Samsung NX11 User Manual [nl]

In deze gebruiksaanwijzing vindt u uitgebreide aanwijzingen voor het gebruik van uw camera.
Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig door.
DUT
Gebruiksaanwijzing
1

Copyrightinformatie

PlanetFirst duidt op het streven van Samsung
Electronics naar een duurzame ontwikkeling en sociale
bedrijfsvoering.
Microsoft Windows en het Windows-logo zijn geregistreerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Mac is een geregistreerd handelsmerk van Apple Corporation.
HDMI, het HDMI-logo en de term “High Definition Multimedia
Interface” zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van
HDMI Licensing LLC.
Handelsmerken en handelsnamen in deze gebruiksaanwijzing zijn het
eigendom van hun respectieve eigenaars.
Cameraspecificaties of de inhoud van deze gebruiksaanwijzing
kunnen bij een upgrade van camerafuncties zonder kennisgeving
worden gewijzigd.
Het is niet toegestaan om enig deel van deze gebruiksaanwijzing
zonder vooraf gegeven toestemming te hergebruiken of
verspreiden.
Raadpleeg voor Open Source-licentie-informatie de
“OpenSourceInfo.pdf” op de meegeleverde cd-rom.
2

Informatie over gezondheid en veiligheid

Behandel batterijen en oplader voorzichtig en voer deze af
volgens de voorschriften
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde batterijen en opladers.
Niet-compatibele batterijen en opladers kunnen ernstig lichamelijk
letsel of schade aan de camera veroorzaken.
Gooi batterijen nooit in open vuur. Houd u aan alle lokale
regelgevingen bij het verwijderen van gebruikte batterijen.
Leg batterijen of camera's nooit in of op verwarmingsapparaten, zoals
een magnetron, kachel of radiator. Batterijen kunnen exploderen als
ze te heet worden.
Gebruik voor het opladen van de batterijen geen elektriciteitssnoeren
of stekkers die beschadigd zijn, of een loshangend stopcontact. Dit
kan brand of een schok veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
Ga zorgvuldig en verstandig te werk bij gebruik en opslag
van de camera
Zorg ervoor dat de camera niet nat wordt. Het toestel kan door
vloeibare stoffen ernstig beschadigen. Raak de camera niet met natte
handen aan. De garantie van de fabrikant is niet van toepassing op
waterschade aan het toestel.
Stel de camera niet gedurende lange tijd aan direct zonlicht of hoge
temperaturen bloot. Langdurige blootstelling aan zonlicht of extreme
temperaturen kan permanente schade aan interne onderdelen van het
toestel veroorzaken.
Houd u altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen en gebruikstips
om gevaarlijke situaties te vermijden en ervoor te zorgen dat de camera
optimaal werkt.
Waarschuwingen
Haal de camera niet uit elkaar en probeer de camera niet
te repareren
Dit kan een schok veroorzaken of de camera beschadigen.
Gebruik de camera niet dichtbij ontvlambare of explosieve
gassen en vloeistoffen
Gebruik de camera niet in de buurt van brandstoffen, brandbare stoffen
of ontvlambare chemicaliën. Bewaar geen ontvlambare vloeistoffen,
gassen en explosief materiaal in dezelfde ruimte als de camera of de
accessoires van de camera.
Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen en
huisdieren
Houd de camera en alle bijbehorende onderdelen en accessoires
buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren. Kleine onderdelen
vormen verstikkingsgevaar of kunnen schadelijk zijn wanneer zij worden
ingeslikt. Bewegende onderdelen en accessoires kunnen ook fysiek
gevaar opleveren.
Voorkom schade aan het gezichtsvermogen van het
onderwerp
Gebruik de flitser van de camera niet vlakbij (op minder dan 1 m afstand
van) de ogen van mensen of dieren. Gebruik van de flitser dicht bij de
ogen van mens of dier kan tot tijdelijke of permanente schade aan het
gezichtsvermogen leiden.
3
Informatie over gezondheid en veiligheid
Gebruik of bewaar de camera niet op stoffige, vuile, vochtige of
slecht-geventileerde plaatsen, om schade aan bewegende en interne
onderdelen te voorkomen.
Haal de batterijen uit de camera wanneer u deze voor langere tijd
opbergt. Batterijen in het batterijvak kunnen na verloop van tijd gaan
lekken of roesten en ernstige schade aan uw camera veroorzaken.
Bij langdurig gebruik van de camera kan de batterij oververhit raken
en kan de interne temperatuur van de camera oplopen. Verwijder de
batterij als de camera niet meer werkt en laat deze afkoelen.
Bescherm de camera tegen zand en vuil wanneer u deze op het
strand of in een andere, soortgelijke omgeving gebruikt.
Bescherm de camera tegen stoten, ruwe behandeling en extreme
trillingen om ernstige schade te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het aansluiten van snoeren en adapters en
het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten. Door het forceren
van aansluitingen, het niet op de juiste manier aansluiten van
snoeren of het niet op de juiste manier plaatsen van batterijen en
geheugenkaarten kunnen poorten, aansluitingen en accessoires
beschadigd raken.
Steek geen vreemde voorwerpen in de compartimenten, sleuven
en toegangspunten van de camera. Schade als gevolg van onjuist
gebruik wordt mogelijk niet door de garantie gedekt.
Zwaai de camera niet aan de polslus heen en weer. Hierdoor kunt u
anderen of uzelf verwonden.
Verf de camera niet, omdat verf tussen de bewegende onderdelen
kan gaan zitten en de werking van het apparaat kan beïnvloeden.
Verf of metaal aan de buitenzijde van de camera kan allergische
reacties, jeuk, eczeem of bultjes veroorzaken bij mensen met een
gevoelige huid. Als u last hebt van een van deze symptomen, stop
dan onmiddellijk met het gebruik van de camera en raadpleeg een
arts.
Gebruik batterijen niet voor doeleinden waarvoor de batterijen niet zijn
bedoeld. Dit kan brand of een schok veroorzaken.
Raak de flitser niet aan wanneer deze wordt gebruikt. De flitser wordt
zeer heet en kan brandwonden veroorzaken.
Houd kaarten met magnetische stroken uit de buurt van het camera-
etui. Informatie die is opgeslagen op de kaart kan worden beschadigd
of gewist.
Bescherm batterijen, opladers en geheugenkaarten tegen
schade
Vermijd blootstelling van batterijen en geheugenkaarten aan zeer lage
of hoge temperaturen (onder 0 °C en boven 40 °C). Door extreme
temperaturen kan de capaciteit van batterijen verminderen en kunnen
geheugenkaarten minder goed werken.
Voorkom dat batterijen in aanraking komen met metalen voorwerpen.
Dit kan een verbinding vormen tussen de plus- en minpolen van de
batterij en tijdelijke of permanente schade aan batterijen veroorzaken.
Dit kan ook brand of een schok veroorzaken.
Voorkom dat geheugenkaarten in contact komen met vloeistoffen, vuil
of vreemde stoffen. Veeg, indien nodig, de geheugenkaart met een
zachte doek schoon alvorens u de kaart in de camera plaatst.
4
Informatie over gezondheid en veiligheid
Voorkom dat de sleuf voor geheugenkaarten in contact komt met
vloeistoffen, vuil of vreemde stoffen. Dergelijke stoffen kunnen ervoor
zorgen dat de camera niet goed meer werkt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Als u een
geheugenkaart in de verkeerde richting plaatst, kunnen zowel camera
als geheugenkaart hierdoor beschadigen.
Schakel de camera uit wanneer u een geheugenkaart plaatst of
verwijdert.
Zorg dat geheugenkaarten niet buigen, vallen of aan zware klappen of
druk worden blootgesteld.
Gebruik geen geheugenkaarten die in een andere camera of door
een computer zijn geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart in uw
eigen camera.
Gebruik nooit een beschadigde oplader, batterij of geheugenkaart.
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde accessoires
Het gebruik van niet-compatibele accessoires kan de camera
beschadigen, verwondingen veroorzaken of de garantie ongeldig
maken.
Bescherm de cameralens
Stel de lens niet aan direct zonlicht bloot. Hierdoor kan de
beeldsensor verkleuren of defect raken.
Bescherm de lens tegen vingerafdrukken en krassen. Reinig de lens
met een zachte, schone doek.
Belangrijke gebruiksinformatie
Laat de camera uitsluitend door bevoegd personeel
onderhouden en repareren
Laat geen ongekwalificeerd personeel reparatie- of
onderhoudswerkzaamheden aan de camera uitvoeren en probeer dit
ook niet zelf te doen. Alle schade die voortvloeit uit ongekwalificeerd
onderhoud of reparatie wordt niet door de garantie gedekt.
Zorg voor een optimale levensduur van batterijen en
oplader
Te lang opladen van batterijen kan de levensduur daarvan bekorten.
Wanneer het opladen is voltooid, dient u de kabel van de camera los
te koppelen.
Batterijen die niet worden gebruikt, ontladen zich na verloop van tijd
en moeten voor gebruik opnieuw worden opgeladen.
Laat de stekker van de oplader niet in het stopcontact zitten als u de
oplader niet gebruikt.
Gebruik de batterijen alleen voor het doel waarvoor ze zijn bedoeld.
Wees voorzichtig met het gebruik van de camera in
vochtige omgevingen
Wanneer u de camera vanuit een koude in een warme en vochtige
omgeving brengt, kan er op de fijne elektronische schakelingen en
op de geheugenkaart condensvorming optreden. Wacht in zo'n geval
ten minste 1 uur totdat alle vocht is verdampt, alvorens u de camera
gebruikt.
Controleer voor gebruik of de camera naar behoren
functioneert
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor verlies van bestanden of
schade die kan voortkomen uit defecten aan de camera of onjuist
gebruik.
5

Pictogrammen in deze gebruiksaanwijzing

Opnamemodus Pictogram
Geluidsfoto
N
Panorama
p
Scène
s
Film
v

Afkortingen in deze gebruiksaanwijzing

Afkorting Betekenis
AE
Automatische belichting
AF
Automatische scherpstelling
BKT
Belichtingstrapje
DPOF
Digitale afdrukbestelling
EV
Belichtingswaarde
FA
Focushulp
MF
Handmatige scherpstelling
OIS
Optische beeldstabilisatie
ISO
Waarde voor lichtgevoeligheid gedefinieerd
door de International Organization for
Standardization
WB
Witbalans

Symbolen in deze gebruiksaanwijzing

Pictogram Functie
Aanvullende informatie
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen
[ ]
Cameraknoppen. [Ontspanknop] staat bijvoorbeeld
voor de sluiterknop.
( )
Paginanummer van verwante informatie
De volgorde van de opties of menu's die u moet
selecteren om een stap uit te voeren, bijvoorbeeld:
Selecteer 1
Kwalit. (betekent Selecteer 1 en
vervolgens Kwalit.).
*
Voetnoot

Pictogrammen van de opnamemodus

Opnamemodus Pictogram
Smart Auto
t
Programma
P
Diafragmavoorkeuze
A
Sluitertijdvoorkeuze
S
Handmatig
M
Lensvoorkeuze
i
6

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1
Mijn camera
Aan de slag .................................................................................. 25
Uitpakken ...................................................................................... 25
Onderdelen en functies ............................................................... 26
Pictogrammen op het scherm .................................................... 29
In de opnamemodus ..................................................................... 29
Foto's maken .................................................................................. 29
Video's opnemen ............................................................................ 30
In de afspeelmodus ....................................................................... 31
Foto's weergeven............................................................................ 31
Video's afspelen .............................................................................. 31
Lenzen ......................................................................................... 32
Lensindeling .................................................................................. 32
De lens vergrendelen of ontgrendelen ............................................. 33
Markeringen op de lens ................................................................. 35
Optionele accessoires ................................................................ 36
Externe flitseronderdelen ............................................................... 36
De flitser aansluiten ........................................................................ 36
Indeling van GPS-module .............................................................. 37
De GPS-module aansluiten ............................................................ 38
Tips
Fotografische concepten en conventies
Houding ....................................................................................... 11
De camera vasthouden ................................................................... 11
Staand fotograferen ........................................................................ 11
Geknield fotograferen ...................................................................... 12
Diafragma .................................................................................... 12
Diafragma en scherptediepte .......................................................... 13
Sluitertijd ...................................................................................... 14
ISO-waarde .................................................................................. 15
Hoe diafragma, sluitertijd en ISO-waarde de belichting
beïnvloeden ................................................................................. 16
Samenhang tussen brandpuntsafstand, beeldhoek en
perspectief ................................................................................... 17
Scherptediepte ............................................................................ 18
Wat bepaalt de vervagingseffecten? ................................................ 18
Scherptediepte bekijken .................................................................. 20
Compositie .................................................................................. 20
De regel van derden ........................................................................ 20
Foto's met twee onderwerpen ........................................................ 21
Flitser ........................................................................................... 22
Richtgetal van flitser ........................................................................ 22
Bounce-fotografie ........................................................................... 23
7
Inhoudsopgave
Opnamemodi ............................................................................... 39
t Smart Auto-modus .............................................................. 39
P Programmamodus ..................................................................... 40
Program Shift .................................................................................. 40
A Diafragmaprioriteitmodus .......................................................... 41
S Sluitertijdvoorkeuzemodus ......................................................... 41
M Handmatige modus .................................................................. 42
Kadermodus ................................................................................... 42
Bulb gebruiken ................................................................................ 42
i Lensvoorkeuzemodus .............................................................. 42
De i-Scene-modus gebruiken .......................................................... 42
De i-Function gebruiken in de modi PASM ................................... 43
Beschikbare opties ......................................................................... 44
N Geluidsfotomodus .................................................................. 45
p Panoramamodus .................................................................... 45
s Scènemodus ...................................................................... 46
v Filmmodus .............................................................................. 48
Beschikbare functies in de opnamemodus .................................... 49
Hoofdstuk 2
Opnamefuncties
Grootte ......................................................................................... 51
Opties voor fotoformaat ................................................................. 51
Opties voor videoformaat .............................................................. 51
Kwaliteit ....................................................................................... 52
Opties voor fotokwaliteit ................................................................ 52
Opties voor videokwaliteit .............................................................. 52
ISO-waarde .................................................................................. 53
Witbalans (lichtbron) ................................................................... 54
Witbalansopties ............................................................................. 54
Voorgeprogrammeerde opties aanpassen ....................................... 55
Fotowizard (fotostijlen) ............................................................... 57
Kleurruimte .................................................................................. 58
AF-modus .................................................................................... 59
Enkelvoudige AF ............................................................................ 59
Continu AF .................................................................................... 60
Handmatige scherpstelling ............................................................ 60
AF-gebied .................................................................................... 61
Keuze AF ....................................................................................... 61
Multi AF ......................................................................................... 62
Gezichtsdet. AF ............................................................................. 62
Zelfportret AF ................................................................................ 63
AF-prioriteit .................................................................................. 64
MF gesteund ............................................................................... 65
Snelheid (opnamemethode) ....................................................... 66
1 opname ...................................................................................... 66
Continu ......................................................................................... 66
Burst ............................................................................................. 67
Timer ............................................................................................. 67
Opnamereeks met verschillende belichtingen (AE BKT).................. 68
Witbalansbracketing (WB BKT) ...................................................... 68
Fotowizardbracketing (F Wiz BKT) ................................................. 69
Bracketing instellen ....................................................................... 69
8
Inhoudsopgave
Flitser ........................................................................................... 70
Flitsopties ...................................................................................... 70
Rode ogen corrigeren .................................................................... 71
De interne flitser gebruiken ............................................................ 71
De flitssterkte aanpassen ............................................................... 72
Metering ....................................................................................... 73
Spot .............................................................................................. 73
De belichtingswaarde in het scherpstelgebied meten .................... 73
Centr. gewogen ............................................................................. 74
Multi .............................................................................................. 74
Smart bereik ................................................................................ 75
Optische beeldstabilisatie (OIS) ................................................. 76
OIS-opties ..................................................................................... 76
Belichtingscompensatie ............................................................. 77
EV-stap ......................................................................................... 77
Vergrendeling belichting/scherpstelling .................................... 78
Videofuncties ............................................................................... 79
Film AE-modus .............................................................................. 79
In-/uitfaden .................................................................................... 79
Windonderdrukking ....................................................................... 80
Autofocus ...................................................................................... 80
Spraak .......................................................................................... 80
Hoofdstuk 3
Weergeven en bewerken
Bestanden zoeken en beheren ................................................... 82
Foto's weergeven .......................................................................... 82
Miniaturen weergeven .................................................................... 82
Bestanden op categorie bekijken in Smart Album .......................... 83
Bestanden beveiligen .................................................................... 83
Bestanden wissen ......................................................................... 83
Afzonderlijke bestanden wissen ....................................................... 83
Meerdere bestanden wissen ........................................................... 84
Alle bestanden verwijderen .............................................................. 84
Foto's weergeven ........................................................................ 85
Een foto vergroten ......................................................................... 85
Een diashow weergeven ................................................................ 85
Benadrukken ................................................................................. 86
Automatisch draaien ...................................................................... 86
Video's afspelen .......................................................................... 87
Bediening van videoweergave ......................................................... 87
Een video tijdens het afspelen bijsnijden ........................................ 87
Een beeld tijdens het afspelen afzonderlijk opslaan ........................ 88
Foto's bewerken .......................................................................... 89
Optie ............................................................................................. 89
9
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 4
Camera-instellingenmenu
Gebruikersinstellingen ............................................................... 92
EV-stap ......................................................................................... 92
ISO aanpassen .............................................................................. 92
ISO-stap ......................................................................................... 92
Auto ISO bereik ............................................................................... 92
Ruisonderdrukking ........................................................................ 92
AF-hulplampje ............................................................................... 93
Gebruikersscherm ......................................................................... 93
Toewijzing van knoppen ................................................................. 94
Instellingen 1 ............................................................................... 95
Instellingen 2 ............................................................................... 97
Instellingen 3 ............................................................................... 98
Instellingen 4 ............................................................................. 100
Instellingen 5 ............................................................................. 101
Hoofdstuk 5
Verbinding maken met externe apparaten
Bestanden weergeven op een tv of HDTV ............................... 103
Bestanden op een tv weergeven ................................................. 103
Bestanden op een HDTV weergeven ........................................... 104
Foto's afdrukken ....................................................................... 105
Foto's met een PictBridge-fotoprinter afdrukken .......................... 105
Afdrukopties instellen .................................................................... 106
Een afdrukbestelling maken (DPOF) ............................................. 106
DPOF-opties ................................................................................. 107
Bestanden naar de computer overbrengen ............................. 108
Bestanden naar een Windows-computer overbrengen ................ 108
De camera aansluiten als verwisselbare schijf ................................ 108
De camera loskoppelen (Windows XP) .......................................... 109
Bestanden naar een Mac-computer overbrengen ........................ 109
Foto's op een pc bewerken ...................................................... 110
Software installeren ..................................................................... 110
Programma's op de cd-rom .......................................................... 110
Intelli-studio gebruiken ................................................................. 110
Vereisten ....................................................................................... 111
De interface van Intelli-studio gebruiken ........................................ 112
Hiermee kunt u bestanden overbrengen met Intelli-studio ............. 113
Samsung RAW Converter gebruiken ........................................... 114
Vereisten voor Windows ................................................................ 114
Vereisten voor Mac ........................................................................ 114
De interface van Samsung RAW Converter gebruiken ................... 115
RAW-bestanden bewerken ........................................................... 115
10
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 6
Bijlagen
Foutmeldingen .......................................................................... 119
Onderhoud van de camera ....................................................... 120
Reiniging van de camera ............................................................. 120
Cameralens en -scherm ................................................................ 120
De beeldsensor ............................................................................. 120
Camerabehuizing .......................................................................... 120
De camera gebruiken of opbergen .............................................. 121
Geheugenkaart ............................................................................ 122
Ondersteunde geheugenkaart ....................................................... 122
Capaciteit van de geheugenkaart .................................................. 122
Aandachtspunten bij gebruik van geheugenkaarten ...................... 124
De batterij .................................................................................. 125
Batterijspecificaties ...................................................................... 125
Werkduur van de batterij .............................................................. 125
De batterij opladen ........................................................................ 126
Voordat u contact opneemt met een servicecenter ................ 128
Cameraspecificaties ................................................................. 131
Lensspecificaties ...................................................................... 135
Woordenlijst ............................................................................... 137
Optionele accessoires .............................................................. 142
Index .......................................................................................... 143
11
Fotografische concepten en conventies
Staand fotograferen
Bepaal de compositie; sta rechtop met uw voeten op schouderlengte
van elkaar en houd uw ellebogen naar beneden gericht.

Houding

Een goede houding waarin de camera stabiel kan worden
vastgehouden is noodzakelijk om goed foto's te kunnen maken. Zelfs
als u de camera op de juiste wijze vasthoudt, kan een verkeerde
lichaamshouding voor bewegingsonscherpte zorgen. Sta rechtop en stil
om een stevige ondergrond voor de camera te vormen. Wanneer u met
een lange sluitertijd fotografeert, houdt u uw adem in om te zorgen dat
uw lichaam zo min mogelijk beweegt.
De camera vasthouden
Houd de camera met uw rechterhand vast en plaats uw rechter
wijsvinger op de ontspanknop. Houd uw linkerhand ter ondersteuning
onder de lens.
12
Fotografische concepten en conventies
Geknield fotograferen
Bepaal de compositie; kniel met een knie op de grond en houd uw rug
recht.

Diafragma

Het diafragma is de lensopening en bepaalt hoeveel licht er in de
camera binnenvalt. Dit is een van de drie factoren die de belichting
bepalen. De diafragmamodule bestaat uit dunne metalen bladen
die openen en sluiten om meer of minder licht door de opening
(het diafragma) de camera te laten binnenvallen. De grootte van het
diafragma hangt nauw met de helderheid van de foto samen: hoe groter
het diafragma, des te helderder de foto; hoe kleiner het diafragma, des
te donkerder de foto.
Diafragmagrootten
Minimaal diafragma Gemiddeld diafragma Maximaal diafragma
Donkere foto
(diafragma een klein beetje open)
Heldere foto
(diafragma wijd open)
13
Fotografische concepten en conventies
De grootte van het diafragma wordt aangeduid met een waarde
die bekend staat als het "F-getal". Het F-getal staat voor de
brandpuntsafstand gedeeld door de diameter van de lens (de correcte
schrijfwijze is dan ook "F/getal". Als bijvoorbeeld een lens met een
brandpuntsafstand van 50 mm een diafragma-aanduiding van F2 (of
f/2) heeft, is de diameter van het diafragma 25 mm (50 mm/25 mm=F2).
Hoe kleiner het F-getal is, hoe groter het diafragma is.
De opening in het diafragma wordt beschreven als de belichtingwaarde
(EV, Exposure Value). Het verdubbelen van de belichtingswaarde
(+1 EV) betekent dat de hoeveelheid binnenvallend licht verdubbelt.
En met het verlagen van de belichtingswaarde (-1 EV) wordt de
hoeveelheid binnenvallend licht gehalveerd. U kunt tevens de
belichtingscompensatiefunctie gebruiken om de hoeveelheid licht
nauwkeurig te regelen door de belichtingswaarden op te delen in 1/2,
1/3 EV, enzovoort.
+1 EV
F1.4 F2 F2.8 F4 F5.6 F8
-1 EV
Stappen van de belichtingswaarde
Diafragma en scherptediepte
U kunt de achtergrond van een foto vervagen of verscherpen met
behulp van het diafragma. Het diafragma hangt nauw samen met de
scherptediepte (het gebied in een foto dat scherp is).
Foto met een grote scherptediepte Foto met een kleine scherptediepte
De diafragmamodule bevat verscheidene bladen. Deze bladen bewegen
samen en regelen de hoeveelheid licht die er door het midden van het
diafragma valt. Het aantal bladen is tevens van invloed op de vorm van licht in
nachtelijke opnamen. Als een diafragma een even aantal bladen heeft, wordt
het licht in een zelfde aantal delen verdeeld. Is het aantal bladen oneven, dan
is het aantal lichtdelen dubbel de hoeveelheid bladen.
Een diafragma met 8 bladen verdeelt het licht bijvoorbeeld in 8 delen en een
diafragma met 7 bladen verdeelt het licht in 14 delen.
7 bladen 8 bladen
14
Fotografische concepten en conventies

Sluitertijd

De sluitertijd is de hoeveelheid tijd die nodig is om de sluiter te openen
en te sluiten. Dit is een belangrijke factor voor de helderheid van een
foto, aangezien hiermee de hoeveelheid licht wordt geregeld die door het
diafragma op de beeldsensor valt.
Meestal kan de sluitertijd handmatig worden ingesteld. De maateenheid
van de sluitertijd wordt wel de “belichtingswaarde” (EV, exposure value)
genoemd. Deze wordt geregeld in intervallen van 1 s, 1/2 s, 1/4 s,
1/8 s, 1/15s, 1/1000 s, 1/2000 s, enzovoort.
Belichting
+1 EV
-1 EV
1 s 1/2 s 1/4 s 1/8 s 1/15 s 1/30 s
Sluitertijd
De getallen op de camera zijn de noemers van belichtingswaarden, wat
betekent dat hoe hoger het getal, des te minder licht er binnen valt. En
hoe kleiner het EV-getal, des te meer licht valt er binnen.
Zoals op de onderstaande foto's te zien is, valt er met een lange
sluitertijd meer licht binnen, waardoor de foto helderder wordt. En
met een kortere sluitertijd valt er minder licht naar binnen en wordt de
foto donkerder, maar is het ook eenvoudiger om de beweging van het
onderwerp te bevriezen.
0,8 s 0,004 s
15
Fotografische concepten en conventies

ISO-waarde

De belichting van een beeld wordt bepaald door de gevoeligheid van de
camera. Deze gevoeligheid wordt gebaseerd op internationale normen
uit het tijdperk van analoge film, de ISO-waarden. Bij digitale camera's
wordt deze gevoeligheidsindex gebruikt voor de gevoeligheid van de
digitale sensor die het beeld opvangt.
Als de ISO-waarde verdubbelt, wordt de camera dubbel zo gevoelig
voor licht. Met een waarde van ISO 200 kunnen er bijvoorbeeld twee
keer zo snel foto's worden gemaakt als met ISO 100. Hogere
ISO-waarden kunnen echter tot “ruis” leiden, kleine deeltjes in een
foto die de opname een korrelig aanzien geven. In de regel is het het
beste om een lage ISO-waarde te gebruiken, tenzij u in een donkere
omgeving of 's nachts fotografeert.
Veranderingen in de kwaliteit en helderheid door de ISO-waarde
Aangezien een lage ISO-waarde betekent dat de camera minder
gevoelig voor licht is, hebt u meer licht nodig om een optimale belichting
te bereiken. Open daarom bij een lage ISO-waarde het diafragma
verder of gebruik een langere sluitertijd om te zorgen dat er meer licht
de camera binnenvalt. Op een zonnige dag, als er een overvloed aan
licht is, hoeft een lage ISO-waarde niet vergezeld te gaan van een
lange sluitertijd. Op donkere plaatsen echter, of 's nachts, zal een lage
ISO-waarde in combinatie met een lange sluitertijd resulteren in een
onscherpe foto.
Foto op statief gemaakt met een hoge
ISO-waarde
Onscherpe foto met een lage
ISO-waarde
16
Fotografische concepten en conventies
Hoe diafragma, sluitertijd en ISO-waarde
de belichting beïnvloeden
Diafragma, sluitertijd en ISO-waarde hangen in de fotografie nauw
met elkaar samen. De diafragma-instelling regelt de grootte van
de lensopening waardoor het licht de camera binnenvalt, terwijl de
sluitertijd bepaalt hoe lang dat licht naar binnen mag vallen.
De ISO-waarde bepaalt de snelheid waarmee de film op licht reageert.
Samen bepalen deze drie elementen de belichting van een foto.
Een aanpassing van de sluitertijd, het diafragma of de ISO-waarde kan
met een aanpassing van een van de andere twee elementen worden
gecompenseerd, zodat de belichting gelijk blijft. De resultaten in het
beeld verschillen echter, afhankelijk van de gekozen instellingen. De
sluitertijd is bijvoorbeeld het element waarmee beweging in het beeld
wordt geregeld, het diafragma regelt de scherptediepte en met de
ISO-waarde kan de hoeveelheid korrel in een foto worden veranderd.
Instellingen Resultaat
Diafragma
Wijd diafragma
= meer licht
Nauw diafragma
= minder licht
Wijd = kleine scherptediepte
Nauw = grote scherptediepte
Instellingen Resultaat
Sluitertijd
Hoge snelheid
= minder licht
Lage snelheid
= meer licht
Kort = stil
Langzaam = meer beweging
ISO-waarde
Hoge ISO-waarde
= gevoeliger voor licht
Lage ISO-waarde
= minder gevoelig voor
licht
Hoog = korreliger
Laag = minder korrelig
17
Fotografische concepten en conventies
Samenhang tussen brandpuntsafstand,
beeldhoek en perspectief
De brandpuntsafstand, uitgedrukt in millimeters, is de afstand
tussen het midden van de lens en het brandpunt. Dit is van invloed
op de beeldhoek en het perspectief van de opname. Een korte
brandpuntsafstand vertaalt zich in een grote hoek, waarmee
groothoekopnamen van een breed gebied worden gemaakt. Een
lange brandpuntsafstand vertaalt zich in een kleine hoek, waarmee
teleopnamen van een klein gebied worden gemaakt.
Korte brandpuntsafstand
groothoekopname
grote hoek
groothoeklens
Lange brandpuntsafstand
telefoto-opname
nauwe beeldhoek
telefotolens
Bekijk de verschillen in de onderstaande foto's.
18-mm hoek 55-mm hoek 200-mm hoek
Normaal gesproken is een lens met een grote hoek geschikt voor
landschapsfoto's en wordt een lens met een nauwe hoek aanbevolen voor
sportevenementen en portretten.
18
Fotografische concepten en conventies

Scherptediepte

Portretten of stillevens worden meestal als mooi ervaren als de
achtergrond onscherp is, zodat het onderwerp goed naar voren komt.
Afhankelijk van het scherpgestelde gebied, kan een foto wazig of
scherp zijn. Dit wordt de scherptediepte genoemd (Engels: DOF, ‘depth
of field’).
De scherptediepte is het gebied rond het onderwerp dat scherp in beeld
is. Een kleine scherptediepte duidt op een klein gebied dat scherp is en
een grote scherptediepte op een groot gebied dat scherp in beeld is.
Een foto met een kleine scherptediepte, waarbij het onderwerp duidelijk
naar voren springt en de rest onscherp is, kan worden gemaakt met
een telelens of door een lage diafragmawaarde in te stellen. Een foto
met een grote scherptediepte, waarbij alle elementen in de foto scherp
in beeld zijn, kan worden gemaakt met een groothoeklens of door een
hoge diafragmawaarde in te stellen.
Kleine scherptediepte Grote scherptediepte
Wat bepaalt de vervagingseffecten?
Scherptediepte is afhankelijk van de diafragmawaarde
Hoe wijder het diafragma is (hoe lager de diafragmawaarde), des te
kleiner de scherptediepte. Sluitertijd en ISO-waarde hebben geen
invloed op de scherptediepte; alleen de grootte van het diafragma heeft
dat.
55 mm F5.7 55 mm F22
19
Fotografische concepten en conventies
Scherptediepte is afhankelijk van de brandpuntsafstand
Hoe langer de brandpuntsafstand, des te kleiner de scherptediepte.
Een telelens met een langere brandpuntsafstand is beter om een foto
met een kleine scherptediepte te maken dan een telelens met een
kortere brandpuntsafstand.
Een foto genomen met een 18 mm
telelens
Een foto genomen met een 100 mm
telelens
Scherptediepte hangt samen met de afstand tussen
onderwerp en camera
Hoe korter de afstand tussen onderwerp en camera, des te kleiner de
scherptediepte. Hierdoor kan een foto die van dichtbij wordt gemaakt
een kleine scherptediepte opleveren.
Een foto genomen met een 100 mm telelens
Een foto die dicht bij het onderwerp is genomen
20
Fotografische concepten en conventies
Scherptediepte bekijken
Met de scherptediepteknop kunt u van tevoren zien hoe de foto gaat
worden. Wanneer u op deze knop drukt, wordt het diafragma op de
ingestelde waarde gezet (de lensopening wordt kleiner) en worden de
resultaten op het scherm weergegeven.

Compositie

Het is leuk om de schoonheid om ons heen met een camera vast te
leggen. Maar hoe mooi iets ook is, met een slechte compositie kan de
foto toch lelijk worden.
Bij de compositie is het van groot belang om onderwerpen prioriteit te
geven.
Met compositie wordt de plaatsing van de verschillende elementen in
het beeld bedoeld. Meestal levert een compositie volgens de regel van
derden een plezierig resultaat.
De regel van derden
De regel van derden deelt het beeldvlak op in een patroon van drie keer
drie gelijke rechthoeken.
Als u het onderwerp in de compositie wilt benadrukken, is het aan
te raden om het op een van de hoeken van de centrale rechthoek te
plaatsen.
21
Fotografische concepten en conventies
Met behulp van de regel van derden maakt u foto's met interessante
composities die in balans zijn. Hier ziet u een paar voorbeelden.
Foto's met twee onderwerpen
Als het onderwerp zich in een hoek van de foto bevindt, heeft dat het
effect dat de foto uit balans is. U kunt de foto in balans brengen door
een tweede onderwerp in de tegenoverliggende hoek te plaatsen, om
zo het gewicht van het beeld te verdelen.
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Instabiel Stabiel
Bij landschapsfoto's brengt een horizon in het midden het beeld uit
balans. Geef de foto meer gewicht door de horizon omhoog of omlaag
te brengen.
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Instabiel Stabiel
22
Fotografische concepten en conventies

Flitser

Licht is een van de belangrijkste elementen in fotografie. Het is echter
niet eenvoudig om altijd en overal voldoende licht te hebben. Met
behulp van een flitser kunt u de lichtinstellingen optimaliseren en diverse
effecten bereiken.
Een flitser kan u helpen de juiste belichting te creëren in situaties waarin
weinig licht aanwezig is. Het is ook handig in situaties waarin juist erg
veel licht aanwezig is. U kunt een flitser bijvoorbeeld gebruiken om de
belichting van de schaduw van een onderwerp te compenseren of om
bij tegenlicht zowel het onderwerp als de achtergrond duidelijk vast te
leggen.
Vóór correctie Na correctie
v
Richtgetal van flitser
Het modelnummer van een flitser verwijst naar de kracht van de flitser
en de maximale lichtopbrengst wordt aangegeven met een waarde die
“richtgetal” wordt genoemd. Hoe hoger het richtgetal is, des te groter
de lichtopbrengst van de flitser is. Het richtgetal wordt verkregen door
de afstand van de flitser tot het onderwerp te vermenigvuldigen met de
diafragmawaarde wanneer de ISO-waarde is ingesteld op 100.
Richtgetal = afstand van flitser tot onderwerp X diafragmawaarde
Diafragmawaarde = richtgetal / afstand van flitser tot onderwerp
Afstand van flitser tot onderwerp = richtgetal / diafragmawaarde
Als u het richtgetal van een flitser kent, kunt u daarom de optimale
afstand van de flitser tot het onderwerp schatten wanneer u de
flitser handmatig instelt. Als een flitser bijvoorbeeld het richtgetal
20 heeft en de afstand tot het onderwerp 4 meter is, is de optimale
diafragmawaarde F 5.0.
23
Fotografische concepten en conventies
Bounce-fotografie
Bounce-fotografie is een methode van fotograferen waarbij het licht van
het onderwerp naar het plafond of de muren wordt geleid, zodat het
licht gelijkmatig wordt verspreid. Foto's die met een flitser zijn genomen
kunnen er onnatuurlijk uitzien en schaduwen werpen. Onderwerpen in
foto's die met bounce-fotografie zijn gemaakt, werpen geen schaduwen
en zien er vloeiend uit door het gelijkmatig verspreide licht.

Hoofdstuk 1

Mijn camera

Hier leest u alles over de indeling van de camera, de pictogrammen, basisfuncties en optionele
accessoires.
Mijn camera
25

Aan de slag

Uitpakken
Controleer of de doos de volgende artikelen bevat:
Camera
(inclusief de bodydop, oogdop en hot
shoe-klep)
USB-kabel Oplaadbare batterij Batterijhouder/voedingskabel
Software-cd-rom
(met gebruiksaanwijzing)
Snelstartgids Polslus
De afbeelding kan afwijken van de werkelijke artikelen.
U kunt optionele accessoires aanschaffen bij een wederverkoper of een servicecenter van Samsung.
Zie pagina 142 voor informatie over accessoires.
Mijn camera
26

Onderdelen en functies

Nr. Naam
1
Groene knop
De waarde resetten van
programmaverschuiving, fotowizard,
witbalans, kleurtemperatuur,
displaykleur, timer, belichtingswaarde
flitser, keuze AF (het middelste
scherpstelpunt wordt gekozen) of de
belichtingscompensatie in afzonderlijke
menufuncties.
2
Instelwieltje
In de gewenste richting bewegen in
het menuscherm, de diafragmawaarde
aanpassen of de sluitertijd in bepaalde
opnamemodi en het formaat van een
scherpstelgebied aanpassen.
3
Modusdraaiknop
t: Smart Auto-modus (pag. 39)
P: Programmamodus (pag. 40)
A: Diafragmaprioriteitmodus
(pag. 41)
S: Sluitervoorkeuzemodus (pag. 41)
M: Handmatige modus (pag. 42)
i: Lensvoorkeuzemodus (pag. 42)
N: Geluidsfotomodus (pag. 45)
p: Panoramamodus (pag. 45)
s: Scènemodus (pag. 46)
v: Filmmodus (pag. 48)
Nr. Naam
4
Hot shoe-klep
5
Hot shoe
6
Interne flitser (pag. 71)
7
Luidspreker
8
Knop voor flitser openklappen (pag. 71)
9
Microfoon
10
Beeldsensor
11
Lensontgrendelknop
12
Lensvatting
13
Scherptediepteknop (pag. 20)
14
Lensvattingmarkering
15
AF-hulplampje/Timerlampje
16
Aan/uit-schakelaar
17
Ontspanknop
12 3 4 5
6
7
10
11
12
13
14
15
16
17
8
9
Mijn camera > Onderdelen en functies
27
Nr. Naam
3
AEL-knop E (pag. 94)
In de opnamemodus: de
aangepaste belichtingswaarde of de
scherpstelling vergrendelen.
In de afspeelmodus: het
weergegeven bestand beveiligen.
4
Geheugenkaartklepje
5
Navigatieknop
In de opnamemodus
- F: een AF-modus selecteren
- I: een ISO-waarde selecteren
- C: een lichtmetingsoptie selecteren
- w: een witbalans selecteren
In andere situaties
Respectievelijk omhoog, omlaag,
naar links en naar rechts gaan.
6
Verwijderen/Fotowizard knop /
In de opnamemodus: De Fotowizard
openen
In de afspeelmodus: Bestanden
wissen.
7
OK-knop o
Gemarkeerde optie of menu
bevestigen.
Handmatig een scherpstelgebied
selecteren.
Nr. Naam
8
Weergaveknop n
Naar de weergavemodus gaan.
9
Statuslampje
Knippert: bij het opslaan van een
foto, het opnemen van een video of
het versturen van gegevens naar een
computer of printer.
Continu aan: wanneer er geen
gegevensoverdracht plaatsvindt of de
overdracht van gegevens naar een
computer of printer voltooid is.
10
Fn-knop f
Belangrijke functies openen en bepaalde
instellingen preciezer afstellen.
11
DISP-knop D
In de opnamemodus: camera-
instellingen bekijken en opties
wijzigen.
In de afspeelmodus: fotogegevens
bekijken.
12
Zoeker
13
Oogdop
14
Oogje voor de polslus van de camera
15
MENU-knop m
Menu's openen.
Nr. Naam
1
Transportmodusknop
2
EV-aanpassingsknop W (pag. 77)
Houd [W] ingedrukt en draai
vervolgens aan het instelwieltje om de
belichtingswaarde aan te passen.
4
5
1
3
2
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Mijn camera > Onderdelen en functies
28
Nr. Naam
1
Batterijklep
Plaatsing van batterij en geheugenkaart.
2
Statiefbevestigingspunt
3
Scherm
4
USB- en A/V-aansluiting
Met de USB- en A/V-kabel kunt u het
toestel op andere apparaten aansluiten.
Nr. Naam
5
Aansluiting draadontspanner
Gebruik bij een statief
een draadontspanner om
bewegingsonscherpte door het
indrukken van de ontspanknop te
voorkomen.
6
HDMI-aansluiting
7
Aansluiting AC-adapter
8
Nabijheidssensor (pag. 98)
9
Dioptrieaanpassingsknop
Als het beeld niet duidelijk is
door de zoeker, draait u de
dioptrieaanpassingsknop om het beeld
te verbeteren.
7
8
9
6
5
4
1
2
3
Mijn camera
29

Pictogrammen op het scherm

In de opnamemodus
Foto's maken
1. Opname-instellingen (links)
Pictogram Beschrijving
Fotoformaat
Fotokwaliteit
Scherpstelgebied
Gezichtsdetectie
Flitseroptie
Flitsersterkte
Kleurruimte
Smart bereik (pag. 75)
Optische beeldstabilisatie (OIS) (pag. 76)
2. Opname-instellingen (rechts)
Pictogram Beschrijving
Transportmodus
AF-modus (pag. 59)
Witbalans (pag. 54)
Fijnafstelling witbalans
ISO-gevoeligheid (pag. 53)
Lichtmeting (pag. 73)
Fotowizard (pag. 57)
Gezichtstint
Gezichtsretouch
3. Opnamegegevens
Pictogram Beschrijving
GPS actief*
Tijd
Datum
Locatie-informatie*
Focus-hulpbalk (pag. 65)
Autofocuskader
Spotmetingsgebied
Bewegingsonscherpte
Pictogram Beschrijving
Histogram (pag. 93)
Opnamemodus
Focus
Flitserindicator
Sluitertijd
Diafragma
Belichtingswaarde
(over-/onderbelicht)
Belichtingsvergrendeling (pag. 94)
Autofocusvergrendeling (pag. 94)
Geheugenkaart niet geplaatst
Resterend aantal foto's
: volledig opgeladen
: gedeeltelijk opgeladen
(rood): leeg (batterij opladen)
* Deze pictogrammen verschijnen wanneer u een optionele
flitser aansluit.
Welke pictogrammen worden weergegeven, is
afhankelijk van de geselecteerde modus en de
ingestelde opties.
1
2
3
Loading...
+ 117 hidden pages