Rosemount Snelstartgids: Niveau- en interfacetransmitter met geleideradar, met hoge prestaties Manuals & Guides [nl]

Snelstartgids
00825-0111-4530, Rev HA
Februari 2019
Rosemount™ 5300 niveautransmitter
Golfgeleide radar
Inhoudsopgave
Controleer of het systeem gebruiksklaar is (alleen HART®)........................................................... 6

1 Over deze gids

Deze snelstartgids bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 5300­niveautransmitter. Zie de naslaghandleiding voor de Rosemount 5300 voor nadere instructies. De handleiding en deze gids zijn tevens in elektronische vorm beschikbaar op Emerson.com/Rosemount.
Snelstartgids 3
WAARSCHUWING
Als u deze installatie- en onderhoudsrichtlijnen niet aanhoudt, kan overlijden of ernstig letsel het gevolg zijn.
Zorg dat de transmitter volgens de geldende regelgeving wordt
geïnstalleerd door daartoe bevoegd personeel.
Gebruik de apparatuur uitsluitend zoals aangegeven in deze
snelstartgids en de naslaghandleiding. Als u dit niet doet, zal de apparatuur mogelijk minder bescherming bieden.
Vervanging door niet-erkende onderdelen kan veiligheidsrisico’s
opleveren. Reparatie (bijv. vervanging van onderdelen e.d.) kan eveneens veiligheidsrisico's opleveren en is onder geen beding toegestaan.
Explosies kunnen overlijden of ernstig letsel veroorzaken.
Controleer of de bedrijfsatmosfeer van de transmitter overeenstemt met
de desbetreffende certificeringen voor explosiegevaarlijke omgevingen.
Verbreek de elektrische verbinding voordat u
onderhoudswerkzaamheden verricht, om ontsteking van een ontvlambare of brandbare atmosfeer te voorkomen.
Controleer voordat u een manuele veldcommunicator aansluit in een
explosiegevaarlijke atmosfeer of de instrumenten zijn geïnstalleerd volgens methoden voor intrinsiek veilige en niet-vonkende veldbedrading.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die
speciaal is ontworpen om af te dichten in combinatie met de bijbehorende flensadapter.
Elektrische schokken kunnen overlijden of ernstig letsel veroorzaken.
Vermijd contact met de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen
onder hoge spanning staan, wat elektrische schokken kan veroorzaken.
Controleer of de hoofdvoeding naar de transmitter is uitgeschakeld en
de leidingen naar een eventuele andere externe voeding zijn losgekoppeld of niet stroomvoerend zijn terwijl u de transmitter aansluit.
Aard het instrument op niet-metalen tanks (bijv. tanks van glasvezel) om
accumulatie van elektrostatische lading te voorkomen.
WAARSCHUWING
Sondes met niet-geleidende oppervlakken
Sondes die bedekt zijn met kunststof en/of met kunststofschoepen
kunnen een elektrostatische lading opwekken die onder bepaalde extreme omstandigheden ontstekingsgevaar kan opleveren. Tref daarom, als de sonde wordt gebruikt in een explosiegevaarlijke atmosfeer, de juiste maatregelen om elektrostatische ontlading te voorkomen.
Elimineer het risico van elektrostatische ontlading voordat u de transmitterkop van de sonde haalt.
Sondes kunnen een elektrostatische lading opwekken die onder extreme
omstandigheden ontstekingsgevaar kan opleveren. Bij installatie- of onderhoudswerkzaamheden van welke aard ook in een potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer dient de verantwoordelijke persoon ervoor te zorgen dat alle risico’s van elektrostatische ontlading (ESD) worden uitgesloten voordat wordt gepoogd de sonde van de transmitterkop af te halen.
Snelstartgids 5
2 Controleer of het systeem gebruiksklaar is
(alleen HART®)
2.1 Controleer of het systeem kan werken met de HART®­revisie
Controleer als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of middelenbeheer gebruikt eerst of deze systemen met HART kunnen worden gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen kunnen communiceren volgens het protocol van HART-revisie 7.
Transmitters met firmwareversie 2F0 of later kunnen worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.

2.2 Controleer of de device driver juist is

Procedure
Controleer voor een goede communicatie of de allernieuwste Device
Driver (DD/DTM™) op uw systemen is geladen. Zie Tabel 2-1.
Download de meest recente Device Driver van Emerson.com/
DeviceInstallKits.
Tabel 2-1: Instrumentrevisies en bestanden Rosemount 5300
Firmwareversie
2F0 of later 7 4
2A2 - 2E0 5 3
(1)
Zoek de device driver
HART® universele revisie
5 3
Device Revision
(2)
(1) De firmwareversie staat vermeld op het label op de transmitterkop,
bijvoorbeeld "SW 2E0", of kan worden gevonden in Rosemount Radar Master (Selecteer Device Properties (instrument) > (eigenschappen)).
(2) De device revision (instrumentrevisie) staat vermeld op het etiket op de
transmitterkop, bijv. HART Dev Rev 4.

2.3 Overschakelen naar een andere HART®-revisie

Als het instrument voor HART-configuratie niet kan communiceren met HART-revisie 7, laadt het instrument een generiek menu met beperkte functies. Zo wijzigt u vanuit het generieke menu de instelling voor de HART­revisie:
Procedure
1. Zoek het veld “Message” (bericht) op.
2. Voer in het veld Message (bericht) HART5 of HART7 in, gevolgd door 27 spaties.
Snelstartgids 7
$
&
%

3 Monteer de transmitter op de tank

Raadpleeg voor flexibele sondes met enkele draad besteld met niet­gemonteerd gewicht (optiecode WU) het onderdeel Sondelengte aanpassen voordat u de transmitter monteert.
3.1 Tankaansluiting met schroefdraad/flens/Tri-Clamp
Procedure
1. Dicht de schroefdraadverbindingen af en bescherm ze.
Uitsluitend voor tankverbinding met NPT-schroefdraad.
Gebruik antivastlooppasta of PTFE-tape volgens de ter plaatse geldende procedures.
2. Installeer het instrument op de tank.
®
A. NPT B. Flens C. Pakking
&&
$%
Aanhaalmoment 40 Nm (355 lb-in)
A. Tri-Clamp B. BSP/G C. Pakking
3. (Optioneel) Pas de montagerichting van het display aan.
4. Haal de moer aan.
Snelstartgids 9
$
Aanhaalmoment 40 Nm (355 lb-in)

3.2 Externe behuizing installeren

Procedure
1. Verwijder de transmitter voorzichtig.
2. Monteer de sonde op de tank.
A. Pakking
3. Monteer de externe verbinding op de sonde.
4X
$
%
3X
Aanhaalmoment 40 Nm (355 lb-in)
4. Monteer de beugel op de pijp.
A. Horizontale pijp B. Verticale pijp
5. Bevestig de steun van de behuizing.
6. Monteer de transmitterkop.
Snelstartgids 11
4X
$
%
4X
3X

3.3 Beugelmontage

Procedure
1. Monteer de beugel aan de pijp/wand. Op de pijp:
A. Horizontale pijp B. Verticale pijp
Aan de wand:
2. Monteer de transmitter met de sonde op de beugel.
4 Tref voorbereidingen voor de elektrische
aansluitingen

4.1 Kabelwartel/-buis

Gebruik bij explosieveilige/drukvaste installaties uitsluitend kabelwartels of kabelbuisingangen van een gecertificeerd explosieveilig of drukvast type.

4.2 Voedingsspanning (V d.c.)

Goedkeuringstype HART
Geen 16-42,4 9-32 8-30 (max.
Niet-vonkend/ energiebegrensd
Intrinsiek veilig 16–30 9–30 N.v.t.
FISCO N.v.t. 9-17,5 N.v.t.
Explosieveilig/ drukvast
®
16-42,4 9-32 N.v.t.
20-42,4 16-32 8-30 (max.
FOUNDATION Fieldbus
RS-485 met
®
Modbus
nominaal)
nominaal)
Snelstartgids 13
+
­+
­+
-
$
%
&
'
)
(

4.3 4-20 mA/HART® communicatie

4.3.1 Bedradingsschema

Figuur 4-1: Bedradingsschema voor 4-20 mA/HART
A. Handheld communicator B. Goedgekeurde intrinsiek veilige barrière (alleen voor intrinsiek veilige
installaties)
C. HART-modem
D. Stroommeter
E. Belastingsweerstand (≥ 250 Ω) F. Voeding
Opmerking
Rosemount 5300 niveautransmitters met drukvaste/explosieveilige uitgang hebben een ingebouwde barrière; er is geen externe barrière nodig.
®

4.3.2 Belastingslimieten

Voor HART®-communicatie is een kringweerstand van ten minste 250 Ω vereist. De maximale kringweerstand wordt bepaald door het spanningsniveau van de externe voeding, zoals vermeld in de volgende schema's:











$
%
&












$
%
&
Figuur 4-2: Intrinsiek veilige installaties
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Figuur 4-3: Niet-explosiegevaarlijke en niet-vonkende installaties/ installaties met energiebegrenzing
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Snelstartgids 15













$
%
&
Figuur 4-4: Explosieveilige/drukvaste (Ex d) installaties
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Opmerking
Voor de Ex d-behuizing is de grafiek alleen geldig als de belastingsweerstand zich aan de + zijde bevindt en als de – zijde is geaard, anders wordt de belastingsweerstand begrensd tot 435 Ω.
+
-
+
-
+
-
$
%
&
'

4.4 FOUNDATION™ Fieldbus

4.4.1 Bedradingsschema

Figuur 4-5: Bedradingsschema voor FOUNDATION Fieldbus
A. Handheld communicator B. Goedgekeurde intrinsiek veilige barrière (alleen voor intrinsiek veilige
installaties)
C. FOUNDATION Fieldbus modem
D. Voeding
Opmerking
Rosemount 5300 niveautransmitters met drukvaste/explosieveilige uitgang hebben een ingebouwde barrière; er is geen externe barrière nodig.
4.5

RS-485 met Modbus® communicatie

Zie de naslaghandleiding voor de Rosemount 5300 voor details.

4.5.1 Stroomverbruik

< 0,5 W (met HART-adres = 1)
< 1,2 W (incl. vier HART-slaves)
Snelstartgids 17
-
+
$
%
&&
(
)
+
*
'

4.5.2 Bedradingsschema

Figuur 4-6: Bedradingsschema voor RS-485 met Modbus
®
A. “A”-leiding B. “B”-leiding C. 120 Ω
D. RS-485-bus
E. Voeding
F. HART ­G. HART + H. Als de transmitter de laatste op de bus is, moet een afsluitweerstand van
120 Ω worden aangesloten.
Opmerking
Rosemount 5300 niveautransmitters met drukvaste/explosieveilige uitgang
4.6
hebben een ingebouwde barrière; er is geen externe barrière nodig.

Aarding

Zorg voor een aarding (ook de intrinsiek veilige aarde in de ruimte waarin de aansluitklemmen zich bevinden) conform de certificeringen voor gevaarlijke locaties en de plaatselijke en landelijke voorschriften voor elektriciteit.
(1)
Een externe galvanische scheider wordt altijd aanbevolen voor het gebruik van drukvaste/explosieveilige installaties.
(1)
$
%
Opmerking
Aarden van het transmitterhuis via de schroefaansluiting van een kabelbuis kan onvoldoende zijn voor een goede aarding.
Opmerking
In de explosieveilige/drukvaste versie wordt de elektronica geaard via de transmitterbehuizing. Controleer na installatie en inbedrijfstelling dat er geen aardstroom is als gevolg van de grote verschillen in aardpotentiaal binnen de installatie.
Aarding transmitterbehuizing
De effectiefste aardingsmethode voor de transmitterbehuizing is een directe verbinding met de aarde met minimale impedantie (< 1 Ω). Er zijn twee aardschroefaansluitingen (zie Figuur 4-7).
Figuur 4-7: Aardschroeven
A. Schroef voor interne aarding B. Schroef voor externe aarding
Aarding signaalkabelafscherming
Zorg dat de afscherming van de instrumentkabel:
kort wordt afgeknipt en wordt geïsoleerd zodat deze niet tegen de
transmitterbehuizing aankomt;
zonder onderbreking door het hele segment heen is verbonden;
aan de voedingszijde wordt verbonden met een goed aardpunt.
Snelstartgids 19
$
%
%
&&
&
'
Figuur 4-8: Kabelafscherming
A. Afscherming isoleren B. Afstand zo klein mogelijk houden C. Afscherming afknippen en isoleren
D. Afscherming weer verbinden met aardpunt van voeding

5 Sluit de bedrading aan en schakel de stroom in

Procedure
1. Zorg dat de voeding is uitgeschakeld.
2. Verwijder het deksel van het aansluitklemmenblok.
3. Verwijder de plastic pluggen.
4. Trek de kabel door de kabelwartel/-doorvoerbuis.
Bij gebruik van M20-wartels zijn adapters vereist.
Snelstartgids 21
5. Sluit de kabeldraden aan (zie Figuur 4-1, Figuur 4-5 en Figuur 4-6).
6. Zorg voor een goede aardverbinding (zie Aarding).
7. Gebruik de meegeleverde metalen plug om eventuele ongebruikte poorten af te sluiten.
Opmerking
Breng PTFE-tape of een ander afdichtmiddel aan op de schroefdraad.
8. Draai de kabelwartel aan.
Opmerking
Breng PTFE-tape of een ander afdichtmiddel aan op de schroefdraad.
Opmerking
Zorg dat de bedrading een druppellus heeft.
9. Monteer het deksel en zorg dat het deksel goed is vastgezet om aan de vereisten voor explosieveiligheid te voldoen.
10. Draai de borgschroef linksom los totdat hij het deksel raakt. Alleen vereist voor drukvaste installaties.
11. Sluit de voeding aan.
Snelstartgids 23

6 Verricht de configuratie

De basisconfiguratie kan eenvoudig worden verricht met de Rosemount Radar Master, een veldcommunicator, AMS Device Manager, DeltaV™ of een ander met DD (Device Description, instrumentbeschrijving) of DTM compatibel hostsysteem. Voor geavanceerde configuratiefuncties wordt de Rosemount Radar Master aanbevolen.

6.1 Configureren met behulp van Rosemount Radar Master

Procedure
1. Start Rosemount Radar Master.
2. Maak verbinding met de gewenste transmitter.
3. Klik in het venster Guided Setup (begeleide setup) op Run Wizard for guided setup (wizard voor begeleide setup uitvoeren) en volg de instructies.
4. Ga in het venster Guided Setup (begeleide setup) verder met stap 2 tot en met 5.
5. Klik op View live values from device (actuele waarden van instrument bekijken) om de werking van de transmitter te controleren.

6.2 Verricht de configuratie met AMS Device Manager of een handheld communicator

6.2.1 Verbinding maken met het instrument met AMS Device Manager

Procedure
1. Start AMS Device Manager.
2. Selecteer View Device Connection View (weergave) > (weergave instrumentaansluiting).
3. Dubbelklik in de Device Connection View (weergave instrumentaansluiting) op het modempictogram.
4. Dubbelklik op het instrumentpictogram.

6.2.2 Verbinding maken met het instrument met een handheld communicator

Procedure
Schakel de handheld communicator in en maak verbinding met het instrument.

6.2.3 Configureer het instrument HART® Device Revision 3

Procedure
1. Selecteer Configure/Setup Basic Setup (configureren/setup) > (basissetup).
2. Configureer de stappen 1-6 in Basic Setup (basissetup; Variable Mapping [toewijzing variabelen], Probe [sonde], Geometry [geometrie], Environment [omgeving], Volume en Analog Out [Analoog uit]).
3. Selecteer Finish (voltooien).
4. Selecteer Device Specific Setup (instrumentspecifieke setup).
5. Selecteer Restart Device (herstart instrument).
HART® Device Revision 4
Procedure
1. Selecteer Configure Guided Setup (configureren) > (begeleide setup).
2. Selecteer Level Measurement Setup (setup niveaumeting) en volg de instructies.
3. Selecteer Device Specific Setup (instrumentspecifieke setup).
Snelstartgids 25
4. Voer Verify Level (niveau controleren) uit om de niveaumeting te controleren.
5. Overweeg optionele installatie, zoals Volume (volume) en Display (weergave).
FOUNDATION™ Fieldbus
Procedure
1. Selecteer Configure Guided Setup (configureren) > (begeleide setup).
2. Selecteer Level Measurement Setup (setup niveaumeting) en volg de instructies.
3. (Optioneel) Selecteer Volume Calculation Setup (setup volumeberekening).
4. Selecteer Device Specific Setup (instrumentspecifieke setup).
5. Selecteer Restart Measurement (herstart meting).

6.3 FOUNDATION™ Fieldbus parameters

Tabel 6-1: FOUNDATION Fieldbus Parameters
Functie Parameter
Sondetype TRANSDUCER_1100 > PROBE_TYPE
Sondelengte TRANSDUCER_1100 > PROBE_LENGTH
Tussenafstand/bovenste nulzone TRANSDUCER_1100 >
Tankhoogte TRANSDUCER_1100 >
Montagetype TRANSDUCER_1100 > MOUNTING_TYPE
Binnendiameter pijp/kamer/spuitmond TRANSDUCER_1100 > PIPE_DIAMETER
Hoogte spuitmond TRANSDUCER_1100 > NOZZLE_HEIGHT
Meetmodus TRANSDUCER_1100 > MEAS_MODE
Diëlektrisch bereik product
Bovenste diëlektrische constante
(2)
product
Procesconditie (snelle niveauwijzigingen)
Methode voor volumeberekening TRANSDUCER 1300 >
(1)
GEOM_HOLD_OFF_DIST
GEOM_TANK_HEIGHT
TRANSDUCER 1100 > PRODUCT_DIELEC_RANGE
TRANSDUCER 1100 > UPPER_PRODUCT_DC
TRANSDUCER_1100 > ENV_ENVIRONMENT
VOL_VOLUME_CALC_METHOD
Tabel 6-1: FOUNDATION Fieldbus Parameters (vervolg)
Functie Parameter
Tankdiameter (alleen voor ideale tankvormen)
Tanklengte/-hoogte (alleen voor ideale tankvormen)
Volumeafwijking TRANSDUCER_1300 >
(1) Van toepassing op de meetmodi “vloeibaar productniveau” en “vast
productniveau”.
(2) Van toepassing op de meetmodi “interfaceniveau met ondergedompeld” en
“productniveau en interfaceniveau”.
TRANSDUCER 1300 > VOL_IDEAL_DIAMETER
TRANSDUCER_1300 > VOL_IDEAL_LENGTH
VOL_VOLUME_OFFSET
Snelstartgids 27
7 Met veiligheidsinstrumenten uitgeruste
systemen (alleen 4–20 mA)
Raadpleeg voor installaties met veiligheidscertificering de naslaghandleiding van de Rosemount 5300.
+
/
727
$

8 Sondelengte aanpassen

In deze paragraaf wordt beschreven hoe de lengte van sondes met flexibele enkele draad zonder gemonteerd gewicht (optiecode WU) kan worden aangepast. Raadpleeg voor andere sondetypen hoofdstuk 3 in de
naslaghandleiding voor de Rosemount 5300.
Procedure
1. Meet de tankhoogte.
Tankhoogte (H):
2. Bereken de totale sondelengte. Totale sondelengte (L
Totale sondelengte (L
) = tankhoogte (H) – 2 in. (5 cm)
TOT
):
TOT
A. 5 cm (2 inch) tussenruimte
Snelstartgids 29
1 2
3
4
5
6
7
8
0
3. Markeer waar de sonde moet worden afgeknipt.
4. Schuif het gewicht omhoog.
5. Knip de sonde af bij de markering.
/
6. Zet het gewicht vast.
Gewichtmateriaal Aanhaalmoment (Nm)
Roestvast staal 5
Legering C-276 2,5
Legering 400 2,5
Duplex 2205 2,5
7. Pas de transmitterconfiguratie aan de nieuwe sondelengte aan.
Sondelengte (L):
Snelstartgids 31

9 Productcertificeringen

Rev 9.17

9.1 Informatie over Europese richtlijnen

De EU-verklaring van overeenstemming voor alle op dit product toepasselijke Europese richtlijnen vindt u op EU-verklaring van
overeenstemming. De meest recente versie is beschikbaar op Emerson.com/Rosemount.

9.2 Met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen (Safety Instrumented Systems; SIS)

SIL 3-capabel: Gecertificeerd conform IEC 61508 voor gebruik in met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen tot SIL 3 (minimale vereiste van enkel gebruik (1oo1) voor SIL 2 en redundant gebruik (1oo2) voor SIL 3).

9.3 Certificering voor normale locaties

De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
9.4
9.5

Apparatuur installeren in Noord-Amerika

De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code (CEC) staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in zones en dat apparatuur met zonemarkering wordt gebruikt in divisies.ones and Zone marked equipment in Divisions. De markeringen moeten geschikt zijn voor de omgevingsclassificatie, gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende voorschriften.

VS

9.5.1 E5 explosieveilig, (XP), stofontstekingsbestendig (DIP)

Certificaat
Normen
Markeringen
FM16US0444X
FM-klasse 3600 – 2011; FM-klasse 3610 – 2010; FM-klasse 3611 – 2004; FM-klasse 3615 – 2006; FM-klasse 3810 – 2005; ANSI/ISA 60079-0 – 2013; ANSI/ISA 60079-11 – 2012; ANSI/NEMA® 250 – 2003;
XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; DIP CLII/III, DIV 1, GP E, F, G; T4;
-50 °C ≤ Ta ≤ 60 °C / 70 °C; Type 4X
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. WAARSCHUWING – Potentieel gevaar van elektrostatische lading – de behuizing bevat niet-metallisch materiaal. Om het risico van elektrostatische vonken te voorkomen mag het kunststof oppervlak alleen met een vochtige doek worden afgenomen.
2. WAARSCHUWING – De behuizing van het instrument bevat aluminium en wordt geacht ontstekingsgevaar op te leveren bij stoten of wrijving. Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.

9.5.2 I5 Intrinsieke veiligheid (IS), niet-vonkend (NI)

Certificaat
Normen
FM16US0444X
FM-klasse 3600 – 2011; FM-klasse 3610 – 2010; FM-klasse 3611 – 2004; FM-klasse 3615 – 2006; FM-klasse 3810 – 2005; ANSI/ISA 60079-0 – 2013; ANSI/ISA 60079-11 – 2012; ANSI/NEMA 250 – 2003;
Markeringen
IS CL I, II, III, DIV 1, GP A, B, C, D, E, F, G conform controletekening 9240030-936; IS (entiteit) CL I, zone 0, AEx ia IIC T4 conform controletekening 9240030-936, NI CL I, II, III DIV 2, GP A, B, C, D, F, G; T4; -50 °C ≤ Ta ≤ 60 °C / 70 °C; type 4X
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. WAARSCHUWING – Potentieel gevaar van elektrostatische lading – de behuizing bevat niet-metallisch materiaal.Om het risico van elektrostatische vonken te voorkomen mag het kunststof oppervlak alleen met een vochtige doek worden afgenomen.
2. WAARSCHUWING – De behuizing van het instrument bevat aluminium en wordt geacht ontstekingsgevaar op te leveren bij stoten of wrijving.Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.
Entiteitsparameters HART
Fieldbus­entiteitsparameters
Ui Ii Pi Ci Li
30 V 130 mA 1 W 7,26 nF 0
30 V 300 mA 1,3 W 0 0

9.5.3 IE FISCO

Certificaat
Snelstartgids 33
FM16US0444X
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. WAARSCHUWING – Potentieel gevaar van elektrostatische lading – de behuizing bevat niet-metallisch materiaal.Om het risico van elektrostatische vonken te voorkomen mag het kunststof oppervlak alleen met een vochtige doek worden afgenomen.
2. WAARSCHUWING – De behuizing van het instrument bevat aluminium en wordt geacht ontstekingsgevaar op te leveren bij stoten of wrijving.Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.
Ui Ii Pi Ci Li
FISCO-parameters 17,5 V 380 mA 5,32 W 0 0
FM-klasse 3600 – 2011; FM-klasse 3610 – 2010; FM-klasse 3611 – 2004; FM-klasse 3615 – 2006; FM-klasse 3810 – 2005; ANSI/ISA 60079-0 – 2013; ANSI/ISA 60079-11 – 2012; ANSI/NEMA 250 – 2003;
IS CL I, II, III, DIV 1, GP A, B, C, D, E, F, G; T4; conform controletekening 9240030-936; IS CL I, zone 0 AEx ia IIC T4 conform controletekening 9240030-936; -50 °C ≤ Ta ≤ 60 °C/70 °C; type 4X

9.6 Canada

9.6.1 E6 Explosieveilig, stofontstekingsbestendig

Certificaat
Normen
Markeringen
1514653
CSA C22.2 nr. 0-M91, CSA C22.2 nr. 25-1966, CSA C22.2 nr. 30-M1986,CSA C22.2 nr. 94-M91, CSA C22.2 nr. 142­M1987, CSA C22.2 157-92, CAN/CSA C22.2 nr. 60529:05, ANSI/ISA 12.27.01-2003
Explosieveilig CL I, DIV 1, GP B, C, D; stofontstekingsbestendig CL II, DIV 1 en 2, GP E, F, G en steenkoolstof, CL III, DIV 1, type 4X/IP66/IP67

9.6.2 I6 Intrinsiek veilige en niet-vonkende systemen

Certificaat
Normen
1514653
CSA C22.2 nr. 0-M91, CSA C22.2 nr. 25-1966, CSA C22.2 nr. 30-M1986,CSA C22.2 nr. 94-M91, CSA C22.2 nr. 142­M1987, CSA C22.2 157-92, CAN/CSA C22.2 nr. 60529:05, ANSI/ISA 12.27.01-2003
Markeringen
Ui Ii Pi Ci Li
Entiteitsparameters HART
Fieldbus­entiteitsparameters

9.6.3 IF FISCO

Certificaat
Normen
Markeringen
CL I, DIV 1, GP A, B, C, D, T4 zie installatietekening 9240030-937; niet-vonkend klasse III, DIV 1, Haz-loc CL I DIV 2, GP A, B, C, D, maximale omgevingstemperatuur +60 °C voor Fieldbus en FISCO en +70 °C voor HART, T4, type 4X/IP66/IP67, maximale bedrijfsdruk 5000 psi, dubbele afdichting.
30 V 130 mA 1 W 7,26 nF 0
30 V 300 mA 1,3 W 0 0
1514653
CSA C22.2 nr. 0-M91, CSA C22.2 nr. 25-1966, CSA C22.2 nr. 30-M1986,CSA C22.2 nr. 94-M91, CSA C22.2 nr. 142­M1987, CSA C22.2 157-92, CAN/CSA C22.2 nr. 60529:05, ANSI/ISA 12.27.01-2003
CL I, DIV 1, GP A, B, C, D, T4 zie installatietekening 9240030-937; niet-vonkend klasse III, DIV 1, Haz-loc CL I DIV 2, GP A, B, C, D, maximale omgevingstemperatuur +60 °C, T4, type 4X/IP66/IP67, maximale bedrijfsdruk 5000 psi, dubbele afdichting.
Ui Ii Pi Ci Li
FISCO-parameters 17,5 V 380 mA 5,32 W 0 0

9.7 Europa

9.7.1 E1 ATEX drukvast

Certificaat
Normen
Markeringen
Snelstartgids 35
Nemko 04ATEX1073X
EN 60079-0:2012, EN 60079-1:2014, EN 60079-11:2012, EN 60079-26:2015, EN 60079-31:2014
II 1/2G Ex db ia IIC T4 Ga/Gb, (-40 °C ≤ Ta ≤ +60 °C /+70
°C)
II 1D Ex ta IIIC T69 °C/T79 °C Da, (-40 °C ≤ Ta ≤ +60
°C /+70 °C) Um = 250 V
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moet rekening worden gehouden met mogelijk gevaar voor ontsteking door stoten of frictie in overeenstemming met EN 60079-0:2012 clausule 8.3 (voor EPL Ga en EPG Gb) en clausule 8.4 (voor EPL Da en EPL Db) wanneer de behuizing en antennes van de transmitter die zijn blootgesteld aan de buitenzijde van de tank, zijn vervaardigd van licht metaal dat aluminium of titanium bevat.De eindgebruiker moet de geschiktheid bepalen voor het vermijden van gevaren door stoten en frictie.
2. Delen van de sensorsondes voor Type 5300 zijn van niet-geleidend materiaal dat metalen oppervlakken bedekt.Het oppervlak van het niet-geleidende deel is groter dan de maximaal toegestane oppervlakken voor groep III volgens EN 60079-0.2012, clausule
7.4:3.Als de sonde wordt gebruikt in een potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer van groep III, EPL Da, moeten daarom adequate maatregelen ter voorkoming van elektrostatische ontlading worden genomen.
3. 1/2” NPT schroefdraad moet worden afgedicht voor bescherming tegen het binnendringen van stof en water, IP 66, IP 67 of ‘Ex t’, EPL Da of Db is vereist.

9.7.2 I1 ATEX intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Nemko 04ATEX1073X
EN 60079-0:2012, EN 60079-1:2014, EN 60079-11:2012, EN 60079-26:2015, EN 60079-31:2014
Markeringen
II 1G Ex ia IIC T4 Ga, (-55 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) II 1D Ex ia IIIC T69 °C/T79 °C Da, (-50 °C ≤ Ta ≤ +60
°C /+70 °C)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De intrinsiek veilige stroomkringen kunnen de test op 500 V a.c. zoals gespecificeerd in EN 60079-11:2012 clausule 6.3.13 niet met goed gevolg doorstaan.
2. Er moet rekening worden gehouden met mogelijk gevaar voor ontsteking door stoten of frictie in overeenstemming met EN 60079-0:2012 clausule 8.3 (voor EPL Ga en EPG Gb) en clausule 8.4 (voor EPL Da en EPL Db) wanneer de behuizing en antennes van de transmitter die zijn blootgesteld aan de buitenzijde van de tank, zijn vervaardigd van licht metaal dat aluminium of titanium bevat.De eindgebruiker moet de geschiktheid bepalen voor het vermijden van gevaren door stoten en frictie.
3. Delen van de sensorsondes voor Type 5300 zijn van niet-geleidend materiaal dat metalen oppervlakken bedekt.Het oppervlak van het niet-geleidende deel is groter dan de maximaal toegestane oppervlakken voor groep III volgens EN 60079-0.2012, clausule
7.4:3.Als de sonde wordt gebruikt in een potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer van groep III, EPL Da, moeten daarom adequate maatregelen ter voorkoming van elektrostatische ontlading worden genomen.
4. 1/2” NPT schroefdraad moet worden afgedicht voor bescherming tegen het binnendringen van stof en water, IP 66, IP 67 of ‘Ex t’, EPL Da of Db is vereist.
Ui Ii Pi Ci Li
Entiteitsparameters HART
Fieldbus­entiteitsparameters
30 V 130 mA 1 W 7,26 nF 0
30 V 300 mA 1,5 W 4,95 nF 0

9.7.3 IA ATEX FISCO

Certificaat
Normen
Nemko 04ATEX1073X
EN 60079-0:2012, EN 60079-1:2014, EN 60079-11:2012, EN 60079-26:2015, EN 60079-31:2014
Markeringen
II 1G Ex ia IIC T4 Ga (-55 °C ≤ Ta ≤+60 °C) or II 1/2G Ex ia/ib IIC T4 Ga/Gb (-55 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) II 1D Ex ia IIIC T69 °C Da, (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) II 1D Ex ia/ib IIIC T69°C Da/Db, (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De intrinsiek veilige stroomkringen kunnen de test op 500 V a.c. zoals gespecificeerd in EN 60079-11:2012 clausule 6.3.13 niet met goed gevolg doorstaan.
2. Er moet rekening worden gehouden met mogelijk gevaar voor ontsteking door stoten of frictie in overeenstemming met EN 60079-0:2012 clausule 8.3 (voor EPL Ga en EPG Gb) en clausule 8.4 (voor EPL Da en EPL Db) wanneer de behuizing en antennes van de transmitter die zijn blootgesteld aan de buitenzijde van de tank, zijn vervaardigd van licht metaal dat aluminium of titanium bevat.De eindgebruiker moet de geschiktheid bepalen voor het vermijden van gevaren door stoten en frictie.
3. Delen van de sensorsondes voor Type 5300 zijn van niet-geleidend materiaal, dat metalen oppervlakken bedekt.Het oppervlak van het
Snelstartgids 37
niet-geleidende deel is groter dan de maximaal toegestane oppervlakken voor groep III volgens EN 60079-0.2012, clausule
7.4:3.Als de sonde wordt gebruikt in een potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer van groep III, EPL Da, moeten daarom adequate maatregelen ter voorkoming van elektrostatische ontlading worden genomen.
4. De Ex ia-versie van het FISCO-instrument van model 5300 kan worden gevoed door een “Ex ib” FISCO-voeding als deze is gecertificeerd met drie afzonderlijke stroombeperkende veiligheidsinstrumenten en spanningsbeperking conform de vereisten voor type Ex ia.
5. 1/2” NPT schroefdraad moet worden afgedicht voor bescherming tegen het binnendringen van stof en water, IP 66, IP 67 of ‘Ex t’, EPL Da of Db is vereist.
Ui Ii Pi Ci Li
FISCO-parameters 17,5 V 380 mA 5,32 W 4,95 nF <1 µH

9.7.4 N1 ATEX type N

Certificaat
Normen
Nemko 10ATEX1072X
EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012, EN 60079-15:2010, EN 60079-31:2014
Markeringen
II 3G Ex nA ic IIC T4 Gc (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C /+70 °C) II 3G Ex ic IIC T4 Gc (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C /+70 °C) II 3D Ex tc IIIC T69 °C/T79 °C Dc (-50 °C ≤ Ta ≤ +60
°C /+70 °C)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De transmittercircuits kunnen de test op diëlektrische weerstand van 500 V a.c. volgens EN 60079-11 clausule 6.3.13 niet weerstaan als gevolg van met aarde verbonden instrumenten voor overspanningsbeveiliging.Bij de installatie moeten gepaste maatregelen worden overwogen.
HART­veiligheidsparameters
Fieldbus­veiligheidsparameters
Ui Ii Pi Ci Li
42,4 V 23 mA 1 W 7,25 nF Te
verwaarlozen
32 V 21 mA 0,7 W 4,95 nF Te
verwaarlozen

9.8 Internationaal

9.8.1 E7 IECEx drukvast

Certificaat
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moet rekening worden gehouden met mogelijk gevaar voor ontsteking door stoten of frictie in overeenstemming met IEC 60079-0:2011 clausule 8.3 (voor EPL Ga en EPL Gb) en clausule 8.4 (voor EPL Da en EPL Db) wanneer de behuizing en antenne van de transmitter die zijn blootgesteld aan de buitenzijde van de tank, zijn vervaardigd van licht metaal dat aluminium of titanium bevat.De eindgebruiker moet de geschiktheid bepalen voor het vermijden van gevaren door stoten en frictie.
2. Delen van de sensorsondes voor de Type 5300 zijn niet-geleidend en het oppervlak van het niet-geleidende deel is groter dan de maximaal toegestane oppervlakken voor groep III volgens IEC 60079-0.2011, clausule 7.4:3. Als de antenne wordt gebruikt in een potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer van groep III, EPL Da, moeten daarom adequate maatregelen ter voorkoming van elektrostatische ontlading worden genomen.
3. ½” NPT schroefdraad moet worden afgedicht voor bescherming tegen het binnendringen van stof en water, IP 66, IP 67 of “Ex t”, EPL Da of Db is vereist.
IECEx NEM 06.0001X
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2014-06, IEC 60079-11:2011; IEC 60079-26:2014, IEC 60079-31:2013
Ex db ia IIC T4 Ga/Gb (-40 °C ≤ Ta ≤ +60 °C /+70 °C) Ex ta IIIC T69 °C/T79 °C Da (-40 °C ≤ Ta ≤ +60 °C /+70 °C) Um = 250 VAC, IP66/IP67

9.8.2 I7 IECEx intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De intrinsiek veilige stroomkringen kunnen de test op 500 V wisselspanning zoals gespecificeerd in IEC 60079-11 clausule 6.3.13 niet met goed gevolg doorstaan.
Snelstartgids 39
IECEx NEM 06.0001X
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2014-06, IEC 60079-11:2011; IEC 60079-26:2014, IEC 60079-31:2013
Ex ia IIC T4 Ga (-55 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Ex ia IIIC T69 °C/T79 °C Da (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C)
2. Er moet rekening worden gehouden met mogelijk gevaar voor ontsteking door stoten of frictie in overeenstemming met IEC 60079-0:2011 clausule 8.3 (voor EPL Ga en EPL Gb) en clausule 8.4 (voor EPL Da en EPL Db) wanneer de behuizing en antenne van de transmitter die zijn blootgesteld aan de buitenzijde van de tank, zijn vervaardigd van licht metaal dat aluminium of titanium bevat.De eindgebruiker moet de geschiktheid bepalen voor het vermijden van gevaren door stoten en frictie.
3. Delen van de sensorsondes voor de Type 5300 zijn niet-geleidend en het oppervlak van het niet-geleidende deel is groter dan de maximaal toegestane oppervlakken voor groep III volgens IEC 60079-0.2011, clausule 7.4:3. Als de antenne wordt gebruikt in een potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer van groep III, EPL Da, moeten daarom adequate maatregelen ter voorkoming van elektrostatische ontlading worden genomen.
4. ½” NPT schroefdraad moet worden afgedicht voor bescherming tegen het binnendringen van stof en water, IP 66, IP 67 of “Ex t”, EPL Da of Db is vereist.
Ui Ii Pi Ci Li
Entiteitsparameters HART
Fieldbus­entiteitsparameters
30 V 130 mA 1 W 0 µF Te
verwaarlozen
30 V 300 mA 1,5 W 4,95 nF Te
verwaarlozen

9.8.3 IG IECEx FISCO

Certificaat
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De intrinsiek veilige stroomkringen kunnen de test op 500 V wisselspanning zoals gespecificeerd in IEC 60079-11 clausule 6.3.13 niet met goed gevolg doorstaan.
2. Er moet rekening worden gehouden met mogelijk gevaar voor ontsteking door stoten of frictie in overeenstemming met IEC 60079-0:2011 clausule 8.3 (voor EPL Ga en EPL Gb) en clausule 8.4
IECEx NEM 06.0001X
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2014-06, IEC 60079-11:2011; IEC 60079-26:2014, IEC 60079-31:2013
Ex ia IIC T4 Ga (-55 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) Ex ia/ib IIC T4 Ga/Gb (-55 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) Ex ia IIIC T69 °C Da (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) Ex ia/ib IIIC T69 °C Da/Db (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
(voor EPL Da en EPL Db) wanneer de behuizing en antenne van de transmitter die zijn blootgesteld aan de buitenzijde van de tank, zijn vervaardigd van licht metaal dat aluminium of titanium bevat.De eindgebruiker moet de geschiktheid bepalen voor het vermijden van gevaren door stoten en frictie.
3. Delen van de sensorsondes voor de Type 5300 zijn niet-geleidend en het oppervlak van het niet-geleidende deel is groter dan de maximaal toegestane oppervlakken voor groep IIC en volgens IEC 6079-0.2011, clausule 7.4:20 cm2 voor EPL Gb en 4 cm2 voor EPL Ga.Als de antenne wordt gebruikt in een potentieel explosieve omgeving, moeten daarom adequate maatregelen ter voorkoming van elektrostatische ontlading worden genomen.
4. De Ex ia-versie van het FISCO-veldinstrument van model 5300 kan worden gevoed door een [Ex ib] FISCO-voeding als deze is gecertificeerd met drie afzonderlijke stroombeperkende veiligheidsinstrumenten en spanningsbeperking conform de vereisten voor type Ex ia.
5. ½” NPT schroefdraad moet worden afgedicht voor bescherming tegen het binnendringen van stof en water, IP 66, IP 67 of “Ex t”, EPL Da of Db is vereist.
Ui Ii Pi Ci Li
FISCO-parameters 17,5 V 380 mA 5,32 W 4,95 nF <1 µH

9.8.4 N7 IECEx Type N

Certificaat
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De transmittercircuits kunnen de test op diëlektrische weerstand van 500 V a.c. volgens EN 60079-11 clausule 6.3.13 niet weerstaan als gevolg van met aarde verbonden instrumenten voor overspanningsbeveiliging.Bij de installatie moeten gepaste maatregelen worden overwogen.
Snelstartgids 41
IECEx NEM 10.0005X
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011, IEC 60079-15:2010, IEC 60079-31:2013
Ex nA ic IIC T4 Gc (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C /+70 °C) Ex ic IIC T4 Gc (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C /+70 °C) Ex tc IIIC T69 °C/T79 °C Dc (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C /+70 °C)
Ui Ii Pi Ci Li
HART­veiligheidsparameters
Fieldbus­veiligheidsparameters
42,4 V 23 mA 1 W 7,25 nF Te
verwaarlozen
32 V 21 mA 0,7 W 4,95 nF Te
verwaarlozen

9.9 Brazilië

9.9.1 E2 INMETRO drukvast

Certificaat
Normen
UL-BR 17.0188X
ABNT NBR IEC 60079-0:2013, ABNT NBR IEC 60079-1:2016, ABNT NBR IEC 60079-11:2013, ABNT NBR IEC 60079-26:2016, ABNT NBR IEC 60079-31:2014
Markeringen
Ex db ia IIC T4 Ga/Gb (-40 °C ≤ T Ex ta IIIC T69 °C/T79 °C Da (-40 °C ≤ T Um = 250 Vac, IP66/67
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.

9.9.2 I2 INMETRO intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
Entiteitsparameters HART
Fieldbus­entiteitsparameters
Certificaat:UL-BR 17.0188X
ABNT NBR IEC 60079-0:2013 , ABNT NBR IEC 60079-11:2013, ABNT NBR IEC 60079-26:2016, ABNT NBR IEC 60079-31:2014
Ex ia IIC T4 Ga (- 55 °C ≤ T Ex ia IIIC T69 °C/T79 °C Da (- 50 °C ≤ T
Ui Ii Pi Ci Li
30 V
30 V
130 mA 1,0 W 7,26 nF Te
dc
300 mA 1,5 W 4,95 nF Te
dc
≤ +60 °C /+70 °C)
amb
≤ +60 °C /+70 °C)
amb
≤ +60 °C /+70 °C)
amb
≤ +60 °C /+70 °C)
amb
verwaarlozen
verwaarlozen

9.9.3 IB INMETRO FISCO

Certificaat
Normen
UL-BR 17.0188X
ABNT NBR IEC 60079-0:2013, ABNT NBR IEC 60079-11:2013, ABNT NBR IEC 60079-26:2016, ABNT NBR IEC 60079-31:2014
Markeringen
Ex ia IIC T4 Ga (- 55 °C ≤ T Ex ia/ib IIC T4 Ga/Gb (- 55 °C ≤ T Ex ia IIIC T69 °C Da (- 50 °C ≤ T Ex ia/ib IIIC T69 °C Da/Db (- 50 °C ≤ T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
Ui Ii Pi Ci Li
FISCO-parameters 17,5 Vdc380 mA 5,32 W 4,95 nF <1 µH

9.10 China

9.10.1 E3 China drukvast

Certificaat
Normen
Markeringen
GYJ16.1095X
GB 3836.1/2/4/20-2010, GB 12476.1/5-2013, GB
12476.4-2010
Ex d ia IIC T4 Ga/Gb (-40 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Ex tD A20 IP 66/67 T69 °C /T79 °C (-40 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70
°C)
≤ +60 °C)
amb
amb
≤ +60 °C)
amb
≤ +60 °C)
≤ +60 °C)
amb

9.10.2 I3 China intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
GYJ16.1095X
GB 3836.1/2/4/20-2010, GB 12476.1/5-2013, GB
12476.4-2010
Ex ia IIC T4 Ga (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Ex iaD 20 T69 °C /T79 °C (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Ex iaD/ibD 20/21 T69 °C (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)

9.10.3 IC China FISCO

Certificaat
Snelstartgids 43
GYJ16.1095X
Normen
GB 3836.1/2/4/20-2000, GB 12476.4/5-2013, GB
12476.1-2010
Markeringen
Ex ia IIC T4 Ga (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) Ex ia/ib IIC T4 Ga/Gb (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) Ex iaD 20 T69 (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) Ex iaD/ibD 20/21 T69 °C (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)

9.10.4 N3 China Type N

Certificaat
Normen
Markeringen
GYJ18.1331X
GB 3836.1-2010, GB 3836.4-2010, GB 3836.8-2014
Ex nA ic IIC T4 Gc (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Ex ic IIC T4 Gc (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C)

9.11 Technische voorschriften douane-unie (EAC)

9.11.1 EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast

Certificaat
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
RU C-SE.AA87.B.00802
Ga/Gb Ex db ia IIC T4….T1 X, (-40 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Ex ta IIIC T69 °C/T79 °C Da X (-40 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C)

9.11.2 IM Technische voorschriften douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid

Certificaat
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
Entiteitsparameters HART
RU C-SE.AA87.B.00802
0Ex ia IIC T4...T1 Ga X, (-55 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Ga/Gb Ex ia/ib IIC T4…T1 X, (-55 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Ex ia IIIC T69 °C/T79 °C Da X, (-50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C) Da/Db Ex ia/ib IIIC T69 °C/T79 °C X, (-50 °C ≤ Ta ≤ +60
°C/+70 °C)
Ui Ii Pi Ci Li
30 V 130 mA 1 W 7,26 nF 0 mH
Ui Ii Pi Ci Li
Fieldbus­entiteitsparameters
30 V 300 mA 1,5 W 4,95 nF 0 mH

9.12 Japan

9.12.1 E4 Drukvast

Certificaat
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
CML 17JPN1334X
Ex d ia IIC T4 Ga/Gb (-40 °C ≤ Ta ≤ +60 °C/+70 °C)

9.13 Republiek Korea

9.13.1 EP Drukvast HART

Certificaat
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.

9.13.2 EP Drukvast Fieldbus

Certificaat
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
9.14

9.14.1 Drukvast, intrinsiek veilig

India

KTL 15-KB4BO-0297X
Ex d ia IIC T4 Ga/Gb
KTL 12-KB4BO-0179X
Ex ia/d ia IIC T4
Certificaat
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
Snelstartgids 45
P392482/1
Ex db ia IIC T4 Ga /Gb Ex ia IIC T4 Ga

9.15 Oekraïne

9.15.1 Drukvast, intrinsiek veilig

Certificaat
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.

9.16 Oezbekistan

9.16.1 Veiligheid (import)

Certificaat

9.17 Combinaties

KA
KB
KC
KD
KE
KF
KG
KH
KI
KJ
KK
KL
Combinatie van E1, E5 en E6
Combinatie van E1, E5 en E7
Combinatie van E1, E6 en E7
Combinatie van E5, E6 en E7
Combinatie van I1, I5 en I6
Combinatie van I1, I5 en I7
Combinatie van I1, I6 en I7
Combinatie van I5, I6 en I7
Combinatie van IA, IE en IF
Combinatie van IA, IE en IG
Combinatie van IA, IF en IG
Combinatie of IE, IF en IG
UA.TR.047.C.0352-13
0 Ex ia IIC T4 X, 1 Ex d ia IIC T4 X
UZ.SMT.01.342.2017121

9.18 Verdere certificeringen

9.18.1 SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)

Certificaat
Beoogd gebruik
15-LD1340199-1-PDA
Voor gebruik op vaartuigen volgens ABS-classificatie en offshore-faciliteiten volgens de ABS-regels en internationale normen.
Opmerking
Behuizingmateriaal A, aluminium, mag niet worden gebruikt op open dekken.

9.18.2 SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)

Certificaat
Eisen
22378_B3 BV
Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen.EG-code:41SB
Toepassing
Klassenotaties:AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS.
Opmerking
Behuizingmateriaal A, aluminium, mag niet worden gebruikt op open dekken.

9.18.3 SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas Germanischer Lloyd (DNV GL)

Certificaat
Beoogd gebruik
Tabel 9-1: Toepassing
Locatieklassen
Temperatuur D
Luchtvochtigheid B
Trilling A
EMC B
Behuizing C
TAA000020G
DNV GL-regels voor classificatie – schepen, offshore­eenheden en snelle en lichte vaartuigen
Opmerking
Behuizingmateriaal A, aluminium, mag niet worden gebruikt op open dekken.

9.18.4 SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)

Certificaat
Toepassing
Snelstartgids 47
15/20053
Mariene toepassingen voor gebruik in omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5.
Opmerking
Behuizingmateriaal A, aluminium, mag niet worden gebruikt op open dekken.

9.18.5 U1 Overloopbeveiliging

Certificaat
Toepassing
Z-65.16-476
TÜV-getest en goedgekeurd door DIBt voor overlooppreventie volgens de Duitse WHG-regelgeving.

9.18.6 J8 EN ketel (Europese ketelgoedkeuring conform EN 12952-11 en EN 12953-9)

Opmerking
Geschikt voor gebruik als niveausensoronderdeel van een begrenzend instrument conform EN 12952-11 en EN 12953-9.

9.18.7 QT Gecertificeerd voor veiligheid volgens IEC 61508 met certificaat van FMEDA-gegevens

Certificaat
exida ROS 13-06-005 C001 R1.3

9.18.8 Geschikt voor beoogd gebruik

Voldoet aan NAMUR NE 95, versie 22.01.2013 “Basic Principles of Homologation”
9.19

Patroongoedkeuring

GOST Wit-Rusland
Certificaat
GOST Kazachstan
RB-03 07 2765 10
Certificaat
GOST Rusland
Certificaat
GOST Oezbekistan
Certificaat
Patroongoedkeuring China
Certificaat
KZ.02.02.03473-2013
SE.C.29.010.A
02,2977-14
CPA 2012-L135

9.20 Aansluitwartels en adapters

IECEx drukvast en verhoogde veiligheid
Certificaat
Normen
IECEx FMG 13.0032X
IEC60079-0:2011, IEC60079-1:2007, IEC60079-7:2006-2007
Markeringen
Ex de IIC Gb
ATEX drukvast en grotere veiligheid
Certificaat
Normen
Markeringen
FM13ATEX0076X
EN60079-0:2012, EN60079-1:2007, IEC60079-7:2007
II 2 G Ex de IIC Gb
Tabel 9-2: Draadmaten aansluitwartels
Schroefdraad Merkteken
M20 x 1,5 M20
½ - 14 NPT ½ NPT
Tabel 9-3: Draadmaten draadadapter
Uitwendige schroefdraad Merkteken
M20 x 1,5 – 6g M20
½ - 14 NPT ½ - 14 NPT
¾ - 14 NPT ¾ - 14 NPT
Inwendige schroefdraad Merkteken
M20 x 1,5 – 6H M20
½ - 14 NPT ½ - 14 NPT
G1/2 G1/2
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de draadadapter of blindstop wordt gebruikt met een behuizing van het beschermingstype verhoogde veiligheid “e”, moet de draad in de ingang goed worden afgedicht om de beschermingsgraad (IP­classificatie) van de behuizing te behouden. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
2. Voor de blindstop mag geen adapter worden gebruikt.
Snelstartgids 49
3. Het draadtype van de blindstop en draadadapter moet NPT of metrisch zijn. G½-draad is alleen toegestaan op bestaande (oude) apparatuurinstallaties.

9.21 Installatietekeningen

Figuur 9-1: 9240030-936 - Systeemcontroletekening voor installatie op gevaarlijke locaties van intrinsiek veilig apparaat met FM-goedkeuring
Snelstartgids 51
Figuur 9-2: 9240030-937 - Installatietekening voor gevaarlijke locaties van intrinsiek veilig apparaat met CSA-goedkeuring
Figuur 9-3: D9240030-938 - Installatietekening voor installatie op gevaarlijke locaties van apparaat met ATEX- en IECEx-goedkeuring voor intrinsieke veiligheid
Snelstartgids 53
Figuur 9-4: 9240031-957 - Installatietekening Exn

9.22 EU-verklaring van overeenstemming

Figuur 9-5: EU-verklaring van overeenstemming
Snelstartgids 55
Snelstartgids 57
Snelstartgids 59
Snelstartgids 61
Snelstartgids 63
Internationaal hoofdkantoor
Emerson Automation Solutions 6021 Innovation Blvd. Shakopee, MN 55379, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
*00825-0111-4530*
Snelstartgids
00825-0111-4530, Rev. HA
Februari 2019
Regionaal kantoor Europa
Emerson Automation Solutions Europe GmbH Neuhofstrasse 19a Postfach 1046 CH 6340 Baar Zwitserland
+41 (0) 41 768 6111 +41 (0) 41 768 6300 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Azië/Pacific
Emerson Automation Solutions 1 Pandan Crescent Singapore 128461
+65 6777 8211 +65 6777 0947 Enquiries@AP.Emerson.com
Emerson Automation Solutions bv
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland
(31) 70 413 66 66 (31) 70 390 68 15 info.nl@emerson.com
www.emersonprocess.nl
Linkedin.com/company/Emerson-
Automation-Solutions
Twitter.com/Rosemount_News Facebook.com/Rosemount Youtube.com/user/
RosemountMeasurement
Regionaal kantoor Midden-Oosten en Afrika
Emerson Automation Solutions Emerson FZE P.O. Box 17033 Jebel Ali Free Zone - South 2 Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
+971 4 8118100 +971 4 8865465 RFQ.RMTMEA@Emerson.com
Emerson Automation Solutions nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België
(32) 2 716 77 11 (32) 2 725 83 00
www.emersonprocess.be
©
2019 Emerson. Alle rechten voorbehouden.
De verkoopvoorwaarden van Emerson zijn op verzoek verkrijgbaar. Het Emerson-logo is een handelsmerk en dienstmerk van Emerson Electric Co. Rosemount is een merk van een van de bedrijven van de Emerson-groep. Alle overige merken zijn eigendom van de betreffende merkhouders.
Loading...