Samsung NX100 User Manual [nl]

Gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing vindt u uitgebreide aanwijzingen voor het gebruik van uw camera. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig door.
DUT

Copyrightinformatie

Microsoft Windows en het Windows-logo zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Mac is een geregistreerd handelsmerk van Apple Corporation.
HDMI, het HDMI-logo en de term “High Definition Multimedia Interface” zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Handelsmerken en handelsnamen in deze gebruiksaanwijzing zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Cameraspecificaties of de inhoud van deze gebruiksaanwijzing kunnen bij een upgrade van camerafuncties zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Het is niet toegestaan om enig deel van deze gebruiksaanwijzing zonder vooraf gegeven toestemming te hergebruiken of verspreiden.
Raadpleeg voor Open Source-licentie-informatie de “OpenSourceInfo.pdf” op de meegeleverde cd-rom.
PlanetFirst duidt op het streven van Samsung Electronics naar een duurzame ontwikkeling en sociale verantwoordelijkheid door middel van een milieubewuste bedrijfsvoering.
1

Informatie over gezondheid en veiligheid

Houd u altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen en gebruikstips om gevaarlijke situaties te vermijden en ervoor te zorgen dat de camera optimaal werkt.
Waarschuwingen
Gebruik de camera niet dichtbij ontvlambare of explosieve gassen en vloeistoffen
Gebruik de camera niet in de buurt van brandstoffen, brandbare stoffen of ontvlambare chemicaliën. Bewaar geen ontvlambare vloeistoffen, gassen en explosief materiaal in dezelfde ruimte als de camera of de accessoires van de camera.
Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren
Houd de camera en alle bijbehorende onderdelen en accessoires buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren. Kleine onderdelen vormen verstikkingsgevaar of kunnen schadelijk zijn wanneer zij worden ingeslikt. Bewegende onderdelen en accessoires kunnen ook fysiek gevaar opleveren.
Voorkom schade aan het gezichtsvermogen van het onderwerp
Gebruik de flitser van de camera niet vlakbij (op minder dan 1 m afstand van) de ogen van mensen of dieren. Gebruik van de flitser dicht bij de ogen van mens of dier kan tot tijdelijke of permanente schade aan het gezichtsvermogen leiden.
Behandel batterijen en oplader voorzichtig en voer deze af volgens de voorschriften
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde batterijen en opladers. Niet-compatibele batterijen en opladers kunnen ernstig lichamelijk letsel of schade aan de camera veroorzaken.
Gooi batterijen nooit in open vuur. Houd u aan alle lokale regelgevingen bij het verwijderen van gebruikte batterijen.
Leg batterijen of camera's nooit in of op verwarmingsapparaten, zoals een magnetron, kachel of radiator. Batterijen kunnen exploderen als ze te heet worden.
Gebruik voor het opladen van de batterijen geen elektriciteitssnoeren of stekkers die beschadigd zijn, of een loshangend stopcontact. Dit kan brand of een schok veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
Ga zorgvuldig en verstandig te werk bij gebruik en opslag van de camera
Zorg ervoor dat de camera niet nat wordt. Het toestel kan door vloeibare stoffen ernstig beschadigen. Raak de camera niet met natte handen aan. De garantie van de fabrikant is niet van toepassing op waterschade aan het toestel.
Stel de camera niet gedurende lange tijd aan direct zonlicht of hoge temperaturen bloot. Langdurige blootstelling aan zonlicht of extreme temperaturen kan permanente schade aan interne onderdelen van het toestel veroorzaken.
2
Informatie over gezondheid en veiligheid
Gebruik of bewaar de camera niet op stoffige, vuile, vochtige of slecht-geventileerde plaatsen, om schade aan bewegende en interne onderdelen te voorkomen.
Haal de batterijen uit de camera wanneer u deze voor langere tijd opbergt. Batterijen in het batterijvak kunnen na verloop van tijd gaan lekken of roesten en ernstige schade aan uw camera veroorzaken.
Bij langdurig gebruik van de camera kan de batterij oververhit raken en kan de interne temperatuur van de camera oplopen. Verwijder de batterij als de camera niet meer werkt en laat deze afkoelen.
Bescherm de camera tegen zand en vuil wanneer u deze op het strand of in een andere, soortgelijke omgeving gebruikt.
Bescherm de camera tegen stoten, ruwe behandeling en extreme trillingen om ernstige schade te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het aansluiten van snoeren en adapters en het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten. Door het forceren van aansluitingen, het niet op de juiste manier aansluiten van snoeren of het niet op de juiste manier plaatsen van batterijen en geheugenkaarten kunnen poorten, aansluitingen en accessoires beschadigd raken.
Steek geen vreemde voorwerpen in de compartimenten, sleuven en toegangspunten van de camera. Schade als gevolg van onjuist gebruik wordt mogelijk niet door de garantie gedekt.
Zwaai de camera niet aan de polslus heen en weer. Hierdoor kunt u anderen of uzelf verwonden.
Verf de camera niet, omdat verf tussen de bewegende onderdelen kan gaan zitten en de werking van het apparaat kan beïnvloeden.
Verf of metaal aan de buitenzijde van de camera kan allergische reacties, jeuk, eczeem of bultjes veroorzaken bij mensen met een gevoelige huid. Als u last hebt van een van deze symptomen, stop dan onmiddellijk met het gebruik van de camera en raadpleeg een arts.
Bescherm batterijen, opladers en geheugenkaarten tegen schade
Vermijd blootstelling van batterijen en geheugenkaarten aan zeer lage of hoge temperaturen (onder 0 °C en boven 40 °C). Door extreme temperaturen kan de capaciteit van batterijen verminderen en kunnen geheugenkaarten minder goed werken.
Voorkom dat batterijen in aanraking komen met metalen voorwerpen. Dit kan een verbinding vormen tussen de plus- en minpolen van de batterij en tijdelijke of permanente schade aan batterijen veroorzaken. Dit kan ook brand of een schok veroorzaken.
Voorkom dat geheugenkaarten in contact komen met vloeistoffen, vuil of vreemde stoffen. Veeg, indien nodig, de geheugenkaart met een zachte doek schoon alvorens u de kaart in de camera plaatst.
Voorkom dat de sleuf voor geheugenkaarten in contact komt met vloeistoffen, vuil of vreemde stoffen. Dergelijke stoffen kunnen ervoor zorgen dat de camera niet goed meer werkt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Als u een geheugenkaart in de verkeerde richting plaatst, kunnen zowel camera als geheugenkaart hierdoor beschadigen.
Schakel de camera uit wanneer u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
Zorg dat geheugenkaarten niet buigen, vallen of aan zware klappen of druk worden blootgesteld.
Gebruik geen geheugenkaarten die in een andere camera of door een computer zijn geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart in uw eigen camera.
Gebruik nooit een beschadigde oplader, batterij of geheugenkaart.
3
Informatie over gezondheid en veiligheid
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde accessoires
Het gebruik van niet-compatibele accessoires kan de camera beschadigen, verwondingen veroorzaken of de garantie ongeldig
maken.
Bescherm de cameralens
Stel de lens niet aan direct zonlicht bloot. Hierdoor kan de beeldsensor verkleuren of defect raken.
Bescherm de lens tegen vingerafdrukken en krassen. Reinig de lens met een zachte, schone doek.
Belangrijke gebruiksinformatie
Laat de camera uitsluitend door bevoegd personeel onderhouden en repareren
Laat geen ongekwalificeerd personeel reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan de camera uitvoeren en probeer dit ook niet zelf te doen. Alle schade die voortvloeit uit ongekwalificeerd
onderhoud of reparatie wordt niet door de garantie gedekt.
Wees voorzichtig met het gebruik van de camera in vochtige omgevingen
Wanneer u de camera vanuit een koude in een warme en vochtige omgeving brengt, kan er op de fijne elektronische schakelingen en op de geheugenkaart condensvorming optreden. Wacht in zo'n geval ten minste 1 uur totdat alle vocht is verdampt, alvorens u de camera gebruikt.
Controleer voor gebruik of de camera naar behoren functioneert
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor verlies van bestanden of schade die kan voortkomen uit defecten aan de camera of onjuist gebruik.
Zorg voor een optimale levensduur van batterijen en oplader
Te lang opladen van batterijen kan de levensduur daarvan bekorten. Wanneer het opladen is voltooid, dient u de kabel van de camera los te koppelen.
Batterijen die niet worden gebruikt, ontladen zich na verloop van tijd en moeten voor gebruik opnieuw worden opgeladen.
Laat de stekker van de oplader niet in het stopcontact zitten als u de oplader niet gebruikt.
Gebruik de batterijen alleen voor het doel waarvoor ze zijn bedoeld.
4

Pictogrammen in deze gebruiksaanwijzing

Symbolen in deze gebruiksaanwijzing

Pictogram Functie
Aanvullende informatie
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen
[ ]
( )
*
Cameraknoppen. [Ontspanknop] staat bijvoorbeeld voor de sluiterknop.
Paginanummer van verwante informatie
De volgorde van de opties of menu's die u moet selecteren om een stap uit te voeren, bijvoorbeeld: Selecteer 1 vervolgens Kwalit.).
Voetnoot
Kwalit. (betekent Selecteer 1 en

Pictogrammen van de opnamemodus

Opnamemodus Pictogram
Smart Auto
Programma
Diafragmavoorkeuze
t P A

Afkortingen in deze gebruiksaanwijzing

Afkorting Betekenis
AE
AF
BKT
DPOF
EV
FA
MF
OIS
ISO
WB
Automatische belichting
Automatische scherpstelling
Belichtingstrapje
Digitale afdrukbestelling
Belichtingswaarde
Focushulp
Handmatige scherpstelling
Optische beeldstabilisatie
Waarde voor lichtgevoeligheid gedefinieerd door de International Organization for Standardization
Witbalans
Sluitertijdvoorkeuze
Handmatig
Lensvoorkeuze
Scène
Film
S M i s v
5

Inhoudsopgave

Tips
Fotografische concepten en conventies
Houding ....................................................................................... 10
De camera vasthouden ................................................................... 10
Staand fotograferen ........................................................................ 10
Geknield fotograferen ...................................................................... 11
Diafragma .................................................................................... 11
Diafragma en scherptediepte .......................................................... 12
Sluitertijd ...................................................................................... 13
ISO-waarde .................................................................................. 14
Hoe diafragma, sluitertijd en ISO-waarde de belichting
beïnvloeden ................................................................................. 15
Samenhang tussen brandpuntsafstand, beeldhoek en
perspectief ................................................................................... 16
Scherptediepte ............................................................................ 17
Wat bepaalt de vervagingseffecten? ................................................ 17
Scherptediepte bekijken .................................................................. 19
Compositie .................................................................................. 19
De regel van derden ........................................................................ 19
Foto's met twee onderwerpen ........................................................ 20
Flitser ........................................................................................... 21
Richtgetal van flitser ........................................................................ 21
Bounce-fotografie ........................................................................... 22
Hoofdstuk 1
Mijn camera
Aan de slag .................................................................................. 24
Uitpakken ...................................................................................... 24
Onderdelen en functies ............................................................... 25
Pictogrammen op het scherm .................................................... 28
In de opnamemodus ..................................................................... 28
Foto's nemen .................................................................................. 28
Video's maken ................................................................................ 29
In de weergavemodus ................................................................... 30
Foto's bekijken ................................................................................ 30
Video's afspelen .............................................................................. 30
Lenzen ......................................................................................... 31
Lensindeling .................................................................................. 31
De lens vergrendelen of ontgrendelen ............................................. 32
Markeringen op de lens ................................................................. 34
Optionele accessoires ................................................................ 35
Onderdelen van flitser .................................................................... 35
De flitser aansluiten ........................................................................ 35
Indeling van GPS-module .............................................................. 36
De GPS-module aansluiten ............................................................ 37
De elektronische zoeker aansluiten ................................................ 38
6
Inhoudsopgave
Opnamemodi ............................................................................... 39
t Smart Auto-modus ............................................................. 39
P Programmamodus .................................................................... 40
Program Shift .................................................................................. 40
A Diafragmavoorkeuzemodus ...................................................... 41
S Sluitertijdvoorkeuzemodus ........................................................ 41
M Handmatige modus ................................................................. 42
Kadermodus ................................................................................... 42
Bulb gebruiken ................................................................................ 42
i Lensvoorkeuzemodus .............................................................. 42
i-Scene-modus gebruiken ............................................................... 42
i-Functie gebruiken in de PASM-modi .......................................... 43
Beschikbare opties ......................................................................... 44
s Scènemodus ..................................................................... 45
v Filmmodus .............................................................................. 47
Beschikbare functies in de opnamemodus .................................... 48
Hoofdstuk 2
Opnamefuncties
Grootte ......................................................................................... 50
Opties voor fotoformaat ................................................................. 50
Opties voor videoformaat .............................................................. 50
Kwalit. .......................................................................................... 51
Opties voor fotokwaliteit ................................................................ 51
Opties voor videokwaliteit .............................................................. 51
ISO-waarde .................................................................................. 52
Hogere ISO-waarde selecteren........................................................ 52
Witbalans (lichtbron) ................................................................... 53
Witbalansopties ............................................................................. 53
Voorgeprogrammeerde eigen opties ................................................ 54
Fotowizard (fotostijlen) ............................................................... 56
Kleurruimte .................................................................................. 57
AF-modus .................................................................................... 58
Enkelvoudige AF ............................................................................ 58
Continu AF .................................................................................... 59
Handm. scherpst. .......................................................................... 59
AF-gebied .................................................................................... 60
Keuze AF ....................................................................................... 60
Multi AF ......................................................................................... 61
Gezichtsdet. AF ............................................................................. 61
Zelfportret AF ................................................................................ 62
AF-prioriteit .................................................................................. 63
MF gesteund ............................................................................... 64
Snelheid (opnamemethode) ....................................................... 65
1 opname ..................................................................................... 65
Continu ......................................................................................... 65
Burst ............................................................................................ 66
Timer ............................................................................................. 66
AE BKT ......................................................................................... 67
WB BKT ........................................................................................ 67
F Wiz BKT .................................................................................... 68
BKT instellen ................................................................................. 68
Flitser ........................................................................................... 69
Flitsopties ...................................................................................... 69
Corrigeer rode ogen ...................................................................... 70
De flitssterkte regelen .................................................................... 70
7
Inhoudsopgave
L.meting ....................................................................................... 71
Spot .............................................................................................. 71
Koppeling AE - AF-punt ................................................................. 71
Centr. gewogen ............................................................................. 72
Multi .............................................................................................. 72
Smart bereik ................................................................................ 73
OIS ............................................................................................... 74
OIS-opties ..................................................................................... 74
Belichtingscompensatie ............................................................. 75
Vergrendeling belichting/scherpstelling .................................... 76
Videofuncties ............................................................................... 77
Film AE-modus .............................................................................. 77
In-/uitfaden .................................................................................... 77
Windonderdrukking ....................................................................... 78
Autofocus ...................................................................................... 78
Spraak .......................................................................................... 78
Hoofdstuk 3
Weergeven en bewerken
Bestanden zoeken en beheren ................................................... 80
Foto's bekijken .............................................................................. 80
Miniaturen weergeven .................................................................... 80
Bestanden op categorie bekijken in Smart Album .......................... 81
Bestanden beveiligen .................................................................... 81
Bestanden wissen ......................................................................... 81
Afzonderlijke bestanden wissen ....................................................... 81
Meerdere bestanden wissen ........................................................... 82
Alle bestanden wissen ..................................................................... 82
Foto's bekijken ............................................................................ 83
Een foto vergroten ......................................................................... 83
Een diavoorstelling starten ............................................................. 83
Benadrukken ................................................................................. 84
Autom. draaien .............................................................................. 84
Een video afspelen ...................................................................... 85
Bediening van videoweergave ......................................................... 85
Een video tijdens het afspelen bijsnijden ........................................ 85
Een beeld tijdens het afspelen afzonderlijk opslaan ........................ 86
Een foto bewerken ...................................................................... 87
Optie ............................................................................................. 87
Hoofdstuk 4
Camera-instellingenmenu
Gebruikersinstellingen ............................................................... 90
ISO-stap ........................................................................................ 90
Auto ISO bereik ............................................................................. 90
Ruisonderdrukking ........................................................................ 90
AF-lamp ........................................................................................ 90
Gebruikersdisplay .......................................................................... 91
Toetsafbeelding ............................................................................. 92
Instellingen 1 ............................................................................... 93
Instellingen 2 ............................................................................... 94
Instellingen 3 ............................................................................... 95
Instellingen 4 ............................................................................... 97
Instellingen 5 ............................................................................... 98
8
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 5
Verbinding maken met externe apparaten
Bestanden weergeven op een tv of HDTV ............................... 100
Bestanden op een tv weergeven ................................................. 100
Bestanden op een HDTV weergeven ........................................... 101
Foto's afdrukken ....................................................................... 102
Foto's met een fotoprinter afdrukken (PictBridge) ........................ 102
Afdrukopties instellen .................................................................... 103
Afdrukinformatie instellen met behulp van DPOF .......................... 103
DPOF-opties ................................................................................. 104
Bestanden naar de computer overbrengen ............................. 105
Bestanden naar de computer overbrengen (Windows) ................. 105
Bestanden overbrengen door de camera als een verwisselbare
schijf aan te sluiten ......................................................................... 105
De camera loskoppelen (Windows XP) .......................................... 106
Bestanden naar de computer overbrengen (Macintosh) ............... 106
Foto's op een pc bewerken ...................................................... 107
Software installeren .................................................................... 107
Programma's op de cd-rom .......................................................... 107
Intelli-studio gebruiken ................................................................. 107
Systeemvereisten .......................................................................... 108
De interface van Intelli-studio ......................................................... 108
Bestanden overbrengen met behulp van Intelli-studio .................... 109
Samsung RAW Converter gebruiken ........................................... 110
Systeemvereisten voor Windows ................................................... 110
Systeemvereisten voor Mac .......................................................... 110
De interface van Samsung RAW Converter ................................... 111
RAW-bestanden bewerken ........................................................... 111
Hoofdstuk 6
Bijlage
Foutmeldingen .......................................................................... 115
Onderhoud van de camera ....................................................... 116
Reiniging van de camera ............................................................. 116
Cameralens en -scherm ................................................................ 116
De beeldsensor ............................................................................. 116
Camerabehuizing .......................................................................... 116
Geheugenkaart ............................................................................ 117
Ondersteunde geheugenkaart ....................................................... 117
Capaciteit van de geheugenkaart .................................................. 117
De batterij .................................................................................. 119
Batterijspecificaties ...................................................................... 119
Werkduur van de batterij .............................................................. 119
De batterij opladen ........................................................................ 120
Voordat u contact opneemt met een servicecentrum ............. 122
Cameraspecificaties ................................................................. 125
Lensspecificaties ...................................................................... 129
Accessoires (optioneel) ............................................................. 131
Index .......................................................................................... 132
9
Fotografische concepten en conventies

Houding

Een goede houding waarin de camera stabiel kan worden vastgehouden is noodzakelijk om goed foto's te kunnen maken. Zelfs als u de camera op de juiste wijze vasthoudt, kan een verkeerde lichaamshouding voor bewegingsonscherpte zorgen. Sta recht op en stil om een stevige ondergrond voor de camera te vormen. Wanneer u met een lange sluitertijd fotografeert, houdt u uw adem in om te zorgen dat uw lichaam zo min mogelijk beweegt.
De camera vasthouden
Houd de camera met uw rechterhand vast en plaats uw rechter wijsvinger op de ontspanknop. Houd uw linkerhand ter ondersteuning onder de lens.
Staand fotograferen
Bepaal de compositie; sta rechtop met uw voeten op schouderlengte van elkaar en houd uw ellebogen naar beneden gericht.
10
Fotografische concepten en conventies
Geknield fotograferen
Bepaal de compositie; kniel met een knie op de grond en houd uw rug recht.

Diafragma

Het diafragma is de lensopening en bepaalt hoeveel licht er in de camera binnenvalt. Dit is een van de drie factoren die de belichting bepalen. De diafragmamodule bestaat uit dunne metalen bladen die openen en sluiten om meer of minder licht door de opening (het diafragma) de camera te laten binnenvallen. De grootte van het diafragma hangt nauw met de helderheid van de foto samen: hoe groter het diafragma, des te helderder de foto; hoe kleiner het diafragma, des te donkerder de foto.
Diafragmagrootten
Minimaal diafragma Gemiddeld diafragma Maximaal diafragma
Donkere foto
(diafragma een klein beetje open)
Heldere foto
(diafragma wijd open)
11
Fotografische concepten en conventies
De grootte van het diafragma wordt aangeduid met een waarde die bekend staat als een “F-getal.” Het f-getal staat voor de brandpuntsafstand gedeeld door de diameter van de lens de correcte schrijfwijze is dan ook “f/getal”. Als bijvoorbeeld een lens met een brandpuntsafstand van 50 mm een diafragma-aanduiding van F2 (of f/2) heeft, is de diameter van het diafragma 25 mm (50 mm/25 mm=F2). Hoe kleiner het f-getal is, hoe groter het diafragma is.
De opening in het diafragma wordt beschreven als de belichtingwaarde (EV, Exposure Value). Het verdubbelen van de belichtingswaarde (+1 EV) betekent dat de hoeveelheid binnenvallend licht verdubbelt. En met het verlagen van de belichtingswaarde (-1 EV) wordt de hoeveelheid binnenvallend licht gehalveerd. U kunt tevens de belichtingscompensatiefunctie gebruiken om de hoeveelheid licht nauwkeurig te regelen door de belichtingswaarden op te delen in 1/2, 1/3 EV, enzovoort.
+1 EV
F1.4 F2 F2.8 F4 F5.6 F8
-1 EV
Stappen van de belichtingswaarde
Diafragma en scherptediepte
U kunt de achtergrond van een foto vervagen of verscherpen met behulp van het diafragma. Het diafragma hangt nauw samen met de scherptediepte (het gebied in een foto dat scherp is).
Foto met een grote scherptediepte Foto met een kleine scherptediepte
De diafragmamodule bevat verscheidene bladen. Deze bladen bewegen samen en regelen de hoeveelheid licht die er door het midden van het diafragma valt. Het aantal bladen is tevens van invloed op de vorm van licht in nachtelijke opnamen. Als een diafragma een even aantal bladen heeft, wordt het licht in een zelfde aantal delen verdeeld. Is het aantal bladen oneven, dan is het aantal lichtdelen dubbel de hoeveelheid bladen.
Een diafragma met 8 bladen verdeelt het licht bijvoorbeeld in 8 delen en een diafragma met 7 bladen verdeelt het licht in 14 delen.
7 bladen 8 bladen
12
Fotografische concepten en conventies

Sluitertijd

De sluitertijd is de hoeveelheid tijd die nodig is om de sluiter te openen en te sluiten. Dit is een belangrijke factor voor de helderheid van een foto, aangezien hiermee de hoeveelheid licht wordt geregeld die door het diafragma op de beeldsensor valt.
Meestal kan de sluitertijd handmatig worden ingesteld. De maateenheid van de sluitertijd wordt wel de “belichtingswaarde” (EV, exposure value) genoemd. Deze wordt geregeld in intervallen van 1 s, 1/2 s, 1/4 s, 1/8 s, 1/15s, 1/1000 s, 1/2000 s, enzovoort.
+1 EV
Belichting
-1 EV
De getallen op de camera zijn de noemers van belichtingswaarden, wat betekent dat hoe hoger het nummer, des te minder licht er binnen valt. En hoe kleiner het EV-getal, des te meer licht valt er binnen.
Zoals op de onderstaande foto's te zien is, valt er met een lange sluitertijd meer licht binnen, waardoor de foto helderder wordt. En met een kortere sluitertijd valt er minder licht naar binnen en wordt de foto donkerder, maar is het ook eenvoudiger om de beweging van het onderwerp te bevriezen.
0,8 s 0,004 s
1 s 1/2 s 1/4 s 1/8 s 1/15 s 1/30 s
Sluitertijd
13
Fotografische concepten en conventies

ISO-waarde

De belichting van een beeld wordt bepaald door de gevoeligheid van de camera. Deze gevoeligheid wordt gebaseerd op internationale normen uit het tijdperk van analoge film, de ISO-waarden. Bij digitale camera's wordt deze gevoeligheidsindex gebruikt voor de gevoeligheid van de digitale sensor die het beeld opvangt.
Als de ISO-waarde verdubbelt, wordt de camera dubbel zo gevoelig voor licht. Met een waarde van ISO 200 kunnen er bijvoorbeeld twee keer zo snel foto's worden gemaakt als met ISO 100. Hogere ISO-waarden kunnen echter tot “ruis” leiden, kleine deeltjes in een foto die de opname een korrelig aanzien geven. In de regel is het het beste om een lage ISO-waarde te gebruiken, tenzij u in een donkere omgeving of 's nachts fotografeert.
Aangezien een lage ISO-waarde betekent dat de camera minder gevoelig voor licht is, hebt u meer licht nodig om een optimale belichting te bereiken. Open daarom bij een lage ISO-waarde het diafragma verder of gebruik een langere sluitertijd om te zorgen dat er meer licht de camera binnenvalt. Op een zonnige dag, als er een overvloed aan licht is, hoeft een lage ISO-waarde niet vergezeld te gaan van een lange sluitertijd. Op donkere plaatsen echter, of 's nachts, zal een lage ISO-waarde in combinatie met een lange sluitertijd resulteren in een onscherpe foto.
Foto op statief gemaakt met een hoge
ISO-waarde
Onscherpe foto met een lage ISO-waarde
Veranderingen in de kwaliteit en helderheid door de ISO-waarde
14
Fotografische concepten en conventies

Hoe diafragma, sluitertijd en ISO-waarde de belichting beïnvloeden

Diafragma, sluitertijd en ISO-waarde hangen in de fotografie nauw met elkaar samen. De diafragma-instelling regelt de grootte van de lensopening waardoor het licht de camera binnenvalt, terwijl de sluitertijd bepaalt hoe lang dat licht naar binnen mag vallen. De ISO-waarde bepaalt de snelheid waarmee de film op licht reageert. Samen bepalen deze drie elementen de belichting van een foto.
Een aanpassing van de sluitertijd, het diafragma of de ISO-waarde kan met een aanpassing van een van de andere twee elementen worden gecompenseerd, zodat de belichting gelijk blijft. De resultaten in het beeld verschillen echter, afhankelijk van de gekozen instellingen. De sluitertijd is bijvoorbeeld het element waarmee beweging in het beeld wordt geregeld, het diafragma regelt de scherptediepte en met de ISO-waarde kan de hoeveelheid korrel in een foto worden veranderd.
Instellingen Resultaat
Hoge snelheid
Sluitertijd
= minder licht Lage snelheid
= meer licht
Kort = stil Langzaam = meer beweging
Diafragma
ISO-waarde
Instellingen Resultaat
Wijd diafragma = meer licht
Nauw diafragma = minder licht
Wijd = kleine scherptediepte Nauw = grote scherptediepte
Hoge ISO-waarde = gevoeliger voor licht
Lage ISO-waarde = minder gevoelig voor licht
Hoog = korreliger Laag = minder korrelig
15
Fotografische concepten en conventies

Samenhang tussen brandpuntsafstand, beeldhoek en perspectief

De brandpuntsafstand, uitgedrukt in millimeters, is de afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt. Dit is van invloed op de beeldhoek en het perspectief van de opname. Een korte brandpuntsafstand vertaalt zich in een grote hoek, waarmee groothoekopnamen van een breed gebied worden gemaakt. Een lange brandpuntsafstand vertaalt zich in een kleine hoek, waarmee teleopnamen van een klein gebied worden gemaakt.
Korte brandpuntsafstand
groothoeklens
groothoekopname
Lange brandpuntsafstand
telefotolens
telefoto-opname
nauwe beeldhoek
Bekijk de verschillen in de onderstaande foto's.
grote hoek
20-mm hoek 50-mm hoek 200-mm hoek
Normaal gesproken is een lens met een grote hoek geschikt voor landschapsfoto's en wordt een lens met een nauwe hoek aanbevolen voor sportevenementen en portretten.
16
Fotografische concepten en conventies

Scherptediepte

Portretten of stillevens worden meestal als mooi ervaren als de achtergrond onscherp is, zodat het onderwerp goed naar voren komt. Afhankelijk van het scherpgestelde gebied, kan een foto wazig of scherp zijn. Dit wordt de scherptediepte genoemd (Engels: DOF, ‘depth of field’).
De scherptediepte is het gebied rond het onderwerp dat scherp in beeld is. Een kleine scherptediepte duidt op een klein gebied dat scherp is en een grote scherptediepte op een groot gebied dat scherp in beeld is.
Een foto met een kleine scherptediepte, waarbij het onderwerp duidelijk naar voren springt en de rest onscherp is, kan worden gemaakt met een telelens of door een lage diafragmawaarde in te stellen. Een foto met een grote scherptediepte, waarbij alle elementen in de foto scherp in beeld zijn, kan worden gemaakt met een groothoeklens of door een hoge diafragmawaarde in te stellen.
Wat bepaalt de vervagingseffecten?
Scherptediepte is afhankelijk van de diafragmawaarde
Hoe wijder het diafragma is (hoe lager de diafragmawaarde), des te kleiner de scherptediepte. Sluitertijd en ISO-waarde hebben geen invloed op de scherptediepte; alleen de grootte van het diafragma heeft dat.
50 mm F5.7 50 mm F22
Kleine scherptediepte Grote scherptediepte
17
Fotografische concepten en conventies
Scherptediepte is afhankelijk van de brandpuntsafstand
Hoe langer de brandpuntsafstand, des te kleiner de scherptediepte. Een telelens met een langere brandpuntsafstand is beter om een foto met een kleine scherptediepte te maken dan een telelens met een kortere brandpuntsafstand.
Scherptediepte hangt samen met de afstand tussen onderwerp en camera
Hoe korter de afstand tussen onderwerp en camera, des te kleiner de scherptediepte. Hierdoor kan een foto die van dichtbij wordt gemaakt een kleine scherptediepte opleveren.
Een foto genomen met een 100 mm telelens
Een foto genomen met een 18 mm
telelens
Een foto genomen met een 100 mm
telelens
Een foto die dicht bij het onderwerp is genomen
18
Fotografische concepten en conventies
Scherptediepte bekijken
Met de scherptediepteknop kunt u van tevoren zien hoe de foto gaat worden. Wanneer u op deze knop drukt, wordt het diafragma op de ingestelde waarde gezet (de lensopening wordt kleiner) en worden de resultaten op het scherm weergegeven.
Scherptediepteknop

Compositie

Het is leuk om de schoonheid om ons heen met een camera vast te leggen. Maar hoe mooi iets ook is, met een slechte compositie kan de foto toch lelijk worden.
Bij de compositie is het van groot belang om onderwerpen prioriteit te geven.
Met compositie wordt de plaatsing van de verschillende elementen in het beeld bedoeld. Meestal levert een compositie volgens de regel van derden een plezierig resultaat.
De regel van derden
De regel van derden deelt het beeldvlak op in een patroon van drie keer drie gelijke rechthoeken.
Als u het onderwerp in de compositie wilt benadrukken, is het aan te raden om het op een van de hoeken van de centrale rechthoek te plaatsen.
19
Fotografische concepten en conventies
Met behulp van de regel van derden maakt u foto's met interessante composities die in balans zijn. Hier ziet u een paar voorbeelden.
Foto's met twee onderwerpen
Als het onderwerp zich in een hoek van de foto bevindt, heeft dat het effect dat de foto uit balans is. U kunt de foto in balans brengen door een tweede onderwerp in de tegenoverliggende hoek te plaatsen, om zo het gewicht van het beeld te verdelen.
Onderwerp 2
Onderwerp 1
Instabiel Stabiel
Onderwerp 1
Bij landschapsfoto's brengt een horizon in het midden het beeld uit balans. Geef de foto meer gewicht door de horizon omhoog of omlaag te brengen.
Onderwerp 2
Onderwerp 1
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Onderwerp 2
Instabiel Stabiel
20
Fotografische concepten en conventies

Flitser

Licht is een van de belangrijkste elementen in fotografie. Het is echter niet eenvoudig om altijd en overal voldoende licht te hebben. Met behulp van een flitser kunt u de lichtinstellingen optimaliseren en diverse effecten bereiken.
Een flitser, ook strobe of speedlight genoemd, kan u helpen de juiste belichting te creëren in situaties waarin weinig licht aanwezig is. Het is ook handig in situaties waarin juist erg veel licht aanwezig is. U kunt een flitser bijvoorbeeld gebruiken om de belichting van de schaduw van een onderwerp te compenseren of om bij tegenlicht zowel het onderwerp als de achtergrond duidelijk vast te leggen.
Vóór correctie Na correctie
Richtgetal van flitser
Het modelnummer van een flitser verwijst naar de kracht van de flitser en de maximale lichtopbrengst wordt aangegeven met een waarde die “richtgetal” wordt genoemd. Hoe hoger het richtgetal is, des te groter de lichtopbrengst van de flitser is. Het richtgetal wordt verkregen door de afstand van de flitser tot het onderwerp te vermenigvuldigen met de diafragmawaarde wanneer de ISO-waarde is ingesteld op 100.
Richtgetal = afstand van flitser tot onderwerp X diafragmawaarde
Diafragmawaarde = richtgetal / afstand van flitser tot onderwerp
Afstand van flitser tot onderwerp = richtgetal / diafragmawaarde
Als u het richtgetal van een flitser kent, kunt u daarom de optimale afstand van de flitser tot het onderwerp schatten wanneer u de flitser handmatig instelt. Als een flitser bijvoorbeeld het richtgetal 20 heeft en de afstand tot het onderwerp 4 meter is, is de optimale diafragmawaarde F 5.0.
21
Fotografische concepten en conventies
Bounce-fotografie
Bounce-fotografie is een methode van fotograferen waarbij het licht van het onderwerp naar het plafond of de muren wordt geleid, zodat het licht gelijkmatig wordt verspreid. Foto's die met een flitser zijn genomen kunnen er onnatuurlijk uitzien en schaduwen werpen. Onderwerpen in foto's die met bounce-fotografie zijn gemaakt, werpen geen schaduwen en zien er vloeiend uit door het gelijkmatig verspreide licht.
22

Hoofdstuk 1

Mijn camera

Hier leest u alles over de indeling van de camera, de pictogrammen, basisfuncties en optionele
accessoires.
Mijn camera

Aan de slag

Uitpakken
Controleer of de doos de volgende artikelen bevat:
Camera
(inclusief cameradop, bescherming
voor flitsschoentje en bescherming voor
extra aansluiting)
Software-cd-rom
(met uitgebreide gebruiksaanwijzing)
De afbeelding kan afwijken van de werkelijke artikelen. Zie pagina 131 voor informatie over accessoires.
USB-kabel Oplaadbare batterij Batterijhouder/
voedingskabel
Gebruiksaanwijzing
Belangrijkste functies
Polslus
24
Mijn camera

Onderdelen en functies

Nr. Naam
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1112
Luidspreker
1
Ontspanknop
2
Instelwieltje
In de opnamemodus: de instellingen
van menuopties wijzigen, in bepaalde
3
4
5
modi de sluitertijd regelen en de grootte van het scherpstelgebied wijzigen.
In de weergavemodus: in- of
uitzoomen op een foto.
AF-hulplampje/Timerlampje
Modusdraaiknop
t: Smart Auto-modus (pag. 39)
P: Programmamodus (pag. 40)
A: Diafragmavoorkeuzemodus
(pag. 41)
S: Sluitertijdvoorkeuzemodus (pag. 41)
M: Handmatige modus (pag. 42)
i: Lensvoorkeuzemodus (pag. 42)
s: Scènemodus (pag. 45)
V: Filmmodus (pag. 47)
Nr. Naam
Microfoon
6
Flitsschoentje
7
Oogje voor de polslus van de camera
8
Beeldsensor
9
Lensontgrendelknop
10
Lensvatting
11
Lensvattingmarkering
12
25
Mijn camera > Onderdelen en functies
10
Nr. Naam
Aan/uit-schakelaar
1
E-knop (pag. 92)
In de opnamemodus: de
2
aangepaste belichtingswaarde of de scherpstelling vergrendelen.
In de weergavemodus: het
weergegeven bestand beveiligen.
Nr. Naam
1
2 3
4
5 6
7
8
9
Statuslampje
Knippert: bij het opslaan van een
foto, het opnemen van een video of het versturen van gegevens naar een
3
4
5
computer of printer.
Continu aan: wanneer er geen
gegevensoverdracht plaatsvindt of de overdracht van gegevens naar een computer of printer voltooid is.
f-knop
Belangrijke functies openen en bepaalde instellingen preciezer afstellen.
Navigatieknop
In de opnamemodus
- F: een AF-modus selecteren.
- I: een ISO-waarde selecteren.
- C: een transportmodus selecteren.
- w: een witbalans selecteren.
In andere situaties
Respectievelijk omhoog, omlaag, naar links en naar rechts gaan. (U kunt ook aan het navigatiewiel draaien.)
Draaien:
Naar een optie of menu scrollen.
In de opnamemodus de
diafragmawaarde aanpassen.
In de weergavemodus door
bestanden scrollen.
Bij het handmatig selecteren van de
focus de kaderlocatie wijzigen.
Nr. Naam
Groene knop
In de opnamemodus: de waarde
resetten van Fotowizard, Witbalans, Kleurtemperatuur, Schermkleur, Zelfontspanner, Flitser-EV, Selectie-AF
6
7
8
9
10
(het middelste scherpstelpunt wordt gekozen), de belichtingscompensatie, of de belichtingswaarde voor de diverse modi.
In de weergavemodus: een of meer
bestanden wissen.
o-knop
In de opnamemodus
De grootte en positie van het AF­gebied wijzigen.
In andere situaties
Gemarkeerde optie of menu bevestigen.
Weergaveknop
Naar de weergavemodus gaan.
m-knop
Naar opties of menu's gaan.
EV-knop
Houd [W] ingedrukt en draai vervolgens aan de modusknop om de belichtingswaarde aan te passen. (pag. 75)
26
Mijn camera > Onderdelen en functies
10
9
8 7
6 5
Nr. Naam
Flitsschoentje
1
2
4
3
1
Een elektronische zoeker aansluiten.
Batterijklep
2
Plaatsing van batterij en geheugenkaart.
Statiefbevestigingspunt
3
Scherm
4
HDMI-aansluiting
5
Aansluiting AC-adapter
6
Aansluiting draadontspanner
Gebruik bij een statief een draadontspanner om
7
bewegingsonscherpte door het indrukken van de ontspanknop te voorkomen.
Nr. Naam
USB- en A/V-aansluiting
Met de USB- en A/V-kabel kunt u het
8
toestel op andere apparaten aansluiten.
Scherptediepteknop (pag. 19)
9
D-knop
In de opnamemodus: camera-
10
intellingen bekijken en opties wijzigen.
In de weergavemodus:
fotogegevens bekijken.
27
Mijn camera

Pictogrammen op het scherm

In de opnamemodus
Foto's nemen
1
2
3
1. Opname-instellingen (links)
Pictogram Beschrijving
Fotoformaat
Fotokwaliteit
Scherpstelgebied
Gezichtsdetectie
Flitsoptie*
Flitssterkte*
Kleurruimte
Smart bereik (pag. 73)
Optische beeldstabilisatie (OIS) (pag. 74)
* Deze pictogrammen verschijnen wanneer u een optionele
flitser aansluit.
2. Opname-instellingen (rechts)
Pictogram Beschrijving
Transportmodus
AF-modus (pag. 58)
Witbalans (pag. 53)
Fijnafstelling witbalans
ISO-gevoeligheid (pag. 52)
Lichtmeting (pag. 71)
Fotowizard (pag. 56)
Gezichtstint
Gezichtsretouch
3. Opnamegegevens
Pictogram Beschrijving
GPS actief*
10:00AM
2010/07/01
London
Tijd
Datum
Locatie-informatie*
Focus-hulpbalk (pag. 64)
Autofocuskader
Spotmetingsgebied
Bewegingsonscherpte
Pictogram Beschrijving
Histogram (pag. 91)
Opnamemodus
Focus
Flitserindicator**
40
F3.5
AEL
AFL
* Deze pictogrammen verschijnen wanneer u een optionele
flitser aansluit.
** Dit pictogram verschijnt wanneer u een optionele flitser
aansluit.
Sluitertijd
Diafragma
Belichtingswaarde (over-/onderbelicht)
Belichtingsvergrendeling (pag. 92)
Autofocusvergrendeling (pag. 92)
Geen externe geheugenkaart
Aantal beschikbare opnamen
: volledig opgeladen : deels opgeladen (Rood): leeg (batterij herladen)
Welke pictogrammen worden weergegeven, is afhankelijk van de geselecteerde modus en de ingestelde opties.
28
Mijn camera > Pictogrammen op het scherm
Video's maken
1. Opname-instellingen (links)
3. Opnamegegevens
1
2
3
Pictogram Beschrijving
Videoformaat
Videokwaliteit
Fader (pag. 77)
Spraakopname aan (pag. 78)
Wind wegfilteren (pag. 78)
Optische beeldstabilisatie (OIS) (pag. 74)
2. Opname-instellingen (rechts)
Pictogram Beschrijving
Transportmodus
AF-modus (pag. 58)
Witbalans (pag. 53)
Lichtmeting (pag. 71)
Fotowizard (pag. 56)
Pictogram Beschrijving
10:00AM
2010/07/01
V
F3.5
AEL
AFL
Tijd
Datum
Histogram (pag. 91)
Opnamemodus
Focus
Diafragma
Belichtingswaarde (over-/onderbelicht)
Belichtingsvergrendeling (pag. 92)
Autofocusvergrendeling (pag. 92)
Geen externe geheugenkaart
Beschikbare opnametijd
: Volledig opgeladen : Deels opgeladen (Rood): leeg (batterij herladen)
Welke pictogrammen worden weergegeven, is afhankelijk van de geselecteerde modus en de ingestelde opties.
29
Loading...
+ 106 hidden pages