Rosemount magnetische flowmeter 8732EM met elektronica van revisie 4 Manuals & Guides [nl]

Snelstartgids
00825-0111-4444, Rev. AA
Februari 2014
Rosemount magnetische flowmeter 8732EM met elektronica van revisie 4
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Februari 2014
MEDEDELING
Als u deze installatierichtlijnen niet opvolgt, kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn:
De installatie- en onderhoudsinstructies zijn uitsluitend bestemd voor gebruik door
bevoegd personeel. Voer geen andere onderhoudswerkzaamheden uit dan die welke in de gebruiksaanwijzing beschreven staan, tenzij u daartoe bevoegd bent.
Zorg dat de installatie veilig wordt verricht en gepast is voor de gebruiksomgeving. Bij installatie in een explosiegevaarlijke atmosfeer [explosiegevaarlijke omgeving,
geclassificeerde zones of een ‘Ex’-omgeving] moet worden verzekerd dat de certificering en gebruikte installatietechnieken gepast zijn voor de omgeving in kwestie.
Sluit een Rosemount 8732EM-transmitter nooit aan op een sensor die niet van Rosemount
is en die zich in een explosiegevaarlijke atmosfeer bevindt.
Volg de nationale en plaatselijke normen en de normen van de fabriek voor goede aarding van
de transmitter en sensor. Het aardpunt moet gescheiden zijn van de procesreferentieaarde.
Rosemount magnetische flowmeters die met afwijkende lakopties of niet-metallische
labels zijn besteld, kunnen gevoelig zijn voor elektrostatische ontlading. Voorkom elektrostatische ontlading door de flowmeter nooit met een droge doek af te nemen of met oplosmiddelen schoon te maken.
MEDEDELING
De sensorbekleding kan bij transport gemakkelijk beschadigd raken. Steek nooit iets door
de sensor heen om hem op te tillen of als hefboom te gebruiken. Door beschadiging van de bekleding kan de sensor onbruikbaar worden.
Er mogen geen metalen pakkingen of pakkingen met spiraalvorm worden gebruikt, omdat die
het bekledingsoppervlak van de sensor zouden beschadigen. Als er spiraalgewikkelde of metalen pakkingen vereist zijn voor de toepassing, moeten er bekledingsbeschermers worden gebruikt. Als regelmatig verwijderen noodzakelijk is, moeten er voorzorgsmaatregelen worden getroffen ter bescherming van de uiteinden van de bekleding. Vaak worden ter bescherming korte passtukken aangebracht op de uiteinden van de sensor.
Correct aanhalen van de flensbouten is essentieel voor een goede werking en lange
levensduur van de sensor. Alle bouten moeten in de juiste volgorde worden aangehaald tot de voorgeschreven momentwaarde. Als u deze aanwijzingen niet opvolgt, kan ernstige schade aan de bekleding van de sensor ontstaan en moet de sensor misschien vervangen worden.
In situaties waar hoge spanning/sterke stroom aanwezig is vlak bij de meter moet worden
gezorgd voor goede beschermingsmethoden om zwerfspanning/-stroom door de meter te voorkomen. Als de meter niet goed wordt beschermd, kan de transmitter beschadigd raken en de meter defect raken.
Verbreek alle elektrische verbindingen van de sensor en de transmitter voordat u op de
buis last. Voor maximale bescherming van de sensor kunt u overwegen om deze van de leiding te verwijderen.
Inhoudsopgave
Installatie van de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 3
Transport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 6
Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 7
Installatie sensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 9
Aansluiting procesreferentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 17
Bedrading van de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 19
Basisconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 29
Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 33
2
Februari 2014
Stap 1: Installatie van de transmitter
De installatie van de Rosemount magnetische flowmeter omvat zowel gedetailleerde mechanische als elektrische installatieprocedures.
Voordat u de Rosemount 8732EM magnetische flowmetertransmitter installeert, moet u een aantal stappen uitvoeren waardoor het installatieproces vergemakkelijkt wordt:
Ga na welke opties en configuraties voor uw toepassing gelden Bestudeer de mechanische, elektrische en omgevingsvereisten
1.1 Stel de opties en configuraties vast
Voor installatie van de 8732EM zijn doorgaans een voedingsaansluiting, een aansluiting voor de uitgang van 4–20mA en aansluitingen voor de sensorspoel en elektroden vereist. Voor andere toepassingen zijn mogelijk een of meer van de volgende configuraties of opties vereist:
Pulsuitgang Discrete uitgang Discrete ingang HART-multidropconfiguratie
Hardware-schakelaars
De printplaat van de 8732EM heeft door de gebruiker in te stellen hardware­schakelaars. Met deze schakelaars stelt u de alarminstelling, de interne/externe analoge voeding, de interne/externe pulsvoeding en de transmitterbeveiliging in. Bij verzending uit de fabriek zijn deze schakelaars standaard als volgt ingesteld:
Snelstartgids
Alarmmodus Hoog
Interne/externe analoge voeding Interne/externe pulsvoeding
1
1
Transmitterbeveiliging
1. Voor elektronica met intrinsiek veilige analoge en pulsuitgangen moet voor externe voedin g worden gezorgd. In deze configuratie ontbreken deze twee hardware-schakelaars.
Intern Extern
Uit
Meestal hoeven de instellingen van de hardware-schakelaars niet gewijzigd te worden. Volg de in de handleiding van de 8732EM (zie 3.3.5 De instellingen van
de hardwareschakelaars wijzigen) beschreven stappen als de schakelaars wel
versteld moeten worden.
MEDEDELING
Verstel de schakelaars met niet-metalen gereedschap om beschadiging van de schakelaars te voorkomen.
Stel vast welke andere opties en configuraties van toepassing zijn op de installatie. Houd een lijst van deze opties bij om tijdens de installatie- en configuratieprocedure te kunnen raadplegen.
3
Snelstartgids
1/2-14 NPT
LOI-DEKS EL
1/2-14 NPT
78,0
[3,07]
224,0 [8,81]
190,0 [7,49]
164,6 [6,48]
49,0
[1,94]
128
[5,0]
76,2
[3,00]
128
[5,0]
87,0
[3,43]
280,0
[11,02]
130
[10,5]
50,0
[1,97]
164,6 [6,48]
68,8
[2,71]
148,0 [5,82]
MONTAGESCHROE­VEN
Februari 2014
1.2 Aandachtspunten met betrekking tot mechanische vereisten
De montageplaats voor de Rosemount 8732EM-transmitter moet voldoende ruimte bieden voor stevige montage, goede toegang om de transmitterdeksels volledig te kunnen openen, en het LOI scherm gemakkelijk te kunnen aflezen (indien aanwezig).
Voor installaties met een op afstand gemonteerde transmitter (8732EMR wordt een montagebeugel meegeleverd voor gebruik op een leiding van 5,1 cm (2 inch) of een vlakke ondergrond (zie
afbeelding 1).
MEDEDELING
Als de Rosemount 8732EM afzonderlijk van de sensor wordt gemonteerd, gelden mogelijk niet de beperkingen die eventueel van toepassing zijn op de sensor.
Draai de behuizing van de integraal gemonteerde transmitter
De transmitterbehuizing kan in stappen van 90° op de sensor worden gedraaid. U doet dit door de vier montageschroeven aan de onderkant van de behuizing te verwijderen. De behuizing mag niet meer dan 180° in één richting worden gedraaid. Zorg voordat u het geheel vastzet dat de raakoppervlakken schoon zijn, de O-ring goed in de groef ligt en er geen ruimte is tussen de behuizing en de sensor.
Afbeelding 1. Afmetingen Rosemount 8732EM
xxx)
MEDEDELING
*De standaard kabelwartelopeningen zijn 1/2 inch NPT. Als er een andere draadverbinding gewenst is, moeten er verloopstukken worden gebruikt.
4
Februari 2014
1.3 Aandachtspunten met betrekking tot elektriciteit
Bestudeer de nationale, plaatselijke en voor de fabriek geldende vereisten voor elektrische installaties voordat u elektrische aansluitingen op de Rosemount 8732EM maakt. Zorg dat u beschikt over de voeding, kabelwartels en andere accessoires die nodig zijn om aan deze normen te voldoen.
Zowel de op afstand gemonteerde als de integraal gemonteerde Rosemount 8732EM-transmitter vereist externe voeding; er moet dus een geschikte voedingsbron in de buurt zijn.
Tabel 1. Elektrische gegevens
Rosemount 8732EM-flowtransmitter
Voedingsingang 90–250 V a.c., 0,45 A, 40 VA
Pulscircuit Intern gevoed (actief): Uitgang maximaal 12 V d.c., 12,1 mA, 73 mW
4–20mA-uitgangscircuit Intern gevoed (actief): Uitgang maximaal 25 mA, 24 V d.c, 600 mW
Um 250 V
Uitgang spoelversterking 500 mA, max. 40 V, max. 9 W
Ingang spoelversterking 500 mA, max. 40 V, max. 20W
Elektrodecircuit 5 V, 200 mA, 1 mW
12–42 V d.c., 1,2 A, 15 W
Extern gevoed (passief): Ingang maximaal 28 V d.c., 100 mA, 1 W
Extern gevoed (passief): Ingang maximaal 25 mA, 30 V d.c., 750 mW
Rosemount 8705-M- en 8711-M/L-meetbuis
1
Snelstartgids
1. Geleverd door de transmitter
1.4 Aandachtspunten met betrekking tot de omgeving
Vermijd extreme temperaturen en overmatige trilling om ervoor te zorgen dat de transmitter lang meegaat. Typische probleemgebieden:
leidingen met sterke vibratie met integraal gemonteerde transmitters installaties in de tropen/woestijn in direct zonlicht buiteninstallaties in een zeer koud klimaat
Op afstand gemonteerde transmitters kunnen in de regelkamer worden geïnstalleerd om de elektronica te beschermen tegen de weersomstandigheden, en bieden zo gemakkelijke toegang voor configuratie en onderhoud.
5
Snelstartgids
Sensoren van 12,5 t/m 101,6 mm (0,5 t/m 4 inch)
Sensoren van 127 mm (5 inch) en groter
Stap 2: Transport
Transporteer alle onderdelen voorzichtig om schade te voorkomen. Transporteer het systeem zo mogelijk in de oorspronkelijke verpakkingen naar de installatielocatie. De Rosemount-flowsensoren worden verzonden met beschermdeksels die de bekleding beschermen tegen mechanische schade. Bij sensoren met een bekleding van PTFE voorkomt het deksel tevens de normale vervorming van de bekleding. Verwijder de beschermdeksels pas vlak voor de installatie. Zie
Afbeelding 2. Ondersteuning van de Rosemount 8705-sensor voor transport
Afbeelding 2 voor de juiste hijstechniek.
Februari 2014
6
Februari 2014
5 buisdiameters
2 buisdiameters
Stroom­richting
Stap 3: Montage
3.1 Rechte lengte voor en na de meter
Om te zorgen dat de sensor onder uiteenlopende procesomstandigheden aan de opgegeven nauwkeurigheid blijft voldoen, moet hij worden geïnstalleerd met ten minste vijf rechte buisdiameters voor en ten minste twee rechte buisdiameters na het elektrodevlak (zie
Afbeelding 3. Rechte buisdiameters voor en na de sensor
Er zijn ook installaties met minder rechte pijplengten voor en na de sensor mogelijk. Bij installaties met minder rechte pijplengten zal de meter soms niet voldoen aan de absolute nauwkeurigheidsspecificaties. De gemelde flowsnelheden zijn echter ook in dit geval nog steeds sterk reproduceerbaar.
3.2 Stroomrichting
De sensor moet gemonteerd worden met de pijl in de richting van de stroom. Zie
Afbeelding 4.
Afbeelding 3).
Snelstartgids
Afbeelding 4. Pijl stroomrichting
7
Snelstartgids
STROOMRICHTING
STROOM­RICHTING
GOED
FOUT
3.3 Sensorlocatie
De sensor moet worden geïnstalleerd op een plaats waar hij tijdens bedrijf altijd volledig gevuld blijft. Bij een verticale installatie zorgt de opwaartse procesvloeistofstroming dat het doorsnede-oppervlak altijd gevuld is, ongeacht de flowsnelheid. Horizontale installatie is alleen geschikt in lage buisgedeelten die normaliter gevuld zijn.
Afbeelding 5. Stand van de sensor
Februari 2014
3.4 Montagerichting elektroden
De elektroden in de sensor zijn correct gepositioneerd als de twee meetelektroden in de 3-uurs- en 9-uurspositie staan of binnen 45° ten opzichte van het horizontale vlak, zoals links in montagestand waardoor de bovenkant van de sensor op 90° ten opzichte van de verticale positie staat, zoals rechts in Afbeelding 6 afgebeeld.
Afbeelding 6. Montagepositie
8
Afbeelding 6 afgebeeld. Vermijd een
Februari 2014
STROOMRICHTING
DOOR KLANT AANGESCHAFTE PAKKING
AARDINGSRING EN
PAKKING OPTIONEEL
Snelstartgids
Stap 4: Installatie sensor
Sensoren met flens
4.1 Pakkingen
Op elke procesverbinding van de sensor is een pakking vereist. De pakkingen moeten van een materiaal zijn dat compatibel is met de procesvloeistof en de bedrijfsomstandigheden. Aan weerszijden van de aardingsringen is een pakking vereist (zie bekledingsbescherming of een aardelektrode) is slechts één pakking nodig voor elke procesaansluiting.
MEDEDELING
Er mogen geen metalen pakkingen of pakkingen met spiraalvorm worden gebruikt, omdat die het bekledingsoppervlak van de sensor zouden beschadigen. Als er spiraalgewikkelde of metalen pakkingen vereist zijn voor de toepassing, moeten er bekledingsbeschermers worden gebruikt.
Afbeelding 7. Plaatsing van flenspakking
Afbeelding 7). Voor alle andere toepassingen (inclusief sensoren met
9
Snelstartgids
8 bouten
Februari 2014
4.2 Flensbouten
Opmerking
Draai nooit de bouten aan één kant tegelijk vast. Haal beide kanten gelijktijdig aan. Bijvoorbeeld:
1. Voor meter handvast
2. Na meter handvast
3. Voor meter aanhalen
4. Na meter aanhalen Dus niet eerst vóór de meter handvast en meteen aanhalen en vervolgens achter de meter handvast en meteen aanhalen. Als u bij het aanhalen van de bouten niet afwisselt tussen beide kanten, kan de bekleding beschadigd raken.
De aanbevolen momentwaarden voor elke maat sensor en elk type bekleding staan in Tabel 3 voor ASME B16.5-flenzen en in Tabel 4 voor EN-flenzen. Raadpleeg de fabrikant als de flensclassificatie van de sensor in de tabellen ontbreekt. Haal de flensbouten vóór de sensor aan in de volgorde aangegeven in van het aanbevolen aanhaalmoment. Herhaal deze procedure aan de kant achter de sensor. Haal bij sensoren met meer of minder flensbouten de bouten aan in een soortgelijke kruisgewijze volgorde. Herhaal deze aanhaalprocedure stapsgewijs met achtereenvolgens 40%, 60%, 80% en 100% van de aanbevolen momentwaarde.
Als er lekkage optreedt bij de aanbevolen momentwaarde, kunnen de bouten in stappen van 10% verder worden aangehaald totdat de verbindingen niet meer lekken of totdat de gemeten momentwaarde de maximale aanhaalspecificatie van de bouten bereikt. De bescherming van de bekleding in overweging nemende komt de gebruiker vaak tot een ander aanhaalmoment waarbij het lekken ophoudt, door de specifieke combinatie van flenzen, bouten, pakkingen en het voeringsmateriaal van de sensor.
Controleer op lekkage bij de flenzen nadat u de bouten hebt aangehaald. Als u niet de juiste aanhaalmethode gebruikt, kan dat tot ernstige schade leiden. De verbindingen van een sensor moeten 24 uur na de eerste installatie nogmaals worden aangehaald. Na verloop van tijd kan het bekledingsmateriaal van een sensor vervormd raken door de druk.
Afbeelding 8 tot 20%
Afbeelding 8. Aanhaalvolgorde flensbouten
10
Februari 2014
Bepaal vóór installatie waarmee de flowsensor is bekleed om er zeker van te zijn dat de juiste momentwaarden worden gebruikt.
Tabel 2. Materiaal bekleding
Snelstartgids
Bekleding van fluorpolymeer
T - PTFE P - Polyurethaan
F - ETFE N - Neopreen
A - PFA L - Linatex
Overige bekledingsmaterialen
D - Polyurethaan voor extreme
omstandigheden
Tabel 3. Aanbevolen momentwaarden flensbouten voor Rosemount 8705
(ASME)
Bekleding van fluorpolymeer Overige bekledingsmaterialen
Maat-
code
Leidingmaat
005 15 mm (0,5 inch) 8 8 - -
010 25 mm (1 inch) 8 12 - -
015 40 mm (1,5 inch) 13 25 7 18
020 50 mm (2 inch) 19 17 14 11
025 65 mm (2,5 inch) 22 24 17 16
030 80 mm (3 inch) 34 35 23 23
040 100 mm (4 inch) 26 50 17 32
050 125 mm (5 inch) 36 60 25 35
060 150 mm (6 inch) 45 50 30 37
080 200 mm (8 inch) 60 82 42 55
100 250 mm (10 inch) 55 80 40 70
120 300 mm (12 inch) 65 125 55 105
140 350 mm (14 inch) 85 110 70 95
160 400 mm (16 inch) 85 160 65 140
180 450 mm (18 inch) 120 170 95 150
200 500 mm (20 inch) 110 175 90 150
240 600 mm (24 inch) 165 280 140 250
1
300
750 mm (30 inch) 195 415 165 375
3601900 mm (36 inch) 280 575 245 525
Klasse 150
(pound-foot)
Klasse 300
(pound-foot)
Klasse 150
(pound-foot)
Klasse 300
(pound-foot)
1. De momentwaarden gelden voor ASME- en AWWA-flenzen.
11
Snelstartgids
Tabel 4. Moment- en belastingsspecificaties flensbouten 8705 (EN 1092-1)
Bekleding van fluorpolymeer
Maat-
code
005
010
015
020
025
030
040
050
060
080
100
120
140
160
180
200
240
Leidingmaat
15 mm
(0,5 inch)
25 mm
(1 inch)
40 mm
(1,5 inch)
50 mm (2 inch)
2,5 inch
(65 mm)
80 mm (3 inch)
100 mm
(4 inch)
125 mm
(5,0 inch)
150mm
(6 inch)
200 mm
(8 inch)
250 mm (10 inch)
300 mm (12 inch)
350 mm (14 inch)
400 mm (16 inch)
450 mm (18 inch)
500 mm (20 inch)
600 mm (24 inch)
PN 10 PN 16 PN 25 PN 40
(newtonmeter) (newtonmeter) (newtonmeter) (newtonmeter)
50 70
70 100
90 130
130 90 130 170
100 130 19 0 250
120 170 19 0 270
160 220 32 0 410
220 280 41 0 610
190 340 33 0 420
230 380 44 0 520
290 570 59 0 850
Februari 2014
10
20
50
60
50
50
12
Februari 2014
Tabel 4. (vervolg) Moment- en belastingsspecificaties flensbouten 8705
(EN 1092-1)
Overige bekledingsmaterialen
Maat-
code
010
015
020
025
030
040
050
060
080
100
120
140
160
180
200
240
Leidingmaat
25 mm (1 inch)
40 mm
(1,5 inch)
50 mm (2 inch)
65 mm
(2,5 inch)
80 mm (3 inch)
100 mm
(4 inch)
125 mm
(5,0 inch)
150 mm
(6 inch)
200 mm
(8 inch)
250 mm (10 inch)
300 mm (12 inch)
350 mm (14 inch)
400 mm (16 inch)
450 mm (18 inch)
500 mm (20 inch)
600 mm (24 inch)
PN 10 PN 16 PN 25 PN 40
(newtonmeter) (newtonmeter) (newtonmeter) (newtonm eter)
40 50
50 70
60 90
90 60 90 110
70 80 130 170
80 110 130 180
110 150 210 280
150 190 280 410
130 230 220 280
150 260 300 350
200 380 390 560
Snelstartgids
20
30
40
35
30
13
Snelstartgids
AARDINGSRING
(OPTIONEEL)
TAPEINDEN, MOEREN EN RINGEN VOOR INSTALLATIE (OPTIONEEL)
AFSTANDHOUDER
VOOR UITLIJNING
FLENSLOZE PAKKING
DOOR KLANT AANGESCHAFTE PAKKING
DOOR KLANT AANGESCHAFTE PAKKING
Installatie van afstandhouders
Horizontale meters
Verticale meters
O-RING
STROOMRICHTING
Februari 2014
Flensloze sensoren
4.3 Pakkingen
Op elke procesverbinding van de sensor is een pakking vereist. De pakkingen moeten van een materiaal zijn dat compatibel is met de procesvloeistof en de bedrijfsomstandigheden. Aan weerszijden van de aardingsring is een pakking vereist. Zie
MEDEDELING
Er mogen geen metalen pakkingen of pakkingen met spiraalvorm worden gebruikt, omdat die het bekledingsoppervlak van de sensor zouden beschadigen.
Afbeelding 9. Plaatsing pakkingen flensloze sensoren
Afbeelding 9 hieronder.
4.4 Uitlijning
1. Rosemount schrijft bij leidingmaten van 40 t/m 200 mm (1,5 t/m 8 inch) de installatie van uitlijnafstandhouders voor om de flensloze sensor goed tussen de procesflenzen te centreren.
2. Steek de tapeinden voor de onderkant van de sensor tussen de pijpflenzen en centreer de afstandhouder voor uitlijning midden op het tapeind. Zie
Afbeelding 9 voor de locaties van de boutgaten die worden aanbevolen voor
de meegeleverde afstandhouders. De specificaties voor de tapeinden vindt u in Tabel 5.
3. Plaats de sensor tussen de flenzen. Zorg dat de uitlijnafstandhouders goed op de tapeinden zijn gecentreerd. Schuif bij installaties met verticale flow de O-ring over het tapeind om de afstandhouder op zijn plaats te houden. Zie
Afbeelding 9. Zorg dat de afstandhouders passend zijn voor de flensmaat en
de classificatie van de procesflenzen. Zie Tabel 6.
4. Breng de overige tapeinden, ringen en moeren aan.
5. Haal aan tot de momentspecificaties in Tabel 7. Haal de bouten niet te strak aan, anders kan de bekleding beschadigd raken.
14
Februari 2014
Tabel 5. Specificaties tapeinden
Nominale sensormaat Specificaties tapeinden
40 – 200 mm (1,5 – 8 inch) CS, ASTM A193, Grade B7 gemonteerde draadtapeinden
Tabel 6. Tabel Rosemount-uitlijnafstandhouders
Tabel Rosemount-uitlijnafstandhouders
Leidingmaat
Dash-nr.
0A15 40 1,5 JIS 10K-20K
0A20 50 2 JIS 10K-20K
0A30 80 3 JIS 10K
0B15 40 1,5 JIS 40K
AA15 40 1,5 ASME - 150 lb.
AA20 50 2 ASME - 150 lb.
AA30 80 3 ASME - 150 lb.
AA40 100 4 ASME - 150 lb.
AA60 150 6 ASME - 150 lb.
AA80 200 8 ASME - 150 lb.
AB15 40 1,5 ASME - 300 lb.
AB20 50 2 ASME - 300 lb.
AB30 80 3 ASME - 300 lb.
AB40 100 4 ASME - 300 lb.
AB60 150 6 ASME - 300 lb.
AB80 200 8 ASME - 300 lb.
AB15 40 1,5 ASME - 300 lb.
AB20 50 2 ASME - 300 lb.
AB30 80 3 ASME - 300 lb.
AB40 100 4 ASME - 300 lb.
AB60 150 6 ASME - 300 lb.
AB80 200 8 ASME - 300 lb.
Snelstartgids
Flensclassificatie(mm) (inch)
15
Snelstartgids
Tabel 6. (vervolg) Tabel Rosemount-uitlijnafstandhouders
Dash-nr.
DB40 100 4 EN 1092-1 – PN 10/16
DB60 150 6 EN 1092-1 – PN 10/16
DB80 200 8 EN 1092-1 – PN 10/16
DC80 200 8 EN 1092-1 – PN 25
DD15 40 1,5 EN 1092-1 – PN 10/16/25/40
DD20 50 2 EN 1092-1 – PN 10/16/25/40
DD30 80 3 EN 1092-1 – PN 10/16/25/40
DD40 100 4 EN 1092-1 – PN 25/40
DD60 150 6 EN 1092-1 – PN 25/40
DD80 200 8 EN 1092-1 – PN40
RA80 200 8 AS40871-PN16
RC20 50 2 AS40871-PN21/35
RC30 80 3 AS40871-PN21/35
RC40 100 4 AS40871-PN21/35
RC60 150 6 AS40871-PN21/35
RC80 200 8 AS40871-PN21/35
Leidingmaat
Flensclassificatie(mm) (inch)
Vermeld bij het bestellen van een set uitlijnafstandhouders (met 3 afstandhouders) onderdeelnummer 08711-3211-xxxx en het bovenstaande dash-nummer.
Februari 2014
4.5 Flensbouten
Voor flensloze sensoren zijn tapeinden vereist. Zie Afbeelding 8 op pagina 10 voor de aanhaalvolgorde. Controleer altijd op lekkage bij de flenzen nadat u de flensbouten hebt aangehaald. De verbindingen van elke sensor moeten 24 uur na de eerste keer aanhalen van de flensbouten nogmaals worden aangehaald.
Tabel 7. Aanhaalspecificaties Rosemount 8711
Maatcode Leidingmaat Pound-foot Newtonmeter
015 40 mm (1,5 inch) 15 20
020 50 mm (2 inch) 25 34
030 80 mm (3 inch) 40 54
040 100 mm (4 inch) 30 41
060 150 mm (6 inch) 50 68
080 200 mm (8 inch) 70 95
16
Februari 2014
AARDINGSRINGEN OF BEKLEDINGSBESCHERMINGEN
Snelstartgids
Stap 5: Aansluiting procesreferentie
In afbeelding 10 t/m 13 staan uitsluitend de aansluitingen voor de procesreferentie
weergegeven. Ook de veiligheidsaarde maakt deel uit van de installatie, maar deze is niet afgebeeld. Volg voor de veiligheidsaarde de nationale, plaatselijke en fabrieksvoorschriften voor elektrische installaties.
Raadpleeg
installatie is vereist.
Tabel 8. Installatie procesreferentie
Geleidende buis zonder
Geleidende buis met
Niet-geleidende buis
* Voor de procesreferentie zijn geen aardingsring, referentie-elektrode of bekledingsbeschermers
vereist. Aardingsbanden (zie afbeelding 10) zijn voldoende.
Opmerking
Voor grotere leidingmaten kan de aardingsband tegen de sensor bij de flens aan komen te liggen.
Tabel 8 om te bepalen welke procesreferentieoptie voor een juiste
Opties procesreferentie
Type buis Aardingsbanden Aardingsringen
binnenbekleding
binnenbekleding
Zie afbeelding 10 Zie afbeelding 11*Zie afbeelding 13* Zie afbeelding 11
Onvoldoende
aarding
Onvoldoende
aarding
Zie afbeelding 11 Zie afbeelding 10 Zie afbeelding 11
Zie afbeelding 12 Niet aanbevolen Zie afbeelding 12
Referent ie-
elektrode
Bekledingsbe-
schermingen
*
Afbeelding 10. Aardingsbanden in geleidende buizen zonder binnenbekleding
of referentie-elektrode in buis met binnenbekleding
Afbeelding 11. Aarding met aardingsringen of bekledingsbeschermingen in
geleidende buis
17
Snelstartgids
AARDINGSRINGEN OF BEKLEDINGSBESCHERMINGEN
Afbeelding 12. Aarding met aardingsringen of bekledingsbeschermingen in
niet-geleidende buis
Afbeelding 13. Aarding met referentie-elektrode in geleidende buis zonder
binnenbekleding
Februari 2014
18
Februari 2014
Stap 6: Bedrading van de transmitter
In deze paragraaf over bedrading worden de verbindingen tussen de transmitter en de sensor, de 4–20mA-uitgang en de voeding van de transmitter beschreven. Volg de informatie over kabelgoten, kabelvereisten en loskoppelingsvereisten in de onderstaande paragrafen.
Zie voor bedradingsschema’s voor de sensor tekening 08732-1504 op pagina 33–34. Zie voor door FM gecertificeerde explosiegevaarlijke locaties installatietekening
08732-2062 op pagina 35–39.
6.1 Kabelkwartelsopeningen en aansluitingen
De standaard openingen voor de transmitter en sensor zijn 1/2 inch NPT. Met apparaten die met M20-openingen zijn besteld, worden draadverloopstukken meegeleverd. Bij het maken van deze openingen moeten de landelijke of plaatselijke elektriciteitsvoorschriften of die van de fabriek worden gevolgd. Ongebruikte openingen moeten met de juiste gecertificeerde pluggen worden afgesloten. Voor sensorinstallaties waarin beveiliging van klasse IP68 gewenst is, moeten de kabelwartels en pluggen de classificatie IP68 hebben. De plastic verzendpluggen bieden geen bescherming tegen het binnendringen van vloeistoffen.
6.2 Vereisten voor kabelgoten
Bij installaties met een intrinsiek veilig elektrodecircuit is een afzonderlijke
kabelgoot voor de spoelkabel en de elektrodekabel vereist. Zie tekening 08732-2062 op pagina 35-39.
Bij installaties met een elektrodecircuit dat niet intrinsiek veilig is of bij gebruik
van de combinatiekabel mag enkel een speciale kabelgoot voor de spoelaandrijvings- en elektrodenkabel tussen de sensor en de externe transmitter worden gebruikt. Bundeling van kabels van andere apparatuur in dezelfde kabelgoot zal hoogstwaarschijnlijk storing en ruis in het systeem veroorzaken. Zie
De elektrodenkabels mogen niet gelijk oplopen met en niet door dezelfde
kabelgoot lopen als de voedingskabels.
De uitgangskabels mogen niet naast voedingskabels worden gelegd. Selecteer een kabelgoot van voldoende grootte om de kabels naar de
flowmeter te leiden.
afbeelding 14.
Snelstartgids
19
Snelstartgids
ELEKTRODE
SPOEL
UITGANG
UITGANG
VOEDI NG
IMS-kabel 08732-0179-0003
Socket module
08732-CSKT-0001
Afbeelding 14. Aanbevolen methode voor gereedmaken van de kabelgoot
6.3 Aansluiten van de sensor op de transmitter
Geïntegreerd gemonteerde transmitters
Geïntegreerd gemonteerde transmitters die met een sensor zijn besteld, worden gemonteerd verzonden en in de fabriek met een verbindingskabel bedraad. (Zie Afbeelding 15). Hiervoor mag alleen de door Emerson Process Management geleverde socket module of IMS-kabel worden gebruikt.
Voor vervangende transmitters kan de verbindingskabel uit de oorspronkelijke constructie worden gebruikt. Er zijn vervangende kabels verkrijgbaar.
Februari 2014
20
Afbeelding 15. Verbindingskabels
Op afstand gemonteerde transmitters
Er zijn kabelsets verkrijgbaar met kabels voor de afzonderlijke componenten, of met een combinatiekabel voor de spoel en elektrode. Kabels voor externe montage kunnen direct bij Rosemount worden besteld, onder vermelding van de setnummers in voor gelijkwaardige Alpha-kabels vermeld. Vermeld bij het bestellen van kabel de lengte als het gewenste aantal. De componentkabels moeten even lang zijn.
Bijvoorbeeld: 7,6 m (25 ft.) = aantal (25) 08732-0065-0001
Tabel 9. Er worden als alternatief tevens onderdeelnummers
Februari 2014
Snelstartgids
Tabel 9. Kabelsets
Component kabelsets
Standaardtemperatuur (-20 °C tot 75 °C)
Nummer kabelset Afzonderlijk Ond.-nr. Alpha
08732-0065-0001
(ft.)
08732-0065-0002
(m)
08732-0065-0003
(ft.)
08732-0065-0004
(meter)
Nummer kabelset Afzonderlijk
08732-0065-1001
(ft.)
08732-0065-1002
(meter)
08732-0065-1003
(ft.)
08732-0065-1004
(meter)
Set, componentkabels, std.-temp spoel + elektrode
Set, componentkabels, std.-temp spoel + elektrode
Set, componentkabels, std.-temp. spoel + I.S. elektrode
Set, componentkabels, std.-temp. spoel + I.S. elektrode
Extreme temperatuur (-50 °C tot 125 °C)
Set, componentkabels, spoel + elektrode voor ext. temp.
Set, componentkabels, spoel + elektrode voor ext. temp.
Set, componentkabels, spoel voor ext. temp + I.S. elektrode
Set, componentkabels, spoel voor ext. temp + I.S. elektrode
Spoel
Elektrode
Spoel
Elektrode
Intrinsiek veilige blauwe elektrode
Intrinsiek veilige blauwe elektrode
Intrinsiek veilige blauwe elektrode
Intrinsiek veilige blauwe elektrode
Spoel
Spoel
Spoel
Elektrode
Spoel
Elektrode
Spoel
Spoel
518243 518245
518243 518245
518243 518244
518243 518244
Ond.-nr. Alpha
840310 518189
840310 518189
840310 840309
840310 840309
Combinatiekabelsets
Spoel-/elektrodenkabel (-20 °C tot 80 °C)
Nummer kabelset
08732-0065-2001
(ft.)
08732-0065-2002
(meter)
08732-0065-3001
(ft.)
08732-0065-3002
(meter)
Set, combinatiekabel,
standaard
Set, combinatiekabel,
geschikt voor
onderdompeling
°C droog/60 °C nat)
(80
(10 m [33 ft.] continu)
21
Snelstartgids
SPOELAAND
RIJVING
ELEKTRODE
3
2
1
OVERLAP-
PENDE
FOLIEAF-
SCHERMING
BUITEN­MANTEL
AARDDRAAD
GETWIST
GESLAGEN
GEÏSOLEERD
20 AWG
GELEIDERS
OVERLAPPENDE
FOLIEAFSCHER-
MING
BUITEN­MANTEL
AARDDRAAD
17
18
19
GETWIST
GESLAGEN
GEÏSOLEERD
14 AWG
GELEIDERS
NR. KLEUR
1 ROOD 2 BLAUW
3 AARDDRAAD 17 ZWART 18 GEEL 19 WIT
3
17
19
18
17
ELEKTRODE
AFSCHERMING-
AARDDRAAD
OVERLAPPENDE
FOLIEAFSCHERMING
BUITEN-
MANTEL
1
2
NR. KLEUR
1 ROOD 2 BLAUW
3 AARDDRAAD 17 REFERENTIE 18 GEEL 19 WIT
- AARDDRAAD
Kabelvereisten
Er moet kabel met afgeschermde getwiste paren of drie aders worden gebruikt. Zie
Afbeelding 16 voor installaties met afzonderlijke kabels voor de
spoelaandrijving en de elektroden. De kabels mogen niet langer zijn dan 152 m (500 ft.). Raadpleeg de fabrikant voor informatie over gebruik van kabel met een lengte van meer dan 152–304 m (500–1000 ft.). Beide kabels moeten even lang zijn.
Afbeelding 17 voor installaties met combinatiekabels voor de
Zie spoelaandrijving en de elektroden. De combinatiekabels mogen niet langer zijn dan 100 m (330 ft.).
Afbeelding 16. Afzonderlijke componentkabels
Februari 2014
Afbeelding 17. Combinatie spoel- en elektrodenkabel
22
Februari 2014
WAARSCHUWING
Combinatie
Component
Spoel
Elektrode
Sensor
Tra ns mit te r
Gereedmaken van de kabel
Verwijder bij het bewerken van alle draadaansluitingen alleen de isolatie die verwijderd moet worden om de draad geheel onder de klemaansluiting te laten passen. Bewerk de uiteinden van de spoelaandrijvings- en elektrodekabels zoals afgebeeld in
Afbeelding 18
bij zowel de spoelaandrijvings- als de signaalkabel. Niet-afgeschermde delen van de geleider moeten geïsoleerd worden. Als er te veel isolatiemateriaal wordt verwijderd, kan dat leiden tot ongewenste kortsluiting op de transmitterbehuizing of andere draadaansluitingen. Als geleiders over langere afstanden niet zijn afgeschermd of de kabelafscherming niet goed wordt aangesloten, kan dat het apparaat blootstellen aan elektrische ruis, waardoor de gemeten waarden onstabiel worden.
Afbeelding 18. Kabeluiteinden
. Laat maximaal 2,54 cm (1 inch) onafgeschermde draad blootliggen
Snelstartgids
Gevaar van elektrische schokken
Er bestaat gevaar van elektrische schokken tussen aansluitklem 1 en 2 (40 V) op de externe aansluitkast.
Explosiegevaar
De elektrode wordt aan het procesmedium blootgesteld. Gebruik uitsluitend geschikte transmitters en goedgekeurde installatiemethoden.
Gebruik bij een procestemperatuur van meer dan 140 °C (284 °F) een draad die geschikt is voor 125 °C (257 °F).
Afbeelding 19. Aanzichten externe aansluitkast
Zie voor complete bedradingsschema’s voor de sensor installatietekening 08732-1504.
23
Snelstartgids
6.4 Aansluitingen op aansluitklemmenblok 8732EM
Verwijder het achterpaneel van de transmitter om toegang tot het aansluitklemmenblok te verkrijgen. Zie de aansluitklemmen. Raadpleeg de complete producthandleiding voor het aansluiten van de pulsuitgang en/of discrete ingang/uitgang. Voor installaties met intrinsiek veilige uitgang moet installatietekening 08732-2062 voor explosiegevaarlijke locaties worden geraadpleegd.
Afbeelding 20. Verbindingen aansluitklemmenblok
Afbeelding 20 voor identificatie van
6.5 Analoge uitgang
Het analoge uitgangssignaal is een 4–20mA-stroomkring. De kring kan intern of extern worden gevoed, via een hardware-schakelaar op de voorkant van de printplaat. Bij levering is de schakelaar ingesteld op de stand voor interne voeding. Voor apparaten met een display moet de LOI worden verwijderd om de schakelaar te verstellen.
Voor een intrinsiek veilige analoge uitgang is kabel met afgeschermde getwiste aders vereist.
Voor HART-communicatie is een weerstand van ten minste 250 ohm vereist. Gebruik van kabel met afzonderlijk afgeschermde getwiste aderparen wordt aanbevolen. De minimale koperdoorsnede voor de geleiders is 0,51 mm (24 AWG) voor kabellengten van minder dan 1500 m (5000 ft.) en 0,81 mm (20 AWG) voor grotere afstanden.
Februari 2014
24
Februari 2014
— 4—20 mA + 4—20 mA
Voed ing
Snelstartgids
Interne voeding
Het analoge signaal van 4–20 mA is een 24 V d.c. actieve uitgang. De maximaal toegestane kringweerstand is 500 ohm. Aansluitklem 1 (+) en aansluitklem 2 (–). Zie
Afbeelding 21.
Afbeelding 21. Analoge bedrading — interne voeding
MEDEDELING
De polariteit van de aansluitklemmen voor de analoge uitgang wordt tussen interne en externe voeding omgekeerd.
Externe voeding
Het 4–20 mA analoge signaal is passief en moet via een externe bron worden gevoed. De spanning op de aansluitklemmen van de transmitter moet 10,8–30 V d.c. bedragen.
Aansluitklem 1 (–) en aansluitklem 2 (+). Zie
Afbeelding 22. Analoge bedrading — externe voeding
Afbeelding 22.
25
Snelstartgids
Voeding (volt)
Belasting (ohm)
Bedrijfs-
bereik
600
0
10,8
30
Voed ing (vo lt)
Voedingsstroom (ampère)
1,2 1,1 1,0 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2
Belastingsbeperkingen analoge kring
De maximale kringweerstand wordt bepaald door het spanningsniveau van de externe voeding, zoals beschreven in
Afbeelding 23.
Afbeelding 23. Belastingsbeperkingen analoge kring
= 31,25 (Vps – 10,8)
R
max
Vps = Voedingsspanning (volt) R
= Maximale kringweerstand (ohm)
max
6.6 Transmittervoeding
De Rosemount 8732EM-transmitter is verkrijgbaar in twee modellen. De wisselspanningsversie van de transmitter dient voor gebruik met een voeding van 90–250 V a.c. (50/60 Hz). De gelijkspanningsversie van de transmitter dient voor gebruik met een voeding van 12–42 V d.c. Zorg voordat u de spanning aansluit op de Rosemount 8732EM dat u over de juiste voeding, kabelkwartels en andere accessoires beschikt. Bedraad de transmitter volgens de nationale, plaatselijke en fabrieksvoorschriften voor de voedingsspanning. Zie
Afbeelding 25.
Afbeelding 24 of
Februari 2014
Afbeelding 24. Vereisten gelijkspanningsvoeding
De maximale inschakelstroom bij een voedingsspannning van 42 V d.c. is 42 A en duurt circa 1 ms
26
Februari 2014
Voedingsspanning (V a.c.)
Voedingsstroom (ampère)
0,22
0,20 0,18 0,16
0,14
0,12
0,24
Voedingsstroom (ampère)
Voedingsspanning (V a.c.)
Schijnbaar vermogen (VA)
Schijnbaar vermogen (VA)
De inschakelstroom voor andere voedingsspanningswaarden kan worden geschat volgens de onderstaande formule:
Inschakelstroom (A) = voeding (V) / 1,0
Afbeelding 25. Vereisten voor wisselspanningsvoeding
Snelstartgids
De maximale inschakelstroom bij een voedingsspanning van 250 V a.c. is 35,7 A en duurt circa 1 ms
De inschakelstroom voor andere voedingsspanningswaarden kan worden geschat volgens de onderstaande formule:
Inschakelstroom (A) = voeding (V) / 7,0
Vereisten voedingsdraad
Gebruik draad van 10–18 AWG, geschikt voor gebruik bij de verwachte temperaturen van het apparaat. Gebruik bij 10–14 AWG draad kabelschoenen of andere gepaste aansluitingen. Gebruik voor aansluitingen bij een omgevingstemperatuur van meer dan 50 °C (122 °F) een draad die gespecificeerd is voor 90 °C (194 °F). Voor transmitters op gelijkspanningsvoeding met verlengde kabels moet worden gecontroleerd of er ten minste 12V d.c. beschikbaar is op de aansluitklemmen van de transmitter wanneer het apparaat belast is.
27
Snelstartgids
Stroomverbrekers
Sluit het apparaat aan via een externe stroomverbreker volgens de nationale en plaatselijke voorschriften voor elektrische installaties.
Installatiecategorie
De installatiecategorie voor de 8732EM is (overspannings-) categorie II.
Stroombeveiliging
Op de voedingsleidingen van de Rosemount 8732EM-transmitter moet stroombeveiliging worden aangebracht. Tabel 10 bevat een overzicht van zekeringclassificaties en geschikte zekeringen.
Tabel 10. Zekeringvereisten
Ingangsspanning Zekeringcla ssificatie Geschikte zekering
90–250 V a.c. rms 1 A, 250 V, I2t 1,5 A2s nominaal, snel Bussman AGC-1, Littelfuse 31201.5HXP
12–42 V d.c. 3 A, 250 V, I2t 14 A2s nominaal, snel Bel Fuse 3AG 3-R, Littelfuse 312003P,
Schurter 0034.5135
Voedingsaansluitingen
Zie Afbeelding 20 voor de aansluitingen op het aansluitklemmenblok. Voor transmitter met wisselspanningsvoeding (90–250 V a.c., 50/60 Hz)
Nulleiding van de wisselspanningsvoeding aansluiten op klem 9 (AC N/L2) en
fase op klem 10 (AC/L1).
Voor transmitter met gelijkspanningsvoeding
Min aansluiten op klem 9 (DC –) en plus op klem 10 (DC +). Het stroomverbruik van gelijkspanningsuitvoeringen kan maximaal 1,2 A
bedragen.
Februari 2014
Dekselborgschroef
Bij flowmeters die met een dekselborgschroef worden geleverd, moet de schroef worden aangebracht nadat het instrument is bedraad en opgestart. Volg deze stappen voor het aanbrengen van de dekselborgschroef:
1. Controleer of de dekselborgschroef helemaal in de behuizing is gedraaid.
2. Plaats het deksel van de behuizing en controleer of het deksel dicht tegen de behuizing aanzit.
3. Draai de borgschroef met een inbussleutel van 2,5 mm los totdat hij het transmitterdeksel raakt.
4. Draai de borgschroef nog een halve slag linksom om het deksel vast te zetten.
Opmerking
Door te hard aandraaien kan de schroefdraad defect raken.
5. Verifieer dat het deksel niet kan worden verwijderd.
28
Februari 2014
Stap 7: Basisconfiguratie
Nadat de magnetische flowmeter is geïnstalleerd en de voeding is aangelegd, moeten de basisinstellingen van de transmitter worden geconfigureerd. Deze parameters kunnen worden geconfigureerd met behulp van een plaatselijke gebruiksinterface (LOI) of een HART-communicatieapparaat. De configuratie-instellingen worden in het niet-vluchtige geheugen van de transmitter opgeslagen. geavanceerdere functies zijn opgenomen in de uitvoerige producthandleiding.
Tabel 11 bevat een overzicht van alle parameters. Beschrijvingen van
Basisinstellingen
7.1 Tag (label)
Tag is de snelste en doeltreffendste manier om transmitters te identificeren en van elkaar te onderscheiden. Transmitters kunnen worden gelabeld volgens de vereisten van uw toepassing. Het label kan maximaal acht tekens lang zijn.
7.2 Flow Units (floweenheden) (PV)
Met de variabele floweenheden stelt u in hoe de flow wordt weergegeven. Kies de meeteenheden die passen bij uw specifieke meetbehoeften.
7.3 Line size (Leidingmaat)
De leidingmaat; sensormaat moet worden ingesteld op de maat van de sensor die is aangesloten op de transmitter. De diameter moet in inch worden opgegeven.
Snelstartgids
7.4 URV (Upper Range Value; maximale meetwaarde)
Met de maximale meetwaarde (URV) wordt het 20mA-punt voor de analoge uitgang ingesteld. Deze waarde wordt doorgaans ingesteld op volledige flow. De weergegeven meeteenheden zullen overeenkomen met de meeteenheden die zijn ingesteld onder de parameter ‘units’ (eenheden). De URV kan worden ingesteld op waarden van –12 m/s tot 12 m/s (–39,3 ft./s tot 39,3 ft./s). Het verschil tussen de URV en de LRV moet ten minste 0,3 m/s (1 ft./s) zijn.
7.5 LRV (Lower Range Value) (minimum meetwaarde)
De minimum meetwaarde; LRV bepaalt het 4mA-punt voor de analoge uitgang. Deze waarde wordt doorgaans ingesteld op nulflow. De weergegeven meeteenheden zullen overeenkomen met de meeteenheden die zijn ingesteld onder de parameter ‘units’ (eenheden). De LRV kan worden ingesteld op waarden van –12 m/s tot 12 m/s (–39,3 ft./s tot 39,3 ft./s). Het verschil tussen de URV en de LRV moet ten minste 0,3 m/s (1 ft./s) zijn.
7.6 Calibration number (kalibratienummer)
Het kalibratienummer van de sensor is een nummer van 16 cijfers dat bij kalibratie van de flow in de Rosemount-fabriek wordt gegenereerd; het is voor elke sensor uniek.
29
Snelstartgids
Tabel 11. Sneltoetsen handheld (HART handheld communicator)
Functie HART-sneltoetsen
Process Variables (procesvariabelen) 1, 1 Primary Variable (PV) (primaire variabele) 1, 1, 1 PV Percent of Range (PV % rnge) (percentage bereik PV) 1, 1, 2 PV Analog Output (AO) (PV Loop current) (analoge uitgang PV
[AO] [kringstroom PV]) Totalizer Set-Up (instellingen totaalteller) 1, 1, 4 Totalizer Units (eenheden totaalteller) 1, 1, 4, 1 Gross Total (bruto totaal) 1, 1, 4, 2 Net Total (netto totaal) 1, 1, 4, 3 Reverse Total (totaal omgekeerd) 1, 1, 4, 4 Start Totalizer (totaalteller starten) 1, 1, 4, 5 Stop Totalizer (totaalteller stoppen) 1, 1, 4, 6 Reset Totalizer (totaalteller resetten) 1, 1, 4, 7 Pulse Output (pulsuitgang) 1, 1, 5 Basic Setup (basisconfiguratie) 1, 3 Tag (label) 1, 3, 1 Flow Units (floweenheden) 1, 3, 2 PV Units (eenheden PV) 1, 3, 2, 1 Special Units (speciale eenheden) 1, 3, 2, 2 Line Size (leidingdiameter) 1, 3, 3 PV Upper Range Value (URV) (maximum meetwaarde PV [URV]) 1, 3, 4 PV Lower Range Value (LRV) (minimum meetwaarde PV [LRV]) 1, 3, 5 Calibration Number (kalibratienummer) 1, 3, 6 PV Damping (demping PV) 1, 3, 7 Review (overzicht) 1, 5
Februari 2014
1, 1, 3
Local operator interface (LOI) (lokale bediening)
Druk de pijl OMLAAG twee keer in om de optionele LOI (lokale bediening) te activeren. Navigeer door de menustructuur met de pijlen OMHOOG, OMLAAG, LINKS en RECHTS. Zie Afbeelding 26 voor een overzichtskaart van de structuur van het LOI-menu. De display kan worden vergrendeld om ongewenste wijzigingen in de configuratie te voorkomen. U schakelt de displayvergrendeling in via een HART-communicator of door de pijl OMHOOG 3 seconden lang ingedrukt te houden en vervolgens de aanwijzingen op het scherm te volgen. Bij inschakeling van de displayvergrendeling wordt rechtsonder op de display een hangslotsymbool weergegeven. Om de displayvergrendeling op te heffen houdt u de pijl OMHOOG 3 seconden ingedrukt en volgt u de aanwijzingen op het scherm. Zodra de displayvergrendeling is uitgeschakeld, verdwijnt het hangslotsymbool rechtsonder op de display.
30
Februari 2014
Diag Controls
Basic Diag
A dvanced D iag
Variables
Trims
Status
E mpty P ipe
Process Noise
G round/W ir ing
El
Elect Temp
Reverse Flow
ec Coating
Self Test
A O L oop Test
Pulse Out Test
E mpty P ipe ElFlow Limit 1
Flow Limit 2
Total Limit
ec T emp
G round/W ir ingPrElec Coating
ocess Noise
Meter Verify
4-20 mA V erif y
Licensing
R un Meter Ver
V iew Results
Sensr Baseline
Test C riteria
M easurements
Values
Reset Baseline
Recall V alues
Coil Resist
Coil Inductnce
E lectr ode Res
No Flow
Flowing, Full
E mpty P ipe
Continual
Manual Measure
Continual Meas
E mpty P ipe
El ect Temp
Line Noise
5Hz S NR
37Hz S NR
Signal Power
Elec Coating
MV R esults
37Hz Auto Zero
Coil Current
D/A Trim
Digital Trim
37Hz Auto Zero
Universal Trim
4-20 mA V erif y
View Results
Tag
Flow Units
L ine S ize
PV URV
PV LRV
Cal Number
PV Damping
C oil F requency
Proc Density
PV LSL
PV USL
PV Min Span
Analog
Pulse
DI/DO Config
Totalizer ReAlarm Level
verse Fl ow
HART
PV URV
PV LRV
PV AO
Alarm Type
Test
Alarm Level
AO Diag Alarm
Pulse Scaling
Pulse W idth
Pulse M ode
Test
DI/O 1
DO 2
Flow Limit 1
Flow Limit 2
Total Limit
Diag Alert
Totalize Units
Total Dis
p
la
y
Variable Map
Poll Address
Req Preams
Resp Preams
Burst Mode
Burst Command
Software Rev
Final A smbl #
Tag
Description
Message
Device ID
PV Sensor S/N
Sensor
Write Protect
Tag
R evis ion Num
Operating Mode
SP Config
C oil F requency
PV Damping
Lo-Flow Cuto
Flow Display
Total Display
L anguage
LOI Err Mask
Disp Auto Lock
More Params
Output C onfi g
LOI Config
Sig Processing
Device Info
PV Uni ts
Special Units
Totalize Units
Diagnostics
Basic Setup
Detai led S etup
Cont Meter Ver
Device Reset
Afbeelding 26. Menustructuur van de local operator interface (LOI) (lokale
bediening) voor de Rosemount 8732EM
Snelstartgids
31
4-20 mA verificatie
Uitkomsten weergeven
Lege meetbuis
Procesruis
Aarde/bedrading
Elektr. coating
Elektr. temp.
Omgekeerde flow
Cont. meter ver.
Spoelweerstand
Zelfinductie spoel
Elektrodeweerst.
Geen flow
Flow, volledig
Lege meetbuis
Continu
Handmatig meten
Continu meten
Pulsschaling
Pulsbreedte
Pulsmodus
Test
Toewijzing variabelen
Poll-adres
Vereiste preamb.
Resp. preamb.
Burstmodus
Burstopdracht
Weergave flow
Weergave totaal
Taal
Masker LOI-fouten
Autom. vergr. display
Bedrijfsmodus
SP-config.
Spoelfrequentie
PV Damping (demping PV)
Afslag lage flow
Rev. software
Nr. eindconstructie
label
Beschrijving
Bericht
Instrument-ID
Serienr. PV-sensor
Sensorlabel
Schrijfbeveiliging
Revisienummer
DI/O 1
DO 2
Flowlimiet 1
Flowlimiet 2
Limiet totaal
Diag.
waarschuwing
Eenheden optellen
Weergave totaal
Lege meetbuis
Elektr. temp.
Lijnruis
5 Hz SNR
37 Hz SNR
Elektr. coating
Signaalsterkte
37 Hz automatische
nulstelling
Spoelstroom
MV uitkomsten
Bovengrens PV
Ondergrens PV
PV AO
Type alarm
Test
Alarmniveau
Alarm diag. AO
Meterver. uitvoeren
Uitkomsten weergeven
Baseline sensor
Testcriteria
Metingen
Aarde/bedrading
Procesruis
Elektr. coating
Meterverificatie
Ver. licentie 4-20 mA
Analoog
Puls
DI/DO-config.
Totaalteller
Omgekeerde flow
Alarmniveau
HART
Spoelfrequentie
Proc.-dichtheid
Ondergrens verzadiging PV
Bovengrens verzadiging PV
Min. meetbreedte PV
eenheden PV
speciale eenheden
Eenheden optellen
Meer parameters
Uitgangsconfig.
LOI-config.
Signaalverwerking
Instrumentinfo
Instrument resetten
label
floweenheden
leidingdiameter
Bovengrens PV
Ondergrens PV
Kalibratienummer
demping PV
Functies diag.
Elementaire diag.
Geavanceerde diag.
Variabelen
Trimfuncties
Status
Gedetailleerde
configuratie
basisconfiguratie
Diagnostiek
D/A-trim
Digitale trim
37 Hz automatische
nulstelling
Universele trim
Zelftest
Kringtest AO
Test pulsuitgang
Lege meetbuis
Elektr. temp.
Flowlimiet 1
Flowlimiet 2
Limiet totaal
Waarden
Baseline reset
Waarden ophalen
Snelstartgids
Februari 2014
32
Februari 2014
ApprovalsDocument
February19,2014
08732ͲAP01,RevAA
Rosemount Magnetic Flowmeter
Model 8732EM, 8705-M, 8711-M/L
Product Certification
Approved Manufacturing Locations
Rosemount Inc. - Eden Prairie, Minnesota, USA Fisher-Rosemount Technologias de Flujo, S.A. de C.V.
Chihuahua, Mexico
Asia Flow Technology Center - Nanjing, China
Ordinary Location Certification for FM Approvals
As standard, the transmitter and flowtube have been examined and tested to determine that the design meets basic electrical, mechanical, and fire protection requirements by FM Approvals, a nationally recognized testing laboratory (NRTL) as accredited by the Federal Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
European Directive Information
European Pressure Equipment Directive (PED)
(97/23/EC)
PED Certification requires the “PD” option code.
Mandatory CE-marking with notified body number 0575,
for all flowtubes is located on the flowmeter label.
Category I assessed for conformity per module A
procedures.
Categories II – III assessed for conformity per module H
procedures.
QS Certificate of Assessment
EC No. 59552-2009-CE-HOU-DNV Rev. 2.0 Module H Conformity Assessment
8705 Flanged Flowtubes Line size 40mm to 600mm (1½-in to 24-in)
EN 1092-1 flanges and ASME B16.5 class 150 and ASME B16.5 Class 300 flanges. Also available in ASME B16.5 Class 600 flanges in limited line sizes.
8711 Wafer Flowtubes Line size 40mm to 200mm (1½-in to 8-in)
8721 Sanitary Flowtubes Line sizes 40mm to 100mm (1½-in to 4-in) Module A Conformity Assessment
All other Rosemount Flowtubes – line sizes of 25mm
(1-in) and less: Sound Engineering Practice (SEP). Flowtubes that are SEP are outside the scope of PED and cannot be marked for compliance with PED.
Electro Magnetic Compatibility (EMC)
(2004/108/EC)
Transmitter and Flowtube: EN 61326-1: 2013 Transmitters with output code “B” require shielded cable
for the 4-20mA output, with shield terminated at the transmitter.
Low Voltage Directive (LVD)
(2006/95/EC)
EN 61010-1: 2010
Product Markings
CE Marking
Compliance with all applicable European Union
Directives.
C-Tick Marking
Productcertificeringen
Snelstartgids
33
Snelstartgids
North American Certifications
Factory Mutual (FM)
8732EM Transmitter
Note:
For Intrinsically Safe (IS) 4-20mA and Pulse Outputs on the 8732EM, output code “B” must be selected.
N5 Non-Incendive for Class I, Division 2, Groups ABCD: T4
Dust-Ignition Proof for Class II/III, Division 1, Groups EFG: T5
-50°C Ta  60°C Enclosure Type 4X, IP66 Install per drawing 08732-2062
Special Conditions for Safe Use (X):
1. Units marked with “Warning: Electrostatic Charging Hazard” may either use non-conductive paint thicker than 0.2 mm or non-metallic labeling. Precautions shall be taken to avoid ignition due to electrostatic charge on the enclosure.
2. The intrinsically safe 4-20mA and pulse output cannot withstand the 500V isolation test due to integral transient protection. This must be taken into consideration upon installation.
3. Conduit entries must be installed to maintain the enclosure ingress rating of IP66.
4. Unused conduit entries must use either used the Rosemount­supplied blanking plugs, or blanking plugs certified in accordance with the protection type.
K5 Explosion-Proof for Class I Division 1, Groups CD: T6 Non-Incendive for Class I, Division 2, Groups ABCD: T4
Dust-Ignition Proof for Class II/III, Division 1, Groups EFG: T5
-40°C Ta  60°C
Enclosure Type 4X, IP66 Install per drawing 08732-2062
Special Conditions for Safe Use (X):
1. Units marked with “Warning: Electrostatic Charging Hazard” may either use non-conductive paint thicker than 0.2 mm or non-metallic labeling. Precautions shall be taken to avoid ignition due to electrostatic charge on the enclosure.
2. The intrinsically safe 4-20mA and pulse output cannot withstand the 500V isolation test due to integral transient protection. This must be taken into consideration upon installation.
3. Conduit entries must be installed to maintain the enclosure ingress rating of IP66.
4. Unused conduit entries must use either used the Rosemount­supplied blanking plugs, or blanking plugs certified in accordance with the protection type.
8705-M and 8711-M/L Flowtube
Note:
When used in hazardous (classified) locations, the 8705-M and 8711-M/L may only be used with a certified 8732EM transmitter.
N5 Non-Incendive with Intrinsically Safe Electrodes for Class I, Division 2, Groups ABCD: T3…T5 Dust-Ignition Proof for Class II/III, Division 1, Groups EFG: T2…T5
-29°C Ta  60°C Enclosure Type 4X, IP66/68 (IP68 remote mount only) Install per drawing 08732-2062
Special Conditions for Safe Use (X):
1. Units marked with “Warning: Electrostatic Charging Hazard” may either use non-conductive paint thicker than 0.2 mm or non-metallic labeling. Precautions shall be taken to avoid ignition due to electrostatic charge on the enclosure.
2. If used with flammable process fluid, the electrode circuit must be installed as intrinsically safe (Ex ia).
3. Conduit entries must be installed to maintain a minimum enclosure ingress rating of IP66.
4. Unused conduit entries must use either used the Rosemount­supplied blanking plugs, or blanking plugs certified in accordance with the protection type.
K5 Explosion-Proof with Intrinsically Safe Electrodes for Class I Division 1, Groups CD: T3…T6 Non-Incendive with Intrinsically Safe Electrodes for Class I, Division 2, Groups ABCD: T3…T5 Dust-Ignition Proof for Class II/III, Division 1, Groups EFG: T2…T5
-29°C Ta  60°C
Enclosure Type 4X, IP66/68 (IP68 remote mount only) Install per drawing 08732-2062
Special Conditions for Safe Use (X):
1. Units marked with “Warning: Electrostatic Charging Hazard” may either use non-conductive paint thicker than 0.2 mm or non-metallic labeling. Precautions shall be taken to avoid ignition due to electrostatic charge on the enclosure.
2. If used with flammable process fluid, or if installed in a Class I Division I area, the electrode circuit must be installed as intrinsically safe (Ex ia).
3. Conduit entries must be installed to maintain a minimum enclosure ingress rating of IP66.
4. Unused conduit entries must use either used the Rosemount­supplied blanking plugs, or blanking plugs certified in accordance with the protection type.
34
Februari 2014
Februari 2014
Afbeelding 27. Installatietekeningen en bedradingsschema’s voor de
Rosemount 8732EM
Snelstartgids
35
Snelstartgids
Electronic Master – PRINTED COPIES ARE UNCONTROLLED – Rosemount Proprietary
Februari 2014
36
Februari 2014
Snelstartgids
Rosemount Proprietary
– PRINTED COPIES ARE UNCONTROLLED –
Electronic Master
37
Snelstartgids
Electronic Master – PRINTED COPIES ARE UNCONTROLLED – Rosemount Proprietary
Februari 2014
38
Februari 2014
Snelstartgids
Electronic Master – PRINTED COPIES ARE UNCONTROLLED – Rosemount Proprietary
39
Snelstartgids
Electronic Master – PRINTED COPIES ARE UNCONTROLLED – Rosemount Proprietary
Februari 2014
40
Februari 2014
Snelstartgids
Electronic Master – PRINTED COPIES ARE UNCONTROLLED – Rosemount Proprietary
41
Snelstartgids
Februari 2014
42
Februari 2014
Snelstartgids
43
Snelstartgids
00825-0111-4444, Rev. AA
Februari 2014
Emerson Process Management Rosemou nt Inc.
7070 Winchester Circle Boulder, CO 80301, VS Tel. (VS) +1 800 522 6277 Tel. (vanuit andere landen) +1 303 527 5200 Fax +1 (303) 530 8459
Emerson Process Management Asia Pacific Priva te Limited
1 Pandan Crescent Singapore 128461 T (65) 6777 8211 F (65) 6777 0947/65 6777 0743
Emerson Process Management Flow B.V.
Neonstraat 1 6718 WX Ede Nederland T +31 (0) 318 495555 F +31 (0) 318 495556
Emerson Process Management bv
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland T (31) 70 413 66 66 F (31) 70 390 68 15 E info.nl@emerson.com www.emersonprocess.nl
Emerson Process Management nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België T (32) 2 716 7711 F (32) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be
Emerson Process Management Latin America
Multipark Office Cen ter Turrubares Building, 3rd & 4th floor Guachipelin de Escaz u, Costa Rica T+(506) 2505-6962
© 2014 Rosemount, Inc. Alle rechten voorbehouden. Alle merken eigendom van de merkhouder. Het Emerson-logo is een handelsmerk en dienstmerk van Emerson Electric Co. Rosemount en het Rosemount-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van Rosemount Inc.
Emerson FZE
P.O. Box 17033 Jebel Ali Free Zone Dubai, Verenigde Arabische Emiraten T +971 4 811 8100 F +971 4 886 5465
Loading...