Samsung NV100HD User Manual [nl]

NV100HD
Deze gebruiksaanwijzing bevat uitgebreide instructies voor het gebruik van uw camera. Lees deze gebruiksaanwijzing grondig door. Klik op een van de onderstaande knoppen voor meer informatie.
Snel zoeken
Inhoud
2 Geavanceerde functies
3 Opnameopties
4 Afspelen/bewerken
5 Naslaginformatie
Index
Informatie over gezondheid en veiligheid
Neem altijd de volgende voorschriften en tips in acht om gevaarlijke situaties te voorkomen en optimale cameraprestaties te waarborgen:
Waarschuwing—situaties die bij u of anderen letsel kunnen veroorzaken
Voorzichtig—situaties die kunnen resulteren in beschadiging van de camera of andere apparatuur
Opmerking—opmerkingen, tips voor gebruik of extra informatie
Waarschuwingen
Gebruik de camera niet dichtbij ontvlambare of explosieve gassen en vloeistoffen
Gebruik de camera niet in de buurt van brandstof, brandbaar gas of ontvlambare chemicaliën. Bewaar geen ontvlambare vloeistoffen, gassen of explosieve materialen in hetzelfde compartiment als de camera of camera-accessoires.
Houd de camera uit de buurt van kleine kinderen en huisdieren
Houd de camera en alle accessoires buiten bereik van kleine kinderen en dieren. Bij het inslikken van kleine onderdelen lopen zij het gevaar van verstikking of ernstig letsel. Bewegende delen en accessoires kunnen ook fysiek gevaar opleveren.
Voorkom oogletsel bij het nemen van foto's
Gebruik de flitser niet dichtbij mensen of dieren (op minder dan 1 m afstand). Hierdoor kunt u tijdelijk of blijvend oogletsel teweegbrengen.
Ga zorgvuldig te werk bij het hanteren en afdanken van batterijen en opladers
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde batterijen en opladers. Incompatibele batterijen en opladers kunnen ernstig letsel teweegbrengen en de camera beschadigen.
1
Informatie over gezondheid en veiligheid
Werp batterijen nooit in het vuur. Houd u bij het afdanken van batterijen aan de plaatselijke verordeningen.
Leg batterijen of camera's nooit in of op verwarmingsapparaten, zoals een magnetron, kachel of radiator. Batterijen kunnen exploderen als ze te heet worden.
Veiligheidsvoorschriften
Wees zorgvuldig en verstandig in het gebruik en de opslag van de camera
Laat de camera niet nat worden. Vloeistoffen kunnen ernstige schade veroorzaken. Raak de camera niet met natte handen aan. Bij waterschade kan de garantie van de fabrikant komen te vervallen.
Stel de camera niet gedurende lange tijd bloot aan direct zonlicht of hoge temperaturen. Langdurige blootstelling aan zonlicht of extreme temperaturen kan blijvende schade aan de interne onderdelen van de camera teweegbrengen.
Gebruik of bewaar de camera niet in een stoffige, vuile,
• vochtige of slecht geventileerde ruimte. In deze omstandigheden bestaat het risico dat bewegende en interne onderdelen schade oplopen.
Verwijder de batterij uit de camera wanneer u deze langere tijd
• niet gebruikt. Batterijen die in de camera blijven zitten, kunnen mettertijd gaan lekken of roesten, waardoor de camera ernstige schade kan oplopen.
Zorg in omgevingen met zand of losse deeltjes (bijvoorbeeld het
• strand) dat de camera beschermd is tegen zand en vuil.
Bescherm de camera en het beeldscherm tegen stoten, overmatige trilling en ruw gebruik ter voorkoming van ernstige schade.
Wees voorzichtig bij het aansluiten van kabels of adapters en bij het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten. Wanneer u de connectors met overmatige kracht induwt, kabels verkeerd aansluit of batterijen en geheugenkaarten niet op de juiste wijze plaatst, kunnen poorten, connectors en accessoires beschadigd raken. Plaats geen vreemde voorwerpen in de compartimenten, sleuven of toegangspunten van de camera. Schade als gevolg van oneigenlijk gebruik wordt mogelijk niet door de garantie gedekt.
Bescherm batterijen, opladers en geheugenkaarten tegen schade
Stel batterijen en geheugenkaarten niet bloot aan extreem hoge of lage temperaturen (onder 0º C of boven 40º C). Extreme temperaturen kunnen de oplaadcapaciteit van de batterijen verminderen en de werking van geheugenkaarten verstoren.
Zorg dat batterijen niet in aanraking komen met metalen voorwerpen. Hierdoor kan namelijk een verbinding tussen de plus- en minpool ontstaan, waardoor de batterijen beschadigd kunnen raken.
Houd geheugenkaarten uit de buurt van vloeistoffen, vuil en vreemde stoffen. Veeg de geheugenkaart zo nodig schoon met een zachte doek voordat u de kaart in de camera plaatst.
Schakel de camera uit voordat u de geheugenkaart plaatst of verwijdert.
Zorg dat geheugenkaarten niet worden gebogen of komen te vallen, en stel de kaarten niet bloot aan zware druk of schokken.
2
Informatie over gezondheid en veiligheid
Gebruik geen geheugenkaarten die met andere camera's of met een pc zijn geformatteerd. Formatteer de geheugenkaart opnieuw met uw camera.
Gebruik nooit een beschadigde oplader, batterij of geheugenkaart.
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde accessoires
Gebruik van incompatibele accessoires kan resulteren in beschadiging van de camera of letsel. Bovendien kan de garantie komen te vervallen.
Bescherm de cameralens
Stel de lens niet bloot aan direct zonlicht. Hierdoor kan de beeldsensor verkleuren of kan de werking van de sensor worden aangetast.
Bescherm de lens tegen vingerafdrukken en krassen. Reinig de lens met een zachte, schone, stofvrije lensdoek.
Belangrijke gebruiksinformatie
Laat uw camera uitsluitend door bevoegd personeel onderhouden en repareren
Geef geen toestemming voor reparatie- of onderhoudswerkzaamheden door onbevoegd personeel en probeer niet zelf onderhoud of reparaties uit te voeren. Schade als gevolg van onbevoegde onderhouds- of reparatiewerkzaamheden wordt niet gedekt door uw garantie.
Verleng de levensduur van de oplader en batterijen
Het opladen van batterijen kan de levensduur ervan
• verminderen. Maak de kabel los van de camera wanneer het opladen voltooid is.
Ongebruikte batterijen verliezen na verloop van tijd hun lading en moeten in dat geval worden opgeladen.
Laat ongebruikte opladers niet op het stopcontact aangesloten.
Gebruik batterijen alleen voor de doeleinden waarvoor ze bestemd zijn.
Wees voorzichtig wanneer u de camera in vochtige omgevingen gebruikt
Wanneer u de camera vanuit een koude omgeving in een warme en vochtige omgeving brengt, kan er condensatie optreden op de gevoelige elektronische schakelingen en de geheugenkaart. Wacht in dat geval minstens 1 uur tot alle vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Controleer of de camera naar behoren werkt voordat u ermee aan de slag gaat
De fabrikant aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies van bestanden of schade als gevolg van camerastoringen of oneigenlijk gebruik.
3
Indeling van de gebruiksaanwijzing
©2008 Samsung Techwin Corporation
De specificaties van de camera of de inhoud van deze gebruiksaanwijzing kunnen vanwege een upgrade van de camerafuncties zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Copyrightinformatie
Microsoft Windows en het Windows-logo zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
HDMI, het HDMI-logo en de term "High Definition Multimedia Interface" zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
QuickTime of geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. en worden onder licentie gebruikt.
®
en het QuickTime®-logo zijn handelsmerken
Basisfuncties
1
Hier wordt ingegaan op de indeling, pictogrammen en standaardopnamefuncties van de camera.
Geavanceerde functies
2
Hier leest u hoe u een foto neemt door een modus te selecteren en hoe u een video of spraakmemo opneemt.
Opnameopties
3
Hier wordt ingegaan op de opties die u in de opnamemodus kunt instellen.
Afspelen/bewerken
4
Hier wordt beschreven hoe u foto's, video's of spraakmemo's afspeelt en hoe u foto's of video's bewerkt. Verder wordt toegelicht hoe u de camera aansluit op de computer, fotoprinter, tv of HDTV.
Naslaginformatie
5
Hier wordt naslaginformatie gegeven met betrekking tot instellingen, foutmeldingen, specificaties en onderhoudstips.
4
.......................................................10
....................................19
....................................................29
.........................................47
................................................67
Aanduidingen in deze gebruiksaanwijzing
Opnamemodus Aanduiding
AUTO PROGRAMMA HANDMATIG DUAL IS NACHT BEAUTY SHOT SCÈNE FILM
Pictogrammen voor de opnamemodus naast een titel
Deze pictogrammen geven aan dat een functie beschikbaar is in de corresponderende modi. De modus 4 ondersteunt mogelijk niet voor alle scènes functies.
Bijvoorbeeld
2 1 8 7 6 5 4 3
Beschikbaar in de modus
Beschikbaar in de modus AUTO, PROGRAMMA,
AUTO, PROGRAMMA, NACHT en BEAUTY
NACHT en BEAUTY  SHOT en in bepaalde
SHOT en in bepaalde SCÈNE-modi
SCÈNE-modi
Pictogrammen en tekens in deze gebruiksaanwijzing
Pictogram Functie
Extra informatie
Situaties waarin u voorzichtig moet zijn
Cameraknoppen, bijvoorbeeld: [Ontspanknop]
[ ]
(duidt op de ontspanknop)
( ) Paginanummer voor referentie
De volgorde waarin u opties en/of menu's moet selecteren om een stap uit te voeren, bijvoorbeeld:
¡
Raak
¡ aan (staat voor gevolgd door ).
* Aantekening
Afkortingen in deze gebruiksaanwijzing
Afkorting Definitie
ACB
AEB
AF DIS DPOF EV OIS WB
Auto Contrast Balance (automatische contrastbalans)
Auto Exposure Bracket (automatische belichtingsbracketing)
Auto Focus (automatische scherpstelling) Digital Image Stabilisation (digitale beeldstabilisatie) Digital Print Order Format (voor fotoafdrukken) Exposure Value (belichtingswaarde) Optical Image Stabilisation (optische beeldstabilisatie) White Balance (Witbalans)
5
Uitdrukkingen in deze gebruiksaanwijzing
De ontspanknop indrukken
Druk de [Ontspanknop] half in: druk de ontspanknop tot
• halverwege in
Druk de [Ontspanknop] in: druk de ontspanknop volledig in
[Ontspanknop] half indrukken[Ontspanknop] half indrukken
[Ontspanknop] indrukken[Ontspanknop] indrukken
Onderwerp, achtergrond en compositie
Onderwerp: het hoofdobject van een scène, zoals een persoon, dier of stilleven
Achtergrond: de objecten rond het onderwerp
Compositie: de combinatie van onderwerp en achtergrond
OnderwerpOnderwerp
AchtergrondAchtergrond
CompositieCompositie
Belichting (helderheid)
De hoeveelheid licht die de camerasensor bereikt, wordt 'belichting' genoemd. U kunt de belichting wijzigen met de sluitertijd, diafragmawaarde en ISO-snelheid. Door de belichting aan te passen maakt u uw foto's donkerder of lichter.
Normale belichtingNormale belichting
Overbelichting (te helder)Overbelichting (te helder)
6
Snel zoeken
Foto's van mensen maken
Modus 4 > PORTRET,
• KINDEREN, ZELFPORTRET
Modus 5
• RODE OGEN, ANTI-RODE OGEN
• (om rode ogen te voorkomen of te corrigeren)
GEZICHTSHERK., ZELFPORTRET,
• GLIMLACH, KNIPPEREN
21
f
33
f
20
f
38
f
's Nachts of in het donker foto's nemen
Modus 6 f 20
• Modus 4 > DAGERAAD,
• VUURWERK
FLITS-opties
• ISO-snelheid (om de lichtgevoeligheid bij te
• stellen)
20
f
33
f
35
f
Actiefoto's maken
Stel de sluitertijd bij in de modus 8 f 22
• CONTINU, HOGE SNLH, BEW.DETECTIE
44
f
Foto's van voedsel, insecten of bloemen maken
Modus 4 > CLOSE-UP, ETEN f 20
• MACRO, AUTO MACRO
• (om foto's van dichtbij te maken)
WB (Witbalans; om de kleurtoon te wijzigen)
42
f
36
f
De belichting (helderheid) bijstellen
Stel de belichting bij in de modus 8 f 22
• ISO-snelheid (om de lichtgevoeligheid bij te
35
stellen)
f
EV (om de belichting bij te stellen) ACB (om te compenseren voor
onderwerpen tegen lichte achtergronden)
41
f
L.METING AEB (om drie foto's met verschillende
belichtingen te maken van dezelfde scène)
f
44
42
f
40
f
Een ander effect toepassen
Fotostijl (om andere tinten toe te passen)
45
f
Effect (om een ander kleurfilter toe te
45
passen)
f
Stel kleurverzadiging, scherpte of contrast bij
46
f
Bewegingsonscherpte verminderen
OIS (Optical Image Stabilisation) f 18
• Modus 7
21
f
7
Alle bestanden van de
• geheugenkaart verwijderen
50
f
Bestanden in een diavoorstelling bekijken
52
f
Bestanden op een tv of HDTV weergeven
De camera op een computer aansluiten
Geluid en volume bijstellen
69
f
De helderheid van het scherm bijstellen
De schermtaal wijzigen
69
f
De datum en tijd instellen
69
f
De geheugenkaart
• formatteren
Problemen oplossen
f
70
f
59
f
61
f
69
76
f
Inhoud
1. Basisfuncties ..................................................................... 10
Onderdelen en functies ................................................ 11
Pictogrammen ............................................................. 13
De camera in- of uitschakelen ...................................... 14
Het aanraakscherm gebruiken ..................................... 15
De weergave instellen ..................................................... 16
Foto's nemen ............................................................... 17
In- en uitzoomen ............................................................ 17
Bewegingsonscherpte verminderen (OIS) .......... 18
OIS
2. Geavanceerde functies ................................................... 19
Opnamemodi ............................................................... 20
2 De modus AUTO gebruiken .................................. 20
6 De modus NACHT gebruiken .................................... 20
4 De modus SCÈNE gebruiken ............................. 20
7De modus DUAL IS gebruiken ............................. 21
5 De modus BEAUTY SHOT gebruiken .......................... 21
1 De modus PROGRAMMA gebruiken ........................... 22
8 De modus HANDMATIG gebruiken ............................. 22
3 Een video opnemen ................................................. 24
Tips voor scherpere foto's ............................................... 26
Spraakmemo's opnemen ............................................ 28
Een spraakmemo opnemen ............................................ 28
Een spraakmemo aan een foto toevoegen ....................... 28
3. Opnameopties .................................................................. 29
Een resolutie en kwaliteit selecteren ............................. 30
Een resolutie selecteren .................................................. 30
Een kwaliteit selecteren ................................................... 31
De timer en afstandsbediening gebruiken .................... 32
Fotograferen in het donker ........................................... 33
Rode ogen voorkomen ................................... 33
Rode ogen
De flitser gebruiken ......................................................... 33
De ISO-snelheid aanpassen ............................. 35
ISO
De scherpstelling (focus) van de camera wijzigen ........ 36
Macro gebruiken  ............................................. 36
Automatische scherpstelling gebruiken .............. 36
Scherpstellen door middel van aanraken ............ 37
Het focusgebied aanpassen .......................... 37
MACRO
AF
TOUCH AF
Autom. focus
Gezichtsherkenning gebruiken ..................................... 38
Helderheid en kleur bijstellen ........................................ 40
De belichting handmatig aanpassen .................. 40
Compenseren voor tegenlicht ........................... 41
De optie voor lichtmeting wijzigen ...................... 42
Een lichtbron selecteren (witbalans) ................... 42
EV
ACB
L.METING
WB
Functies voor serieopname gebruiken ......................... 44
Uw foto's verbeteren ................................................... 45
Fotostijlen toepassen ....................................... 45
Kleureffecten toepassen ................................... 45
Fotostijl
Kleureffect
Uw foto's aanpassen ...................................................... 46
8
Inhoud
4. Afspelen/bewerken ........................................................ 47
Afspelen ....................................................................... 48
In de afspeelmodus ........................................................ 48
Foto's bekijken ............................................................... 51
Een video afspelen ......................................................... 53
Spraakmemo's afspelen ................................................. 54
Een foto bewerken ....................................................... 55
Een foto draaien ............................................................. 55
Het formaat van foto's aanpassen .................................... 55
Kleurbewerking .............................................................. 56
Een effect toepassen ..................................................... 56
Belichtingsproblemen corrigeren ...................................... 57
Een afdrukbestelling maken .............................. 58
Bestanden op een tv of HDTV weergeven ................... 59
Bestanden naar de computer overbrengen ................. 61
Voor Windows-gebruikers ............................................... 61
Voor Mac-gebruikers ...................................................... 64
Foto's met een fotoprinter afdrukken ............. 65
DPOF
PictBridge
5. Naslaginformatie .............................................................. 67
Het instellingenmenu van de camera ........................... 68
Het instellingenmenu openen .......................................... 68
Geluidsinstellingen ................................................... 69
Weergave-instellingen .............................................. 69
Camera-instellingen ................................................. 70
Aansluitingsinstellingen .............................................. 71
Foutmeldingen ............................................................. 72
De camera onderhouden ............................................. 73
De camera reinigen ........................................................ 73
Geheugenkaarten .......................................................... 74
De batterij ...................................................................... 75
Voordat u contact opneemt met een servicecentrum .. 76
Cameraspecificaties ..................................................... 79
Index ............................................................................ 83
9
1. Basisfuncties
1. Basisfuncties
Hier wordt ingegaan op de onderdelen, pictogrammen en standaardopnamefuncties van de camera.
Onderdelen en functies
Pictogrammen
De camera in- of uitschakelen
Het aanraakscherm gebruiken
De weergave instellen ................................... 16
Foto's nemen
In- en uitzoomen ........................................... 17
Bewegingsonscherpte verminderen (OIS) ..... 18
............................... 11
.............................................. 13
.................... 14
................... 15
................................................ 17
Onderdelen en functies
Power-knop
Ontspanknop
Modusdraaiknop
Zie hieronder
Sensor voor de afstandsbediening
Lens
AF-hulplampje/Timerlampje
Microfoon
Flitser
Als dit nodig is springt de
flitser automatisch omhoog als u op de [Ontspanknop] drukt. (Om te sluiten weer voorzichtig indrukken).
Houd de flitser naar beneden als u deze niet
• gebruikt, om beschadiging te voorkomen.
De flitser met kracht omhoog proberen te krijgen
• kan de camera beschadigen.
Pictogram Modus Omschrijving
2
AUTO
Eenvoudig een foto nemen met minimale instellingen
Een foto nemen door opties in
1
PROGRAMMA
te stellen (behalve sluitertijd en diafragma)
8
7
HANDMATIG
DUAL IS
Een foto nemen door opties handmatig in te stellen
Een foto nemen met opties die bewegingsonscherpte tegengaan
Basisfuncties
Pictogram Modus Omschrijving
6
NACHT
Een foto nemen met opties voor nachtelijke opnamen
Een foto van iemand nemen met
5
BEAUTY SHOT
opties om onvolkomenheden in het gezicht te verbergen
4
3
SCÈNE
FILM
Een foto nemen met opties voor een vooraf ingestelde scène
Een video opnemen
11
Onderdelen en functies
Luidspreker
Aanraakscherm
Menuknop
Toegang tot het instellingenmenu
Batterijklep
Plaatsing van batterij en geheugenkaart
Weergaveknop
Basisfuncties
12
Statuslampje
Knippert: bij opslaan van een foto of video, opnemen van
een spraakmemo, uitlezen door een computer of printer of bij een onscherp onderwerp
Licht op: bij aansluiting op een computer of bij een scherp
onderwerp
Inzoomen/Vergroten Uitzoomen/Verkleinen
Statiefbevestigingspunt
USB- en A/V-aansluiting
Pictogrammen
Welke pictogrammen worden weergegeven, is afhankelijk van de geselecteerde modus of de ingestelde opties.
A
B. Aanraakpictogrammen
A. Hoofdscherm
Pictogram Omschrijving
Geselecteerde opnamemodus
: Volledig geladen
: Opladen nodig Intern geheugen Geheugenkaart geplaatst Resterende foto's Resterende opnametijd Optical Image Stabilisation (OIS)
De huidige datum en tijd Zoomverhouding
Spraakmemo
Autofocuskader Bewegingsonscherpte Optiereeks 1 (van 3)
: Deels geladen
Pictogram Omschrijving
B
Geselecteerde fotostijl
Een witbalans selecteren
De belichting met ACB aanpassen
Een weergave selecteren
Terug naar het vorige scherm
Een scène selecteren
Een ISO-waarde selecteren De helderheid van het gezicht
aanpassen De belichting handmatig aanpassen
De sluitertijd aanpassen Onvolmaaktheden in het gezicht
aanpassen Een diafragmawaarde selecteren
Een autofocusoptie selecteren
Een flitsoptie selecteren
Een videoresolutie selecteren
Een fotoresolutie selecteren
Basisfuncties
13
Pictogram Omschrijving
Een opnamesnelheid selecteren
Een gezichtsdetectieoptie selecteren
Een scherpsteloptie selecteren
Een type serieopname selecteren
Een lichtmetingsoptie selecteren
Een fotokwaliteit selecteren
Een timeroptie selecteren
Een spraakmemo opnemen of aan een foto toevoegen
De Optical Image Stabilisation-optie instellen
Een kleureffect toepassen
De scherpte bijstellen
Het contrast bijstellen
De verzadiging bijstellen
Nog een reeks opties weergeven
De camera in- of uitschakelen
Druk op [POWER] om de camera in of uit te schakelen.
In de afspeelmodus
Druk op de [Weergaveknop] om opgeslagen bestanden te zien.
Houd de [Weergaveknop] ingedrukt om het camerageluid te dempen.
Basisfuncties
14
Het aanraakscherm gebruiken
Hier leert u de basishandelingen met het aanraakscherm. Het aanraakscherm werkt het beste met het zachte gedeelte van de vinger.
Raak het scherm niet met scherpe objecten aan. Hierdoor zou het scherm kunnen beschadigen.
Aanraken
Raak een pictogram aan om een menu te openen of een optie in te stellen.
Het scherm herkent uw aanrakingen wellicht niet goed wanneer:
u meerdere items tegelijk aanraakt
­u de camera gebruikt in een erg vochtige omgeving of met een
­natte vinger u de camera gebruikt met lcd-beschermfolie of ander lcd-
­accessoire.
Basisfuncties
Slepen
Sleep uw vinger naar links of rechts om horizontaal te scrollen.
Sleep uw vinger omhoog of omlaag om verticaal te scrollen.
MIDDEL
VOLUME
VOLUME
PIEPJES
PIEPJES
SL.TOON
SL.TOON
B.GELUID
B.GELUID
AF-GELUID
AF-GELUID
MIDDEL
GELUID1
GELUID1
GELUID1
GELUID1
UIT
UIT
AAN
AAN
15
Het aanraakscherm gebruiken
De weergave instellen
Een weergave selecteren
U kunt een weergavestijl voor de opname- of afspeelmodus selecteren.
Aanraken
Aanraken
c
c
Aanraken
Aanraken
d
d
Optie
VOLLEDIG
VERBORGN
BASIS Afspelen
FUNCTIE­BESCHR.
Beschikbare modus
Opname, Afspelen
Opname, Afspelen
Opname
Omschrijving
De naam van een optie weergeven wanneer u een pictogram aanraakt.
Pictogrammen op het scherm verbergen als u 3 seconden lang geen bewerkingen uitvoert (raak het scherm opnieuw aan om de pictogrammen weer zichtbaar te maken).
Pictogrammen zonder de naam van een optie weergeven.
De naam van een optie en een korte omschrijving weergeven wanneer u een pictogram aanraakt.
Basisfuncties
Een beginafbeelding instellen
U kunt een beginafbeelding instellen die wordt weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld.
Druk in de afspeelmodus op [MENU].
1
Raak ¡BEGINAFB ¡ GEBR.AFB aan.
2
Raak aan.
3
Selecteer een foto en raak aan.
4
Als er geen afbeeldingen zijn, moet u eerst een foto maken.
Stel een beginafbeelding in.
5
Aanraken
Aanraken
d
d
Aanraken
Aanraken
c
c
Er wordt slechts één beginafbeelding in het ingebouwde geheugen
• opgeslagen.
Als u de camera reset of een nieuwe foto als beginafbeelding
• selecteert, wordt de huidige afbeelding verwijderd.
Brede afbeeldingen en afbeeldingen met de verhouding 3:2 kunnen
• niet als beginafbeelding worden ingesteld.
16
Foto's nemen
Draai de modusdraaiknop naar 2.
1
Kader het onderwerp.
2
Druk de [Ontspanknop] half in om scherp te stellen.
3
Groen: Scherpgesteld
Groen: Scherpgesteld
Druk de [Ontspanknop] in om een foto te nemen.
4
Rood: Onderwerp onscherp
Rood: Onderwerp onscherp
Basisfuncties
In- en uitzoomen
U kunt foto's van dichtbij nemen door de zoomverhouding aan te passen. De camera heeft een optische functie voor inzoomen tot 3,6X, en een digitale functie voor inzoomen tot 5X. Door beide functies te gebruiken kunt u maximaal 18 keer inzoomen.
Druk op [T] of houd deze knop ingedrukt om op uw onderwerp in te zoomen. Druk op [W] of houd deze knop ingedrukt om uit te zoomen.
ZoomverhoudingZoomverhouding
17
InzoomenInzoomen
UitzoomenUitzoomen
Foto's nemen
Digitale zoom
Als de zoomindicator in het digitale bereik staat, maakt de camera gebruik van de digitale zoom. Bij gebruik van digitale zoom kan de beeldkwaliteit achteruitgaan.
Optisch bereikOptisch bereik
ZoomindicatorZoomindicator
Digitaal bereikDigitaal bereik
Bij gebruik van de modi 7,6, 5,4 (in bepaalde
scènes) en 3, en bij fotograferen met HOGE SNLH, BEW. DETECTIE, of GEZICHTSHERK. is de digitale zoom niet beschikbaar
Wanneer u digitale zoom gebruikt, duurt het soms langer om een
• foto op te slaan.
Bij gebruik van de digitale zoom zal de scherpsteloptie zijn ingesteld
• op CENTRUM-AF.
Basisfuncties
Bewegingsonscherpte verminderen (OIS)
In de opnamemodus kunt u de bewegingsonscherpte optisch beperken.
Raak in de opnamemodus ¡ aan.
1
(In sommige modi moet u
Stel een optie in.
2
Als u de optie op AAN instelt, wordt boven aan het scherm
• weergegeven.
In de volgende gevallen werkt OIS (Optical Image Stabilisation)
• mogelijk niet correct:
U beweegt de camera om een bewegend onderwerp te volgen
-
U gebruikt digitale zoom
-
De camera trilt teveel
-
Er is sprake van een lange sluitertijd
-
(bijvoorbeeld bij opnemen in de modus 6)
-
De batterij is bijna leeg
-
U neemt een foto van dichtbij
Als u de functie OIS met een statief gebruikt, zijn uw foto's misschien wazig door de trilling van de OIS-sensor. Schakel de functie OIS bij gebruik van een statief uit.
18
tweemaal aanraken.)
Aanraken
Aanraken
d
d
Aanraken
Aanraken
c
c
2. Geavanceerde functies
2. Geavanceerde functies
Hier leest u hoe u een foto neemt door een modus te selecteren en hoe u een video of spraakmemo opneemt.
Opnamemodi
2 De modus AUTO gebruiken ............... 20
6 De modus NACHT gebruiken .................. 20
4 De modus SCÈNE gebruiken .......... 20
7De modus DUAL IS gebruiken .......... 21
5 De modus BEAUTY SHOT gebruiken ...... 21
1 De modus PROGRAMMA gebruiken ........ 22
8 De modus HANDMATIG gebruiken ......... 22
3 Een video opnemen ................................ 24
Tips voor scherpere foto's ............................. 26
Spraakmemo's opnemen
Een spraakmemo opnemen .......................... 28
Een spraakmemo aan een foto toevoegen .... 28
................................................ 20
............................ 28
Opnamemodi
U kunt foto's nemen of video's opnemen door de beste opnamemodus voor de omstandigheden te selecteren.
2 De modus AUTO gebruiken
Selecteer 2 om eenvoudig een foto te nemen met minimale instellingen.
Draai de modusdraaiknop naar 2.
1
Kader het onderwerp en druk de [Ontspanknop] half in
2
om scherp te stellen.
Druk de [Ontspanknop] in om de foto te nemen.
3
6 De modus NACHT gebruiken
Selecteer 6 om een foto te nemen met opties voor nachtelijke opnamen. Gebruik een statief om beweging van de camera te voorkomen.
Draai de modusdraaiknop naar 6.
1
Kader het onderwerp en druk de [Ontspanknop] half in
2
om scherp te stellen.
Druk de [Ontspanknop] in om de foto te nemen.
3
Geavanceerde functies
4 De modus SCÈNE gebruiken
Selecteer 4 om een foto te nemen met opties voor een vooraf ingestelde scène.
Draai de modusdraaiknop naar 4.
1
Raak aan.
2
Selecteer een scène.
3
PORTRET
Deze modus is geschikt om opn. van mensen te maken
Raak een scène aan
Raak een scène aan
c
c
Aanraken
Aanraken
d
d
Kader het onderwerp en druk de [Ontspanknop] half in
4
om scherp te stellen.
Druk de [Ontspanknop] in om de foto te nemen.
5
20
Opnamemodi
7De modus DUAL IS gebruiken
U kunt bewegingsonscherpte verminderen en onscherpe foto's vermijden met de functies OIS (Optical Image Stabilisation) en DIS (Digital Image Stabilisation).
Na correctieVóór correctie
Draai de modusdraaiknop naar 7.
1
Kader het onderwerp en druk de [Ontspanknop] half in
2
om scherp te stellen.
Druk de [Ontspanknop] in om de foto te nemen.
3
Houd de camera stil terwijl ‘VASTLEGGEN!’ op het scherm
• zichtbaar is.
De digitale zoomfunctie werkt niet in deze modus.
• De foto wordt alleen optisch gecorrigeerd bij fotograferen met een
• lichtbron die helderder is dan fluorescerend licht.
Bij een snel bewegend onderwerp kan de foto onscherp worden.
• Schakel de optie OIS in om bewegingsonscherpte in verschillende
• opnamemodi tegen te gaan. (pag. 18)
Geavanceerde functies
5 De modus BEAUTY SHOT gebruiken
Selecteer 5 om een foto van een persoon te nemen met opties om onvolkomenheden in het gezicht te corrigeren.
Draai de modusdraaiknop naar 5.
1
Stel de helderheid van het gezicht bij.
2
Aanraken
Aanraken
c
c
Aanraken
Aanraken
d
d
Hoe hoger het getal, des te
Hoe hoger het getal, des te helderder het gezicht.
helderder het gezicht.
Corrigeer onvolkomenheden in het gezicht.
3
Aanraken
Aanraken
c
c
Aanraken
Aanraken
d
d
Het gezicht wordt egaler
Het gezicht wordt egaler naarmate u het getal
naarmate u het getal verhoogt.
verhoogt.
21
Opnamemodi
Kader het onderwerp en druk de [Ontspanknop] half in
4
om scherp te stellen.
Druk de [Ontspanknop] in om de foto te nemen.
5
1 De modus PROGRAMMA gebruiken
In de modus PROGRAMMA kunt u diverse opties instellen (met uitzondering van de sluitertijd en diafragmawaarde).
Draai de modusdraaiknop naar 1.
1
Stel opties in. (Zie hoofdstuk 3, ‘Opnameopties’,
2
voor een lijst met opties.
Kader het onderwerp en druk de [Ontspanknop] half in
3
om scherp te stellen.
Druk de [Ontspanknop] in om de foto te nemen.
4
)
Aanraken om opties in te
Aanraken om opties in te stellen
stellen
Geavanceerde functies
8 De modus HANDMATIG gebruiken
In de modus HANDMATIG kunt u opties zoals de sluitertijd en de diafragmawaarde instellen. Met deze twee opties kunt u de belichting regelen en de foto op verschillende manieren weergeven.
Sluitertijd
De sluitertijd is de tijd dat de sluiter van de camera open staat. Bij gebruik van een lange sluitertijd valt er gedurende langere tijd licht in de camera, waardoor de foto helderder wordt. Een korte sluitertijd resulteert in donkerdere foto's.
Bij gebruik van een lange sluitertijd kunnen bewegende onderwerpen er onscherp komen uit te zien. Door een korte sluitertijd te gebruiken kunt u een snel bewegend onderwerp bevriezen.
Lange sluitertijdLange sluitertijd
22
Korte sluitertijdKorte sluitertijd
Opnamemodi
Diafragmawaarde
Hoe hoger de diafragmawaarde, des te minder licht de camera binnenlaat, waardoor de foto donkerder wordt. Bij verlaging van de diafragmawaarde laat de camera meer licht binnen, met als resultaat een meer heldere foto.
Grote diafragmawaardeGrote diafragmawaarde
Draai de modusdraaiknop naar 8.
1
Selecteer een sluitertijd.
2
Kleine diafragmawaardeKleine diafragmawaarde
Aanraken
Aanraken
c
c
Naar links of rechts slepen
Naar links of rechts slepen
d
d
Aanraken
Aanraken
e
e
Geavanceerde functies
Selecteer een diafragmawaarde.
3
Aanraken
Aanraken
c
c
Aanraken
Aanraken
d
d
Stel naar wens andere opties in. (Zie hoofdstuk 3,
4
‘Opnameopties’, voor een lijst met opties.
Kader het onderwerp en druk de [Ontspanknop] half in
5
om scherp te stellen.
Druk de [Ontspanknop] in om de foto te nemen.
6
Wanneer de sluitertijd of diafragmawaarde verandert, wordt de belichtingswaarde ( ) navenant aangepast.
23
)
Opnamemodi
3 Een video opnemen
U kunt video's met een maximumduur van 20 minuten opnemen met High Definition-kwaliteit (resolutie 1280 X 720). De video­opname wordt opgeslagen als een H.264-bestand (MPEG4­AVC).
H.264 (MPEG4 part 10/AVC) is een video-indeling met hoge
• compressie, die is ontwikkeld door de internationale standaardisatie organisaties ISO/IEC en ITU-T.
Sommige geheugenkaarten ondersteunen mogelijk geen opname
• met High Definition-kwaliteit. Stel in dit geval een lagere resolutie in. (pag. 30)
Wanneer de OIS (
• video worden opgenomen.
Als u tijdens het opnemen van een video in- of uitzoomt, kan het zoomgeluid op de video hoorbaar zijn.
Draai de modusdraaiknop naar 3.
1
Selecteer een opnamesnelheid (het aantal frames per
2
seconde).
) actief is, kan het geluid van de OIS op de
Aanraken
Aanraken
d
d
Naarmate het aantal frames
Naarmate het aantal frames toeneemt, ziet de actie er
toeneemt, ziet de actie er natuurlijker uit maar wordt
natuurlijker uit maar wordt het bestand groter.
het bestand groter.
Aanraken
Aanraken
c
c
Geavanceerde functies
Wanneer u 60 FPS selecteert, wordt de video opgenomen met een resolutie van 320x240.
Raak aan en selecteer een geluidsoptie.
3
Aanraken
Aanraken
d
d
Aanraken
Aanraken
c
c
Optie Omschrijving
UIT
ZOOM GEDEMPT
AAN
Video zonder geluid opnemen. Video opnemen zonder geluid tijdens in-
/uitzoomen. Video met geluid opnemen.
24
Opnamemodi
Stel naar wens andere opties in. (Zie hoofdstuk 3,
4
‘Opnameopties’, voor een lijst met opties.
Druk de [Ontspanknop] in.
5
Druk nogmaals op de [Ontspanknop] om de opname te
6
)
stoppen.
Een video-opname pauzeren
De camera biedt de mogelijkheid om het opnemen van een video tijdelijk te pauzeren. Zodoende kunt u uw favoriete scènes als één video opnemen.
Stop:ShutterStop:Shutter
Aanraken om een opname te
Aanraken om een opname te pauzeren
pauzeren
(Nogmaals aanraken om verder te gaan.)
(Nogmaals aanraken om verder te gaan.)
Geavanceerde functies
25
Opnamemodi
Tips voor scherpere foto's
De camera goed vasthouden
Zorg dat uw vingers
Zorg dat uw vingers zich niet voor de lens
zich niet voor de lens bevinden.
bevinden.
De ontspanknop half indrukken
Druk de [Ontspanknop] half in en
Druk de [Ontspanknop] half in en stel het beeld scherp. Het beeld
stel het beeld scherp. Het beeld wordt automatisch scherpgesteld
wordt automatisch scherpgesteld en de belichting wordt automatisch
en de belichting wordt automatisch aangepast, of de flitser springt
aangepast, of de flitser springt automatisch omhoog als dit nodig is.
automatisch omhoog als dit nodig is.
De diafragmawaarde en sluitertijd
De diafragmawaarde en sluitertijd worden automatisch ingesteld.
worden automatisch ingesteld.
Autofocuskader
Autofocuskader
Als het kader groen wordt weergegeven, drukt u de
Als het kader groen wordt weergegeven, drukt u de
• [Ontspanknop] in om de foto te nemen.
[Ontspanknop] in om de foto te nemen. Als het kader rood wordt weergegeven, past u het
Als het kader rood wordt weergegeven, past u het
• aan en drukt u de [Ontspanknop] weer half in..
aan en drukt u de [Ontspanknop] weer half in..
Bewegingsonscherpte verminderen
Wanneer wordt weergegeven
Geavanceerde functies
••Stel de optie OIS (Optical Image Stabilisation)
BewegingsonscherpteBewegingsonscherpte
26
Stel de optie OIS (Optical Image Stabilisation) in om de bewegingsonscherpte optisch te
in om de bewegingsonscherpte optisch te reduceren. (pag. 18)
reduceren. (pag. 18) Selecteer de modus 7 om de
Selecteer de modus 7 om de bewegingsonscherpte zowel optisch als
bewegingsonscherpte zowel optisch als digitaal te reduceren. (pag. 21)
digitaal te reduceren. (pag. 21)
Stel de flitsoptie bij opnemen
Stel de flitsoptie bij opnemen in het donker niet in op LANG.
in het donker niet in op LANG.
SYNC of UIT. Het diafragma
SYNC of UIT. Het diafragma
blijft in dat geval langer open, en
blijft in dat geval langer open, en de camera is wellicht moeilijker
de camera is wellicht moeilijker stil te houden.
stil te houden.
Gebruik een statief of stel de
Gebruik een statief of stel de
• flitsfunctie in op INVULLEN.
flitsfunctie in op INVULLEN. (pag. 33)
(pag. 33)
Stel een hogere ISO-waarde
Stel een hogere ISO-waarde in. (pag. 35)
in. (pag. 35)
Loading...
+ 60 hidden pages