Samsung NX100 User Manual [nl]

Page 1
Gebruiksaanwijzing
In deze gebruiksaanwijzing vindt u uitgebreide aanwijzingen voor het gebruik van uw camera. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig door.
DUT
Page 2

Copyrightinformatie

Microsoft Windows en het Windows-logo zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
Mac is een geregistreerd handelsmerk van Apple Corporation.
HDMI, het HDMI-logo en de term “High Definition Multimedia Interface” zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Handelsmerken en handelsnamen in deze gebruiksaanwijzing zijn het eigendom van hun respectieve eigenaars.
Cameraspecificaties of de inhoud van deze gebruiksaanwijzing kunnen bij een upgrade van camerafuncties zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Het is niet toegestaan om enig deel van deze gebruiksaanwijzing zonder vooraf gegeven toestemming te hergebruiken of verspreiden.
Raadpleeg voor Open Source-licentie-informatie de “OpenSourceInfo.pdf” op de meegeleverde cd-rom.
PlanetFirst duidt op het streven van Samsung Electronics naar een duurzame ontwikkeling en sociale verantwoordelijkheid door middel van een milieubewuste bedrijfsvoering.
1
Page 3

Informatie over gezondheid en veiligheid

Houd u altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen en gebruikstips om gevaarlijke situaties te vermijden en ervoor te zorgen dat de camera optimaal werkt.
Waarschuwingen
Gebruik de camera niet dichtbij ontvlambare of explosieve gassen en vloeistoffen
Gebruik de camera niet in de buurt van brandstoffen, brandbare stoffen of ontvlambare chemicaliën. Bewaar geen ontvlambare vloeistoffen, gassen en explosief materiaal in dezelfde ruimte als de camera of de accessoires van de camera.
Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren
Houd de camera en alle bijbehorende onderdelen en accessoires buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren. Kleine onderdelen vormen verstikkingsgevaar of kunnen schadelijk zijn wanneer zij worden ingeslikt. Bewegende onderdelen en accessoires kunnen ook fysiek gevaar opleveren.
Voorkom schade aan het gezichtsvermogen van het onderwerp
Gebruik de flitser van de camera niet vlakbij (op minder dan 1 m afstand van) de ogen van mensen of dieren. Gebruik van de flitser dicht bij de ogen van mens of dier kan tot tijdelijke of permanente schade aan het gezichtsvermogen leiden.
Behandel batterijen en oplader voorzichtig en voer deze af volgens de voorschriften
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde batterijen en opladers. Niet-compatibele batterijen en opladers kunnen ernstig lichamelijk letsel of schade aan de camera veroorzaken.
Gooi batterijen nooit in open vuur. Houd u aan alle lokale regelgevingen bij het verwijderen van gebruikte batterijen.
Leg batterijen of camera's nooit in of op verwarmingsapparaten, zoals een magnetron, kachel of radiator. Batterijen kunnen exploderen als ze te heet worden.
Gebruik voor het opladen van de batterijen geen elektriciteitssnoeren of stekkers die beschadigd zijn, of een loshangend stopcontact. Dit kan brand of een schok veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften
Ga zorgvuldig en verstandig te werk bij gebruik en opslag van de camera
Zorg ervoor dat de camera niet nat wordt. Het toestel kan door vloeibare stoffen ernstig beschadigen. Raak de camera niet met natte handen aan. De garantie van de fabrikant is niet van toepassing op waterschade aan het toestel.
Stel de camera niet gedurende lange tijd aan direct zonlicht of hoge temperaturen bloot. Langdurige blootstelling aan zonlicht of extreme temperaturen kan permanente schade aan interne onderdelen van het toestel veroorzaken.
2
Page 4
Informatie over gezondheid en veiligheid
Gebruik of bewaar de camera niet op stoffige, vuile, vochtige of slecht-geventileerde plaatsen, om schade aan bewegende en interne onderdelen te voorkomen.
Haal de batterijen uit de camera wanneer u deze voor langere tijd opbergt. Batterijen in het batterijvak kunnen na verloop van tijd gaan lekken of roesten en ernstige schade aan uw camera veroorzaken.
Bij langdurig gebruik van de camera kan de batterij oververhit raken en kan de interne temperatuur van de camera oplopen. Verwijder de batterij als de camera niet meer werkt en laat deze afkoelen.
Bescherm de camera tegen zand en vuil wanneer u deze op het strand of in een andere, soortgelijke omgeving gebruikt.
Bescherm de camera tegen stoten, ruwe behandeling en extreme trillingen om ernstige schade te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het aansluiten van snoeren en adapters en het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten. Door het forceren van aansluitingen, het niet op de juiste manier aansluiten van snoeren of het niet op de juiste manier plaatsen van batterijen en geheugenkaarten kunnen poorten, aansluitingen en accessoires beschadigd raken.
Steek geen vreemde voorwerpen in de compartimenten, sleuven en toegangspunten van de camera. Schade als gevolg van onjuist gebruik wordt mogelijk niet door de garantie gedekt.
Zwaai de camera niet aan de polslus heen en weer. Hierdoor kunt u anderen of uzelf verwonden.
Verf de camera niet, omdat verf tussen de bewegende onderdelen kan gaan zitten en de werking van het apparaat kan beïnvloeden.
Verf of metaal aan de buitenzijde van de camera kan allergische reacties, jeuk, eczeem of bultjes veroorzaken bij mensen met een gevoelige huid. Als u last hebt van een van deze symptomen, stop dan onmiddellijk met het gebruik van de camera en raadpleeg een arts.
Bescherm batterijen, opladers en geheugenkaarten tegen schade
Vermijd blootstelling van batterijen en geheugenkaarten aan zeer lage of hoge temperaturen (onder 0 °C en boven 40 °C). Door extreme temperaturen kan de capaciteit van batterijen verminderen en kunnen geheugenkaarten minder goed werken.
Voorkom dat batterijen in aanraking komen met metalen voorwerpen. Dit kan een verbinding vormen tussen de plus- en minpolen van de batterij en tijdelijke of permanente schade aan batterijen veroorzaken. Dit kan ook brand of een schok veroorzaken.
Voorkom dat geheugenkaarten in contact komen met vloeistoffen, vuil of vreemde stoffen. Veeg, indien nodig, de geheugenkaart met een zachte doek schoon alvorens u de kaart in de camera plaatst.
Voorkom dat de sleuf voor geheugenkaarten in contact komt met vloeistoffen, vuil of vreemde stoffen. Dergelijke stoffen kunnen ervoor zorgen dat de camera niet goed meer werkt.
Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Als u een geheugenkaart in de verkeerde richting plaatst, kunnen zowel camera als geheugenkaart hierdoor beschadigen.
Schakel de camera uit wanneer u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.
Zorg dat geheugenkaarten niet buigen, vallen of aan zware klappen of druk worden blootgesteld.
Gebruik geen geheugenkaarten die in een andere camera of door een computer zijn geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart in uw eigen camera.
Gebruik nooit een beschadigde oplader, batterij of geheugenkaart.
3
Page 5
Informatie over gezondheid en veiligheid
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde accessoires
Het gebruik van niet-compatibele accessoires kan de camera beschadigen, verwondingen veroorzaken of de garantie ongeldig
maken.
Bescherm de cameralens
Stel de lens niet aan direct zonlicht bloot. Hierdoor kan de beeldsensor verkleuren of defect raken.
Bescherm de lens tegen vingerafdrukken en krassen. Reinig de lens met een zachte, schone doek.
Belangrijke gebruiksinformatie
Laat de camera uitsluitend door bevoegd personeel onderhouden en repareren
Laat geen ongekwalificeerd personeel reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan de camera uitvoeren en probeer dit ook niet zelf te doen. Alle schade die voortvloeit uit ongekwalificeerd
onderhoud of reparatie wordt niet door de garantie gedekt.
Wees voorzichtig met het gebruik van de camera in vochtige omgevingen
Wanneer u de camera vanuit een koude in een warme en vochtige omgeving brengt, kan er op de fijne elektronische schakelingen en op de geheugenkaart condensvorming optreden. Wacht in zo'n geval ten minste 1 uur totdat alle vocht is verdampt, alvorens u de camera gebruikt.
Controleer voor gebruik of de camera naar behoren functioneert
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor verlies van bestanden of schade die kan voortkomen uit defecten aan de camera of onjuist gebruik.
Zorg voor een optimale levensduur van batterijen en oplader
Te lang opladen van batterijen kan de levensduur daarvan bekorten. Wanneer het opladen is voltooid, dient u de kabel van de camera los te koppelen.
Batterijen die niet worden gebruikt, ontladen zich na verloop van tijd en moeten voor gebruik opnieuw worden opgeladen.
Laat de stekker van de oplader niet in het stopcontact zitten als u de oplader niet gebruikt.
Gebruik de batterijen alleen voor het doel waarvoor ze zijn bedoeld.
4
Page 6

Pictogrammen in deze gebruiksaanwijzing

Symbolen in deze gebruiksaanwijzing

Pictogram Functie
Aanvullende informatie
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen
[ ]
( )
*
Cameraknoppen. [Ontspanknop] staat bijvoorbeeld voor de sluiterknop.
Paginanummer van verwante informatie
De volgorde van de opties of menu's die u moet selecteren om een stap uit te voeren, bijvoorbeeld: Selecteer 1 vervolgens Kwalit.).
Voetnoot
Kwalit. (betekent Selecteer 1 en

Pictogrammen van de opnamemodus

Opnamemodus Pictogram
Smart Auto
Programma
Diafragmavoorkeuze
t P A

Afkortingen in deze gebruiksaanwijzing

Afkorting Betekenis
AE
AF
BKT
DPOF
EV
FA
MF
OIS
ISO
WB
Automatische belichting
Automatische scherpstelling
Belichtingstrapje
Digitale afdrukbestelling
Belichtingswaarde
Focushulp
Handmatige scherpstelling
Optische beeldstabilisatie
Waarde voor lichtgevoeligheid gedefinieerd door de International Organization for Standardization
Witbalans
Sluitertijdvoorkeuze
Handmatig
Lensvoorkeuze
Scène
Film
S M i s v
5
Page 7

Inhoudsopgave

Tips
Fotografische concepten en conventies
Houding ....................................................................................... 10
De camera vasthouden ................................................................... 10
Staand fotograferen ........................................................................ 10
Geknield fotograferen ...................................................................... 11
Diafragma .................................................................................... 11
Diafragma en scherptediepte .......................................................... 12
Sluitertijd ...................................................................................... 13
ISO-waarde .................................................................................. 14
Hoe diafragma, sluitertijd en ISO-waarde de belichting
beïnvloeden ................................................................................. 15
Samenhang tussen brandpuntsafstand, beeldhoek en
perspectief ................................................................................... 16
Scherptediepte ............................................................................ 17
Wat bepaalt de vervagingseffecten? ................................................ 17
Scherptediepte bekijken .................................................................. 19
Compositie .................................................................................. 19
De regel van derden ........................................................................ 19
Foto's met twee onderwerpen ........................................................ 20
Flitser ........................................................................................... 21
Richtgetal van flitser ........................................................................ 21
Bounce-fotografie ........................................................................... 22
Hoofdstuk 1
Mijn camera
Aan de slag .................................................................................. 24
Uitpakken ...................................................................................... 24
Onderdelen en functies ............................................................... 25
Pictogrammen op het scherm .................................................... 28
In de opnamemodus ..................................................................... 28
Foto's nemen .................................................................................. 28
Video's maken ................................................................................ 29
In de weergavemodus ................................................................... 30
Foto's bekijken ................................................................................ 30
Video's afspelen .............................................................................. 30
Lenzen ......................................................................................... 31
Lensindeling .................................................................................. 31
De lens vergrendelen of ontgrendelen ............................................. 32
Markeringen op de lens ................................................................. 34
Optionele accessoires ................................................................ 35
Onderdelen van flitser .................................................................... 35
De flitser aansluiten ........................................................................ 35
Indeling van GPS-module .............................................................. 36
De GPS-module aansluiten ............................................................ 37
De elektronische zoeker aansluiten ................................................ 38
6
Page 8
Inhoudsopgave
Opnamemodi ............................................................................... 39
t Smart Auto-modus ............................................................. 39
P Programmamodus .................................................................... 40
Program Shift .................................................................................. 40
A Diafragmavoorkeuzemodus ...................................................... 41
S Sluitertijdvoorkeuzemodus ........................................................ 41
M Handmatige modus ................................................................. 42
Kadermodus ................................................................................... 42
Bulb gebruiken ................................................................................ 42
i Lensvoorkeuzemodus .............................................................. 42
i-Scene-modus gebruiken ............................................................... 42
i-Functie gebruiken in de PASM-modi .......................................... 43
Beschikbare opties ......................................................................... 44
s Scènemodus ..................................................................... 45
v Filmmodus .............................................................................. 47
Beschikbare functies in de opnamemodus .................................... 48
Hoofdstuk 2
Opnamefuncties
Grootte ......................................................................................... 50
Opties voor fotoformaat ................................................................. 50
Opties voor videoformaat .............................................................. 50
Kwalit. .......................................................................................... 51
Opties voor fotokwaliteit ................................................................ 51
Opties voor videokwaliteit .............................................................. 51
ISO-waarde .................................................................................. 52
Hogere ISO-waarde selecteren........................................................ 52
Witbalans (lichtbron) ................................................................... 53
Witbalansopties ............................................................................. 53
Voorgeprogrammeerde eigen opties ................................................ 54
Fotowizard (fotostijlen) ............................................................... 56
Kleurruimte .................................................................................. 57
AF-modus .................................................................................... 58
Enkelvoudige AF ............................................................................ 58
Continu AF .................................................................................... 59
Handm. scherpst. .......................................................................... 59
AF-gebied .................................................................................... 60
Keuze AF ....................................................................................... 60
Multi AF ......................................................................................... 61
Gezichtsdet. AF ............................................................................. 61
Zelfportret AF ................................................................................ 62
AF-prioriteit .................................................................................. 63
MF gesteund ............................................................................... 64
Snelheid (opnamemethode) ....................................................... 65
1 opname ..................................................................................... 65
Continu ......................................................................................... 65
Burst ............................................................................................ 66
Timer ............................................................................................. 66
AE BKT ......................................................................................... 67
WB BKT ........................................................................................ 67
F Wiz BKT .................................................................................... 68
BKT instellen ................................................................................. 68
Flitser ........................................................................................... 69
Flitsopties ...................................................................................... 69
Corrigeer rode ogen ...................................................................... 70
De flitssterkte regelen .................................................................... 70
7
Page 9
Inhoudsopgave
L.meting ....................................................................................... 71
Spot .............................................................................................. 71
Koppeling AE - AF-punt ................................................................. 71
Centr. gewogen ............................................................................. 72
Multi .............................................................................................. 72
Smart bereik ................................................................................ 73
OIS ............................................................................................... 74
OIS-opties ..................................................................................... 74
Belichtingscompensatie ............................................................. 75
Vergrendeling belichting/scherpstelling .................................... 76
Videofuncties ............................................................................... 77
Film AE-modus .............................................................................. 77
In-/uitfaden .................................................................................... 77
Windonderdrukking ....................................................................... 78
Autofocus ...................................................................................... 78
Spraak .......................................................................................... 78
Hoofdstuk 3
Weergeven en bewerken
Bestanden zoeken en beheren ................................................... 80
Foto's bekijken .............................................................................. 80
Miniaturen weergeven .................................................................... 80
Bestanden op categorie bekijken in Smart Album .......................... 81
Bestanden beveiligen .................................................................... 81
Bestanden wissen ......................................................................... 81
Afzonderlijke bestanden wissen ....................................................... 81
Meerdere bestanden wissen ........................................................... 82
Alle bestanden wissen ..................................................................... 82
Foto's bekijken ............................................................................ 83
Een foto vergroten ......................................................................... 83
Een diavoorstelling starten ............................................................. 83
Benadrukken ................................................................................. 84
Autom. draaien .............................................................................. 84
Een video afspelen ...................................................................... 85
Bediening van videoweergave ......................................................... 85
Een video tijdens het afspelen bijsnijden ........................................ 85
Een beeld tijdens het afspelen afzonderlijk opslaan ........................ 86
Een foto bewerken ...................................................................... 87
Optie ............................................................................................. 87
Hoofdstuk 4
Camera-instellingenmenu
Gebruikersinstellingen ............................................................... 90
ISO-stap ........................................................................................ 90
Auto ISO bereik ............................................................................. 90
Ruisonderdrukking ........................................................................ 90
AF-lamp ........................................................................................ 90
Gebruikersdisplay .......................................................................... 91
Toetsafbeelding ............................................................................. 92
Instellingen 1 ............................................................................... 93
Instellingen 2 ............................................................................... 94
Instellingen 3 ............................................................................... 95
Instellingen 4 ............................................................................... 97
Instellingen 5 ............................................................................... 98
8
Page 10
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 5
Verbinding maken met externe apparaten
Bestanden weergeven op een tv of HDTV ............................... 100
Bestanden op een tv weergeven ................................................. 100
Bestanden op een HDTV weergeven ........................................... 101
Foto's afdrukken ....................................................................... 102
Foto's met een fotoprinter afdrukken (PictBridge) ........................ 102
Afdrukopties instellen .................................................................... 103
Afdrukinformatie instellen met behulp van DPOF .......................... 103
DPOF-opties ................................................................................. 104
Bestanden naar de computer overbrengen ............................. 105
Bestanden naar de computer overbrengen (Windows) ................. 105
Bestanden overbrengen door de camera als een verwisselbare
schijf aan te sluiten ......................................................................... 105
De camera loskoppelen (Windows XP) .......................................... 106
Bestanden naar de computer overbrengen (Macintosh) ............... 106
Foto's op een pc bewerken ...................................................... 107
Software installeren .................................................................... 107
Programma's op de cd-rom .......................................................... 107
Intelli-studio gebruiken ................................................................. 107
Systeemvereisten .......................................................................... 108
De interface van Intelli-studio ......................................................... 108
Bestanden overbrengen met behulp van Intelli-studio .................... 109
Samsung RAW Converter gebruiken ........................................... 110
Systeemvereisten voor Windows ................................................... 110
Systeemvereisten voor Mac .......................................................... 110
De interface van Samsung RAW Converter ................................... 111
RAW-bestanden bewerken ........................................................... 111
Hoofdstuk 6
Bijlage
Foutmeldingen .......................................................................... 115
Onderhoud van de camera ....................................................... 116
Reiniging van de camera ............................................................. 116
Cameralens en -scherm ................................................................ 116
De beeldsensor ............................................................................. 116
Camerabehuizing .......................................................................... 116
Geheugenkaart ............................................................................ 117
Ondersteunde geheugenkaart ....................................................... 117
Capaciteit van de geheugenkaart .................................................. 117
De batterij .................................................................................. 119
Batterijspecificaties ...................................................................... 119
Werkduur van de batterij .............................................................. 119
De batterij opladen ........................................................................ 120
Voordat u contact opneemt met een servicecentrum ............. 122
Cameraspecificaties ................................................................. 125
Lensspecificaties ...................................................................... 129
Accessoires (optioneel) ............................................................. 131
Index .......................................................................................... 132
9
Page 11
Fotografische concepten en conventies

Houding

Een goede houding waarin de camera stabiel kan worden vastgehouden is noodzakelijk om goed foto's te kunnen maken. Zelfs als u de camera op de juiste wijze vasthoudt, kan een verkeerde lichaamshouding voor bewegingsonscherpte zorgen. Sta recht op en stil om een stevige ondergrond voor de camera te vormen. Wanneer u met een lange sluitertijd fotografeert, houdt u uw adem in om te zorgen dat uw lichaam zo min mogelijk beweegt.
De camera vasthouden
Houd de camera met uw rechterhand vast en plaats uw rechter wijsvinger op de ontspanknop. Houd uw linkerhand ter ondersteuning onder de lens.
Staand fotograferen
Bepaal de compositie; sta rechtop met uw voeten op schouderlengte van elkaar en houd uw ellebogen naar beneden gericht.
10
Page 12
Fotografische concepten en conventies
Geknield fotograferen
Bepaal de compositie; kniel met een knie op de grond en houd uw rug recht.

Diafragma

Het diafragma is de lensopening en bepaalt hoeveel licht er in de camera binnenvalt. Dit is een van de drie factoren die de belichting bepalen. De diafragmamodule bestaat uit dunne metalen bladen die openen en sluiten om meer of minder licht door de opening (het diafragma) de camera te laten binnenvallen. De grootte van het diafragma hangt nauw met de helderheid van de foto samen: hoe groter het diafragma, des te helderder de foto; hoe kleiner het diafragma, des te donkerder de foto.
Diafragmagrootten
Minimaal diafragma Gemiddeld diafragma Maximaal diafragma
Donkere foto
(diafragma een klein beetje open)
Heldere foto
(diafragma wijd open)
11
Page 13
Fotografische concepten en conventies
De grootte van het diafragma wordt aangeduid met een waarde die bekend staat als een “F-getal.” Het f-getal staat voor de brandpuntsafstand gedeeld door de diameter van de lens de correcte schrijfwijze is dan ook “f/getal”. Als bijvoorbeeld een lens met een brandpuntsafstand van 50 mm een diafragma-aanduiding van F2 (of f/2) heeft, is de diameter van het diafragma 25 mm (50 mm/25 mm=F2). Hoe kleiner het f-getal is, hoe groter het diafragma is.
De opening in het diafragma wordt beschreven als de belichtingwaarde (EV, Exposure Value). Het verdubbelen van de belichtingswaarde (+1 EV) betekent dat de hoeveelheid binnenvallend licht verdubbelt. En met het verlagen van de belichtingswaarde (-1 EV) wordt de hoeveelheid binnenvallend licht gehalveerd. U kunt tevens de belichtingscompensatiefunctie gebruiken om de hoeveelheid licht nauwkeurig te regelen door de belichtingswaarden op te delen in 1/2, 1/3 EV, enzovoort.
+1 EV
F1.4 F2 F2.8 F4 F5.6 F8
-1 EV
Stappen van de belichtingswaarde
Diafragma en scherptediepte
U kunt de achtergrond van een foto vervagen of verscherpen met behulp van het diafragma. Het diafragma hangt nauw samen met de scherptediepte (het gebied in een foto dat scherp is).
Foto met een grote scherptediepte Foto met een kleine scherptediepte
De diafragmamodule bevat verscheidene bladen. Deze bladen bewegen samen en regelen de hoeveelheid licht die er door het midden van het diafragma valt. Het aantal bladen is tevens van invloed op de vorm van licht in nachtelijke opnamen. Als een diafragma een even aantal bladen heeft, wordt het licht in een zelfde aantal delen verdeeld. Is het aantal bladen oneven, dan is het aantal lichtdelen dubbel de hoeveelheid bladen.
Een diafragma met 8 bladen verdeelt het licht bijvoorbeeld in 8 delen en een diafragma met 7 bladen verdeelt het licht in 14 delen.
7 bladen 8 bladen
12
Page 14
Fotografische concepten en conventies

Sluitertijd

De sluitertijd is de hoeveelheid tijd die nodig is om de sluiter te openen en te sluiten. Dit is een belangrijke factor voor de helderheid van een foto, aangezien hiermee de hoeveelheid licht wordt geregeld die door het diafragma op de beeldsensor valt.
Meestal kan de sluitertijd handmatig worden ingesteld. De maateenheid van de sluitertijd wordt wel de “belichtingswaarde” (EV, exposure value) genoemd. Deze wordt geregeld in intervallen van 1 s, 1/2 s, 1/4 s, 1/8 s, 1/15s, 1/1000 s, 1/2000 s, enzovoort.
+1 EV
Belichting
-1 EV
De getallen op de camera zijn de noemers van belichtingswaarden, wat betekent dat hoe hoger het nummer, des te minder licht er binnen valt. En hoe kleiner het EV-getal, des te meer licht valt er binnen.
Zoals op de onderstaande foto's te zien is, valt er met een lange sluitertijd meer licht binnen, waardoor de foto helderder wordt. En met een kortere sluitertijd valt er minder licht naar binnen en wordt de foto donkerder, maar is het ook eenvoudiger om de beweging van het onderwerp te bevriezen.
0,8 s 0,004 s
1 s 1/2 s 1/4 s 1/8 s 1/15 s 1/30 s
Sluitertijd
13
Page 15
Fotografische concepten en conventies

ISO-waarde

De belichting van een beeld wordt bepaald door de gevoeligheid van de camera. Deze gevoeligheid wordt gebaseerd op internationale normen uit het tijdperk van analoge film, de ISO-waarden. Bij digitale camera's wordt deze gevoeligheidsindex gebruikt voor de gevoeligheid van de digitale sensor die het beeld opvangt.
Als de ISO-waarde verdubbelt, wordt de camera dubbel zo gevoelig voor licht. Met een waarde van ISO 200 kunnen er bijvoorbeeld twee keer zo snel foto's worden gemaakt als met ISO 100. Hogere ISO-waarden kunnen echter tot “ruis” leiden, kleine deeltjes in een foto die de opname een korrelig aanzien geven. In de regel is het het beste om een lage ISO-waarde te gebruiken, tenzij u in een donkere omgeving of 's nachts fotografeert.
Aangezien een lage ISO-waarde betekent dat de camera minder gevoelig voor licht is, hebt u meer licht nodig om een optimale belichting te bereiken. Open daarom bij een lage ISO-waarde het diafragma verder of gebruik een langere sluitertijd om te zorgen dat er meer licht de camera binnenvalt. Op een zonnige dag, als er een overvloed aan licht is, hoeft een lage ISO-waarde niet vergezeld te gaan van een lange sluitertijd. Op donkere plaatsen echter, of 's nachts, zal een lage ISO-waarde in combinatie met een lange sluitertijd resulteren in een onscherpe foto.
Foto op statief gemaakt met een hoge
ISO-waarde
Onscherpe foto met een lage ISO-waarde
Veranderingen in de kwaliteit en helderheid door de ISO-waarde
14
Page 16
Fotografische concepten en conventies

Hoe diafragma, sluitertijd en ISO-waarde de belichting beïnvloeden

Diafragma, sluitertijd en ISO-waarde hangen in de fotografie nauw met elkaar samen. De diafragma-instelling regelt de grootte van de lensopening waardoor het licht de camera binnenvalt, terwijl de sluitertijd bepaalt hoe lang dat licht naar binnen mag vallen. De ISO-waarde bepaalt de snelheid waarmee de film op licht reageert. Samen bepalen deze drie elementen de belichting van een foto.
Een aanpassing van de sluitertijd, het diafragma of de ISO-waarde kan met een aanpassing van een van de andere twee elementen worden gecompenseerd, zodat de belichting gelijk blijft. De resultaten in het beeld verschillen echter, afhankelijk van de gekozen instellingen. De sluitertijd is bijvoorbeeld het element waarmee beweging in het beeld wordt geregeld, het diafragma regelt de scherptediepte en met de ISO-waarde kan de hoeveelheid korrel in een foto worden veranderd.
Instellingen Resultaat
Hoge snelheid
Sluitertijd
= minder licht Lage snelheid
= meer licht
Kort = stil Langzaam = meer beweging
Diafragma
ISO-waarde
Instellingen Resultaat
Wijd diafragma = meer licht
Nauw diafragma = minder licht
Wijd = kleine scherptediepte Nauw = grote scherptediepte
Hoge ISO-waarde = gevoeliger voor licht
Lage ISO-waarde = minder gevoelig voor licht
Hoog = korreliger Laag = minder korrelig
15
Page 17
Fotografische concepten en conventies

Samenhang tussen brandpuntsafstand, beeldhoek en perspectief

De brandpuntsafstand, uitgedrukt in millimeters, is de afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt. Dit is van invloed op de beeldhoek en het perspectief van de opname. Een korte brandpuntsafstand vertaalt zich in een grote hoek, waarmee groothoekopnamen van een breed gebied worden gemaakt. Een lange brandpuntsafstand vertaalt zich in een kleine hoek, waarmee teleopnamen van een klein gebied worden gemaakt.
Korte brandpuntsafstand
groothoeklens
groothoekopname
Lange brandpuntsafstand
telefotolens
telefoto-opname
nauwe beeldhoek
Bekijk de verschillen in de onderstaande foto's.
grote hoek
20-mm hoek 50-mm hoek 200-mm hoek
Normaal gesproken is een lens met een grote hoek geschikt voor landschapsfoto's en wordt een lens met een nauwe hoek aanbevolen voor sportevenementen en portretten.
16
Page 18
Fotografische concepten en conventies

Scherptediepte

Portretten of stillevens worden meestal als mooi ervaren als de achtergrond onscherp is, zodat het onderwerp goed naar voren komt. Afhankelijk van het scherpgestelde gebied, kan een foto wazig of scherp zijn. Dit wordt de scherptediepte genoemd (Engels: DOF, ‘depth of field’).
De scherptediepte is het gebied rond het onderwerp dat scherp in beeld is. Een kleine scherptediepte duidt op een klein gebied dat scherp is en een grote scherptediepte op een groot gebied dat scherp in beeld is.
Een foto met een kleine scherptediepte, waarbij het onderwerp duidelijk naar voren springt en de rest onscherp is, kan worden gemaakt met een telelens of door een lage diafragmawaarde in te stellen. Een foto met een grote scherptediepte, waarbij alle elementen in de foto scherp in beeld zijn, kan worden gemaakt met een groothoeklens of door een hoge diafragmawaarde in te stellen.
Wat bepaalt de vervagingseffecten?
Scherptediepte is afhankelijk van de diafragmawaarde
Hoe wijder het diafragma is (hoe lager de diafragmawaarde), des te kleiner de scherptediepte. Sluitertijd en ISO-waarde hebben geen invloed op de scherptediepte; alleen de grootte van het diafragma heeft dat.
50 mm F5.7 50 mm F22
Kleine scherptediepte Grote scherptediepte
17
Page 19
Fotografische concepten en conventies
Scherptediepte is afhankelijk van de brandpuntsafstand
Hoe langer de brandpuntsafstand, des te kleiner de scherptediepte. Een telelens met een langere brandpuntsafstand is beter om een foto met een kleine scherptediepte te maken dan een telelens met een kortere brandpuntsafstand.
Scherptediepte hangt samen met de afstand tussen onderwerp en camera
Hoe korter de afstand tussen onderwerp en camera, des te kleiner de scherptediepte. Hierdoor kan een foto die van dichtbij wordt gemaakt een kleine scherptediepte opleveren.
Een foto genomen met een 100 mm telelens
Een foto genomen met een 18 mm
telelens
Een foto genomen met een 100 mm
telelens
Een foto die dicht bij het onderwerp is genomen
18
Page 20
Fotografische concepten en conventies
Scherptediepte bekijken
Met de scherptediepteknop kunt u van tevoren zien hoe de foto gaat worden. Wanneer u op deze knop drukt, wordt het diafragma op de ingestelde waarde gezet (de lensopening wordt kleiner) en worden de resultaten op het scherm weergegeven.
Scherptediepteknop

Compositie

Het is leuk om de schoonheid om ons heen met een camera vast te leggen. Maar hoe mooi iets ook is, met een slechte compositie kan de foto toch lelijk worden.
Bij de compositie is het van groot belang om onderwerpen prioriteit te geven.
Met compositie wordt de plaatsing van de verschillende elementen in het beeld bedoeld. Meestal levert een compositie volgens de regel van derden een plezierig resultaat.
De regel van derden
De regel van derden deelt het beeldvlak op in een patroon van drie keer drie gelijke rechthoeken.
Als u het onderwerp in de compositie wilt benadrukken, is het aan te raden om het op een van de hoeken van de centrale rechthoek te plaatsen.
19
Page 21
Fotografische concepten en conventies
Met behulp van de regel van derden maakt u foto's met interessante composities die in balans zijn. Hier ziet u een paar voorbeelden.
Foto's met twee onderwerpen
Als het onderwerp zich in een hoek van de foto bevindt, heeft dat het effect dat de foto uit balans is. U kunt de foto in balans brengen door een tweede onderwerp in de tegenoverliggende hoek te plaatsen, om zo het gewicht van het beeld te verdelen.
Onderwerp 2
Onderwerp 1
Instabiel Stabiel
Onderwerp 1
Bij landschapsfoto's brengt een horizon in het midden het beeld uit balans. Geef de foto meer gewicht door de horizon omhoog of omlaag te brengen.
Onderwerp 2
Onderwerp 1
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Onderwerp 2
Instabiel Stabiel
20
Page 22
Fotografische concepten en conventies

Flitser

Licht is een van de belangrijkste elementen in fotografie. Het is echter niet eenvoudig om altijd en overal voldoende licht te hebben. Met behulp van een flitser kunt u de lichtinstellingen optimaliseren en diverse effecten bereiken.
Een flitser, ook strobe of speedlight genoemd, kan u helpen de juiste belichting te creëren in situaties waarin weinig licht aanwezig is. Het is ook handig in situaties waarin juist erg veel licht aanwezig is. U kunt een flitser bijvoorbeeld gebruiken om de belichting van de schaduw van een onderwerp te compenseren of om bij tegenlicht zowel het onderwerp als de achtergrond duidelijk vast te leggen.
Vóór correctie Na correctie
Richtgetal van flitser
Het modelnummer van een flitser verwijst naar de kracht van de flitser en de maximale lichtopbrengst wordt aangegeven met een waarde die “richtgetal” wordt genoemd. Hoe hoger het richtgetal is, des te groter de lichtopbrengst van de flitser is. Het richtgetal wordt verkregen door de afstand van de flitser tot het onderwerp te vermenigvuldigen met de diafragmawaarde wanneer de ISO-waarde is ingesteld op 100.
Richtgetal = afstand van flitser tot onderwerp X diafragmawaarde
Diafragmawaarde = richtgetal / afstand van flitser tot onderwerp
Afstand van flitser tot onderwerp = richtgetal / diafragmawaarde
Als u het richtgetal van een flitser kent, kunt u daarom de optimale afstand van de flitser tot het onderwerp schatten wanneer u de flitser handmatig instelt. Als een flitser bijvoorbeeld het richtgetal 20 heeft en de afstand tot het onderwerp 4 meter is, is de optimale diafragmawaarde F 5.0.
21
Page 23
Fotografische concepten en conventies
Bounce-fotografie
Bounce-fotografie is een methode van fotograferen waarbij het licht van het onderwerp naar het plafond of de muren wordt geleid, zodat het licht gelijkmatig wordt verspreid. Foto's die met een flitser zijn genomen kunnen er onnatuurlijk uitzien en schaduwen werpen. Onderwerpen in foto's die met bounce-fotografie zijn gemaakt, werpen geen schaduwen en zien er vloeiend uit door het gelijkmatig verspreide licht.
22
Page 24

Hoofdstuk 1

Mijn camera

Hier leest u alles over de indeling van de camera, de pictogrammen, basisfuncties en optionele
accessoires.
Page 25
Mijn camera

Aan de slag

Uitpakken
Controleer of de doos de volgende artikelen bevat:
Camera
(inclusief cameradop, bescherming
voor flitsschoentje en bescherming voor
extra aansluiting)
Software-cd-rom
(met uitgebreide gebruiksaanwijzing)
De afbeelding kan afwijken van de werkelijke artikelen. Zie pagina 131 voor informatie over accessoires.
USB-kabel Oplaadbare batterij Batterijhouder/
voedingskabel
Gebruiksaanwijzing
Belangrijkste functies
Polslus
24
Page 26
Mijn camera

Onderdelen en functies

Nr. Naam
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1112
Luidspreker
1
Ontspanknop
2
Instelwieltje
In de opnamemodus: de instellingen
van menuopties wijzigen, in bepaalde
3
4
5
modi de sluitertijd regelen en de grootte van het scherpstelgebied wijzigen.
In de weergavemodus: in- of
uitzoomen op een foto.
AF-hulplampje/Timerlampje
Modusdraaiknop
t: Smart Auto-modus (pag. 39)
P: Programmamodus (pag. 40)
A: Diafragmavoorkeuzemodus
(pag. 41)
S: Sluitertijdvoorkeuzemodus (pag. 41)
M: Handmatige modus (pag. 42)
i: Lensvoorkeuzemodus (pag. 42)
s: Scènemodus (pag. 45)
V: Filmmodus (pag. 47)
Nr. Naam
Microfoon
6
Flitsschoentje
7
Oogje voor de polslus van de camera
8
Beeldsensor
9
Lensontgrendelknop
10
Lensvatting
11
Lensvattingmarkering
12
25
Page 27
Mijn camera > Onderdelen en functies
10
Nr. Naam
Aan/uit-schakelaar
1
E-knop (pag. 92)
In de opnamemodus: de
2
aangepaste belichtingswaarde of de scherpstelling vergrendelen.
In de weergavemodus: het
weergegeven bestand beveiligen.
Nr. Naam
1
2 3
4
5 6
7
8
9
Statuslampje
Knippert: bij het opslaan van een
foto, het opnemen van een video of het versturen van gegevens naar een
3
4
5
computer of printer.
Continu aan: wanneer er geen
gegevensoverdracht plaatsvindt of de overdracht van gegevens naar een computer of printer voltooid is.
f-knop
Belangrijke functies openen en bepaalde instellingen preciezer afstellen.
Navigatieknop
In de opnamemodus
- F: een AF-modus selecteren.
- I: een ISO-waarde selecteren.
- C: een transportmodus selecteren.
- w: een witbalans selecteren.
In andere situaties
Respectievelijk omhoog, omlaag, naar links en naar rechts gaan. (U kunt ook aan het navigatiewiel draaien.)
Draaien:
Naar een optie of menu scrollen.
In de opnamemodus de
diafragmawaarde aanpassen.
In de weergavemodus door
bestanden scrollen.
Bij het handmatig selecteren van de
focus de kaderlocatie wijzigen.
Nr. Naam
Groene knop
In de opnamemodus: de waarde
resetten van Fotowizard, Witbalans, Kleurtemperatuur, Schermkleur, Zelfontspanner, Flitser-EV, Selectie-AF
6
7
8
9
10
(het middelste scherpstelpunt wordt gekozen), de belichtingscompensatie, of de belichtingswaarde voor de diverse modi.
In de weergavemodus: een of meer
bestanden wissen.
o-knop
In de opnamemodus
De grootte en positie van het AF­gebied wijzigen.
In andere situaties
Gemarkeerde optie of menu bevestigen.
Weergaveknop
Naar de weergavemodus gaan.
m-knop
Naar opties of menu's gaan.
EV-knop
Houd [W] ingedrukt en draai vervolgens aan de modusknop om de belichtingswaarde aan te passen. (pag. 75)
26
Page 28
Mijn camera > Onderdelen en functies
10
9
8 7
6 5
Nr. Naam
Flitsschoentje
1
2
4
3
1
Een elektronische zoeker aansluiten.
Batterijklep
2
Plaatsing van batterij en geheugenkaart.
Statiefbevestigingspunt
3
Scherm
4
HDMI-aansluiting
5
Aansluiting AC-adapter
6
Aansluiting draadontspanner
Gebruik bij een statief een draadontspanner om
7
bewegingsonscherpte door het indrukken van de ontspanknop te voorkomen.
Nr. Naam
USB- en A/V-aansluiting
Met de USB- en A/V-kabel kunt u het
8
toestel op andere apparaten aansluiten.
Scherptediepteknop (pag. 19)
9
D-knop
In de opnamemodus: camera-
10
intellingen bekijken en opties wijzigen.
In de weergavemodus:
fotogegevens bekijken.
27
Page 29
Mijn camera

Pictogrammen op het scherm

In de opnamemodus
Foto's nemen
1
2
3
1. Opname-instellingen (links)
Pictogram Beschrijving
Fotoformaat
Fotokwaliteit
Scherpstelgebied
Gezichtsdetectie
Flitsoptie*
Flitssterkte*
Kleurruimte
Smart bereik (pag. 73)
Optische beeldstabilisatie (OIS) (pag. 74)
* Deze pictogrammen verschijnen wanneer u een optionele
flitser aansluit.
2. Opname-instellingen (rechts)
Pictogram Beschrijving
Transportmodus
AF-modus (pag. 58)
Witbalans (pag. 53)
Fijnafstelling witbalans
ISO-gevoeligheid (pag. 52)
Lichtmeting (pag. 71)
Fotowizard (pag. 56)
Gezichtstint
Gezichtsretouch
3. Opnamegegevens
Pictogram Beschrijving
GPS actief*
10:00AM
2010/07/01
London
Tijd
Datum
Locatie-informatie*
Focus-hulpbalk (pag. 64)
Autofocuskader
Spotmetingsgebied
Bewegingsonscherpte
Pictogram Beschrijving
Histogram (pag. 91)
Opnamemodus
Focus
Flitserindicator**
40
F3.5
AEL
AFL
* Deze pictogrammen verschijnen wanneer u een optionele
flitser aansluit.
** Dit pictogram verschijnt wanneer u een optionele flitser
aansluit.
Sluitertijd
Diafragma
Belichtingswaarde (over-/onderbelicht)
Belichtingsvergrendeling (pag. 92)
Autofocusvergrendeling (pag. 92)
Geen externe geheugenkaart
Aantal beschikbare opnamen
: volledig opgeladen : deels opgeladen (Rood): leeg (batterij herladen)
Welke pictogrammen worden weergegeven, is afhankelijk van de geselecteerde modus en de ingestelde opties.
28
Page 30
Mijn camera > Pictogrammen op het scherm
Video's maken
1. Opname-instellingen (links)
3. Opnamegegevens
1
2
3
Pictogram Beschrijving
Videoformaat
Videokwaliteit
Fader (pag. 77)
Spraakopname aan (pag. 78)
Wind wegfilteren (pag. 78)
Optische beeldstabilisatie (OIS) (pag. 74)
2. Opname-instellingen (rechts)
Pictogram Beschrijving
Transportmodus
AF-modus (pag. 58)
Witbalans (pag. 53)
Lichtmeting (pag. 71)
Fotowizard (pag. 56)
Pictogram Beschrijving
10:00AM
2010/07/01
V
F3.5
AEL
AFL
Tijd
Datum
Histogram (pag. 91)
Opnamemodus
Focus
Diafragma
Belichtingswaarde (over-/onderbelicht)
Belichtingsvergrendeling (pag. 92)
Autofocusvergrendeling (pag. 92)
Geen externe geheugenkaart
Beschikbare opnametijd
: Volledig opgeladen : Deels opgeladen (Rood): leeg (batterij herladen)
Welke pictogrammen worden weergegeven, is afhankelijk van de geselecteerde modus en de ingestelde opties.
29
Page 31
Mijn camera > Pictogrammen op het scherm
In de weergavemodus
Foto's bekijken
Modus
L.meting
Flitser
Brandpuntafst.
Witbalans
EVC
Fotowizard
Fotoformaat
Datum
Pictogram Beschrijving
Locatie-informatie
Volume
RAW-bestand
Afdrukinformatie aan bestand toegevoegd (pag. 103)
Foto met geluid (pag. 45)
Beveiligd bestand
100-0001
London
1/40
F3.5
200
Mapnummer - Bestandsnummer
Locatie-informatie
Sluitertijd
Diafragma
ISO-waarde
Huidig bestand/totaalaantal bestanden
Informatie
R
G
B
Y
Nr. Beschrijving
Genomen foto
1
RGB-histogram (pag. 91)
2
Opnamemodus, lichtmeting, flitser, witbalans, Picture Wizard,
3
RAW-bestand, scherpstelbereik, belichtingswaarde, Fotoformaat, datum
Sluitertijd, diafragma, ISO-waarde,
4
huidige bestand/totaalaantal bestanden
1
Video's afspelen
2
Filmformaat
Pauze
Datum
Stop
3
4
Pictogram Beschrijving
Volume
100-0002
Mapnummer - Bestandsnummer
Huidig afspeeltijdstip
Totale afspeelduur
30
Page 32
Mijn camera

Lenzen

U kunt optionele lenzen aanschaffen die exclusief voor de NX-camera zijn gemaakt. Hier leest u over de functies en voorzieningen van de lenzen, zodat u er een kunt aanschaffen die aan uw wensen voldoet.
Lensindeling
SAMSUNG 20-50 mm F3.5-5.6 ED-lens (voorbeeld)
7
1
2
3
Nr. Beschrijving
Lensvattingmarkering
1
Zoomvergrendelingsknop
2
Zoomring
3
Lens
4
Scherpstelring (pag. 64)
5
iFn-knop (pag. 43)
6
Lenscontactpunten
7
4
6
5
31
Page 33
Mijn camera > Lenzen
De lens vergrendelen of ontgrendelen
U vergrendelt de lens door de zoomvergrendelingsknop in te drukken en van de camera af te schuiven en de zoomring rechtsom te draaien.
U ontgrendelt de lens door de zoomring linksom te draaien totdat u een klik hoort.
U kunt geen opname maken wanneer de lens is vergrendeld.
32
Page 34
Mijn camera > Lenzen
SAMSUNG 18-55 mm F3.5-5.6 OIS-lens (voorbeeld)
1
2
3
4
5
67
Nr. Beschrijving
Lensvattingmarkering
1
Zoomring
2
Scherpstelring (pag. 64)
3
Markering zonnekapbevestiging
4
Lens
5
OIS-schakelaar (pag. 74)
6
SAMSUNG 20 mm F2.8-lens (voorbeeld)
8
5
1
2
3
4
Nr. Beschrijving
iFn-knop (pag. 43)
1
Lensvattingmarkering
2
Scherpstelring (pag. 64)
3
Lens
4
Lenscontactpunten
5
AF/MF-schakelaar (pag. 58)
7
Lenscontactpunten
8
33
Page 35
Mijn camera > Lenzen
Markeringen op de lens
Hier leest u wat de nummers op de lens inhouden.
SAMSUNG 50-200 mm F4-5.6 ED OIS-lens (voorbeeld)
12345
Nr. Beschrijving
Diafragma
De ondersteunde maximale diafragmawaarden. F1:4-5.6 betekent
1
bijvoorbeeld een maximale lensopening van 4 tot 5.6.
Brandpuntsafstand
De afstand van het brandpunt van de lens tot het beeldvlak (in millimeters). Dit getal wordt bij zoomlenzen als een bereik aangegeven: minimale brandpuntsafstand tot maximale
2
brandpuntsafstand. Grotere brandpuntsafstanden resulteren in een kleinere
beeldhoek en een grotere weergave van het onderwerp. Kleinere brandpuntsafstanden resulteren in een grotere beeldhoek.
ED
ED staat voor Extra-low Dispersion (extra lage brekingsindex). Glas met een extra lage brekingsindex is effectief tegen chromatische
3
abberatie (kleurschifting). Dit is een vervorming die optreedt wanneer de lens niet alle kleuren in hetzelfde convergentiepunt kan laten samenkomen).
OIS (pag. 74)
Optische beeldstabilisatie (Optical Image Stabilization). Lenzen met
4
deze voorziening kunnen het trillen van de camera detecteren en deze beweging in de camera opheffen.
Ø
De lensdiameter. Wanneer u een filter voor de lens wilt plaatsen,
5
moet deze dezelfde diameter als de lens hebben.
34
Page 36
Mijn camera

Optionele accessoires

U kunt extra accessoires kopen, zoals een flitser, GPS-module en elektronische zoeker, om betere opnamen te maken of op een handigere manier opnamen te maken.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van een accessoire voor meer informatie.
De afbeeldingen hieronder kunnen afwijken van de werkelijke artikelen.
Onderdelen van flitser
1 2
3
4 5
Nr. Beschrijving
READY-lampje/testknop
1
[MODE]-knop
2
Aan/uit-knop
3
Vastzetring voor flitsschoentje
4
Aansluiting voor flitsschoentje
5
Batterijklepje
6
Lamp
7
De flitser aansluiten
Verwijder de bescherming van het flitsschoentje van de
1
camera.
6
7
35
Page 37
Mijn camera > Optionele accessoires
Sluit de flitser aan door deze in het flitsschoentje te
2
schuiven.
Vergrendel de flitser door de vastzetring rechtsom te
3
draaien in de richting van LOCK.
Indeling van GPS-module
1
2
3
4
5
Nr. Beschrijving
Statuslampje
1
Aan/uit-knop
2
Vastzetring voor flitsschoentje
3
Druk op de Aan-knop op de flitser.
4
Aansluiting voor flitsschoentje
4
Batterijklepje
5
36
Page 38
Mijn camera > Optionele accessoires
De GPS-module aansluiten
Verwijder de bescherming van het schoentje van de
1
camera.
Bevestig de GPS-module door deze in het schoentje te
2
schuiven.
Vergrendel de GPS-module door de vastzetring rechtsom
3
te draaien in de richting van LOCK.
Druk op de Aan-knop van de GPS-module.
4
37
Page 39
Mijn camera > Optionele accessoires
De elektronische zoeker aansluiten
Verwijder de bescherming van het schoentje en van de
1
extra aansluiting.
Bevestig de elektronische zoeker op het schoentje (1) en
2
de extra aansluiting (2) van de camera.
Let erop dat u de aansluiting niet beschadigd (3).
Druk op de [Aan/uit-knop] (1) op de zoeker en draai de
3
[Dioptrieaanpassingsknop] (2) om de dioptrie aan te passen aan uw ogen.
2
1
1
2
3
38
Page 40
Mijn camera

Opnamemodi

Twee eenvoudige opnamemodi, Smart Auto en Scène, maken het u gemakkelijk met tal van automatische instellingen. Andere modi bieden weer de mogelijkheid om allerlei instellingen naar behoefte aan te passen.
Pictogram Beschrijving
t
P A S
M
i
s
V
Smart Auto-modus (pag. 39)
Programmamodus (pag. 40)
Diafragmavoorkeuzemodus (pag. 41)
Sluitertijdvoorkeuzemodus (pag. 41)
Handmatige modus (pag. 42)
Lensvoorkeuzemodus (pag. 42)
Scènemodus (pag. 45)
Filmmodus (pag. 47)
t Smart Auto-modus
In de Smart Auto-modus detecteert de camera de omgevingsomstandigheden en regelt het toestel zelf de instellingen voor de belichting, zoals sluitertijd, diafragma, lichtmeting, witbalans en belichtingscompensatie. Doordat de camera de meeste functies zelf regelt, zijn bepaalde opnameopties beperkt. Deze modus is handig voor snelle kiekjes zonder dat u daarbij allerlei dingen hoeft in te stellen.
39
Page 41
Mijn camera > Opnamemodi
P Programmamodus
De camera regelt de sluitertijd en het diafragma automatisch voor een optimale belichting.
Deze modus is handig als u opnamen met een constante belichting wilt maken, maar wel andere instellingen wilt kunnen aanpassen.
Program Shift
Met de functie Program Shift kunt u zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde aanpassen terwijl de belichting van de camera constant blijft. Als u het instelwieltje naar links draait, wordt de sluitertijd korter en de diafragmawaarde groter. Als u het instelwieltje naar rechts draait, wordt de sluitertijd langer en de diafragmawaarde kleiner.
40
Page 42
Mijn camera > Opnamemodi
A Diafragmavoorkeuzemodus
In de Diafragmavoorkeuzemodus berekent de camera automatisch de sluitertijd die bij het gekozen diafragma past. U kunt de scherptediepte regelen door de diafragmawaarde te veranderen. Deze modus is handig voor het maken van portretten en landschapsfoto's.
Grote scherptediepte Kleine scherptediepte
S Sluitertijdvoorkeuzemodus
In de Sluitertijdvoorkeuzemodus berekent de camera automatisch het diafragma dat bij de gekozen sluitertijd past. Deze modus is handig voor foto's van snelbewegende objecten of om bewegingssporen vast te leggen.
Als u het onderwerp wilt bevriezen, stelt u bijvoorbeeld een sluitertijd van 1/500 sec in. Wilt u het onderwerp vervagen, dan stelt u een sluitertijd van 1/30 sec in.
Lange sluitertijd Korte sluitertijd
In omstandigheden met weinig omgevingslicht, moet u wellicht de ISO-waarde verhogen om onscherpe foto's te voorkomen.
Als u de verminderde hoeveelheid licht die bij korte sluitertijden op de beeldsensor valt wilt compenseren, opent u het diafragma verder om meer licht binnen te laten. Zijn uw foto's nog steeds te donker, dan verhoogt u de ISO-waarde.
41
Page 43
Mijn camera > Opnamemodi
M Handmatige modus
In de handmatige modus kunt u zowel diafragma als sluitertijd handmatig instellen. Hiermee hebt u volledig controle over de belichting
van uw foto's.
Deze modus is handig in gecontroleerde opnamesituaties, zoals een studio, of wanneer het noodzakelijk is om de belichting preciezer af te stellen. De Handmatige modus is tevens aanbevolen voor
nachtopnamen of opnamen van vuurwerk.
Kadermodus
Wanneer u de diafragmawaarde of de sluitertijd aanpast, wordt de belichting volgens de instellingen aangepast, zodat het scherm donker kan worden. Als deze functie is ingeschakeld, is de helderheid van het scherm constant ongeacht de instellingen, zodat u het beeld goed kunt
kadreren.
Als u de kadermodus wilt gebruiken,
Bulb gebruiken
Druk in de opnamemodus op [m] ► 3Kadermodus
Uit of Aan.
i Lensvoorkeuzemodus
i-Scene-modus gebruiken
U kunt een geschikte scène selecteren (i-Scene) voor de lens die u hebt bevestigd. Welke scènes beschikbaar zijn is afhankelijk van de gebruikte lens.
Bevestig een iFn-lens.
1
Draai de modusdraaiknop naar i.
2
Druk op [iFn].
3
U kunt deze functie gebruiken door op [f] te drukken.
Met de Bulb-stand kunt u nachtopnamen of opnamen van het nachtelijke firmament maken. Zolang als u de sluiterknop ingedrukt houdt, blijft de sluiter openstaan zodat u bewegende lichteffecten kunt
maken.
Als u de Bulb­stand wilt gebruiken,
Draai het instelwieltje volledig naar links tot Bulb verschijnt.
Houdt [Ontspanknop] zolang als gewenst ingedrukt.
42
Page 44
Mijn camera > Opnamemodi
Pas de scherpstelring aan om een scène te selecteren.
4
U kunt ook aan de navigatieknop draaien om een scène te selecteren.
Scène
i-Functie gebruiken in de PASM-modi
Wanneer u de iFn-knop op een iFn-lens gebruikt, kunt u de sluitertijd, diafragma, belichtingswaarde, ISO-waarde en witbalans voor de lens handmatig selecteren en aanpassen.
Druk op [iFn] op de lens om een instelling te selecteren.
1
U kunt ook aan het instelwieltje draaien om een instelling te selecteren.
Druk de [Ontspanknop] half in of druk op [o] om de
5
instellingen op te slaan.
Druk de [Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
6
Beschikbare scènemodi (voor een 20-50 lens): Beautyshot, Portret, Kinderen,Tegenl., Landschap, Zon onder, Dageraad, Strand/sneeuw, Nacht
43
Page 45
Mijn camera > Opnamemodi
Pas de scherpstelring aan om een optie te selecteren.
2
U kunt ook aan de navigatieknop draaien om een optie te selecteren.
Beschikbare opties
Opnamemodus P A S M
Sluitertijd
Diafragma
Belichtingswaarde (over-/onderbelicht)
Witbalans
ISO
Als u in de opnamemodus de items wilt instellen die worden weergegeven wanneer u op [iFn] op de lens drukt, drukt u op [m] Lens i-functie
een optie ► Uit of Aan.
--OO
-O-O
OOO -
OOOO
OOOO
5
Druk de [Ontspanknop] half in of druk op [o] om de
3
instellingen op te slaan.
Druk de [Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
4
44
Page 46
Mijn camera > Opnamemodi
s Scènemodus
In de Scènemodus selecteert de camera de beste instellingen voor het desbetreffende type scène.
U kunt een gewenste scène selecteren door in de opnamemodus op [f] te drukken.
Optie Beschrijving
Geluidsfoto: Voeg voor of na het
nemen van foto's spraakmemo's toe.
Beautyshot: Verberg imperfecties in het gezicht.
Portret: Detecteer automatisch menselijke gezichten en stel daar op scherp zodat het resultaat een helder, zacht portret is.
Optie Beschrijving
Kinderen: Laat kinderen beter
opvallen door hun kleding en de achtergrond levendig vast te leggen.
Sport: Leg snel bewegende onderwerpen vast.
Tegenl.: Leg onderwerpen in tegenlicht vast.
Close-up: Leg details van een onderwerp vast, of kleine onderwerpen zoals bloemen en insecten.
45
Page 47
Mijn camera > Opnamemodi
Optie Beschrijving
Tekst: Leg tekst in drukwerk of
elektronische documenten duidelijk leesbaar vast.
Landschap: Maak stillevens en landschapsfoto's.
Zon onder: Leg zonsondergangen vast met natuurlijke rood- en geeltinten.
Dageraad: Leg zonsopgangen vast.
Optie Beschrijving
Nacht: Maak 's nachts of bij weinig
licht foto's.
Vuurwerk: Leg 's nachts kleurig vuurwerk vast.
Strand/sneeuw: Voorkom onderbelichting door de reflectie van zonlicht op zand of sneeuw.
46
Page 48
Mijn camera > Opnamemodi
v Filmmodus
In de Filmmodus kunt u video's in high-definition (1280x720) maken en met de microfoon van de camera geluid opnemen.
U kunt het belichtingsniveau aanpassen door in het optiemenu van de Film AE-modus Programma te selecteren zodat het diafragma automatisch wordt ingesteld, of door Diafragmaprioriteit te selecteren om het diafragma handmatig in te stellen. Druk tijdens het opnemen van een video eenmaal op de [Scherptediepteknop] om de AF-functie te activeren.
Selecteer In-/uitfaden in het optiemenu van de Film AE-modus om een scène in of uit te faden. Tevens kunt u Windonderdrukking selecteren om te voorkomen dat er omgevingsgeluid wordt opgenomen en Spraak om het inspreken uit of in te schakelen.
U kunt videobestanden met een maximale duur van 25 minuten opnemen en deze in MP4-indeling (H.264) opslaan.
H.264 (MPEG-4 part10/AVC) is de nieuwste videocodering die in 2003 door ISO-IEC en ITU-T is ingesteld. Aangezien er bij deze indeling een hoge compressieverhouding wordt gebruikt, kunnen er meer gegevens in minder ruimte worden opgeslagen.
Als u tijdens de video-opname de beeldstabilisatie hebt ingeschakeld, kan het geluid hiervan in de opname hoorbaar zijn.
Als u tijdens de opname in- of uitzoomt, is het mogelijk dat het zoomgeluid in de opname hoorbaar is.
Als u tijdens het opnemen van een video de lens verwijdert, wordt de opname onderbroken. Verwissel de lens niet tijdens het opnemen.
Als u tijdens het opnemen van een video plotseling van beeldhoek verandert, kan het zijn dat de camera de beelden niet nauwkeurig kan vastleggen. Gebruik een statief om bewegingsonscherpte te voorkomen.
In de Filmmodus ondersteunt de camera alleen Multi AF. Andere opties voor het scherpstelgebied, zoals Gezichtsdetectie, kunnen niet worden gebruikt.
Wanneer een filmbestand groter dan 4 GB wordt, wordt de opname automatisch gestopt. In dat geval kunt u verder gaan door een nieuwe filmopname te starten.
Bij geheugenkaarten met een lage schrijfsnelheid, kan het gebeuren dat de opname wordt onderbroken doordat de kaart het tempo waarin de film wordt opgenomen niet kan bijhouden. Vervang in dat geval de kaart door een snellere, of verklein het beeldformaat (bijvoorbeeld van 1280x720 naar 640x480).
Formatteer de geheugenkaart altijd in de camera. Als u de kaart in een andere camera of op een pc formatteert, kunnen er bestanden op de kaart verloren gaan of kan de capaciteit veranderen.
47
Page 49
Mijn camera > Opnamemodi
Beschikbare functies in de opnamemodus
Uitgebreide informatie over de opnamefuncties vindt u in hoofdstuk 2.
Functie Beschikbaar in
Grootte (pag. 50)
Kwalit. (pag. 51)
ISO (pag. 52)
Witbalans (pag. 53)
Fotowizard (pag. 56)
Kleurruimte (pag. 57)
AF-modus (pag. 58)
AF-gebied (pag. 60)
AF-prioriteit (pag. 63)
MF gesteund (pag. 64)
Snelheid (Continu/Burst/Timer/BKT) (pag. 65)
Flitser (pag. 69)
P/A/S/M/i/s/ v*/t
P/A/S/M/i/s*/v P/A/S/M P/A/S/M/v P/A/S/M/v P/A/S/M/i/s/t P/A/S/M/i/s/v* P/A/S/M/i/s* P/A/S/M P/A/S/M/i/s/v/t P/A/S/M/i*/s*/
v*/t* P/A/S/M/i/s*/t
Functie Beschikbaar in
Belichtings-/Autofocusvergrendeling (pag. 76)
Ruisonderdrukking (pag. 90)
* Sommige functies zijn in deze modi beperkt.
P/A/S/v
P/A/S/M
Smart bereik (pag. 73)
L.meting (pag. 71)
OIS (pag. 74)
AF-lamp (pag. 90)
Belichtingscompensatie (pag. 75)
P/A/S/M P/A/S/M/v P/A/S/M/v P/A/S/M/i/s/v/t P/A/S/i/s/v
48
Page 50

Hoofdstuk 2

Opnamefuncties

Hier vindt u informatie over de functies en instellingen van de opnamemodus.
Met de opnamefuncties hebt u uitgebreide controle over de manier waarop u foto's en video's
maakt.
Page 51
Opnamefuncties

Grootte

Als u de resolutie verhoogt, zullen de foto's en video's meer pixels bevatten en daardoor groter kunnen worden afgedrukt en weergegeven. Bij een hoge resolutie neemt ook de bestandsgrootte toe. Selecteer een lage resolutie voor foto's die bedoeld zijn voor weergave in een digitale fotolijst of op het web.
U stelt de grootte als volgt in:
Druk in de opnamemodus op [f] ► Fotoformaat of Filmformaat
een optie.
Opties voor fotoformaat
Pictogram Grootte Aanbevolen voor
14M 4592X3056 (3:2) Afdrukken op A1-papier.
10M 3872X2592 (3:2) Afdrukken op A2-papier.
6M 3008X2000 (3:2) Afdrukken op A3-papier.
2M 1920X1280 (3:2) Afdrukken op A5-papier.
Pictogram Grootte Aanbevolen voor
12M 4592X2584 (16:9)
8M 3872X2176 (16:9)
5M 3008X1688 (16:9)
2M 1920X1080 (16:9)
9M 3056X3056 (1:1)
6.7M 2592X2592 (1:1)
4M 2000X2000 (1:1)
1.6M 1280X1280 (1:1)
Afdrukken op A1-papier of weergeven op een HDTV.
Afdrukken op A3-papier of weergeven op een HDTV.
Afdrukken op A4-papier of weergeven op een HDTV.
Afdrukken op A5-papier of weergeven op een HDTV.
Een vierkante foto op A2-papier afdrukken.
Een vierkante foto op A3-papier afdrukken.
Een vierkante foto op A4-papier afdrukken.
Een vierkante foto op A5-papier afdrukken.
Opties voor videoformaat
Pictogram Grootte Aanbevolen voor
1280 (16:9) Weergeven op een HDTV.
640 (4:3) Weergeven op een tv.
320 (4:3) Uploaden naar het web.
50
Page 52
Opnamefuncties

Kwalit.

Foto's worden door de camera in JPEG- of RAW-indeling opgeslagen.
Foto’s die met een camera zijn gemaakt, worden vaak omgezet naar een JPEG-indeling en opgeslagen in het geheugen volgens de instellingen van de camera op het moment van de opname. RAW­bestanden worden niet omgezet naar een JPEG-indeling, maar zonder aanpassingen in het geheugen opgeslagen.
RAW-bestanden hebben de bestandsextensie ‘SRW’. Voor het aanpassen en kalibreren van de belichting, witbalans, tonen, contrast en kleuren van RAW-bestanden en om deze in JPEG- of TIFF-indeling om te zetten, kunt u gebruikmaken van het programma Samsung RAW Converter dat op de software-cd-rom is meegeleverd. Zorg dat er voldoende geheugen beschikbaar is om foto's in de RAW-indeling op te
slaan.
U stelt de kwaliteit als volgt in:
Druk in de opnamemodus op [f] ► Kwalit. ► een optie.
Opties voor fotokwaliteit
Optie Indeling Beschrijving
Superhoog:
JPEG
Gecomprimeerd voor de beste kwaliteit.
Aanbevolen voor afdrukken op groot formaat.
Optie Indeling Beschrijving
Normaal:
JPEG
RAW
RAW+JPEG
RAW+JPEG
RAW+JPEG
Gecomprimeerd voor normale kwaliteit.
Aanbevolen voor afdrukken in klein formaat of
voor uploaden naar het web.
RAW:
Foto's zonder gegevensverlies opslaan.
Aanbevolen als u de foto naderhand wilt
bewerken.
RAW + S.Fijn: Een foto opslaan in zowel JPEG­(S.Fine-kwaliteit) als RAW-indeling.
RAW + Fijn: Een foto opslaan in zowel JPEG­(Fine-kwaliteit) als RAW-indeling.
RAW + Normaal: Een foto opslaan in zowel JPEG- (Normal-kwaliteit) als RAW-indeling.
Opties voor videokwaliteit
Optie Extensie Beschrijving
MP4 (H.264) Normaal: Video's in normale kwaliteit opnemen.
MP4 (H.264)
Hoge kwaliteit: Video's in hoge kwaliteit opnemen.
JPEG
Hoog:
Gecomprimeerd voor betere kwaliteit.
Aanbevolen voor afdrukken op normaal formaat.
51
Page 53
Opnamefuncties

ISO-waarde

De ISO-waarde geeft de mate aan waarin de camera gevoelig is voor licht.
Hoe hoger de ISO-waarde, des te gevoeliger is de camera voor licht. Dit betekent dat u met een hogere ISO-waarde op plaatsen met minder licht foto's kunt nemen met een snellere sluitertijd. Dit kan echter wel tot meer elektronische ruis en korrelige foto's leiden.
U stelt de ISO­waarde als volgt in:
Druk in de opnamemodus op [I] ► een optie.
Hogere ISO-waarde selecteren
U kunt hogere ISO-waarden tot maximaal ISO 6400 selecteren.
Als u een hogere ISO-waarde wilt selecteren,
Druk in de opnamemodus op [m] ► 1ISO verhogen
Aan.
Voorbeelden
ISO 100 ISO 400
ISO 800 ISO 3200
Verhoog de ISO-waarde op plaatsen waar geen flitser kan of mag worden gebruikt. Door een hoge ISO-waarde in te stellen, kunt u heldere foto's maken zonder dat daar meer licht voor nodig is.
Gebruik de functie Ruisonderdrukking om zichtbare ruis die bij foto's met een hoge ISO-waarde van meer dan 3200 ontstaat, weg te filteren. (pag. 90)
52
Page 54
Opnamefuncties

Witbalans (lichtbron)

De kleuren in een foto zijn afhankelijk van het soort lichtbron en de kwaliteit daarvan. Als u foto's met realistische kleuren wilt, selecteert u een toepasselijke lichtomstandigheid om de witbalans te kalibreren, zoals Auto witbalans, Daglicht, Bewolkt of Kunstlicht, of past u de kleurtemperatuur handmatig aan. U kunt tevens de kleur voor de voorgeprogrammeerde lichtbronnen aanpassen, zodat bij een mix van verschillende soorten licht de kleuren van de foto met de werkelijkheid overeenstemmen.
U stelt de witbalans als volgt in:
Druk in de opnamemodus op [w] ► een optie.
Witbalansopties
Optie Beschrijving
Auto witbalans*: Automatische instellingen die per
lichtomstandigheid verschillen.
Daglicht*: Voor foto's in de buitenlucht op een zonnige dag. Deze optie resulteert in foto's die de natuurlijke kleuren van de scène het dichtst benaderen.
Bewolkt*: Voor foto's in de buitenlucht op een bewolkte dag of in de schaduw. Foto's die op bewolkte dagen worden gemaakt, hebben een blauwiger tint dan op zonnige dagen. Met deze optie wordt dat effect gecompenseerd.
Optie Beschrijving
Wit TL-licht*: Selecteer deze optie voor foto's die onder een
daglichtlamp worden gemaakt. Speciaal voor wit TL-licht met een kleurtemperatuur van circa 4200 K.
NW TL-licht*: Selecteer deze optie voor foto's die onder een daglichtlamp worden gemaakt. Speciaal voor wit TL-licht met een zeer witte tint en een kleurtemperatuur van circa 5000 K.
Daglicht-TL*: Selecteer deze optie voor foto's die onder een daglichtlamp worden gemaakt. Speciaal voor wit TL-licht met een licht blauwe tint en een kleurtemperatuur van circa 6500 K.
Kunstlicht*: Voor foto's binnenshuis bij gloeilamp- of halogeenlampverlichting. Gloeilampen hebben een roodachtige tint. Met deze optie wordt dat effect gecompenseerd.
WB flitser*: Voor gebruik met een optionele flitser.
Aangep. instelling:
Uw vooraf gedefinieerde instellingen gebruiken. U kunt de witbalans handmatig instellen door een wit vel papier
te fotograferen. Vul de cirkel van de spotmeting met het papier en stel de witbalans in.
* Deze opties kunnen worden aangepast.
53
Page 55
Opnamefuncties > Witbalans (lichtbron)
Optie Beschrijving
Kleurtemp.:
De kleurtemperatuur van de lichtbron handmatig instellen. Kleurtemperatuur is een maat in graden Kelvin waarmee
de tint van een lichtbron wordt aangegeven. Naarmate de kleurtemperatuur toeneemt, wordt de kleurspreiding koeler. En omgekeerd wordt bij een afname van de kleurtemperatuur de kleurspreiding warmer.
Heldere lucht
TL-licht_H
Bewolkt Daglicht
TL-licht_L
Halogeenlamp
Gloeilamp
Kaarslicht
Voorgeprogrammeerde eigen opties
U kunt eigen witbalansopties voorprogrammeren. Druk in de opnamemodus op [m] druk vervolgens op [f].
WB aanpas.
Terug
1 of 6Witbalans ► een optie en
Reset
54
Page 56
Opnamefuncties > Witbalans (lichtbron)
Voorbeelden
Auto witbalans Daglicht
Daglicht-TL Kunstlicht
55
Page 57
Opnamefuncties

Fotowizard (fotostijlen)

Met Fotowizard kunt u diverse fotostijlen op uw foto's toepassen om ze verschillende uitstralingen en emoties mee te geven. Tevens kunt u zelf fotostijlen maken door de kleur, verzadiging, scherpte en het contrast van een bestaande stijl aan te passen en op te slaan.
Er zijn geen regels voor welke stijl in een situatie geschikt is. Experimenteer met verschillende stijlen om te ontdekken wat uw voorkeuren zijn.
U stelt als volgt een fotostijl in:
Druk in de opnamemodus op [f] Fotowizard een optie.
Voorbeelden
Standaard Helder Portret
Landschap Bos Retro
Koel Rustig Klassiek
U kunt ook de waarde van de voorgeprogrammeerde stijlen aanpassen. Selecteer een fotowizardoptie, druk op [F] en pas de kleur, verzadiging, scherpte en het contrast aan.
56
Page 58
Opnamefuncties

Kleurruimte

Digitale beeldapparaten zoals digitale camera's, monitoren en printers hebben hun eigen methode voor de weergave van kleuren, de zogenaamde kleurruimte.
Op deze camera kunt u uit twee kleurruimtes kiezen: sRGB en Adobe RGB.
sRGB wordt algemeen gebruikt voor de weergave van kleuren op pc­monitoren en is tevens de standaard kleurruimte voor Exif. sRGB wordt aangeraden voor reguliere foto's en voor foto's die u op internet wilt publiceren.
Adobe RGB wordt voor commercieel drukwerk gebruikt en heeft een groter kleurbereik dan sRGB. Met het grotere kleurbereik van deze kleurruimte kunnen foto's gemakkelijker op een computer worden bewerkt. Het is belangrijk om te weten dat afzonderlijke programma's over het algemeen een beperkt aantal kleurruimtes ondersteunen. Als u een foto opent in een programma dat de kleurruimte van de foto niet ondersteunt, zullen de kleuren lichter lijken.
Adobe RGB
sRGB
U stelt de kleurruimte als volgt in:
Druk in de opnamemodus op [m] ► 1Kleurruimte
een optie.
57
Page 59
Opnamefuncties

AF-modus

Hier vindt u informatie over de scherpstelmethoden van de camera.
U kunt een scherpstelmethode kiezen die bij het onderwerp past. De mogelijkheden zijn enkelvoudige autofocus, continu-autofocus en handmatige scherpstelling. De AF-functie (autofocus) wordt geactiveerd op het moment dat u de [Ontspanknop] half indrukt. In de MF-modus (handmatige scherpstelling) moet u aan de scherpstelring op de lens draaien om handmatig scherp te stellen.
In de meeste gevallen is Enkelvoudige AF de geschikte methode. Snel bewegende onderwerpen en onderwerpen die eenzelfde kleur hebben als de achtergrond, zijn lastig scherp te krijgen. Kies voor dergelijke situaties een geschikte scherpstelmethode.
Als de lens voorzien is van een AF/MF-schakelaar zet u de schakelaar op MF om handmatig scherp te stellen. Als de lens geen AF/MF-schakelaar heeft, drukt u op [F] om de gewenste AF-modus te selecteren.
Enkelvoudige AF
Enkelvoudige AF is geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt, wordt er op het gedeelte van het beeld in het scherpstelgebied scherpgesteld. Het scherpstelgebied wordt groen wanneer er is scherpgesteld.
U stelt als volgt de autofocusmodus in:
Druk in de opnamemodus op [F] ► een optie.
58
Page 60
Opnamefuncties > AF-modus
Continu AF
Wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt, blijft de camera voortdurend scherpstellen. Wanneer het scherpstelgebied eenmaal op het onderwerp is gericht, blijft het onderwerp altijd scherp in beeld, ook als het beweegt. Deze modus wordt aanbevolen voor het fotograferen van bijvoorbeeld fietsers, rennende honden of raceauto's.
Handm. scherpst.
U kunt handmatig op het onderwerp scherpstellen door aan de scherpstelring op de lens te draaien. Met de MF-hulpfunctie kunt u eenvoudig scherpstellen. Wanneer u aan de scherpstelring draait, wordt het scherpstelgebied vergroot of verschijnt de focushulpbalk om u bij het scherpstellen te helpen. Deze modus wordt aanbevolen voor het fotograferen van onderwerpen die eenzelfde kleur als de achtergrond hebben en voor nachtelijke scènes en vuurwerk.
59
Page 61
Opnamefuncties

AF-gebied

Met de AF-gebiedfunctie wordt de positie van het scherpstelgebied gekozen.
In het algemeen stelt de camera op het dichtstbijzijnde onderwerp scherp. Wanneer er echter veel verschillende elementen in beeld zijn, kan het gebeuren dat de focus verkeerd komt te liggen. Om te voorkomen dat er op een verkeerd beeldelement wordt scherpgesteld, kunt u een ander scherpstelgebied kiezen zodat er op het gewenste deel van het beeld wordt scherpgesteld. U kunt zorgen voor een duidelijkere en scherpere foto door een geschikt scherpstelpunt te kiezen.
U stelt als volgt het scherpstelgebied in:
Druk in de opnamemodus op [f] ► AF-gebied ► een optie.
Keuze AF
U kunt de focus instellen op een gebied dat uw voorkeur heeft. Pas een onscherpte-effect toe om het onderwerp er te laten uitspringen.
In de onderstaande afbeelding is het scherpstelgebied verplaatst en in grootte aangepast zodat het over het gezicht van het onderwerp valt.
AF Zoom Verpl.
Als u het scherpstelgebied wilt verplaatsen of in grootte aanpassen, drukt u in de opnamemodus op [o].
60
Page 62
Opnamefuncties > AF-gebied
Multi AF
De camera geeft een groene rechthoek weer op de plaatsen waar is scherpgesteld. De foto wordt in twee of meer gebieden verdeeld en de camera zorgt voor scherpstepunten in elk gebied. Dit wordt aanbevolen voor landschapsfoto's.
Wanneer u op de [Ontspanknop] drukt, worden de scherpstelgebieden groen weergegeven, zoals in de onderstaande afbeelding is aangegeven.
Gezichtsdet. AF
De camera geeft bij het scherpstellen prioriteit aan menselijke gezichten. Er kunnen tot 10 gezichten worden gedetecteerd. Deze instelling wordt voor groepsfoto's aanbevolen.
Wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt, wordt er op gezichten scherpgesteld, zoals in de onderstaande afbeelding is aangegeven. In het geval van een groep mensen, wordt het scherpstelgebied op het gezicht van de dichtstbijzijnde persoon wit aangegeven en de rest van de gezichten in grijs.
61
Page 63
Opnamefuncties > AF-gebied
Zelfportret AF
Bij het maken van een zelfportret kan het lastig zijn om te controleren of uw gezicht scherp in beeld is. Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt de scherpstelafstand op close-up ingesteld en klinkt het piepje van de camera sneller als er is scherpgesteld.
62
Page 64
Opnamefuncties

AF-prioriteit

Wanneer u op de [Ontspanknop] drukt wordt er alleen een opname gemaakt als er is scherpgesteld.
Schakel deze functie in om altijd goed scherpgestelde foto's te maken. Schakel de functie uit om foto's te maken ongeacht de scherpstelling.
U stelt de scherpstelprioriteit als volgt in:
Druk in de opnamemodus op [m] ► 2 AF-prioriteit ► een optie.
63
Page 65
Opnamefuncties

MF gesteund

In de handmatige scherpstelmodus (MF) moet u aan de scherpstelring op de lens draaien om scherp te stellen. Als u de MF-hulpfunctie gebruikt, kunt u beter scherpstellen. Deze functie is alleen beschikbaar op lenzen die handmatige scherpstelling ondersteunen.
U stelt als volgt ondersteunde handmatige scherpstelling in:
Druk in de opnamemodus op [m] ► 2 of 7
MF gesteund ► een optie.
Optie Beschrijving
Uit
Verhogen*
FA
De functie niet gebruiken.
Het scherpstelgebied wordt vergroot wanneer u aan de scherpstelring draait.
De focus-hulpbalk wordt gevuld als de focus wordt verbeterd, wanneer u aan de scherpstelring draait.
* Standaard
64
Page 66
Opnamefuncties

Snelheid (opnamemethode)

U kunt verschillende opnamemethoden instellen, zoals Continu, Burst, Timer enzovoorts.
Selecteer 1 opname om steeds één foto te maken. Selecteer Continu of Burst voor het fotograferen van snel bewegende onderwerpen. Selecteer AE BKT, WB BKT of F Wiz BKT om de belichting of witbalans aan te passen of Fotowizard-effecten toe te passen. Tevens kunt u Timer selecteren om een foto van uzelf te maken.
U stelt de opnamemethode als volgt in:
Druk in de opnamemodus op [C] ► een optie.
1 opname
Wanneer u op de [Ontspanknop] drukt, wordt er één foto gemaakt. Geschikt voor algemene omstandigheden.
Continu
Wanneer u op de [Ontspanknop] drukt, worden er achter elkaar foto's gemaakt. U kunt maximaal 3 foto's per seconde maken.
65
Page 67
Opnamefuncties > Snelheid (opnamemethode)
Burst
Wanneer u de [Ontspanknop] eenmaal indrukt, maakt u 10 opnamen per seconde (3 seconden), 15 opnamen per seconde (2 seconden) of 30 opnamen per seconde (1 seconde). Aanbevolen voor het vastleggen van snel bewegende onderwerpen zoals raceauto's.
Om het aantal opnamen in te stellen, drukt u op [m] ► 2Snelheid
Burst, en drukt u vervolgens op [f].
Timer
Maak een foto met een vertraging van 2 tot 30 seconden. De vertraging is in stappen van 1 seconde in te stellen.
Om de vertraging in te stellen, drukt u op [m] ► 2SnelheidTimer, en drukt u vervolgens op [f].
66
Page 68
Opnamefuncties > Snelheid (opnamemethode)
AE BKT
Wanneer u op de [Ontspanknop] drukt, worden er 3 foto's achter elkaar genomen: een met normale belichting, één een stop donkerder en één een stop lichter (1 stop = 1EV). Gebruik een statief om onscherpe foto's te voorkomen wanneer er drie foto's achter elkaar worden genomen. U kunt de instellingen in het menu BKT instellen aanpassen.
Belichting -2
Origineel
Belichting +2
WB BKT
Wanneer u op de [Ontspanknop] drukt, worden er 3 foto's achter elkaar genomen: een normale foto en twee extra met een verschillende witbalans. De normale foto wordt genomen wanneer u op de [Ontspanknop] drukt. De andere twee worden automatisch volgens de ingestelde witbalans aangepast. U kunt de instellingen in het menu BKT instellen aanpassen.
WB-2
Original
WB+2
67
Page 69
Opnamefuncties > Snelheid (opnamemethode)
F Wiz BKT
Wanneer u op de [Ontspanknop] drukt, worden er 3 foto's achter elkaar genomen, elk met een andere fotowizardinstelling. De camera maakt een foto en past daarop de drie fotowizardopties toe die u hebt ingesteld. U kunt in het menu BKT instellen drie verschillende instellingen selecteren.
Helder
Standaard
Retro
BKT instellen
U kunt de opties instellen voor AE BKT, WB BKT en F Wiz BKT.
U stelt als volgt opties voor de opnametrapjes in:
Optie Beschrijving
AE BKT instellen
WB BKT instellen
Fotowiz. bkt instel.
Druk in de opnamemodus op [m] ► 3BKT instellen
Stel de volgorde en het bereik van het opnametrapje in.
BKT volgorde: Stel de volgorde in waarin de
normale foto en de lichtere en donkerdere foto worden gemaakt (aangeduid met 0, + en -).
BKT bereik: Stel het belichtingsbereik van de 3
AE BKT-opnamen in.
Stel het witbalansintervalbereik van de 3 WB BKT­opnamen in.
Bijvoorbeeld, met AB-/+3 wordt de waarde voor oranje plus of min drie stappen bijgesteld. Met MG-/+3 wordt de magentawaarde met dezelfde hoeveelheid bijgesteld.
Selecteer 3 Fotowizardinstellingen voor de 3 F Wiz BKT-opnamen.
een optie.
68
Page 70
Opnamefuncties

Flitser

Voor een realistische foto van een onderwerp dient de hoeveelheid licht constant te zijn. Wanneer de lichtbron varieert, kunt u een optionele flitser gebruiken en daarmee voor een constante hoeveelheid licht zorgen. Selecteer passende instellingen voor de lichtbron en het onderwerp.
U stelt als volgt flitsopties in:
Druk in de opnamemodus op [m] ► 2Flitser ► een optie.
Flitsopties
Optie Beschrijving
Uit: De flitser niet gebruiken.
Smart Flitser: De camera past automatisch de helderheid van
de flits aan de hoeveelheid omgevingslicht aan.
Auto: Op donkere plaatsen gaat de flitser automatisch af.
Auto + Rode ogen: De flitser gaat automatisch af en voorkomt
rode ogen.
Invulflits: Bij elke foto wordt er een flits afgevuurd.
Optie Beschrijving
1e gordijn: Er wordt onmiddellijk
na het openen van de sluiter een flits afgevuurd. Er wordt vroegtijdig in de actie een duidelijke foto van het onderwerp gemaakt.
2e gordijn: Er wordt vlak voor het dichtgaan van de sluiter een flits afgevuurd. Er wordt laat in de actie een duidelijke foto van het onderwerp gemaakt.
Afhankelijk van de opnamemodus kunnen de opties verschillen.
Er zit een korte tijd tussen twee afgevuurde flitsen. Beweeg de camera niet totdat de tweede flits is afgevuurd.
U kunt alleen gebruikmaken van flitslicht en de hoeveelheid licht daarvoor aanpassen als u de exclusieve externe flitser voor de NX gebruikt.
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde flitsers. Gebruik van incompatibele flitsers kan de camera beschadigen.
Bewegingsrichting van bal
Bewegingsrichting van bal
Invulflits + Rode ogen: Bij elke foto wordt er een flits afgevuurd waarmee rode ogen worden voorkomen.
69
Page 71
Opnamefuncties > Flitser
Rode ogen corrigeren
Als de flitser afgaat wanneer u in het donker een foto van een persoon neemt, kan er een rode gloed in de ogen verschijnen. U kunt dit voorkomen door Invulflits + Rode ogen te selecteren.
Zonder rode-ogencorrectie Met rode-ogencorrectie
De flitssterkte regelen
Pas de sterkte van de flits aan om over- of onderbelichting te voorkomen. Het kan met ± 2 niveaus worden aangepast. Druk op [f] om de sterkte in te stellen.
U stelt de flitssterkte als volgt in:
Belichtingswaarde flitser
Terug Reset
Druk in de opnamemodus op [m] ► 2Flitser ► een optie
[f]
70
Page 72
Opnamefuncties

L.meting

De lichtmeetmethode is de manier waarop de camera de hoeveelheid licht meet.
De camera meet de hoeveelheid licht in een scène en stelt in veel modi aan de hand van deze meting diverse opties in. Als een onderwerp bijvoorbeeld donkerder lijkt dan zijn daadwerkelijke kleur, maakt de camera er een overbelichte foto van. En als een onderwerp lichter lijkt dan zijn daadwerkelijke kleur, maakt de camera er een onderbelichte foto van.
De helderheid en algehele sfeer van de foto kunnen tevens worden beïnvloed door de manier waarop de camera de hoeveelheid licht meet. Kies voor elke omstandigheid een geschikte instelling.
U stelt als volgt een lichtmeetmethode in:
Druk in de opnamemodus op [f] ► L.meting ► een optie.
Spot
In de Spot-modus wordt de hoeveelheid licht in het centrum berekend. Wanneer u een foto maakt in een situatie waarbij er achter het onderwerp veel tegenlicht is, wordt de belichting zodanig ingesteld dat het onderwerp correct wordt belicht. Wanneer u bijvoorbeeld bij sterk tegenlicht voor de Multi-modus kiest, berekent de camera dat de totale hoeveelheid licht voldoende is, waardoor er een donkere foto ontstaat. De Spot-modus kan dit voorkomen doordat hiermee de hoeveelheid licht in een specifiek gebied wordt berekend.
Het onderwerp is helder terwijl de achtergrond donker is. De Spot-modus wordt aanbevolen voor situaties zoals deze, waarbij er een enorm belichtingsverschil tussen het onderwerp en de achtergrond bestaat.
Koppeling AE - AF-punt
Wanneer deze functie is ingeschakeld, stelt de camera automatisch een optimale belichting in door de helderheid van het scherpstelgebied te berekenen. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer u Spot- of Multimeting en Keuze AF hebt geselecteerd.
U stelt deze functie als volgt in:
Druk in de opnamemodus op [m] ► 3Koppeling AE - AF-punt
een optie.
71
Page 73
Opnamefuncties > L.meting
Centr. gewogen
In de modus Centr. gewogen wordt er een groter gebied berekend dan in de Spot-modus. De hoeveelheid licht in het centrale gedeelte van het beeld (60 ~ 80%) en dat in de rest van het beeld (20 ~ 40%) worden bij elkaar opgeteld. Deze optie wordt aanbevolen voor situaties waarin er een klein verschil in helderheid tussen onderwerp en achtergrond bestaat, of waarin een gebied binnen het onderwerp groot is in verhouding tot de algehele compositie van de foto.
Multi
In de Multi-modus wordt de hoeveelheid licht in meerdere gebieden berekend. Wanneer er voldoende of onvoldoende licht is, past de camera de belichting aan door het gemiddelde van de algehele helderheid van de scène te nemen. Deze modus is geschikt voor algemene foto's.
72
Page 74
Opnamefuncties

Smart bereik

Met deze functie wordt automatisch het verlies aan heldere details gecorrigeerd dat kan optreden door grote verschillen tussen donker en licht in de foto.
Zonder Smart bereik-effect Met Smart bereik-effect
U stelt als volgt Smart bereik-opties in:
Druk in de opnamemodus op [f] ► Smart bereik ► een optie.
73
Page 75
Opnamefuncties
OIS
Stel de Optische beeldstabilisatie (OIS) in om bewegingsonscherpte tegen te gaan. OIS is mogelijk bij sommige lenzen niet beschikbaar.
Bewegingsonscherpte kan ontstaan wanneer u op donkere plaatsen of binnenshuis foto's maakt. In dergelijke situaties gebruikt de camera een langere sluitertijd om meer licht op de sensor te laten vallen en de foto kan hierdoor bewogen worden. Dit kunt u voorkomen door in dergelijke situaties de OIS-schakelaar om te zetten.
Deze functie is alleen beschikbaar als uw lens over een OIS-schakelaar beschikt en deze voorziening daarmee is ingeschakeld.
U stelt als volgt OIS-opties in:
Druk in de opnamemodus op [f] ► OIS ► een optie.
OIS-opties
Optie Beschrijving
Modus 1: De OIS-voorziening wordt alleen geactiveerd als u de
Ontspanknop half of helemaal indrukt.
Modus 2: De OIS-voorziening is altijd geactiveerd.
Zonder OIS-correctie Met OIS-correctie
74
Page 76
Opnamefuncties

Belichtingscompensatie

De camera stelt automatisch de belichting in aan de hand van de gemeten lichtniveaus van de compositie van het beeld en de positie van het onderwerp. Als de belichting die de camera instelt hoger of lager is dan u verwacht, kunt u de belichting handmatig aanpassen. De belichtingswaarde is met ±3 EV-stappen (stops) in te stellen. De camera geeft de belichtingswaarschuwing in rood weer voor elke stap meer dan ±3 EV.
Pas de belichtingswaarde aan door [W] ingedrukt te houden en het instelwieltje naar links of rechts te draaien.
U kunt de belichtingswaarde controleren aan de hand van de positie van de belichtingsniveau-indicator.
Belichtingswaarschuwing
Afgenomen belichting
-2
Standaardbelichtingsindicator
(donkerder)
Origineel
Belichtingsniveau­indicator
Toegenomen belichting (helderder)
+2
75
Page 77
Opnamefuncties

Vergrendeling belichting/scherpstelling

Als u geen correcte belichting kunt bereiken doordat er een sterk kleurcontrast bestaat, of als u een foto wilt nemen waarop het onderwerp zich buiten het scherpstelgebied bevindt, vergrendelt u de belichting of de scherpstelling en neemt u dan een foto.
Nadat de scherpstelling of belichting is vergrendeld, richt u de lens zodanig dat de gewenste compositie ontstaat en drukt u op de [Ontspanknop].
Om de belichting of scherpstelling te vergrendelen, richt u het scherpstelgebied op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen of waarvan u de belichting wilt berekenen en drukt u vervolgens op [E].
U kunt de functie die aan de knop is toegekend veranderen in scherpstelvergrendeling, of in beide tegelijk. Welke functie er wordt uitgevoerd wanneer de [Ontspanknop] half wordt ingedrukt, is afhankelijk van de functie die aan [E] is toegewezen. (pag. 92)
76
Page 78
Opnamefuncties

Videofuncties

Hier worden de functies beschreven die voor video beschikbaar zijn.
Film AE-modus
Stel het diafragma voor de video-opname in.
U stelt als volgt diafragmaopties voor video in:
Optie Beschrijving
Programma: De diafragmawaarde wordt automatisch ingesteld.
Diafragmaprioriteit: Stel het diafragma handmatig in voordat u
een video opneemt. Draai aan de navigatieknop om de diafragmawaarde te kiezen.
Druk in de opnamemodus op [f] ► Film AE-modus ► een optie.
In-/uitfaden
U kunt een scène in- en uitfaden door de faderfunctie op de camera te gebruiken. Gebruik de functie naar wens en voeg dramatische effecten aan uw video's toe.
U stelt als volgt faderopties in:
Optie Beschrijving
Uit:
De faderfunctie wordt niet gebruikt.
Infaden:
Uitfaden:
In/uitfaden:
scène toegepast.
Druk in de opnamemodus op [f] ► In-/uitfaden ► een optie.
De scène wordt geleidelijk ingefaded.
De scène wordt geleidelijk uitgefaded.
De faderfunctie wordt aan het begin en eind van de
77
Page 79
Opnamefuncties > Videofuncties
Windonderdrukking
Wanneer u video's in een rumoerige omgeving opneemt, kunnen er ongewenste geluiden in de video worden opgenomen. In het bijzonder het geluid van de wind kan vervelend zijn. Gebruik de functie Windonderdrukking om naast windgeluid ook bepaalde omgevingsgeluiden weg te filteren.
U stelt als volgt opties voor Windonderdrukking in:
Druk in de opnamemodus op [m] ► 8Windonderdrukking
een optie.
Autofocus
Druk tijdens het opnemen van een film eenmaal op de [Scherptediepteknop] om de AF-functie te activeren en druk nogmaals om deze weer uit te schakelen. Afhankelijk van de gebruikte lens is het
mogelijk dat deze functie niet werkt.
Spraak
Soms is een stomme video aantrekkelijker dan een met geluid. Schakel de spraak uit om een stomme video op te nemen.
U stelt als volgt spraakopties in:
Druk in de opnamemodus op [f] ► Spraak ► een optie.
Scherptediepteknop
78
Page 80

Hoofdstuk 3

Weergeven en bewerken

Hier vindt u informatie over het weergeven en bewerken van foto's en video's.
Zie hoofdstuk 5 voor informatie over het bewerken van bestanden op een pc.
Page 81
Weergeven en bewerken

Bestanden zoeken en beheren

Leer hoe u foto's en video's snel via de miniatuurweergave kunt terugvinden en hoe u bestanden beveiligt en wist.
Foto's bekijken
Druk op [y].
1
Het bestand met de laatste opname wordt weergegeven.
Draai aan de navigatieknop of druk op [C/w] om door
2
bestanden te scrollen.
Modus
L.meting
Flitser
Brandpuntafst.
Witbalans
EVC
Fotowizard
Fotoformaat
Datum
Miniaturen weergeven
U kunt foto's en video's zoeken door naar de miniatuurweergave te gaan. In de miniatuurweergave worden tot 20 beelden tegelijk weergegeven, zodat u eenvoudig naar bestanden kunt zoeken. U kunt tevens bestanden classificeren en weergeven op type, opnamedag en opnameweek.
Filter
Draai het instelwieltje naar links om 9 of 20 miniaturen weer te geven.
Draai het instelwieltje naar rechts om naar de vorige modus terug te keren.
80
Page 82
Weergeven en bewerken > Bestanden zoeken en beheren
Bestanden op categorie bekijken in Smart Album
Druk in de miniatuurweergave op [m].
1
Selecteer een categorie en druk op [o].
2
Optie Beschrijving
Type
Datum
Week
Locatie
Bekijk bestanden op bestandstype, zoals foto, video, of foto met spraakmemo.
Bekijk bestanden op volgorde van opslagdatum.
Bekijk bestanden op volgorde van de week waarin ze zijn opgeslagen.
Bekijk bestanden gesorteerd op opslaglocatie. (Alleen de foto's die met een GPS-module zijn genomen, bevatten locatiegegevens.)
Bestanden beveiligen
Beveilig uw bestanden om te voorkomen dat ze per ongeluk worden gewist.
Bestanden wissen
Wis bestanden in de weergavemodus en maak zo meer ruimte op de geheugenkaart vrij. Beveiligde bestanden worden niet gewist.
Afzonderlijke bestanden wissen
U kunt een afzonderlijk bestand selecteren en dit wissen.
Selecteer in de weergavemodus een bestand en druk op
1
].
[
Selecteer Ja.
2
Selecteer in de weergavemodus een bestand en druk op
].
[
U kunt de beveiliging van het bestand weer opheffen door nogmaals op [
] te drukken.
81
Page 83
Weergeven en bewerken > Bestanden zoeken en beheren
Meerdere bestanden wissen
U kunt meerdere bestanden selecteren en deze wissen.
Druk in de weergavemodus op [ ] ► Meer wissen.
1
U kunt ook in de weergavemodus op [m]
Select. drukken.
Draai aan de navigatieknop of druk op [C/w], selecteer
2
de bestanden die u wilt wissen en druk vervolgens op [o].
Druk nogmaals op [o] om uw selectie op te heffen.
Druk op [ ].
3
Selecteer Ja.
4
► Wissen
Alle bestanden wissen
U kunt in één keer alle bestanden op de geheugenkaart wissen.
Druk in de weergavemodus op [m].
1
Selecteer WissenAlles.
2
Selecteer Ja.
3
82
Page 84
Weergeven en bewerken

Foto's bekijken

Een foto vergroten
U kunt foto's vergroten wanneer u ze in de weergavemodus bekijkt. Tevens kunt u de bijsnijdfunctie gebruiken om het uitvergrote gedeelte op het scherm als een nieuw bestand op te slaan.
Uitvergroot gebied
Vergroting (de maximale vergroting kan per resolutie verschillen)
Volledig beeld
Draai in de weergavemodus het instelwieltje naar rechts om een foto te vergroten.
Draai het instelwieltje naar links om een foto te verkleinen.
Functie Actie
Uitvergroot gebied verplaatsen
Het vergrote beeld uitsnijden
Terug naar het originele beeld
Bijsnijden
Druk op [F, I, C, w]. Druk op [f].
(als nieuw bestand opgeslagen) Druk op [o].
Een diavoorstelling starten
U kunt foto's als diavoorstelling weergeven, u kunt diverse effecten aan de diavoorstelling toevoegen en u kunt achtergrondmuziek laten
afspelen.
Druk in de weergavemodus op [m].
1
Selecteer .
2
Selecteer een effect voor de diavoorstelling.
3
Ga naar stap 4 als u een diavoorstelling zonder effecten wilt.
Optie Beschrijving
Kies de foto's die u in een diavoorstelling wilt weergeven.
Alles: alle foto's in een diavoorstelling weergeven.
Datum: alle foto's van een specifieke datum in
Foto/'s
Effect
Interval
Muziek
een diavoorstelling weergeven.
Select.: geselecteerde foto's in een diavoorstelling
weergeven.
Geluidsfoto: foto's met spraakmemo in een
diavoorstelling weergeven.
Selecteer een overgangseffect.
Selecteer Uit voor geen effecten.
Selecteer de weergaveduur van elke foto.
Speel achtergrondmuziek af.
U kunt door bestanden scrollen door aan de navigatieknop te draaien, ook als de foto is uitvergroot.
Selecteer DiashowAfspelen.
4
De diavoorstelling begint direct.
83
Page 85
Weergeven en bewerken > Foto's bekijken
Benadrukken
Met deze functie worden delen van een foto die te licht zijn, gemarkeerd. Wanneer u een foto bekijkt terwijl deze functie is ingeschakeld, knipperen de te lichte delen blauw.
Origineel Gemarkeerd
U stelt de opties als volgt in:
Druk in de weergavemodus op [m] ► xBenadrukken
een optie.
Autom. draaien
Als Automatisch draaien is ingeschakeld, worden de foto's die u verticaal hebt gemaakt automatisch gedraaid, zodat ze horizontaal op het scherm passen.
U stelt als volgt opties voor automatisch draaien in:
Druk in de weergavemodus op [m] ► xAutom. draaien
een optie.
84
Page 86
Weergeven en bewerken

Een video afspelen

U kunt video's afspelen, afzonderlijke beelden uit video's opslaan en video's bijsnijden.
Filmformaat
Datum
Pauze Stop
Bediening van videoweergave
Functie Actie
Druk op [C].
Terugspoelen
Pauze/Afspelen
Vooruitspoelen
De camera spoelt terug met een snelheid die 2, 4 of 8 maal zo groot is als u op [C] drukt.
Druk op [o]. Druk op [w].
De camera spoelt vooruit met een snelheid die 2, 4 of 8 maal zo groot is als u op [w] drukt.
Een video tijdens het afspelen bijsnijden
Druk op [o] op het punt waar u de nieuwe video wilt laten
1
beginnen.
Als de video gepauzeerd is, drukt u op [ ].
2
Druk op [o] op het punt waar u de nieuwe video wilt laten
3
eindigen.
Als de video gepauzeerd is, drukt u op [ ].
4
Selecteer Ja.
5
Het bijgeknipte bestand wordt als apart bestand met een nieuwe naam opgeslagen.
Volume
Stop
Draai het instelwieltje naar links of rechts. Druk op [F].
85
Page 87
Weergeven en bewerken > Een video afspelen
Een beeld tijdens het afspelen afzonderlijk opslaan
Druk op [o] op het punt waarop u een foto wilt opslaan.
1
Druk op [I].
2
De opgeslagen foto heeft dezelfde resolutie als de video.
Het uitgenomen bestand wordt als apart bestand met een nieuwe naam opgeslagen.
86
Page 88
Weergeven en bewerken

Een foto bewerken

Bewerk foto's door ze in grootte aan te passen, te draaien, rode ogen te verwijderen en de helderheid, het contrast en de kleurverzadiging aan te passen. Bewerkte foto's worden als nieuw bestand opgeslagen onder verschillende bestandsnamen.
U stelt als volgt bewerkingsopties in:
Druk in de weergavemodus op [m] ► z ► Afbeelding bewerken
een optie.
Optie
* Standaard
Optie Beschrijving
Anti-rode ogen: Verwijder rode ogen uit de foto. (Uit*, Aan)
Tegenl.: Corrigeer de helderheid van een onderbelichte foto.
(Uit*, Aan)
* Standaard
Optie Beschrijving
Fotostylerkeuze: Pas diverse effecten op foto's toe.
Uit* Zacht Helder
Bos Herfst Mistig
Schemerig Klassiek
Res.wijz: Verklein een foto. (Uit*, 10M, 6M, 2M)
De beschikbare resoluties verschillen, afhankelijk van de grootte van de geselecteerde foto.
Vóór correctie Na correctie
Draaien: Draai de foto. (Uit*, Rechts 90 gr., Links 90 gr., 180 gr., Horizontaal, Verticaal)
Het nieuwe bestand is mogelijk kleiner dan het origineel.
87
Page 89
Weergeven en bewerken > Een foto bewerken
Optie Beschrijving
Gezicht retouch: Verberg imperfecties in het gezicht. (Uit*, Niveau 1, Niveau 2, Niveau 3)
Intelligent filter: Pas allerlei filtereffecten op foto’s toe om
unieke beelden te maken.
Uit* Vignetten Miniatuur
Visoog Schets Ontwasemen
* Standaard
Halftint stippen Zachte focus
Het nieuwe bestand is mogelijk kleiner dan het origineel.
88
Page 90

Hoofdstuk 4

Camera-instellingenmenu

Hier leest u alles over de menu's met gebruikersinstellingen en algemene instellingen.
U kunt de instellingen aan uw voorkeuren en behoeften aanpassen.
Page 91
Camera-instellingenmenu

Gebruikersinstellingen

Met deze instellingen kunt u de gebruiksomgeving aanpassen.
U stelt als volgt gebruikersopties in:
Druk in de opnamemodus op [m] ► u ► een optie.
ISO-stap
U kunt het formaat voor de ISO-waarde instellen op 1/3 of 1 stap.
Auto ISO bereik
U kunt voor ISO Auto de maximale ISO-waarde voor de diverse belichtingsstappen instellen.
* Standaard
Optie Waarde
1 stap
1/3 stap
ISO 200, ISO 400, ISO 800*, ISO 1600
ISO 125, ISO 160, ISO 200, ISO 250, ISO 320, ISO 400, ISO 500, ISO 640, ISO 800*, ISO 1000, ISO 1250, ISO 1600
Ruisonderdrukking
Gebruik Ruisonderdrukking om zichtbare ruis in foto's te verminderen.
* Standaard
Optie Beschrijving
Hoge ISO ruisonderdr.
Lange ruisonderdr.
Met deze functie wordt ruis die bij een hoge ISO-waarde van meer dan ISO3200 optreedt, verminderd. (Uit, Aan*)
Met deze functie wordt ruis bij lange belichtingen (meer dan 1 seconde) verminderd. (Uit, Aan*)
AF-lamp
Schakel het AF-hulplampje in om op donkere plaatsen beter automatisch te kunnen scherpstellen. De autofocus werkt op donkere
plaatsen beter als het hulplampje is ingeschakeld.
90
Page 92
Camera-instellingenmenu > Gebruikersinstellingen
Gebruikersdisplay
U kunt opnamegegevens op het scherm weergeven of weglaten.
1
2
3
Nr. Beschrijving
Pictogrammen
1
2
3
Schakel de pictogrammen van opnameopties op het scherm in of uit.
Rasterlijn Schakel het raster op het scherm in of uit. (Uit*, 2 X 2, 3 X 3, +, X)
Histogram
Schakel het histogram op het scherm in of uit.
Het histogram Een histogram is een grafiek die de verdeling van de helderheid
in het beeld toont. Een histogram dat naar links neigt, duidt op een donker beeld. Een histogram dat naar rechts neigt, duidt op een licht beeld. De hoogte van de grafiek houdt verband met de kleurinformatie. De grafiek wordt hoger als een bepaalde kleur veel voorkomt.
Onvoldoende belichting Normale belichting Te veel belichting
* Standaard
91
Page 93
Camera-instellingenmenu > Gebruikersinstellingen
Toetsafbeelding
U kunt de AEL- en Scherptediepteknop een andere functie toewijzen.
* Standaard
Knop Functie
U kunt de functie van de AEL-knop instellen. Met de AEL- en AFL-functie worden bij het maken van een foto respectievelijk de belichtingswaarde of het scherpstelgebied opgeslagen.
U kunt voor de [E]-knop uit de volgende drie opties kiezen:
AEL*, waarmee de automatische belichting wordt
AEL
vergrendeld. Met AEL ingeschakeld, wordt bij het half indrukken van de ontspanknop de autofocus vergrendeld.
AFL, waarmee de autofocus wordt vergrendeld. Met
AFL ingeschakeld, wordt bij het half indrukken van de ontspanknop de automatische belichting vergrendeld.
AEL + AFL, waarmee de automatische belichting en de
autofocus tegelijk worden vergrendeld.
Voorbeeld
U kunt de Scherptediepteknop een van de volgende functies toewijzen:
WB-sneltoets (Witbalans), waarmee de Aangepaste
witbalans wordt geactiveerd.
Optisch voorb.*, waarmee het
Scherptedieptevoorbeeld voor het huidige diafragma wordt geactiveerd. (pag. 19)
RAW-sneltoets + , waarmee de functie RAW+JPEG
wordt in- of uitgeschakeld.
92
Page 94
Camera-instellingenmenu

Instellingen 1

Hier leest u alles over de menuonderdelen van Instellingen 1.
U stelt als volgt menuopties van Instellingen 1 in:
Onderdeel Beschrijving
Formatt.
Reset
Druk in de opnamemodus op [m] ► [ ► een optie.
Formatteer de geheugenkaart. Met formatteren worden alle bestanden, inclusief beveiligde, op een geheugenkaart gewist en wordt de kaart klaargemaakt voor gebruik in de camera. (Nee, Ja)
Er kunnen fouten optreden als u een geheugenkaart door een ander merk camera, door een computer of in een geheugenkaartlezer laat formatteren. Formatteer geheugenkaarten in de camera voordat u er beelden op vastlegt.
Reset het instellingenmenu en de opnameopties zodat ze weer op de fabrieksinstellingen staan. (Instellingen voor datum en tijd, taal en video-uitvoer worden niet gewijzigd.) (Nee, Ja)
Stel de notatie van bestandsnamen in.
Standaard*: SAM_XXXX.JPG(sRGB)/
_SAMXXXX.JPG(Adobe RGB)
Datum:
- sRGB-bestanden: MMDDxxxx.JPG. Een foto die op 1
januari is gemaakt, heet bijvoorbeeld 0101xxxx.jpg.
Best.naam
- AdobeRGB-bestanden: MDDxxxx.JPG voor de maanden
januari tot en met september. Voor de maanden oktober tot en met december wordt het maandnummer door de letters A (okt.), B (nov.) en C (dec.) vervangen. Een foto die op 3 februari is gemaakt heet bijvoorbeeld 203xxxx.jpg. En een foto die op 5 oktober is gemaakt heet A05xxxx.jpg.
* Standaard
Onderdeel Beschrijving
Stel de notatie voor bestands- en mapnummering in.
Serie*: De bestandsnummering loopt door, ook als u
een nieuwe geheugenkaart plaatst, de kaart formatteert of alle foto's wist.
Reset: Na het gebruik van de resetfunctie begint de
bestandsnummering weer bij 0001.
Bestandsnr.
Stel het type map in.
Maptype
Standaard*: XXXPHOTO
Datum: XXX_MMDD
Language
Stel de taal in van de informatie op het scherm.
* Standaard
De eerste mapnaam is 100PHOTO, en als u sRGB­kleurruimte en de standaardbestandsbenaming hebt gekozen heet het eerste bestand SAM_0001.
Het bestandsnummer wordt steeds met één opgehoogd, van SAM_0001 tot SAM_9999.
Ook mapnummers worden steeds met één opgehoogd, van 100PHOTO tot 999PHOTO.
Het maximumaantal bestanden dat in een map kan worden opgeslagen, is 9999.
Bestandsnummers worden volgens de DCF­specificaties (Design rule for Camera File system) toegekend.
Als u een bestandsnaam wijzigt, bijvoorbeeld op een computer, kan het bestand niet meer op de camera worden weergegeven.
93
Page 95
Camera-instellingenmenu

Instellingen 2

Hier leest u alles over de menuonderdelen van Instellingen 2.
U stelt als volgt menuopties van Instellingen 2 in:
Onderdeel Beschrijving
Snel tonen
Druk in de opnamemodus op [m] ► ] ► een optie.
Stel de tijd in gedurende welke een foto direct na het maken wordt weergegeven. (Uit, 1 sec.*, 3 sec., 5 sec., Vasthouden)
Stel de helderheid van het scherm, de automatische helderheidsoptie of de schermkleur in.
Helderheid display: U kunt de helderheid van het
scherm aanpassen door aan de navigatieknop te
Display aanpassen
draaien of door [F/I] te gebruiken.
Helderheid autom.: Schakel de automatische
helderheidsoptie in of uit. (Uit, Aan*)
Displaykleur: U kunt de schermkleur aanpassen door
aan de navigatieknop te draaien of door [F/I/ C/w] te gebruiken.
Stel de tijd in waarna het scherm wordt uitgeschakeld.
Display opslaan
Het scherm wordt uitgeschakeld als u de camera gedurende de ingestelde tijd niet gebruikt. (Uit, 0.5 min*, 1 min., 3 min., 5 min., 10 min.)
* Standaard
Onderdeel Beschrijving
Stel de tijd in waarna de camera wordt uitgeschakeld. De camera wordt uitgeschakeld als u deze gedurende de ingestelde tijd niet gebruikt. (0.5 min., 1 min.*, 3 min., 5 min., 10 min., 30 min.)
Spaarstand
Stel de datum, tijd, datumnotatie en tijdzone in en of de datum op de foto's moet worden afgebeeld. (Type, Datum, Tijdzone, Tijd, Afdruk)
Datum/tijd
Systeemvolume: Stel het geluidsvolume in of schakel
het geluid helemaal uit. (Uit, Laag, Middel*, Hoog)
Geluid
AF-geluid: Schakel het geluid dat de camera in de
AF-modus maakt in of uit. (Uit, Aan*)
Toetsgeluid: Schakel het geluid dat de camera maakt
als u knoppen indrukt in of uit. (Uit, Aan*)
* Standaard
De ingestelde uitschakeltijd blijft ook na het vervangen van de batterij bewaard.
Automatisch uitschakelen werkt mogelijk niet als de camera op een computer, televisie of printer is aangesloten of een diavoorstelling of film afspeelt.
De datum en tijd worden 12-uurs- of 24-uursnotatie weergegeven.
De datum verschijnt rechtsonder in het beeld. Wanneer u een foto afdrukt, kan het zijn dat sommige
printers de datum niet goed kunnen afdrukken.
94
Page 96
Camera-instellingenmenu

Instellingen 3

Hier leest u alles over de menuonderdelen van Instellingen 3.
U stelt als volgt menuopties van Instellingen 3 in:
Onderdeel Beschrijving
Druk in de opnamemodus op [m] ► \ ► een optie.
Sensor reinigen: Verwijder stof van de sensor.
Bij inschakelen: De sensor wordt telkens bij het
inschakelen van de camera gereinigd. (Uit*, Aan)
Sensor reinigen
Video
Kies het video-uitvoersignaal dat in uw land wordt gebruikt. Dit is nodig voor wanneer de camera op een extern videoapparaat zoals een monitor of televisie wordt aangesloten.
NTSC*: VS, Canada, Japan, Korea, Taiwan, Mexico.
PAL (Alleen ondersteuning voor PAL B, D, G, H en I):
Aangezien deze camera gebruikmaakt van verwisselbare lenzen, kan er bij het wisselen van de lens stof op de sensor komen. Dit kan resulteren in zichtbare stofdeeltjes op de foto. Het wordt aanbevolen om niet in een stoffige omgeving lenzen te wisselen. Zorg ook dat de lensdop bevestigd is als de lens niet wordt gebruikt.
Australië, Oostenrijk, België, China, Nederland, Finland, Duitsland, Engeland, Italië, Koeweit, Maleisië, Nieuw Zeeland, Singapore, Spanje, Zweden, Zwitserland, Thailand, Noorwegen.
* Standaard
Onderdeel Beschrijving
Als de camera is aangesloten op een HDTV die Anynet+ (HDMI-CEC) ondersteunt, kunt u deze met de afstandsbediening van de tv gebruiken door deze optie in
Anynet+ (HDMI-CEC)
te schakelen.
Uit: U kunt niet met de afstandsbediening van de tv de
weergavefunctie van de camera gebruiken.
Aan*: U kunt met de afstandsbediening van de tv de
weergavefunctie van de camera gebruiken.
Als u de camera met een HDMI-kabel op een HDTV aansluit, kunt u de resolutie van het beeld wijzigen.
NTSC: Auto*, 1080i, 720p, 480p
HDMI­formaat
PAL: Auto*, 1080i, 720p, 576p
Als de geselecteerde resolutie niet door de HDTV wordt ondersteund, wordt automatisch de onderliggende resolutiewaarde geselecteerd.
* Standaard
95
Page 97
Camera-instellingenmenu > Instellingen 3
Onderdeel Beschrijving
Geef de firmwareversie van de camerabody en lens weer en werk de firmware bij.
Toestel: Werk de firmware van de camerabody bij.
Lens: Werk de firmware van de lens bij.
U kunt firmware-upgrades downloaden van www.samsungimaging.com of www.samsung.com.
Firmware bijwerken
U kunt geen firmware-upgrade uitvoeren als de batterij niet volledig is opgeladen. Laad de batterij volledig op alvorens een firmware-upgrade uit te voeren, of sluit de adapter aan (optioneel).
Bij een firmware-upgrade worden de gebruikersinstellingen gereset. (De datum en tijd, taal en video-uitvoer worden niet gereset.)
Schakel de camera niet uit zolang het upgradeproces actief is.
* Standaard
96
Page 98
Camera-instellingenmenu

Instellingen 4

Hier leest u alles over de menuonderdelen van Instellingen 4. Voor het gebruik van de GPS-voorziening dient u een optionele GPS-module aan te schaffen.
U stelt als volgt menuopties van Instellingen 4 in:
Onderdeel Beschrijving
Geocodering
Geldige tijdsinst. GPS
Druk in de opnamemodus op [m] ► 4 ► een optie.
* Standaard
Stel in dat u met behulp van GPS (Global Positioning System) foto's met locatiegegevens wilt nemen. De locatiegegevens worden in de Exif-gegevens van de foto opgeslagen. (Uit, Aan*)
Geef de tijdslimiet op waarna de laatste locatiegegevens moeten worden gebruikt wanneer de camera geen GPS-signalen ontvangt. (15 sec*, 30 sec, 1 min, 3 min, 10 min, 30 min)
Locatieweergave
GPS resetten
Geef de locatiegegevens op die in de opnamemodus rechtsboven op het scherm verschijnen. De locatiegegevens worden alleen in het Koreaans weergegeven wanneer u zich in Korea bevindt en de schermtaal op Koreaans is ingesteld. Wanneer er een andere taal is ingesteld, verschijnen de locatiegegevens in het Engels. (Uit, Aan*)
Stel in dat er naar GPS-satellieten het dichtste bij uw huidige positie wordt gezocht. (Nee, Ja)
97
Page 99
Camera-instellingenmenu

Instellingen 5

Hier leest u alles over de menuonderdelen van Instellingen 5.
U stelt als volgt menuopties van Instellingen 5 in:
Onderdeel Beschrijving
Vervormingscorrectie
Lens i-functie
Druk in de opnamemodus op [m] ► 5 ► een optie.
Corrigeer de vervorming die bij bepaalde lenzen kan optreden. Deze functie is wellicht niet bij alle lenzen mogelijk. (Uit*, Aan)
Stel de functies in die worden weergegeven wanneer u op een iFn-lens op [iFn] drukt.
WB: Uit, Aan*
ISO: Uit, Aan*
* Standaard
98
Page 100

Hoofdstuk 5

Verbinding maken met externe apparaten

Profiteer optimaal van de mogelijkheden van deze camera door het toestel op externe apparaten zoals een
computer, televisie of fotoprinter aan te sluiten.
Loading...