Rosemount Snelstartgids: Rosemount 585 Annubar® geflensde Flo-Tap constructie Manuals & Guides

Rosemount 585 Annubar® Flo-Tap-constructie met flens
Snelstartgids
00825-0211-4585, Rev BA
Oktober 2014
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Oktober 2014
MEDEDELING
Deze handleiding bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 585 Annubar. De gids bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparaties of probleemoplossing, of voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de 585 Annubar (publicatienummer 00809-0100-4585) voor nadere instructies. Deze handleiding is ook in digitale vorm beschikbaar op www.rosemount.com.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel. Voorkom proceslekken door procesaansluitingen uitsluitend af te dich ten met pakkingen en O -ringen die bestemd zijn vo or afdichting van het betreffende pakkingvlak. Door de stroming van procesmedium kan de 585 Annubar-constructie heet worden en kunt u brand wonden oplopen.
Inhoud
585 Annubar Flo-Tap-constructie met flens (plof tekening)
Locatie en installatiehoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
Montagehardware lassen
Isolatieklep installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9
Boormachine aanbrengen en gat boren. . . . . . . 9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Boormachine verwijderen . . . . . . 10
Annubar monteren. . . . . . . . . . . . 10
Annubar inbrengen . . . . . . . . . . . 11
Transmitter monteren . . . . . . . . . 11
Annubar terugtrekken. . . . . . . . . 16
Productcertificeringen . . . . . . . . 17
Oktober 2014
A
B
C
D
E
J
K
F
G
H
I
L
585 Annubar Flo-Tap-constructie met flens (ploftekening)
Snelstartgids
A. Compressieplaat B. Volger C. Pakking D. Pakkingdrukker E. Steunplaat F. Isolatieklep
G. Pakking H. Op afstand gemonteerde procesaansluiting I. Kopplaat J. Kooinippel K. Aandrijfstangen L. Montageflensconstructie
NB
Gebruik op alle schroefdraadaansluitingen een buisafdichtingsmiddel dat geschikt is voor de te verwachten bedrijfstemperatuur.
3
Snelstartgids
Stap 1: Locatie en installatiehoek
Voor nauwkeurige en herhaalbare flowmetingen moeten de correcte montagerichting en de montagelengten voor rechte leidingen worden aangehouden. Zie Tab e l 1 voor de minimale buisdiameterafstanden vanaf verstoringen vóór de meter.
Tabel 1. Vereisten rechte buis
Afstanden voor de meter
Zonder richtvanen Met richtvanen
Buiten
In vlak A
A A A’ C C’
vlak A
Oktober 2014
de meter
Afstanden achter
1
2
3
4
8
N.v.t.
11
N.v.t.
23
N.v.t.
12
N.v.t.
10
N.v.t.
16
N.v.t.
28
N.v.t.
12
N.v.t.
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
Oktober 2014
Tabel 1. Vereisten rechte buis
Afstanden voor de meter
Zonder richtvanen Met richtvanen
In vlak A
A A A’ C C’
Buiten
vlak A
Snelstartgids
de meter
Afstanden achter
5
6
18
N.v.t.
30
N.v.t.
18
N.v.t.
30
N.v.t.
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
NB
Neem contact op met de fabrikant voor instructies over toepassingen in vierkante
of rechthoekige leidingen.
“In vlak A” betekent dat de stang zich in hetzelfde vlak bevindt als de elleboog.
“Buiten vlak A” betekent dat de stang haaks op het elleboogvlak staat.
Als de correcte rechte buislengten niet beschikbaar zijn, monteer dan zodanig dat
80% van de leiding zich vóór de meter bevindt en 20% achter de meter.
Gebruik richtvanen om de vereiste rechte buislengte te bekorten. Rij 6 in Ta be l 1 heeft betrekking op schuif-, kogel-, plug- en andere typen
smoorkleppen die gedeeltelijk worden geopend, alsmede op regelkleppen.
5
Snelstartgids
+
-
3
+
-
3
+
-
3
Recommended Zone
30
Aanbevolen zone
30°
Uitlijningsfout
Bij de installatie van de 585 Annubar mag de uitlijning maximaal 3° afwijken.
Figuur 1. Uitlijningsfout
Horizontale montagerichting
Voor het correct ontluchten en aftappen in lucht- en gastoepassingen moet de sensor in de bovenste helft van de buis worden gemonteerd. Voor vloeistoftoepassingen moet de sensor zich in de onderste helft van de buis bevinden. Voor stoomtoepassingen kan de sensor zich aan de boven- of onderkant van de leiding bevinden, afhankelijk van de temperatuur van de stoom. Zie Tabel on page 16 voor meer informatie.
Oktober 2014
Figuur 2. Gas en stoom aan de bovenkant
Oktober 2014
Recommended Zone
30
Aanbevolen zone
30°
Flow
360
360°
Stroomrichting
360°
Stroomrichting
Figuur 3. Vloeistof en stoom
Verticale montagerichting
De sensor kan in elke willekeurige positie rondom de buisomtrek worden geïnstalleerd zolang de ontluchtingsopeningen op de juiste plaats zitten voor aftappen of ontluchten. Voor vloeistof of stoom worden optimale resultaten verkregen bij een opgaande flow. Om te voorzien in waterpoten moet voor direct gemonteerde stoomtoepassingen een 90°-afstandhouder worden toegevoegd, zodat de transmitter binnen de grenswaarden voor temperatuur blijft.
Snelstartgids
Figuur 4. Stoom en vloeistof
Figuur 5. Gas
Flow
360
7
Snelstartgids
A
B
Oktober 2014
Stap 2: Montagehardware lassen
NB
De door Rosemount geleverde montageflens heeft een in de montagehardware ingebouwde integrale uitlijning als hulp bij het correct boren van de montagegaten. Tevens helpt deze hardware bij de uitlijning van de sensor op het montagegat voor inbrenging.
1. Plaats de flensconstructie met een tussenruimte van 1,6 mm (1/16 inch) op de vooraf bepaalde plaats op de buis en meet de afstand tussen de buitendiameter van de buis en het flensoppervlak. Vergelijk deze met Ta be l 2 en pas de tussenruimte zo nodig aan.
Tabel 2. Flensmaten en flensbuitendiameter voor iedere sensormaat
Sensormaat Flenstype Drukklasse Flensmaat/classificatie/type
44
44 3 3,0 in 300# RF 127 (5,00)
44 6 3,0 in 600# RF 137 (5,38)
44
44 3 4,0 in 300# RTJ 133 (5,25)
44 6 4,0 in 600# RTJ 138 (5,44)
1.De tolerantie voor de afmeting van de buitendiameter van de flens boven een leidingdiameter van
254 mm (10 in) bedraagt ±1,5 mm (0,060 in). Onder 254 mm (10 in) bedraagt de tolerantie ±0,8 mm (0,030 in).
A
R
2. Plaats vier puntlassen van 6mm (
1 3,0 in 150# RF 117 (4,63)
1 4,0 in 150# RTJ 122 (4,82)
1
/4 inch) op 90° ten opzichte van elkaar. Controleer de uitlijning van de montageflens zowel evenwijdig aan als haaks op de lijn van de stroomrichting (zie Figuur 6). Als de uitlijning van de montageflens binnen de toleranties valt, voltooit u de lasverbinding volgens de ter plaatse geldende richtlijnen. Als hij buiten de voorgeschreven toleranties valt, verricht u eerst de vereiste aanpassingen alvorens de lasverbinding te voltooien.
3. Laat het montagemateriaal afkoelen voordat u verder gaat, om ernstige brandwonden te vermijden.
Buitendiameter
flens mm (in)
(1)
Figuur 6. Uitlijning
A. Buitendiameter flens B. Puntlassen
Oktober 2014
A
A
B
C
Snelstartgids
Stap 3: Isolatieklep installeren
1. Plaats de isolatieklep op de montageflens. Zorg dat de klepsteel zo wordt gepositioneerd dat wanneer de Flo-Tap wordt geïnstalleerd, de inbrengstangen de buis omringen en de klephendel wordt gecentreerd tussen de stangen (zie Figuur 7). (NB: Dit wordt bemoeilijkt als de klep zich in één lijn bevindt met de stangen.)
2. Zet de isolatieklep vast op de montageflens met de pakking, bouten en moeren.
Figuur 7. Montagerichting isolatieklep
A. Isolatieklep
Stap 4: Boormachine aanbrengen en gat boren
Er wordt geen boormachine meegeleverd.
1. Monteer de boormachine op de isolatieklep.
2. Open de klep volledig.
3. Boor het gat in de buiswand volgens de met de boormachine meegeleverde instructies. Boor tot 64 mm (2,5 in). Voor het boorgat geldt een tolerantie van +1,6 / —0 mm (
4. Trek de boor volledig terug tot voorbij de klep.
1
/16 / —0 in).
Figuur 8. Boorconstructie
A. Isolatieklep volledig geopend tijdens inbrengen boor B. Drukboormachine C. Isolatieklep volledig gesloten na uittrekken boor
9
Loading...
+ 21 hidden pages