Rosemount intelligente temperatuurtransmitters 644H en 644R Manuals & Guides [nl]

Snelstartgids
00825-0111-4728, Rev DA
Juni 2016
Rosemount™ 644H (instrumentrevisie 7 of eerder) en 644R intelligente temperatuurtransmitters
Snelstartgids
WAARSCHUWING
MEDEDELING
Deze gids bevat beknopte richtlijnen voor de Rosemount 644. Hij bevat geen gedetailleerde instructies voor configuratie, diagnostiek, reparatie, onderhoud, probleemoplossing of installatie. Raadpleeg de
naslaghandleiding
in elekt ronische vor m beschikbaar op EmersonProcess.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Lees de productcertificeringen voor eventuele beperkingen in verband met veilige installatie. Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op het instrument.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Monteer de beschermbuizen of sensoren en draai ze aan voordat u de installatie onder druk zet.
Verwijder de beschermbuis niet als het apparaat in bedrijf is.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
die elek trische sch okken kan vero orzaken.
van de Rosemount 644 voor nadere instructies. Deze handleiding en deze gids zijn tevens
.
Inhoud
Configureren (kalibratie op een werkbank) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Controleer de configuratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Stel de schakelaars in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Monteer de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
Leg de bedrading aan en schakel de stroom in
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Voer een kringtest uit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20
2
Juni 2016
Snelstartgids

1.0 Configureren (kalibratie op een werkbank)

De Rosemount 644 communiceert via de veldcommunicator (voor communicatie is een kringweerstand vereist van tussen de 250 en 1100 ohm). Niet gebruiken als de spanning bij de transmitteraansluitklem lager is dan 12 V d.c. Raadpleeg de naslaghandleiding
naslaghandleiding
van de veldcommunicator voor nadere informatie.

1.1 Bijwerken van de software voor de veldcommunicator

De veldcommunicator, veldinstrumentrevisie Dev v6, gebruikersinterface (DD) v1 of hoger is vereist om over alle functies te beschikken. Het instrument kan met alle eerdere DD-revisies van de Rosemount 644 communiceren.
Volg de volgende stappen om vast te stellen of er een upgrade moet worden uitgevoerd.
1. Sluit de sensor aan (zie het bedradingsschema aan de binnenkant van het behuizingsdeksel).
2. Sluit de werkbankvoeding aan op de voedingsaansluitingen (“+” of “—”).
3. Sluit een veldcommunicator aan op de kring over een kringweerstand of bij de voedings-/signaalaansluitingen op de transmitter.
4. Het volgende bericht verschijnt als de communicator over een oudere versie van de device descriptors (DD’s) beschikt.
Upgrade the communicator software to access new XMTR functions. Continue with old description? (Upgrade de software van de communicator om over de nieuwe XMTR-functies te beschikken. Wilt u doorgaan met de oude beschrijving?)
voor de Rosemount 644 en de
Opmerking
Als dit bericht niet verschijnt, is de meest recente DD geïnstalleerd. Ook als de meest recente versie niet beschikbaar is, zal de communicator goed communiceren. Let op: als de transmitter wordt geconfigureerd om gebruik te maken van de geavanceerde functies van de transmitter (zoals een van de toegevoegde sensoringangstypes), dan ondervindt de gebruiker problemen bij het communiceren en wordt gevraagd de communicator uit te schakelen. Voer om dat te voorkomen een upgrade uit naar de nieuwste DD of beantwoord de vraag met NO (NEE). De transmitter krijgt dan weer de generieke standaardfuncties.
3
Snelstartgids
B
C
A
D
Afbeelding 1. Aansluiten van een communicator op een meetkring voor kalibratie
op de werkbank
Rosemount 644-transmitter
voor kopmontage
A. 250  RL 1100
B. AMS
Device Manager
Rosemount 644-transmitter
voor railmontage
B
C
C. Veldcommunicator D. Voeding
A

2.0 Controleer de configuratie

De sneltoetscombinaties voor de traditionele interface in Tabel 1 en de sneltoetscombinaties voor de gebruikersinterface in Tabel 2 kunnen worden gebruikt voor het configureren en het opstarten van de transmitter.

2.1 Gebruikersinterface veldcommunicator

De sneltoetscombinaties voor de traditionele interface staan in Tabel 1 op pagina 6.
D
Afbeelding 2. Traditionele interface
De sneltoetscombinaties voor de gebruikersinterface staan in Tabel 2 op pagina 7.
4
Juni 2016
Afbeelding 3. Gebruikersinterface
Snelstartgids
5
Snelstartgids
Tabel 1. Sneltoetscombinaties traditionele interface
Functie Sneltoetsen Functie Sneltoetsen
Active Calibrator (actieve kalibrator)
Alarm/Saturation (alarm/verzadiging)
AO Alarm Type (alarmtype AO) 1, 3, 3, 2, 1 Poll Address (poll-adres) 1, 3, 3, 3, 1
Burst Mode (burstmodus) 1, 3, 3, 3, 3
Burst Option (burst-optie) 1, 3, 3, 3, 4
Calibration (kalibratie) 1, 2, 2 PV Damping (demping PV) 1, 3, 3, 1, 3
Callendar-Van Dusen 1, 3, 2, 1 PV Unit (PV-eenheid) 1, 3, 3, 1, 4
Configuration (configuratie) 1, 3 Range Values (bereik waarden) 1, 3, 3, 1
D/A trim (D/A-trim) 1, 2, 2, 2 Review (overzicht) 1, 4
Damping Values (dempwaarden) 1, 1, 10
Date (datum) 1, 3, 4, 2
Descriptor (omschrijving) 1, 3, 4, 3
Device Info (instrumentinfo) 1, 3, 4
Device Output Configuration (configuratie instrumentuitgang)
Diagnostics and Service (diagnostiek en onderhoud)
Filter 50/60 Hz (filter 50/60 Hz) 1, 3, 5, 1 Sensor Type (sensortype) 1, 3, 2, 1, 1
Hardware Rev (hardware-revisie) 1, 4, 1
Hart Output (Hart-uitgang) 1, 3, 3, 3 Status (status) 1, 2, 1, 4
Intermittent Detect (detectie intermitterend)
LCD Display Options (opties lcd-display)
Loop Test (kringtest) 1, 2, 1, 1 Test Device (testinstrument) 1, 2, 1
LRV (Lower Range Value) (minimale meetwaarde)
LSL (Lower Sensor Limit) (onderste sensorlimiet)
Measurement Filtering (meetfilter) 1, 3, 5
Message (bericht) 1, 3, 4, 4
Meter Configuring (meterconfigurati e)
Meter Decimal Point (decimale punt meter)
Num Req Preams (aantal vereiste preams)
1, 2, 2, 1, 3
1, 3, 3, 2
1, 3, 3 Sensor 1 Trim (trim sensor 1) 1, 2, 2, 1
1, 2
1, 3, 5, 4 Tag (l abel ) 1, 3, 4, 1
1, 3, 3, 4
1, 1, 6
1, 1, 8
1, 3, 3, 4, 1
1, 3, 3, 4, 2 2-Wire Offset (2-draads offset) 1, 3, 2, 1, 2, 1
1, 3, 3, 3, 2
Open Sensor Holdoff (nog geen open sensor)
Percent Rang e (percenta gebereik)
Process Temperature (procestemperatuur)
Process Variables (procesvariabelen)
Scaled D/A Trim (geschaalde D/A-trim)
Sensor Connection (sensoraansluiting)
Sensor 1 Setup (instellen sensor
1)
Sensor Serial Number (serienummer sensor)
Sensor 1 Trim-Factory (trim sensor 1-fabriek)
Software Revision (soft warerevisie)
Ter min al Te mp erat ur e (aansluitklemtemperatuur)
URV (Upper Range Value) (maximale meetwaarde)
USL (Upper Sensor Limit) (bovenste sensorlimiet)
Variable Mapping (toewijzing variabelen)
Variable Re-Map (hertoewijzing variabelen)
Write Protect (schrijfbeveiliging)
1, 3, 5, 3
1, 1, 5
1, 1
1, 1
1, 2, 2, 3
1, 3, 2, 1, 1
1, 3, 2, 1, 2
1, 3, 2, 1, 4
1, 2, 2, 1, 2
1, 4, 1
1, 3, 2, 2
1, 1, 7
1, 1, 9
1, 3, 1
1, 3, 1, 5
1, 2, 3
6
Juni 2016
Snelstartgids

2.2 Callendar Van-Dusen-constanten invoeren/controleren

Controleer de invoer van constanten wanneer er bij deze combinatie van transmitter en sensor gebruik wordt gemaakt van sensor-matching.
1. Selecteer in het scherm Home (startscherm) 1 Device Setup (instellen
instrument), 3 Configuration (configuratie), 2 Sensor Config (sensorconfig.), 1 Sensor 1, 3 Cal Van-Dusen. Stel de regelkring in op
handmatig. Selecteer OK.
2. Selecteer bij de prompt Enter Sensor Type (voer sensortype in) de optie Cal Van-Dusen.
3. Selecteer bij de prompt Enter Sensor Connection (voer sensorverbinding in) het juiste aantal draden.
4. Voer de waarden R roestvrijstalen label dat bevestigd is aan de bijbestelde sensor.
5. Selecteer OK nadat u de regelkring weer op automatische regeling hebt ingesteld.
Tabel 2. Sneltoetscombinaties gebruikersinterface
Functie Sneltoetsen Functie Sneltoetsen
Active Calibrator (acti eve kalibrator)
Alarm/Saturation (alarm/verzadiging)
Burst Mode (burstmodus) 2, 2, 5, 3
Burst Option (burst-optie) 2, 2, 5, 4 Poll Address (poll-adres) 2, 2, 5, 1
Calibration (kalibratie) 2, 1, 2 PV Damping (demping PV) 2, 2, 1, 6
Callendar-Van Dusen 2, 2, 1, 10 PV Unit (PV-eenheid) 2, 2, 1, 4
Configuration (configuratie) 2, 1, 1 Range Values (bereikwaarden) 2, 2, 2, 5
D/A trim (D/A-trim) 3, 4, 2
Damping Values (dempw aarden) 2, 2, 1, 6
, Alpha, Beta en Delta in die vermeld staan op het
o
2, 2, 4, 2
2, 2, 2, 6
Num Req Preams (aantal vereiste preams)
Open Sensor Holdoff (nog geen open sensor)
Percent Range (percent agebereik)
Scaled D/A Trim (geschaalde D/A-trim)
Sensor Connection (sensoraansluiting)
2, 2, 5, 2
2, 2, 4, 4
2, 2, 2, 4
3, 4, 3
2, 2, 1, 3
7
Snelstartgids
Tabel 2. Sneltoetscombinaties gebruikersinterface
Functie Sneltoetsen Functie Sneltoetsen
Date (datum) 1, 7, 8
Descriptor (omschrijving) 1, 7, 6
Device Info (instrumentinfo) 1, 7 Sensor 1 Trim (trim sensor 1) 3, 4, 1
Device Output Configuration (configuratie instrumentuitgang)
Filter 50/60 Hz (filter 50/60 Hz) 2, 2, 4, 7, 1 Sensor Type (sensortype) 2, 2, 1, 2
Hardware Rev (hardware-revisie) 1, 7, 9, 3
Hart Output (Hart-uitgang) 2, 2, 5 Tag (la be l) 2, 2, 4, 1, 1
LCD Display Options (opties lcd-display)
Loop Test (kringtest) 3, 5, 1
LRV (Lower Range Value) (minimale meetwaarde)
LSL (Lower Sensor Limit) (onderste sensorlimiet)
Message (bericht) 1, 7, 7
Meter Configuring (meterconfigurati e)
Meter Decimal Point (decimale punt meter)
2, 2, 2
2, 2, 3
2, 2, 2, 5, 3
2, 2, 1, 9
2, 2, 3, 1 Write Protect (schrijfbeveiliging) 2, 2, 4, 6
2, 2, 3, 2 2-W ire Offset (2-draads offset) 2, 2, 1, 5
Sensor 1 Setup (instellen sensor
1)
Sensor Serial Number (serienummer sensor)
Sensor 1 Trim-Factory (trim sensor 1-fabriek)
Software Revision (softwarerevisie)
Ter minal Temperat ure (aansluitklemtemperatuur)
URV (Upper Range Value) (maximale meetwaarde)
USL (Upper Sensor Limit) (bovenste sensorlimiet)
Variable Mapping (toewijzing variabelen)
Variable Re-Map (her toewijzing variabelen)
2, 2, 1
2, 2, 1, 7
3, 4, 1, 2
1, 7, 9, 4
3, 3, 2
2, 2, 2, 5, 2
2, 2, 1, 8
2, 2, 5, 5
2, 2, 5, 5, 5
8
Juni 2016
Snelstartgids

2.3 Callendar Van-Dusen-constanten invoeren/controleren

Controleer de invoer van constanten wanneer er bij deze combinatie van transmitter en sensor gebruik wordt gemaakt van sensor-matching.
1. Selecteer vanuit het scherm Home (startscherm) 2 Configure (configureren), 2 Manual Setup (handmatige configuratie), 1 Sensor. Stel de regelkring in op handmatig en selecteer OK.
2. Selecteer bij de prompt Enter Sensor Type (voer sensortype in) de optie Cal VanDusen.
3. Selecteer bij de prompt Enter Sensor Connection (voer sensorverbinding in) het juiste aantal draden.
4. Voer wanneer daarom gevraagd wordt de waarden R die vermeld staan op het roestvrijstalen label dat bevestigd is aan de bijbestelde sensor.
5. Zet de regelkring terug op automatische regeling en selecteer OK.
6. U kunt de functie voor transmitter-sensor-matching uitschakelen via het scherm Home (startscherm): selecteer 2 Configure (configureren), 2 Manual Setup (handmatige configuratie), 1 Sensor, 10 SensorMatching-CVD. Kies het juiste sensortype bij de prompt Enter Sensor Type (voer sensortype in).
, Alpha, Beta en Delta in
o

3.0 Stel de schakelaars in

3.1 Rosemount 644H (schakelaar rechtsonder op de elektronicamodule)

Zonder lcd-display
1. Stel de kring in op handmatig (indien van toepassing) en ontkoppel de voeding.
2. Verwijder het deksel van de elektronicabehuizing.
3. Zet de schakelaar in de gewenste positie. Plaats het behuizingsdeksel terug.
4. Schakel de voeding in en stel de kring in op automatische regeling.
Met een lcd-display (alleen Rosemount 644H)
1. Stel de kring in op handmatig (indien van toepassing) en ontkoppel de voeding.
2. Verwijder het deksel van de elektronicabehuizing.
3. Trek de lcd-display er recht naar voren af.
4. Zet de schakelaar in de gewenste positie.
5. Plaats de lcd-display en het elektronicabehuizingsdeksel terug (bedenk in
welke richting de lcd-display moet staan — draai in stappen van 90°).
6. Schakel de voeding in en stel de kring in op automatische regeling.

3.2 Rosemount 644R (schakelaar midden op het voorpaneel)

1. Open de voorste deur van de Rosemount 644R-transmitter voor railmontage.
2. Zet de schakelaar in de gewenste positie.
9
Snelstartgids
D
A
E
B
F
C

4.0 Monteer de transmitter

Monteer de transmitter op een hoog punt in de kabelbuis om te voorkomen dat er vocht in de transmitterbehuizing lekt.

4.1 Standaardinstallatie met aansluitkop

Transmitter voor kopmontage en sensor met DIN-plaat
1. Bevestig de beschermbuis aan de buis of in de wand van het procesvat. Monteer de beschermbuis en draai deze aan voordat u de procesdruk aanlegt.
2. Controleer de storingsmodusschakelaar van de transmitter.
3. Monteer de transmitter op de sensor. Druk de transmittermontageschroeven door de sensormontageplaat en plaats de veerringen (optioneel) in de groef van de transmittermontageschroef.
4. Leg de bedrading aan van de transmitter naar de sensor (zie “Leg de
bedrading aan en schakel de stroom in” op pagina 14 voor meer informatie).
5. Steek het geheel van transmitter en sensor in de aansluitkop. Draai de transmittermontageschroef in de montageopeningen in de aansluitkop. Bevestig het verlengstuk op de aansluitkop. Steek de constructie in de beschermbuis.
6. Schuif de afgeschermde kabel door de kabelwartel.
7. Bevestig een kabelwartel in de afgeschermde kabel.
8. Plaats de draden van de afgeschermde kabel in de aansluitkop via de kabelingang. Sluit de kabelwartel aan en draai deze aan.
9. Sluit de draden van de afgeschermde voedingskabel aan op de voedingsaansluitklemmen van de transmitter. Pas op dat u de sensorbedrading en de sensoraansluitklemmen niet aanraakt.
10. Installeer het deksel van de aansluitkop en draai het aan. De behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten voor explosiebestendigheid.
A. Rosemount 644H-transmitter D. Transmittermontageschroeven
B. Aansluitkop E. Sensor voor integrale montage met losse
draden
C. Beschermbuis F. Ve rl engstuk
10
Juni 2016
A
B
C
D
E

4.2 Standaardinstallatie met universele kop

Transmitter voor kopmontage met sensor met schroefdraad
1. Bevestig de beschermbuis aan de buis of in de wand van het procesvat. Monteer de beschermbuizen en draai ze aan voordat u de procesdruk aanlegt.
2. Bevestig de benodigde verlengnippels en adapters op de beschermbuis. Dicht de nippel- en adapterschroefdraad af met siliconentape.
3. Schroef de sensor in de beschermbuis. Installeer indien nodig afvoerafdichtingen voor zware omstandigheden of om te voldoen aan de geldende voorschriften.
4. Controleer de storingsmodusschakelaar van de transmitter.
5. Trek de sensordraden door de universele kop en de transmitter. Monteer de transmitter in de universele kop door de transmittermontageschroeven in de montageopeningen van de universele kop te schroeven.
6. Monteer de transmitter/sensor in de beschermbuis. Dicht de adapterschroefdraad af met siliconentape.
7. Installeer de kabelgoot voor veldbedrading op de kabelingang van de universele kop. Dicht de schroefdraad van de kabelgoot af met siliconentape.
8. Trek de draden voor veldbedrading door de kabelgoot in de universele kop. Sluit de sensor- en voedingsdraden aan op de transmitter. Vermijd contact met andere aansluitklemmen.
9. Installeer het deksel van de universele kop en draai het aan. De behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten voor explosiebestendigheid.
Snelstartgids
A. Beschermbuis met schroefdraad D. Universele kop (transmitter binnenin)
B. Standaardverlengstuk E. Kabelbuisingang
C. Sensor met schroefdraad
11
Snelstartgids
A
B
C
D
E
F

4.3 Transmitter voor railmontage en sensor

1. Bevestig de transmitter op een daarvoor geschikte rail of paneel.
2. Bevestig de beschermbuis aan de buis of in de wand van het procesvat.
Installeer de beschermbuis en draai deze aan volgens de fabrieksnormen voordat u druk aanlegt.
3. Bevestig de sensor op de aansluitkop en monteer het geheel op de
beschermbuis.
4. Bevestig voldoende sensorbedrading van de aansluitkop naar het
aansluitklemmenblok van de sensor en sluit de bedrading aan.
5. Draai het aansluitkopdeksel aan. De behuizingsdeksels moeten geheel worden
vastgezet om te voldoen aan de vereisten voor explosiebestendigheid.
6. Leg de sensordraden tussen de sensor en de transmitter.
7. Controleer de storingsmodusschakelaar van de transmitter.
8. Verbind de sensordraden met de transmitter (zie “Leg de bedrading aan en
schakel de stroom in” op pagina 14 voor nadere informatie).
A. Transmitter voor railmontage D. Aansluitkop
B. Sensordraden met kabelwartels E. Standaardverlengstuk
C. Sensor voor integrale montage met
12
aansluitklemmenblok
F. Beschermbuis met
schroefdraad
Juni 2016
A
B
C
D
E
Snelstartgids

4.4 Transmitter voor railmontage en sensor met schroefdraad

1. Bevestig de transmitter op een daarvoor geschikte rail of paneel.
2. Bevestig de beschermbuis aan de buis of in de wand van het procesvat. Installeer de beschermbuis en draai deze stevig vast voordat u er druk op zet.
3. Bevestig de benodigde verlengnippels en adapters. Dicht de nippel- en adapterschroefdraad af met siliconentape.
4. Schroef de sensor in de beschermbuis. Installeer indien nodig afvoerafdichtingen voor zware omstandigheden of om te voldoen aan de geldende voorschriften.
5. Schroef de aansluitkop op de sensor.
6. Bevestig de sensordraden op de aansluitklemmen van de aansluitkop.
7. Bevestig extra sensordraden tussen de aansluitkop en de transmitter.
8. Bevestig het deksel van de aansluitkop en draai het aan. De behuizingsdeksels moeten geheel worden vastgezet om te voldoen aan de vereisten voor explosiebestendigheid.
9. Stel de storingsmodusschakelaar van de transmitter in.
10. Verbind de sensordraden met de transmitter (zie “Leg de bedrading aan en
schakel de stroom in” op pagina 14 voor nadere informatie).
A. Transmitter voor railmontage D. Standaardverlengstuk
B. Aansluitkop voor sensor met schroefdraad E. Beschermbuis met schroefdraad
C. Sensor met schroefdraad
13
Snelstartgids
2-draads RTD en V
3-draads
RTD en V
(2)
4-draads RTD en V
T/C en mV
(1)
1234
1234
1234
1234
Max. aanhaalmoment is 0,7 Nm (6 in-lb)

5.0 Leg de bedrading aan en schakel de stroom in

5.1 Bedraad de transmitter

Bedradingsschema’s bevinden zich in het deksel van het aansluitklemmenblok.
Afbeelding 4. Schema sensoraansluitingen
1. Om een RTD met een compensatiekring te kunnen herkennen, moeten de transmitters worden
geconfigureerd voor ten minste een 3-draads RTD.
2. Rosemount Inc. levert 4-draads sensoren voor alle RTD’s met één element. Gebruik deze RTD’s in
3-draads configuraties door de aders die u niet nodig hebt, niet aan te sluiten en ze te isoleren met isolatietape.

5.2 Sluit de transmittervoeding aan

1. Voor gebruik van de transmitter is een externe voeding vereist.
2. Verwijder het deksel van het aansluitklemmenblok (indien van toepassing).
3. Sluit de positieve voedingsdraad aan op de “+”-aansluitklem. Sluit de
negatieve voedingsdraad aan op de “—”-aansluitklem.
4. Draai de aansluitklemschroeven aan. Voor het vastdraaien van de sensor- en
voedingsdraden bedraagt het maximale aanhaalmoment 0,7 Nm (6 in-lb).
5. Plaats het deksel terug en draai het aan (indien van toepassing).
6. Leg spanning aan (12—42 V d.c.).
Rosemount 644H Rosemount 644R
A
B
A. Sensoraansluitingen B. Communicatie-aansluitklemmen C. Aansluitklemmen voeding/configuratie
1 2 3 4
C
A
C

5.3 Belastingsbegrenzing

De vereiste spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter bedraagt 12 tot 42,4 V d.c. (de voedingsaansluitingen hebben een nominale belastbaarheid van 42,4 V d.c.). Om beschadiging van de transmitter te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat de spanning over de aansluitingen tijdens het wijzigen van de configuratieparameters niet onder 12,0 V d.c. zakt.
14
Juni 2016
A
B
C
D

5.4 De transmitter aarden

Ongeaarde thermokoppel-, mV- en RTD/ohm-ingangen
Elke procesinstallatie heeft specifieke vereisten voor aarding. Gebruik de aardingsopties die op de werkplek voor dit specifieke sensortype worden aanbevolen of begin met aardingsoptie 1 (de meest gebruikelijke).
Optie 1
1. Verbind de afscherming van de sensorbedrading met de transmitterbehuizing.
2. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van omliggende objecten die mogelijk geaard zijn.
3. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
A. Sensordraden C. Transmitter
B. Aardingspunt
afscherming
D. 4—20 mA-kring
Snelstartgids
Optie 2
1. Verbind de afscherming van de signaalbedrading met de afscherming van de sensorbedrading.
2. Zorg dat de twee afschermingen aan elkaar bevestigd zijn en elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Aard de afscherming uitsluitend aan de voedingszijde.
4. Zorg dat de sensorafscherming elektrisch geïsoleerd is van de omliggende geaarde objecten.
15
Snelstartgids
A
B
D
C
5. Verbind de afschermingen zo met elkaar dat ze elektrisch geïsoleerd zijn van
de transmitter.
A. Sensordraden C. Transmitter
B. Aardingspunt
afscherming
D. 4—20 mA-kring
16
Juni 2016
A
B
D
C
A
B
D
C
Optie 3
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading indien mogelijk bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en die van de signaalbedrading elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
A. Sensordraden C. Transmitter
B. Aardingspunt
afscherming
D. 4—20 mA-kring
Geaarde thermokoppelingangen
Optie 4
1. Aard de afscherming van de sensorbedrading bij de sensor.
2. Zorg dat de afscherming van de sensorbedrading en die van de signaalbedrading elektrisch geïsoleerd zijn van de transmitterbehuizing.
3. Verbind de afscherming van de signaalbedrading niet met de afscherming van de sensorbedrading.
4. Aard de afscherming van de signaalbedrading aan de voedingszijde.
Snelstartgids
A. Sensordraden C. Transmitter
B. Aardingspunt
afscherming
D. 4—20 mA-kring
17
Snelstartgids

6.0 Voer een kringtest uit

De opdracht Loop Test (kringtest) controleert de transmitteruitgang, de
integriteit van de kring en de werking van opnameapparaten of gelijksoortige instrumenten die in de kring geïnstalleerd zijn.

6.1 Traditionele interface

1. Sluit een externe ampèremeter aan in serie met de transmitterkring (zodat de stroom naar de transmitter ergens in de kring door de meter gaat).
2. Selecteer vanaf het scherm Home (beginscherm) 644H en 644R: 1 Device Setup (instellen apparaat), 2 Diag/Serv (diagnose/onderhoud), 1 Test Device (testen apparaat), 1 Loop Test (kringtest).
3. Selecteer een discreet uitgangsniveau in milliampère voor de transmitter. a. Selecteer bij Choose Analog Output (kies analoge uitgang) 1 4mA, 2 20mA
OF b. Kies 3 Other (overige) om handmatig een waarde tussen 4 en 20
milliampère in te voeren.
4. Selecteer Enter (invoeren) om de vaste uitgang weer te geven.
5. Selecteer OK.
6. Controleer in de testkring of de feitelijke mA-uitgang van de transmitter en de weergegeven mA-waarde van de HART waarden niet met elkaar overeenkomen, moet de transmitteruitgang worden getrimd of functioneert de meter niet goed.
7. Nadat de test is voltooid, wordt op de display weer het kringtestscherm weergegeven. U kunt dan een andere uitgangswaarde selecteren. Selecteer om de kringtest te beëindigen 5 End (beëindigen) en Enter (invoeren).
®
met elkaar overeenkomen. Als de

6.2 Gebruikersinterface

1. Sluit een externe ampèremeter aan in serie met de transmitterkring (zodat de stroom naar de transmitter ergens in de kring door de meter gaat).
2. Selecteer vanaf het scherm HOME (startscherm) 644H en 644R: 3 Service Tools (servicehulpmiddelen), 5 Simulate (simulatie), 1 Loop Test (kringtest).
3. Selecteer een discreet uitgangsniveau in milliampère voor de transmitter. a. Selecteer bij Choose Analog Output (kies analoge uitgang) 1 4mA, 2 20mA
OF b. Kies 3 Other (overige) om handmatig een waarde tussen 4 en 20
milliampère in te voeren.
4. Selecteer Enter (invoeren) om de vaste uitgang weer te geven.
5. Selecteer OK.
6. Controleer in de testkring of de feitelijke mA-uitgang van de transmitter en de weergegeven mA-waarde van de HART met elkaar overeenkomen. Als de waarden niet met elkaar overeenkomen, moet de transmitteruitgang worden getrimd of functioneert de meter niet goed.
18
Juni 2016
7. Nadat de test is voltooid, wordt op de display weer het kringtestscherm weergegeven. U kunt dan een andere uitgangswaarde selecteren. Selecteer om de kringtest te beëindigen 5 End (beëindigen) en Enter (invoeren).
Snelstartgids
19
Snelstartgids

7.0 Productcertificeringen

Rev 1.9

7.1 Informatie over Europese richtlijnen

Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EG-verklaring van overeenstemming. De meest recente revisie van de EG-verklaring van overeenstemming vindt u op EmersonProcess.com/Rosemount

7.2 Certificering voor normale locaties

De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).

7.3 Apparatuur installeren in Noord-Amerika

De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code (CEC) staan het gebruik van apparatuur met divisiemarkering in zones en apparatuur met zonemarkering in divisies toe. De markeringen moeten geschikt zijn voor de gebiedsclassificatie, gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende codes.
VS
E5 VS explosieveilig, niet-vonkend en stofontstekingsbestendig
Certificaat: [XP & DIP]: 3006278; [NI]: 3008880 & 3044581 Normen: FM-klasse 3600:2011, FM-klasse 3615:2006, FM-klasse 3616:2011, FM-klasse
3810:2005, NEMA
Marke ringen: XP C L I, DIV 1, G P B, C, D; DI P CL II/ III, GP E, F, G; (—50 °C T
4X; zie beschrijving I5 voor markeringen Niet-vonkend
I5 VS intrinsieke veiligheid en niet-vonkend
Certificaat: 3008880 [Fieldbus/PROFIBUS Normen: FM-klasse 3600:2011, FM-klasse 3610:2010, FM-klasse 3611:2004, FM-klasse
3810:2005, NEMA - 250:1991
Markeringen: IS CL I/II/III, DIV I, GP A, B, C, D, E, F, G; NI CL I, DIV 2, GP A, B, C, D
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als er geen behuizingsoptie is geselecteerd, moet de Rosemount 644-transmitter worden geïnstalleerd in een behuizing die voldoet aan de eisen van ANSI/ISA S82.01 en S82.03 of andere geldende normen voor normale locaties.
2. Optiecode K5 is alleen van toepassing voor een behuizing met Rosemount J5 universele
kop (M20 ⫻ 1,5) of Rosemount J6 universele kop (
3. Er moet een behuizingsoptie worden geselecteerd voor behoud van de classificatie type 4X.
®
-250: 250:2003, ANSI/IEC 60529:2004
.
®
op kop, HART op rail]
1
/2—14 NPT).
+85 °C); type
a
20
Certificaat: 3044581 [op kop gemonteerde HART] Normen: FM-klasse 3600:2011, FM-klasse 3610:2010, FM-klasse 3611:2004, FM-klasse
3810:2005, ANSI/NEMA - 250:1991, ANSI/IEC 60529:2004; ANSI/ISA 60079-0:2009; ANSI/ISA 60079-11:2009
Markeringen: [geen behuizing]: IS CL I, DIV I, GP A, B, C, D T4; CL I ZONE 0 AEx ia IIC T4
Ga; NI CL I, DIV 2, GP A, B, C, D T5 [met behuizing]: IS CL I/II/III, DIV 1, GP A, B, C, D, E, F, G; NI CL I, DIV 2, GP A, B, C, D
Juni 2016
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als er geen behuizingsoptie is geselecteerd, moet de Rosemount 644-transmitter worden geïnstalleerd in een behuizing met beschermingsgraad IP20 die voldoet aan de eisen van ANSI/ISA 61010-1 en ANSI/ISA 60079-0.
2. De optionele behuizingen van Rosemount 644 kunnen aluminium bevatten en brengen bij stoten of wrijving een potentieel ontstekingsrisico met zich mee. Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.
Canada
I6 Canada intrinsieke veiligheid en divisie 2
Certificaat: 1091070 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966, CAN/CSA-C22.2 nr.
94-M91, CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CAN/CSA-C22.2 nr. 157-92, CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, C22.2 nr. 60529-05
Markeringen: [HART] IS CL I GP A , B, C, D T4/T6; C L I, ZONE 0 IIC; CL I, DIV 2, GP A, B, C, D
K6 Canada explosieveilig, stofontstekingsbestendig, intrinsieke veiligheid en divisie 2
Certificaat: 1091070 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966, CSA-norm C22.2 nr.
Markeringen: CL I/II/III, DIV 1, GP B, C, D, E, F, G Zie beschrijving I6 voor markeringen voor intrinsieke veiligheid en divisie 2.
[Fi eldbus/PROFI BUS] IS C L I GP A , B, C, D T4; CL I , ZONE 0 I IC; CL I , DIV 2, GP A, B, C, D
30-M1986, CAN/CSA-C22.2 nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CAN/CSA-C22.2 nr. 157-92, CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, C22.2 nr. 60529-05
Europa
E1 ATE X dru kva st
Certificaat: FM12ATEX0065X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-1:2007, EN 60529:1991 +A1:2000 Markeringen: II 2 G Ex d IIC T6…T1 Gb, T6(—50 °C  T
(—50 °C  T
Zie Ta be l 3 voor procestemperaturen.
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron vormen in omgevingen van groep III.
3. Bescherm de kap van de lcd-display tegen stootenergie van meer dan 4 joule.
4. Raadpleeg de fabrikant als u informatie over de afmetingen van de drukvaste naden nodig hebt.
+60 °C)
a
+40 °C), T5…T1
a
Snelstartgids
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat: [HART op kop]: Baseefa12ATEX0101X
[Fieldbus/PROFIBUS op kop]: Baseefa03ATEX0499X
[HART op rail]: BAS00ATEX1033X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012 Markeringen: [HART]: II 1 G Ex ia IIC T6…T4 Ga;
[Fieldbus/PROFIBUS]: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga
Zie Ta be l 4 voor de entiteitsparameters en temperatuurclassificaties.
21
Snelstartgids
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De apparatuur moet worden geïnstalleerd in een behuizing die een bescherming van ten minste IP20 biedt, conform de eisen van IEC 60529. Niet-metalen behuizingen moeten een oppervlakteweerstand hebben van minder dan 1 G; behuizingen van een lichte legering of zirkonium moeten bij installatie in een als zone 0 gezoneerde omgeving worden beschermd tegen schokken en frictie.
2. Als het instrument is voorzien van de constructie voor overspanningsbeveiliging, is de apparatuur niet bestand tegen de test van 500 V zoals beschreven in artikel 6.3.13 van EN 60079-11:2012. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
N1 ATEX type n - met behuizing
Certificaat: BAS00ATEX3145 Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-15:2010 Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T5 Gc (—40 °C  T
+70 °C)
a
NC ATEX type n - zonder behuizing
Certificaat: [Fieldbus/PROFIBUS op kop, HART op rail]: Baseefa13ATEX0093X
[op kop gemonteerde HART]: Baseefa12ATEX0102U Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-15:2010 Markeringen: [Fieldbus/PROFIBUS op kop, HART op rail]: II 3 G Ex nA IIC T5 Gc
(—40 °C  T [HART op kop]: II 3 G Ex nA IIC T6…T5 Gc; T6(—60 °C  T T5(—60 °C  T
+70 °C)
a
+85 °C)
a
a
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De Rosemount 644-transmitter moet worden geïnstalleerd in een correct gecertificeerde behuizing, met een beschermingsgraad van ten minste IP54 in overeenstemming met IEC 60529 en EN 60079-15.
2. Als de apparatuur is voorzien van de constructie voor overspanningsbeveiliging, kan de apparatuur de test van 500 V niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
+40 °C);
ND ATE X stof
Certificaat: FM12ATEX0065X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-31:2009, EN 60529:1991 +A1:2000 Markeringen: II 2 D Ex tb IIIC T130 °C Db, (—40 °C  T
+70 °C); IP66
a
Zie Tab e l 3 voor procestemperaturen.
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron vormen in omgevingen van groep III.
3. Bescherm de kap van de lcd-display tegen stootenergie van meer dan 4 joule.
4. Raadpleeg de fabrikant als u informatie over de afmetingen van de drukvaste naden nodig hebt.
Internationaal
E7 IECEx drukvast
Certificaat: IECEx FMG 12.0022X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2007 Markeringen: Ex d IIC T6…T1 Gb, T6(—50 °C  T Zie Tab e l 3 voor procestemperaturen.
22
+40 °C), T5…T1(—50 °C Ta +60 °C);
a
Juni 2016
Speciale voorwaarden voor certificering (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron vormen in omgevingen van groep III.
3. Bescherm de kap van de lcd-display tegen stootenergie van meer dan 4 joule.
4. Raadpleeg de fabrikant als u informatie over de afmetingen van de drukvaste naden nodig hebt.
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat [HART op kop]: IECEx BAS 12.0069X
[Fieldbus/PROFIBUS op kop, HART op rail]: IECEx BAS 07.0053X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011 Markeringen: Ex ia IIC T6…T4 Ga
Zie Ta be l 4 voor de entiteitsparameters en temperatuurclassificaties.
Speciale voorwaarden voor certificering (X):
1. De apparatuur moet worden geïnstalleerd in een behuizing die een bescherming van ten minste IP20 biedt, conform de eisen van IEC 60529. Niet-metalen behuizingen moeten een oppervlakteweerstand hebben van minder dan 1 G; behuizingen van een lichte legering of zirkonium moeten bij installatie in een als zone 0 gezoneerde omgeving worden beschermd tegen schokken en frictie.
2. Als het instrument is voorzien van de constructie voor overspanningsbeveiliging, is de apparatuur niet bestand tegen de test van 500 V zoals beschreven in artikel 6.3.13 van IEC 60079-11:2011. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
N7 IECEx type n - met behuizing
Certificaat: IECEx BAS 07.0055 Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-15:2010 Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc (-40 °C  T
+70 °C)
a
Snelstartgids
NG IECEx type n - zonder behuizing
Certificaat: [Fieldbus/PROFIBUS op kop, HART op rail]: IECEx BAS 13.0053X
[HART op kop]: IECEx BAS 12.0070U Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-15:2010 Markeringen: [Fieldbus/PROFIBUS op kop, HART op rail]: Ex nA IIC T5 Gc
(—40 °C  T [HART op kop]: Ex nA IIC T6…T5 Gc; T6(—60 °C  T
T5(—60 °C  T
+70 °C)
a
+85 °C)
a
+40 °C);
a
Speciale voorwaarden voor certificering (X):
1. De Rosemount 644-transmitter moet worden geïnstalleerd in een correct gecertificeerde behuizing, met een beschermingsgraad van ten minste IP54 in overeenstemming met IEC 60529 en IEC 60079-15.
2. Als de apparatuur is voorzien van de constructie voor overspanningsbeveiliging, kan de apparatuur de test van 500 V niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
NK IECEx stof
Certificaat: IECEx FMG 12.0022X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-31:2008 Markeringen: Ex tb IIIC T130 °C Db, (-40 °C  T
+70 °C); IP66
a
Zie Ta be l 3 voor procestemperaturen.
23
Snelstartgids
Speciale voorwaarden voor certificering (X):
1. Zie certificaat voor omgevingstemperatuurbereik.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron vormen in omgevingen van groep III.
3. Bescherm de kap van de lcd-display tegen stootenergie van meer dan 4 joule.
4. Raadpleeg de fabrikant als u informatie over de afmetingen van de drukvaste naden nodig hebt.
Brazilië
E2 INMETRO drukvast
Certificaat: UL-BR 13.0535X Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + corrigendum 1:2011, ABNT NBR IEC
60079-1:2009 + corrigendum 1:2011, ABNT NBR IEC 60079-31:2011
Markeringen: Ex d IIC T6…T1* Gb; T6…T1*: (-50 °C  T
(-50 °C  T
+60 °C)
a
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie de productbeschrijving voor informatie over de grenzen aan de omgevings- en
procestemperatuur.
2. Het niet-metalen label kan elektrostatisch geladen raken en een ontstekingsbron vormen in omgevingen van groep III.
3. Bescherm de kap van de lcd-display tegen stootenergie van meer dan 4 joule.
4. Raadpleeg de fabrikant als u informatie over de afmetingen van de drukvaste naden nodig hebt.
I2 INMETRO intrinsieke veiligheid
Certificaat: [Fieldbus]: UL-BR 15.0264X
[HART]: UL-BR 14.0670X
Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + corrigendum 1:2011, ABNT NBR IEC
60079-11:2011
Markeringen: [Fieldbus]: Ex ia IIC T* Ga (-60 °C  T
[HART]: Ex ia IIC T* Ga (-60 °C  T
Zie Tab e l 4 voor de entiteitsparameters en temperatuurclassificaties.
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat dient te worden geïnstalleerd in een behuizing die een beschermingsgraad
van ten minste IP20 biedt.
2. Niet-metalen behuizingen moeten een oppervlakteweerstand hebben van minder dan 1 G; behuizingen van een lichte legering of zirkonium moeten bij installatie in een als zone 0 gezoneerde omgeving worden beschermd tegen schokken en frictie.
3. Als de apparatuur is voorzien van de constructie voor overspanningsbeveiliging, kan de apparatuur de test van 500 V zoals gedefinieerd in ABNT NBR IEC 60079-11 niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
+40 °C), T5…T1*:
a
+** °C)
a
+** °C)
a
China
E3 China drukvast
Certificaat: GYJ16.1192X Normen: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB12476.1-2013, GB12476.5-2013 Markeringen: Ex d IIC T6…T1; Ex tD A21 T130 °C; IP66
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Certificering geldt voor temperatuurconstructies met temperatuursensor van type
Rosemount 65, 68, 75, 183 of 185.
24
Juni 2016
2. Het omgevingstemperatuurbereik is:
Gas/stof T-code Omgevingstemperatuur
Gas
Stof N.v.t. —40 °C Ta  +70 °C
T6 —40 °C Ta  +65 °C
T5…T1 —50 °C Ta +60 °C
3. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op betrouwbare wijze worden aangesloten.
4. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve gasatmosfeer moet de waarschuwing “Niet openen wanneer ingeschakeld” in acht worden genomen. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve stofatmosfeer moet de waarschuwing “Niet openen in aanwezigheid van explosieve stofatmosfeer” in acht worden genomen.
5. Er mag tijdens installatie geen mengsel worden gebruikt dat de drukvaste behuizing zou kunnen beschadigen.
6. Bij installaties in een explosiegevaarlijke omgeving moeten kabelwartels, kabelbuizen en afsluitpluggen worden gebruikt die door overheidsinstanties als klasse Ex d IIC, Ex tD A21 IP66 gecertificeerd zijn.
7. Onderhoud moet worden uitgevoerd op een niet-gevaarlijke locatie.
8. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud in een omgeving met explosieve stoffen moet de behuizing van het product worden gereinigd om het ophopen van stof te voorkomen. Hierbij mag echter geen perslucht worden gebruikt.
9. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product te voorkomen.
10. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in acht worden genomen:
GB3836.13-2013 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 13: Repair
and overhaul for apparatus used in explosive gas atmospheres” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 13: Reparatie en revisie van apparaten die in een explosieve gasatmosfeer worden gebruikt)
GB3836.15-2000 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 15: Electrical installations in hazardous area (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 15: Elektrische installaties in een explosiegevaarlijke omgeving [behalve mijnen])
GB3836.16-2006 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 16: Inspection and maintenance of electrical installation (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 16: Inspectie en onderhoud van elektrische installaties [behalve mijnen])
GB50257-2014 “Code for construction and acceptance of electric device for explosion atmospheres and fire hazard electrical equipment installation engineering” (Voor schrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten voor explosieve atmosfeer en de installatie van brandgevaarlijke elektrische apparatuur).
GB15577-2007 “Safe regulation for explosive dust atmospheres” (Veiligheidsrichtlijn voor omgevingen met explosief stof)
GB12476.2-2010 “Electrical apparatus for use in the presence of combustible dust Part 1-2: Electrical apparatus protected by enclosures and surface temperature limitation — Selection, installation and maintenance” (Elektrische apparaten voor gebruik in de nabijheid van ontvlambare stof Deel 1-2: Elektrische apparaten beschermd door een behuizing en met beperkingen voor de oppervlaktetemperatuur — Selectie, installatie en onderhoud).
Snelstartgids
25
Snelstartgids
I3 China intrinsieke veiligheid
Certificaat: GYJ16.1191X Normen: GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-1010 Markeringen: Ex ia IIC T4
T6 Ga
~
26
Juni 2016
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het omgevingstemperatuurbereik is: Voor Rosemount 644 Fieldbus, PROFIBUS en oudere 644 HART
Transmitteruitgang
A
F of W
Voor geavanceerde Rosemount 644 HART
Max.
ingangsvermogen:
(W)
0,67 T6 -60 °C Ta +40 °C
0,67 T5 -60 °C Ta +50 °C
1 T5 -60 °C Ta +40 °C
1 T4 -60 °C Ta +80 °C
1,3 T4 -50 °C Ta +60 °C
5,32 T4 -50 °C Ta +60 °C
T-code Omgevingstemperatuur
Snelstartgids
Max.
ingangsvermogen:
(W)
0,67 T6 -60 °C Ta +40 °C
0,67 T5 -60 °C Ta +50 °C
0,80 T5 -60 °C Ta +40 °C
0,80 T4 -60 °C Ta +80 °C
T-code Omgevingstemperatuur
2. Parameters:
Voor Rosemount 644 Fieldbus, PROFIBUS en oudere 644 HART:
Voedings klemmen (+, —)
Transmitter-
uitgang
A 30 200 0,67/1 10 0
F,W 30 300 1,3 2,1 0
F,W ( FI SC O) 17,5 380 5,32 2,1 0
Max.
ingangs-
spanning:
(V)
U
i
Max.
ingangs-
stroom:
(mA)
I
i
Max.
ingangs-
vermogen:
(W)
P
i
Aansluitklemmen sensor (1,2,3,4)
Transmitter-
uitgang
A 13,6 80 0,08 75 0
F,W 13,9 23 0,079 7,7 0
Maximale
uitgangs-
spanning:
(V)
U
o
Maximale uitgangs-
stroom:
(mA)
I
o
Maximaal
uitgangs-
vermogen:
(W)
P
o
Max. inwendige
parameters:
Ci (nF) Li (mH)
Max. inwendige
parameters:
Co (nF) Lo (mH)
27
Snelstartgids
Voor geavanceerde Rosemount 644 HART: Voedingsklemmen (+, —)
Max. ingangs-
spanning:
(V)
U
i
30
Max.
ingangsstroom:
(mA)
I
i
+80 °C)
150 (T
a
+70 °C)
a
+60 °C)
190 (T
a
Max. ingangs-
vermogen:
(W)
P
i
0,67/0,8 3,3 0170 (T
Max. inwendige
parameters:
Ci (nF) Li (mH)
Aansluitklemmen sensor (1,2,3,4)
Maximale uitgangs­spanning:
(V)
U
o
13,6 80 0,08
Maximale uitgangs-
stroom:
(mA)
I
o
Maximaal
uitgangs-
vermoge n:
(W)
P
o
Gas-
groep
IIC 0,816 5,79
IIB 5,196 23,4
IIA 18,596 48,06
Max. inwendige
parameters:
Co (nF) Lo (mH)
3. Dit product voldoet aan de eisen voor FISCO-veldinstrumenten zoals voorgeschreven in IEC60079-27:2008. Voor aansluiting van een intrinsiek veilig circuit volgens het FISCO-model kunnen de hierboven beschreven FISCO-parameters worden gehanteerd.
4. Het product moet worden gebruikt met een bijbehorend apparaat met Ex-certificering om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een explosieve gasatmosfeer kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten voldoen aan de voorschriften in de instructiehandleiding van het product en het bijbehorende apparaat.
5. De kabels tussen dit product en bijbehorende apparatuur moeten afgeschermd zijn (de kabels moeten een geïsoleerde afscherming hebben). De afscherming moet goed worden geaard in een niet-gevaarlijke omgeving.
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product te voorkomen.
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in acht worden genomen:
GB3836.13-2013 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 13: Repair and overhaul for apparatus used in explosive gas atmospheres” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 13: Reparatie en revisie van apparaten die in een explosieve gasatmosfeer worden gebruikt).
GB3836.15-2000 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 15: Electrical installations in hazardous area (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 15: Elektrische installaties in een explosiegevaarlijke omgeving [behalve mijnen]). GB3836.16-2006 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 16: Inspection and maintenance of electrical installation (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 16: Inspectie en onderhoud van elektrische installaties [behalve mijnen]).
GB3836.18-2010 “Explosive Atmospheres” Part 18: Intrinsically safe systems” (Explosiegevaarlijke atmosferen Deel 18: Intrinsiek veilige systemen).
28
Juni 2016
GB50257-2014 “Code for construction and acceptance of electric device for explosion atmospheres and fire hazard electrical equipment installation engineering” (Voor schrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten voor explosieve atmosfeer en de installatie van brandgevaarlijke elektrische apparatuur).
N3 China t ype n
Certificaat: GYJ15.1502 Normen: GB3836.1-2000, GB3836.8-2003 Markeringen: Ex nA nL IIC T5/T6 Gc
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De relatie tussen T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt: Voor Rosemount 644 Fieldbus, PROFIBUS en oudere 644 HART:
T-code Omgevingstemperatuur
T5 -40 °C Ta +70 °C
Voor geavanceerde Rosemount 644 HART:
T-code Omgevingstemperatuur
T6 -60 °C Ta +40 °C
T5 -60 °C Ta +85 °C
2. Maximale ingangsspanning: 42,4 V.
3. Op externe verbindingen en ongebruikte kabelopeningen moeten kabelwartels,
kabelbuizen of afsluitpluggen worden gebruikt die door NEPSI zijn gecertificeerd als beschermingstype Ex e of Ex n, met een gepast schroefdraadtype en IP54-classificatie.
4. Onderhoud moet worden uitgevoerd op een niet-gevaarlijke locatie.
5. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen
het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product te voorkomen.
6. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
acht worden genomen:
GB3836.13-1997 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 13: Repair
and overhaul for apparatus used in explosive gas atmospheres” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 13: Reparatie en revisie van apparaten die in een explosieve gasatmosfeer worden gebruikt).
GB3836.15-2000 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 15: Electrical
installations in hazardous area (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 15: Elektrische installaties in een explosiegevaarlijke omgeving [behalve mijnen]).
GB3836.16-2006 “Electrical apparatus for explosive gas atmospheres Part 16:
Inspection and maintenance of electrical installation (other than mines)” (Elektrische apparaten voor een explosieve gasatmosfeer Deel 16: Inspectie en onderhoud van elektrische installaties [behalve mijnen]).
GB50257-1996 “Code for construction and acceptance of electric device for explosion
atmospheres and fire hazard electrical equipment installation engineering” (Voor schrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten voor explosieve atmosfeer en de installatie van brandgevaarlijke elektrische apparatuur).
Snelstartgids
29
Snelstartgids
EAC - Wit-Rusland, Kazachstan, Rusland
EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast
Certificaat: RU C-US.GB05.B.00289 Normen: GOST R IEC 60079-0-2011, GOST IEC 60079-1-2011 Markeringen: 1Ex d IIC T6…T1 Gb X, T6(-50 °C
+60 °C); IP65/IP66/IP68
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
IM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid
Certificaat: RU C-US.GB05.B.00289 Normen: GOST R IEC 60079-0-2011, GOST R IEC 60079-11-2010 Markeringen: [HART]: 0Ex ia IIC T4…T6 Ga X; [Fieldbus/PROFIBUS]: 0Ex ia IIC T4 Ga X
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
T
Japan
E4 Japan drukvast
Certificaat: TC20671 [J2 met lcd], TC20672 [J2], TC20673 [J6 met lcd], TC20674 [J6]
Markeringen: Ex d IIC T5
Combinaties
K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND
K2 Combinatie van E2 en I2
K5 Combinatie van E5 en I5
K7 Combinatie van E7, I7 en N7
KA Combinatie van K6, E1 en I1
KB Combinatie van K5 en K6
KC Combinatie van I5 en I6
KD Combinatie van E5, I5, K6, E1 en I1
KM Combinatie van EM en IM
+40 °C), T5…T1(-50 °C T
a

a
Verdere certificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat: 11-HS771994A-1-PDA
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat: 26325/A2 BV Vereisten: Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen Toepassing: Klassenot aties: AUT- UMS, AUT-CCS, AUT-PO RT en AUT- IMS
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat: A-14187 Toepassing: Locatieklassen: Temperatuur: D; Luchtvochtigheid: B; Vibratie: A; EMC: A;
Behuizing: B/IP66: A, C/IP66: SST
30
Juni 2016
Snelstartgids
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat: 11/60002 Toepassing: Voor gebruik in omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5.

7.4 Tabellen met technische gegevens

Tabel 3. Process Temperature (procestemperatuur)
T6 T5 T4 T3 T2 T1 T130
Max. omg.-temp. +40 °C +60 °C +60 °C +60 °C +60 °C +60 °C +70 °C
Transmitter met lcd-display
0 inch 55 °C 70 °C 95 °C 95 °C 95 °C 95 °C 95 °C
3 inch 55 °C 70 °C 100 °C 100 °C 100 °C 100 °C 100 °C
6 inch 60 °C 70 °C 100 °C 100 °C 100 °C 100 °C 100 °C
9 inch 65 °C 75 °C 110 °C 110 °C 110 °C 110 °C 110 °C
Transmitter zonder lcd-display
0 inch 55 °C 70 °C 100 °C 170 °C 280 °C 440 °C 100 °C
Sensorverlenging
3 inch 55 °C 70 °C 110 °C 190 °C 300 °C 450 °C 110 °C
6 inch 60 °C 70 °C 120 °C 200 °C 300 °C 450 °C 110 °C
9 inch 65 °C 75 °C 130 °C 200 °C 300 °C 450 °C 120 °C
Tabel 4. Entiteitsparameters
Fieldbus/PROFIBUS
[FISCO]
Ui (V)
Ii (mA)
1,3 bij T4 (-50 °C Ta +60 °C)
Pi (W)
[5,32 bij T4 (-50 °C Ta +60 °C)]
Ci (nF) 2,1 10 3,3
Li (mH) 0 0 0
30
[17,5]
300
[380]
0,67 bij T6 (-60 °C Ta +40 °C) 0,67 bij T5 (-60 °C Ta 
1,0 bij T5 (-60 °C Ta +40 °C) 1,0 bij T4 (-60 °C T
HART HART (verbeterd)
30 30
150 voor Ta  80 °C
200
+50 °C)
+80 °C)
a
170 voor T 190 voor Ta  60 °C
0,67 bij T6 (-60 °C Ta +40 °C) 0,67 bij T5 (-60 °C Ta +50 °C) 0,80 bij T5 (-60 °C T 0,80 bij T4 (-60 °C T
70 °C
a
+40 °C)
a
+80 °C)
a
31
Snelstartgids
Afbeelding 5. Verklaring van overeenstemming Rosemount 644
32
Juni 2016
Snelstartgids
33
Snelstartgids
34
Juni 2016
Snelstartgids
35
Snelstartgids
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 644
List of Rosemount 644 Parts with China RoHS Concentrat ion above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘Hazardous Substances
䫵
Lead (Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜
Hexavalent
Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㤟䟊
Polybrominated diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
X O O O O
O
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
O O O X O
O
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
X O O O O
O
ᵜ㺘Ṭ㌫׍ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ֌
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
᜿Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of GB/T 26572.
X:
᜿Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above the limit requirement of GB/T 26572.
36
Juni 2016
Snelstartgids
37
*00825-0100-4728*
Snelstartgids
00825-0111-4728, Rev DA
Juni 2016
Internationaal hoofdkantoor
Emerson Process Management
6021 Innovation Blvd. Shakopee, MN 55379, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RFQ.RMD-RCC@EmersonProcess.com
Regionaal kantoor Noord-Amerika
Emerson Process Management
8200 Market Blvd. Chanhassen, MN 55317, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888
+1 952 949 7001
RMT-NA.RCCRFQ@Emerson.com
Regionaal kantoor Latijns-Amerika
Emerson Process Management
1300 Concord Terrace, Suite 400 Sunrise, FL 33323, VS
+1 954 846 5030
+1 954 846 5121
RFQ.RMD-RCC@EmersonProcess.com
Regionaal kantoor Europa
Emerson Process Management Europe GmbH
Neuhofstrasse 19a Postfach 1046 CH 6340 Baar Zwitserland
+41 (0) 41 768 6111
+41 (0) 41 768 6300
RFQ.RMD-RCC@EmersonProcess.com
Regionaal kantoor Azië/Pacific
Emerson Process Management Asia Pacific Pte Ltd
1 Pandan Crescent Singapore 128461
+65 6777 8211 +65 6777 0947 Enquiries@AP.EmersonProcess.com
Regionaal kantoor Midden-Oosten en Afrika
Emerson Process Management
Emerson FZE P.O. Box 17033, Jebel Ali Free Zone - South 2 Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
+971 4 8118100 +971 4 8865465 RFQ.RMTMEA@Emerson.com
Emerson Process Management bv
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland
(31) 70 413 66 66 (31) 70 390 68 15 info.nl@emerson.com
www.emersonprocess.nl
Emerson Process Management nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België
(32) 2 716 7711 (32) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be
Linkedin.com/company/Emerson-Process-Management
Twitter.com/Rosemount_News
Facebook.com/Rosemount
Youtube.com/us er/RosemountMeasur ement
Google.com/+RosemountMeasurement
De standaard leveringsvoorwaarden vindt u op
https://www.emerson.com/en-us/terms-of-use
Het Emerso n-logo is een handelsmerk en dien stmerk van Emerson Electric Co. AMS, Rosemount en het Rosemount-logo zijn handelsmerken van Emerson Process Management. HART is een gedeponeerd handelsmerk van de FieldComm Group. PROFIBUS is een gedeponeerd handelsmerk van PROFINET International (PI). NEMA is e en gedeponeerd ha ndelsmerk en dien stmerk van de National Electrical Manufacturers Association. National Electrical Code is een gedeponeerd handelsmerk van National Fire Protection Association, Inc. Alle overige merken zijn eigendom van de respe ctieve eigenaars. © 2016 Emerson Process Management. Alle rechten voorbehouden.
Loading...