Rosemount Snelstartgids: Rosemount 3051-druktransmitter Rosemount 3051CF-serie flowmetertransmitter met Foundation™-fieldbusprotocol Manuals & Guides

00825-0211-4774, Rev CA
Snelstartgids
Maart 2019
Rosemount™ 3051 druktransmitters en Rosemount 3051CF Series flowmeters
met FOUNDATION™Fieldbus-protocol
Opmerking
Controleer, voordat u de transmitter start, of de juiste device driver op de hostsystemen is geïnstalleerd. Zie “Gereedheid van het systeem” op pagina 3.
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Maart 2019
MEDEDELING
Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 3051-transmitters. Hij bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparatie of probleemoplossing of voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding Fieldbus voor nadere aanwijzingen. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm beschikbaar op
Emerson.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding beperkingen die gelden in verband met veilige installatie.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat
op het instrument.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om af te
dichten in combinatie met de bijbehorende flensadapter.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
die elek trische sch okken kan vero orzaken.
Kabelbuis-/kabelingangen
Tenzij ander s vermeld zijn de kabelbuis-/kabel ingangen in de transmitterbehuizi ng voorzien
1
/2—14 NPT-draad.
van Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en kabelbuizen met een geschikte schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
.
van de Rosemount 3051 FOUNDATION Fieldbus voor eventuele
voor de Rosemount 3051 FOUNDATION
Inhoud
Gereedheid van het systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3
Installatie van de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
Monteer de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
Labelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9
Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9
Stel de schakelaars in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Bedrading, aarding en opstarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Configureren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Verricht de nulpuntstrim van de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
2
Maart 2019
1.0 Gereedheid van het systeem
Snelstartgids
1.1 Controleer of de device driver juist is
Controleer of de juiste device driver (DD/DTM
systemen om een goede communicatie te verzekeren.
U kunt de juiste device driver downloaden van de downloadsite van de
leverancier van uw hostsysteem, Emerson.com/Rosemount of van
Fieldbus.org.
Instrumentrevisies en device drivers voor de Rosemount 3051
Tabel 1 bevat de informatie die u nodig hebt om te verzekeren dat u beschikt
over de juiste device driver en documentatie voor uw instrument.
Tabel 1. Instrumentrevisies en bestanden voor Rosemount 3051 FOUNDATION
Fieldbus
Instrument-
(1)
revisie
8
7
Host Device driver (DD)
Alle DD4: DD Rev 1 Fieldbus.org
Alle DD5: DD Rev 1 Fieldbus.org
Emerson
Emerson
Emerson 375/475: DD Rev 2
Alle DD4: DD Rev 3 Fieldbus.org
Alle DD5: niet beschikbaar N.v.t.
Emerson
Emerson
Emerson 375 / 475: DD Rev 6
AMS™ Device Manager
V 10.5 of hoger: DD Rev 2
AMS Device Manager
V 8 tot 10.5: DD Rev 1
AMS Device Manager
V 10.5 of hoger: DD Rev 6
AMS Device Manager V 8 tot 10.5: DD Rev 4
(2)
Te verkrijgen op
Emerson.com
Emerson.com
Hulpprogramma
voor eenvoudig
Emerson.com
Emerson.com
Hulpprogramma
voor eenvoudig
upgraden
upgraden
) is geïnstalleerd op uw
Device driver
(DTM)
Emerson.com
Emerson.com
documentnummer
handleiding
00809-0100-4774,
Rev. CA of nieuwer
00809-0100-4774,
Rev. BA
1. De FOUNDATION Fieldbus instrumentrevisie kan worden gelezen met een voor FOUNDATION Fieldbus geschikt configuratie-instrument.
2. In de bestandsnamen voor de device driver worden de instru me nt- e n DD -r evi si e ge bru ik t. O m ov er a lle fu nc tie s te kunnen beschikken, moet de juiste device driver geïnstalleerd zijn op uw hosts voor besturing en middelenbeheer, en op uw configuratie-instrumenten.
3
Snelstartgids
Flow
Stroom­richting
Stroomrichti ng
Stroom richtin g
Stroom­richting
Afbeelding 1. Volgordeschema installatie
Begin
1. Transmitter installeren (hoofdstuk 3)
2. Tag inbedrijfstelling aanbrengen (par. 3.4)
3. Behuizing draaien (subpar. 3.5.1)
4. Schakelaars en software-schrijf beveiliging instellen (par. 4.4)
5. Aarden, bedraden en inschakelen (par. 4.6)
Instrument
6. Configuratie (subpar. 2.7.1, par. 2.8)
7. Nulpuntstrim transmitter uitvoeren (par. 5.4)
Klaar
2.0 Installatie van de transmitter
2.1 Monteer de transmitter
Maart 2019
Vloeistoftoepassingen
1. Breng tappunten aan op de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter met de aftap-/ontluch­tingskranen omhoog.
Gastoepassingen
1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
Stoomtoepassingen
1. Breng tappunten aan op de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul de impulsleidingen met water.
Coplanar Inline
Flow
Flow
Flow
4
Flow
Stroomrichting
Maart 2019
Snelstartgids
Afbeelding 2. Montage op paneel en buis
Montage op paneel
(1)
Coplanar-flens
Traditionele flens
Buismontage
1.5/16 11/2 paneelbou ten door klant a an te schaffen.
Rosemount 3051T
5
Snelstartgids
A
B
C
D
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 2.88-in. (73 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 2.25-in. (57 mm)
4 x 57 mm
(2,25 in)
4 x 44 mm
(1,75 in)
4 x 44 mm
(1,75 in)
4 x 44 mm (1,75 in)
4 x 44 mm (1,75 in)
4 x 73 mm (2,88 in)
Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Als voor de installatie van de transmitter de montage van procesflenzen, kranenblokken of flensadapters is vereist, dient u, met het oog op optimale prestatiekenmerken van de transmitters, de montagerichtlijnen te volgen om een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter geleverde bouten of bouten die door Emerson verkocht. In Afbeelding 3 op pagina 6 staan veelgebruikte transmitterconstructies afgebeeld met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de transmitter.
Afbeelding 3. Gebruikelijke transmitterinstallaties
Maart 2019
als reserveonderdeel worden
A. Transmitter met Coplanar-flens B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt. Controleer het materiaal door naar de markeringen op de boutkop te kijken en deze te vergelijken met Tabel 2 op pagina 7. Als het boutmateriaal niet staat weergegeven in Tabel 2, kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke vertegenwoordiger van Emerson.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruiselings aan tot de initiële momentwaarde.
6
roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen extra smeermiddel worden aangebracht.
Zie Tabel 2 voor de initiële momentwaarde.
WAARSCHUWING
B7M
316
316
316
SW
316
STM
316
R
B8M
A
B
C D
Rosemount 3051S/3051/2051
Rosemount 3051S/3051/2051
Maart 2019
Snelstartgids
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve momentwaarde. Zie Tabel 2 voor de uiteindelijke momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de boutopeningen in de sensormodule steken voordat u er druk op zet.
Tabel 2. Momentwaarden voor flens- en flensadapterbouten
Boutmateriaal Kopmarkeringen
Koolstofstaal (CS) 300 lb-in 650 lb-in
Roestvast staal (SST) 150 lb-in 300 lb-in
Initiële
moment-
waarde
Definitieve
moment-
waarde
O-ringen met flensadapters
Als er ver keerde O-ri ngen op de flen sadapters word en aangebracht , kan lekkage van procesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters zijn herkenbaar aan de unieke O-ringgroeven. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke flensadapter, hieron der afgebeeld:
A. Flensadapter B. O-ring C. PTFE-profiel (vierkant) D. Elastomeerprofiel (rond)
Telkens als de flenzen of adapters worden verwijderd, moeten de O-ringen op het oog worden geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of kerven. Bij vervanging van de O-ringen moeten de flensbouten en uitlijningsschroeven na het aanbrengen opnieuw tot het juiste moment worden aangehaal d, ter compensatie van verschuivingen doordat de O-ring van PTFE nog geheel in de groef moet vallen.
7
Snelstartgids
A
Afdichting van de behuizing
Schroefdraadtape (PTFE) of -pasta op mannelijke schroefdraad van kabelbuizen is vereist om een water- en stofdichte kabelbuisafdichting tot stand te brengen en om te voldoen aan de vereisten van NEMA fabriek of andere beschermingsgraden vereist zijn.
Draai kabelbuispluggen met M20-schroefdraad over de volledige draad aan, of totdat mechanische weerstand wordt bereikt.
Montagerichting inline-druktransmitter
De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de inline-verschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter de behuizing. Het ontluchtingstraject ligt 360° rond de transmitter tussen de behuizing en de sensor. (Zie Afbeelding 4.)
Houd het ontluchtingstraject vrij van obstructies zoals verf, stof en smeermiddel, door de transmitter zo te monteren dat vloeistof kan wegstromen.
Afbeelding 4. Drukpoort aan lage kant inline-verschildruktransmitter
Maart 2019
®
type 4X, IP66 en IP68. Vraag de
A. Locatie drukpoort
Installeren van conische aansluiting met schroefdraad voor hoge druk
De overbrenger wordt geleverd met een autoclaafaansluiting voor toepassingen onder hoge druk. Volg de onderstaande stappen om de overbrenger correct aan te sluiten op uw proces.
1. Breng een voor het proces geschikt smeermiddel aan op de schroefdraad van de wartelmoer.
2. Schuif de wartelmoer op de leiding en draai vervolgens de kraag op het leidinguiteinde (de kraag heeft linkse schroefdraad).
3. Breng een geringe hoeveelheid bij het proces passend smeermiddel aan op de leidingconus om beschadiging tegen te gaan en de afdichting te bevorderen. Steek de leiding in de aansluiting en zet handvast.
4. Draai de wartelmoer vast met een aanhaalmoment van 34 Nm (25 lb-ft).
Opmerking
In de overbrenger is ter beveiliging en voor lekdetectie een lekgaatje aangebracht. Als er vloeistof uit het lekgaatje begint te lekken, sluit dan de procesdruk af, ontkoppel de overbrenger en dicht opnieuw af tot de lekkage stopt.
8
Maart 2019
Snelstartgids
2.2 Labelen
Inbedrijf stellingslabel (papier)
Gebruik het verwijderbare label dat met de transmitter wordt meegeleverd om bij te houden welk instrument zich op een bepaalde locatie bevindt. Zorg dat het label voor het fysieke instrument (het PD-labelveld) op beide plaatsen goed is ingevuld en scheur bij elke transmitter het onderste gedeelte eraf.
Opmerking
De instrumentbeschrijving die in het hostsysteem is geladen, moet van dezelfde revisie zijn als dit instrument, zie “Gereedheid van het systeem” op pagina 3.
Afbeelding 5. Inbedrijfstellingslabel
Commissioning Tag
DEVICE ID:
0011513051010001440-1216980917 25
DEVICE REVISION: 7. 2
PHYSICAL DEVICE T AG
DEVICE ID:
0011513051010001440-1216980917 25
Device Barcode
DEVICE REVISION: 7. 2
S / N :
PHYSICAL DEVICE T AG
A. Instrumentrevisie
A
Commissioning Tag
DEVICE ID:
001151AC00010001440-12169809 1725
DEVICE REVISION: 8. 1
PHYSICAL DEVICE T AG
DEVICE ID:
001151AC00010001440-12169809 1725
Device Barcode
DEVICE REVISION: 8. 1
S / N :
PHYSICAL DEVICE T AG
Opmerking
De Device Description die in het hostsysteem is geladen, moet van dezelfde revisie zijn als dit instrument. U kunt de Device Description downloaden van de website van het hostsysteem of van Emerson.com/Rosemount door onder Product Quick Links (snelle productlinks) de optie Download Device Drivers (device drivers downloaden) te selecteren. Of u kunt naar Fieldbus.org gaan en daar de optie End User Resources (hulpmiddelen eindgebruikers) selecteren.
2.3 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los met een inbussleutel van
5
/64 inch.
2. Draai de behuizing rechtsom naar de gewenste stand.
9
Snelstartgids
A
3. Als de schroefdraad niet genoeg ruimte biedt om de gewenste stand te bereiken, draait u de behuizing linksom naar de gewenste stand (tot maximaal 360° vanaf de limiet van de schroefdraad).
4. Haal de stelschroef voor het draaien van de behuizing aan met maximaal 7 lb-in nadat de behuizing naar wens is gedraaid.
Afbeelding 6. Draaien van de behuizing
A. Stelschroef voor draaien behuizing (5/64 in)
2.4 Stel de schakelaars in
Stel de configuratie van de simulatie- en de beveiligingsschakelaar vóór installatie in zoals afgebeeld in Afbeelding 7.
Met de simulatieschakelaar kunt u gesimuleerde waarschuwingen en een
gesimuleerde AI-blokstatus en waarden in- of uitschakelen. De standaardstand van de simulatieschakelaar is “ingeschakeld”.
Met de beveiligingsschakelaar staat u toe (symbool ontgrendeling) of voorkomt
u (symbool vergrendeling) dat configuratie van de transmitter plaatsvindt.
- De standaard beveiliging is “uit” (symbool ontgrendeling).
- De beveiligingsschakelaar kan in de software in- of uitgeschakeld worden.
Volg de onderstaande procedure voor het wijzigen van de configuratie van de schakelaars:
1. Beveilig na installatie van de transmitter de kring en sluit de spanning af.
2. Verwijder het behuizingsdeksel dat zich tegenover de veldaansluitingen bevindt. Verwijder het deksel van het instrument niet in een explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het circuit staat.
3. Zet de beveiligings- en de simulatieschakelaar in de gewenste stand.
4. Plaats het behuizingsdeksel terug.
Maart 2019
10
Opmerking
De bouten van het deksel moeten zo ver worden aangedraaid dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing.
C
A
B
D
E
F
Maart 2019
Snelstartgids
Afbeelding 7. Simulatie- en beveiligingsschakelaar
A. Stand voor simulatie uit B.Simulatieschakelaar C. Stand voor simulatie aan
(standaard)
D. Stand voor beveiliging vergrendeld
veiligingsschakelaar
E. Be F. Stand voor beveiliging ontgrendeld
(standaard)
2.5 Bedrading, aarding en opstarten
Gebruik koperdraad met een doorsnede die groot genoeg is om ervoor te zorgen dat de spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter niet tot onder 9 V d.c. zakt. De voedingsspanning kan variëren, met name onder abnormale omstandigheden, zoals bij gebruik van accuvoeding. Onder normale bedrijfsomstandigheden wordt een voedingsspanning van ten minste 12 V d.c. aanbevolen. Gebruik van afgeschermde kabel van type A met getwiste draadparen wordt aanbevolen.
1. Sluit voor voeding van de transmitter de voedingsdraden aan op de aansluitklemmen die op het etiket op het aansluitblok staan aangegeven.
11
Snelstartgids
DP
A
A
D
E
B
C
Afbeelding 8. Aansluitklemmen
Maart 2019
A. Afstand zo klein mogelijk
houden
B. Afscherming afknippen en
isoleren
C. Aansluitklem aarde (kabelafscherming niet op transmitter aarden)
D. Afscherming isoleren E. Afscherming weer verbinden met
voedingsaarde
Opmerking
De voedingsaansluitklemmen op de Rosemount 3051 zijn polariteitsongevoelig, wat inhoudt dat bij het aansluiten op de voedingsaansluitklemmen de elektrische polariteit van de voedingsdraden er niet toe doet. Als er polariteitsgevoelige instrumenten op het segment worden aangesloten, moet de polariteit van de aansluitklemmen worden aangehouden. Bij bedrading op schroefaansluitklemmen wordt gebruik van kabelschoenen aanbevolen.
2. Zorg dat er goed contact is tussen de schroef van het aansluitklemmenblok en de sluitring. Bij een directe bedradingsmethode wikkelt u de draad rechtsom om ervoor te zorgen dat deze op zijn plaats zit wanneer u de aansluitklemmenblokschroef aandraait. Verdere voeding is niet nodig. Het gebruik van een pen of adereindhuls wordt afgeraden, omdat de aansluiting na verloop van tijd of door trillingen los kan raken.
Aarding van signaalbedrading
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur lopen. De buitenkant van de elektronicabehuizing en de binnenkant van het compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze aarding wordt gebruikt als er klemmenblokken voor overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke voorschriften te voldoen.
1. Verwijder het behuizingsdeksel over de veldaansluitingen.
12
Maart 2019
Snelstartgids
2. Sluit het bedradingspaar aan en aard het zoals aangegeven in Afbeelding 8. a. Knip de kabelafscherming zo kort mogelijk af en isoleer deze van de
transmitterbehuizing.
Opmerking
De kabelafscherming mag NIET op de transmitter worden geaard; als de kabelafscherming de transmitterbehuizing raakt, kan dit aardlussen vormen die de communicatie verstoren.
b. Sluit de kabelafschermingen continu aan op het aardpunt van het
voedingscircuit.
c. Sluit de kabelafschermingen van het gehele segment aan op één goed
aardpunt op het voedingscircuit.
Opmerking
Onjuiste aarding is de meest voorkomende oorzaak van problemen met de segmentcommunicatie.
3. Plaats het behuizingsdeksel terug. Aanbevolen wordt om de bouten van het deksel zo ver aan te draaien dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing.
4. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
Voeding
Voor een goede werking en beschikbaarheid van alle functies van de transmitter is 9 tot 32 V d.c. vereist (9 tot 30 V d.c. voor intrinsieke veiligheid en 9 tot 17,5 V d.c. voor FISCO intrinsieke veiligheid).
Spanningsstabilisator
Een Fieldbus-segment vereist een spanningsstabilisator om de voeding te isoleren en het segment te filteren en los te koppelen van andere segmenten die op dezelfde voeding zijn aangesloten.
Aarding
De signaalbedrading van het Fieldbussegment kan niet worden geaard. Als een van de signaaldraden wordt geaard, wordt het volledige Fieldbussegment uitgeschakeld.
Aarding afschermingsdraad
Om het Fieldbussegment tegen ruis te beschermen, moet een aardingstechniek worden gebruikt waarbij de afschermingsdraad op één punt geaard wordt, om te voorkomen dat een aardlus ontstaat. Sluit de kabelafschermingen van het gehele segment aan op één goed aardpunt op het voedingscircuit.
Afsluiting signaal
Bij elk Fieldbussegment moet zowel aan het begin als aan het einde van het segment een afsluitweerstand worden aangebracht.
13
Loading...
+ 29 hidden pages