Rosemount™ 3051S MultiVariable™-transmitter
Rosemount 3051SF Series flowmeter
MultiVariable-transmitter
Snelstartgids
WAARSCHUWING
!
Maa
KENNISGEVING
In deze gids staan elementaire richtlijnen voor de Rosemount 3051S MultiVariable-transmitter (3051SMV).
Er staan ook de elementaire Rosemount 3051SMV-configuratierichtlijnen in voor de naslaghandleiding
de Rosemount 3051SFA, de naslaghandleiding
Rosemount 3051SFP. Er staan geen aanwijzingen in voor diagnostiek, onderhoud, reparaties of
probleemoplossing. Raadpleeg de naslaghandleiding
Alle documenten zijn in elektronische vorm verkrijgbaar via Emerson.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke,
landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte
over goedkeuringen in de naslaghandleiding
veilige installatie.
Controleer voordat u een veldcommunicator in een explosiegevaarlijke atmosfeer aansluit of alle
instrumenten in de proceskring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en niet-vonkende
veldbedradin gsmethodes.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de tran smitterdeksels niet terwijl er stroom staat op
het instrument.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd aanraken van de draden en aansluitklemmen. D e draden kunnen onder hoge spanning staan, die
elektrische sch okken kan vero orzaken.
Doorvoerleiding-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld, zijn de doorvoerleiding-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van
1
/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 x 1,5 schroefdraad. Op
instrumenten met meerdere openingen voor doorvoerleidingen hebben alle openingen dezelfde
schroefdraad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte
schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
Gebruik bij installatie op explosiegevaarlijke locaties in kabel- en doorvoerleidingingangen uitsluitend
pluggen, adapters en wartels met de juiste vermelding of met de certificering Ex.
van de Rosemount 3051SFC en de naslaghandleiding van de
van de Rosemount 3051SMV voor nadere instructies.
.
van de Rosemount 3051SMV voor beperkingen in verband met
Als, voor installatie van de transmitter, de montage van een procesflens, een
kranenblok of flensadapters vereist is, dient u, met het oog op optimale
prestatiekenmerken van de transmitter, deze montagerichtlijnen te volgen om
een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter
geleverde bouten of bouten die door Emerson
verkocht. In Afbeelding 1 staan veelgebruikte transmitterconstructies
afgebeeld met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de
transmitter.
A. Transmitter met Coplanar-flens
B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
44 mm
(4 × 1,75 in)
38 mm
(4 × 1,50 in)
44 mm
(4 × 1,75 in)
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt.
Controleer het materiaal door de markeringen op de boutkop te vergelijken met
Tabel 1 op pagina 5. Als het boutmateriaal niet staat weergegeven in Tab e l 1 ,
4
Maart 2019
A
B
B7M
316
316
316
SW
316
STM
316
R
B8M
Snelstartgids
kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke
vertegenwoordiger van Emerson.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te
vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen
extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruiselings aan tot de initiële momentwaarde.
Zie Ta b el 1 voor de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve
momentwaarde.
Zie Ta b el 1 voor de uiteindelijke momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de module-isolatorplaat steken voordat u er
druk op zet.
Afbeelding 2. Module-isolatorplaat
A. Bout
B. Module-isolatorplaat
Tabel 1. Momentwaarden voor de flens- en flensadapterbouten
BoutmateriaalKopm arkerin gen
Koolstofstaal (CS) 300 in-lb650 in-lb
Roestvast staal (SST)150 in-lb300 in-lb
Initiële
moment-
waarde
Definitieve
moment-
waarde
5
Snelstartgids
WAARSCHUWING
!
A
B
Rosemount 3051S/3051/2051
C
D
1.6O-ringen bij flensadapters
Als er ver keerde O -ringen op de flensadapters worden aangebracht, k an lekkage van
procesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters
zijn van elkaar te onderscheiden door hun unieke O-ringgroef.
Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke flensadapter, zoals hieronder
afgebeeld:
A. Flensadapter
B. O-ring
C. PTFE (profiel is vierkant)
D. Elastomeer (profiel is rond)
Telkens als de flenzen of adapters worden ver wijderd, moeten de O-r ingen op het oog worden
geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of
kerven. Bij ver vanging van de O-ri ngen moeten de flensbouten en uitlijningsschroeven na het
aanbrengen opnieuw tot het juiste moment worden aangehaald, ter compensatie van
verschuivingen doordat de O-ringen van PTFE nog geheel in de groef moeten vallen.
Maart 2019
2.0Overweeg of de behuizing gedraaid moet
worden
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke
stand (zoals geleverd).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan.
6
Maart 2019
A
B
A
B
Snelstartgids
Afbeelding 3. Stelschroef transmitterbehuizing
A. Functieprintplaat
B. Stelschroef voor draaien behuizing (
Opmerking
Draai de behuizing niet verder dan 180° graden zonder eerst te demonteren. Raadpleeg de
naslaghandleiding
draaien kan de elektrische verbinding tussen de sensormodule en de elektronica van de
functieprintplaat worden verbroken.
van de Rosemount 3051SMV voor nadere informatie. Door te ver
3.0Stel de schakelaars in
Bij standaardconfiguratie van de transmitter is het alarm ingesteld op hoog (HI)
en de beveiliging op off (uit).
1. Beveilig na installatie van de transmitter de kring en koppel de voeding los.
2. Verwijder het behuizingsdeksel tegenover de kant met de
veldaansluitklemmen. Verwijder het behuizingsdeksel niet in een
explosiegevaarlijke omgeving.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars met een kleine schroevendraaier
naar de gewenste stand.
4. Breng het behuizingsdeksel weer aan, zodanig dat er metaal-metaalcontact
bestaat, om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
Afbeelding 4. Schakelaarconfiguratie transmitter
3
/32 inch)
A. Beveiliging
B. Alarm
7
Snelstartgids
4.0Sluit de bedrading aan en schakel het
instrument in
Opmerking
Sluit geen spanning aan over de testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in de
testverbinding beschadigen. Getwiste aderparen leveren het beste resultaat op. Gebruik
een draad met een koperdoorsnede van 24 tot 14 AWG en een lengte van ten hoogste
1500 meter (5000 ft).
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder het deksel van de kant van de behuizing met de
veldaansluitklemmen.
2. Sluit de positieve draad aan op de “PWR/COMM+”-aansluitklem en de
negatieve draad op de “PWR/COMM—”-aansluitklem.
3. Als de optionele procestemperatuuringang niet is geïnstalleerd, brengt u een
plug aan op de ongebruikte doorvoerleidingaansluiting en dicht u die af.
Raadpleeg, als de optionele procestemperatuuringang wel wordt gebruikt,
“Installeer de optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD-sensor)” op
pagina 10 voor meer informatie.
KENNISGEVING
Als de omsloten buisplug wordt gebruikt in de doorvoerleidingopening, dan moet deze minimaal
vijf wikkelingen van de schroefdraad diep worden ingeschroefd om te voldoen aan de vereisten
voor explosieveiligheid. Raadpleeg de naslaghandleiding
informatie.
4. Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met een druppellus. Leg de
druppellus zo dat de onderkant lager dan de doorvoerleidingaansluitingen en
de behuizing van de transmitter komt te liggen.
5. Breng het behuizingsdeksel weer aan en draai het aan tot
metaal-metaalcontact ontstaat om te voldoen aan de vereisten voor
explosieveiligheid.
Afbeelding 5 toont de draadverbindingen die nodig zijn voor voeding van een
Rosemount 3051SMV en communicatie met een handheld veldcommunicator.
van de Rosemount 3051SMV voor nadere
Maa
rt 2019
8
Maart 2019
A
RL ≥ 250Ω
A
RL ≥ 250Ω
Snelstartgids
Afbeelding 5. Transmitterbedrading
Rosemount 3051SMV zonder optionele
aansluiting voor procestemperatuur
A. Voeding
Rosemount 3051SMV met optionele
aansluiting voor procestemperatuur
Opmerking
Installatie van de aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging biedt uitsluitend
overspanningsbeveiliging als de Rosemount 3051SMV-behuizing correct is geaard.
4.1Bedrading elektrische aansluiting doorvoerleiding (optie GE
of GM)
Raadpleeg voor bedradingsgegevens voor de Rosemount 3051SMV met GE of
GM elektrische aansluiting voor de doorvoerleiding de installatie-instructies van
de fabrikant van de snoerenset. Voor FM intrinsiek veilige, explosiegevaarlijke
locaties van divisie 2 moet de installatie in overeenstemming zijn met
Rosemount-tekening 03151-1009 om de classificatie voor buitengebruik
®
(NEMA
3051SMV.
4X en IP66) te behouden. Zie de naslaghandleiding van de Rosemount
4.2Voeding
De gelijkstroomvoeding moet vermogen met een rimpel van minder dan twee
procent leveren. De totale weerstandsbelasting is de som van de weerstand van
de signaaldraden en de belastingsweerstand van de controller, aanwijzer,
barrières voor intrinsieke veiligheid en andere onderdelen.
Voor HART®-communicatie is een kringweerstand vereist van ten minste 250 .
4.3Installeer de optionele procestemperatuuringang
(Pt 100 RTD-sensor)
Opmerking
Om te voldoen aan de certificering ATEX/IECEx drukvast mogen alleen drukvaste
ATEX/IECEx-kabels (temperatuuringangscode C30, C32, C33 of C34) worden gebruikt.
Maa
rt 2019
10
1. Monteer de Pt 100 RTD-sensor op de gewenste locatie.
Opmerking
Gebruik afgeschermde, vieraderige kabel voor de procestemperatuuraansluiting.
2. Sluit de RTD-kabel aan op de Rosemount 3051SMV door de draden van de
kabel door de ongebruikte behuizingsdoorvoerleiding te steken en aan te
sluiten op de vier schroeven op het aansluitklemmenblok van de transmitter.
Sluit de kabelopening rondom de kabel af met een geschikte kabelwartel.
3. Sluit de draad van de afscherming van de RTD-kabel aan op het aardpunt in
A. Aardpunt
B. Draden RTD-kabelgroep
C. Pt 100 RTD-sensor
5.0Installatie Engineering Assistant
5.1Engineering Assistant 6.1 of hoger
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger is een pc-programma
voor configuratie, onderhoud en diagnostiekfuncties dat dient als de primaire
interface voor communicatie tussen de Rosemount 3051SMV en de
functieprintplaat voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow.
Het programma Rosemount 3051SMV Engineering Assistant is benodigd om de
flowconfiguratie te kunnen voltooien.
5.2Systeemvereisten
De minimale systeemvereisten voor installatie van de Rosemount 3051SMV
Engineering Assistant luiden als volgt:
Processor (Pentium of gelijkwaardig): 500 MHz of sneller
Besturingssysteem: Windows
Download voor een goede werking de meest recente versie van de Engineering Assistant-software
op Emerson.com/Rosemount-Engineering-Assistant-6
™
XP Professional (32 bits) of Windows 7
.
(32 bits of 64 bits)
11
Snelstartgids
A
RL ≥ 250Ω
B
256 MB RAM
100 MB vrije ruimte op vaste schijf
Seriële RS232-poort of USB-poort (voor gebruik met HART-modem)
Cd-rom
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger installeren
1. Verwijder alle bestaande versies van Engineering Assistant 6 die momenteel
2. Plaats de schijf met de nieuwe versie van Engineering Assistant in het
3. Als het goed is, detecteert Windows de aanwezigheid van een cd-rom en
4. Er wordt een reeks schermen weergegeven (de installatiewizard) die u door
Opmerking
Voor Engineering Assistant versie 6.1 of hoger moet Microsoft®.NET Framework versie 4.0
of hoger worden gebruikt. Als .NET-versie 4.0 niet is geïnstalleerd, wordt deze software
automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van Engineering Assistant. Voor Microsoft
.NET-versie 4.0 is nog eens 200 MB schijfruimte vereist.
rt 2019
Maa
op de pc zijn geïnstalleerd.
cd-romstation.
wordt het installatieprogramma vanzelf gestart. Volg de aanwijzingen op het
scherm om de installatie te voltooien. Als Windows de cd-rom niet
detecteert, bekijkt u de inhoud van de cd-rom met Windows Explorer of via
Mijn Computer. Vervolgens dubbelklikt u op het programma SETUP.EXE.
het installatieproces begeleidt. Voer de aanwijzingen op het scherm uit. Wij
adviseren om de standaard installatie-instellingen te gebruiken.
12
Aansluiten op een pc
Afbeelding 8 geeft weer hoe u een computer aansluit op een Rosemount
3051SMV.
Afbeelding 8. Een pc aansluiten op de Rosemount 3051SMV-transmitter
Rosemount 3051SMV zonder optionele
aansluiting voor procestemperatuur
A. Voeding
B. Modem
Rosemount 3051SMV met optionele
aansluiting voor procestemperatuur
RL ≥ 250Ω
A
Maart 2019
1. Verwijder het deksel aan de kant van de behuizing met de
veldaansluitklemmen.
2. Schakel het instrument in zoals beschreven in “Sluit de bedrading aan en
schakel het instrument in”.
3. Sluit de HART-modemkabel aan op de pc.
4. Sluit aan de kant van de transmitter met de markering “Field Terminals” de
miniknijpers van de modemkabel aan op de twee aansluitklemmen met de
aanduiding “PWR/COMM”.
5. Start de Rosemount 3051SMV Engineering Assistant-software. Raadpleeg
voor meer informatie over het opstarten van de software “Engineering
Assistant 6.1 of hoger opstarten” op pagina 15.
6. Nadat de configuratie is voltooid, brengt u het deksel weer aan en draait u
deze aan tot metaal-metaalcontact ontstaat om te voldoen aan de vereisten
voor explosieveiligheid.
Snelstartgids
6.0Flowconfiguratie
6.1Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant is ontworpen om de gebruiker te
begeleiden bij het instellen van de flowconfiguratie voor een Rosemount
3051SMV. Op de flowconfiguratieschermen kan de gebruiker de vloeistof, de
bedrijfsomstandigheden en informatie over het primaire element opgeven,
waaronder de binnendiameter van de buis. Op basis van deze informatie maakt
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant flowconfiguratieparameters aan
die naar de transmitter worden verzonden of worden opgeslagen voor
toekomstig gebruik.
De online- en offline-modus
De Engineering Assistant-software kan in twee modi worden gebruikt: online en
offline. In de online-modus kan de gebruiker de configuratie ontvangen van de
transmitter, de configuratie bewerken en vervolgens de gewijzigde configuratie
naar de transmitter verzenden of opslaan in een bestand. In de offline-modus
kan de gebruiker een nieuwe flowconfiguratie aanmaken en de configuratie
opslaan in een bestand, of een bestaand bestand openen en wijzigen.
Op de volgende bladzijden vindt u aanwijzingen voor het aanmaken van een
nieuwe flowconfiguratie in de offline-modus. Zie de naslaghandleiding
Rosemount 3051SMV voor nadere informatie over andere functies.
U kunt op verschillende manieren navigeren binnen Engineering Assistant. De
onderstaande nummers komen overeen met de nummers in Afbeelding 9.
a. De navigatietabbladen bevatten de flowconfiguratiegegevens. In de
offline-modus worden tabbladen telkens pas actief als alle verplichte
velden op het voorafgaande tabblad zijn ingevuld. In de online-modus
werken deze tabbladen altijd.
b. Met de knop Reset worden alle velden op alle tabbladen voor
flowconfiguratie (Fluid Selection [selectie vloeistof], Fluid Properties
[vloeistofeigenschappen] en Primary Element Selection [selectie primair
element]) teruggezet naar de waarden die aan het begin van de
configuratie werden weergegeven.
In de online-modus worden alle waarden teruggezet naar de waarden
die aanvankelijk, voordat de configuratie begon, van het instrument
zijn ontvangen.
Bij het bewerken van een eerder opgeslagen flowconfiguratie worden
de waarden teruggezet naar de laatst opgeslagen waarden. Bij het
aanmaken van een nieuwe flowconfiguratie worden alle ingevoerde
waarden gewist.
c. Met de knop Back (vorige) gaat u achteruit door de tabbladen voor
flowconfiguratie.
d. Met de knop Next (volgende) gaat u vooruit door de tabbladen voor
flowconfiguratie. In de offline-modus wordt de knop Next (volgende) pas
actief als alle verplichte velden op de huidige pagina zijn ingevuld.
e. U kunt op elk gewenst moment op de knop Help klikken voor een
gedetailleerde toelichting op de informatie waarom op het huidige
configuratietabblad wordt gevraagd.
f. Alle configuratiegegevens die moeten worden ingevoerd of
doorgenomen, worden in dit gedeelte van het scherm weergegeven.
Maart 2019
14
Maart 2019
g. Met deze menu’s navigeert u naar de tabbladen Configure Flow (flow