Rosemount 585 Annubar geflensde Flo-Tap constructie Manuals & Guides [nl]

Page 1
Rosemount 585 Annubar® Flo-Tap-constructie met flens
Snelstartgids
00825-0211-4585, Rev BA
Oktober 2014
Page 2
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Oktober 2014
MEDEDELING
Deze handleiding bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 585 Annubar. De gids bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparaties of probleemoplossing, of voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de 585 Annubar (publicatienummer 00809-0100-4585) voor nadere instructies. Deze handleiding is ook in digitale vorm beschikbaar op www.rosemount.com.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel. Voorkom proceslekken door procesaansluitingen uitsluitend af te dich ten met pakkingen en O -ringen die bestemd zijn vo or afdichting van het betreffende pakkingvlak. Door de stroming van procesmedium kan de 585 Annubar-constructie heet worden en kunt u brand wonden oplopen.
Inhoud
585 Annubar Flo-Tap-constructie met flens (plof tekening)
Locatie en installatiehoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
Montagehardware lassen
Isolatieklep installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9
Boormachine aanbrengen en gat boren. . . . . . . 9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Boormachine verwijderen . . . . . . 10
Annubar monteren. . . . . . . . . . . . 10
Annubar inbrengen . . . . . . . . . . . 11
Transmitter monteren . . . . . . . . . 11
Annubar terugtrekken. . . . . . . . . 16
Productcertificeringen . . . . . . . . 17
Page 3
Oktober 2014
A
B
C
D
E
J
K
F
G
H
I
L
585 Annubar Flo-Tap-constructie met flens (ploftekening)
Snelstartgids
A. Compressieplaat B. Volger C. Pakking D. Pakkingdrukker E. Steunplaat F. Isolatieklep
G. Pakking H. Op afstand gemonteerde procesaansluiting I. Kopplaat J. Kooinippel K. Aandrijfstangen L. Montageflensconstructie
NB
Gebruik op alle schroefdraadaansluitingen een buisafdichtingsmiddel dat geschikt is voor de te verwachten bedrijfstemperatuur.
3
Page 4
Snelstartgids
Stap 1: Locatie en installatiehoek
Voor nauwkeurige en herhaalbare flowmetingen moeten de correcte montagerichting en de montagelengten voor rechte leidingen worden aangehouden. Zie Tab e l 1 voor de minimale buisdiameterafstanden vanaf verstoringen vóór de meter.
Tabel 1. Vereisten rechte buis
Afstanden voor de meter
Zonder richtvanen Met richtvanen
Buiten
In vlak A
A A A’ C C’
vlak A
Oktober 2014
de meter
Afstanden achter
1
2
3
4
8
N.v.t.
11
N.v.t.
23
N.v.t.
12
N.v.t.
10
N.v.t.
16
N.v.t.
28
N.v.t.
12
N.v.t.
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
Page 5
Oktober 2014
Tabel 1. Vereisten rechte buis
Afstanden voor de meter
Zonder richtvanen Met richtvanen
In vlak A
A A A’ C C’
Buiten
vlak A
Snelstartgids
de meter
Afstanden achter
5
6
18
N.v.t.
30
N.v.t.
18
N.v.t.
30
N.v.t.
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
NB
Neem contact op met de fabrikant voor instructies over toepassingen in vierkante
of rechthoekige leidingen.
“In vlak A” betekent dat de stang zich in hetzelfde vlak bevindt als de elleboog.
“Buiten vlak A” betekent dat de stang haaks op het elleboogvlak staat.
Als de correcte rechte buislengten niet beschikbaar zijn, monteer dan zodanig dat
80% van de leiding zich vóór de meter bevindt en 20% achter de meter.
Gebruik richtvanen om de vereiste rechte buislengte te bekorten. Rij 6 in Ta be l 1 heeft betrekking op schuif-, kogel-, plug- en andere typen
smoorkleppen die gedeeltelijk worden geopend, alsmede op regelkleppen.
5
Page 6
Snelstartgids
+
-
3
+
-
3
+
-
3
Recommended Zone
30
Aanbevolen zone
30°
Uitlijningsfout
Bij de installatie van de 585 Annubar mag de uitlijning maximaal 3° afwijken.
Figuur 1. Uitlijningsfout
Horizontale montagerichting
Voor het correct ontluchten en aftappen in lucht- en gastoepassingen moet de sensor in de bovenste helft van de buis worden gemonteerd. Voor vloeistoftoepassingen moet de sensor zich in de onderste helft van de buis bevinden. Voor stoomtoepassingen kan de sensor zich aan de boven- of onderkant van de leiding bevinden, afhankelijk van de temperatuur van de stoom. Zie Tabel on page 16 voor meer informatie.
Oktober 2014
Figuur 2. Gas en stoom aan de bovenkant
Page 7
Oktober 2014
Recommended Zone
30
Aanbevolen zone
30°
Flow
360
360°
Stroomrichting
360°
Stroomrichting
Figuur 3. Vloeistof en stoom
Verticale montagerichting
De sensor kan in elke willekeurige positie rondom de buisomtrek worden geïnstalleerd zolang de ontluchtingsopeningen op de juiste plaats zitten voor aftappen of ontluchten. Voor vloeistof of stoom worden optimale resultaten verkregen bij een opgaande flow. Om te voorzien in waterpoten moet voor direct gemonteerde stoomtoepassingen een 90°-afstandhouder worden toegevoegd, zodat de transmitter binnen de grenswaarden voor temperatuur blijft.
Snelstartgids
Figuur 4. Stoom en vloeistof
Figuur 5. Gas
Flow
360
7
Page 8
Snelstartgids
A
B
Oktober 2014
Stap 2: Montagehardware lassen
NB
De door Rosemount geleverde montageflens heeft een in de montagehardware ingebouwde integrale uitlijning als hulp bij het correct boren van de montagegaten. Tevens helpt deze hardware bij de uitlijning van de sensor op het montagegat voor inbrenging.
1. Plaats de flensconstructie met een tussenruimte van 1,6 mm (1/16 inch) op de vooraf bepaalde plaats op de buis en meet de afstand tussen de buitendiameter van de buis en het flensoppervlak. Vergelijk deze met Ta be l 2 en pas de tussenruimte zo nodig aan.
Tabel 2. Flensmaten en flensbuitendiameter voor iedere sensormaat
Sensormaat Flenstype Drukklasse Flensmaat/classificatie/type
44
44 3 3,0 in 300# RF 127 (5,00)
44 6 3,0 in 600# RF 137 (5,38)
44
44 3 4,0 in 300# RTJ 133 (5,25)
44 6 4,0 in 600# RTJ 138 (5,44)
1.De tolerantie voor de afmeting van de buitendiameter van de flens boven een leidingdiameter van
254 mm (10 in) bedraagt ±1,5 mm (0,060 in). Onder 254 mm (10 in) bedraagt de tolerantie ±0,8 mm (0,030 in).
A
R
2. Plaats vier puntlassen van 6mm (
1 3,0 in 150# RF 117 (4,63)
1 4,0 in 150# RTJ 122 (4,82)
1
/4 inch) op 90° ten opzichte van elkaar. Controleer de uitlijning van de montageflens zowel evenwijdig aan als haaks op de lijn van de stroomrichting (zie Figuur 6). Als de uitlijning van de montageflens binnen de toleranties valt, voltooit u de lasverbinding volgens de ter plaatse geldende richtlijnen. Als hij buiten de voorgeschreven toleranties valt, verricht u eerst de vereiste aanpassingen alvorens de lasverbinding te voltooien.
3. Laat het montagemateriaal afkoelen voordat u verder gaat, om ernstige brandwonden te vermijden.
Buitendiameter
flens mm (in)
(1)
Figuur 6. Uitlijning
A. Buitendiameter flens B. Puntlassen
Page 9
Oktober 2014
A
A
B
C
Snelstartgids
Stap 3: Isolatieklep installeren
1. Plaats de isolatieklep op de montageflens. Zorg dat de klepsteel zo wordt gepositioneerd dat wanneer de Flo-Tap wordt geïnstalleerd, de inbrengstangen de buis omringen en de klephendel wordt gecentreerd tussen de stangen (zie Figuur 7). (NB: Dit wordt bemoeilijkt als de klep zich in één lijn bevindt met de stangen.)
2. Zet de isolatieklep vast op de montageflens met de pakking, bouten en moeren.
Figuur 7. Montagerichting isolatieklep
A. Isolatieklep
Stap 4: Boormachine aanbrengen en gat boren
Er wordt geen boormachine meegeleverd.
1. Monteer de boormachine op de isolatieklep.
2. Open de klep volledig.
3. Boor het gat in de buiswand volgens de met de boormachine meegeleverde instructies. Boor tot 64 mm (2,5 in). Voor het boorgat geldt een tolerantie van +1,6 / —0 mm (
4. Trek de boor volledig terug tot voorbij de klep.
1
/16 / —0 in).
Figuur 8. Boorconstructie
A. Isolatieklep volledig geopend tijdens inbrengen boor B. Drukboormachine C. Isolatieklep volledig gesloten na uittrekken boor
9
Page 10
Snelstartgids
Oktober 2014
Stap 5: Boormachine verwijderen
1. Controleer of de boor tot voorbij de klep is teruggetrokken.
2. Sluit de isolatieklep om het proces te isoleren.
3. Neem de druk van de boormachine af en verwijder hem.
4. Controleer de isolatieklep en de montageflens op eventuele lekkage.
Stap 6: Annubar monteren
1. Zet de stroomrichtingspijl op de kop in lijn met de stroomrichting.
2. Bevestig de Flo-Tap met de bijgeleverde pakking en flensbouten op de isolatieklep.
3. Haal de moeren kruiselings aan zodat de pakking gelijkmatig wordt samengedrukt.
4. Zorg dat de ontluchtingskleppen worden gesloten alvorens verder te gaan.
5. Open en sluit de isolatieklep om de 585 sensor onder druk te zetten en eventuele lekken in de installatie te vinden. Wees uiterst voorzichtig indien het stromende procesmedium stoom of een bijtend middel is.
6. Controleer de volledige installatie op lekkage. Haal elk aansluitpunt zo nodig nog wat aan om het geheel lekvrij te krijgen. Herhaal stap 5 en 6 totdat er geen lekkage meer is.
NB
De Flo-Tap 585 Annubars kunnen in principe een groot gewicht dragen over een grote afstand van het leidingwerk, in welk geval externe ondersteuning noodzakelijk is. De steunplaat heeft schroefgaten om de ondersteuning van de 585 Annubar te vergemakkelijken.
Figuur 9. Flo-Tap installeren
A
B
A. Steunplaat B. Isolatieklep
10
Page 11
Oktober 2014
A
Snelstartgids
Stap 7: Annubar inbrengen
1. Open de isolatieklep helemaal.
2. Draai de slinger rechtsom. Als er een elektrische boor met adapter wordt gebruikt, houd het toerental dan onder 200 tpm.
3. Draai aan de slinger totdat de sensor goed contact maakt met de tegenoverliggende zijde van de buis.
a. De oranje strepen geven aan wanneer de sensor de tegenoverliggende
zijwand nadert.
b. Als de oranje strepen de steunplaat naderen, verwijder dan de elektrische
boor en draai met de hand verder aan. Plaats tijdens het aandraaien een vinger op de pakkingdrukker. Er zal trilling en beweging zijn. Wanneer er geen trilling en beweging meer optreedt, is de sensor in contact met de tegenoverliggende zijwand.
NB
Plaats uw vinger niet boven de pakkingdrukker bij toepassingen met hoge temperaturen.
c. Draai de hendel nog eens 1/4 tot 1/2 slag om de sensor vast te zetten.
Figuur 10. De sensor inbrengen
A. Vergrendelpen van aandrijving
Stap 8: Transmitter monteren
Transmittermontage, kop voor directe montage zonder kleppen
1. Breng O-ringen aan in de groeven op de voorkant van de kop.
2. Richt de egalisatiekraan (-kranen) zodanig dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn. Installeer een kranenblok met het gladde vlak naar de voorkant van de kop toe. Haal de moeren kruiselings aan tot 45 N•m (400 in•lb).
3. Breng O-ringen aan in de groeven op de voorkant van het kranenblok.
4. Breng de bovenkant van de transmitter in lijn met de bovenkant van de sensor (op de zijkant van de kop is “Hi” gestanst) en installeer hem.
5. Haal de moeren kruiselings aan tot 45 N•m (400 in•lb).
6. Als optie DV is geselecteerd, worden dubbele instrumentkleppen geleverd. Herhaal in dat geval stap 1-4 om de redundante transmitter te installeren.
11
Page 12
Snelstartgids
Transmittermontage met kop voor montage op afstand
Door temperaturen van meer dan 121 °C (250 °F) bij de membranen van de sensormodule zal de transmitter beschadigd raken. Op afstand gemonteerde transmitters worden op de sensor aangesloten via impulsleidingen, zodat de bedrijfsflowtemperaturen in zodanige mate afnemen dat de transmitter niet meer kwetsbaar is.
Afhankelijk van de procesvloeistof worden de impulsleidingen op verschillende wijze gelegd. De inrichting moet geschikt zijn voor continubedrijf bij de in de pijpleiding heersende druk en temperatuur. Gebruik van een roestvaststalen buis met een buitendiameter van ten minste 12 mm ( ten minste 1 mm (0,035 inch) wordt aanbevolen. Buisfittingen met schroefdraad zijn niet raadzaam omdat dan in kleine holten lucht wordt opgesloten waar uiteindelijk lekkage zal optreden.
De volgende beperkingen en aanbevelingen gelden voor de montagelocatie van impulsleidingen:
Horizontaal gemonteerde impulsleidingen moeten ten minste 83 mm/m (1
inch/ft) verval hebben.
- Laat omlaag lopen (richting transmitter) voor toepassingen met vloeistof en stoom
- Laat omhoog lopen (richting transmitter) voor toepassingen met gas
Voor toepassingen met temperaturen onder 121 °C (250 °F) moet de
impulsleiding zo kort mogelijk worden gehouden om temperatuurveranderingen zoveel mogelijk te neutraliseren. Mogelijk is isolatie nodig.
Voor toepassingen boven 121 °C (250 °F) moet de impulsleiding een lengte
hebben van ten minste 0,3048 m (1 ft) voor elke 38°C (100 °F) temperatuurverhoging boven 121 °C (250 °F). De impulsleidingen mogen geen isolatie hebben, ter verlaging van de vloeistoftemperatuur. Controleer aansluitingen met schroefdraad nadat het systeem op bedrijfstemperatuur is gekomen; soms komen aansluitingen namelijk los door de uitzetting en inkrimping die met de temperatuurwisselingen gepaard gaan.
Voor in de buitenlucht geplaatste installaties voor vloeistof, verzadigd gas
of stoom zal soms isolatie en verwarming nodig zijn om bevriezing te voorkomen.
Als de impulsleiding langer is dan 1,8 m (6 ft) moeten de hoge en lage
impulsleidingen in een bundel worden gelegd om een gelijke temperatuur te handhaven. Monteer de leiding in steunen om doorzakken en trillingen te voorkomen.
De impulsleidingen moeten op een afgeschermde locatie worden gemonteerd,
of aan de muur of het plafond. Gebruik op alle schroefdraadaansluitingen een buisafdichtmiddel dat geschikt is voor de bedrijfstemperatuur. Monteer de impulsleiding niet vlak bij hete pijpleidingen of apparatuur.
Voor alle installaties wordt montage van een instrumentkranenblok aanbevolen. Met een kranenblok kan de gebruiker voorafgaand aan de nulinstelling de druk egaliseren en de procesvloeistof van de transmitter isoleren.
1
/2 inch) en een wanddikte van
Oktober 2014
12
Page 13
Oktober 2014
1
2
To PH To PL
MV
ML
MEL
DVL
MH
MEH
DVH
naar PH naar PL
MV
ML
DVL
MEH
MH
MEL
DVH
naar PH naar PL
ME
ML
DVL
DVH
MH
Snelstartgids
Figuur 11. Identificatie kleppen van kranenblokken met 5 en met 3 kranen
Kranenblok met 5 kranen Kranenblok met 3 kranen
To PH To PL
ME
MH
2
ML
Tabel 3. Beschrijving van impulskleppen en componenten
1. Hoge druk
2. Lage druk
DVH
1
Naam Beschrijving Doel
Componenten
1 Transmitter Leest verschildruk uit
2 Kranenblok Isoleert en egaliseert de transmitter
Kranenblok en impulskleppen
PH Primaire sensor
PL Primaire sensor
DVH
DVL
Aftap-/ ontluchtingskraan
Aftap-/ ontluchtingskraan
MH Kranenblok
ML Kranenblok
MEH Kranenblokegalisator
MEL Kranenblokegalisator
(1)
(2)
Aansluitingen voor procesdruk aan hoge en lage zijde.
(1)
Tapt de kamers in de verschildruk-transmitter af (bij gasbedrijf) of ontlucht deze (bij vloeistof- of stoombedrijf)
(2)
(1)
(2)
Scheidt de druk aan hoge of lage zijde van het proces
(1)
Geeft de hoge en lage drukzijden toegang tot de ontluchtingskraan, of isoleert de procesvloeistof
(2)
ME Kranenblokegalisator Voor egalisatie van de druk aan hoge en lage zijde
MV
Ontluchtingskraan kranenblok
Ontlucht de procesvloeistof
DVL
13
Page 14
Snelstartgids
Aanbevolen installatiemethoden
Gasbedrijf
Installeer de transmitter hoger dan de sensor om te voorkomen dat condenseerbare vloeistoffen in de impulsleidingen en de verschildrukcel achterblijven.
Figuur 12. Verticale leiding
Figuur 13. Horizontale leiding
Oktober 2014
Vloeistofbedrijf
Installeer de transmitter lager dan de sensor om te voorkomen dat lucht in de impulsleiding of de transmitter dringt.
Figuur 14. Verticale leiding
14
Page 15
Oktober 2014
Figuur 15. Horizontale leiding
Stoombedrijf (boven 232 °C [450 °F])
Installeer de transmitter onder de procesleidingen. Leid de impulsleiding omlaag naar de transmitter en vul het systeem met koelwater via de twee T-aansluitingen.
Figuur 16. Verticale leiding
Snelstartgids
Figuur 17. Horizontale leiding
15
Page 16
Snelstartgids
Stoombedrijf aan bovenkant
Tabel 4. Grenstemperatuur stoom aan bovenkant
Transmitterverbindingsplatform Maximumtemperatuur
Montage op afstand 455 °C (850 °F)
Directe montage 205 °C (400 °F)
Voor extern gemonteerde installaties moet de impulsleiding enigszins omhoog lopen vanaf de instrumentaansluitingen op de Annubar naar de kruisstukken zodat het condensaat in de leiding kan terugstromen. Vanaf de kruisstukken moet de impulsleiding naar de transmitter en de aftappoten omlaag worden geleid. De transmitter moet zich onder de instrumentaansluitingen van de Annubar bevinden. Afhankelijk van de omgevingsfactoren kan isolatie van het bevestigingsmateriaal vereist zijn.
Figuur 18. Horizontale leiding
Oktober 2014
Stap 9: Annubar terugtrekken
Tandwielaandrijving (G)
1. Verwijder de vergrendelpen van de aandrijving.
2. Draai de slinger linksom. Als er een elektrische boor met adapter wordt gebruikt, houd het toerental dan onder 200 tpm.
3. Trek terug totdat de moeren van het stanguiteinde tegen het mechanisme van de tandwielkast aanliggen.
16
Page 17
Oktober 2014
Productcertificeringen – 3051SMV / 3051SFx
Rev 1
Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EG-verklaring van overeenstemming. De meest recente revisie van de EG-verklaring van overeenstemming is beschikbaar op www.rosemount.com
.
Certificeringnormalelocaties van FM Approvals
De transmitter is volgens de standaardprocedure door FM Approvals onderzocht en getest. Daarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire eisen voor elektrische, mechanische en brandveiligheid. FM Approvals is een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
Apparatuur installeren in Noord-Amerika
De Amerikaanse National Electrical Code (NEC) en de Canadese Electrical Code (CEC) verbieden het gebruik van apparatuur met divisiemarkering in zones of apparatuur met zonemarkering in divisies. De markeringen moeten geschikt zijn voor de gebiedsclassificatie, gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende codes.
VS
E5 FM explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
Certificaat: 3008216 Normen: FM-klasse 3600 – 2011, FM-klasse 3615 – 2006, FM-klasse 3616 – 2011,
FM-klasse 3810 – 2005, ANSI/NEMA 250 – 2003
Markeringen: XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; DIP CL II, DIV 1, GP E, F, G; CL III; T5(-50 °C  Ta  +85 °C); in fabriek afgedicht; type 4X
I5 FM intrinsieke veiligheid (IS) en niet-vonkend (NI)
Certificaat: 3031960 Normen: FM-klasse 3600 – 1998, FM-klasse 3610 – 2007, FM-klasse 3611 – 2004,
FM-klasse 3616 – 2006, FM-klasse 3810 – 2005, NEMA 250 – 1991
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III; klasse 1,
zone 0 AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; T4(-50 °C Ta +70 °C); indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 03151-1206; type 4x
NB Transmitters met de markering NI CL 1, DIV 2 kunnen worden geïnstalleerd in divisie 2-locaties met behulp van divisie 2-bedradingsmethodes of niet-vonkende veldbedrading (NIFW). Zie tekening 03151-1206.
IE FM FISCO
Certificaat: 3012350 Normen: FM-klasse 3600 – 2011, FM-klasse 3610 – 2010, FM-klasse 3611 – 2004,
FM-klasse 3616 – 2006, FM-klasse 3810 – 2005, NEMA 250 – 1991
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; (-50 °C Ta +70 °C); indien aangesloten
volgens Rosemount-tekening 03151-1006; type 4x
Canada
E6 CSA explosieveilig, stofontstekingsbestendig en divisie 2
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966, CSA-norm C22.2
nr. 30-M1986, CAN/CSA C22.2 nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 60529:05
Productcertificeringen
Snelstartgids
17
Page 18
Snelstartgids
Markeringen: Explosieveilig klasse I, divisie 1, groep B, C, D; stofontstekingsbestendig
klasse II, divisie 1, groep E, F, G; klasse III; geschikt voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C, D; type 4x
I6 CSA intrinsiek veilig
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CAN/CSA C22.2
nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CSA-norm C22.2 nr. 157-92, ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 60529:05
Markeringen: Intrinsiek veilig, klasse I, divisie 1; geschikt voor klasse 1, zone 0, IIC, T3C;
indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 03151-1207; type 4x
IF CSA FISCO
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr.30-M1986, CAN/CSA C22.2
nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr.142-M1987, CSA-norm C22.2 nr.157-92, ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 60529:05
Markeringen: FISCO Intrinsiek veilig, klasse I, divisie 1; geschikt voor klasse I, zone 0; T3C;
indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 03151-1207; type 4x
Europa
E1 ATEX drukvast
Certificaat: KEMA 00ATEX2143X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-1: 2007, EN 60079-26:2007 (3051SFx-modellen met RTD zijn gecertificeerd volgens EN 60079-0:2006)
Markeringen: II 1/2 G Ex d IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(-60 °C Ta  +70 °C),
T5/T4(-60 °C Ta +80 °C)
Temperatuurklasse Procestemperatuur
T6 -60 °C tot +70 °C T5 -60 °C tot +80 °C T4 -60 °C tot +120 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
I1 ATEX Intrinsieke veiligheid
Certificaat: Baseefa08ATEX0064X Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-11: 2012
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C Ta +70 °C)
HART Alleen SuperModule RTD (for 3051SFx)
Spanning Ui 30 V 7,14 V 30 V
Stroom Ii 300 mA 300 mA 2,31 mA
Vermogen Pi 1 W 887 mW 17,32 mW
Elektrische
capaciteit Ci
14,8 nF 0,11 uF 0
Inductantie Li 0 0 0
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V overspanningsbeveiliging, kan deze de 500V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening worden gehouden
Oktober 2014
18
Page 19
Oktober 2014
2. De behuizing is mogelijkvervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in een zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
ND ATEX stof
Certificaat: BAS01ATEX1374X Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-31: 2009
Markeringen: II 1 D Ex ta IIIC T105 °C T
500
95 °C Da, (-20 °C Ta +85 °C), V
max
= 42,4V
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afdichtpluggen die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
3. Kabelingangen en afdichtpluggen moeten geschikt zijn voor het omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7J-slagproef kunnen doorstaan.
4. De SuperModule moet stevig op zijn plaats worden bevestigd om de beschermingsgraad van de behuizing te handhaven.
N1 ATEX type n
Certificaat: Baseefa08ATEX0065X Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-15: 2010
Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T4 Gc, (-40 °C Ta +70 °C), V
max
= 45V
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is uitgerust met een optionele overspanningsbeveiliging van 90 V, kan deze de 500V-isolatietest zoals bepaald in clausule 6.5.1 van EN 60079-15:2010 niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
Internationaal
E7 IECEx drukvast en stof
Certificaat: IECEx KEM 08.0010X (drukvast) Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1: 2007, IEC 60079-26:2006 (3051SFx-modellen met RTD zijn gecertificeerd volgens IEC 60079-0:2004) Markeringen: Ex d IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(-60 °C Ta +70 °C), T5/T4(-60 °C Ta +80 °C)
Temperatuurklasse Procestemperatuur
T6 -60 °C tot +70 °C T5 -60 °C tot +80 °C T4 -60 °C tot +120 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
Certificaat: IECEx BAS 09.0014X (stof) Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-31:2008 Markeringen: Ex ta IIIC T105 °C T
500
95 °C Da, (-20 °C Ta +85 °C), V
max
= 42,4V
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afdichtpluggen die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
Snelstartgids
19
Page 20
Snelstartgids
3. Kabelingangen en afdichtpluggen moeten geschikt zijn voor het omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7J-slagproef kunnen doorstaan.
4. De 3051S- SuperModule moet stevig op zijn plaats worden bevestigd om de beschermingsgraad van de behuizing te handhaven.
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat: IECEx BAS 08.0025X Normen: IEC 60079-0: 2011, IEC 60079-11: 2011 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C Ta +70 °C)
HART Alleen SuperModule RTD (for 3051SFx)
Spanning Ui 30 V 7,14 V 30 V
Stroom Ii 300 mA 300 mA 2,31 mA
Vermogen Pi 1 W 887 mW 17,32 mW
Elektrische
capaciteit Ci
14,8 nF 0,11 uF 0
Inductantie Li 0 0 0
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V overspanningsbeveiliging, kan deze de 500V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijkvervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in een zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
N7 IECEx type n
Certificaat: IECEx BAS 08.0026X Normen: IEC 60079-0: 2011, IEC 60079-15: 2010 Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc, (-40 °C Ta  +70 °C)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is uitgerust met een overspanningsbeveiliging van 90 V, kan deze de 500V-isolatietest zoals bepaald in clausule 6.5.1 van IEC 60079-15:2010 niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
Brazilië
E2 INMETRO drukvast
Certificaat: CEPEL 03.0140X [verv. VS, Singapore, Duitsland], CEPEL 07.1413X
[verv. Brazilië]
Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008, ABNT NBR IEC 60079-1:2009,
ABNT NBR IEC 60529:2009
Markeringen: Ex d IIC T* Ga/Gb, T6(-40 °C Ta +65 °C), T5(-40 °C Ta +80 °C), IP66*
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Bij een omgevingstemperatuur boven 60 °C moet de isolatietemperatuur van de kabelbedrading ten minste 90 °C bedragen voor overeenstemming met de bedrijfstemperatuur van de apparatuur.
2. Het instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
I2 INMETRO intrinsieke veiligheid
Certificaat: NCC 12.1158X [verv. VS, Duitsland] Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008, ABNT NBR IEC 60079-11:2009,
ABNT NBR IEC 60079-26:2008
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C Ta +70 °C), IP66*
20
Oktober 2014
Page 21
Oktober 2014
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V overspanningsbeveiliging, kan deze de 500V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
2. Voor processen met temperaturen van meer dan 135 °C moet de gebruiker beoordelen of de temperatuurklasse van de SuperModule geschikt is voor dergelijke toepassingen, omdat in deze situatie het risico bestaat dat de temperatuur van de SuperModule hoger is dan T4.
HART Alleen SuperModule RTD (for 3051SFx)
Spanning Ui 30 V 7,14 V 30 V
Stroom Ii 300 mA 300 mA 2,31 mA
Vermogen Pi 1 W 887 mW 17,32 mW
Elektrische
capaciteit Ci
14,8 nF 0,11 uF 0
Inductantie Li 0 0 0
China
E3 China drukvast en stofontstekingsbestendig
Certificaat: 3051SMV: GYJ14.1039X [verv. VS, China, Singapore] 3051SFx: GYJ11.1711X [verv. VS, China, Singapore] Normen: 3051SMV: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010 3051SFx: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010, GB12476.1-2000 Markeringen: 3051SMV: Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb 3051SFx: Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb; DIP A20 T
A
105 °C; IP66
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke gebruiksvoorwaarden: Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
I3 Intrinsiekeveiligheid China
Certificaat: 3051SMV: GYJ14.1040X [verv. VS, China, Singapore] 3051SFx: GYJ11.1707X [verv. VS, China, Singapore] Normen: 3051SMV: GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-2010 3051SFx: GB3836.1/4-2010, GB3836.20-2010, GB12476.1-2000 Markeringen: 3051SMV: Ex ia IIC T4 Ga 3051SFx: Ex ia IIC T4 Ga, DIP A20 T
A
105 °C; IP66
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De behuizing kan lichte metalen bevatten. Er moet derhalve worden gezorgd dat ontstekingsgevaar vanwege stoten of wrijving wordt voorkomen.
2. Dit apparaat kan de volgens lid 6.3.12 van GB3836.4-2010 gedefinieerde 500V-isolatietest niet doorstaan.
EAC – Wit-Rusland, Kazachstan, Rusland
EM Technische voorschrift douane-unie (EAC) drukvast
Certificaat: Neem contact op met een vertegenwoordiger van
Emerson Process Management voor aanvullende informatie
IM Technische voorschrift douane-unie (EAC) drukvast
Certificaat: Neem contact op met een vertegenwoordiger van
Emerson Process Management voor aanvullende informatie
Japan
E4 Japandrukvast
Certificaat: TC19070, TC19071, TC19072, TC19073 Markeringen: Ex d IIC T6
Snelstartgids
21
Page 22
Snelstartgids
Republiek Korea
EP Republiek Korea drukvast
Certificaat: 12-KB4BO-0180X [verv. VS], 11-KB4BO-0068X [verv. Singapore] Markeringen: Ex d IIC T5 or T6
IP Republiek Korea intrinsieke veiligheid
Certificaat: Neem contact op met een vertegenwoordiger van
Emerson Process Management voor aanvullende informatie
Combinaties
K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND K2 Combinatie van E2 en I2 K5 Combinatie van E5 en I5 K6 Combinatie van E6 en I6 K7 Combinatie van E7, I7 en N7 KA Combinatie van E1, I1, E6 en I6 KB Combinatie van E5, I5, E6 en I6 KC Combinatie van E1, I1, E5 en I5 KD Combinatie van E1, I1, E5, I5, E6 en I6 KM Combinatie van EM en IM KP Combinatie van EP en IP
Overigecertificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat: 00-HS145383-6-PDA Beoogd gebruik: Meting van de verschil- of absolute druk in vloeistof-, gas- en
damptoepassingen op vaartuigen, scheeps- en offshore-installaties van klasse ABS.
ABS-regels: 2013 Steel Vessels Rules 1-1-4/7.7, 1-1-A3, 4-8-3/1.7, 4-8-3/1.11.1, 4-8-3/13.1
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat: 31910/A0 BV Vereisten: Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen Toepassing: Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat: A-13243 Beoogd gebruik: Regels van Det Norske Veritas voor classificatie van vaartuigen, snelle en
lichte vaartuigen, en offshore-normen van Det Norske Veritas
Toepassing:
Locatieklassen
Type 3051S
Temperatuur D
Luchtvochtigheid B
Trilling A
EMC A
Behuizing D / IP66 / IP68
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat: 11/60002(E3) Toepassing: Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
D3 Punt van overdracht – nauwkeurigheidsgoedkeuring Measurement Canada
Certificaat: AG-0501, AV-2380C
22
Oktober 2014
Page 23
Oktober 2014
File ID: DSI C E Marking Page 1 of 3 DSI 1000I-DoC
EC Declaration of Conformity
No: DSI 1000 Rev. I
We,
Emerson Process Management Heath Place - Bognor Regis West Sussex PO22 9SH England
declare under our sole responsibility that the products,
Primary Element Models 405 / 1195 / 1595 & Annubar®
Models 485 / 585
manufactured by,
Rosemount / Dieterich Standard, Inc. 5601 North 71
st
Street Boulder, CO 80301 USA
to which this declaration relates, is in conformity with the provisions of the European Community Directives as shown in the attached schedule.
Assumption of conformity is based on the application of the harmonized standards and, when applicable or required, a European Community notified body certification, as shown in the attached schedule.
As permitted by 97/23/EC, Annex 7, the authorized signatory for the legally binding declaration of
conformity for Rosemount/Dieterich Standard, Inc. is Vice President of Quality, Timothy J. Layer.
20-Oct-2011
Timothy J. Layer
Vice President, Quality
(signature)
(date of issue)
Figure 19. Verklaring van overeenstemming Rosemount 585
Snelstartgids
23
Page 24
Snelstartgids
File ID: DSI C E Marking Page 2 of 3 DSI 1000I-DoC
Schedule
EC Declaration of Conformity DSI 1000 Rev. I
PED Directive (97/23/EC)
Models: 405 / 485 / 585/ 1195 / 1595
QS Certificate of Assessment – CE-0041-H-RMT-001-10-USA
IV* Flo Tap - 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 600# 60" to 72" Line (Category IV Flo Tap will require a B1 Certificate for design examination and H1 Certificate for special surveillance)
All other models: Sound Engineering Practice
Summary of Classifications
Model/Range
PED Category
Group 1
Fluid
Group 2
Fluid
585M - 2500# All Lines
N/A
SEP
585S - 1500# & 2500# All Lines
III
SEP
MSL46 - 2500# All Lines
N/A
SEP
MSR: 1500# & 2500# All Lines
III
SEP
1195, 3051SFP, 3095MFP: 150# 1-1/2
I
SEP
1195, 3051SFP, 3095MFP: 300# & 600# 1-1/2
II
I
1195, 3051SFP, 3095MFP: 1-1/2 Threaded & Welded
II
I
DNF - 150# 1-1/4”, 1-1/2” & 2
I
SEP
DNF - 300# 1-1/4”, 1-1/2” & 2
II
I
DNF, DNT, & DNW: 600# 1-1/4”, 1-1/2” & 2”
II
I
Flanged  485/3051SFA/3095MFA: 1500# & 2500# All Lines
II
SEP
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 2 150# 6to 24 Line
I
SEP
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 2 300# 6to 24 Line
II
I
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 2 600# 6to 16 Line
II
I
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 2 600# 18to 24 Line
III
II
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 150# 12to 44 Line
II
I
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 150# 46to 72 Line
III
II
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 300# 12 to 72 Line
III
II
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 600# 12to 48 Line
III
II
FloTap  485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 600# 60 to 72 Line
IV*
III
Oktober 2014
24
Page 25
Oktober 2014
File ID: DSI C E Marking Page 3 of 3 DSI 1000I-DoC
Schedule
EC Declaration of Conformity DSI 1000 Rev. I
Pressure Equipment Directive (93/27/EC) Notified Body:
Bureau Veritas UK Limited
[Notified Body Number: 0041] Parklands, Wilmslow Road, Didsbury Manchester M20 2RE United Kingdom
Snelstartgids
25
Page 26
Snelstartgids
Naam document: DSI CE-markering Pagina 1 van 3 DSI 1000_dut.docx
EG-verklaring van overeenstemming
Nr.: DSI 1000 Rev. I
Wij,
Emerson Process Management Heath Place - Bognor Regis West Sussex PO22 9SH Engeland
verklaren onder onze volledige verantwoordelijkheid dat de producten
Primair element model 405/1195/1595 en Annubar® model 485/585
vervaardigd door
Rosemount/Dieterich Standard, Inc. 5601 North 71
st
Street Boulder, CO 80301 VS
waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepalingen in de richtlijnen van de Europese Unie, zoals vermeld in bijgevoegd schema.
De aanname van de overeenstemming is gebaseerd op de toepassing van de geharmoniseerde normen en, waar van toepassing of vereist, certificering door een aangemelde instantie in de Europese Gemeenschap, zoals vermeld in het bijgevoegde schema.
Zoals toegestaan volgens 97/23/EG, bijlage 7, is de gevolmachtigde voor de juridisch bindende verklaring van overeenstemming voor Rosemount/Dieterich Standard, Inc. de Vice President of Quality, Timothy J. Layer.
20 okt 2011
Vice President, Quality
(datum van uitgifte)
Timothy J. Layer
Oktober 2014
26
Page 27
Oktober 2014
Naam document: DSI CE-markering Pagina 2 van 3 DSI 1000_dut.docx
Schema
EG-verklaring van overeenstemming DSI 1000 Rev. I
Richtlijn Drukapparatuur (97/23/EG)
Modellen: 405/485/585/1195/1595
Beoordelingsbesluit kwaliteitssysteem – CE-0041-H-RMT-001-10-VS
IV* FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 600 lb leiding van 60 in tot 72 in (FloTap van categorie IV vereist een B1-certificaat voor ontwerpcontrole en een H1-certificaat voor bijzonder toezicht)
Alle overige modellen:
Goed vakmanschap
Samenvatting van classificaties
Model/bereik
Categorie Richtlijn
Drukapparatuur
Vloeistof
groep 1
Vloeistof
groep 2
585M - 2500 lb alle leidingen
N.v.t. SEP
585S - 1500 lb en 2500 lb alle leidingen
III SEP MSL46 - 2500 lb alle leidingen N.v.t. SEP MSR: 1500 lb en 2500 lb alle leidingen III SEP 1195, 3051SFP, 3095MFP: 150 lb 1,5 in I SEP 1195, 3051SFP, 3095MFP: 300 lb en 600 lb 1,5 in II I 1195, 3051SFP, 3095MFP: 1,5 in draad- en lasverbinding II I
DNF – 150 lb 1,25 in, 1,5 in en 2 in I SEP DNF – 300 lb 1,25 in, 1,5 in en 2 in II I DNF, DNT, & DNW: 600 lb 1,25 in, 1,5 in en 2 in II I Met flens – 485/3051SFA/3095MFA: 1500 lb en 2500 lb alle leidingen II SEP FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 2 150 lb leiding van 6 in tot 24 in I SEP FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 2 300 lb leiding van 6 in tot 24 in II I FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 2 600 lb leiding van 6 in tot 24 in II I FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 2 600 lb leiding van 18 in tot 24 in III II FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 150 lb leiding van 12 in tot 44 in II I FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 150 lb leiding van 46 in tot 72 in III II FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 300 lb leiding van 12 in tot 72 in III II FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 600 lb leiding van 12 in tot 48 in III II FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 600 lb leiding van 60 in tot 72 in IV* III
Snelstartgids
27
Page 28
Snelstartgids
Naam document: DSI CE-markering Pagina 3 van 3 DSI 1000_dut.docx
Schema
EG-verklaring van overeenstemming DSI 1000 Rev. I
Aangemelde instantie conform Richtlijn Drukapparatuur (93/27/EG):
Bureau Veritas UK Limited
[nummer aangemelde instantie: 0041] Parklands, Wilmslow Road, Didsbury Manchester M20 2RE Verenigd Koninkrijk
Oktober 2014
28
Page 29
Oktober 2014
Snelstartgids
29
Page 30
Snelstartgids
00825-0211-4585, Rev BA
Oktober 2014
Emerson Process Management Rosemou nt Inc.
8200 Market Boulevard Chanhassen, MN USA 55317 T (US) (800) 999-9307 T (Intnl) (952) 906-8888 F (952) 906-8889
Emerson Process Management Asia Pacific Priva te Limited
1 Pandan Crescent Singapore 128461 T (65) 6777 8211 F (65) 6777 0947/65 6777 0743
Emerson Process Management GmbH & Co. OHG
Argelsrieder Feld 3 82234 Wessling Germany T 49 (8153) 9390, F49 (8153) 939172
Beijing Rosemount Far East Instrument Co., Limited
No. 6 North Street, Hepingli, Dong Cheng District Beijing 100013, China T (86) (10) 6428 2233 F (86) (10) 6422 8586
Emerson Process Management bv
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland T (31) 70 413 66 66 F (31) 70 390 68 15 E info.nl@emer son.co m www.emerson process.nl
Emerson Process Management nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België T (32) 2 716 7711 F (32) 2 725 83 00 www.emerson process.be
Emerson Process Management Latin America
1300 Concord Terrace, Suite 400 Sunrise, Florida 33323 USA Tel + 1 954 846 5030 www.rosemount.com
© Rosemount, Inc. Alle rechten voorbehoud en. Alle merken eigendom van de merkhouder. Het Emers on-logo is e en handelsmerk en d ienstmerk van Em erson Elect ric Co. Annubar, SuperModule, Rosemount en het Rosemount-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van Rosemount Inc. HART is een gedeponeerd handelsmerk van de HART Communication Foundation.
Loading...