, drukt u op de [DUBBELZIJDIG] toets () op het
bedieningspaneel terwijl het basisscherm van de kopieermodus wordt weergegeven.
Opmerking
Opmerking
Er gelden restricties voor het papier dat kan worden gebruikt voor het automatisch dubbelzijdig kopiëren. Zie
"Papier dat kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken" (p.18).
Selecteer "1 op 2", "2 op 2" of "2 op 1" met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
Wanneer u een origineel op de glasplaat scant, druk dan op de [START] toets nadat de voorzijde is gescand, draai het
origineel om op het glas en druk op de [KLEUR START] toets of [ZWART-WIT START] toets. Het dubbelzijdig kopiëren
begint.
Als u de afdrukstand van de kopie op de voor- en achterzijde van het papier wilt wijzigen, zet u "Inbin. wijzig." op
"AAN" met de [][] toetsen.
staand origineel
1
2
1
Afdrukstand van het
geplaatste origineel
ormaal automatisch
dubbelzijdig kopiëren
De onder- en bovenzijde van
de beelden aan de voor- en
achterzijde zijn omgekeerd.
2
De onder- en bovenzijde
van de beelden aan de
voor- en achterzijde zijn
hetzelfde.
e afdrukstand
wordt gewijzigd bij
het dubbelzijdig
kopiëren
30
Page 31
KOPIEERFUNCTIES
HANDIGE KOPIEERFUNCTIES
Deze sectie geeft uitleg over handige kopieerfuncties.
KOPIE SORTEREN
● Kopieën van meerdere originele pagina’s kunnen in sets worden gesorteerd. (Sorteren)
● Kopieën van meerdere originele pagina’s kunnen op pagina worden gegroepeerd. (Niet sorteren)
Niet sorterenSorteren
Wanneer de glasplaat wordt gebruikt, wordt automatisch "Niet sorteren" geselecteerd. Wanneer de automatische
origineelinvoer wordt gebruikt, wordt automatisch "Sorteren" geselecteerd.
Als u de sorteerinstelling handmatig wilt wijzigen, selecteer dan "Sorteren" in het rechtermenu van het basisscherm
van de kopieermodus en druk op de [OK] toets.
Selecteer "Niet sorteren" of "Sorteren" met de [] [] toetsen en druk op de [OK] toets.
• Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de originelen, wordt dit gemeld op het display ("Geheugen
Opmerking
vol").
Om de originelen te kopiëren die tot dat moment zijn gescand, drukt u op [KLEUR START] of [ZWART-WIT
START]. Druk op de [CA] toets als u de kopieertaak wilt annuleren.
• De automatische selectie voor de sorteerfunctie van de automatische origineelinvoer kan worden gewijzigd in
"SELECT AUTO SORT" in de systeeminstellingen (p.183).
31
Page 32
KOPIEERFUNCTIES
ID-KAARTKOPIE
Met deze functie kunt u de voor- en achterzijde van een ID-kaart kopiëren op één pagina.
U kunt de lay-out van de kopie instellen met "ID Card Setting" in de SYSTEEMINSTELLINGEN (p.180).
Origineel
Voor
Achter
• Horiz. InstellenHiermee kopieert u in horizontale richting (vaste positie), ongeacht papierformaat.
• Vert. InstellenHiermee kopieert u in verticale richting (vaste positie), ongeacht papierformaat.
Druk op de [KAARTFORM. KOPIE] toets () op het bedieningspaneel.
Plaats de ID-kaart op het teken voor ID-kaarten op de glasplaat en druk op de [KLEUR START] toets of de
[ZWART-WIT START] toets.
Draai de ID-kaart om en druk op [KLEUR START] of [ZWART-WIT START].
Kopieën
Vert. InstellenHoriz. Instellen
Opmerking
• De functie voor het kopiëren van ID-kaarten kan niet worden gebruikt samen met dubbelzijdig kopiëren,
2in1/4in1 kopiëren, sorteren en kaartformaten.
• De papierformaten die geschikt zijn voor Kaartform. kopie zijn de standaardformaten.
• In de modus ID-kaartkopie kunnen scangedeelte en scanaantal (1 pagina) niet worden gewijzigd. Het
scangebied is:
X: 86 + 5 mm (1/4") (marge), Y: 54 + 5 mm (1/4") (marge).
• Automatische ladewisseling is ongeldig in de modus ID-kaartkopie.
Selecteer papier en lade handmatig.
32
Page 33
KOPIEERFUNCTIES
RESOLUTIE-INSTELLINGEN
U kunt de resolutie voor het scannen van een origineel op de glasplaat of in de automatische origineelinvoer
wijzigen en kiezen voor een hoge kwaliteit of hoge snelheid, afhankelijk van uw specifieke wensen.
Wanneer het basisscherm van de kopieermodus wordt weergegeven, drukt u op de [SPECIALE FUNCTIE] toets
(), waarna u "Resolutie" selecteert met de [ ][] toetsen en vervolgens op de [OK] toets drukt om het
resolutiescherm weer te geven.
Selecteer "Glasplaat" of "Documenteninvoer" met de [] [] toetsen en druk op de
1
[OK] toets.
Selecteer "Z/W" of "KLEUR" met de [] [] toetsen, selecteer "600 x 400dpi", "600 x
2
600dpi" (Glasplaat) of "600 x 300dpi", "600 x 600dpi" (Documenteninvoer) met de []
[] toetsen en druk op de [OK] toets.
33
Page 34
KOPIEERFUNCTIES
SPECIALE FUNCTIES
Als u het menu met speciale functies wilt weergeven, drukt u op de [SPECIALE FUNCTIE] toets () terwijl het
basisscherm voor het kopiëren wordt weergegeven en drukt u op de [][] toetsen om "SPECIALE FUNCTIE" te
selecteren.
MEERDERE ORIGINELEN KOPIËREN OP ÉÉN VEL
PAPIER (2-IN-1 / 4-IN-1 KOPIE)
Meerdere originelen kunnen worden gekopieerd op een enkelzijdige kopie volgens een vooraf geselecteerde
lay-out.
Deze functie is handig wanneer u meerdere pagina's op een compact formaat wilt presenteren of alle pagina's in
een document wilt bekijken of presenteren.
2-IN-1 KOPIE
Patroon 1
Selecteer "2in1/4in1" met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets. Selecteer in het scherm voor 2in1 / 4in1 de
optie "2-in-1" of "4-in-1" met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
Selecteer de lay-out met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets. Zie hierboven voor de lay-outs waaruit u kunt
kiezen.
• 2in1 / 4in1 kopie kan niet worden gebruikt in combinatie met de volgende functies. De eerst
Opmerking
geselecteerde functie heeft prioriteit.
Kaart kopie, Kaartform. kopie
• Voor 2in1 / 4in1 kopie kunnen geen speciale papierformaten worden gebruikt.
• Er wordt automatisch een geschikte kopieerfactor geselecteerd op basis van het origineel- en papierformaat en
het geselecteerde aantal beelden. Wanneer u de glasplaat gebruikt, is een verkleining tot 25% mogelijk.
Sommige combinaties van origineelformaat, papierformaat en aantal afbeeldingen kunnen leiden tot het
afbreken van afbeeldingen.
Patroon 2
4-IN-1 KOPIE
Patroon 1Patroon 2Patroon 3Patroon 4
34
Page 35
KOPIEERFUNCTIES
KAARTFORMAAT
Met deze functie kunt u de voor- en achterzijden van de kaart naast elkaar op een enkel vel papier afdrukken.
Deze functie creëert 2 in 1 beelden van de voor- en achterkant van de kaart en centreert deze op het papier.
OrigineelKopie
CARD
Voorzijde
kaart
Achterzijde
kaart
Selecteer Kaart Formaat met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
Geef het kaartformaat op in het scherm daarvoor.
Selecteer horizontaal (X) of verticaal (Y) met de [ ][] toetsen, geef de afmetingen op met de [][] toetsen en
druk op de [OK] toets. Doe dit ook voor de andere maat.
Opmerking
• De horizontale en verticale maat kan worden ingesteld op een waarde van 25 tot 210 mm.
• Papier kan niet vanuit de handinvoer worden ingevoerd.
• De kaartformaatfunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met de 2 in 1 / 4 in 1 kopie en
Kaartform. kopie.
• De standaardinstelling voor de horizontale en verticale maat in dit scherm kan worden ingesteld
"Kaartformaat Stnd." (p.182) in de systeeminstellingen.
CARD
OrigineelKopie
CARD
Voorzijde
kaart
Achterzijde
kaart
CARD
ROOD/GROEN/BLAUW AANPASSEN IN KOPIEËN (RGB
Aanpassen)
Deze functie versterkt of verzwakt een van de drie kleurcomponenten rood (R), groen (G) of blauw (B).
Selecteer "RGB Aanpassen" met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
Selecteer "R (rood)", "G (groen)" of "B (blauw)" met de [ ][] toetsen, pas de kleurtint aan met de [][] toetsen
en druk op de [OK] toets.
35
Page 36
KOPIEERFUNCTIES
DE SCHERPTE VAN EEN AFBEELDING AANPASSEN
(Scherpte)
Hiermee maakt u een afbeelding scherper of zachter.
Selecteer "Scherpte" met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
Selecteer "Afbreken", "Onscherp" of "Scherp" met de [ ][] toetsen en druk op de [OK] toets.
VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT MAKEN
(Onderdruk BG (achtergrond))
Met deze functie worden lichte achtergronden onderdrukt.
Selecteer "Onderdruk BG" met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
: Alleen lichte achtergronden worden onderdrukt.
: Lichte tot donkere achtergronden worden onderdrukt.
Selecteer een van de drie beschikbare niveaus met de [ ] [] toetsen en druk op de [OK] toets.
Opmerking
Wanneer Onderdruk BG is geselecteerd, wordt de belichtingsinstelling voor de kopie niet toegepast.
"KOPIE DONKERDER OF LICHTER MAKEN" (p.28)
36
Page 37
KOPIEERFUNCTIES
REGELMATIG GEBRUIKTE
INSTELLINGEN (PROGRAMMA'S)
Een groep kopieerinstellingen kan samen worden opgeslagen als programma. Een opgeslagen programma kan
daarna gemakkelijk worden opgeroepen.
EEN PROGRAMMA OPSLAAN
De volgende kopieerinstellingen kunnen worden opgeslagen:
Duplex, Zoom, Belichting, Resolutie, Orig. form. inv., Papierformaat, Sorteren, 2in1/4in1, Kaart Formaat, RGB
Aanpassen, Scherpte, Onderdruk BG
Wanneer het basisscherm van de kopieermodus wordt weergegeven, drukt u op de [SPECIALE FUNCTIE] toets
(), waarna u "Registr. Progr." selecteert met de [][] toetsen en op de [OK] toets drukt. Het scherm voor het
registreren van een programma verschijnt.
Selecteer "Enter" als u een nieuw programma wilt opslaan. Selecteer "Veranderen" als u een opgeslagen programma
wilt aanpassen. Selecteer "Wissen" als u een opgeslagen programma wilt verwijderen. Druk op [OK].
EEN PROGRAMMA OPSLAAN/WIJZIGEN
Selecteer het nummer van het programma dat u wilt opslaan of wijzigen met de
1
[][] toetsen en druk op de [OK] toets.
"No stored" wordt weergegeven op locaties waar geen programma is
opgeslagen. "Programma 1 - 3" wordt weergegeven op locaties waar al een
programma is opgeslagen.
Selecteer met de [][] toetsen een instelling die u wilt opslaan in een programma. Kies
2
uit de lijst met instellingen die kunnen worden opgeslagen en druk op de [OK] toets.
Zie "RESOLUTIE-INSTELLINGEN" (p.33) tot "VAGE KLEUREN IN KOPIEËN WIT
3
MAKEN (Onderdruk BG (achtergrond))" (p.36) voor informatie over de instellingen.
Voor elke instelling die u hebt geselecteerd wordt een vinkje weergegeven. Wanneer u klaar bent met het
selecteren van instellingen drukt u op de [KLEUR START] of [ZWART-WIT START] toets.
Opmerking
• Er kunnen maximaal drie programma's worden opgeslagen.
• Sommige combinaties van instellingen zijn niet mogelijk.
(Bijvoorbeeld 2in1/4in1 en Kaart Formaat)
37
Page 38
KOPIEERFUNCTIES
EEN PROGRAMMA VERWIJDEREN
Selecteer het nummer van het programma dat u wilt verwijderen met de [][]
1
toetsen en druk op de [OK] toets.
Selecteer "Verwijderen" met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
2
De locatie van het geselecteerde programma verandert in "No stored".
EEN PROGRAMMA GEBRUIKEN
Selecteer "Programma" in het rechtermenu van het basisscherm van de kopieermodus en druk op de [OK] toets.
Selecteer het nummer van het programma dat u wilt gebruiken met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
De instellingen van het geselecteerde programma worden toegepast op de kopieertaak.
38
Page 39
3
PRINTER
PRINTERFUNCTIE VAN DE
MACHINE
De machine is standaard uitgerust met een full-colour printerfunctie. Om te kunnen afdrukken vanuit uw computer
moet een printerdriver zijn geïnstalleerd.
Stel met behulp van de onderstaande tabel vast welke printerdriver bij uw omgeving past.
OmgevingType printerdriver
Windows
Windows /
Macintosh
De printerdriver installeren in een Windows-omgeving
Zie de Handleiding software-installatie om de printerdriver en configuratie-instellingen te installeren in een
Windows-omgeving.
Voor de uitleg over afdrukken in Windows-omgevingen in deze handleiding zijn voornamelijk de schermen van
Opmerking
De printerdriver installeren in een Macintosh-omgeving
Zie de Handleiding software-installatie om de printerdriver en configuratie-instellingen te installeren in een
Macintosh-omgeving.
de PCL6-printerdriver gebruikt. De schermen van de printerdriver kunnen iets verschillen naargelang de
printerdriver die u gebruikt.
PCL6
Het apparaat ondersteunt de printerbesturingstaal Hewlett-Packard PCL6.
PS
Deze printerdriver ondersteunt de paginabeschrijvingstaal PostScript 3 die is ontwikkeld door Adobe
Systems Incorporated zodat de machine als een met PostScript 3 compatibele printer kan worden
gebruikt.
(Voor gebruikers die de standaard Windows PS-printerdriver willen gebruiken, is een PPD-bestand
beschikbaar.)
39
Page 40
AFDRUKKEN VANUIT WINDOWS
HET EIGENSCHAPPENVENSTER VAN DE
PRINTERDRIVER
PRINTER
(1)
(1) Selecteer de printerdriver van de machine.
• Als de printerdrivers worden weergegeven als pictogrammen, klik dan op het pictogram van de gewenste printerdriver.
• Als de printerdrivers worden weergegeven in een lijst, selecteer dan de naam van de gewenste printerdriver uit de lijst.
(2) Klik op de knop [Voorkeursinstellingen].
Opmerking
De knop die wordt gebruikt om het instelvenster van de printerdriver te openen (meestal [Eigenschappen] of
[Voorkeursinstellingen]) kan variëren naargelang de gebruikte software.
(2)
40
Page 41
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het volgende voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "WordPad", een
standaardonderdeel van Windows.
PRINTER
Selecteer [Afdrukken] in het menu
1
[Bestand] van WordPad.
Open het instelvenster van de
2
printerdriver.
Selecteer de afdrukinstellingen.
3
(1)
(2)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het papierformaat.
Als u instellingen op andere tabbladen wilt wijzigen,
klikt u op het gewenste tabblad en kiest u vervolgens
de instellingen.
(3) Klik op de knop [OK].
• Zorg dat het papierformaat gelijk is aan
Opmerking
Klik op de knop [Afdrukken].
4
Het afdrukken begint.
het ingestelde papierformaat in de
softwareapplicatie.
• Er kunnen negen aangepaste
papierformaten worden opgeslagen. Door
aangepaste papierformaten op te slaan
kunt u dat formaat eenvoudiger opgeven
als u het nodig hebt.
Sla een paperformaat op door [Extra
papier] of een van de opties [Gebruiker 1]
tot [Gebruiker 7] of [Lang papier] uit het
vervolgmenu te selecteren en op de knop
[Extra] te klikken.
(3)
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de instelling "Papierkeuze" configureert op het
tabblad [Papier] van het instelvenster van de printerdriver.
Controleer voordat u gaat afdrukken het papiertype en -formaat en de aanwezige
hoeveelheid papier in de laden van het apparaat. Als u de meest actuele informatie
over de laden wilt bekijken, klikt u op de knop [Ladestatus].
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
Het apparaat selecteert automatisch de lade die papier bevat van het onder
"Papierformaat" en "Papiertype" op het tabblad [Papier] gespecificeerde formaat en type.
• Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papierinvoerbron"
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instelling van "Papierformaat".
• Als [Handinvoer] is geselecteerd
"Papiertype" moet ook geselecteerd zijn. Controleer de handinvoer en zorg dat het gewenste soort papier is
geladen. Selecteer vervolgens de juiste instelling voor "Papiertype".
Opmerking
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiertype"
Er wordt automatisch een lade geselecteerd met normaal papier van het formaat dat is opgegeven bij
"Papierformaat".
• Als een andere optie dan [Automatische keuze] is geselecteerd in "Papiertype"
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de opgegeven soort papier van het opgegeven formaat bij
"Papierformaat".
Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Zie "De handinvoerlade plaatsen" (p.20)
voor de procedure van het laden van papier en andere media in de handinvoerlade.
41
Page 42
PRINTER
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op
een envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven.
Zie "PAPIER" (p.16) in "VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN" voor de soorten papier die in de
handinvoerlade kunnen worden gebruikt. Zie "De handinvoerlade plaatsen" (p.20) in "VOORDAT U DE MACHINE
GAAT GEBRUIKEN" voor de procedure van het laden van papier in de handinvoerlade.
Selecteer het envelopformaat (zoals DL-envelop) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste
applicaties "Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
Opmerking
(2)(1)
• We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een
envelop gebruikt.
• Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld
desnoods 180 graden draaien. Zie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)"
voor meer informatie.
• Wanneer u een envelop wilt invoeren, moet u de ontgrendelingen van de fuseereenheid omlaag duwen om
de druk te verminderen (zie p.10).
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het envelopformaat uit het menu
"Papierformaat".
De papierlade en het papiertype worden automatisch
geselecteerd.
42
Page 43
PRINTER
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS INGESCHAKELD
Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld in de systeeminstellingen van het apparaat (beheerder), moet
u uw gebruikersinformatie (loginnaam, wachtwoord etc.) invoeren in het eigenschappenvenster van de printerdriver
voordat u kunt afdrukken. De in te voeren informatie varieert naargelang de gebruikte authenticatiemethode, dus
neem contact op met de beheerder van het apparaat voordat u gaat afdrukken.
Open het eigenschappenvenster voor
1
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
Voer uw accountnummer in.
2
(1)(2)
(3) Voer zo nodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
• Gebruikersnaam
Klik op het vakje [Gebruikersnaam] en voer
uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens).
De door u ingevoerde gebruikersnaam
verschijnt bovenaan het bedieningspaneel. Als
u geen gebruikersnaam invoert, wordt de
aanmeldnaam van uw computer weergegeven.
• Naam taak
Klik op het vakje [Naam taak] en voer een
taaknaam in (maximaal 80 tekens). De door u
ingevoerde taaknaam verschijnt bovenaan het
bedieningspaneel als bestandnaam.
Als u geen taaknaam invoert, wordt de
ingestelde bestandnaam uit de
softwareapplicatie weergegeven.
(4) Klik op de knop [OK].
Als u wilt dat een bevestigingsvenster wordt
Opmerking
Begin met afdrukken.
3
weergegeven voordat het afdrukken start,
schakelt u het selectievakje
[Contr.opd.regeling] in zodat er een vinkje
in verschijnt.
(3)(4)
(1) Klik op het tabblad [Taakverwerking].
(2) Voer uw accountnummer in.
Als de authenticatie plaatsvindt op gebruikersnummer.
Klik op het vakje [Gebruikersnummer] en voer een
gebruikersnummer in
(5 cijfers).
Wanneer [Gebruikersauthenticatie] is
Opmerking
ingeschakeld bij [Afdrukbeleid] op het
tabblad [Configuratie], is het niet mogelijk
om het gebruikersnummer in te voeren.
Voer de gebruikersgegevens in het
dialoogvenster in bij het afdrukken.
Opmerking
• De functie gebruikersauthenticatie van de
machine kan niet worden gebruikt
wanneer het PPD-bestand* is
geïnstalleerd en de standaard
PS-printerdriver van Windows wordt
gebruikt. Om die reden is afdrukken niet
mogelijk wanneer afdrukken door
ongeldige gebruikers is geblokkeerd in de
systeeminstellingen (beheerder).
• Het PPD-bestand stelt de machine in
staat om af te drukken door middel van de
standaard PS-printerdriver van het
besturingssysteem.
Systeeminstelling (Beheerder): Afdr uitsch
bij ong gebr.
“Afdr uitsch bij ong gebr.” kan worden
ingeschakeld in de systeeminstellingen
(beheerder) van de machine om te
voorkomen dat gebruikers van wie geen
gebruikersinformatie in de machine is
opgeslagen kunnen afdrukken. Als deze
optie is ingeschakeld, is afdrukken niet
mogelijk wanneer geen of onjuiste
gebruikersinformatie wordt ingevoerd.
43
Page 44
PRINTER
DE HELP-FUNCTIE VAN DE PRINTERDRIVER
WEERGEVEN
Wanneer u de instellingen voor de printerdriver configureert, kunt u de Help-functie weergeven voor uitleg over de
verschillende opties.
Open het eigenschappenvenster voor de printerdriver vanuit het afdrukvenster van de
1
softwaretoepassing.
Klik op de knop [Help].
2
Het hulpscherm wordt geopend om u de uitleg van de instellingen op het tabblad te laten zien.
Om de Help-functie voor instellingen in een dialoogvenster te zien, klikt u op de onderstreepte tekst bovenaan in het
Help-venster.
Pop-up Help
De Help kan voor een instelling worden weergegeven door op de instelling te klikken en op de toets [F1] te drukken.
* Als u de Help voor een instelling in Windows XP/Server 2003 wilt weergeven, klikt u op de knop in de
rechterbovenhoek van het eigenschappenvenster van de printerdriver en klikt u vervolgens op de instelling.
Informatiepictogram
Er gelden bepaalde beperkingen voor de combinaties van instellingen die kunnen worden geselecteerd in het
instelvenster voor de printerdriver. Als er een beperking geldt op een geselecteerde instelling, dan verschijnt er een
informatiepictogram () naast de instelling.
Klik op het pictogram voor uitleg over de beperking.
44
Page 45
PRINTER
VEELGEBRUIKTE AFDRUKINSTELLINGEN OPSLAAN
De instellingen die bij het afdrukken worden geconfigureerd op de tabbladen, kunnen worden opgeslagen als
gebruikersinstellingen. Regelmatig opslaan van veelgebruikte instellingen of ingewikkelde kleureninstellingen onder
een toegewezen naam vereenvoudigt de configuratie van dergelijke instellingen wanneer u ze weer nodig hebt.
INSTELLINGEN OPSLAAN TIJDENS HET AFDRUKKEN
U kunt instellingen opslaan vanaf elk tabblad van het instelvenster van de printerdriver. De op elk tabblad
geselecteerde instellingen worden voor het opslaan in een lijst geplaatst, zodat u deze kunt controleren.
Open het eigenschappenvenster voor
1
de printerdriver vanuit het
afdrukvenster van de
softwaretoepassing.
Sla de afdrukinstellingen op.
2
(2)(1)
(1) Configureer de afdrukinstellingen op elk
tabblad.
(2) Klik op de knop [Opslaan].
Controleer de instellingen en sla deze
3
op.
(2)(1)
(3)
(1) Controleer de weergegeven instellingen.
(2) Voer een naam voor de instellingen in
(maximaal 20 tekens).
(3) Klik op de knop [OK].
Opmerking
Klik op de knop [OK].
4
Begin met afdrukken.
5
• Er kunnen maximaal 30 sets gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
• De volgende zaken kunnen niet in de gebruikersinstellingen worden opgeslagen.
• Een watermerk dat u hebt gemaakt
• Instellingen voor het invoegen van papier
• Overlaybestand
• Het gebruikersnummer, de gebruikersnaam en de naam van de taak zoals ingevoerd op het tabblad
[Taakverwerking]
45
Page 46
OPGESLAGEN INSTELLINGEN GEBRUIKEN
Open het eigenschappenvenster voor de printerdriver vanuit het afdrukvenster van de
1
softwaretoepassing.
Selecteer de afdrukinstellingen.
2
(1) Selecteer de gebruikersinstellingen die u wilt
gebruiken.
(2) Klik op de knop [OK].
PRINTER
(2)
Begin met afdrukken.
3
(1)
Opgeslagen instellingen verwijderen
Selecteer de gebruikersinstellingen die u wilt verwijderen in (1) van stap 2 hierboven en klik op de knop [Wissen].
46
Page 47
PRINTER
DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE
PRINTERDRIVER WIJZIGEN
U kunt de standaardinstellingen van de printerdriver wijzigen volgens de onderstaande procedure. De hier
geselecteerde instellingen worden opgeslagen en als standaardinstellingen gebruikt wanneer met het apparaat
wordt afgedrukt vanuit een softwaretoepassing. (Instellingen die u in het instelvenster van de printerdriver hebt
geselecteerd bij het afdrukken vanuit een softwaretoepassing blijven geldig zolang de toepassing wordt gebruikt.)
Klik op de knop [Start] () en
1
selecteer [Configuratiescherm] en dan
[Apparaten en printers weergeven].
• Klik in Windows XP/Server 2003 op de knop
[Start] en klik dan op [Printers en faxapparaten].
• Klik in Windows 8/Server 2012 met de
rechtermuisknop in het startscherm (of veeg
naar boven vanaf de onderrand van het
scherm) en klik op de taakbalk op [Alle apps] [Configuratiescherm] - [Apparaten en printers
weergeven] - [Printer].
Als in Windows XP [Printers en
Opmerking
Open het instelvenster voor de
2
faxapparaten] niet in het menu [start] wordt
weergegeven, selecteer dan
[Configuratiescherm], selecteer [Printers en
andere hardware] en vervolgens [Printers
en faxapparaten].
machine.
(1)
Klik op de knop
3
[Voorkeursinstellingen] op het tabblad
[Algemeen].
Configureer de instellingen en klik op
4
[OK].
(2)
(1) Klik op het pictogram van de printerdriver
van de machine.
(2) Selecteer [Eigenschappen van printer].
Opmerking
Klik in Windows XP/Server 2003 op het
menu [Bestand].
Zie voor meer informatie over de instellingen de Help
van de printerdriver.
47
Page 48
PRINTER
AFDRUKKEN VANAF EEN
MACINTOSH-COMPUTER
BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
In het onderstaande voorbeeld wordt uitgelegd hoe u een document kunt afdrukken vanuit "TextEdit", een standaardonderdeel van Mac OS X.
Opmerking
U kunt de machine alleen als printer gebruiken voor een Macintosh als de machine op een netwerk is aangesloten.
Zie de Handleiding software-installatie om het PPD-bestand te installeren en de instellingen van de printerdriver te configureren.
PAPIERINSTELLINGEN SELECTEREN
Selecteer de papierinstellingen in de printerdriver alvorens de afdrukopdracht te selecteren.
Selecteer [Pagina-instelling] in het
1
menu [Archief] van TextEdit.
Selecteer de papierinstellingen.
2
(2)
(1) Controleer of de juiste printer is geselecteerd.
(2) Selecteer de papierinstellingen.
U kunt het formaat en de richting van het papier en
vergroten/verkleinen selecteren.
(3) Klik op de knop [OK].
(1)
(3)
AFDRUKKEN
Selecteer [Druk af] in het menu
1
[Archief] van TextEdit.
Opmerking
Het menu om af te drukken varieert mogelijk
naargelang de softwareapplicatie.
48
Controleer of de juiste printer is
2
geselecteerd.
De machinenaam die verschijnt in het menu
Opmerking
"Printer" is normaal gesproken [MX-xxxx].
("xxxx" is een reeks tekens die varieert
naargelang het model van de machine.)
Page 49
PRINTER
Selecteer de afdrukinstellingen.
3
Klik op naast [Aantal en pagina's] en selecteer
de instellingen die u wilt configureren in het
vervolgmenu. Het bijbehorende
instellingenscherm verschijnt.
Als de instellingen niet verschijnen in Mac OS X
10.5, 10.6 en 10.7, klik dan op "" naast de
printernaam.
Klik op de knop [Druk af].
4
Het afdrukken begint.
HET PAPIER SELECTEREN
In dit gedeelte wordt het instellen van [Papierinvoer] in het venster met afdrukinstellingen uitgelegd.
• Als [Automatische keuze] is geselecteerd
Een lade met normaal of gerecycled papier (standaard fabrieksinstelling is alleen normaal papier) van het formaat
dat is opgegeven in "Papierformaat" in het pagina-instelvenster, wordt automatisch geselecteerd.
• Als een papierlade is geselecteerd
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken, ongeacht de instellingen voor "Papierformaat".
Ook kunt u een papiertype opgeven voor de handinvoer. Zorg ervoor dat de instellingen voor het papiertype voor
de handinvoer correct zijn en dat het type papier zich inderdaad in de handinvoer bevindt. Selecteer vervolgens de
juiste handinvoer (papiertype).
• Ook speciale media zoals enveloppen kunt u in de handinvoer plaatsen. Zie "De handinvoerlade plaatsen"
Opmerking
• Als een papiertype is geselecteerd
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met de in het pagina-instelvenster opgegeven soort papier van het
formaat dat is opgegeven bij "Papierformaat".
(p.20)
in "VOORDAT U DE MACHINE GAAT GEBRUIKEN" voor de procedure van het laden van papier en
andere media in de handinvoerlade.
• Wanneer "Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen" (uitgeschakeld in fabrieksstandaard) of
"Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen" (ingeschakeld in fabrieksstandaard) is ingeschakeld in de
systeeminstellingen (beheerder), wordt niet afgedrukt als het papierformaat en de papiersoort die zijn
opgegeven in de printerdriver anders zijn dan het papierformaat of de papiersoort die zijn opgegeven in de
instellingen van de handinvoer.
49
Page 50
PRINTER
AFDRUKKEN OP ENVELOPPEN
Met de handinvoerlade kunt u op speciale media zoals enveloppen afdrukken. De procedure voor het afdrukken op
een envelop vanuit het eigenschappenscherm van de printerdriver wordt hieronder beschreven.
Zie "PAPIER" (p.16) voor de soorten papier die in de handinvoerlade kunnen worden gebruikt. Zie "De
handinvoerlade plaatsen" (p.20) voor de procedure van het laden van papier in de handinvoerlade.
Selecteer het envelopformaat (zoals DL-envelop) bij de betreffende instellingen van de applicatie (in de meeste
applicaties "Pagina-instellingen") en voer dan de volgende stappen uit.
Selecteer het papierformaat.
1
Selecteer het envelopformaat uit het menu "Papierformaat" van het scherm met pagina-instellingen.
Bij media die alleen in een bepaalde stand kunnen worden geplaatst zoals een envelop, kunt u het beeld
Opmerking
Selecteer de handinvoer.
2
desnoods 180 graden draaien. Zie "HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 graden draaien)" (p.62)
voor meer informatie.
(1)
(2)
(1) Selecteer [Papierinvoer] op het afdrukscherm.
(2) Selecteer [Handinvoer (Envelop)] uit het menu "Alle pagina's uit".
Stel het papiertype van de handinvoer in op [Envelop] bij “Setup papiertype” van de machine en zorg ervoor dat de
handinvoerlade een envelop bevat.
Opmerking
We raden aan om eerst een testpagina af te drukken om het afdrukresultaat te controleren voordat u een
envelop gebruikt.
50
Page 51
PRINTER
AFDRUKKEN ALS DE
GEBRUIKERSAUTHENTICATIEFUNCTIE IS
INGESCHAKELD
Als de functie gebruikersauthenticatie is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine moet u
uw gebruikersnaam invoeren voordat u kunt afdrukken.
Selecteer [Druk af] in het menu
1
[Archief] van de toepassing.
Opmerking
Open het taakverwerkingsvenster.
2
(1) Controleer of de printernaam van de
(2) Selecteer [Taakverwerking] en klik dan op
Opmerking
Het menu om af te drukken varieert mogelijk
naargelang de softwareapplicatie.
(1)
(2)
machine is geselecteerd.
het tabblad [Verificatie] in het scherm dat
verschijnt.
Selecteer [Taakverwerking] in Mac OS X 10.4.
De machinenaam die verschijnt in het menu
"Printer" is normaal gesproken [MX-xxxx].
("xxxx" is een reeks tekens die varieert
naargelang het model van de machine.)
Begin met afdrukken.
3
(2)(3)(1)
(1) Voer uw gebruikersinformatie in.
Als de authenticatie plaatsvindt op
gebruikersnummer
Voer uw gebruikersnummer (5 cijfers) in bij
"Gebruikersnummer".
(2) Voer zo nodig de gebruikersnaam en
taaknaam in.
• Gebruikersnaam
Voer uw gebruikersnaam in (maximaal 32
tekens). De door u ingevoerde gebruikersnaam
verschijnt bovenaan het bedieningspaneel. Als
u geen gebruikersnaam invoert, wordt de
aanmeldnaam van uw computer weergegeven.
• Naam taak
Voer een taaknaam in (maximaal 30 tekens).
De door u ingevoerde taaknaam verschijnt
bovenaan het bedieningspaneel als
bestandnaam. Als u geen taaknaam invoert,
wordt de ingestelde bestandnaam uit de
softwareapplicatie weergegeven.
(3) Klik op de knop [Druk af].
U kunt klikken op de (vergrendel)knop na
Opmerking
het invoeren van uw loginnaam en
wachtwoord, zodat u de volgende keer
minder handelingen hoeft uit te voeren om op
basis van dezelfde gebruikersauthenticatie te
kunnen afdrukken.
Opmerking
"Afdr uitsch bij ong gebr." kan worden ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine om te
voorkomen dat gebruikers van wie geen gebruikersinformatie in de machine is opgeslagen kunnen afdrukken.
51
Page 52
VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
In dit gedeelte worden veelgebruikte functies uitgelegd.
PRINTER
• "KLEURENMODUS SELECTEREN" (p.52)
• "DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN" (p.55)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en andere basisinstellingen al zijn geselecteerd. Zie het volgende
gedeelte voor de basisprocedure voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de
printerdriver:
• Windows: "BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN" (p.41)
• Macintosh: "BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN" (p.48)
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke
afdrukfunctie.
• "DE AFBEELDING AANPASSEN AAN HET
PAPIER" (p.56)
• "MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA
AFDRUKKEN" (p.57)
KLEURENMODUS SELECTEREN
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Kleurfunctie selecteert in het instelvenster van de printerdriver. U kunt
kiezen uit drie mogelijkheden voor de Kleurfunctie.
Automatisch:De machine bepaalt automatisch of de pagina kleur of zwart-wit is en drukt de pagina navenant
af. Pagina's met andere kleuren dan met zwart en wit, worden afgedrukt met toner in de kleuren
Y (geel), M (magenta), C (cyaan) en Bk (zwart). Pagina's met alleen zwart-wit worden afgedrukt
met uitsluitend Bk (zwart). Dit is handig wanneer u een document afdrukt met zowel kleuren- als
zwart-witpagina's. De afdruksnelheid is echter lager.
Kleur:Alle pagina's worden in kleur afgedrukt. Zowel kleur als zwart-wit wordt afgedrukt met toner in de
kleuren Y (geel), M (magenta), C (cyaan) en Bk (zwart).
Zwart/wit:Alle pagina's worden afgedrukt in zwart-wit. Kleurengegevens, zoals afbeeldingen of materiaal
voor een presentatie, worden uitsluitend met zwarte toner afgedrukt. Deze functie bespaart
kleurentoner als er geen kleurenafdrukken nodig zijn, zoals bij proeflezen of het controleren van
de opmaak van een document.
Wanneer "Kleurfunctie" is ingesteld op [Automatisch]
Zelfs als het afdrukresultaat zwart-wit is, worden de volgende typen afdruktaken beschouwd als afdruktaken met vier
kleuren (Y of G voor geel, M voor magenta, C voor cyaan en Bk voor zwart). Om een afdruktaak altijd als zwart-wittaak
te laten beschouwen selecteert u [Zwart/wit].
• Als de gegevens als kleurengegevens worden gecreëerd.
• Als de toepassing de gegevens als kleurengegevens behandelt, ook al zijn de gegevens zwart/wit.
• Als een afbeelding onder een zwart-witafbeelding verborgen zit.
.
Windows
(1)(2)
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Selecteer de "Kleurfunctie" die u wilt
gebruiken.
52
Page 53
PRINTER
ZWART-WIT AFDRUKKEN
U kunt [Zwart/wit] selecteren op het tabblad [Algemeen] en op het tabblad [Kleur]. Klik op het selectievakje
[Zwart/wit-afdruk] op het tabblad [Algemeen] zodat er een vinkje verschijnt.
Het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] op het tabblad [Algemeen] en de instelling "Kleurfunctie" op het tabblad [Kleur]
zijn gekoppeld. Als het selectievakje [Zwart/wit-afdruk] is geselecteerd op het tabblad [Algemeen], is [Zwart/wit]
ook geselecteerd op het tabblad [Kleur].
Macintosh
(2)
(1)
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer de "Kleurfunctie" die u wilt
gebruiken.
53
Page 54
PRINTER
EEN INSTELLING VOOR DE AFDRUKMODUS
SELECTEREN
In dit gedeelte wordt de procedure voor het selecteren van een afdrukmodusinstelling uitgelegd. De "Instellingen
afdrukmodus" bestaan uit de volgende twee items:
Normaal:Deze modus is geschikt voor het afdrukken van gewone tekst of tabellen.
Hoge kwaliteit: De afdrukkwaliteit van kleurenfoto's en tekst is hoog.
Windows
(1)(2)
Macintosh
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Selecteer "Afdrukmodus".
De machine kan op beide zijden van het papier afdrukken. Deze functie komt bij veel afdruktaken van pas en is
vooral handig wanneer u een eenvoudig boekje wilt afdrukken. Dubbelzijdig afdrukken bespaart bovendien papier.
PapierstandAfdrukresultaten
WindowsMacintoshWindowsMacintosh
Ver ti caal
Horizontaal
Lange kant binden
Dubbelzijdig (boek)
WindowsMacintoshWindowsMacintosh
Dubbelzijdig (boek)
(Omslaan langs lange
zijkant)
Korte kant binden
(Omslaan langs korte
zijkant)
Dubbelzijdig
(schrijfblok)
Dubbelzijdig
(schrijfblok)
Korte kant binden
(Omslaan langs korte
Lange kant binden
(Omslaan langs lange
zijkant)
zijkant)
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze
aan de zijkant kunnen worden gebonden.
Windows
(1)(2)
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer [Dubbelzijdig(Boek)] of
[Dubbelzijdig(Schrijfblok)].
De pagina's worden zo afgedrukt dat deze
aan de bovenzijde kunnen worden
gebonden.
Deze functie wordt gebruikt om de grootte van de afbeelding automatisch aan te passen aan het formaat van het in
de machine geladen papier.
Dit is handig als u bijvoorbeeld een document van A5- of Letter-formaat wilt vergroten tot het formaat A4 of Ledger
om dit beter leesbaar te maken of als u toch afdrukken wilt maken wanneer er geen papier van het juiste formaat in
het apparaat is geladen.
A5
Het volgende voorbeeld legt uit hoe u een document van A5-formaat kunt afdrukken op A4-papier.
A4
Windows
(1)
(3)
(2)
(4)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer het formaat van de afbeelding
(bijvoorbeeld: A5).
(3) Selecteer [Aanpassen aan pagina].
(4) Selecteer het papierformaat dat u voor het
afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A4).
Macintosh
(1)
(3)(4)
(2)
(1) Selecteer [Papierafhandeling].
(2) Controleer het formaat van de afbeelding
(bijvoorbeeld: A5).
Om het formaat van de afdrukafbeelding te wijzigen,
kunt u het menu "Papierformaat" gebruiken dat
verschijnt wanneer [Pagina-instelling] is geselecteerd.
(3) Selecteer [Pas aan papierformaat aan].
(4) Selecteer het papierformaat dat u voor het
afdrukken wilt gebruiken (bijvoorbeeld: A4).
56
Page 57
PRINTER
MEERDERE PAGINA'S OP ÉÉN PAGINA AFDRUKKEN
Met deze functie kunt u de afdrukafbeelding verkleinen en meerdere pagina's afdrukken op één vel papier.
Dit is handig als u meerdere afbeeldingen zoals foto's op één pagina wilt afdrukken of als u papier wilt besparen.
Deze functie kan ook worden gecombineerd met dubbelzijdig afdrukken voor een maximale papierbesparing.
Met de PCL6-printerdriver is het mogelijk om alleen de eerste pagina af te drukken in het oorspronkelijke formaat en
de rest van de pagina's in een kleiner formaat op het papier erna.
Wanneer er bijvoorbeeld [2 pagina's op 1 vel] en [4 pagina's op 1 vel] zijn geselecteerd, zullen afhankelijk van de
volgorde die is geselecteerd de volgende afdrukresultaten het gevolg zijn.
X pagina's op
1 vel
(Pagina's per
vel)
2 pagina's op 1
vel
(2 pagina's per
vel)
X pagina's op
1 vel
(Pagina's per
vel)
4 pagina's op 1
vel
(4 pagina's per
vel)
Afdrukresultaten
Boven naar onderen
Links naar rechtsRechts naar links
Rechts, en omlaagOmlaag, en rechtsLinks, en omlaagOmlaag, en links
(Als de afdrukstand
liggend is)
• De paginavolgorde van 6 pagina's op 1 vel, 8 pagina's op 1 vel, 9 pagina's op 1 vel en 16 pagina's op 1 vel is gelijk
aan die van 4 pagina's op 1 vel.
• In een Windows-omgeving kan de paginavolgorde worden weergegeven in de afdrukweergave in het
eigenschappenvenster van de printerdriver.
In een Macintosh-omgeving wordt de paginavolgorde als selecties weergegeven.
• In een Macintosh-omgeving is het aantal pagina's dat op een enkel vel kan worden afgedrukt 2, 4, 6, 9, of 16.
57
Page 58
Windows
PRINTER
(1)
(2)
(3)
Macintosh
(4)
(1)(2)
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer het aantal pagina's per vel.
(3) Als u randen wilt afdrukken, schakel dan het
selectievakje [Rand] in zodat er een vinkje
in verschijnt.
(4) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(1) Selecteer [Lay-out].
(2) Selecteer het aantal pagina's per vel.
(3) Selecteer de volgorde van de pagina's.
(4) Als u randen wilt afdrukken, selecteer dan het
gewenste type rand.
(3)(4)
58
Page 59
PRINTER
HANDIGE AFDRUKFUNCTIES
In dit gedeelte worden handige functies voor specifieke afdrukdoeleinden uitgelegd.
• "HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN
BOEKJES EN POSTERS" (p.59)
• "FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN HET
FORMAAT EN DE STAND VAN DE AFBEELDING"
(p.62)
• "INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS"
(p.64)
Deze uitleg veronderstelt dat het papierformaat en andere basisinstellingen al zijn geselecteerd. Zie het volgende
gedeelte voor de basisprocedure voor het afdrukken en de stappen voor het openen van het instelvenster van de
printerdriver:
• Windows : "BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN" (p.41)
• Macintosh : "BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN" (p.48)
Raadpleeg voor Windows de Help van de printerdriver voor informatie over de printerdriver-instellingen voor elke
afdrukfunctie.
• "FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN
TEKST EN AFBEELDINGEN" (p.68)
• "AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE
DOELEINDEN" (p.71)
• "HANDIGE PRINTERFUNCTIES" (p.72)
HANDIGE FUNCTIES VOOR HET MAKEN VAN
BOEKJES EN POSTERS
EEN BOEKJE MAKEN (Inbindkopie)
De pamfletfunctie drukt af op de voor- en achterzijde
van elk vel zodat de afdrukken kunnen worden
gevouwen en tot een boekje kunnen worden
samengevoegd. Dit is handig wanneer u de afdruk wilt
samenvoegen tot een brochure.
Windows
(1)(2)(3)
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer [Inbindkopie]
(3) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
59
Page 60
Macintosh
PRINTER
(1)(2)
(3)
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer [Pamfletten naast elkaar] of [Twee
op één pamflet].
DE MARGE VERGROTEN (Margeverschuiving)
Deze functie wordt gebruikt om de afbeelding te
verschuiven zodat de marge rechts, links of boven aan
het vel wordt vergroot. Dit is handig wanneer u de
afdrukken wilt nieten of perforeren, maar de
inbindstrook de tekst overlapt.
Windows
Macintosh
(1)(2)
(2)(1)
(3)
(1) Configureer de instellingen op het tabblad
[Algemeen].
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de "Margeverschuiving".
Selecteer uit het menu "Margeverschuiving". Als u nog
een cijferwaarde wilt instellen, selecteer de instelling
dan uit het vervolgkeuzemenu en klik op de knop
[Instellingen]. Klik op de knop om het getal direct in
te voeren.
(1) Selecteer de "Printerfuncties".
(2) Selecteer de "Zijde voor inbinden".
(3) Selecteer de "Margeverschuiving".
(3)
60
Page 61
EEN POSTER MAKEN (Poster afdrukken)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt een pagina met afdrukgegevens vergroten en
afdrukken door meerdere vellen papier te gebruiken
(4 vellen (2x2), 9 vellen (3x3) of 16 vellen (4x4)). De
vellen kunnen dan worden samengevoegd tot een
grotere poster.
Voor een nauwkeurige uitlijning van de vellen kunt u er
lijnen op afdrukken en overlapranden maken
(overlapfunctie).
Windows
PRINTER
(1)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Schakel het selectievakje [Poster afdrukken]
in en klik op de knop [Posterinstellingen].
(3) Selecteer de posterinstellingen.
Selecteer het gewenste aantal vellen in het
vervolgkeuzemenu. Als u lijnen wilt afdrukken en/of de
overlapfunctie wilt gebruiken, schakel dan de
overeenkomstige selectievakjes in .
(2)
(3)
61
Page 62
PRINTER
FUNCTIES VOOR HET AANPASSEN VAN
HET FORMAAT EN DE STAND VAN DE
AFBEELDING
HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN(180 graden draaien)
Met deze functie kunt u de afbeelding 180 graden
draaien zodat deze correct kan worden afgedrukt op
papier dat maar in één richting kan worden geladen
(zoals enveloppen of geperforeerde vellen). (In Mac
OS X kan een staand beeld niet 180 graden worden
gedraaid.)
Windows
ABCD
ABCD
(1)(2)
Macintosh
(1) Selecteer de instelling op het tabblad
[Algemeen].
(2) Schakel het selectievakje [180 graden draaien]
in .
(1) Selecteer [Pagina-instelling] in het menu
[Archief] en klik op de knop .
(2) Klik op de knop [OK].
(1)
(2)
62
Page 63
HET AFDRUKBEELD VERGROTEN/VERKLEINEN
(Zoom/XY-zoom)
Deze functie wordt gebruikt om de afbeelding met een geselecteerd
percentage te vergroten of verkleinen.
Zo kunt u een kleine afbeelding vergroten of marges toevoegen aan
het papier door het beeld enigszins te verkleinen.
Als u de PS-printerdriver (Windows) van het apparaat gebruikt, kunt u
de breedte- en lengtepercentages afzonderlijk instellen om de
verhoudingen van de afbeelding te wijzigen. (XY-zoom)
Windows
PRINTER
(1)
(2)
(3)
(1) Klik op het tabblad [Papier].
(2) Selecteer [Zoom] en klik op de knop
[Instellingen].
In het vervolgkeuzemenu kunt u selecteren op welk
papierformaat u wilt afdrukken.
(3) Selecteer de zoomfactor.
Voer direct een waarde in (%) of klik op de knop om
de factor in stappen van 1% te wijzigen. U kunt ook
[Linksboven] en [Midden] selecteren als basispunt op
het papier.
DE AFBEELDING SPIEGELEN (Spiegelbeeld)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
De afbeelding kan zodanig worden gedraaid dat een
spiegelbeeld ontstaat. Deze functie kan worden
gebruikt om een sjabloon te maken voor houtbewerking
of een ander afdrukmedium.
B
B
Windows
(Voor deze functie is de PS-printerdriver vereist.)
(1)(2)
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
(2) Selecteer de instelling voor een gespiegelde
afbeelding.
Als u de afbeelding horizontaal wilt spiegelen,
selecteert u [Horizontaal]. Als u de afbeelding verticaal
wilt spiegelen, selecteert u [Verticaal].
63
Page 64
PRINTER
INSTELFUNCTIE VOOR KLEURENMODUS
HELDERHEID EN CONTRAST VAN DE AFBEELDING INSTELLEN
(Kleurafstelling)
Bij het afdrukken van een foto of andere afbeelding kunnen de helderheid en het contrast worden ingesteld in de
afdrukinstellingen. Deze instellingen kunnen worden gebruikt voor eenvoudige correcties wanneer er geen
beeldbewerkingssoftware op uw computer is geïnstalleerd.
Windows
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Klik op de knop [Kleurafstelling].
(3) Stel de Kleurinstellingen af.
Om een instelling te wijzigen gebruikt u de schuifbalk
of klikt u op de knop of .
(1)
Macintosh
(Deze functie kan alleen in Mac OS X v10.4. worden
gebruikt.)
(1)
(2)
(2)
(3)
(3)
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Klik op de knop [Kleurafstelling].
(3) Selecteer het selectievakje [Kleurafstelling]
en stel de kleur af.
Stel met de schuifbalken de instellingen af.
64
Page 65
ONDUIDELIJKE TEKST EN LIJNEN IN ZWART AFDRUKKEN
(Tekst naar zwart/Vector naar zwart)
PRINTER
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
Bij het afdrukken van een afbeelding in grijstinten
kunnen kleurentekst en vage lijnen worden afgedrukt
in zwart. (Rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen
kunnen niet worden aangepast.) Hierdoor kunt u
kleurentekst en vage lijnen die bij afdrukken in
grijstinten moeilijk te zien zijn naar voren halen.
• [Tekst naar zwart] kan worden geselecteerd om alle
tekst die niet wit is in zwart af te drukken.
• [Vector naar zwart] kan worden geselecteerd om alle
vectorgrafieken behalve witte lijnen en vlakken in
zwart af te drukken.
Windows
(1)
•
ABCDABCD
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Schakel het selectievakje [Tekst naar zwart]
en/of het selectievakje [Vector naar zwart]
.
(2)
65
Page 66
PRINTER
KLEURENINSTELLINGEN AFSTEMMEN OP HET AFBEELDINGSTYPE
(Geavanceerde kleuren)
De printerdriver biedt diverse standaard kleurinstellingen voor verschillende toepassingen. Hierdoor kunt u
afdrukken met de meest geschikte kleurinstellingen voor het type kleurenafbeelding.
De geavanceerde kleurinstellingen kunt u ook zo configureren dat ze bij het doel van de kleurenafbeelding passen,
zoals kleurenbeheerinstellingen en de filterinstellingen waarmee de weergave van tinten wordt aangepast.
Windows
(2)(1)
(3)
(1) Klik op het tabblad [Kleur].
(2) Selecteer het "Afbeeldingstype".
In het vervolgkeuzemenu kunt u een documenttype
selecteren dat past bij de gegevens die u wilt afdrukken.
• Standaard (voor gegevens met tekst, foto's,
afbeeldingen, etc.)
• Grafische beelden (voor gegevens met veel
tekeningen of illustraties)
• Foto (voor fotogegevens of gegevens waarbij foto's
worden gebruikt)
• CAD (voor gegevens van ontwerptekeningen)
• Scannen (voor gegevens die door een scanner zijn
gescand)
• Colorimetrisch (gegevens die in bijna dezelfde
kleuren moeten worden afgedrukt als die op het
scherm)
• Extra (voor gegevens die met speciale instellingen
moeten worden afgedrukt)
(3) Selecteer geavanceerde kleurinstellingen.
Als u geavanceerde instellingen wilt selecteren, klikt u
op de knop [Geavanceerde kleur].
Als u kleurbeheer wilt uitvoeren met Windows ICM* in
uw besturingssysteem, selecteert u [Extra] voor het
afbeeldingstype bij stap (2) en vink dan het
selectievakje [Windows ICM] aan. Geavanceerde
kleurbeheerinstellingen zoals "Bronprofiel" configureert
u door de gewenste instellingen te selecteren in de
menu's.
* Kan bij gebruik van de PS-printerdriver in Windows
7/Vista/Server 2008/8/Server 2012 niet worden
geselecteerd.
66
Page 67
Macintosh
PRINTER
(1)
(4)
(2)
(3)
(1) Selecteer [Kleur].
(2) Selecteer de kleurenafdrukinstellingen.
Selecteer het selectievakje [ColorSync] om de
kleurbeheerfunctie van Mac OS te gebruiken. Als dit is gedaan,
kan "Afbeeldingstype" niet meer geselecteerd worden.
(3) Selecteer het "Afbeeldingstype".
In het vervolgkeuzemenu kunt u een afbeeldingstype
selecteren dat past bij de gegevens die u wilt afdrukken.
• Standaard (voor gegevens met tekst, foto's,
afbeeldingen, etc.)
• Grafische beelden (voor gegevens met veel
tekeningen of illustraties)
• Foto (voor fotogegevens of gegevens waarbij foto's
worden gebruikt)
• CAD (voor gegevens van ontwerptekeningen)
• Scannen (voor gegevens die door een scanner zijn
gescand)
• Colorimetrisch (gegevens die in bijna dezelfde kleuren
moeten worden afgedrukt als die op het scherm)
• Extra (voor gegevens die met speciale instellingen
moeten worden afgedrukt)
[Neutraal grijs] kan worden gebruikt als [Extra] is
geselecteerd.
(4) Selecteer geavanceerde kleurinstellingen.
Als u uitgebreide instellingen wilt selecteren, klikt u op
het tabblad [Geavanceerd].
Kleurbeheerinstellingen configureert u door de
gewenste instellingen te selecteren in de menu's. Om
"CMYK-simulatie" te gebruiken selecteert u het
selectievakje [CMYK-simulatie] en dan de
gewenste instelling.
De volgende kleurbeheerinstellingen zijn beschikbaar.
(Het is mogelijk dat bepaalde instellingen niet kunnen worden geconfigureerd, afhankelijk van uw besturingssysteem en
het type van uw printerdriver.)
• Selectievakje Windows ICM*1:Kleurenbeheermethode in een Windows-omgeving
• Selectievakje ColorSync:Kleurenbeheermethode in een Macintosh-omgeving
• Bronprofiel:Selecteer het kleurprofiel waarmee de afbeelding wordt weergegeven op het
computerscherm.
• Weergavedoel:Standaardwaarde die wordt gebruikt bij het converteren van de kleurbalans van de
afbeelding die wordt weergegeven op het computerscherm naar de kleurbalans die
het apparaat kan afdrukken.
• Uitvoerprofiel:Selecteer een kleurprofiel voor de af te drukken afbeelding.
• CMYK-correctie*
2
:Bij het afdrukken van een CMYK-afbeelding kunt u de afbeelding corrigeren voor
een optimaal resultaat.
• Afscherming:Selecteer de geschiktste beeldverwerkingsmethode voor het beeld dat u afdrukt.
• Neutraal grijs:Selecteer of grijze halftonen worden afgedrukt met zwarte toner (één kleur) of
CMYK-toner (vier kleuren).
• Zuiver zwarte afdruk:Selecteer of zwarte gebieden worden afgedrukt met zwarte toner (één kleur) of
CMYK-toner (vier kleuren).
• Zwarte overdruk:Voorkomt dat de omtrek van zwarte tekst wit wordt.
• CMYK-simulatie:De kleur kan worden bijgesteld om het afdrukken met de verwerkingskleuren die
afdrukpersen gebruiken te simuleren.
• Simulatieprofiel:Het selecteren van een verwerkingskleur.
*1 Kan bij gebruik van de PS-printerdriver in Windows 7/Vista/Server 2008/8/Server 2012 niet worden gebruikt.
*2 Alleen de SPDL2-c-printerdriver kan worden gebruikt.
SPDL staat voor Sharp Printer Description Language.
67
Page 68
PRINTER
FUNCTIES VOOR HET COMBINEREN VAN TEKST EN
AFBEELDINGEN
EEN WATERMERK TOEVOEGEN AAN AFDRUKKEN (Watermerk)
U kunt lichte, schaduwachtige tekst toevoegen aan de
achtergrond van de afgedrukte afbeelding, als een
watermerk. Het formaat, de kleur, de dichtheid en de
hoek van het watermerk kunnen worden aangepast.
De tekst kan worden geselecteerd uit een
standaardlijst of worden ingevoerd om een persoonlijk
watermerk te maken.
Windows
CONFIDENTIAL
Macintosh
(1)(2)
(1)(2)
(1) Klik op het tabblad [Watermerken].
(2) Selecteer de watermerkinstellingen.
Selecteer een opgeslagen watermerk in het
vervolgkeuzemenu. Klik op de knop [Bewerken] om de
kleur van het lettertype te wijzigen en andere
uitgebreide instellingen te configureren.
Als u een nieuw watermerk wilt maken…
Voer de tekst van het watermerk in het vak "Tekst"
in en klik op de knop [Toev.].
(1) Selecteer [Watermerken].
(2) Klik op het selectievakje [Watermerk] en
configureer de watermerkinstellingen.
U kunt uitgebreide watermerkinstellingen configureren,
zoals het selecteren van tekst en het bewerken van het
lettertype en de kleur. Stel het formaat en de hoek van
de tekst af met de schuifbalk .
68
Page 69
EEN AFBEELDING OVER DE AFDRUKGEGEVENS AFDRUKKEN
(Afbeeldingsstempel)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
U kunt een op uw computer opgeslagen bitmap- of
JPEG-afbeelding afdrukken over de afdrukgegevens.
Het formaat, de positie en de hoek van de afbeelding
kunnen worden ingesteld. Deze functie kan worden
gebruikt om de afdrukgegevens te "merken" met een
veelgebruikte afbeelding of een persoonlijk beeldmerk.
MEMO
Windows
PRINTER
MEMO
(1)(2)
(1) Klik op het tabblad [Watermerken].
(2) Selecteer de instellingen voor het beeldmerk.
Als er al een afbeeldingsstempel is opgeslagen, kan
deze uit het vervolgkeuzemenu worden geselecteerd.
Als u nog geen afbeeldingsstempel hebt opgeslagen,
klik dan op [Afbeeldingsbestand], selecteer het bestand
voor de afbeeldingsstempel en klik op de knop [Toev.].
69
Page 70
OVERLAYS MAKEN VOOR AFDRUKGEGEVENS (Overlays)
(Deze functie is alleen beschikbaar in Windows.)
PRINTER
U kunt afdrukgegevens afdrukken in een eerder
gemaakte overlay. Door tabellijnen of een decoratieve
rand te maken in een andere toepassing dan het
tekstbestand en deze gegevens te registreren als
overlaybestand kunt u eenvoudig een aantrekkelijk
afdrukresultaat bereiken.
Windows
Een overlaybestand maken.
(1)(2)
XXXX
XXX1 100
XXXX 10 150
XXX0 120
XXXX 10 250
Overlaybestand
XXXX
XXX1 100
XXXX 10 150
XXX0 120
XXXX 10 250
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Configureer de instellingen van de printerdriver vanuit
de softwaretoepassing die u wilt gebruiken om het
overlaybestand te maken.
(2) Klik op de knop [Bewerken].
(3) Een overlaybestand maken.
Klik op de knop [Maak] en geef de naam en de map op
voor het overlaybestand dat u wilt maken. Het bestand
wordt gemaakt als de instellingen zijn voltooid en het
afdrukken is gestart.
Afdrukken met een overlaybestand
(1)(2)
(3)
• Zodra het afdrukken is gestart, verschijnt een
bevestigingsbericht. Het overlaybestand wordt
pas gemaakt nadat u op de knop [Ja] hebt
geklikt.
• Klik op de knop [Overlay laden] om het al
bestaande overlaybestand op te slaan.
(1) Klik op het tabblad [Geavanceerd].
Configureer de instellingen van de printerdriver vanuit
de softwaretoepassing vanwaaruit u met behulp van het
overlaybestand wilt afdrukken.
(2) Selecteer het overlaybestand.
Een vooraf gecreëerd of opgeslagen overlaybestand
kunt u selecteren in het vervolgkeuzemenu.
70
Page 71
PRINTER
AFDRUKFUNCTIES VOOR SPECIALE DOELEINDEN
GESPECIFICEERDE PAGINA'S OP ANDER PAPIER AFDRUKKEN (Ander
papier)
• Deze functie in een Windows-omgeving
gebruiken
De voorkaft kan op ander papier worden afgedrukt
dan de andere pagina's. Gebruik deze functie als u
de voorkaft op zwaar papier of ander papier,
gekleurd bijvoorbeeld, wilt afdrukken.
• Deze functie in een Macintosh-omgeving
gebruiken
De voorkaft en de laatste pagina kunnen op ander
papier worden afgedrukt dan de andere pagina's.
Deze functie kan bijvoorbeeld worden gebruikt
wanneer u alleen de voorkaft en de laatste pagina
op zwaar papier wilt afdrukken.
1
2
3
4
5
Windows
(1)
Macintosh
(2) (3)(1)
(2)
(3)
(1) Selecteer [Printerfuncties].
(2) Selecteer [Ander papier].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van kaften.
Selecteer de afdrukinstelling, papierlade en papiersoort
voor de kaftpagina en de laatste pagina.
(1) Klik op het tabblad [Speciale modus].
(2) Selecteer [Ander papier] en klik op de knop
[Instellingen].
(3) Selecteer de instellingen voor het invoegen
van papier.
Klik op het selectievakje [Kaft invoegen] () en
selecteer de invoermethode en afdrukmethode voor het
ingevoegde papier uit de betreffende menu's. Selecteer
de invoegpositie, papierinvoerbron en afdrukwijze uit de
betreffende menu's.
Wanneer [Handinvoer] is geselecteerd bij
"Papierinvoerbron", denk er dan aan om het
"Papiertype" te selecteren en dit papier in de
handinvoerlade te plaatsen.
71
Page 72
HANDIGE PRINTERFUNCTIES
AFDRUKBESTANDEN OPSLAAN EN GEBRUIKEN (Vasthouden)
Deze functie wordt gebruikt om een afdruktaak als
bestand op te slaan op de machine, zodat de taak kan
worden afgedrukt via het bedieningspaneel. U kunt
een locatie selecteren voor het opslaan van een
bestand om te voorkomen dat het bestand wordt
samengevoegd bij de bestanden van andere
gebruikers.
Wanneer u iets afdrukt vanaf een computer, kunt u
een wachtwoord instellen (5 tot 8 cijfers) om de
informatie in een opgeslagen bestand geheim te
houden.
Wanneer dit wachtwoord eenmaal is vastgesteld, moet
het worden ingevoerd als een opgeslagen bestand
vanaf de machine moet worden afgedrukt.
• Wanneer de machine wordt uitgeschakeld,
worden de afdrukgegevens gewist.
• Afdrukgegevens die de limiet van 5 MB
overschrijden, kunnen niet worden opgeslagen.
• Er kunnen maximaal 5 bestanden worden
opgeslagen.
PRINTER
Windows
(1)
(2)
(1) Klik op het tabblad [Taakverwerking].
(2) Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in .
Selecteer de methode van vasthouden in "Vasthouden
instellingen". Schakel om een wachtwoord (getal van 5
tot 8 cijfers) in te voeren het selectievakje [Wachtwoord]
in .
Macintosh
(1)(2)
(1) Selecteer [Taakverwerking].
(2) Selecteer de instelling voor vasthouden.
Schakel het selectievakje [Vasthouden] in . Om de
handeling te vereenvoudigen wanneer u de volgende
keer hetzelfde wachtwoord instelt, kunt u op de toets
(vergrendelen) klikken nadat u het wachtwoord hebt
ingevoerd (5 tot 8 cijfers).
72
Page 73
Een vastgehouden taak afdrukken
Wanneer vasthouden wordt gebruikt, wordt het volgende scherm weergegeven.
Druk op de [] toets om de lijst met vastgehouden afdruktaken weer te geven.
1
Selecteer de afdruktaak met de [][] toetsen.
2
PRINTER
Druk op [OK].
3
Druk de afdruktaak af of verwijder de afdruktaak met de [][] toetsen.
4
Selecteer "Print" om de taak af te drukken.
Selecteer "Verwijderen" om de taak te verwijderen zonder afdrukken.
Met "Niet Afdrukken" keert u terug naar stap 1.
Druk op [OK].
5
De afdruktaak wordt afgedrukt of verwijderd. Als een wachtwoord is ingesteld, wordt de taak afgedrukt of
verwijderd nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd met de cijfertoetsen en op [OK] hebt gedrukt.
73
Page 74
PRINTER
AFDRUKKEN ZONDER DE
PRINTERDRIVER
Wanneer de printerdriver niet is geïnstalleerd op uw computer, of wanneer de applicatie om een af te drukken
bestand te openen niet beschikbaar is, kunt u direct op het apparaat afdrukken zonder de printerdriver.
Hieronder ziet u de bestandstypen (en overeenkomstige extensies) die u direct kunt afdrukken.
Bestandstype
Extensie
• Zelfs als het afdrukresultaat zwart-wit is, worden de volgende typen afdruktaken beschouwd als afdruktaken met vier
kleuren (Y of G voor geel, M voor magenta, C voor cyaan en Bk voor zwart). Om een afdruktaak altijd als
zwart/wit-taak te laten beschouwen, selecteert u afdrukken als zwart/wit.
• Als de gegevens als kleurengegevens worden gecreëerd.
• Als de toepassing de gegevens als kleurengegevens behandelt, ook al zijn de gegevens zwart/wit
• Als een afbeelding onder een zwart-witafbeelding verborgen zit.
• De bestandsindeling van sommige bestanden kan mogelijk niet worden afgedrukt, ook al komt de bestandsindeling
voor in de bovenstaande tabel.
• Een PDF-bestand dat met een wachtwoord is beveiligd, kan niet worden afgedrukt.
TIFFJPEGPCL
tiff, tif
jpeg, jpg,
jpe, jfif
pcl, prn, txtpdfps
PDF,
versleutelde PDF
.
PS
74
Page 75
PRINTER
DIRECT AFDRUKKEN VAN EEN BESTAND IN EEN
USB-GEHEUGEN
Een bestand in een op het apparaat aangesloten USB-geheugen kan worden afgedrukt via het bedieningspaneel
van het apparaat zonder gebruik te maken van de printerdriver. Als de printerdriver van het apparaat niet is
geïnstalleerd op uw computer, kunt u een bestand kopiëren naar een in de handel verkrijgbaar USB-geheugen en
het geheugen aansluiten op het apparaat om het bestand direct af te drukken.
Sluit het USB-geheugen aan op het apparaat.
1
Wanneer een USB-geheugen wordt aangesloten en
de machine herkent het USB-apparaat, dan wordt het
volgende scherm weergegeven.
Gebruik een FAT32 USB-geheugen met een
capaciteit van meer dan 32 GB.
Selecteer "Afdrukken vanaf geheugenapp." met de [] of [] toets en selecteer
2
vervolgens de toets voor het bestand dat u wilt afdrukken.
Een naam met "/" links ernaast is de naam van een map op het USB-apparaat. Als u de bestanden en mappen
in een bepaalde map wilt weergeven, selecteert u die map en drukt u op de [OK] toets.
• Er kunnen in totaal 100 toetsen voor bestanden en mappen worden weergegeven.
• Druk op de [EINDE LEZEN] toets () om een mapniveau omhoog te gaan.
Druk op [OK].
3
Selecteer "Afdrukken" met [] of [] en druk op [OK].
4
Zodra het geselecteerde bestand is overgezet, wordt het afdrukken gestart.
De afdrukinstellingen kunnen worden geselecteerd via de webpagina van de machine. Als u echter een
bestand selecteert dat afdrukinstellingen (PCL, PS) bevat, worden de afdrukinstellingen in het bestand zelf
gebruikt.
75
Page 76
PRINTER
DIRECT AFDRUKKEN VANAF EEN COMPUTER
U kunt instellingen configureren op de webpagina's van het apparaat zodat u direct vanaf de computer kunt
afdrukken zonder gebruik van de printerdriver. Zie "OVER DE WEBPAGINA’S" (p.190) voor de procedure om de
webpagina's te openen.
FTP AFDRUKKEN
U kunt een bestand afdrukken vanaf uw computer door het gewoon te slepen (drag & drop) naar de FTP-server van
de machine.
• Instellingen configureren
Klik voor het inschakelen van FTP afdrukken op [Toepassingsinstellingen] en dan op [Instelling voor afdrukken
vanaf de PC] in het webpaginamenu, en configureer het poortnummer. (Beheerderrechten zijn vereist.)
• FTP afdrukken uitvoeren
Typ "ftp://" en vervolgens het IP-adres van het apparaat in de adresbalk van Explorer op de computer, zoals
hieronder aangegeven.
(Voorbeeld)
ftp://192.168.1.28
Sleep het af te drukken bestand op de "lp"-map die in uw webbrowser verschijnt. Het bestand wordt automatisch
afgedrukt.
• Als u een bestand (PCL of PS) hebt afgedrukt met afdrukinstellingen, worden deze instellingen toegepast.
• Wanneer gebruikersauthenticatie ingeschakeld staat in de systeeminstellingen (beheerder) van de machine, is het
mogelijk dat de afdrukfunctie wordt beperkt. Vraag uw beheerder om meer informatie.
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN OP DE MACHINE
Druk op de [STOP] toets () op het bedieningspaneel.
DE MACHINE INSTELLEN OP OFFLINE
Volg de onderstaande stappen om de machine in te stellen op offline.
Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets () en selecteer "Online/Offline" met de
1
[][] toetsen.
Selecteer "Offline" met de [][] toetsen en druk op de [OK] toets.
2
Het afdrukken wordt gestopt en de machine gaat offline. Druk op de wistoets
om het afdrukken te annuleren. Als u wilt doorgaan met afdrukken, selecteert u
"Online" en drukt u op de [OK] toets.
76
Page 77
BIJLAGE
SPECIFICATIELIJST PRINTERDRIVER
De beschikbare functies en resultaten kunnen verschillen volgens het type printerdriver dat wordt gebruikt.
PRINTER
FunctiePCL6PS
Veelgebruikte
functies
PapierPapierformaatJaJaJaJa
Kopieën1-9991-9991-9991-999
AfdrukstandJaJaJaJa
X
pagina's
op 1 vel
Dubbelzijdig
afdrukken
Aanpassen aan
pagina
Zijde voor inbindenJaJaNeeJa
Zwart/wit-afdrukJaJaJaJa
Aangepast papier8 formaat8 formaatJaJa
PapierkeuzeJaJaJaJa
Aantal
pagina's
VolgordeJaJaJaJa
RandJaJaJaJa
2,4,6,8,9,162,4,6,8,9,162,4,6,9,162,4,6,9,16
JaJaJaJa
JaJaNeeJa
Windows
*1
PPD
Macintosh
PPD
*1
Handige
printerfuncties
Speciale
functies
Instelfunctie
kleurenmodus
Functies
voor het
combineren
van tekst en
afbeeldingen
*1 De specificaties voor elke functie in Windows PPD en Macintosh PPD variëren afhankelijk van de versie van het
besturingssysteem en de toepassing.
*2 De horizontale en verticale afmetingen kunnen niet afzonderlijk worden ingesteld.
*3 Alleen Mac OS X v10.4 kan worden gebruikt.
*4 Alleen documenten in liggende richting worden ondersteund.
*5 Alleen horizontaal.
AfdrukmodusNormaal/
Hoge kwaliteit
Grafische functie
selectie
TonerbesparingJaJaJaJa
Selecteerbare
lettertypen
downloaden
Automatische
configuratie
Gebruikersauthenticatie
JaNeeNeeNee
bitmap,
Tr ue Ty pe ,
grafisch
JaJaNeeJa
JaJaNeeJa
Normaal/
Hoge kwaliteit
bitmap,
Tr ue Ty pe ,
Ty pe 1
Windows
*1
PPD
Normaal/
Hoge kwaliteit
bitmap,
Tr ue Ty pe ,
Type1
Macintosh
*1
PPD
Normaal/
Hoge kwaliteit
Nee
78
Page 79
4
FAXFUNCTIES
DIT PRODUCT OP JUISTE WIJZE
ALS FAX GEBRUIKEN
Er zijn een aantal punten waarop u moet letten wanneer u dit product als fax gebruikt.
Let op het volgende.
Lijnverbinding
Gebruik alleen de meegeleverde telefoonkabel om het
toestel op de wandcontactdoos aan te sluiten. Steek het
ene einde van het telefoonsnoer in de telefoonplug aan de
linkerkant van de machine, zoals aangegeven. Steek het
andere eind van het telefoonsnoer in de contactdoos.
Indien noodzakelijk gebruikt de adapter.
Telefoonplug
In sommige landen is een adapter vereist om de
telefoonkabel aan te sluiten op de wandcontactdoos (zie
afbeelding).
De datum en tijd instellen en uw naam en nummer als afzender programmeren
Voordat u de faxfunctie gebruikt, moet u eerst de datum en tijd instellen en uw naam en nummer als afzender
vastleggen in de machine. Deze procedure wordt in deze handleiding uitgelegd in "PUNTEN DIE
GECONTROLEERD EN GEPROGRAMMEERD MOETEN WORDEN NA DE INSTALLATIE" (p.80).
Verenigd
Koninkrijk
Voor Australië
Voor NieuwZeeland
stopcontact
Adapter
Lithiumbatterij
Datum en tijd worden bewaard dankzij een lithiumbatterij in de machine.
• Neem, zodra de batterij leeg is, contact op met uw lokale Sharp dealer of klantenservice van een erkende
Let op
Bij onweer trekt u voor veiligheidsredenen de netstekker uit het stopcontact. Informatie blijft in het geheugen staan,
zelfs als de stekker uitgetrokken is.
vertegenwoordiger over de afvalverwerking van deze batterij. De machine werkt niet, wanneer de batterij leeg is.
79
Page 80
FAXFUNCTIES
PUNTEN DIE GECONTROLEERD
EN GEPROGRAMMEERD MOETEN
WORDEN NA DE INSTALLATIE
Na de installatie van de machine en voor het gebruik ervan als faxmachine controleert u de volgende punten en
programmeert u de noodzakelijke informatie
Datum en tijd instellen
De machine is voorzien van een interne klok. Het is belangrijk de juiste datum en tijd in te stellen, omdat deze
worden gebruikt voor functies zoals timerverzending (p.98).
Datum en tijd worden ingesteld met behulp van de systeeminstellingen. (p.176)
Datum en tijd verschijnen in de display. Let erop dat de correcte datum en tijd verschijnen. Als datum en tijd fout zijn,
verbeter deze dan.
Naam en nummer van de afzender instellen
De naam en het faxnummer van de gebruiker van de machine worden geprogrammeerd in "Eig toegangs ins"
(p.184) in de systeeminstellingen. (Er kan slechts één naam en faxnummer worden geprogrammeerd.)
De naam en het nummer die u programmeert, worden bovenaan elke verzonden faxpagina afgedrukt. Het nummer
van de afzender wordt ook gebruik als identificatienummer bij gebruik van de pollingfunctie (wanneer u een ander
faxapparaat vraagt om een bepaald document te faxen)."VERZENDOPTIES" (p.100)).
Opmerking
U kunt de naam en het nummer die zijn geprogrammeerd controleren door de "Lijst beheerdersinstellignen" uit
de systeeminstellingen af te drukken. (Zie "Lijst instelling" (p.183).)
Papierformaten die geschikt zijn voor de faxmodus
De machine kan papier gebruiken van het formaat , A4, B5, A5, 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13" en 5-1/2"x 8-1/2". (Als uw
machine AB-formaten gebruikt, kan het formaat 8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13" of 5-1/2" x 8-1/2" niet worden gebruikt in de
faxmodus.
Van de inch-maten kan alleen 8-1/2" x 11" of 5-1/2"x 8-1/2" worden gebruikt.)
Als u alleen papierformaten gebruikt die wel geschikt zijn voor andere modi maar niet voor de faxmodus, kunnen
ontvangen faxen niet worden afgedrukt.
(Zie "FAXBERICHTEN ONTVANGEN" (p.95) voor andere punten met betrekking tot het ontvangen van faxen.)
Opmerking
Zie "PAPIER BIJVULLEN" (p.19) voor de procedure van het laden van papier in de laden.
80
Page 81
FAXFUNCTIES
FAXMODUS (BASISSCHERM)
Het basisscherm van faxmodus wordt weergegeven als u drukt op de [FAX] toets (), zodra het scherm met
kopieer- of scanfuncties verschijnt.
Het basisscherm van de faxmodus
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(1)Mededelingweergave
Hier verschijnen berichten om de huidige status
van het apparaat aan te geven.
(2)Weergave van de datum en tijd
Geeft datum en tijd weer.
(3)Verzendfunctiedisplay (p.89)
Er zijn drie verzendfuncties:
geheugenverzending, directe verzending en
handmatige verzending. Geeft de huidige
geselecteerde verzendfunctie aan.
(4)Weergave van de belichting
Dit geeft de belichting weer voor het scannen
van het origineel.
(5)Weergave van de resolutie
Dit geeft de resolutie weer voor het scannen van
het origineel.
(6)Weergave van het beschikbare faxgeheugen
Geeft het percentage vrij faxgeheugen weer.
Gereed
Za
OKT
Gehgen
Cont
Standaard
LinkermenuRechtermenu
18:12
Handm.
(6)
Orig. Afm.
(7)
(8)
Resolutie
Uitzenden
Programma
(7)Weergave van de ontvangstfunctie (p.96)
Er zijn twee functies voor het ontvangen van
faxen: automatische ontvangst en handmatige
ontvangst. Geeft de huidige geselecteerde
ontvangstfunctie weer.
(8)Weergave van het origineel (p.27)
Hier wordt de originele scanmodus door middel
van een pictogram aangegeven wanneer er een
origineel wordt geplaatst.
:Enkelzijdig origineel wordt gescand in de
origineelinvoer.
:Dubbelzijdig origineel wordt gescand in
de origineelinvoer (modellen met
dubbelzijdige scanfunctie).
Geen: Glasplaat
Hier is ook het nu geselecteerde formaat te zien
van het origineel dat wordt gescand.
(9)Origineelformaat (p.85)
Dit wordt gebruikt om het formaat van het
origineel in te stellen voor het scannen.
(10) Resolutie (p.92)
Dit menu wordt gebruikt om de resolutie in te
stellen.
(11) Distribueren (p.99)
Dit wordt gebruikt om een fax naar meerdere
bestemmingen te sturen.
(12) Programma (p.107)
Selecteer dit menu om een programma te
gebruiken.
(9)
(10)
(11)
(12)
Opmerking
De volgende functies werken ook wanneer een andere modus dan de faxmodus is geselecteerd:
• Automatische ontvangst
• Handmatige ontvangst
• Timerverzending
• Verzending van opgeslagen geheugenverzendopdrachten
• Gesprekken (met extra telefoon geïnstalleerd)
• Ontvangst op afstand
81
Page 82
ORIGINELEN
ORIGINELEN DIE GEFAXT KUNNEN WORDEN
Origineelformaten
FAXFUNCTIES
Werken met de
origineelinvoer
Werken met de
glasplaat
Opmerking
*Lange originelen
Afhankelijk van de resolutie-instellingen en de breedte van het origineel is er misschien niet voldoende
geheugenruimte om een lang origineel op te slaan. Wanneer een lang origineel niet volledig kan worden gescand,
gebruik dan directe verzending of handmatige verzending (on-hook kiezen).
• Er gelden restricties voor de originelen die kunnen worden gescand met de origineelinvoer. Zie "NORMAAL
KOPIËREN" (p.26) voor meer informatie.
• Wanneer u een fax wilt verzenden, kunt u originelen met een verschillende lengte samen scannen in de
origineelinvoer, zolang de breedte maar gelijk is. (enkelzijdig scannen)
De scanbreedte is vast ingesteld op A4-breedte (210 mm) of 8-1/2" (216 mm). De
scanlengte wordt automatisch aangepast tussen 148 mm en 500 mm.
Alles wordt gescand op A4 of 8-1/2" x 11".
82
Page 83
FAXFUNCTIES
HANDIGE KIESMETHODEN
(AUTOMATISCH KIEZEN)
Bij de faxfunctie zit ook een handige automatische kiesfunctie (snelkiezen en groepsnummer kiezen). Door
veelgekozen nummers te programmeren kunt u bellen en faxen versturen naar deze bestemmingen door middel van
een eenvoudige kieshandeling (p.87). Er zijn twee verschillende typen automatisch kiezen: snelkiezen en
groepsnummer kiezen. Zie p.103 voor het programmeren van nummers.
• Verkort kiezen (300 stations)
U kunt een opgeslagen bestemming kiezen door op
de [VERKORTKIES] toets () te drukken, waarbij
u een 3-cijferig nummer (000 tot 299) moet invoeren
en op de [ZWART-WIT START] toets moet drukken.
Er kan voor elke bestemming een naam (maximaal
36 letters) opgeslagen worden.
• Groepsnummer kiezen
U kunt meerdere nummers opslaan onder een
snelkiesnummer. Dit is handig voor communicatie
met een groep andere faxapparaten.
• OPNIEUW KIEZEN
De machine onthoudt het laatst gekozen fax- of
telefoonnummer. Dit nummer kunt u opnieuw kiezen
door eenvoudig op de [OPNIEUW KIEZEN] toets
() en daarna op de [ZWART-WIT START] toets
te drukken.
• Als u een cijfertoets ingedrukt hebt tijdens het
vorige telefoongesprek, is de [OPNIEUW KIEZEN]
toets () misschien niet het goede nummer.
• Opnieuw kiezen is niet mogelijk voor
bestemmingen met distributieverzending (p.99),
seriële polling (p.100), timerverzending (p.98) of
groepsnummers (p.87).
• ON-HOOK KIEZEN
Deze functie maakt het mogelijk te kiezen zonder de
hoorn op te nemen van een extra telefoon die met de
machine verbonden is.
Druk op de [SPEAKER] toets (), luister naar de
kiestoon via de speaker en kies het nummer.
• Faxberichten dienen handmatig verzonden te
worden wanneer on-hook kiezen gebruikt wordt.
(p.90)
• U kunt maximaal 100 bestemmingen opslaan onder een groepsnummer. Gecombineerd kunt u in totaal 300
Opmerking
snelkies- en groepsnummers opslaan.
• Opgeslagen groepsnummers en verkorte kiesbestemmingen kunnen worden opgeroepen via het gebruik van
een zoeknaam die werd ingevoerd terwijl de toets of bestemming werd opgeslagen. (p.87)
• Om te voorkomen dat u een verkeerd nummer kiest en een faxbericht naar een onjuiste bestemming stuurt,
dient u de display tijdens het opslaan zorgvuldig te controleren. U kunt ook opgeslagen nummers controleren
door de geprogrammeerde informatie af te drukken nadat het nummer opgeslagen is. (p.109)
83
Page 84
FAXFUNCTIES
MANIEREN OM EEN FAX TE
VERZENDEN
Er zijn drie basismethoden voor faxverzending: geheugenverzending, directe verzending en handmatige
verzending. Wanneer het verzenden van geheugen gebruikt wordt, wordt het document tijdelijk opgeslagen in het
geheugen voordat het verzonden wordt. Wanneer u directe verzending of handmatige verzending gebruikt, wordt
het document verzonden zonder dat het in het geheugen wordt opgeslagen.
De verzendinstelling kan standaard worden ingesteld op "Geheugen TX" of "Direct TX" met "Verzend mode" (p.186)
in de systeeminstellingen.
Als u handmatig wilt kiezen uit "Geheugen TX" of "Direct TX", gebruikt dan de [COMM. INSTELLING] toets ().
(Zie "Faxen met directe verzending" (p.89).)
De volgende uitleg gaat er in principe van uit dat geheugenverzending wordt gebruikt.
Adrescontrole
Met de functie Adrescontrole kunt u de faxbestemmingen controleren en voorkomen dat u iets faxt naar een
verkeerde bestemming.
Wanneer een faxnummer wordt ingevoerd met de cijfertoetsen of geselecteerd met de [OPNIEUW KIEZEN] toets
(), wordt (na invoer van het nummer) een scherm weergegeven met de vraag om het nummer nog een keer in te
voeren ter bevestiging.
• Wanneer u een snelkiesnummer (p.87) gebruikt, wordt u gevraagd om de opgeslagen naam en het opgeslagen
nummer te bevestigen.
• Wanneer u een groepsnummer (p.87) gebruikt, wordt u gevraagd om alle nummers die in die groep zijn
opgeslagen te bevestigen.
Deze functie kan worden ingesteld in "Adrescontrole" in de systeeminstellingen (p.186).
Opmerking
• Wanneer Adrescontrole is ingeschakeld, kan de [SPEAKER] toets () alleen worden gebruikt voor
handmatige ontvangst (p.90). Als u op de [SPEAKER] toets () drukt wanneer de machine overgaat bij een
inkomende oproep, wordt een scherm weergegeven waarin u moet bevestigen dat u de ontvangst wilt starten.
U kunt de speakertoets gebruiken op een aangesloten extra telefoon.
• Als het selectievakje voor exclusieve toepassing op directe invoer ingeschakeld is wanneer de functie
Adrescontrole wordt ingeschakeld, wordt het scherm Adrescontrole alleen weergegeven bij het invoeren van
een nummer met de cijfertoetsen of de [OPNIEUW KIEZEN] toets ().
84
Page 85
FAXFUNCTIES
FAXBERICHT VERZENDEN
BASISPROCEDURE VOOR FAXBERICHTEN
VERZENDEN
Zorg dat het apparaat in faxmodus staat.
1
De FAX indicator brandt wanneer de machine in faxmodus staat. Druk op de [FAX] () toets wanneer de
indicator niet brandt.
Wanneer in de systeeminstellingen gebruikersauthenticatie is ingeschakeld voor de faxfunctie, verschijnt er
een melding dat u uw gebruikersnummer moet invoeren wanneer u overschakelt naar de faxmodus. Voer uw
accountnummer (5 cijfers) met de cijfertoetsen in. (p.178)
Werken met de origineelinvoerWerken met de glasplaat
Plaats het (de) origine(e)l(en).
2
Werken met de origineelinvoer: p.27
Opmerking
Geef het formaat van het origineel op.
3
Enkelzijdig scannen
Wanneer het origineel in de origineelinvoer wordt
geplaatst, verandert het pictogram in [AUTO].
Opmerking
Dubbelzijdig scannen
Zie "DUBBELZIJDIGE ORIGINELEN FAXEN"
(p.88) voor de procedure om het formaat van het
origineel op te geven.
Dit is één zending. Originelen kunnen daarom niet opeenvolgend worden gescand wanneer zowel de
automatische origineelinvoer als de glasplaat wordt gebruikt.
Originelen met een lengte van maximaal
500 mm kunnen automatisch worden
verzonden.
Gereed
OKT Za18:12
Gehgen
Auto
Cont
Standaard
Plaats het (de) origine(e)l(en) op de
2
glasplaat.
Werken met de glasplaat: p.27
Wilt u meerdere pagina's met de glasplaat
verzenden, plaats dan eerst de voorste pagina.
Geef het formaat van het origineel op.
3
Selecteer het "Formaat Origineel" in het
rechtermenu.
Het papierformaat dat u kunt selecteren, is A4 of
8-1/2" x 11".
AUTO: Enkelzijdig scannen in de
origineelinvoer.
A4:Dubbelzijdig scannen in de
origineelinvoer (modellen met
dubbelzijdige scanfunctie).
A4:Glasplaat
Pas de resolutie- en belichtinginstellingen zo nodig aan.
4
Kies het faxnummer.
5
• Het ingevoerde nummer verschijnt in de display. U kunt maximaal 50 cijfers invoeren. Druk op de [C] toets
wanneer u een ongeldig nummer hebt ingevoerd en voer vervolgens het juiste nummer in.
• U kunt ook herhalen en automatisch kiezen gebruiken (p.83, p.87).
85
Page 86
FAXFUNCTIES
Een onderbreking invoeren
Als een pauze nodig is wanneer u naar buiten belt via een bedrijfscentrale (PBX) of wanneer u een internationaal
nummer kiest, druk dan op de [OPNIEUW KIEZEN] toets (). (Bij het invoeren van een nummer fungeert deze
toets als pauzetoets.)
Als u eenmaal op de [PAUZE] toets () drukt, wordt een streepje ("-") weergegeven en wordt een pauze van 2
seconden* ingelast.
Nadat u een nummer hebt ingevoerd, kunt u ook op de [PAUZE] toets () drukken om een streepje in te voeren en
vervolgens voert u nog een nummer in met de cijfertoetsen. (Op deze manier worden de nummers samengevoegd.
Dit wordt Chain bellen genoemd.)
* De duur van de pauze kan in de systeeminstellingen worden gewijzigd. (Zie "Pauze tijd" (p.184).)
Opmerking
Druk op [OK].
6
Voer het faxnummer nog een keer in wanneer het scherm hiervoor wordt
7
Groepsnummers kunnen niet worden gebruikt voor Chain bellen.
weergegeven.
• "Adrescontrole" (p.186)
Druk op [OK].
8
Werken met de origineelinvoerWerken met de glasplaat
Druk op de [ZWART-WIT START] toets.
9
• Het scannen begint.
• Indien de lijn vrij is, zal de machine het nummer
van het ontvangende apparaat kiezen en met
verzenden beginnen, zodra de eerste pagina
gescand is. ("Snel online" (p.91))
• Wanneer er van te voren een opdracht
opgeslagen is, een opdracht op dit moment
verzonden wordt of de lijn bezet is, worden alle
pagina's van het origineel in het geheugen
gescand en opgeslagen als een
verzendopdracht. (Dit heet
geheugenverzending: de bestemming wordt
automatisch gebeld en het document wordt
verzonden, nadat eerder opgeslagen
opdrachten verstuurd zijn.)
Als het scannen is afgelopen, verschijnt het
volgende scherm kort. Daarna verschijnt het
basisscherm weer op het display.
Druk op de [ZWART-WIT START] toets.
9
Het scannen begint.
Wanneer u een andere pagina wilt
10
scannen, vervangt u de pagina's en
drukt u op de toets [ZWART-WIT
START].
• Herhaal dit totdat u alle pagina’s hebt gescand.
• U kunt de resolutie- en belichtinginstellingen
zonodig voor iedere pagina veranderen.
Nadat de laatste pagina gescand is,
11
drukt u op de [EINDE LEZEN] toets
().
Open de origineelinvoer en verwijder het
origineel. Wanneer het origineel is verwijderd of
er op een willekeurige toets wordt gedrukt,
verschijnt het basisscherm weer in het display.
De bestemming wordt automatisch gebeld en het
document wordt verzonden nadat eerder
opgeslagen opdrachten verstuurd zijn.
Opmerking
• Het verzenden annuleren
Als u het verzenden wilt annuleren, terwijl "LEZEN" verschijnt of voordat de [EINDE LEZEN] toets () is
ingedrukt, drukt u op de [C] of [CA] toets. Als u een verzendopdracht wilt annuleren die al opgeslagen is, drukt
u op de [FAX STATUS] toets () en annuleert u de opdracht zoals aangegeven op p.93.
• Een opdrachtnummer (3 cijfers) verschijnt in de display met "EINDE LEZEN" wanneer geheugenverzending
wordt uitgevoerd.
Als u een aantekening maakt van dit nummer, nadat een distributieverzending is uitgevoerd, kunt u het
nummer gebruiken om de resultaten van het verzenden in het transactierapport of activiteitenrapport te
controleren.
• Als de stroom wordt uitgeschakeld of een stroomonderbreking optreedt terwijl een origineel wordt gescand in
de origineelinvoer, stopt de machine en loopt het origineel vast. Verwijder het origineel nadat de voeding is
hersteld, zoals uitgelegd in "PAPIERSTORING IN DE ORIGINEELINVOER" (p.153).
86
Page 87
FAXFUNCTIES
VERZENDEN VIA AUTOMATISCH KIEZEN
(SNELKIEZEN EN GROEPSNUMMER KIEZEN)
In plaats van een volledig faxnummer in te voeren met de cijfertoetsen kunt u ook een fax verzenden door op de
[VERKORTKIES] toets () te drukken en vervolgens een nummer van 3 cijfers in te voeren. Als u automatisch wilt
kiezen, moet u wel eerst het 3-cijferige nummer en de naam en het faxnummer van de bestemming hebben
opgeslagen. Zie p.83 voor meer informatie over het automatisch kiezen en p.103 voor meer informatie over het
programmeren van bestemmingen voor het automatisch kiezen.
Voer het 3-cijferige nummer in via de cijfertoetsen.
1
• Voer het 3-cijferige nummer in dat is ingevoerd bij het programmeren van het snelkiesnummer.
• Druk op de [C] toets wanneer u een ongeldig nummer hebt ingevoerd en voer vervolgens het juiste nummer
in. Druk op de [C] toets wanneer u een 3-cijferig nummer invoert dat niet is geprogrammeerd en voer
vervolgens het juiste nummer in. Als u het snelkiesnummer niet weet, drukt u de "Verk.kies lijst" of
"Groepslijst" af. (Zie "LIJSTEN MET GEPROGRAMMEERDE INFORMATIE EN INSTELLINGEN
AFDRUKKEN" (p.109).)
Druk op [OK].
2
Controleer de bestemming. Druk opnieuw op [OK] als alles klopt.
Opmerking
• Het verzenden annuleren
Als u het verzenden wilt annuleren, terwijl "LEZEN" verschijnt of voordat de [EINDE LEZEN] toets () is
ingedrukt, drukt u op de [C] of [CA] toets. Als u een verzendopdracht wilt annuleren die al opgeslagen is, drukt
u op de [FAX STATUS] toets () en annuleert u de opdracht zoals aangegeven op p.93.
Een opdrachtnummer (3 cijfers) verschijnt in de display met "EINDE LEZEN" wanneer verzenden wordt
uitgevoerd. Als u een aantekening maakt van dit nummer, nadat een distributieverzending is uitgevoerd, kunt u
het nummer gebruiken om de resultaten van het verzenden in transactierapport of activiteitenrapport te
controleren.
ZOEKEN NAAR EEN GEPROGRAMMEERDE
BESTEMMING (MET DE [ADRES] TOETS ())
Tijdens het kiezen kunt u letters invoeren om een bestemming te zoeken die is opgeslagen in een snelkiesnummer
of groepsnummer.
Druk op de [ADRES] toets () en voer de letters in die u zoekt. (U kunt de invoer van
1
letters ook overslaan en direct naar de volgende stap gaan om de eerste bestemming
van de adreslijst weer te geven.)
U kunt maximaal 10 van de volgende soorten letters invoeren.
Hoofdletters, kleine letters, getallen, speciale letters
(Zie "TEKENS INVOEREN" (p.24).)
Druk op de [OK] toets en selecteer de gewenste bestemming met de [] of [] toets.
2
• De zoekresultaten verschijnen in onderstaande volgorde: hoofdletters, kleine letters, speciale tekens en
getallen.
• Als niet alle letters van de bestemmingsnaam verschijnen, drukt u op de [EINDE LEZEN] toets () om de
volledige naam weer te geven. Druk nogmaals op de [EINDE LEZEN] toets () om terug te keren naar het
oorspronkelijke scherm.
Opmerking
• Het verzenden annuleren
Als u het verzenden wilt annuleren, terwijl "LEZEN" verschijnt of voordat de [EINDE LEZEN] toets () is
ingedrukt, drukt u op de [C] of [CA] toets. Als u een verzendopdracht wilt annuleren die al opgeslagen is, drukt
u op de [FAX STATUS] toets () en annuleert u de opdracht zoals aangegeven op p.93.
• Een opdrachtnummer (3 cijfers) verschijnt in de display met "EINDE LEZEN" wanneer verzenden wordt
uitgevoerd. Als u een aantekening maakt van dit nummer, nadat een distributieverzending is uitgevoerd, kunt u
het nummer gebruiken om de resultaten van het verzenden in transactierapport of activiteitenrapport te
controleren.
87
Page 88
FAXFUNCTIES
DUBBELZIJDIGE ORIGINELEN FAXEN
Volg de stappen hieronder voor automatisch verzenden van beide zijden van een tweezijdig origineel. (Alleen voor
modellen met dubbelzijdige scanfunctie.)
Druk op de [DUBBELZIJDIG] toets () op het bedieningspaneel en selecteer
1
"2-ZIJDIG".
Select "Staand-Boek", "Staand-Schrijfblok", "Liggend-Boek" of "Liggend-Schrijfblok"
2
met de [] of [] toets.
Opmerking
Druk op de [OK] toets.
3
• Boekjes en schrijfblokken: Dubbelzijdige originelen die aan de zijkant zijn
gebonden noemen we boeken, dubbelzijdige originelen die bovenaan zijn
gebonden noemen we schrijfblokken.
• Dubbelzijdig scannen wordt geannuleerd wanneer de verzending is voltooid of
de [CA] toets wordt ingedrukt.
• Dubbelzijdig scannen van dubbelzijdige originelen is alleen mogelijk wanneer
een origineelinvoer wordt gebruikt (modellen met dubbelzijdige scanfunctie).
Automatisch scannen van beide zijden van een origineel kan niet met de
glasplaat.
• De afbeelding van de achterkant van het origineel wordt zonodig tijdens de verzending 180 graden gedraaid
en het is dus niet nodig bij de ontvangende machine het blad om te draaien.
• Als u dubbelzijdig scannen wilt annuleren, selecteert u "ENKELZIJDIG" in stap 1 en drukt u op de [OK] toets.
• Alleen de volgende dubbelzijdige documentformaten kunnen worden gebruikt:
A4, 8-1/2 x 14, 8-1/2 x 13-1/2, 8-1/2 x 13-2/5, 8-1/2 x 13, 8-1/2 x 11
SCHRIJFBLOKBOEK
88
Page 89
FAXFUNCTIES
Verzendinstellingen (geheugenverzending en directe verzending)
De mogelijke vormen van verzending zijn geheugenverzending, waarbij het origineel tijdelijk in het geheugen wordt
opgeslagen en dan pas wordt verzonden, en directe verzending, waarbij het origineel rechtstreeks wordt verzonden,
dus zonder eerst in het geheugen te worden opgeslagen.
Er zijn twee soorten geheugenverzending: "Verzendtaken opslaan (geheugenverzending)" (p.90), waarbij alle
pagina's van het origineel in het geheugen worden opgeslagen voordat de verzending begint, en "Snel online"
(p.91), waarbij de bestemming wordt gekozen zodra de eerste pagina is gescand. De overige pagina's worden
verzonden tijdens het scannen.
Bij een geheugenverzending kan het gebeuren dat het geheugen vol loopt tijdens het scannen van de originelen.
Zie "Als het geheugen vol raakt tijdens het verzenden van een opgeslagen verzendtaak" (p.90) en "Wanneer het
geheugen vol raakt tijdens een snelle onlineverzending" (p.91)
Als er te veel pagina's zijn en geheugenverzending niet mogelijk is, kunt u drukken op de [COMM. INSTELLING]
toets () om van geheugenverzending om te schakelen naar directe verzending. Wanneer u directe verzending
gebruikt, begint de verzending zodra de huidige taak is voltooid. Zo kunt u voorrang geven aan een verzendtaak.
Directe verzending is dus handig om de verzending van een groot aantal opgeslagen verzendtaken te onderbreken.
Zie "Faxen met directe verzending" als u heen en weer wilt gaan tussen geheugenverzending en directe verzending.
Opmerking
Wanneer u handmatig verzendt met een extra telefoon aangesloten op de machine of on-hook kiezen gebruikt,
wordt automatisch directe verzending geselecteerd. (Geheugenverzending is niet mogelijk.)
Faxen met directe verzending
Druk op de [COMM. INSTELLING] toets ().
1
Het scherm met communicatie-instellingen
verschijnt.
Selecteer "TX" met de [] of [] toets.
2
Opmerking
Selecteer "Geheugen TX" met de [] of [] toets en druk op [OK].
3
Het scherm met communicatie-instellingen kan ook worden weergegeven vanuit het scherm voor het selecteren
van een functie.
Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets ()
te geven, selecteer "COMM. INSTELLING" met de [] of [] toets en druk op [OK].
om het scherm voor het selecteren van een speciale functie weer
Kies het faxnummer en druk op de [ZWART-WIT START] toets.
4
Bij gebruik van de glasplaat is het niet mogelijk om meerdere originele pagina's te verzenden in één keer.
Opmerking
• Als u van "Directe verzending" wilt terugkeren naar "Geheugenverzending", selecteert u "GEHEUGEN TX" in
stap 3.
• Als u een directe verzending wilt annuleren, drukt u op de [C] toets.
89
Page 90
FAXFUNCTIES
Faxen met handmatige verzending (met de [SPEAKER] toets ())
Druk op de [SPEAKER] toets ().
1
Wanneer u op deze toets drukt, wordt kort een bericht weergegeven over een aanpassing van het volume.
Daarna wordt het invoerscherm weergegeven. U kunt het speakervolume aanpassen (hoog, middel of laag)
door te drukken op de
De instellingen voor het volume in de systeeminstellingen veranderen hierdoor echter niet. Wanneer de
[SPEAKER] toets
machine overgaat.
Kies het faxnummer en druk op de [ZWART-WIT START] toets.
2
[] of [] toets.
() wordt gebruikt om te kiezen, is uit de speaker achter op de machine te horen dat de
Opmerking
Selecteer "TX" en druk op de [OK] toets.
3
• Wanneer de functie Adrescontrole is ingeschakeld (p.186), is verzenden met de [SPEAKER] toets () niet
mogelijk.
• Als u het kiezen met de [SPEAKER] toets () wilt annuleren wanneer u het nummer opnieuw wilt kiezen of
omdat de verzending is onderbroken, drukt u nog een keer op de [SPEAKER] toets ().
• Aangezien bij directe en handmatige verzending het origineel niet in het geheugen wordt opgeslagen, kunnen
de volgende functies niet worden gebruikt. Distributieverzending "HETZELFDE DOCUMENT IN EEN
HANDELING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN" (p.99), "AUTOMATISCH VERZENDEN
OP EEN BEPAALDE TIJD" (p.98), "Herhaal instel. (Bezet)" (p.186), dubbelzijdig scannen, Adrescontrole en
meer.
• Wanneer een fax wordt verzonden met directe verzending of handmatige verzending, wordt de fax verzonden
zodra er verbinding is met de ontvangende machine.
Verzendtaken opslaan (geheugenverzending)
Wanneer de lijn bezet is, wordt de verzendtaak tijdelijk in het geheugen opgeslagen. Wanneer de huidig taak en
eerder opgeslagen taken voltooid zijn, begint de verzending automatisch. (Dit heet geheugenverzending.)
Dit betekent dat verzendtaken in het geheugen kunnen worden opgeslagen door een verzendopdracht te geven
wanneer de machine bezig is met een andere verzending/ontvangst. Er kan een gecombineerd totaal van 50 taken
voor geheugen- en timerverzending (p.98) tegelijk worden opgeslagen. Na verzending worden de gescande
documenten uit het geheugen verwijderd.
In het scherm met de faxstatus kunt u de in het geheugen opgeslagen verzendtaken zien. (p.93)
Afhankelijk van het aantal pagina's in het geheugen en de instellingen voor de verzending, is het misschien niet
mogelijk om 50 taken op te slaan in het geheugen.
• De procedure voor het opslaan van een verzendtaak is gelijk aan de procedure in "BASISPROCEDURE VOOR
FAXBERICHTEN VERZENDEN" (p.85).
• Als u nog niet op de [ZWART-WIT START] toets hebt gedrukt, kunt u een verzendtaak annuleren door op de [C]
toets te drukken.
• Als u al wel op [ZWART-WIT START] hebt gedrukt, zie dan "Een opgeslagen verzendtaak annuleren" (p.93). As het
origineel nog steeds wordt gescand nadat u op de [ZWART-WIT START] toets hebt gedrukt, kunt u op de [C] toets
drukken om de verzending te annuleren.
• Als u een verzendtaak opslaat in de modus voor directe verzending, kunt u verder geen verzendtaken opslaan.
Na verzending worden de gescande documenten uit het geheugen verwijderd. In het scherm met de faxstatus kunt
u de in het geheugen opgeslagen verzendtaken zien. (p.93)
Als het geheugen vol raakt tijdens het verzenden van een opgeslagen verzendtaak
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de eerste pagina van het origineel, zal de verzending
automatisch worden geannuleerd.
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de tweede of volgende pagina, wordt het scannen onderbroken.
In dit geval kunt u op de [C] toets drukken om de verzending te annuleren of op [OK] om alleen die pagina's te
verzenden die volledig zijn gescand.
90
Page 91
FAXFUNCTIES
Snel online
Wanneer u de origineelinvoer gebruikt om een document met meerdere pagina's te verzenden en er staan geen van
tevoren opgeslagen opdrachten in de wacht of er worden geen opdrachten op dit moment uitgevoerd (en de lijn is
niet bezet), kiest de machine de bestemming nadat de eerste pagina is gescand, en begint deze met de verzending
van gescande pagina's, terwijl de resterende pagina's worden gescand. Deze verzendmethode heet Snel online.
Wanneer u Snel online gebruikt, ziet u op het display de tekst "Lezen" - "Bellen" - "Verbinding." - "Verzenden" (in
deze volgorde) totdat alle resterende pagina's zijn gescand. Wanneer alle pagina's zijn gescand, verschijnt "Einde
lezen" voordat de meldingen hierboven verschijnen.
Wanneer de ontvangende kant bezet is, verandert de snelle onlineverzending in een opgeslagen verzendopdracht
(geheugenverzending). (Zie "Verzendtaken opslaan (geheugenverzending)" (p.90).)
Wanneer het geheugen vol raakt tijdens een snelle onlineverzending
Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de eerste pagina van het origineel, zal de verzending
automatisch worden geannuleerd. Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen van de tweede of volgende
pagina, zullen de pagina's die volledig gescand zijn verzonden worden.
Opmerking
De machine is standaard ingesteld (fabrieksinstelling) om een snelle onlineverzending te kunnen uitvoeren.
Indien gewenst kunt u deze functie uitschakelen met de systeeminstellingen. (Zie "Snel online TX" (p.186).)
Wanneer een origineel wordt verzonden via de volgende methoden, wordt de opdracht in het geheugen
opgeslagen. (Snelle onlineverzending wordt niet uitgevoerd.)
• Een fax versturen van de glasplaat.
• "HETZELFDE DOCUMENT IN EEN HANDELING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN"
(p.99)
• "AUTOMATISCH VERZENDEN OP EEN BEPAALDE TIJD" (p.98)
Als de ontvangende kant bezet is
Wanneer de ontvangende kant bezet is, wordt de verzending tijdelijk geannuleerd en na een korte onderbreking
wordt een nieuwe poging gedaan verbinding te krijgen. (Er worden twee pogingen gedaan met een tussenpoos van
3 minuten.*
Wanneer u niet wilt dat de machine een nieuwe poging onderneemt, drukt u op de [FAX STATUS] toets () en
annuleert u de opdracht. (p.93)
*1 De instellingen kunnen worden gewijzigd met de systeeminstellingen. (Zie
1
)
"Herhaal instel. (Bezet)" (p.186).)
Als er zich een fout voordoet die verzending onmogelijk maakt
Als er zich een fout voordoet waardoor de verzendende of ontvangende machine de oproep niet binnen 45
seconden*
wordt één poging gedaan na een tussenpoos van 1 minuut.*
poging onderneemt, drukt u op de [FAX STATUS] toets () en annuleert u de opdracht. (p.93) Deze machine
ondersteunt ook de foutcorrectiemodus (ECM) en wordt automatisch ingesteld om een deel van het faxbericht dat,
wegens storing op de lijn niet overgekomen is, opnieuw te sturen.*
*2 De instellingen kunnen worden gewijzigd met de systeeminstellingen. (Zie "Bel tijd autom. verzenden" (p.186) en
"Herh inst.(Fout)" (p.186).)
*3 Als ECM niet wordt ondersteund door de andere machine of ECM niet werkt, vindt er geen foutcorrectie plaats.
2
beantwoordt, wordt de verzending gestopt en wordt er later automatisch een nieuwe poging gedaan. Er
2
) Wanneer u niet wilt dat de machine een nieuwe
3
91
Page 92
FAXFUNCTIES
DE RESOLUTIE SELECTEREN
De resolutie kan worden aangepast aan het formaat van de tekst op het origineel of aan het type origineel,
bijvoorbeeld een foto. Selecteer "Resolutie" in het rechtermenu van het basisscherm van de faxmodus en druk op
de [OK] toets.
StandaardSelecteer deze instelling voor originelen met een tekst in normaal formaat.
Fijn
Extra Fijn
Fijn/Halftoon
Superfijn/
Halftoon
Opmerking
Selecteer deze instelling voor originelen met kleine letters of afbeeldingen met dunne lijnen.
Het origineel wordt gescand met een tweemaal zo hoge nauwkeurigheid als met "Standaard".
Selecteer deze instelling voor originelen met complexe tekeningen of afbeeldingen. Er wordt
een afbeelding verkregen van betere kwaliteit dan met de instelling "Fijn".
Selecteer deze instelling voor foto's of originelen met kleurvlakken (documenten e.d. in kleur).
Hiermee wordt een scherpere afbeelding verzonden dan met alleen "Fijn" of "Extra Fijn".
Wanneer u Halftoon selecteert, duurt het verzenden langer.
• De fabrieksinstellingen voor de resolutie en het contrast zijn respectievelijk "Standaard" en Auto".
De standaardinstellingen voor de resolutie en het contrast kunnen worden gewijzigd in de systeeminstellingen
"Inst. Res.Con." (p.186). Als u de glasplaat gebruikt om meerdere pagina's van een origineel te scannen, kunt
u de resolutie en het contrast aanpassen telkens wanneer u van pagina verandert. Als u de automatische
origineelinvoer gebruikt, is het niet meer mogelijk om de resolutie en het contrast aan te passen wanneer het
scannen eenmaal is begonnen.
• Ook al verzendt u een fax met de instelling "Fijn" of "Extra Fijn", de fax zal mogelijk niet op die resolutie worden
ontvangen en afgedrukt als de ontvangende fax die resolutie niet aankan.
• Als u de ingestelde resolutie wilt annuleren, drukt u op de "Reset" toets.
DE BELICHTING WIJZIGEN
De belichting kan worden aangepast aan de helderheid van het origineel.
Selecteer de [Belichtng] toets ().
1
Pas de belichting aan.
2
(1) Selecteer het item.
(2) Pas de belichting aan.
Als u het origineel donkerder wilt maken, selecteert u de [] toets. Als u het
origineel lichter wilt maken, selecteert u de [] toets.
(3) Selecteer de [OK] toets.
92
Page 93
FAXFUNCTIES
ANNULEREN VAN FAXVERZENDING
Als u een verzending die aan de gang of opgeslagen is wilt annuleren, volgt u de stappen hieronder. Een
verzendopdracht die aan de gang of opgeslagen is, kan worden geannuleerd vanuit het faxstatusscherm.
(Afdrukken van een ontvangen fax kan niet worden geannuleerd.)
Opmerking
Als u een verzending wilt annuleren terwijl het origineel gescand wordt, ("LEZEN" verschijnt in de display) of
voordat de toets wordt ingedrukt ([EINDE LEZEN] toets () wanneer u het origineel van de glasplaat scant),
kan de [C] of [CA] toets worden ingedrukt.
Annuleren van faxverzending
Druk op de [FAX STATUS] toets ().
1
• Wanneer een verzending aan de gang is, wordt de verzonden opdracht weergegeven.
• Als de weergegeven opdracht niet de opdracht is die u wilt annuleren, is het waarschijnlijk dat de te
annuleren opdracht een opgeslagen opdracht is die in de wacht staat om te worden verzonden. Druk op de
toets [TERUG] () om het selectiescherm van de faxstatus weer te geven en volg de procedure in "Een
opgeslagen verzendtaak annuleren" op "Een opgeslagen verzendtaak annuleren" (p.94) om de opdracht te
annuleren.
Opmerking
Druk dan op de [C] toets.
2
Wanneer er geen verzending aan de gang is, verschijnt het volgende faxstatusscherm.
Druk op [OK].
3
De verzending wordt geannuleerd.
Opmerking
• Als u de verzending niet wilt annuleren, drukt u op de [] toets in het scherm van stap 2, waarna u "NEE"
selecteert en op de [OK] toets drukt.
• U kunt geannuleerde handelingen controleren in het activiteitenrapport. "Annuleren" verschijnt in de kolom
"TYPE/OPMERKING" van het rapport. Aanvullende informatie op de display tijdens verzending
Verbinding
(A)
(B)
(C)(D)
(A) Bestemmingsnaam
(B) Naam verzendmethode
(C) Huidige aantal verzonden pagina's
(D) Documentnummer
Geheugen TX
P-
De naam van de bestemming verschijnt, indien geprogrammeerd.
Bij een timerverzending verschijnt het timerpictogram "" aan het begin van de naam van de
verzendmethode.
Verschijnt tijdens het verzenden.
Het documentnummer, dat tijdens het scannen in de geheugenverzendmodus is toegewezen, verschijnt.
93
Page 94
FAXFUNCTIES
Een opgeslagen verzendtaak annuleren
Als u een opgeslagen verzendtaak niet wilt annuleren en alleen maar de status wilt controleren, druk dan in stap 4
op de [TERUG] toets () in plaats van de [C] toets om af te sluiten.
Druk op de [FAX STATUS] toets ().
1
Het scherm met de faxstatus wordt weergegeven.
Opmerking
Selecteer "TX/RX RESERVE" met de [] of [] toets.
2
Druk op [OK].
3
De eerste opgeslagen verzendtaak wordt weergegeven.
Druk op de
Druk dan op de [C] toets.
4
U wordt gevraagd het annuleren van de verzending te bevestigen.
Selecteer "JA" met de [] of [] toets.
5
Druk op [OK].
6
De geselecteerde verzendtaak wordt geannuleerd.
Wilt u nog een verzendtaak annuleren, herhaal dan stap 1 tot en met 6.
Wanneer een verzending aan de gang is, wordt de verzonden opdracht weergegeven. Druk op de [TERUG] toets
() om het selectiescherm van de faxstatus weer te geven.
[] of [] toets totdat u de verzendtaak ziet die u wilt annuleren.
Opmerking
(A)
(B)
(C)
(D)
U kunt geannuleerde terugbeltaken controleren in het activiteitenrapport. "Annuleren" verschijnt in de kolom
"TYPE/OPMERKING" van het rapport.
Inhoud van het scherm met opgeslagen taken (scherm van stap 3)
Wachten
TX
P-
(F)
(A) Huidige status
"Wachten" wordt weergegeven naast de opgeslagen verzendtaken en timertaken. "Herhalen" wordt
weergegeven naast taken die opnieuw moeten worden uitgevoerd.
(B) Bestemming
De naam van de bestemming verschijnt, indien geprogrammeerd.
(C) Naam verzendmethode
Bij een timerverzending verschijnt het timerpictogram "" aan het begin van de naam van de
verzendmethode.
(D) Aantal opgeslagen pagina's
Voor een opgeslagen verzendtaak wordt het documentnummer van het moment van scannen weergegeven.
(E) Voor een timerverzending wordt het nummer van de timertaak weergegeven.
(F) Voor een timerverzending wordt de opgegeven tijd van de reservering weergegeven. "Bereid" wordt
weergegeven voor een opgeslagen verzendtaak.
Status van voltooide taken
U kunt de status van voltooide taken bekijken door in stap 2 "TX/RX Compleet" te selecteren en in stap 3 op de
[OK] toets te drukken.
(E)
94
Page 95
FAXFUNCTIES
FAXBERICHTEN ONTVANGEN
Wanneer een andere faxmachine een faxbericht verzendt naar uw machine, gaat uw machine over*, waarna het
faxbericht automatisch wordt ontvangen en afgedrukt. (Dit heet automatische ontvangst.)
Als u niet wilt dat ontvangen faxen meteen geprint worden, gebruikt u de printgeheugenfunctie om ontvangen
faxberichten in het geheugen op te slaan en ze op een voor u geschikt tijdstip af te drukken (alle ontvangen
faxberichten worden in een keer afgedrukt). Zie "FAX VASTHOUDMODE" (p.97) als u deze functie wilt inschakelen
en ontvangen faxen wilt afdrukken.
Opmerking
• U kunt een verzendopdracht opslaan, terwijl de faxberichtontvangst aan de gang is. (Zie "Verzendtaken
opslaan (geheugenverzending)" (p.90)
• Als u ontvangen faxpagina's aan beide zijden van het papier wilt afdrukken, schakelt u "Dubbelz. Ontv." (p.187)
in de systeeminstellingen in.
• Als er geen extra telefoon met de machine verbonden is, gebruikt u automatische ontvangst.
• Als de functie Adrescontrole (p.186) ingeschakeld is, kunt u op de [SPEAKER] toets () drukken wanneer de
machine overgaat en bepalen of de fax wordt ontvangen. Selecteer "Ja" om de fax te ontvangen en "Nee" om
de fax te weigeren met [] []. Druk vervolgens op [OK].
• Om faxberichten te ontvangen moet u zorgen dat er papier in de papierlade ligt. Zie "PAPIER BIJVULLEN"
(p.19) voor het laden van geschikt papier.
FAXBERICHT ONTVANGEN
De machine gaat bellen* en de
1
ontvangst begint automatisch.
De LINE indicator () gaat branden.
Als u een extra telefoon hebt aangesloten
Opmerking
*Aantal beltonen
De machine is ingesteld op twee beltonen voordat
de automatische ontvangst begint. U kunt te allen
tijde het aantal beltonen wijzigen van 0 tot 9 in de
systeeminstellingen.
(Zie "Aant. bel sig. RX" (p.187).)
Als het aantal beltonen ingesteld is op 0, ontvangt
de machine de faxberichten zonder te gaan bellen.
en iemand stuurt u een fax door middel van
handmatige verzending (p.120), dan kunt u
de telefoon aannemen voordat de fax wordt
ontvangen en even praten met de persoon
aan de andere kant van de lijn.
Ontvangst wordt beëindigd.
2
• Wanneer de ontvangst eindigt, geeft de
machine een pieptoon.
• Wanneer de optionele taakscheidingslade-set
geïnstalleerd is, worden ontvangen
faxberichten via de documentsorteereenheid
uitgevoerd.
De documentsorteereenheid heeft een
Opmerking
sensor die detecteert wanneer een lade vol
is. Wanneer er ongeveer 100 bladen in een
lade verzameld zijn, verschijnt een melding
in de display en het afdrukken van
faxberichten wordt stopgezet.
Als dit gebeurt, verwijdert u de bladen. Het
afdrukken wordt onmiddellijk hervat.
95
Page 96
FAXFUNCTIES
Als ontvangen gegevens niet kunnen worden afgedrukt
Als de machine geen papier meer heeft of als er een papierstoring optreedt, of als de machine een afdruk- of
kopieertaak afdrukt, blijven de ontvangen faxen opgeslagen in het geheugen totdat afdrukken mogelijk is. De
ontvangen faxen worden automatisch afgedrukt zodra dit kan. Wanneer er ontvangen faxen in het geheugen staan,
knippert het FAX [GEGEVENS] lampje (). U kunt ook de doorstuurfunctie gebruiken om de ontvangen faxen te
laten afdrukken op een andere faxmachine. (Zie "DOORSTUURFUNCTIE" (p.110).)
Om faxberichten te ontvangen moet u zorgen dat er papier in de papierlade ligt. Laad geschikt papier zoals
Opmerking
uitgelegd in "PAPIER BIJVULLEN" (p.19).
• Als u een fax ontvangt die groter is dan het geladen papier, wordt uitgegaan van de systeeminstelling
"Ontvangen data afdruk condities" (p.187) om de fax af te drukken op de volgende manier:
Als "Verkleinen" is ingesteld, wordt de afbeelding automatisch verkleind vóór het afdrukken.*
Als "Divisie" is ingesteld, wordt de afbeelding verdeeld over meerdere vellen papier en op ware grootte daarop
afgedrukt.*
Al "Huidig formaat" is ingesteld, wordt de afbeelding op ware grootte afgedrukt zonder te worden opgedeeld.*
*1 Als u papier van het formaat B5 of kleiner hebt geladen, wordt de ontvangen afbeelding mogelijk niet
afgedrukt, afhankelijk van de breedte en lengte van de afbeeldingsgegevens.
*2 De ontvangen afbeelding wordt pas afgedrukt wanneer u papier laadt dat groter is dan het formaat dat u nu
gebruikt.
• In de faxmodus is afdrukken op B5 en A5 niet mogelijk. (Van alle AB-formaten kan alleen A4 worden gebruikt
voor het afdrukken.)
(Als uw machine AB-papierformaten gebruikt, kan papier van het formaat 8-1/2" x 14" niet worden gebruikt in
de faxmodus. (Van de AB-formaten kunnen alleen 8-1/2" x 11" en 8-1/2" x 11" worden gebruikt voor het
afdrukken.))
• Als het papier op is tijdens het afdrukken van een fax, wordt automatisch verder afgedrukt op papier uit een
andere lade met het formaat dat er het meest op lijkt.
• Als u een ander formaat papier in een lade legt, wijzig dan de instelling van het papierformaat in de lade.
• Faxen kunnen niet goed worden afgedrukt als u in werkelijkheid een ander formaat gebruikt dan is ingesteld.
Stel voor de lade hetzelfde papierformaat in als het papierformaat dat ook echt in de lade ligt. Een voorbeeld:
Als u een fax met het formaat B4 (11" x 17") ontvangt terwijl het formaat A4 (8-1/2" x 14") in de lade ligt en voor
die lade B4 (11" x 17") is ingesteld, dan wordt de fax afgedrukt op papier van het formaat A4 (8-1/2" x 14") en
kan een deel van de afbeelding wegvallen als het papier in de lade groter is dan is ingesteld. Als het papier in
de lade groter is dan is ingesteld, wordt groter papier gebruikt dan het herkende faxformaat. (Er wordt een
bericht weergegeven met de vraag om de papierformaatinstelling van de lade na te kijken.)
• Ontvangen faxen kunnen niet worden afgedrukt op papier dat u in de handinvoerlade plaatst.
1
1
2
HANDMATIGE FAXONTVANGST
Wanneer de functie Adrescontrole (p.186) is ingeschakeld, kunt u zelf bepalen of u een fax wilt ontvangen (dit wordt
in deze handleiding "handmatige ontvangst" genoemd).
DE ONTVANGSTMODUS INSTELLEN
Druk op de [COMM. INSTELLING] toets () in de uitgangstoestand van de faxmodus.
1
Het scherm met communicatie-instellingen kan ook worden weergegeven vanuit het scherm voor het selecteren
Opmerking
Selecteer "Handmatig" en druk op de [OK] toets.
2
Opmerking
Handmatig een fax ontvangen
Wanneer de machine overgaat, drukt u op de [SPEAKER] toets (). Selecteer "Ja" om de
fax te ontvangen. Als u de geselecteerde fax niet wilt ontvangen, selecteert u "Nee".
van een functie.
Druk op de [SPECIALE FUNCTIE] toets () om het functieselectiescherm weer te geven, selecteer "Comm.
instelling" met de [] of [] toets en druk op [OK].
Als u wilt terugkeren naar automatische ontvangst, selecteert u "Auto" in stap 1 hierboven.
96
Page 97
FAXFUNCTIES
FUNCTIETOETS
Dit is de instelling die in eerste instantie wordt weergegeven wanneer u in de faxmodus op de [SPECIALE
FUNCTIE] toets () drukt.
FAX VASTHOUDMODE
Normaal gesproken worden faxen afgedrukt zodra ze worden ontvangen.
Deze functie wordt gebruikt om ontvangen faxen vast te houden in het geheugen in plaats van ze meteen bij
ontvangst af te drukken.
Faxen die in het geheugen worden vastgehouden, worden handmatig en allemaal tegelijk afgedrukt.
Instellingen die nodig zijn voor Fax Vasthoudmode
Als een fax wordt ontvangen wanneer de automatische uitschakelfunctie is geactiveerd ("STROOM IN- EN
UITSCHAKELEN" (p.15)), keert de machine terug naar de normale werking om de fax te kunnen afdrukken. Als er
regelmatig faxen binnenkomen, komt de automatische uitschakelfunctie dus regelmatig in actie. Zo bespaart u
stroom.
Als u zo veel mogelijk stroom wilt besparen, ook 's nachts en op andere momenten dat uw ontvangen faxen niet
meteen hoeven te worden afgedrukt, schakel dan de Fax Vasthoudmode in. Wanneer Fax Vasthoudmode tegelijk
met de automatische uitschakelfunctie actief is, wordt de automatische uitschakelfunctie niet uitgeschakeld op het
moment dat een fax binnenkomt.
U wordt aangeraden om Fax Vasthoudmode in en uit te schakelen volgens uw specifieke omstandigheden. U schakelt deze
functie bijvoorbeeld in 's nachts en uit overdag.
• Wanneer Fax Vasthoudmode is ingeschakeld en er staan ontvangen faxen in het geheugen, dan knippert de
Opmerking
GEGEVENS indicator () boven de [FAX] toets () op het bedieningspaneel en ziet u een bericht op het
scherm. (Wanneer de ontvangen faxberichten worden afgedrukt, stopt de indicator met knipperen en verdwijnt
het bericht.)
• Als het resterende vrije geheugen op 0% komt, kunnen geen faxen meer worden ontvangen. Daarom is het
belangrijk dat u altijd goed controleert of er nog voldoende geheugen vrij is en dat u uw ontvangen faxen
regelmatig afdrukt.
Het percentage vrij geheugen is te zien in het basisscherm van de faxmodus. (p.81)
Selecteer de functie "Fax Vasthoudmode".
Fax Vasthoudmode inschakelen
Ontvangen faxen uit het geheugen
afdrukken
Als het in de systeeminstellingen met
Opmerking
"Uitschakelen Fax Vasthoud Modus" (p.185)
onmogelijk is gemaakt dat Fax
Vasthoudmode wordt gebruikt, is
inschakelen van deze functie niet mogelijk.
Selecteer "Fax Vasthoudmode" gevolgd
door "Afdrukken".
Selecteer "Instelling" gevolgd door
"AAN".
Selecteer "UIT" als u Fax Vasthoudmode wilt
uitschakelen.
97
Page 98
FAXFUNCTIES
AUTOMATISCH VERZENDEN OP EEN BEPAALDE
TIJD
Het is mogelijk om automatisch een verzending of polling te laten uitvoeren op een bepaald tijdstip (maximaal één
week later). Dit is handig wanneer u niet op kantoor bent of wanneer u het daltarief ('s nachts) wilt gebruiken. Er kan
een gecombineerd totaal van 50 taken voor timer- en geheugenverzending tegelijk worden opgeslagen.
• Nadat een timerverzending is uitgevoerd, worden de gegevens (afbeelding, bestemming enz.) automatisch uit
Opmerking
Selecteer "Timer mode" en druk op de [OK] toets.
1
Als er een tijd is opgegeven, staat er een vinkje voor "Timer mode". Als u de opgegeven tijd wilt annuleren,
druk dan op de [UITLOGGEN] toets () van het bovenstaande scherm met "Timer Mode" geselecteerd.
De huidige tijd wordt weergegeven. Als de huidige tijd niet correct is, drukt u op de [CA] toets om de bewerking
te annuleren. Zie "Zomertijd" (p.176) om de ingestelde tijd aan te passen.
het geheugen gewist.
• Voor een timerverzending moet het origineel eerst worden gescand en in het geheugen worden opgeslagen. U
kunt het origineel niet in de automatische origineelinvoer of op de glasplaat achterlaten en het pas laten
scannen op het moment van verzending.
• De datum en tijd worden ingesteld met behulp van de systeeminstellingen.
(Zie "Zomertijd" (p.176).)
• Voor polling kan er maar één timerbewerking worden ingesteld. Als u meerdere pollingtaken wilt instellen,
breng de machines waar u een fax wilt opvragen dan onder in één opdracht voor seriële polling met een
timerinstelling (zie "Seriële polling" (p.101)).
Selecteer de dag van de week met de [] of [] toets.
2
De geselecteerde dag wordt gemarkeerd. Als u "Geen dag geselec" selecteerd, wordt de verzending
uitgevoerd op het opgegeven tijdstip. Als u wilt terugkeren naar [TIJD INSTELLING], drukt u op de [TERUG]
toets ().
• Als u een timeropdracht wilt annuleren nadat de bovenstaande procedure beëindigd is, volgt u de procedure in
Opmerking
"ANNULEREN VAN FAXVERZENDING" (p.93).
• De opdracht krijgt automatisch een taaknummer toegewezen. Dit nummer kunt u gebruiken om een
opgeslagen taak te annuleren. (Zie Een opgeslagen verzendtaak annuleren (scherm van stap 3) op p.94.)
• U kunt andere handelingen uitvoeren nadat u een timeropdracht hebt geprogrammeerd. Als er een andere
taak wordt uitgevoerd op het opgegeven tijdstip, begint de timerverzending zodra die taak is voltooid.
98
Page 99
FAXFUNCTIES
HETZELFDE DOCUMENT IN EEN HANDELING NAAR
MEERDERE BESTEMMINGEN VERZENDEN
Deze functie wordt gebruikt om een faxbericht naar meerdere bestemmingen te zenden in een enkele handeling.
Het origineel dat verzonden moet worden, wordt gescand in het geheugen en daarna naar de geselecteerde
bestemmingen verzonden. Deze functie is handig voor doeleinden zoals de verspreiding van een rapport aan de
verschillende afdelingen van het bedrijf. U kunt maximaal 100 bestemmingen selecteren.
Als verzending naar alle bestemmingen voltooid is, wordt het document automatisch uit het geheugen gewist.
•
Als u vaak faxen naar dezelfde groep bestemmingen rondzendt, is het handig om deze bestemmingen onder een
Opmerking
groepsnummer op te slaan. De procedure voor het programmeren van groepsnummers wordt uitgelegd op p.103.
• Als er een groepsnummer wordt gebruikt om een faxbericht te versturen, wordt de fax verspreid (verzonden)
naar alle bestemmingen uit die groep. Bijvoorbeeld, als vijf bestemmingen zijn geprogrammeerd in een
groepsnummer en de toets voor die groep wordt ingedrukt voor distributieverzending, heeft de
distributieverzending vijf bestemmingen.
Beep
Bestemming A
(ontvanger)
Afzender
Ontvangst
Orig. Afm.
Resolutie
Uitzenden
Programma
Selecteer de
distributiefunctie.
Voer een volledig faxnummer in met de cijfertoetsen of druk op een automatische
1
Het document wordt
gescand naar het
geheugen.
Opeenvol-
gende
verzending
Beep
Ontvangst
Beep
Ontvangst
Bestemming B
(ontvanger)
Bestemming B
(ontvanger)
kiestoets (snelkiestoets, verkort kiesnummer of groepsnummertoets) om de eerste
bestemming te selecteren. (p.87)
Het selectiescherm bestemmingen verschijnt. Als u een fout wilt wissen tijdens de invoer van een volledig
nummer met de cijfertoetsen, drukt u op de [C] toets en wist u één cijfer per keer. Een met een
snelkiesnummer of groepsnummer geselecteerde bestemming wordt aangegeven met een pictogram en een
nummer. Als u een ingevoerd gegeven wilt wissen, drukt u op de [C] toets.
Druk op de [OK] toets en selecteer de volgende bestemming door een volledig
2
faxnummer in te voeren of op een automatische kiestoets te drukken.
Nadat u een volledig nummer met de cijfertoetsen hebt ingevoerd, drukt u op de [OK] toets om de invoer te
voltooien. Als u op een automatische kiestoets drukt in stap 1, hoeft u niet op de [OK] toets te drukken. U kunt
onmiddellijk op een andere automatische kiestoets drukken voor de volgende bestemming. Herhaal de
stappen 1 en 2 om de resterende bestemmingen te selecteren.
• Als u een nummer moet wissen waarvan de invoer al voltooid is door op de [OK] toets te drukken, gebruikt u
Opmerking
de [] of [] toets om het nummer te selecteren en drukt daarna op de [C] toets.
• Als de geselecteerde bestemmingen het displaybereik van het meldingscherm overschrijden, drukt u op de
[] of [] toets om door de lijst te scrollen en de bestemmingen te controleren.
•
Bestemmingen kunnen ook worden geselecteerd met de adresdirectory en de [OPNIEUW KIEZEN] toets ().
Let er echter op dat de [OPNIEUW KIEZEN] toets () alleen kan worden gebruikt om de eerste bestemming te
selecteren (de toets moet worden gebruikt voordat andere bestemmingen zijn geselecteerd).
• Als u twee groepsnummers met elk 50 stations gebruikt, is het totaal aantal ingevoerde bestemmingen 100.
Vervolg vanaf stap 7 in "BASISPROCEDURE VOOR FAXBERICHTEN VERZENDEN" (p.85).
3
Een distributieverzending annuleren
Opmerking
Als u een distributieverzending wilt annuleren tijdens het selecteren van bestemmingen, drukt u op de [CA] toets.
Als u een verzending wilt annuleren nadat de verzendprocedure beëindigd is, volgt u de procedure in
"ANNULEREN VAN FAXVERZENDING" (p.93).
99
Page 100
FAXFUNCTIES
VERZENDOPTIES
Met deze functie kan uw machine een andere faxmachine bellen en de ontvangst van het document in die machine
starten. Een timerinstelling kan ook worden ingesteld voor een handeling die 's nachts plaats vindt of op een ander
specifiek tijdstip.
(Zie "AUTOMATISCH VERZENDEN OP EEN BEPAALDE TIJD" (p.98).)
Uw machineDe andere machine
(1) Polling (of Navragen, een
andere machine vragen
om een document te
sturen)
(4) Het document wordt
automatisch naar uw machine
gestuurd
Groepsnummers en "HETZELFDE DOCUMENT IN EEN HANDELING NAAR MEERDERE BESTEMMINGEN
VERZENDEN" (p.99) kunnen worden gebruikt om meerdere faxmachines in een enkele handeling te pollen (dit heet
"seriële polling"). U kunt maximaal 100 machines pollen.
In dit geval wordt de volgorde van de handelingen in het diagram hierboven herhaald voor iedere geselecteerde
verzendende machine.
Wanneer u de functie Openbaar Vak gebruikt, mag u de faxontvangstmodus niet op "Handmatig" zetten. (Zie
"HANDMATIGE FAXONTVANGST" (p.96).)
Als de andere machine Poll beveiliging gebruikt (zie "Pollingtoegang beperken (pollbeveiliging)" (p.103)), moet
Opmerking
Selecteer "Verzendopties".
1
uw faxnummer (nummer van afzender) in de systeeminstellingen zijn geprogrammeerd (zie "Eig toegangs ins"
(p.184)) en moet uw nummer ook zijn geprogrammeerd in de andere machine.
(2) Staat polling toe.
(3) Document dat eerder is
gescand en in het
geheugen is opgeslagen
NAVRAGEN
Selecteer "Navragen".
2
Druk op de [OK] toets en voer met de cijfertoetsen het faxnummer van de andere
3
machine in of geef een snelkiesnummer op (groepsnummer niet mogelijk).
Druk op [OK]. Druk op de [ZWART-WIT START] toets. "Poll reservering is ingesteld."
4
wordt weergegeven. Na communicatie met de andere machine drukt uw machine de
ontvangen fax af.
Als u de bewerking wilt annuleren
Opmerking
Tijdens de communicatie: Annuleer zoals uitgelegd in "Annuleren van faxverzending" (p.93).
Tijdens het opslaan van de taak: Annuleer zoals uitgelegd in "Een opgeslagen verzendtaak annuleren" (p.94).
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.