Rosemount Snelstartgids: Niveau- en interfacetransmitter met geleideradar, met hoge prestaties Manuals & Guides [nl]

Snelstartgids
00825-0111-4530, Rev HA
Februari 2019
Rosemount™ 5300 niveautransmitter
Golfgeleide radar
Inhoudsopgave
Controleer of het systeem gebruiksklaar is (alleen HART®)........................................................... 6

1 Over deze gids

Deze snelstartgids bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 5300­niveautransmitter. Zie de naslaghandleiding voor de Rosemount 5300 voor nadere instructies. De handleiding en deze gids zijn tevens in elektronische vorm beschikbaar op Emerson.com/Rosemount.
Snelstartgids 3
WAARSCHUWING
Als u deze installatie- en onderhoudsrichtlijnen niet aanhoudt, kan overlijden of ernstig letsel het gevolg zijn.
Zorg dat de transmitter volgens de geldende regelgeving wordt
geïnstalleerd door daartoe bevoegd personeel.
Gebruik de apparatuur uitsluitend zoals aangegeven in deze
snelstartgids en de naslaghandleiding. Als u dit niet doet, zal de apparatuur mogelijk minder bescherming bieden.
Vervanging door niet-erkende onderdelen kan veiligheidsrisico’s
opleveren. Reparatie (bijv. vervanging van onderdelen e.d.) kan eveneens veiligheidsrisico's opleveren en is onder geen beding toegestaan.
Explosies kunnen overlijden of ernstig letsel veroorzaken.
Controleer of de bedrijfsatmosfeer van de transmitter overeenstemt met
de desbetreffende certificeringen voor explosiegevaarlijke omgevingen.
Verbreek de elektrische verbinding voordat u
onderhoudswerkzaamheden verricht, om ontsteking van een ontvlambare of brandbare atmosfeer te voorkomen.
Controleer voordat u een manuele veldcommunicator aansluit in een
explosiegevaarlijke atmosfeer of de instrumenten zijn geïnstalleerd volgens methoden voor intrinsiek veilige en niet-vonkende veldbedrading.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die
speciaal is ontworpen om af te dichten in combinatie met de bijbehorende flensadapter.
Elektrische schokken kunnen overlijden of ernstig letsel veroorzaken.
Vermijd contact met de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen
onder hoge spanning staan, wat elektrische schokken kan veroorzaken.
Controleer of de hoofdvoeding naar de transmitter is uitgeschakeld en
de leidingen naar een eventuele andere externe voeding zijn losgekoppeld of niet stroomvoerend zijn terwijl u de transmitter aansluit.
Aard het instrument op niet-metalen tanks (bijv. tanks van glasvezel) om
accumulatie van elektrostatische lading te voorkomen.
WAARSCHUWING
Sondes met niet-geleidende oppervlakken
Sondes die bedekt zijn met kunststof en/of met kunststofschoepen
kunnen een elektrostatische lading opwekken die onder bepaalde extreme omstandigheden ontstekingsgevaar kan opleveren. Tref daarom, als de sonde wordt gebruikt in een explosiegevaarlijke atmosfeer, de juiste maatregelen om elektrostatische ontlading te voorkomen.
Elimineer het risico van elektrostatische ontlading voordat u de transmitterkop van de sonde haalt.
Sondes kunnen een elektrostatische lading opwekken die onder extreme
omstandigheden ontstekingsgevaar kan opleveren. Bij installatie- of onderhoudswerkzaamheden van welke aard ook in een potentieel explosiegevaarlijke atmosfeer dient de verantwoordelijke persoon ervoor te zorgen dat alle risico’s van elektrostatische ontlading (ESD) worden uitgesloten voordat wordt gepoogd de sonde van de transmitterkop af te halen.
Snelstartgids 5
2 Controleer of het systeem gebruiksklaar is
(alleen HART®)
2.1 Controleer of het systeem kan werken met de HART®­revisie
Controleer als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of middelenbeheer gebruikt eerst of deze systemen met HART kunnen worden gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen kunnen communiceren volgens het protocol van HART-revisie 7.
Transmitters met firmwareversie 2F0 of later kunnen worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.

2.2 Controleer of de device driver juist is

Procedure
Controleer voor een goede communicatie of de allernieuwste Device
Driver (DD/DTM™) op uw systemen is geladen. Zie Tabel 2-1.
Download de meest recente Device Driver van Emerson.com/
DeviceInstallKits.
Tabel 2-1: Instrumentrevisies en bestanden Rosemount 5300
Firmwareversie
2F0 of later 7 4
2A2 - 2E0 5 3
(1)
Zoek de device driver
HART® universele revisie
5 3
Device Revision
(2)
(1) De firmwareversie staat vermeld op het label op de transmitterkop,
bijvoorbeeld "SW 2E0", of kan worden gevonden in Rosemount Radar Master (Selecteer Device Properties (instrument) > (eigenschappen)).
(2) De device revision (instrumentrevisie) staat vermeld op het etiket op de
transmitterkop, bijv. HART Dev Rev 4.

2.3 Overschakelen naar een andere HART®-revisie

Als het instrument voor HART-configuratie niet kan communiceren met HART-revisie 7, laadt het instrument een generiek menu met beperkte functies. Zo wijzigt u vanuit het generieke menu de instelling voor de HART­revisie:
Procedure
1. Zoek het veld “Message” (bericht) op.
2. Voer in het veld Message (bericht) HART5 of HART7 in, gevolgd door 27 spaties.
Snelstartgids 7
$
&
%

3 Monteer de transmitter op de tank

Raadpleeg voor flexibele sondes met enkele draad besteld met niet­gemonteerd gewicht (optiecode WU) het onderdeel Sondelengte aanpassen voordat u de transmitter monteert.
3.1 Tankaansluiting met schroefdraad/flens/Tri-Clamp
Procedure
1. Dicht de schroefdraadverbindingen af en bescherm ze.
Uitsluitend voor tankverbinding met NPT-schroefdraad.
Gebruik antivastlooppasta of PTFE-tape volgens de ter plaatse geldende procedures.
2. Installeer het instrument op de tank.
®
A. NPT B. Flens C. Pakking
&&
$%
Aanhaalmoment 40 Nm (355 lb-in)
A. Tri-Clamp B. BSP/G C. Pakking
3. (Optioneel) Pas de montagerichting van het display aan.
4. Haal de moer aan.
Snelstartgids 9
$
Aanhaalmoment 40 Nm (355 lb-in)

3.2 Externe behuizing installeren

Procedure
1. Verwijder de transmitter voorzichtig.
2. Monteer de sonde op de tank.
A. Pakking
3. Monteer de externe verbinding op de sonde.
4X
$
%
3X
Aanhaalmoment 40 Nm (355 lb-in)
4. Monteer de beugel op de pijp.
A. Horizontale pijp B. Verticale pijp
5. Bevestig de steun van de behuizing.
6. Monteer de transmitterkop.
Snelstartgids 11
4X
$
%
4X
3X

3.3 Beugelmontage

Procedure
1. Monteer de beugel aan de pijp/wand. Op de pijp:
A. Horizontale pijp B. Verticale pijp
Aan de wand:
2. Monteer de transmitter met de sonde op de beugel.
4 Tref voorbereidingen voor de elektrische
aansluitingen

4.1 Kabelwartel/-buis

Gebruik bij explosieveilige/drukvaste installaties uitsluitend kabelwartels of kabelbuisingangen van een gecertificeerd explosieveilig of drukvast type.

4.2 Voedingsspanning (V d.c.)

Goedkeuringstype HART
Geen 16-42,4 9-32 8-30 (max.
Niet-vonkend/ energiebegrensd
Intrinsiek veilig 16–30 9–30 N.v.t.
FISCO N.v.t. 9-17,5 N.v.t.
Explosieveilig/ drukvast
®
16-42,4 9-32 N.v.t.
20-42,4 16-32 8-30 (max.
FOUNDATION Fieldbus
RS-485 met
®
Modbus
nominaal)
nominaal)
Snelstartgids 13
+
­+
­+
-
$
%
&
'
)
(

4.3 4-20 mA/HART® communicatie

4.3.1 Bedradingsschema

Figuur 4-1: Bedradingsschema voor 4-20 mA/HART
A. Handheld communicator B. Goedgekeurde intrinsiek veilige barrière (alleen voor intrinsiek veilige
installaties)
C. HART-modem
D. Stroommeter
E. Belastingsweerstand (≥ 250 Ω) F. Voeding
Opmerking
Rosemount 5300 niveautransmitters met drukvaste/explosieveilige uitgang hebben een ingebouwde barrière; er is geen externe barrière nodig.
®

4.3.2 Belastingslimieten

Voor HART®-communicatie is een kringweerstand van ten minste 250 Ω vereist. De maximale kringweerstand wordt bepaald door het spanningsniveau van de externe voeding, zoals vermeld in de volgende schema's:











$
%
&












$
%
&
Figuur 4-2: Intrinsiek veilige installaties
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Figuur 4-3: Niet-explosiegevaarlijke en niet-vonkende installaties/ installaties met energiebegrenzing
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Snelstartgids 15













$
%
&
Figuur 4-4: Explosieveilige/drukvaste (Ex d) installaties
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Opmerking
Voor de Ex d-behuizing is de grafiek alleen geldig als de belastingsweerstand zich aan de + zijde bevindt en als de – zijde is geaard, anders wordt de belastingsweerstand begrensd tot 435 Ω.
+
-
+
-
+
-
$
%
&
'

4.4 FOUNDATION™ Fieldbus

4.4.1 Bedradingsschema

Figuur 4-5: Bedradingsschema voor FOUNDATION Fieldbus
A. Handheld communicator B. Goedgekeurde intrinsiek veilige barrière (alleen voor intrinsiek veilige
installaties)
C. FOUNDATION Fieldbus modem
D. Voeding
Opmerking
Rosemount 5300 niveautransmitters met drukvaste/explosieveilige uitgang hebben een ingebouwde barrière; er is geen externe barrière nodig.
4.5

RS-485 met Modbus® communicatie

Zie de naslaghandleiding voor de Rosemount 5300 voor details.

4.5.1 Stroomverbruik

< 0,5 W (met HART-adres = 1)
< 1,2 W (incl. vier HART-slaves)
Snelstartgids 17
-
+
$
%
&&
(
)
+
*
'

4.5.2 Bedradingsschema

Figuur 4-6: Bedradingsschema voor RS-485 met Modbus
®
A. “A”-leiding B. “B”-leiding C. 120 Ω
D. RS-485-bus
E. Voeding
F. HART ­G. HART + H. Als de transmitter de laatste op de bus is, moet een afsluitweerstand van
120 Ω worden aangesloten.
Opmerking
Rosemount 5300 niveautransmitters met drukvaste/explosieveilige uitgang
4.6
hebben een ingebouwde barrière; er is geen externe barrière nodig.

Aarding

Zorg voor een aarding (ook de intrinsiek veilige aarde in de ruimte waarin de aansluitklemmen zich bevinden) conform de certificeringen voor gevaarlijke locaties en de plaatselijke en landelijke voorschriften voor elektriciteit.
(1)
Een externe galvanische scheider wordt altijd aanbevolen voor het gebruik van drukvaste/explosieveilige installaties.
(1)
$
%
Opmerking
Aarden van het transmitterhuis via de schroefaansluiting van een kabelbuis kan onvoldoende zijn voor een goede aarding.
Opmerking
In de explosieveilige/drukvaste versie wordt de elektronica geaard via de transmitterbehuizing. Controleer na installatie en inbedrijfstelling dat er geen aardstroom is als gevolg van de grote verschillen in aardpotentiaal binnen de installatie.
Aarding transmitterbehuizing
De effectiefste aardingsmethode voor de transmitterbehuizing is een directe verbinding met de aarde met minimale impedantie (< 1 Ω). Er zijn twee aardschroefaansluitingen (zie Figuur 4-7).
Figuur 4-7: Aardschroeven
A. Schroef voor interne aarding B. Schroef voor externe aarding
Aarding signaalkabelafscherming
Zorg dat de afscherming van de instrumentkabel:
kort wordt afgeknipt en wordt geïsoleerd zodat deze niet tegen de
transmitterbehuizing aankomt;
zonder onderbreking door het hele segment heen is verbonden;
aan de voedingszijde wordt verbonden met een goed aardpunt.
Snelstartgids 19
$
%
%
&&
&
'
Figuur 4-8: Kabelafscherming
A. Afscherming isoleren B. Afstand zo klein mogelijk houden C. Afscherming afknippen en isoleren
D. Afscherming weer verbinden met aardpunt van voeding
Loading...
+ 44 hidden pages