Rosemount Snelstartgids: Rosemount™ 3051S hoog-statische drukverschiloverbrenger Manuals & Guides

00825-0111-4851, Rev AH

Rosemount™ 3051S hoog-statische verschildruktransmitter

Snelstartgids
Februari 2019
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Februari 2019
KENNISGEVING
Deze handleiding bevat beknopte richtlijnen voor de Rosemount 3051S hoog-statische verschildruktransmitter (3051SHP). Hij bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparatie of probleemoplossing of voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 3051SHP voor nadere instructies. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm beschikbaar op Emerson.com/Rosemount
Aandachtspunten in verband met vervoer van draadloze producten
Het apparaat is zonder geïnstalleerde voedingsmodule geleverd. Verwijder de voedingsmodule voordat u het apparaat vervoert.
Elke voedingsmodule bevat twee primaire lithiumbatterijen van formaat “C”. Het vervoer van primaire lithiumbatterijen valt onder de regelgeving van het Amerikaanse Department of Transport ation en die van de IATA (International Air Transport Association), de ICAO (International Civil Aviation Organization) en het ADR (Europees verdrag inzake het transport over land van gevaarlijke goederen). Het is de verantwoordelijkheid van de transporteur om deze en eventuele andere plaatselijke voorschriften na te leven. Raadpleeg voor verzending de geldende regels en voor schriften.
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding van de Rosemount 3051SHP voor bepalingen in verband met veilige installatie.
Controleer voordat u een op HART
atmosfeer of alle instrumenten in de kring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige of niet-vonkende veldbedradin gsmethoden.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op
het instrument.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Voorkom lekkage van procesmedium door zorgvuldige verbinding met een conische, geschroefde
doorvoerleidingaansluiting.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan, die
elektri sche schokken ka n veroorzaken.
Kabelbuis-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld, zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien
1
/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 1,5 schroefdraad.
van Op instrumenten met meerdere kabelbuisopeningen hebben alle ingangen dezelfde schroefdraad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
Gebruik bij installatie op explosiegevaarlijke locaties in kabel- en kabelgootingangen uitsluitend
drukvaste/stofpluggen, adapters en wartels met de juiste vermelding of met de certificering Ex.
Overwegingen bij draadloos/voedingsmodule
De voedingsmodule mag in een explosiegevaarlijke omgeving worden vervangen. De voedingsmodule
heeft een oppervlakteweerstand van meer dan één gigaohm en moet correct worden geïnstalleerd in de behuizing van het draadloze instrument. Tijdens vervoer naar en vanaf het installatiepunt moet het ontstaan van een elektrostatische lading worden voorkomen.
Dit instrument voldoet aan deel 15 van de FCC-voorschriften. Gebruik van het apparaat is uitsluitend
toegestaan onder de volgende voorwaarden: Dit instrument mag geen schadelijke storing veroorzaken. Dit instrument moet alle ontvangen storing accepteren, inclusief storing die mogelijk tot gevolg heeft dat het instrument op ongewenste wijze werkt. Dit instrument moet zo worden geïnstalleerd dat de afstand tussen de antenne en alle personen ten minste 20 cm bedraagt.
®
gebaseerde communicator aansluit in een explosiegevaarlijke
.
Februari 2019
Inhoud
Gereedheid van het systeem . . . . . . . . . . . . . . . 4
De transmitter monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Overweeg of de behuizing gedraaid moet
worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Stel de schakelaars en jumpers in . . . . . . . . . . 10
Voeding transmitter aansluiten . . . . . . . . . . . 11
Snelstartgids
Controleer de configuratie . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Trim de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Installatie op met veiligheidsinstrumenten
uitgeruste systemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Snelstartgids
Februari 2019

1.0 Gereedheid van het systeem

Opmerking
De informatie over de gereedheid van het systeem is uitsluitend bestemd voor de transmitterversie met selecteerbare HART 5/HART 7 Advanced Diagnostics (optiecode DA2).

1.1 Controleer of het systeem geschikt is voor de HART-revisie

Controleer als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of
middelenbeheer gebruikt eerst of deze systemen met HART kunnen worden gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen kunnen communiceren volgens het protocol van HART-revisie 7. Deze transmitter kan worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.
Aanwijzingen voor het wijzigen van de HART-revisie van uw transmitter vindt
u in de naslaghandleiding van de Rosemount 3051S.

1.2 Controleer of de device driver juist is

Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM
uw systemen om een goede communicatie te verzekeren.
Download de meest recente device driver van Emerson.com of HartComm.org.
Device-revisies en device drivers voor Rosemount 3051S
Tabel 1 bevat de informatie die u nodig hebt om te verzekeren dat u beschikt over
de juiste device driver en documentatie voor uw instrument.
Tabel 1. Instrumentrevisies en bestanden Rosemount 3051S
Identificeer het
instrument
Datum
software-
release
Apr-16 1.0.0 20
Okt-10 N.v.t. 12 5 3 00809-0100-4801
Mei-07 N.v.t. 7 5 2 00809-0100-4801
Sep-06 N.v.t. 4, 5, 6 5 1 00809-0100-4801 N.v.t.
NAMUR-
softwarere-
(1)
visie
HART-
software-
revisie
Zoek de device driver Lees de instructies
(2)
HART
universal-
revisie
instrument-
revisie
7 4
5 3
documentnummer
(3)
handleiding
00809-0100-4801
) is geïnstalleerd op
Controleer de
functionaliteit
Wijzigingen in de
software
Zie Voe tnoo t 4 voor een
overzicht van de
wijzigingen.
Advies over voeding,
mA-uitgang,
stroomverbruik,
variatiecoëfficiënt
toegevoegd
Update van functie voor
statistische
procesbewaking
(4)
1. De NAMUR-softwarerevisie staat vermeld op het hardwarelabel van het apparaat. In overeenstemming met NE53 wijzigen revisies van het minst sign ificante niveau X (van 1.0.X) niet de functionaliteit of werking van het instrument en worden deze niet vermeld in de kolom voor het controleren van de functionaliteit.
2. De HART-softwarerevisie kan worden afgelezen met een voor HART geschikt configuratie-instrument.
3. De bestandsnaam van de device driver bevat de instrument- en DD-revisie, bijv. 10_01. Het HART-protocol is zo ontworpen dat ook oudere revisies van de device driver kunnen communiceren met nieuwe HART-apparatuur. Om gebruik te kunnen maken van nieuwe functies, moet u de nieuwe device driver downlo aden. Voor complete func tionaliteit w ordt aangeraden om nieuwe dev ice-driver-bestanden te downloaden.
4. HART-revisie 5 en 7 selecteerbaar.
Februari 2019

2.0 De transmitter monteren

2.1 Toepassingen voor
vloeistofmetingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.

2.2 Toepassingen voor gasmetingen

1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
Opmerking
Montagesteun is vereist voor ondersteuning van de transmitter en de ingaande 1/4-in. leiding naar de transmitter.

2.3 Gebruik van een montagebeugel

De onderstaande afbeeldingen geven aanwijzingen over de correcte montage
van de transmitter met gebruik van de door Emerson™ geleverde montagebeugels. Gebruik uitsluitend de bouten die met de transmitter zijn meegeleverd, of bouten die door Emerson als reserveonderdelen worden verkocht. De bouten moeten worden aangehaald met een aanhaalmoment van 14,1 N-m (125 in-lb).
Paneelmontage Buismontage
Snelstartgids
PlantWeb
Behuizingen
Aansluitkast Extern gemonteerde display
Snelstartgids
Februari 2019

2.4 Afdichting van de behuizing

Schroefdraadtape (PTFE) of -pasta op mannelijke schroefdraad van kabelbuizen is
vereist om een water- en stofdichte kabelbuisafdichting tot stand te brengen en om te voldoen aan de vereisten van NEMA fabriek of andere beschermingsgraden vereist zijn.
Draai kabelbuispluggen met M20-schroefdraad over de volledige schroefdraad
aan, of totdat mechanische weerstand is bereikt.
Opmerking
IP 68 is niet verkrijgbaar met draadloze output.
®
type 4X, IP66 en IP68. Vraag de

2.5 Installeren van conische aansluiting met schroefdraad voor hoge druk

De transmitter wordt geleverd met een autoclaafaansluiting voor toepassingen
onder hoge druk. Volg de onderstaande stappen om de transmitter correct aan te sluiten op uw proces.
1. Breng een voor het proces geschikt smeermiddel aan op de schroefdraad van de wartelmoer.
2. Schuif de wartelmoer op de leiding en draai vervolgens de kraag op het leidinguiteinde (de kraag heeft linkse schroefdraad).
3. Breng een geringe hoeveelheid bij het proces passend smeermiddel aan op de leidingconus om beschadiging tegen te gaan en de afdichting te bevorderen. Steek de leiding in de aansluiting en zet handvast.
4. Draai de wartelmoer vast met een aanhaalmoment van 34 Nm (25 lb-ft).
Opmerking
In de transmitter is ter beveiliging en voor lekdetectie een lekgaatje aangebracht. Als er vloeistof uit het lekgaatje begint te lekken, sluit dan de procesdruk af, ontkoppel de transmitter en dicht opnieuw af tot de lekkage stopt.
Alle Rosemount 3051SHP transmitters worden geleverd met een 316L SST-label aan de module bevestigd.

2.6 Overwegingen met betrekking tot draadloze apparatuur (indien van toepassing)

Inschakelvolgorde
De voedingsmodule mag pas in een draadloos apparaat worden geplaatst als de
Emerson Smart Wireless Gateway (Gateway) is geïnstalleerd en goed werkt. Zie
“Voeding transmitter aansluiten” op pagina 11 voor meer informatie.
Februari 2019
WAARSCHUWING
Stand van de antenne
Zet de antenne verticaal, recht naar boven of recht naar beneden (zie
Afbeelding 1 op pagina 7). Voor een goede communicatie met andere apparaten
moet de antenne zich op een afstand van circa 1 m (3 ft.) van grote constructies of gebouwen bevinden.
Afbeelding 1. Stand van de antenne
Instructies voor montage van antenne met hoge versterking op afstand (alleen de draadloze WN-optie)
Met de optie voor de antenne met hoge versterking op afstand kan de transmitter
worden gemonteerd met een draadloze verbinding, bliksembescherming en volgens de actuele werkpraktijken (zie Afbeelding 2 op pagina 8).
Snelstartgids
Houd u bij de antenne voor montage op afstand voor de transmitter altijd aan de vastgestelde veiligheidsprocedures om vallen en aanraking met hoogspanningskabels te voorkomen.
Installeer de onderdelen van d e externe antenne voor de transmitter in overeenstemming met plaatselijke en nationale elektriciteitsvoorschriften en volg de beste p rocedures voor bliksembescherming.
Raadpleeg vóór installatie de plaatselijke elektriciteitsinspecteur, elektriciteitsfunctionaris en opzichter van de werkomgeving.
De optionele op afstand te monteren antenne is met name ontwikkeld om flexibele installatiemogelijkheden te bi eden en tegelijkertijd de pres tatie van de draadloze verbinding te optimaliseren en plaatselijke radiostralingsgoedkeuringen te behouden. Om de draadloze prestaties op peil te houden en te voorkomen dat spectrumregelgevin g wordt overtreden, mag de leng te van de kabel of het type antenne niet worden gewijzigd.
Als de meegeleverde antenneset voor montage op afstand niet wordt geïnstalleerd volgens deze instructies, is Emerson niet aansprakelijk voor de prestaties van de draadloze verbinding of voor overtreding van spectrumregelgeving.
De antenneset met hoge versterking voor montage op afstand bevat tevens coaxafdichtmiddel voor de kabelaansluitingen voor de bliksembeveiliging en de antenne.
Snelstartgids
A
B
D
C
Selecteer een locatie waar de externe antenne de beste draadloze verbinding kan
leveren. Idealiter is dit 4,6—7,6 m (15—25 ft) boven de grond of 2 m (6 ft) boven obstakels of grote bouwwerken. Volg de onderstaande procedure om de antenne voor montage op afstand te installeren:
1. Bevestig de antenne met behulp van de meegeleverde montagemiddelen aan een antennemast van 3,8 tot 5,1 cm (1,5 tot 2 inch).
2. Bevestig de bliksembeveiliging direct aan de bovenkant van de transmitter.
3. Monteer de aardaansluiting, borgring en moer boven op de bliksembeveiliging.
4. Sluit de antenne aan op de bliksembeveiliging via de meegeleverde LMR-400-coaxkabel en zorg dat de afstand van de druppellus tot de bliksembeveiliging ten minste 0,3 m (1 ft) bedraagt.
5. Dicht elke aansluiting tussen het draadloze veldinstrument, de bliksembeveiliging, de kabel en de antenne af met het coaxafdichtmiddel.
6. Zorg dat de montagemast en de bliksembeveiliging zijn geaard volgens de plaatselijke/landelijke wet- en regelgeving inzake elektriciteit.
Eventuele overtollige stukken coaxkabel moeten in wikkelingen van 0,3 m (1 ft.)
worden gelegd.
Afbeelding 2. Rosemount 3051S met hoge versterking, antenne op afstand
Februari 2019
A. Bliksembeveiliging B. Antenne C. Installatiemast D. Druppellus
Februari 2019
A
A
N.B. Weerbestendig maken is vereist!
De set met de externe antenne bevat tevens coaxafdichtmiddel om de kabelaansluitingen voor de bliksembeveiliging, de antenne en de transmitter weerbestendig te maken. Het coaxafdichtmiddel moet worden aangebracht om de werking van het draadloze veldnetwerk te waarborgen. Zie Afbeelding 3 voor informatie over het aanbrengen van coaxafdichtmiddel.
Afbeelding 3. Coaxafdichtmiddel aanbrengen op kabelaansluitingen

3.0 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden

Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing eerst rechtsom naar de gewenste stand. Als de schroefdraad niet genoeg ruimte biedt om de gewenste stand te bereiken, draait u de behuizing linksom naar de gewenste stand (tot maximaal 360° vanaf de limiet van de schroefdraad).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan tot 30 in-lb.
4. Houd bij draadloze apparatuur rekening met toegang tot de voedingsmodule bij uw keuze voor rotatie van de behuizing.
Snelstartgids
Afbeelding 4. Stelschroef behuizing transmitter
PlantWeb Aansluitkast
A. Stelschroef voor draaien behuizing (3/32 inch)
Snelstartgids
A
B
C
B
C
Opmerking
Draai de behuizing niet verder dan 180° graden zonder eerst te demonteren. Door te ver draaien kan de elektrische verbinding tussen de sensormodule en de elektronica van de functieprintplaat worden verbroken.

4.0 Stel de schakelaars en jumpers in

Als de alarm- en beveiligingsoptie niet is geïnstalleerd, werkt de transmitter
normaal met de alarminstelling standaard op “hoog” en de beveiliging “uit”.
1. Verwijder de deksels van de transmitter niet in een explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het circuit staat. Als er spanning op de transmitter staat, stel de kring dan in op handmatig en sluit de spanning af.
2. Verwijder het deksel van de elektronicabehuizing. Het deksel op de PlantWeb-behuizing ligt tegenover de zijde met de veldaansluitingen. Op de behuizing van de aansluitkast moet het deksel van het aansluitklemmenblok worden verwijderd. Verwijder het behuizingsdeksel niet in een explosiegevaarlijke omgeving.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars op de PlantWeb-behuizing met een kleine schroevendraaier naar de gewenste stand (om de schakelaars te activeren moet een lcd-display of afstellingsmodule geplaatst zijn). Trek de jumpers op de aansluitkastbehuizing naar buiten en draai ze 90° naar de gewenste stand om de beveiliging en het alarm in te stellen.
4. Breng het behuizingsdeksel weer aan, zodanig dat er metaal-metaalcontact bestaat, om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
Februari 2019
Afbeelding 5. Configuratie schakelaars en jumpers transmitter
PlantWeb Aansluitkast
A. Meter/afstellingsmodule B. Beveiliging C. Alarm
10
Februari 2019

5.0 Voeding transmitter aansluiten

Deze paragraaf beschrijft de vereiste stappen om transmitters op de voeding aan
te sluiten. Deze stappen zijn uniek en gebaseerd op het specifieke gebruikte protocol.
De stappen voor HART-transmitters beginnen op pagina 11.De stappen voor FOUNDATIONDe stappen voor de WirelessHART

5.1 Voeding en bedrading aansluiten bij bedrade HART-configuratie

Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder de oranje doorvoerbuispluggen en gooi ze weg.
2. Verwijder het behuizingsdeksel waar “Field Terminals” op staat.
3. Sluit de positieve draad aan op de “+”-aansluitklem en de negatieve draad op de “—”-aansluitklem.
Opmerking
Sluit geen spanning aan over de testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in de testverbinding beschadigen. Getwiste aderparen leveren het beste resultaat op. Gebruik draad van 24 tot 14 AWG met een lengte van ten hoogste 1500 meter (5000 ft). Voor behuizingen met een enkel compartiment (aansluitkast) moet afgeschermde signaalbedrading worden gebruikt in omgevingen met sterke EMI/RFI.
4. Zorg dat er goed contact is tussen de schroef van het aansluitklemmenblok en de sluitring. Bij een directe bedradingsmethode wikkelt u de draad rechtsom om ervoor te zorgen dat deze op zijn plaats zit wanneer u de aansluitklemmenblokschroef aandraait.
Fieldbus-transmitters beginnen op pagina 19.
®
-transmitter beginnen op pagina 21.
Snelstartgids
Opmerking
Het gebruik van een pen of adereindhuls wordt afgeraden, omdat de aansluiting na verloop van tijd of door trillingen los kan raken.
5. Als de optionele procestemperatuuringang niet is geïnstalleerd, brengt u een plug aan op de ongebruikte kabelbuisaansluiting en dicht u die af. Raadpleeg, als de optionele procestemperatuuringang wel wordt gebruikt, “Installeer de
optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD-sensor)” op pagina 18 voor
meer informatie.
Opmerking
Als de meegeleverde draadplug wordt gebruikt in de kabelopening, moet deze met een minimaal aantal wikkelingen van de schroefdraad worden ingeschroefd om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid. Bij rechte schroefdraad moeten ten minste zeven draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd. Bij een conische schroefdraad moeten ten minste vijf draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd.
11
Snelstartgids
A
B
A
B
B
A
6. Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met een druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de kabelbuisaansluitingen en de behuizing van de transmitter komt te liggen.
7. Installeer het behuizingsdeksel en zet het zo vast dat het goed contact maakt met de behuizing, met metaal op metaal, zodat aan de vereisten voor explosieveiligheid wordt voldaan.
In Afbeelding 6 ziet u de bedradingsaansluitingen die nodig zijn voor de voeding
van een bedrade HART-transmitter en voor communicatie met een draagbare communicator.
Afbeelding 6. Transmitterbedrading
Bedrading PlantWeb-behuizing Bedrading aansluitkastbehuizing
Met optionele aansluiting voor procestemperatuur
Februari 2019
A. RL ≥ 250 Ω B. Voeding
Opmerking
Installatie van de aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging biedt uitsluitend overspanningsbeveiliging als de behuizing van de transmitter goed is geaard.
Aarding van signaalbedrading
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een
kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur lopen. De sensormodule en de binnenzijde van het compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze aarding wordt gebruikt als er aansluitblokken met overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke voorschriften te voldoen. Zie Stap 2 hieronder voor meer informatie over de vereiste aarding van de kabelafscherming.
12
Februari 2019
DP
C
A
B
B
D
E
B
1. Verwijder het behuizingsdeksel over de veldaansluitingen.
2. Sluit het dradenpaar aan en aard het zoals aangegeven in Afbeelding 7. a. De kabelafscherming moet:
kort worden afgeknipt en zo worden geïsoleerd dat hij de
transmitterbehuizing niet kan raken;
voortdurend met het afsluitpunt in verbinding staan; met een goed aardingspunt aan de voedingszijde worden verbonden.
Afbeelding 7. Bedrading
A. Afscherming isoleren D. Afscherming afknippen en isoleren B. Afstand zo klein mogelijk houden E. Aardbeveiliging C. Afscherming weer verbinden met aardingspunt voeding
Snelstartgids
3. Plaats het behuizingsdeksel terug. De bouten van het deksel moeten zo ver worden aangedraaid dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing.
Opmerking
Als de meegeleverde draadplug wordt gebruikt in de kabelopening, moet deze met een minimaal aantal draadgangen worden ingeschroefd om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid. Bij rechte schroefdraad moeten ten minste zeven draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd. Bij een conische schroefdraad moeten ten minste vijf draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd.
4. Dicht de ongebruikte doorvoerleiding-aansluitingen af met de meegeleverde doorvoerleidingplug.
Bedraden en opstarten externe display (indien van toepassing)
Het extern gemonteerde display- en interfacesysteem bestaat uit een lokale
transmitter en een extern gemonteerd lcd-display. De montage van de lokale transmitter omvat een aansluitkastbehuizing met een integraal op een sensormodule gemonteerd aansluitblok met drie posities. De extern gemonteerde lcd-display bestaat uit een PlantWeb-behuizing met twee compartimenten en een aansluitklemmenblok met zeven posities. Zie
Afbeelding 8 op pagina 15 voor de volledige bedradingsinstructies. In de
13
Snelstartgids
onderstaande lijst staat de benodigde, specifieke informatie voor het extern gemonteerde displaysysteem:
Elk aansluitklemmenblok is uniek voor het externe displaysysteem.Op de PlantWeb-behuizing van de extern gemonteerde LCD-display is
permanent een behuizingsadapter van 316 SST bevestigd ten behoeve van externe aarding en veldmontage met de bijgeleverde montagebeugel.
Er is een kabel vereist voor de bedrading tussen de transmitter en de extern
gemonteerde lcd-display. De kabellengte mag maximaal 30 m (100 ft) bedragen.
Er wordt een kabel meegeleverd van 15 m (50 ft, optie M8) of 30 m (100 ft,
optie M9) voor de bedrading tussen de transmitter en de extern gemonteerde lcd-display. Bij optie M7 is geen kabel inbegrepen, zie aanbevolen specificaties.
Kabeltype
Bij deze installatie wordt aanbevolen om gebruik te maken van de Madison
AWM Style 2549 kabel. Er mogen vergelijkbare kabels worden gebruikt mits het onafhankelijke, dubbelgetwiste, afgeschermde draadparen met een buitenafscherming betreft. De dikte van de voedingsdraden moet minimaal 22 AWG bedragen en de dikte van de draden voor CAN-communicatie minimaal 24 AWG.
Kabellengte
De kabellengte is maximaal 30 m (100 ft) afhankelijk van de kabelcapaciteit.
Februari 2019
Elektrische capaciteit kabel
De capaciteit van de CAN-communicatieleiding naar de CAN-retourleiding
zoals bedraad dient in totaal minder dan 5000 picofarad te bedragen. Dit is 50 picofarad per 0,3 m (1 ft.) voor een kabel van 31 m (100 ft.).
Overwegingen inzake intrinsieke veiligheid
De transmitter in combinatie met de externe display is goedgekeurd voor gebruik
met Madison AWM Style 2549-kabel. Er kunnen andere kabels worden gebruikt als de transmitter met de externe display en de kabel is geconfigureerd volgens de installatiecontroletekening of het installatiecertificaat. Raadpleeg het toepasselijke goedkeuringscertificaat of de controletekening in de
naslaghandleiding
kabels.
Belangrijk
Leg geen stroom aan op de aansluitklem voor externe communicatie. Volg de bedradingsinstructies zorgvuldig om beschadiging van systeemonderdelen te voorkomen.
14
van de Rosemount 3051S voor IS-vereisten voor externe
Loading...
+ 30 hidden pages