Rosemount 3051S-serie druktransmitter en
Rosemount 3051SF-serie flowmeter
met HART®-protocol
Snelstartgids
Maart 2019
MEDEDELING
In deze gids staan elementaire richtlijnen voor Rosemount 3051S-transmitters (naslaghandleiding publicatienummer 00809-0100-4801). Er staan ook elementaire richtlijnen in voor
elektronica voor de 3051SFA (naslaghandleiding publicatienummer 00809-0100-4809),
3051SFC (naslaghandleiding publicatienummer 00809-0100-4810) en 3051SFP
(naslaghandleiding publicatienummer 00809-0100-4686). Er staan geen aanwijzingen
in voor diagnostiek, onderhoud, service of probleemoplossing. Dit document is op
www.rosemount.com ook in digitale vorm beschikbaar.
WAARSCHUWING
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende
plaatselij ke, landelijke en internatio nale normen, voo rschriften en procedures worden gevolgd.
Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in deze gids voor beperkingen in verband met een
veilige installatie.
Verifieer voordat u een veldcommunicator aansluit in een explosiegevaarlijke atmosfeer dat
alle instrumenten in de proceskring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en
niet-vonkende veldbedradingsmethodes.
Verwijder bij een explosiebestendige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl
er stroom staat op het apparaat.
Gebruik bij de installatie Ex-adapters, blindstoppen of wartels met de juiste classificatie.
Houd de procesisolatie op een afstand van ten minste 25 mm [1 inch] van de
transmitteraansluiting.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge
spanning staan, die elektrische schokken kan veroorzaken.
Kabelgoot-/kabelingangen.
Tenzij anders vermeld zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien
Gebruik bij installatie op explosiegevaarlijke locaties in kabel- en kabelgootingangen
1
van een
/2-14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een
M20 x 1,5-schroefdraad. Op instrumenten met meerdere kabelbuisopeningen hebben alle
ingangen dezelfde schroefdraad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en kabelgoten
met een geschikte schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
uitsluitend pluggen, adapters en wartels met de juiste vermelding of met de certificering Ex.
1. Breng tappunten aan in de zijkant van
de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter zo dat de
aftap-/ontluchtingskranen omhoog
wijzen boven het proces.
Toepassingen voor gasmetingen
1. Breng tappunten aan in de boven- of
zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
Snelstartgids
Toepassingen voor stoommetingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant van
de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul de impulsleidingen met water.
3
Snelstartgids
Gebruik van een montagebeugel
Indien voor de transmitter het gebruik van een montagebeugel nodig is,
raadpleeg dan de onderstaande afbeeldingen voor de juiste montage van de
transmitter met behulp van de door Emerson geleverde montagebeugels.
Gebruik uitsluitend de bouten die met de transmitter zijn meegeleverd, of
bouten die door Emerson als reserveonderdelen worden verkocht.
PaneelmontageBuismontage
Coplanar-flens
Traditionele flens
Maart 2019
Inline
4
Maart 2019
A
4 x 1.75-in. (44mm)
B
4 x 2.88-in. (73mm)
4 x 44 mm (1,75 inch)
4 x 38 mm
(1,50 inch)
4 x 44 mm
(1,75 inch)
4 x 44 mm (1,75 inch)
4 x 73 mm (2,88 inch)
4 x 57 mm (2,25 inch)
A
C
D
B
Behuizingen
PlantWeb
®
AansluitkastExtern gemonteerde display
Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Als voor de installatie van de transmitter montage van procesflenzen,
verdeelstukken of flensadapters vereist is, dient u met het oog op optimale
prestatiekenmerken van de transmitters deze montagerichtlijnen te volgen om
een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter
geleverde bouten of bouten die door Emerson als reserveonderdeel worden
verkocht. In Afbeelding 1 staan veelgebruikte transmitterconstructies afgebeeld
met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de transmitter.
A. Transmitter met Coplanar-flens
B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele conventionele kranenblok- en flensadapters van
Rosemount
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt.
Controleer het materiaal aan de hand van de markeringen op de boutkop en aan
de hand van Afbeelding 3. Als het boutmateriaal niet is aangegeven in
Afbeelding 3, kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke
vertegenwoordiger van Emerson Process Management.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
4 x 1.75-in. (44mm)
5
Snelstartgids
A
B
316
316
316
SW
316
STM
316
R
B8M
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te
vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen
extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruislings aan tot de initiële momentwaarde. Zie Afbeelding 3
voor de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve
momentwaarde. Zie Afbeelding 3 voor de definitieve momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de sensormodule steken voordat u er druk op
zet.
Afbeelding 2. Correcte boutinstallatie
A. Bout
B. Sensormodule
Maart 2019
Afbeelding 3. Momentwaarden voor de flens- en flensadapterbouten
Initiële
momentwaarde
34 Nm
(300 lb.-in.)
17 Nm
(150 lb.-in.)
6
BoutmateriaalKopma rkerin gen
Koolst ofstaal (CS)
Roestvast staal (SST)
B7M
Definitieve
momentwaarde
73,5 Nm
(650 lb.-in.)
34 Nm
(300 lb.-in.)
Maart 2019
A
B
C
D
Rosemount 3051S/3051/2051/4088
Rosemount 3051S/3051/2051/4088
A
Snelstartgids
O-ringen bij flensadapters
WAAR SCHUW ING
Als er verkeerde O-ringen op de flensadapters worden aangebracht, kan lekkage van
procesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee
flensadapters zijn van elkaar te onderscheiden door hun unieke O-ringgroef. Gebruik
uitsluitend de O -ring die bestemd is voor de specifieke flensadapter, zoals hieronder afgebeeld.
A. Flensadapter
B. O-ring
C. PTFE-profiel is vierkant
D. Elastomeerprofiel is rond
Telkens als de flenzen of adapters worden verwijderd, moeten de O-ringen op het oog worden
geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of
kerven. Bij vervanging van de O-ringen moeten de flensbouten en uitlijningsschroeven na het
aanbrengen opnieuw tot het juiste moment worden aangehaald, ter compensatie van
verschuivingen doordat de O-ringen nog geheel in de groef moeten vallen.
Montagerichting inline-druktransmitter
De drukpoort (ref. atmosferische druk) voor de lage kant op de
inline-druktransmitter bevindt zich onder het label op de hals van de
sensormodule. (Zie Afbeelding 4.) Houd het ontluchtingstraject vrij van alle
obstructies (inclusief maar niet beperkt tot verf, stof en smeermiddel) door de
transmitter zo te monteren dat de verontreiniging kan ontsnappen.
Afbeelding 4. Inline-druktransmitter
A. Drukpoort lage kant (onder label op hals)
7
Snelstartgids
A
A
A
A
Maart 2019
Stap 2: Overweeg of de behuizing gedraaid moet
worden
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing eerst rechtsom naar de gewenste stand. Als de
schroefdraad niet genoeg ruimte biedt om de gewenste stand te bereiken,
draait u de behuizing linksom naar de gewenste stand (tot maximaal 360°
vanaf de limiet van de schroefdraad).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan tot 30 lb.-in.
Afbeelding 5. Stelschroef transmitterbehuizing
PlantWebAansluitkast
A. Stelschroef voor draaien behuizing (3/32 inch)
Stap 3: Stel de schakelaars en jumpers in
Als de alarm- en beveiligingsoptie niet is geïnstalleerd, werkt de transmitter met
de alarminstelling standaard op hoog en de beveiliging uit.
1. Verwijder de deksels van de transmitters niet in een explosiegevaarlijke
omgeving als er spanning op het circuit staat. Als er spanning op de
transmitters staat, stel de kring dan in op handmatig en sluit de spanning af.
2. Verwijder het deksel van de elektronicabehuizing. Het deksel op de
Plantweb-behuizing ligt tegenover de zijde met de veldaansluitingen. Op de
behuizing van de aansluitkast moet het deksel van het aansluitklemmenblok
worden verwijderd. Verwijder het behuizingsdeksel niet in een
explosiegevaarlijke omgeving.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars op de Plantweb-behuizing met
een kleine schroevendraaier naar de gewenste stand. (Om de schakelaars te
activeren moet een lcd-display of afstellingsmodule geplaatst zijn.) Trek de
jumpers op de aansluitkastbehuizing naar buiten en draai ze 90° naar de
gewenste stand om de beveiliging en het alarm in te stellen.
4. Breng het behuizingsdeksel weer aan, zodanig dat er metaal-metaalcontact
bestaat, om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
8
Maart 2019
A
B
C
A
B
C
B
C
B
C
Afbeelding 6. Configuratie schakelaars en jumpers transmitter
PlantWebAansluitkast
A. Meter/afstellingmodule
B. Beveiliging
C. Alarm
Stap 4: Sluit de bedrading aan en schakel het
instrument in
Volg de onderstaande stappen voor het bedraden van de transmitter:
1. Verwijder de oranje doorvoerbuispluggen en gooi ze weg.
2. Verwijder het behuizingsdeksel waar “Field Terminals” op staat.
3. Sluit de positieve draad aan op de “+”-aansluitklem en de negatieve draad op
de “—”-aansluitklem.
Snelstartgids
Opmerking
Sluit geen spanning aan over de testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in de
testverbinding beschadigen. Gebruik voor een optimaal resultaat getwiste aders. Gebruik een
draad van 24 tot 14 AWG met een lengte van ten hoogste 1500 meter (5000 ft). Voor behuizingen
met een enkel compartiment (aansluitkastbehuizing) dient afgeschermde signaalbedrading te
worden gebruikt in omgevingen met sterke EMI/RFI.
4. Dicht de ongebruikte doorvoerbuisaansluiting af met de meegeleverde
doorvoerbuisplug.
MEDEDELING
Als de meegeleverde draadplug wordt gebruikt in de kabelopening, moet deze met een
minimaal aantal wikkelingen van de schroefdraad worden ingeschroefd om te voldoen aan de
vereisten voor explosieveiligheid. Bij een rechte schroefdraad moeten ten minste zeven
wikkelingen van de schroefdraad worden ingeschroefd. Bij een conische schroefdraad moeten
ten minste vijf wikkelingen van de schroefdraad worden ingeschroefd.
5. Installeer de bedrading, indien van toepassing, met een druppellus. Leg de
druppellus zodanig dat de onderkant lager dan de doorvoerbuisaansluitingen
en de transmitterbehuizing komt te liggen.
6. Installeer het behuizingsdeksel en zet het zo vast dat het goed contact maakt
met de behuizing, met metaal op metaal, zodat aan de vereisten voor
explosieveiligheid wordt voldaan.
9
Snelstartgids
A
B
A
B
In de onderstaande afbeeldingen ziet u de bedradingsaansluitingen die nodig zijn
voor de voeding van een 3051S en voor communicatie met een in de hand
gehouden veldcommunicator.
Het aanbrengen van de aansluitklemmen met overspanningbeveiliging biedt uitsluitend
overspanningbeveiliging als de behuizing van de 3051S correct is geaard.
Aarding van signaalbedrading
Laat de signaalbedrading niet samen met elektrische bedrading door een
kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur
lopen. De sensormodule en de binnenzijde van het compartiment voor
aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze aarding wordt gebruikt als er
klemmenblokken met overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd, of om aan de
plaatselijke voorschriften te voldoen. Zie stap 2 hieronder voor meer informatie
over de vereiste aarding van de kabelafscherming.
1. Verwijder het behuizingsdeksel van de veldaansluitingen.
2. Sluit het bedradingspaar aan en aard het zoals aangegeven in Afbeelding 8.
a. De kabelafscherming moet:
Kort worden afgeknipt en zo worden geïsoleerd dat hij de
transmitterbehuizing niet kan raken
Voortdurend met het afsluitpunt in verbinding staan
Met een goed aardpunt aan de voedingszijde worden verbonden
Maart 2019
10
Maart 2019
Afbeelding 8. Bedrading
B
Snelstartgids
D
DP
E
A
B
C
A. Afscherming isolerenD. Afscherming afknippen en isoleren
B. Afstand zo klein mogelijk houdenE. Veiligheidsaarding
C. Afscherming weer verbinden met aardingspunt
voeding
3. Plaats het behuizingsdeksel terug. De bouten van het deksel moeten zo ver
worden aangedraaid dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing.
4. Dicht de ongebruikte doorvoerbuisaansluiting af met de meegeleverde
doorvoerbuisplug.
Bedraden en opstarten externe display (indien van toepassing)
Het extern gemonteerde display- en interfacesysteem bestaat uit een lokale
transmitter en een extern gemonteerde lcd-display. De lokale montage van de
3051S-transmitter omvat een aansluitkastbehuizing met een integraal op een
sensormodule gemonteerd aansluitblok met drie posities. De extern gemonteerde
lcd-display bestaat uit een PlantWeb-behuizing met twee compartimenten en
aansluitklemmenblok met zeven posities. Zie Afbeelding 9 op pagina 13 voor de
volledige bedradingsinstructies. In onderstaande lijst staat de benodigde,
specifieke informatie voor het extern gemonteerde displaysysteem.
Elk aansluitblok is uniek voor het externe displaysysteem.
Op de PlantWeb-behuizing van de extern gemonteerde lcd-display is
permanent een 316 SST-behuizingsadapter bevestigd ten behoeve van
externe aarding en veldmontage met de bijgeleverde montagebeugel.
Er is een kabel vereist voor de bedrading tussen de transmitter en de extern
gemonteerde lcd-display. De kabel mag niet langer zijn dan 30 m (100 ft).
Er wordt een kabel meegeleverd van 15 m (50 ft, optie M8) of 30 m (100 ft,
optie M9) voor de bedrading tussen de transmitter en de extern gemonteerde
lcd-display. Bij optie M7 is geen kabel inbegrepen, zie de aanbevolen
specificaties hieronder.
Kabeltype
Aanbevolen wordt een Madison AWM Style 2549-kabel. Er mogen vergelijkbare
kabels worden gebruikt mits het onafhankelijke, dubbelgetwiste, afgeschermde
draadparen met een buitenafscherming betreft. De dikte van de voedingsdraden
moet minimaal 22 AWG bedragen en de dikte van de draden voor CANcommunicatie minimaal 24 AWG.
11
Snelstartgids
Kabellengte
De kabellengte is maximaal 30 m (100 ft) afhankelijk van de kabelcapaciteit.
Elektrische capaciteit kabel
De capaciteit van de CAN-communicatieleiding naar de CAN-retourleiding als
bedraad dient in totaal minder dan 5000 picofarad te bedragen. Dit betekent
maximaal 50 picofarad per ft. bij een kabel van 100 ft.
Overwegingen intrinsieke veiligheid
De transmitter in combinatie met de externe display is goedgekeurd voor gebruik
met Madison AWM Style 2549-kabel. Er mogen alternatieve kabels worden
gebruikt mits de transmitter met de externe display en de kabel zijn
geconfigureerd volgens de installatiecontroletekening of het installatiecertificaat. Raadpleeg het toepasselijke goedkeuringscertificaat of de
controletekening in bijlage B van de 3051S-naslaghandleiding voor IS-vereisten
voor externe kabels.
Belangrijk
Schakel de voeding naar de aansluiting voor externe communicatie niet in. Volg de
bedradingsinstructies nauwgezet op om schade aan systeemonderdelen te voorkomen.
Maart 2019
12
Maart 2019
B
C
A
(wit) 24 AWG
(blauw) 24 AWG
(zwart) 22 AWG
(rood) 22 AWG
Afbeelding 9. Bedradingsschema voor extern gemonteerde display
Snelstartgids
A. Extern gemonteerde display
B. Behuizing aansluitkast
C. 4-20 mA
Opmerking
De draadkleuren op pagina 13 zijn gebaseerd op Madison AWM Style 2549-kabel. De kleur van de
draad kan variëren afhankelijk van de gekozen kabel.
De Madison AWM Style 2549-kabel bevat een aardeafscherming. Deze
bescherming moet met aarde worden verbonden op de sensormodule of op de
externe display, maar nooit op beide tegelijk.
13
Snelstartgids
A
B
D
E
F
C
Quick Connect-draad (indien van toepassing)
De 3051S Quick Connect wordt standaard volledig op de sensormodule gemonteerd
geleverd en is klaar voor installatie. De snoerensets en voor veldbedrading geschikte
aansluitingen (grijze gedeelte) worden afzonderlijk verkocht.
A. Voor veldbedrading geschikte aansluiting, recht
B. Voor veldbedrading geschikte aansluiting, rechte hoek
C. Quick Connect-behuizingF. Quick Connect-wartelmoer
1. Bestel onderdeelnummer 03151-9063-0001.
2.
Door snoerensetleverancier te leveren.
3. Bestel onderdeelnummer 03151-9063-0002.
4. Veldbedrading door klant aan te schaffen.
(1)(4)
(3)(4)
D. Snoerenset
E. Wartelmoer
(2)
Belangrijk
Volg voordat u de veldbedrading aanbrengt de onderstaande instructies voor de juiste montage
als de Quick Connect wordt besteld als 300S-reservebehuizing of wordt verwijderd van de
sensormodule.
1. Plaats de Quick Connect op de sensormodule. Verwijder voor een goede
uitlijning van de pennen de wartelmoer voordat u de Quick Connect op de
sensormodule installeert.
2. Plaats de wartelmoer over de Quick Connect en haal aan met een sleutel tot
maximaal 34 Nm (300 lb.-in.).
3. Haal de schroef aan tot 30 lb.-in. met een zeskantsleutel van 3/32 inch.
4. Bevestig de snoerenset/voor veldbedrading geschikte aansluitingen op de
Quick Connect. Niet te strak aanhalen.
14
Loading...
+ 32 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.