Rosemount 585 Annubar®
Flo-Tap-constructie met flens
Snelstartgids
00825-0211-4585, Rev BA
Oktober 2014
Page 2
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Oktober 2014
MEDEDELING
Deze handleiding bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 585 Annubar. De gids bevat geen
instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparaties of probleemoplossing, of voor explosieveilige,
drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de 585 Annubar
(publicatienummer 00809-0100-4585) voor nadere instructies. Deze handleiding is ook in digitale vorm
beschikbaar op www.rosemount.com.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel. Voorkom proceslekken door
procesaansluitingen uitsluitend af te dich ten met pakkingen en O -ringen die bestemd zijn vo or afdichting van
het betreffende pakkingvlak. Door de stroming van procesmedium kan de 585 Annubar-constructie heet
worden en kunt u brand wonden oplopen.
Inhoud
585 Annubar Flo-Tap-constructie met flens
(plof tekening)
585 Annubar Flo-Tap-constructie met flens
(ploftekening)
Snelstartgids
A. Compressieplaat
B. Volger
C. Pakking
D. Pakkingdrukker
E. Steunplaat
F. Isolatieklep
G. Pakking
H. Op afstand gemonteerde procesaansluiting
I. Kopplaat
J. Kooinippel
K. Aandrijfstangen
L. Montageflensconstructie
NB
Gebruik op alle schroefdraadaansluitingen een buisafdichtingsmiddel dat geschikt is voor de te
verwachten bedrijfstemperatuur.
3
Page 4
Snelstartgids
Stap 1: Locatie en installatiehoek
Voor nauwkeurige en herhaalbare flowmetingen moeten de correcte
montagerichting en de montagelengten voor rechte leidingen worden
aangehouden. Zie Tab e l 1 voor de minimale buisdiameterafstanden vanaf
verstoringen vóór de meter.
Tabel 1. Vereisten rechte buis
Afstanden voor de meter
Zonder richtvanenMet richtvanen
Buiten
In vlak A
AAA’CC’
vlak A
Oktober 2014
de meter
Afstanden achter
1
2
3
4
8
N.v.t.
11
N.v.t.
23
N.v.t.
12
N.v.t.
10
N.v.t.
16
N.v.t.
28
N.v.t.
12
N.v.t.
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
4
Page 5
Oktober 2014
Tabel 1. Vereisten rechte buis
Afstanden voor de meter
Zonder richtvanenMet richtvanen
In vlak A
AAA’CC’
Buiten
vlak A
Snelstartgids
de meter
Afstanden achter
5
6
18
N.v.t.
30
N.v.t.
18
N.v.t.
30
N.v.t.
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
N.v.t.8N.v.t.4N.v.t.44
4
NB
Neem contact op met de fabrikant voor instructies over toepassingen in vierkante
of rechthoekige leidingen.
“In vlak A” betekent dat de stang zich in hetzelfde vlak bevindt als de elleboog.
“Buiten vlak A” betekent dat de stang haaks op het elleboogvlak staat.
Als de correcte rechte buislengten niet beschikbaar zijn, monteer dan zodanig dat
80% van de leiding zich vóór de meter bevindt en 20% achter de meter.
Gebruik richtvanen om de vereiste rechte buislengte te bekorten.
Rij 6 in Ta be l 1 heeft betrekking op schuif-, kogel-, plug- en andere typen
smoorkleppen die gedeeltelijk worden geopend, alsmede op regelkleppen.
5
Page 6
Snelstartgids
+
-
3
+
-
3
+
-
3
Recommended Zone
30
Aanbevolen zone
30°
Uitlijningsfout
Bij de installatie van de 585 Annubar mag de uitlijning maximaal 3° afwijken.
Figuur 1. Uitlijningsfout
Horizontale montagerichting
Voor het correct ontluchten en aftappen in lucht- en gastoepassingen moet
de sensor in de bovenste helft van de buis worden gemonteerd. Voor
vloeistoftoepassingen moet de sensor zich in de onderste helft van de buis
bevinden. Voor stoomtoepassingen kan de sensor zich aan de boven- of
onderkant van de leiding bevinden, afhankelijk van de temperatuur van de
stoom. Zie Tabel on page 16 voor meer informatie.
Oktober 2014
Figuur 2. Gas en stoom aan de bovenkant
6
Page 7
Oktober 2014
Recommended Zone
30
Aanbevolen zone
30°
Flow
360
360°
Stroomrichting
360°
Stroomrichting
Figuur 3. Vloeistof en stoom
Verticale montagerichting
De sensor kan in elke willekeurige positie rondom de buisomtrek worden
geïnstalleerd zolang de ontluchtingsopeningen op de juiste plaats zitten voor
aftappen of ontluchten. Voor vloeistof of stoom worden optimale resultaten
verkregen bij een opgaande flow. Om te voorzien in waterpoten moet voor direct
gemonteerde stoomtoepassingen een 90°-afstandhouder worden toegevoegd,
zodat de transmitter binnen de grenswaarden voor temperatuur blijft.
Snelstartgids
Figuur 4. Stoom en vloeistof
Figuur 5. Gas
Flow
360
7
Page 8
Snelstartgids
A
B
Oktober 2014
Stap 2: Montagehardware lassen
NB
De door Rosemount geleverde montageflens heeft een in de montagehardware ingebouwde
integrale uitlijning als hulp bij het correct boren van de montagegaten. Tevens helpt deze
hardware bij de uitlijning van de sensor op het montagegat voor inbrenging.
1. Plaats de flensconstructie met een tussenruimte van 1,6 mm (1/16 inch)
op de vooraf bepaalde plaats op de buis en meet de afstand tussen de
buitendiameter van de buis en het flensoppervlak. Vergelijk deze met Ta be l 2
en pas de tussenruimte zo nodig aan.
Tabel 2. Flensmaten en flensbuitendiameter voor iedere sensormaat
1.De tolerantie voor de afmeting van de buitendiameter van de flens boven een leidingdiameter van
254 mm (10 in) bedraagt ±1,5 mm (0,060 in). Onder 254 mm (10 in) bedraagt de tolerantie ±0,8 mm
(0,030 in).
A
R
2. Plaats vier puntlassen van 6mm (
13,0 in 150# RF117 (4,63)
14,0 in 150# RTJ122 (4,82)
1
/4 inch) op 90° ten opzichte van elkaar.
Controleer de uitlijning van de montageflens zowel evenwijdig aan als haaks
op de lijn van de stroomrichting (zie Figuur 6). Als de uitlijning van de
montageflens binnen de toleranties valt, voltooit u de lasverbinding volgens
de ter plaatse geldende richtlijnen. Als hij buiten de voorgeschreven
toleranties valt, verricht u eerst de vereiste aanpassingen alvorens de
lasverbinding te voltooien.
3. Laat het montagemateriaal afkoelen voordat u verder gaat, om ernstige
brandwonden te vermijden.
Buitendiameter
flens mm (in)
(1)
Figuur 6. Uitlijning
A. Buitendiameter flens
B. Puntlassen
8
Page 9
Oktober 2014
A
A
B
C
Snelstartgids
Stap 3: Isolatieklep installeren
1. Plaats de isolatieklep op de montageflens. Zorg dat de klepsteel zo wordt
gepositioneerd dat wanneer de Flo-Tap wordt geïnstalleerd, de inbrengstangen
de buis omringen en de klephendel wordt gecentreerd tussen de stangen
(zie Figuur 7). (NB: Dit wordt bemoeilijkt als de klep zich in één lijn bevindt met
de stangen.)
2. Zet de isolatieklep vast op de montageflens met de pakking, bouten en moeren.
Figuur 7. Montagerichting isolatieklep
A. Isolatieklep
Stap 4: Boormachine aanbrengen en gat boren
Er wordt geen boormachine meegeleverd.
1. Monteer de boormachine op de isolatieklep.
2. Open de klep volledig.
3. Boor het gat in de buiswand volgens de met de boormachine meegeleverde
instructies. Boor tot 64 mm (2,5 in). Voor het boorgat geldt een tolerantie
van +1,6 / —0 mm (
4. Trek de boor volledig terug tot voorbij de klep.
1
/16 / —0 in).
Figuur 8. Boorconstructie
A. Isolatieklep volledig geopend tijdens inbrengen boor
B. Drukboormachine
C. Isolatieklep volledig gesloten na uittrekken boor
9
Page 10
Snelstartgids
Oktober 2014
Stap 5: Boormachine verwijderen
1. Controleer of de boor tot voorbij de klep is teruggetrokken.
2. Sluit de isolatieklep om het proces te isoleren.
3. Neem de druk van de boormachine af en verwijder hem.
4. Controleer de isolatieklep en de montageflens op eventuele lekkage.
Stap 6: Annubar monteren
1. Zet de stroomrichtingspijl op de kop in lijn met de stroomrichting.
2. Bevestig de Flo-Tap met de bijgeleverde pakking en flensbouten op de
isolatieklep.
3. Haal de moeren kruiselings aan zodat de pakking gelijkmatig wordt
samengedrukt.
4. Zorg dat de ontluchtingskleppen worden gesloten alvorens verder te gaan.
5. Open en sluit de isolatieklep om de 585 sensor onder druk te zetten en
eventuele lekken in de installatie te vinden. Wees uiterst voorzichtig indien het
stromende procesmedium stoom of een bijtend middel is.
6. Controleer de volledige installatie op lekkage. Haal elk aansluitpunt zo nodig
nog wat aan om het geheel lekvrij te krijgen. Herhaal stap 5 en 6 totdat er geen
lekkage meer is.
NB
De Flo-Tap 585 Annubars kunnen in principe een groot gewicht dragen over een grote afstand van
het leidingwerk, in welk geval externe ondersteuning noodzakelijk is. De steunplaat heeft
schroefgaten om de ondersteuning van de 585 Annubar te vergemakkelijken.
Figuur 9. Flo-Tap installeren
A
B
A. Steunplaat
B. Isolatieklep
10
Page 11
Oktober 2014
A
Snelstartgids
Stap 7: Annubar inbrengen
1. Open de isolatieklep helemaal.
2. Draai de slinger rechtsom. Als er een elektrische boor met adapter wordt
gebruikt, houd het toerental dan onder 200 tpm.
3. Draai aan de slinger totdat de sensor goed contact maakt met de
tegenoverliggende zijde van de buis.
a. De oranje strepen geven aan wanneer de sensor de tegenoverliggende
zijwand nadert.
b. Als de oranje strepen de steunplaat naderen, verwijder dan de elektrische
boor en draai met de hand verder aan. Plaats tijdens het aandraaien een
vinger op de pakkingdrukker. Er zal trilling en beweging zijn. Wanneer er
geen trilling en beweging meer optreedt, is de sensor in contact met de
tegenoverliggende zijwand.
NB
Plaats uw vinger niet boven de pakkingdrukker bij toepassingen met hoge temperaturen.
c. Draai de hendel nog eens 1/4 tot 1/2 slag om de sensor vast te zetten.
Figuur 10. De sensor inbrengen
A. Vergrendelpen van aandrijving
Stap 8: Transmitter monteren
Transmittermontage, kop voor directe montage zonder kleppen
1. Breng O-ringen aan in de groeven op de voorkant van de kop.
2. Richt de egalisatiekraan (-kranen) zodanig dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn.
Installeer een kranenblok met het gladde vlak naar de voorkant van de kop toe.
Haal de moeren kruiselings aan tot 45 N•m (400 in•lb).
3. Breng O-ringen aan in de groeven op de voorkant van het kranenblok.
4. Breng de bovenkant van de transmitter in lijn met de bovenkant van de sensor
(op de zijkant van de kop is “Hi” gestanst) en installeer hem.
5. Haal de moeren kruiselings aan tot 45 N•m (400 in•lb).
6. Als optie DV is geselecteerd, worden dubbele instrumentkleppen geleverd.
Herhaal in dat geval stap 1-4 om de redundante transmitter te installeren.
11
Page 12
Snelstartgids
Transmittermontage met kop voor montage op afstand
Door temperaturen van meer dan 121 °C (250 °F) bij de membranen van de
sensormodule zal de transmitter beschadigd raken. Op afstand gemonteerde
transmitters worden op de sensor aangesloten via impulsleidingen, zodat de
bedrijfsflowtemperaturen in zodanige mate afnemen dat de transmitter niet
meer kwetsbaar is.
Afhankelijk van de procesvloeistof worden de impulsleidingen op verschillende
wijze gelegd. De inrichting moet geschikt zijn voor continubedrijf bij de in de
pijpleiding heersende druk en temperatuur. Gebruik van een roestvaststalen buis
met een buitendiameter van ten minste 12 mm (
ten minste 1 mm (0,035 inch) wordt aanbevolen. Buisfittingen met schroefdraad
zijn niet raadzaam omdat dan in kleine holten lucht wordt opgesloten waar
uiteindelijk lekkage zal optreden.
De volgende beperkingen en aanbevelingen gelden voor de montagelocatie van
impulsleidingen:
Horizontaal gemonteerde impulsleidingen moeten ten minste 83 mm/m (1
inch/ft) verval hebben.
- Laat omlaag lopen (richting transmitter) voor toepassingen met
vloeistof en stoom
- Laat omhoog lopen (richting transmitter) voor toepassingen met gas
Voor toepassingen met temperaturen onder 121 °C (250 °F) moet de
impulsleiding zo kort mogelijk worden gehouden om
temperatuurveranderingen zoveel mogelijk te neutraliseren. Mogelijk is
isolatie nodig.
Voor toepassingen boven 121 °C (250 °F) moet de impulsleiding een lengte
hebben van ten minste 0,3048 m (1 ft) voor elke 38°C (100 °F)
temperatuurverhoging boven 121 °C (250 °F). De impulsleidingen mogen
geen isolatie hebben, ter verlaging van de vloeistoftemperatuur. Controleer
aansluitingen met schroefdraad nadat het systeem op bedrijfstemperatuur is
gekomen; soms komen aansluitingen namelijk los door de uitzetting en
inkrimping die met de temperatuurwisselingen gepaard gaan.
Voor in de buitenlucht geplaatste installaties voor vloeistof, verzadigd gas
of stoom zal soms isolatie en verwarming nodig zijn om bevriezing te
voorkomen.
Als de impulsleiding langer is dan 1,8 m (6 ft) moeten de hoge en lage
impulsleidingen in een bundel worden gelegd om een gelijke temperatuur te
handhaven. Monteer de leiding in steunen om doorzakken en trillingen te
voorkomen.
De impulsleidingen moeten op een afgeschermde locatie worden gemonteerd,
of aan de muur of het plafond. Gebruik op alle schroefdraadaansluitingen een
buisafdichtmiddel dat geschikt is voor de bedrijfstemperatuur. Monteer de
impulsleiding niet vlak bij hete pijpleidingen of apparatuur.
Voor alle installaties wordt montage van een instrumentkranenblok aanbevolen.
Met een kranenblok kan de gebruiker voorafgaand aan de nulinstelling de druk
egaliseren en de procesvloeistof van de transmitter isoleren.
1
/2 inch) en een wanddikte van
Oktober 2014
12
Page 13
Oktober 2014
1
2
To PHTo PL
MV
ML
MEL
DVL
MH
MEH
DVH
naar PHnaar PL
MV
ML
DVL
MEH
MH
MEL
DVH
naar PHnaar PL
ME
ML
DVL
DVH
MH
Snelstartgids
Figuur 11. Identificatie kleppen van kranenblokken met 5 en met 3 kranen
Kranenblok met 5 kranenKranenblok met 3 kranen
To PHTo PL
ME
MH
2
ML
Tabel 3. Beschrijving van impulskleppen en componenten
1. Hoge druk
2. Lage druk
DVH
1
NaamBeschrijvingDoel
Componenten
1TransmitterLeest verschildruk uit
2KranenblokIsoleert en egaliseert de transmitter
Kranenblok en impulskleppen
PHPrimaire sensor
PLPrimaire sensor
DVH
DVL
Aftap-/
ontluchtingskraan
Aftap-/
ontluchtingskraan
MHKranenblok
MLKranenblok
MEHKranenblokegalisator
MELKranenblokegalisator
(1)
(2)
Aansluitingen voor procesdruk aan hoge en lage zijde.
(1)
Tapt de kamers in de verschildruk-transmitter af (bij gasbedrijf)
of ontlucht deze (bij vloeistof- of stoombedrijf)
(2)
(1)
(2)
Scheidt de druk aan hoge of lage zijde van het proces
(1)
Geeft de hoge en lage drukzijden toegang tot de
ontluchtingskraan, of isoleert de procesvloeistof
(2)
MEKranenblokegalisatorVoor egalisatie van de druk aan hoge en lage zijde
MV
Ontluchtingskraan
kranenblok
Ontlucht de procesvloeistof
DVL
13
Page 14
Snelstartgids
Aanbevolen installatiemethoden
Gasbedrijf
Installeer de transmitter hoger dan de sensor om te voorkomen dat condenseerbare
vloeistoffen in de impulsleidingen en de verschildrukcel achterblijven.
Figuur 12. Verticale leiding
Figuur 13. Horizontale leiding
Oktober 2014
Vloeistofbedrijf
Installeer de transmitter lager dan de sensor om te voorkomen dat lucht in de
impulsleiding of de transmitter dringt.
Figuur 14. Verticale leiding
14
Page 15
Oktober 2014
Figuur 15. Horizontale leiding
Stoombedrijf (boven 232 °C [450 °F])
Installeer de transmitter onder de procesleidingen. Leid de impulsleiding
omlaag naar de transmitter en vul het systeem met koelwater via de twee
T-aansluitingen.
Figuur 16. Verticale leiding
Snelstartgids
Figuur 17. Horizontale leiding
15
Page 16
Snelstartgids
Stoombedrijf aan bovenkant
Tabel 4. Grenstemperatuur stoom aan bovenkant
TransmitterverbindingsplatformMaximumtemperatuur
Montage op afstand455 °C (850 °F)
Directe montage205 °C (400 °F)
Voor extern gemonteerde installaties moet de impulsleiding enigszins omhoog
lopen vanaf de instrumentaansluitingen op de Annubar naar de kruisstukken
zodat het condensaat in de leiding kan terugstromen. Vanaf de kruisstukken
moet de impulsleiding naar de transmitter en de aftappoten omlaag worden
geleid. De transmitter moet zich onder de instrumentaansluitingen van de
Annubar bevinden. Afhankelijk van de omgevingsfactoren kan isolatie van het
bevestigingsmateriaal vereist zijn.
Figuur 18. Horizontale leiding
Oktober 2014
Stap 9: Annubar terugtrekken
Tandwielaandrijving (G)
1. Verwijder de vergrendelpen van de aandrijving.
2. Draai de slinger linksom. Als er een elektrische boor met adapter wordt
gebruikt, houd het toerental dan onder 200 tpm.
3. Trek terug totdat de moeren van het stanguiteinde tegen het mechanisme
van de tandwielkast aanliggen.
16
Page 17
Oktober 2014
Productcertificeringen – 3051SMV / 3051SFx
Rev 1
Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EG-verklaring van
overeenstemming. De meest recente revisie van de EG-verklaring van overeenstemming
is beschikbaar op www.rosemount.com
.
Certificeringnormalelocaties van FM Approvals
De transmitter is volgens de standaardprocedure door FM Approvals onderzocht en getest.
Daarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire eisen voor elektrische,
mechanische en brandveiligheid. FM Approvals is een in de VS nationaal erkend
onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd
door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
Apparatuur installeren in Noord-Amerika
De Amerikaanse National Electrical Code (NEC) en de Canadese Electrical Code (CEC)
verbieden het gebruik van apparatuur met divisiemarkering in zones of apparatuur met
zonemarkering in divisies. De markeringen moeten geschikt zijn voor de gebiedsclassificatie,
gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende codes.
VS
E5 FM explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III; klasse 1,
zone 0 AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; T4(-50 °C Ta +70 °C);
indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 03151-1206; type 4x
NB Transmitters met de markering NI CL 1, DIV 2 kunnen worden geïnstalleerd in divisie
2-locaties met behulp van divisie 2-bedradingsmethodes of niet-vonkende veldbedrading
(NIFW). Zie tekening 03151-1206.
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; (-50 °C Ta +70 °C); indien aangesloten
volgens Rosemount-tekening 03151-1006; type 4x
Canada
E6 CSA explosieveilig, stofontstekingsbestendig en divisie 2
Certificaat: 1143113
Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966, CSA-norm C22.2
nr. 30-M1986, CAN/CSA C22.2 nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987,
CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2
nr. 60529:05
Productcertificeringen
Snelstartgids
17
Page 18
Snelstartgids
Markeringen: Explosieveilig klasse I, divisie 1, groep B, C, D; stofontstekingsbestendig
klasse II, divisie 1, groep E, F, G; klasse III; geschikt voor klasse I, divisie 2,
groep A, B, C, D; type 4x
I6 CSA intrinsiek veilig
Certificaat: 1143113
Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CAN/CSA C22.2
nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CSA-norm C22.2 nr. 157-92,
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 60529:05
Markeringen: Intrinsiek veilig, klasse I, divisie 1; geschikt voor klasse 1, zone 0, IIC, T3C;
indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 03151-1207; type 4x
nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr.142-M1987, CSA-norm C22.2 nr.157-92,
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 60529:05
Markeringen: FISCO Intrinsiek veilig, klasse I, divisie 1; geschikt voor klasse I, zone 0; T3C;
indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 03151-1207; type 4x
Europa
E1 ATEX drukvast
Certificaat: KEMA 00ATEX2143X
Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-1: 2007, EN 60079-26:2007
(3051SFx-modellen met RTD zijn gecertificeerd volgens EN 60079-0:2006)
Markeringen: II 1/2 G Ex d IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(-60 °C Ta +70 °C),
T5/T4(-60 °C Ta +80 °C)
Temperatuurklasse Procestemperatuur
T6 -60 °C tot +70 °C
T5 -60 °C tot +80 °C
T4 -60 °C tot +120 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan
het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
I1 ATEX Intrinsieke veiligheid
Certificaat: Baseefa08ATEX0064X
Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-11: 2012
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C Ta +70 °C)
HART Alleen SuperModule RTD (for 3051SFx)
Spanning Ui 30 V 7,14 V 30 V
Stroom Ii 300 mA 300 mA 2,31 mA
Vermogen Pi 1 W 887 mW 17,32 mW
Elektrische
capaciteit Ci
14,8 nF 0,11 uF 0
Inductantie Li 0 0 0
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden
Oktober 2014
18
Page 19
Oktober 2014
2. De behuizing is mogelijkvervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een
beschermende polyurethaanverf; in een zone 0 moet echter worden opgelet dat de
behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
ND ATEX stof
Certificaat: BAS01ATEX1374X
Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-31: 2009
Markeringen: II 1 D Ex ta IIIC T105 °C T
500
95 °C Da, (-20 °C Ta +85 °C), V
max
= 42,4V
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing
op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afdichtpluggen die
de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
3. Kabelingangen en afdichtpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7J-slagproef kunnen doorstaan.
4. De SuperModule moet stevig op zijn plaats worden bevestigd om de beschermingsgraad
van de behuizing te handhaven.
N1 ATEX type n
Certificaat: Baseefa08ATEX0065X
Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-15: 2010
Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T4 Gc, (-40 °C Ta +70 °C), V
max
= 45V
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is uitgerust met een optionele overspanningsbeveiliging van 90 V, kan
deze de 500V-isolatietest zoals bepaald in clausule 6.5.1 van EN 60079-15:2010 niet
doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
Internationaal
E7 IECEx drukvast en stof
Certificaat: IECEx KEM 08.0010X (drukvast)
Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1: 2007, IEC 60079-26:2006
(3051SFx-modellen met RTD zijn gecertificeerd volgens IEC 60079-0:2004)
Markeringen: Ex d IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(-60 °C Ta +70 °C), T5/T4(-60 °C Ta +80 °C)
Temperatuurklasse Procestemperatuur
T6 -60 °C tot +70 °C
T5 -60 °C tot +80 °C
T4 -60 °C tot +120 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan
het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
Certificaat: IECEx BAS 09.0014X (stof)
Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-31:2008
Markeringen: Ex ta IIIC T105 °C T
500
95 °C Da, (-20 °C Ta +85 °C), V
max
= 42,4V
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing
op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afdichtpluggen die
de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
Snelstartgids
19
Page 20
Snelstartgids
3. Kabelingangen en afdichtpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7J-slagproef kunnen doorstaan.
4. De 3051S- SuperModule moet stevig op zijn plaats worden bevestigd om de
beschermingsgraad van de behuizing te handhaven.
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat: IECEx BAS 08.0025X
Normen: IEC 60079-0: 2011, IEC 60079-11: 2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C Ta +70 °C)
HART Alleen SuperModule RTD (for 3051SFx)
Spanning Ui 30 V 7,14 V 30 V
Stroom Ii 300 mA 300 mA 2,31 mA
Vermogen Pi 1 W 887 mW 17,32 mW
Elektrische
capaciteit Ci
14,8 nF 0,11 uF 0
Inductantie Li 0 0 0
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijkvervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een
beschermende polyurethaanverf; in een zone 0 moet echter worden opgelet dat de
behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
N7 IECEx type n
Certificaat: IECEx BAS 08.0026X
Normen: IEC 60079-0: 2011, IEC 60079-15: 2010
Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc, (-40 °C Ta +70 °C)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is uitgerust met een overspanningsbeveiliging van 90 V, kan deze de
500V-isolatietest zoals bepaald in clausule 6.5.1 van IEC 60079-15:2010 niet doorstaan.
Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
Markeringen: Ex d IIC T* Ga/Gb, T6(-40 °C Ta +65 °C), T5(-40 °C Ta +80 °C), IP66*
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Bij een omgevingstemperatuur boven 60 °C moet de isolatietemperatuur van de
kabelbedrading ten minste 90 °C bedragen voor overeenstemming met de
bedrijfstemperatuur van de apparatuur.
2. Het instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan
het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C Ta +70 °C), IP66*
20
Oktober 2014
Page 21
Oktober 2014
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. Voor processen met temperaturen van meer dan 135 °C moet de gebruiker beoordelen
of de temperatuurklasse van de SuperModule geschikt is voor dergelijke toepassingen,
omdat in deze situatie het risico bestaat dat de temperatuur van de SuperModule hoger
is dan T4.
HART Alleen SuperModule RTD (for 3051SFx)
Spanning Ui 30 V 7,14 V 30 V
Stroom Ii 300 mA 300 mA 2,31 mA
Vermogen Pi 1 W 887 mW 17,32 mW
Elektrische
capaciteit Ci
14,8 nF 0,11 uF 0
Inductantie Li 0 0 0
China
E3 China drukvast en stofontstekingsbestendig
Certificaat: 3051SMV: GYJ14.1039X [verv. VS, China, Singapore]
3051SFx: GYJ11.1711X [verv. VS, China, Singapore]
Normen: 3051SMV: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010
3051SFx: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010, GB12476.1-2000
Markeringen: 3051SMV: Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb
3051SFx: Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb; DIP A20 T
A
105 °C; IP66
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke gebruiksvoorwaarden:
Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
I3 Intrinsiekeveiligheid China
Certificaat: 3051SMV: GYJ14.1040X [verv. VS, China, Singapore]
3051SFx: GYJ11.1707X [verv. VS, China, Singapore]
Normen: 3051SMV: GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-2010
3051SFx: GB3836.1/4-2010, GB3836.20-2010, GB12476.1-2000
Markeringen: 3051SMV: Ex ia IIC T4 Ga
3051SFx: Ex ia IIC T4 Ga, DIP A20 T
A
105 °C; IP66
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De behuizing kan lichte metalen bevatten. Er moet derhalve worden gezorgd dat
ontstekingsgevaar vanwege stoten of wrijving wordt voorkomen.
2. Dit apparaat kan de volgens lid 6.3.12 van GB3836.4-2010 gedefinieerde 500V-isolatietest
niet doorstaan.
EAC – Wit-Rusland, Kazachstan, Rusland
EM Technische voorschrift douane-unie (EAC) drukvast
Certificaat: Neem contact op met een vertegenwoordiger van
Emerson Process Management voor aanvullende informatie
IM Technische voorschrift douane-unie (EAC) drukvast
Certificaat: Neem contact op met een vertegenwoordiger van
Emerson Process Management voor aanvullende informatie
Japan
E4 Japandrukvast
Certificaat: TC19070, TC19071, TC19072, TC19073
Markeringen: Ex d IIC T6
Snelstartgids
21
Page 22
Snelstartgids
Republiek Korea
EP Republiek Korea drukvast
Certificaat: 12-KB4BO-0180X [verv. VS], 11-KB4BO-0068X [verv. Singapore]
Markeringen: Ex d IIC T5 or T6
IP Republiek Korea intrinsieke veiligheid
Certificaat: Neem contact op met een vertegenwoordiger van
Emerson Process Management voor aanvullende informatie
Combinaties
K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND
K2 Combinatie van E2 en I2
K5 Combinatie van E5 en I5
K6 Combinatie van E6 en I6
K7 Combinatie van E7, I7 en N7
KA Combinatie van E1, I1, E6 en I6
KB Combinatie van E5, I5, E6 en I6
KC Combinatie van E1, I1, E5 en I5
KD Combinatie van E1, I1, E5, I5, E6 en I6
KM Combinatie van EM en IM
KP Combinatie van EP en IP
Overigecertificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat: 00-HS145383-6-PDA
Beoogd gebruik: Meting van de verschil- of absolute druk in vloeistof-, gas- en
damptoepassingen op vaartuigen, scheeps- en offshore-installaties van
klasse ABS.
Certificaat: 31910/A0 BV
Vereisten: Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen
Toepassing: Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat: A-13243
Beoogd gebruik: Regels van Det Norske Veritas voor classificatie van vaartuigen, snelle en
lichte vaartuigen, en offshore-normen van Det Norske Veritas
Toepassing:
Locatieklassen
Type 3051S
Temperatuur D
Luchtvochtigheid B
Trilling A
EMC A
Behuizing D / IP66 / IP68
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat: 11/60002(E3)
Toepassing: Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
D3 Punt van overdracht – nauwkeurigheidsgoedkeuring Measurement Canada
Certificaat: AG-0501, AV-2380C
22
Oktober 2014
Page 23
Oktober 2014
File ID: DSI C E Marking Page 1 of 3 DSI 1000I-DoC
EC Declaration of Conformity
No: DSI 1000 Rev. I
We,
Emerson Process Management
Heath Place - Bognor Regis
West Sussex PO22 9SH
England
declare under our sole responsibility that the products,
Primary Element Models 405 / 1195 / 1595 & Annubar®
Models 485 / 585
manufactured by,
Rosemount / Dieterich Standard, Inc.
5601 North 71
st
Street
Boulder, CO 80301
USA
to which this declaration relates, is in conformity with the provisions of the European
Community Directives as shown in the attached schedule.
Assumption of conformity is based on the application of the harmonized standards and, when
applicable or required, a European Community notified body certification, as shown in the
attached schedule.
As permitted by 97/23/EC, Annex 7, the authorized signatory for the legally binding declaration of
conformity for Rosemount/Dieterich Standard, Inc. is Vice President of Quality, Timothy J. Layer.
20-Oct-2011
Timothy J. Layer
Vice President, Quality
(signature)
(date of issue)
Figure 19. Verklaring van overeenstemming Rosemount 585
Snelstartgids
23
Page 24
Snelstartgids
File ID: DSI C E Marking Page 2 of 3 DSI 1000I-DoC
Schedule
EC Declaration of Conformity DSI 1000 Rev. I
PED Directive (97/23/EC)
Models: 405 / 485 / 585/ 1195 / 1595
QS Certificate of Assessment – CE-0041-H-RMT-001-10-USA
IV* Flo Tap - 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 600# 60" to 72" Line (Category IV Flo Tap will require a B1
Certificate for design examination and H1 Certificate for special surveillance)
All other models:
Sound Engineering Practice
Summary of Classifications
Model/Range
PED Category
Group 1
Fluid
Group 2
Fluid
585M - 2500# All Lines
N/A
SEP
585S - 1500# & 2500# All Lines
III
SEP
MSL46 - 2500# All Lines
N/A
SEP
MSR: 1500# & 2500# All Lines
III
SEP
1195, 3051SFP, 3095MFP: 150# 1-1/2
I
SEP
1195, 3051SFP, 3095MFP: 300# & 600# 1-1/2
II
I
1195, 3051SFP, 3095MFP: 1-1/2” Threaded & Welded
II
I
DNF - 150# 1-1/4”, 1-1/2” & 2
I
SEP
DNF - 300# 1-1/4”, 1-1/2” & 2
II
I
DNF, DNT, & DNW: 600# 1-1/4”, 1-1/2” & 2”
II
I
Flanged 485/3051SFA/3095MFA: 1500# & 2500# All Lines
II
SEP
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 2 150# 6to 24 Line
I
SEP
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 2 300# 6to 24 Line
II
I
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 2 600# 6to 16 Line
II
I
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 2 600# 18to 24 Line
III
II
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 150# 12to 44 Line
II
I
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 150# 46to 72 Line
III
II
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 300# 12” to 72 Line
III
II
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 600# 12to 48 Line
III
II
FloTap 485/3051SFA/3095MFA: Sensor Size 3 600# 60 to 72 Line
IV*
III
Oktober 2014
24
Page 25
Oktober 2014
File ID: DSI C E Marking Page 3 of 3 DSI 1000I-DoC
[Notified Body Number: 0041]
Parklands, Wilmslow Road, Didsbury
Manchester M20 2RE
United Kingdom
Snelstartgids
25
Page 26
Snelstartgids
Naam document: DSI CE-markering Pagina 1 van 3 DSI 1000_dut.docx
EG-verklaring van overeenstemming
Nr.: DSI 1000 Rev. I
Wij,
Emerson Process Management
Heath Place - Bognor Regis
West Sussex PO22 9SH
Engeland
verklaren onder onze volledige verantwoordelijkheid dat de producten
Primair element model 405/1195/1595 en Annubar®
model 485/585
vervaardigd door
Rosemount/Dieterich Standard, Inc.
5601 North 71
st
Street
Boulder, CO 80301
VS
waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepalingen in de
richtlijnen van de Europese Unie, zoals vermeld in bijgevoegd schema.
De aanname van de overeenstemming is gebaseerd op de toepassing van de geharmoniseerde
normen en, waar van toepassing of vereist, certificering door een aangemelde instantie in de
Europese Gemeenschap, zoals vermeld in het bijgevoegde schema.
Zoals toegestaan volgens 97/23/EG, bijlage 7, is de gevolmachtigde voor de juridisch bindende
verklaring van overeenstemming voor Rosemount/Dieterich Standard, Inc. de Vice President of
Quality, Timothy J. Layer.
20 okt 2011
Vice President, Quality
(datum van uitgifte)
Timothy J. Layer
Oktober 2014
26
Page 27
Oktober 2014
Naam document: DSI CE-markering Pagina 2 van 3 DSI 1000_dut.docx
IV* FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 600 lb leiding van 60 in tot 72 in (FloTap van categorie IV vereist een
B1-certificaat voor ontwerpcontrole en een H1-certificaat voor bijzonder toezicht)
Alle overige modellen:
Goed vakmanschap
Samenvatting van classificaties
Model/bereik
Categorie Richtlijn
Drukapparatuur
Vloeistof
groep 1
Vloeistof
groep 2
585M - 2500 lb alle leidingen
N.v.t. SEP
585S - 1500 lb en 2500 lb alle leidingen
III SEP
MSL46 - 2500 lb alle leidingen N.v.t. SEP
MSR: 1500 lb en 2500 lb alle leidingen III SEP
1195, 3051SFP, 3095MFP: 150 lb 1,5 in I SEP
1195, 3051SFP, 3095MFP: 300 lb en 600 lb 1,5 in II I
1195, 3051SFP, 3095MFP: 1,5 in draad- en lasverbindingIII
DNF – 150 lb 1,25 in, 1,5 in en 2 in I SEP
DNF – 300 lb 1,25 in, 1,5 in en 2 in II I
DNF, DNT, & DNW: 600 lb 1,25 in, 1,5 in en 2 in II I
Met flens – 485/3051SFA/3095MFA: 1500 lb en 2500 lb alle leidingen II SEP
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 2 150 lb leiding van 6 in tot 24 in I SEP
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 2 300 lb leiding van 6 in tot 24 in II I
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 2 600 lb leiding van 6 in tot 24 in II I
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 2 600 lb leiding van 18 in tot 24 in III II
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 150 lb leiding van 12 in tot 44 in II I
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 150 lb leiding van 46 in tot 72 in III II
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 300 lb leiding van 12 in tot 72 in III II
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 600 lb leiding van 12 in tot 48 in III II
FloTap – 485/3051SFA/3095MFA: Sensormaat 3 600 lb leiding van 60 in tot 72 in IV* III
Snelstartgids
27
Page 28
Snelstartgids
Naam document: DSI CE-markering Pagina 3 van 3 DSI 1000_dut.docx
Schema
EG-verklaring van overeenstemming DSI 1000 Rev. I
Aangemelde instantie conform Richtlijn Drukapparatuur (93/27/EG):