Samsung NX200 User Manual [nl]

Gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing vindt u uitgebreide aanwijzingen voor het gebruik van uw camera. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig door.
DUT

Copyrightinformatie

Microsoft Windows en het Windows-logo zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Mac is een geregistreerd handelsmerk van Apple Corporation.
HDMI, het HDMI-logo en de term “High Definition Multimedia Interface” zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Handelsmerken en handelsnamen in deze gebruiksaanwijzing zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Cameraspecificaties of de inhoud van deze gebruiksaanwijzing kunnen bij een upgrade van camerafuncties zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Het is niet toegestaan om enig deel van deze gebruiksaanwijzing zonder vooraf gegeven toestemming te hergebruiken of verspreiden.
Raadpleeg voor Open Source-licentie-informatie de “OpenSourceInfo.pdf” op de meegeleverde cd-rom.
PlanetFirst duidt op het streven van Samsung Electronics naar een duurzame ontwikkeling en sociale verantwoordelijkheid door middel van een milieubewuste bedrijfsvoering.
1

Informatie over gezondheid en veiligheid

Houd u altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen en gebruikstips om gevaarlijke situaties te vermijden en ervoor te zorgen dat de camera optimaal werkt.
Waarschuwing—situaties die bij u of anderen letsel
kunnen veroorzaken.
Haal de camera niet uit elkaar en probeer de camera niet te repareren.
Dit kan een schok veroorzaken of de camera beschadigen.
Gebruik de camera niet dichtbij ontvlambare of explosieve gassen en vloeistoffen.
Dit kan brand of een explosie veroorzaken.
Plaats geen ontvlambare materialen in de camera en bewaren dergelijke materialen niet in de buurt van de camera.
Dit kan brand of een schok veroorzaken.
Raak de camera niet met natte handen aan.
Dit kan een schok veroorzaken.
Voorkom oogletsel bij het nemen van foto's.
Gebruik de flitser van de camera niet vlakbij (op minder dan 1 m afstand van) de ogen van mensen of dieren. Als u de flitser dicht bij de ogen van het onderwerp gebruikt, kunt u tijdelijke of permanente schade aan het gezichtsvermogen veroorzaken.
Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren.
Houd de camera en alle bijbehorende onderdelen en accessoires buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren. Kleine onderdelen vormen verstikkingsgevaar of kunnen schadelijk zijn wanneer deze worden ingeslikt. Bewegende onderdelen en accessoires kunnen ook fysiek gevaar opleveren.
Stel de camera niet gedurende lange tijd bloot aan direct zonlicht of hoge temperaturen.
Langdurige blootstelling aan zonlicht of extreme temperaturen kan permanente schade aan interne onderdelen van de camera veroorzaken.
Voorkom dat de camera of oplader wordt bedekt voor kleden of kleding.
Dit kan oververhitting van de camera of brand veroorzaken.
Als er vloeistoffen of vreemde voorwerpen in de camera komen, moet u meteen alle voedingsbronnen, zoals de batterij, loskoppelen en vervolgens contact opnemen met een servicecenter van Samsung.
2
Informatie over gezondheid en veiligheid
Voorzichtig—situaties die kunnen resulteren in
schade aan de camera of andere apparatuur.
Haal de batterijen uit de camera wanneer u deze voor langere tijd opbergt.
Batterijen in het batterijvak kunnen na verloop van tijd gaan lekken of roesten en ernstige schade aan uw camera veroorzaken.
Gebruik uitsluitend authentieke, door de fabrikant aanbevolen lithium-ionbatterijen ter vervanging. Zorg dat u de batterij niet beschadigt of verhit.
Niet authentieke, beschadigde of verhitte batterijen kunnen brand of persoonlijk letsel veroorzaken.
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde batterijen, opladers, kabels en accessoires.
Niet-goedgekeurde batterijen, opladers, kabels of accessoires kunnen de camera beschadigen, letsel veroorzaken of ertoe leiden dat batterijen exploderen.
Samsung is niet aansprakelijk voor schade of letsel veroorzaakt door niet-goedgekeurde batterijen, opladers, kabels of accessoires.
Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze is bedoeld.
Verkeerd gebruik van de batterij kan brand of een schok veroorzaken.
Raak de flitser niet aan wanneer deze wordt gebruikt.
De flitser wordt zeer heet en kan brandwonden veroorzaken.
Gebruik voor het opladen van de batterijen geen elektriciteitssnoeren of stekkers die beschadigd zijn, of een loshangend stopcontact.
Dit kan brand of een schok veroorzaken.
Forceer de cameraonderdelen niet en oefen geen kracht uit op de camera.
Dit kan leiden tot camerastoringen.
Wees voorzichtig bij het aansluiten van kabels en het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten.
Door het forceren van aansluitingen, het niet op de juiste manier aansluiten van kabels of het niet op de juiste manier plaatsen van batterijen en geheugenkaarten kunt u poorten, aansluitingen en accessoires beschadigen.
Houd kaarten met magnetische stroken uit de buurt van het camera-etui.
Informatie die is opgeslagen op de kaart kan worden beschadigd of gewist.
Gebruik nooit een beschadigde batterij of geheugenkaart.
Dit kan een schok, camerastoring of brand veroorzaken.
3
Informatie over gezondheid en veiligheid
Controleer voor gebruik of de camera naar behoren functioneert.
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor verlies van bestanden of schade die kan voortkomen uit defecten aan de camera of onjuist gebruik.
U moet het kleine uiteinde van de USB-kabel aansluiten op de camera.
Als u de kabel omgekeerd aansluit, kunnen de bestanden worden beschadigd. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor enig verlies van gegevens.
De cameralens beschermen.
Stel de lens niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan de beeldsensor verkleuren of defect raken.
Als de camera oververhit raakt, verwijdert u de batterij en laat u de camera afkoelen.
Bij langdurig gebruik van de camera kan de batterij oververhit raken en kan de interne temperatuur van de camera oplopen. Verwijder de batterij als de camera niet meer werkt en laat deze afkoelen.
Hoge interne temperaturen kunnen ruis in uw foto's veroorzaken. Dit is normaal en is niet van invloed op de algehele prestaties van de camera.
4

Pictogrammen in deze gebruiksaanwijzing

Symbolen in deze gebruiksaanwijzing

Pictogram Functie
Aanvullende informatie
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen
[ ]
( )
*
Cameraknoppen. [Ontspanknop] staat bijvoorbeeld voor de sluiterknop.
Paginanummer van verwante informatie
De volgorde van de opties of menu's die u moet selecteren om een stap uit te voeren, bijvoorbeeld: Selecteer 1 vervolgens Kwalit.). Het getal naast het pictogram kan verschillen, afhankelijk van de opnamemodus. Dat wil zeggen, sommige opties bevinden zich onder 2 of 3.
Voetnoot
Kwalit. (betekent selecteer 1 en

Pictogrammen van de opnamemodus

Opnamemodus Pictogram
Smart Auto
Programma
Diafragmaprioriteit
Sluiterprioriteit
Handmatig
Lensvoorkeuze
Magisch
Panorama
Scène
Film
t P A S M i N p s v
5

Inhoudsopgave

Tips
Fotografische concepten en conventies
Houding ....................................................................................... 11
De camera vasthouden .................................................................... 11
Staand fotograferen ......................................................................... 11
Geknield fotograferen ....................................................................... 12
Diafragma .................................................................................... 12
Diafragma en scherptediepte ........................................................... 13
Sluitertijd ...................................................................................... 14
ISO-waarde .................................................................................. 15
Hoe diafragma, sluitertijd en ISO-waarde de belichting
beïnvloeden ................................................................................. 16
Samenhang tussen brandpuntsafstand, beeldhoek en
perspectief ................................................................................... 17
Scherptediepte ............................................................................ 18
Wat bepaalt de vervagingseffecten? ................................................. 18
Scherptediepte bekijken ................................................................... 20
Compositie .................................................................................. 20
De regel van derden ......................................................................... 20
Foto's met twee onderwerpen ......................................................... 21
Flitser ........................................................................................... 22
Richtgetal van flitser ......................................................................... 22
Bounce-fotografie ............................................................................ 23
Hoofdstuk 1
Mijn camera
Aan de slag .................................................................................. 25
Uitpakken ...................................................................................... 25
Onderdelen en functies ............................................................... 26
Pictogrammen op het scherm .................................................... 29
In de opnamemodus ..................................................................... 29
Foto's maken .................................................................................. 29
Video's opnemen ............................................................................ 30
In de afspeelmodus ....................................................................... 31
Foto's weergeven............................................................................ 31
Video's afspelen .............................................................................. 31
Lenzen ......................................................................................... 32
Lensindeling .................................................................................. 32
De lens vergrendelen of ontgrendelen ............................................. 33
Markeringen op de lens ................................................................. 35
Accessoires ................................................................................. 36
Onderdelen van externe flitser ....................................................... 36
De flitser aansluiten ........................................................................ 37
Indeling van GPS-module (optioneel) ............................................. 39
De GPS-module aansluiten ............................................................ 39
6
Inhoudsopgave
Opnamemodi ............................................................................... 41
t Smart Auto-modus.......................................................... 41
P Programmamodus ..................................................................... 42
Programmaverschuiving .................................................................. 42
A Diafragmaprioriteitmodus .......................................................... 43
S Sluitertijdvoorkeuzemodus ......................................................... 43
M Handmatige modus .................................................................. 44
Kadermodus ................................................................................... 44
Bulb gebruiken ................................................................................ 44
i Lensprioriteitsmodus ................................................................ 45
De E-modus gebruiken ........................................................ 45
i-Function gebruiken in de modi PASM ......................................... 46
i-Zoom gebruiken ............................................................................ 47
N Magische modus .................................................................. 48
p Panoramamodus .................................................................... 48
s Scènemodus .................................................................... 49
v Filmmodus .............................................................................. 51
Beschikbare functies in de opnamemodus .................................... 52
Hoofdstuk 2
Opnamefuncties
Formaat ........................................................................................ 54
Opties voor fotoformaat ................................................................. 54
Opties voor videoformaat .............................................................. 55
Kwaliteit ....................................................................................... 56
Opties voor fotokwaliteit ................................................................ 56
Opties voor videokwaliteit .............................................................. 56
ISO-waarde .................................................................................. 57
Witbalans (lichtbron) ................................................................... 58
Witbalansopties ............................................................................. 58
Voorgeprogrammeerde opties aanpassen ....................................... 59
Fotowizard (fotostijlen) ............................................................... 61
AF-modus .................................................................................... 62
Enkelvoudige AF ............................................................................ 62
Continu AF .................................................................................... 63
Handmatige scherpstelling ............................................................ 63
AF-gebied .................................................................................... 64
Keuze AF ....................................................................................... 64
Multi AF ......................................................................................... 65
Gezichtsdet. AF ............................................................................. 65
Zelfportret AF ................................................................................ 66
MF gesteund ............................................................................... 67
Optische beeldstabilisatie (OIS) ................................................. 68
OIS-opties ..................................................................................... 68
7
Inhoudsopgave
Snelheid (opnamemethode) ....................................................... 69
1 opname ...................................................................................... 69
Continu ......................................................................................... 69
Burst ............................................................................................. 70
Timer ............................................................................................. 70
Opnamereeks met verschillende belichtingen (AE BKT).................. 71
Witbalansbracketing (WB BKT) ...................................................... 71
Fotowizardbracketing (F Wiz BKT) ................................................. 72
Bracketing instellen ....................................................................... 72
Flitser ........................................................................................... 73
Flitsopties ...................................................................................... 73
Rode ogen corrigeren .................................................................... 74
De flitssterkte aanpassen ............................................................... 74
L.meting ....................................................................................... 75
Multi .............................................................................................. 75
Centr. gewogen ............................................................................. 76
Spot .............................................................................................. 76
De belichtingswaarde in het scherpstelgebied meten .................... 77
Smart bereik ................................................................................ 78
Kleurruimte .................................................................................. 79
Belichtingscompensatie ............................................................. 80
Videofuncties ............................................................................... 81
Film AE-modus .............................................................................. 81
Multi Motion .................................................................................. 81
In-/uitfaden .................................................................................... 82
Spraak .......................................................................................... 82
Hoofdstuk 3
Weergeven en bewerken
Bestanden zoeken en beheren ................................................... 84
Foto's weergeven .......................................................................... 84
Miniaturen weergeven .................................................................... 84
Bestanden op categorie bekijken in Smart Album .......................... 85
Bestanden weergeven als map ...................................................... 85
Bestanden beveiligen .................................................................... 85
Bestanden verwijderen .................................................................. 86
Afzonderlijke bestanden wissen ....................................................... 86
Meerdere bestanden wissen ........................................................... 86
Alle bestanden verwijderen .............................................................. 86
Foto's weergeven ........................................................................ 87
Een foto vergroten ......................................................................... 87
Een diashow weergeven ................................................................ 87
Automatisch draaien ...................................................................... 88
Video's afspelen .......................................................................... 89
Een video tijdens het afspelen bijsnijden ........................................ 89
Een beeld tijdens het afspelen afzonderlijk opslaan ........................ 90
Foto's bewerken .......................................................................... 91
Optie ............................................................................................. 91
8
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 4
Camera-instellingenmenu
Gebruikersinstellingen ............................................................... 94
ISO aanpassen .............................................................................. 94
ISO-stap ......................................................................................... 94
Auto ISO bereik ............................................................................... 94
Ruisonderdrukking ........................................................................ 94
DMF .............................................................................................. 94
AF-prioriteit .................................................................................... 94
Vervormingscorrectie ..................................................................... 95
iFn aanpassen ............................................................................... 95
Gebruikersscherm ......................................................................... 96
Knoptoewijzing .............................................................................. 97
Rasterlijn ....................................................................................... 97
AF-lamp ........................................................................................ 97
Instellingen 1 ............................................................................... 98
Instellingen 2 ............................................................................. 100
Instellingen 3 ............................................................................. 101
GPS ............................................................................................ 102
Hoofdstuk 5
Verbinding maken met externe apparaten
Bestanden weergeven op een tv of HDTV ............................... 104
Bestanden weergeven op een televisie ........................................ 104
Bestanden weergeven op een HDTV ........................................... 105
Bestanden weergeven op een 3D-televisie ................................. 106
Foto's afdrukken ....................................................................... 107
Foto's met een PictBridge-fotoprinter afdrukken .......................... 107
Afdrukopties instellen .................................................................... 108
Een afdrukbestelling maken (DPOF) ............................................. 108
DPOF-opties ................................................................................. 109
Bestanden naar de computer overbrengen ............................. 110
Bestanden overbrengen naar een Windows-computer ................ 110
De camera aansluiten als verwisselbare schijf ................................ 110
De camera loskoppelen (Windows XP) .......................................... 111
Bestanden overbrengen naar een Mac-computer ........................ 111
Programma's gebruiken op een pc .......................................... 112
Software installeren ..................................................................... 112
Programma's op de cd-rom .......................................................... 112
Intelli-studio gebruiken ................................................................. 113
Vereisten ....................................................................................... 113
De interface van Intelli-studio gebruiken ........................................ 114
Hiermee kunt u bestanden overbrengen met Intelli-studio ............. 115
Samsung RAW Converter gebruiken ........................................... 116
Vereisten voor Windows ................................................................ 116
Vereisten voor Mac ........................................................................ 116
De interface van Samsung RAW Converter gebruiken ................... 117
RAW-bestanden bewerken ........................................................... 117
9
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 6
Bijlagen
Foutmeldingen .......................................................................... 120
Onderhoud van de camera ....................................................... 121
Reiniging van de camera ............................................................. 121
Cameralens en -scherm ................................................................ 121
Beeldsensor .................................................................................. 121
Camerabehuizing .......................................................................... 121
De camera gebruiken of opbergen .............................................. 122
Ongeschikte plaatsen voor het gebruiken of opbergen
van de camera ............................................................................... 122
Gebruik op het strand of aan de waterkant ................................... 122
Camera voor langere tijd opbergen ............................................... 122
Wees voorzichtig bij gebruik in vochtige omgevingen .................... 123
Overige aandachtspunten ............................................................. 123
Geheugenkaart ............................................................................ 124
Ondersteunde geheugenkaart ....................................................... 124
Capaciteit van de geheugenkaart .................................................. 124
Aandachtspunten bij gebruik van geheugenkaarten ...................... 126
De batterij .................................................................................... 126
Batterijspecificaties........................................................................ 126
Opnameduur van de batterij .......................................................... 128
Bericht Batterij bijna leeg ............................................................... 128
De batterij gebruiken ..................................................................... 128
De batterij opladen ........................................................................ 128
Voordat u contact opneemt met een servicecenter ................ 129
Cameraspecificaties ................................................................. 132
Lensspecificaties ...................................................................... 136
Woordenlijst ............................................................................... 139
Optionele accessoires .............................................................. 144
Index .......................................................................................... 145
10
Fotografische concepten en conventies

Houding

Een goede houding waarin de camera stabiel kan worden vastgehouden is noodzakelijk om goed foto's te kunnen maken. Zelfs als u de camera op de juiste wijze vasthoudt, kan een verkeerde lichaamshouding voor bewegingsonscherpte zorgen. Sta rechtop en stil om een stevige ondergrond voor de camera te vormen. Wanneer u met een lange sluitertijd fotografeert, houdt u uw adem in om te zorgen dat uw lichaam zo min mogelijk beweegt.
De camera vasthouden
Houd de camera met uw rechterhand vast en plaats uw rechter wijsvinger op de ontspanknop. Houd uw linkerhand ter ondersteuning onder de lens.
Staand fotograferen
Bepaal de compositie; sta rechtop met uw voeten op schouderlengte van elkaar en houd uw ellebogen naar beneden gericht.
11
Fotografische concepten en conventies
Geknield fotograferen
Bepaal de compositie; kniel met een knie op de grond en houd uw rug recht.

Diafragma

Het diafragma is de lensopening en bepaalt hoeveel licht er in de camera binnenvalt. Dit is een van de drie factoren die de belichting bepalen. De diafragmamodule bestaat uit dunne metalen bladen die openen en sluiten om meer of minder licht door de opening (het diafragma) de camera te laten binnenvallen. De formaat van het diafragma hangt nauw met de helderheid van de foto samen: hoe groter het diafragma, des te helderder de foto; hoe kleiner het diafragma, des te donkerder de foto.
Diafragmagrootten
Minimaal diafragma Gemiddeld diafragma Maximaal diafragma
Donkere foto
(diafragma een klein beetje open)
Heldere foto
(diafragma wijd open)
12
Fotografische concepten en conventies
De formaat van het diafragma wordt aangeduid met een waarde die bekend staat als een 'F-getal'. Het f-getal staat voor de brandpuntsafstand gedeeld door de diameter van de lens (de correcte schrijfwijze is dan ook 'f/getal'. Als bijvoorbeeld een lens met een brandpuntsafstand van 50 mm een diafragma-aanduiding van F2 (of f/2) heeft, is de diameter van het diafragma 25 mm (50 mm/ 25 mm=F2). Hoe kleiner het f-getal is, hoe groter het diafragma is.
De opening in het diafragma wordt beschreven als de belichtingwaarde (EV, Exposure Value). Het verdubbelen van de belichtingswaarde (+1 EV) betekent dat de hoeveelheid binnenvallend licht verdubbelt. En met het verlagen van de belichtingswaarde (-1 EV) wordt de hoeveelheid binnenvallend licht gehalveerd. U kunt tevens de belichtingscompensatiefunctie gebruiken om de hoeveelheid licht nauwkeurig te regelen door de belichtingswaarden op te delen in 1/2, 1/3 EV, enzovoort.
+1 EV
F1.4 F2 F2.8 F4 F5.6 F8
-1 EV
Stappen van de belichtingswaarde
Diafragma en scherptediepte
U kunt de achtergrond van een foto vervagen of verscherpen met behulp van het diafragma. Het diafragma hangt nauw samen met de scherptediepte (het gebied in een foto dat scherp is).
Foto met een grote scherptediepte Foto met een kleine scherptediepte
De diafragmamodule bevat verscheidene bladen. Deze bladen bewegen samen en regelen de hoeveelheid licht die er door het midden van het diafragma valt. Het aantal bladen is tevens van invloed op de vorm van licht in nachtelijke opnamen. Als een diafragma een even aantal bladen heeft, wordt het licht in een zelfde aantal delen verdeeld. Is het aantal bladen oneven, dan is het aantal lichtdelen dubbel de hoeveelheid bladen.
Een diafragma met 8 bladen verdeelt het licht bijvoorbeeld in 8 delen en een diafragma met 7 bladen verdeelt het licht in 14 delen.
7 bladen 8 bladen
13
Fotografische concepten en conventies

Sluitertijd

De sluitertijd is de hoeveelheid tijd die nodig is om de sluiter te openen en te sluiten. Dit is een belangrijke factor voor de helderheid van een foto, aangezien hiermee de hoeveelheid licht wordt geregeld die door het diafragma op de beeldsensor valt.
Meestal kan de sluitertijd handmatig worden ingesteld. De maateenheid van de sluitertijd wordt wel de “belichtingswaarde” (EV, exposure value) genoemd. Deze wordt geregeld in intervallen van 1 s, 1/2 s, 1/4 s, 1/8 s, 1/15s, 1/1000 s, 1/2000 s, enzovoort.
+1 EV
Belichting
-1 EV
Hoe korter de sluitertijd, hoe minder licht binnenvalt. Hoe langer de sluitertijd, hoe meer licht binnenvalt.
Zoals op de onderstaande foto's te zien is, valt er met een lange sluitertijd meer licht binnen, waardoor de foto helderder wordt. En met een kortere sluitertijd valt er minder licht naar binnen en wordt de foto donkerder, maar is het ook eenvoudiger om de beweging van het onderwerp te bevriezen.
0,8 s 0,004 s
1 s 1/2 s 1/4 s 1/8 s 1/15 s 1/30 s
Sluitertijd
14
Fotografische concepten en conventies

ISO-waarde

De belichting van een beeld wordt bepaald door de gevoeligheid van de camera. Deze gevoeligheid wordt gebaseerd op internationale normen uit het tijdperk van analoge film, de ISO-waarden. Bij digitale camera's wordt deze gevoeligheidsindex gebruikt voor de gevoeligheid van de digitale sensor die het beeld opvangt.
Als de ISO-waarde verdubbelt, wordt de camera dubbel zo gevoelig voor licht. Met een waarde van ISO 200 kunnen er bijvoorbeeld twee keer zo snel foto's worden gemaakt als met ISO 100. Hogere ISO-waarden kunnen echter tot “ruis” leiden, kleine deeltjes in een foto die de opname een korrelig aanzien geven. In de regel is het het beste om een lage ISO-waarde te gebruiken, tenzij u in een donkere omgeving of 's nachts fotografeert.
Aangezien een lage ISO-waarde betekent dat de camera minder gevoelig voor licht is, hebt u meer licht nodig om een optimale belichting te bereiken. Open daarom bij een lage ISO-waarde het diafragma verder of gebruik een langere sluitertijd om te zorgen dat er meer licht de camera binnenvalt. Op een zonnige dag, als er een overvloed aan licht is, hoeft een lage ISO-waarde niet vergezeld te gaan van een lange sluitertijd. Op donkere plaatsen echter, of 's nachts, zal een lage ISO-waarde in combinatie met een lange sluitertijd resulteren in een onscherpe foto.
Foto op statief gemaakt met een hoge
ISO-waarde
Onscherpe foto met een lage
ISO-waarde
Veranderingen in de kwaliteit en helderheid door de ISO-waarde
15
Fotografische concepten en conventies

Hoe diafragma, sluitertijd en ISO-waarde de belichting beïnvloeden

Diafragma, sluitertijd en ISO-waarde hangen in de fotografie nauw met elkaar samen. De diafragma-instelling regelt de formaat van de lensopening waardoor het licht de camera binnenvalt, terwijl de sluitertijd bepaalt hoe lang dat licht naar binnen mag vallen. De ISO-waarde bepaalt de snelheid waarmee de film op licht reageert. Samen bepalen deze drie elementen de belichting van een foto.
Een aanpassing van de sluitertijd, het diafragma of de ISO-waarde kan met een aanpassing van een van de andere twee elementen worden gecompenseerd, zodat de belichting gelijk blijft. De resultaten in het beeld verschillen echter, afhankelijk van de gekozen instellingen. De sluitertijd is bijvoorbeeld het element waarmee beweging in het beeld wordt geregeld, het diafragma regelt de scherptediepte en met de ISO-waarde kan de hoeveelheid korrel in een foto worden veranderd.
Instellingen Resultaat
Sluitertijd
ISO-waarde
Instellingen Resultaat
Hoge snelheid = minder licht
Lage snelheid = meer licht
Kort = stil Langzaam = meer beweging
Hoge ISO-waarde = gevoeliger voor licht
Lage ISO-waarde = minder gevoelig voor licht
Hoog = korreliger Laag = minder korrelig
Diafragma
Wijd diafragma = meer licht
Nauw diafragma = minder licht
Wijd = kleine scherptediepte Nauw = grote scherptediepte
16
Fotografische concepten en conventies

Samenhang tussen brandpuntsafstand, beeldhoek en perspectief

De brandpuntsafstand, uitgedrukt in millimeters, is de afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt. Dit is van invloed op de beeldhoek en het perspectief van de opname. Een korte brandpuntsafstand vertaalt zich in een grote hoek, waarmee groothoekopnamen van een breed gebied worden gemaakt. Een lange brandpuntsafstand vertaalt zich in een kleine hoek, waarmee teleopnamen van een klein gebied worden gemaakt.
Korte brandpuntsafstand
groothoeklens
groothoekopname
Lange brandpuntsafstand
telefotolens
telefoto-opname
nauwe beeldhoek
Bekijk de verschillen in de onderstaande foto's.
grote hoek
20-mm hoek 50-mm hoek 200-mm hoek
Normaal gesproken is een lens met een grote hoek geschikt voor landschapsfoto's en wordt een lens met een nauwe hoek aanbevolen voor sportevenementen en portretten.
17
Fotografische concepten en conventies

Scherptediepte

Portretten of stillevens worden meestal als mooi ervaren als de achtergrond onscherp is, zodat het onderwerp goed naar voren komt. Afhankelijk van het scherpgestelde gebied, kan een foto wazig of scherp zijn. Dit wordt de scherptediepte genoemd (Engels: DOF, ‘depth of field’).
De scherptediepte is het gebied rond het onderwerp dat scherp in beeld is. Een kleine scherptediepte duidt op een klein gebied dat scherp is en een grote scherptediepte op een groot gebied dat scherp in beeld is.
Een foto met een kleine scherptediepte, waarbij het onderwerp duidelijk naar voren springt en de rest onscherp is, kan worden gemaakt met een telelens of door een lage diafragmawaarde in te stellen. Een foto met een grote scherptediepte, waarbij alle elementen in de foto scherp in beeld zijn, kan worden gemaakt met een groothoeklens of door een hoge diafragmawaarde in te stellen.
Wat bepaalt de vervagingseffecten?
Scherptediepte is afhankelijk van de diafragmawaarde
Hoe wijder het diafragma is (hoe lager de diafragmawaarde), des te kleiner de scherptediepte. Sluitertijd en ISO-waarde hebben geen invloed op de scherptediepte; alleen de formaat van het diafragma heeft dat.
50 mm F5.7 50 mm F22
Kleine scherptediepte Grote scherptediepte
18
Fotografische concepten en conventies
Scherptediepte is afhankelijk van de brandpuntsafstand
Hoe langer de brandpuntsafstand, des te kleiner de scherptediepte. Een telelens met een langere brandpuntsafstand is beter om een foto met een kleine scherptediepte te maken dan een telelens met een kortere brandpuntsafstand.
Scherptediepte hangt samen met de afstand tussen onderwerp en camera
Hoe korter de afstand tussen onderwerp en camera, des te kleiner de scherptediepte. Hierdoor kan een foto die van dichtbij wordt gemaakt een kleine scherptediepte opleveren.
Een foto genomen met een 100 mm telelens
Een foto gemaakt met een 20 mm telelens Een foto genomen met een 100 mm
telelens
Een foto die dicht bij het onderwerp is genomen
19
Fotografische concepten en conventies
Scherptediepte bekijken
Met de knop Aangepast kunt u van tevoren zien hoe de foto gaat worden. Wanneer u op deze knop drukt, wordt het diafragma op de ingestelde waarde gezet (de lensopening wordt kleiner) en worden de resultaten op het scherm weergegeven. Stel de functie van de knop Aangepast in op Optisch voorb.. (pag. 97)

Compositie

Het is leuk om de schoonheid om ons heen met een camera vast te leggen. Maar hoe mooi iets ook is, met een slechte compositie kan de foto toch lelijk worden.
Bij de compositie is het van groot belang om onderwerpen prioriteit te geven.
Met compositie wordt de plaatsing van de verschillende elementen in het beeld bedoeld. Meestal levert een compositie volgens de regel van derden een plezierig resultaat.
De regel van derden
De regel van derden deelt het beeldvlak op in een patroon van drie keer drie gelijke rechthoeken.
Als u het onderwerp in de compositie wilt benadrukken, is het aan te raden om het op een van de hoeken van de centrale rechthoek te plaatsen.
20
Fotografische concepten en conventies
Met behulp van de regel van derden maakt u foto's met interessante composities die in balans zijn. Hier ziet u een paar voorbeelden.
Foto's met twee onderwerpen
Als het onderwerp zich in een hoek van de foto bevindt, heeft dat het effect dat de foto uit balans is. U kunt de foto in balans brengen door een tweede onderwerp in de tegenoverliggende hoek te plaatsen, om zo het gewicht van het beeld te verdelen.
Onderwerp 2
Onderwerp 1
Instabiel Stabiel
Onderwerp 1
Bij landschapsfoto's brengt een horizon in het midden het beeld uit balans. Geef de foto meer gewicht door de horizon omhoog of omlaag te brengen.
Onderwerp 2
Onderwerp 1
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Onderwerp 2
Instabiel Stabiel
21
Fotografische concepten en conventies

Flitser

Licht is een van de belangrijkste elementen in fotografie. Het is echter niet eenvoudig om altijd en overal voldoende licht te hebben. Met behulp van een flitser kunt u de lichtinstellingen optimaliseren en diverse effecten bereiken.
Een flitser kan u helpen de juiste belichting te creëren in situaties waarin weinig licht aanwezig is. Het is ook handig in situaties waarin juist erg veel licht aanwezig is. U kunt een flitser bijvoorbeeld gebruiken om de belichting van de schaduw van een onderwerp te compenseren of om bij tegenlicht zowel het onderwerp als de achtergrond duidelijk vast te leggen.
Vóór correctie Na correctie
Richtgetal van flitser
Het modelnummer van een flitser verwijst naar de kracht van de flitser en de maximale lichtopbrengst wordt aangegeven met een waarde die “richtgetal” wordt genoemd. Hoe hoger het richtgetal is, des te groter de lichtopbrengst van de flitser is. Het richtgetal wordt verkregen door de afstand van de flitser tot het onderwerp te vermenigvuldigen met de diafragmawaarde wanneer de ISO-waarde is ingesteld op 100.
Richtgetal = afstand van flitser tot onderwerp X diafragmawaarde
Diafragmawaarde = richtgetal / afstand van flitser tot onderwerp
Afstand van flitser tot onderwerp = richtgetal / diafragmawaarde
Als u het richtgetal van een flitser kent, kunt u daarom de optimale afstand van de flitser tot het onderwerp schatten wanneer u de flitser handmatig instelt. Als een flitser bijvoorbeeld het richtgetal 20 heeft en de afstand tot het onderwerp 4 meter is, is de optimale diafragmawaarde F5.0.
22
Fotografische concepten en conventies
Bounce-fotografie
Bounce-fotografie is een methode van fotograferen waarbij het licht van het onderwerp naar het plafond of de muren wordt geleid, zodat het licht gelijkmatig wordt verspreid. Foto's die met een flitser zijn genomen kunnen er onnatuurlijk uitzien en schaduwen werpen. Onderwerpen in foto's die met bounce-fotografie zijn gemaakt, werpen geen schaduwen en zien er vloeiend uit door het gelijkmatig verspreide licht.
23

Hoofdstuk 1

Mijn camera

Hier leest u alles over de indeling van de camera, de pictogrammen, basisfuncties en optionele
accessoires.
Mijn camera

Aan de slag

Uitpakken
Controleer of de doos de volgende artikelen bevat:
Camera
(inclusief bodydop
en hot-shoe-bescherming)
Batterijhouder/voedingskabel Software-cd-rom
De afbeelding kan afwijken van de werkelijke artikelen.
U kunt optionele accessoires aanschaffen bij een wederverkoper of een servicecentrum van Samsung. Samsung is niet verantwoordelijk voor schade die door het gebruik van niet goedgekeurde accessoires ontstaat. Zie pagina 144 voor informatie over accessoires.
Externe flitser USB-kabel Oplaadbare batterij
Snelstartgids Polslus
(met gebruiksaanwijzing)
25
Mijn camera

Onderdelen en functies

12
11
10
123
4
9
Nr. Naam
5 6
7
8
Modusdraaiknop
t: Smart Auto-modus (pag. 41)
P: Programmamodus (pag. 42)
A: Diafragmaprioriteitmodus
(pag. 43)
S: Sluitervoorkeuzemodus (pag. 43)
1
M: Handmatige modus (pag. 44)
i: Lensvoorkeuzemodus (pag. 45)
N: Magische modus (pag. 48)
p: Panoramamodus (pag. 48)
s: Scènemodus (pag. 49)
v: Filmmodus (pag. 51)
Instelwieltje
Op het menuscherm: Ga naar het
gewenste menu-item.
In de opnamemodus: De sluitertijd
of diafragmawaarde aanpassen
2
in bepaalde opnamemodi en het formaat van een scherpstelgebied wijzigen.
In de afspeelmodus: Een foto
vergroten of verkleinen, miniaturen weergeven, het volumeniveau aanpassen.
Nr. Naam
Luidspreker
3
Microfoon
4
Oogje voor de polslus van de camera
5
Beeldsensor
6
Lensontgrendelknop
7
Lensvatting
8
Lensvattingmarkering
9
AF-hulplampje/Timerlampje
10
Aan/uit-schakelaar
11
Ontspanknop
12
26
Mijn camera > Onderdelen en functies
132
11
10
Nr. Naam
Hot-shoe-bescherming
1
Hot-shoe
2
Video-opnameknop
3
4
5 6 7
8
9
Een video opnemen.
Statuslampje
De status van de camera aangeven.
Knippert: bij het opslaan van een
foto, het opnemen van een video of
4
5
6
7
het verzenden van gegevens naar een computer of printer.
Continu aan: wanneer er geen
gegevensoverdracht plaatsvindt of de overdracht van gegevens naar een computer of printer is voltooid.
EV-aanpassingsknop W (pag. 80)
Houd [W] ingedrukt en draai aan het instelwieltje om de belichtingswaarde aan te passen.
Fn-knop f
Belangrijke functies openen en bepaalde instellingen preciezer afstellen.
OK-knop o
Op het menuscherm: de
geselecteerde opties opslaan.
In de opnamemodus: handmatig
een scherpstelgebied selecteren in bepaalde opnamemodi.
Nr. Naam
Knop Verwijderen/Aangepast
In de opnamemodus: de
8
9
10
11
toegewezen functie uitvoeren. (pag. 97)
In de afspeelmodus: bestanden
verwijderen.
Navigatieknop (Slimme draaiknop)
In de opnamemodus
- D: camera-instellingen bekijken
en opties wijzigen.
- I: een ISO-waarde selecteren.
- C: een snelheidsoptie selecteren.
- F: een AF-modus selecteren.
In andere situaties
Respectievelijk omhoog, omlaag, naar links en naar rechts gaan. (U kunt ook aan het navigatiewiel draaien.)
Weergaveknop y
De afspeelmodus openen.
MENU-knop m
Opties of menu's openen.
27
Mijn camera > Onderdelen en functies
5
4
3
Nr. Naam
USB- en A/V-aansluiting
Sluit de camera aan op een computer
1
of televisie.
HDMI-aansluiting
2
1
2
Batterij-/geheugenkaartklepje
Een geheugenkaart en batterij
3
plaatsen.
Statiefbevestigingspunt
4
Scherm
5
28
Mijn camera

Pictogrammen op het scherm

In de opnamemodus
Foto's maken
London
1. Opname-instellingen (links)
Pictogram Beschrijving
Fotoformaat
Fotokwaliteit
Scherpstelgebied
Gezichtsdetectie
AF-modus (pag. 62)
Kleurruimte
Smart bereik (pag. 78)
2. Opname-instellingen (rechts)
Pictogram Beschrijving
Snelheidsmodus
Flitseroptie
Pictogram Beschrijving
Flitssterkte
Panoramamodus (pag. 48)
1
2
3
Lichtmeting (pag. 75)
Witbalans (pag. 58)
Fijnafstelling witbalans
Gezichtstint
Gezicht retoucheren
Fotowizard (pag. 61)
Smart filter (pag. 48)
Magisch kader (pag. 48)
Optische beeldstabilisatie (OIS) (pag. 68)
3. Opnamegegevens
Pictogram Beschrijving
i-Zoom aan
i-Zoom-verhouding
GPS actief*
Datum
Tijd
Locatie-informatie*
Focus-hulpbalk (pag. 67)
Autofocuskader
Spotmetingsgebied
Afstandsschaal (pag. 96)
Pictogram Beschrijving
Bewegingsonscherpte
Histogram (pag. 96)
Opnamemodus
Scherpstelling
Flitserindicator
Sluitertijd
Diafragma
Belichtingswaarde (over-/onderbelicht)
ISO-gevoeligheid (pag. 57) Geheugenkaart niet
geplaatst**
Resterend aantal foto's
: volledig opgeladen
: gedeeltelijk opgeladen
(Rood): leeg (de batterij
opladen)
* Deze pictogrammen worden weergegeven wanneer u een
optionele GPS-module aansluit.
** Foto's die zijn gemaakt zonder een geheugenkaart te
plaatsen, kunnen niet worden afgedrukt of overgebracht naar een geheugenkaart of een computer.
Welke pictogrammen worden weergegeven, is afhankelijk van de geselecteerde modus en de ingestelde opties.
29
Loading...
+ 119 hidden pages