Stap 1: Locatie en montagerichting
Stap 2: Gaten in de leiding boren
Stap 3: Monteren en inspectie passing
Stap 4: Montagebevestigingen lassen
Stap 5: De Annubar inbrengen
Stap 6: De transmitter monteren
Productcertificaties
Deze installatiegids bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 485 Annubar. Hij
bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud en probleemoplossing,
noch voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de
naslaghandleiding van de 485 Annubar (publicatienummer 00809-0100-4810) voor nadere
instructies. Deze handleiding is op www.rosemount.com ook in digitale vorm beschikbaar.
Als de 485 Annubar gemonteerd op een Rosemount 3051S transmitter is besteld,
raadpleeg dan de volgende Beknopte installatiegids voor informatie over configuratie
en certificeringen voor gevaarlijke locaties: Rosemount 3051S Series druktransmitter
(publicatienummer 00825-0100-4801).
Als de 485 Annubar gemonteerd op een Rosemount 3095 transmitter is besteld, raadpleeg
dan de volgende Beknopte installatiegids voor informatie over configuratie en certificeringen voor gevaarlijke locaties: Rosemount 3095 (publicatienummer 00825-0100-4716).
Beijing Rosemount Far East
Instrument Co., Limited
No. 6 North Street,
Hepingli, Dong Cheng District
Peking 100013, China
Tel.: +86 (10) 6428 2233
Fax: +86 (10) 6422 8586
December 2009
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk letsel of overlijden. Voorkom
proceslekken door procesaansluitingen uitsluitend af te dichten met pakkingen en O-ringen
die bestemd zijn voor afdichting van het betreffende pakkingvlak. Door de stroming van
procesmedium kan de 485 Annubar-constructie heet worden en kunt u brandwonden
oplopen.
Als de wand van de leiding/het kanaal minder dan 3,2 mm (0.125 in.) dik is, is uiterste
voorzichtigheid geboden bij het installeren van de sensor. Dunne wanden kunnen tijdens
lassen, installatie of door het gewicht van een vrijdragende flowmeter vervormd raken.
Voor deze installaties kan een wandcontactdoos, zadel of uitwendige flowmetersteun
nodig zijn. Raadpleeg de fabriek voor assistentie.
2
Page 3
Beknopte installatiegids
transmitter
sensorflens
coplanar-flens met
aftap-/ontluchtingsgaten
O-ringen (2)
485 Annubar-sensor
montageflensconstructie
verbinding van direct
gemonteerde transmitter
met kleppen
tapeinden
pakking
moeren
tegenoverliggende steun
Transmitter en behuizing ter
illustratie afgebeeld – alleen
geleverd indien besteld.
00825-0111-4809, Rev DB
December 2009
Geflensde 485 Annubar
Constructietekening van 485 de Annubar-flensconstructie
NB
Gebruik op alle schroefdraadaansluitingen een buisafdichtingsmiddel dat geschikt is voor
de te verwachten bedrijfstemperatuur.
3
Page 4
Beknopte installatiegids
00825-0111-4809, Rev DB
Geflensde 485 Annubar
December 2009
STAP 1: LOCATIEENMONTAGERICHTING
Voor nauwkeurige en herhaalbare flowmetingen moeten de correcte montagerichting en de
montagelengten voor rechte leidingen worden aangehouden. Zie Tabel 1 voor de minimale
buisdiameterafstanden vanaf verstoringen vóór de meter.
Tabel 1. Vereisten rechte buis
Afstand voor de meter
Zonder
richtvanen
In
Buiten
vlak A
vlak A
1
8
10
–
–
2
11
16
–
–
Met
richtvanen
A’CC’B
–
–
8
4
–
–
8
4
Afstand
–
4
–
4
achter
4
4
4
4
de meter
3
23
28
–
4
12
12
–
–
–
–
4
–
8
4
4
4
–
–
–
4
–
8
4
4
4
4
Page 5
Beknopte installatiegids
VERVOLGSTAP 1…
±3°
±3°
±3°
00825-0111-4809, Rev DB
December 2009
5
6
Afstand voor de meter
Zonder
richtvanen
In
Buiten
vlak A
vlak A
18
18
–
30
30
–
Geflensde 485 Annubar
Met
richtvanen
A’CC’B
–
–
–
–
8
4
4
–
–
–
–
8
4
4
Afstand
4
4
4
4
achter
de meter
NB
• Neem contact op met de fabrikant voor instructies over toepassingen in vierkante of
rechthoekige leidingen.
• “In vlak A” betekent dat de sensor zich in hetzelfde vlak bevindt als de elleboog.
“Buiten vlak A” betekent dat de sensor haaks op het elleboogvlak staat.
• Als de correcte rechte buislengten niet beschikbaar zijn, monteer dan zodanig dat
80% van de leiding zich vóór de meter bevindt en 20% achter de meter.
• Gebruik richtvanen om de vereiste rechte buislengte te bekorten.
• Rij 6 in Tabel 1 heeft betrekking op schuif-, kogel-, plug- en andere typen
smoorkleppen die gedeeltelijk worden geopend, alsmede op regelkleppen.
Uitlijningsfout
Bij de installatie van de 485 Annubar mag de uitlijning maximaal 3° afwijken.
Afbeelding 1. Uitlijningsfout
5
Page 6
Beknopte installatiegids
VERVOLGSTAP 1…
45°45°
aanbevolen
zone 90°
30°
aanbevolen
zone 30°
aanbevolen
zone 30°
45°45°
30°
aanbevolen
zone 30°
aanbevolen
zone 30°
45°45°
00825-0111-4809, Rev DB
Geflensde 485 Annubar
Horizontale montagerichting
Voor het correct ontluchten en aftappen in lucht- en gastoepassingen moet de sensor in de
bovenste helft van de buis gemonteerd worden. Voor vloeistof- en stoomtoepassingen moet
de sensor in de onderste helft van de buis gemonteerd worden. De maximale temperatuur
voor een rechtstreeks gemonteerde transmitter is 260 °C (500 °F).
Afbeelding 2. GasAfbeelding 3. Vloeistof en stoom
December 2009
Afbeelding 4. Montage bovenop voor stoom (directemontage tot 205 °C [400 °F])
NB:
Voor stoomtoepassingen met DP-meetwaarden tussen 0,75 en 2 inH
leidingen wordt aanbevolen het primaire element/de flowmetermontage boven de leiding te
installeren.
6
O in horizontale
2
Page 7
Beknopte installatiegids
VERVOLGSTAP 1…
360°
flow
360°
flow
360°
flow
00825-0111-4809, Rev DB
December 2009
Verticale montagerichting
De sensor kan in elke willekeurige positie rondom de buisomtrek worden geïnstalleerd
zolang de aftap/ontluchtingsopeningen de juiste montagepositie hebben voor ontluchten of
aftappen. Voor vloeistof of stoom worden optimale resultaten verkregen bij een opgaande
flow. Om te voorzien in waterpoten moet voor toepassingen met stoom een 90° afstandhouder worden toegevoegd, zodat de transmitter binnen de grenswaarden voor temperatuur
blijft. De maximale temperatuur voor een rechtstreeks gemonteerde transmitter is 260 °C
(500 °F).
Afbeelding 5. StoomAfbeelding 6. Vloeistof
Geflensde 485 Annubar
Afbeelding 7. Gas
7
Page 8
Beknopte installatiegids
NB: Boor bij modellen met
tegenoverliggende steun het
gat op 180° van het eerste
gat.
Boor het gat met de juiste
diameter in de buiswand.
00825-0111-4809, Rev DB
Geflensde 485 Annubar
December 2009
STAP 2: GATENINDELEIDINGBOREN
1. Bepaal de sensormaat op basis van de breedte van de sonde (zie Tabel 2).
2. Haal de druk van de leiding af en laat deze leeglopen.
3. Kies de locatie van het te boren gat.
4. Bepaal de diameter van het te boren gat op basis van de specificaties in Tabel 2. Breng
het montagegat in de leiding aan met een gatenzaag of een boor. MAAK HET GAT NIET
MET EEN SNIJBRANDER.
Tabel 2. Tabel voor sensormaat/gatdiameter
Sensor-
maat
Sensorbreedte Gatdiameter
114,99 mm (0.590 in.)
226,92 mm (1.060 in.)
349,15 mm (1.935 in.)
3
19 mm (
34 mm (15/16 in.)
64 mm (2
5. Als een model met tegenoverliggende steun is geleverd, boort u tegenover het eerste
gat een tweede gat met dezelfde diameter zodat de sensor door de hele buis steekt.
(Om er achter te komen of u een model met tegenoverliggende steun hebt, meet u de
afstand tussen het uiteinde en de eerste sleuf of opening. Als deze afstand meer dan
25,4 mm (1 in.) bedraagt, betreft het een model met tegenoverliggende steun.) Boor het
tweede gat als volgt:
a. Meet de buisomtrek met een buismeetlint, een zachte draad of een touw. (Voor een
zo precies mogelijke meting moet het buismeetlint haaks op de stroomrichtingsas
staan.)
b. Deel de gemeten omtrek door twee om de plaats voor het tweede gat te berekenen.
c. Breng het buismeetlint, de zachte draad of het touw opnieuw aan vanaf het
middelpunt van het eerste gat. Markeer vervolgens aan de hand van de in de
voorgaande stap berekende waarde het middelpunt voor het tweede gat.
d. Breng met een gatenzaag of een boor het montagegat aan in de buis, volgens de in
stap 4 berekende diameter. MAAK HET GAT NIET MET EEN SNIJBRANDER.
6. Ontbraam de aangebrachte gaten aan de binnenkant van de buis.
/4 in.)
1
/2 in.)
+ 0,8 mm (1/32 in.)
– 0,00
+ 1,6 mm (1/16 in.)
– 0,00
+ 1,6 mm (
– 0,00
1
/16 in.)
8
Page 9
Beknopte installatiegids
buitendiam.
flens
poort B
poort A
buiten-
diameter
buis
tot op
maximaal
3 mm
(
1
/8 in.)
precies
gelijk
buiten-
diameter
buis
poort A
poort B
buitendiam.
flens
tot op
maximaal
3 mm
(
1
/8 in.)
precies
gelijk
00825-0111-4809, Rev DB
December 2009
Geflensde 485 Annubar
STAP 3: MONTERENENINSPECTIEPASSING
Voer voor een precieze meting de volgende stappen uit, om te zorgen dat poort A en B op
gelijke afstand liggen van de binnenwanden van de buis.
1. Bevestig de 485 met de pakkingen en de bouten op de montagehardware.
2. Zet de bouten handvast, net voldoende om de sensor centraal in de montagehardware in
positie te houden.
3. Meet de afstand vanaf de bovenkant van de weldolet tot aan het eerste sensorgat,
poort B, en trek hier 1,6 mm (
4. Meet de afstand vanaf het uiteinde van de in stap 4 afgetekende lengte tot aan het
laatste sensorgat, poort A.
5. Vergelijk de waarden die u hebt verkregen in stap 3 en 4.
Voor kleine verschillen kunt u compenseren via de passing van de montagehardware.
Grotere verschillen kunnen installatieproblemen of fouten veroorzaken.
Afbeelding 8. Controle op passing van 485 Annubar met tegenoverliggende steun
Vloeistof of stoomGas
1
/16 in.) van af.
9
Page 10
Beknopte installatiegids
buitendiam.
flens
puntlassen
00825-0111-4809, Rev DB
Geflensde 485 Annubar
December 2009
STAP 4: MONTAGEBEVESTIGINGENLASSEN
1. Centreer de flensconstructie boven de montageopening, tussenruimte 1,6 mm (1/16 in.)
en meet de afstand tussen de buitendiameter van de buis en het flensoppervlak.
Vergelijk deze met Tabel 3 en pas de tussenruimte zo nodig aan.
Tabel 3. Flensmaten en flensbuitendiameter voor elke sensormaat
SensormaatFlensmaat
11
111/2 in. 300 lb104,9 (4.13)DN40 PN4081,6 (3.21)
11
111/2 in 900 lb125,4 (4.94)niet van toepassing niet van toepassing
11
111/2 in 2500 lb171,6 (6.76)niet van toepassing niet van toepassing
22.0 in 150 lb104,8 (4.13)DN50 PN1686,3 (3.40)
22.0 in 300 lb111,2 (4.38)DN50 PN4089,3 (3.51)
22.0 in 600 lb120,8 (4.76)DN50 PN100109,3 (4.30)
22.0 in 900 lb149,2 (5.88)niet van toepassing niet van toepassing
22.0 in 1500 lb149,2 (5.88)niet van toepassing niet van toepassing
23.0 in 2500 lb250,7 (9.87)niet van toepassing niet van toepassing
33.0 in 150 lb117,5 (4.63)DN80 PN1697,6 (3.84)
33.0 in 300 lb126,9 (5.00)DN80 PN40105,6 (4.16)
33.0 in 600 lb136,6 (5.38)DN80 PN100125,6 (4.95)
34.0 in 900 lb208,0 (8.19)niet van toepassing niet van toepassing
34.0 in 1500 lb217,5 (8.56)niet van toepassing niet van toepassing
34.0 in 2500 lb284,2 (11.19)niet van toepassing niet van toepassing
1
/2 in. 150 lb98,5 (3.88)DN40 PN1678,6 (3.09)
1
/2 in 600 lb112,7 (4.44)DN40 PN10098,6 (3.88)
1
/2 in 1500 lb125,4 (4.94)niet van toepassing niet van toepassing
Buitendiam. flens
(mm [in])
Grootte
Buitendiam. flens
(mm [in])
2. Breng vier puntlassen van 6 mm (1/4 in.) aan op 90° ten opzichte van elkaar. Controleer
de uitlijning van de montage zowel evenwijdig aan als haaks op de lijn van de stroomrichting (zie Afbeelding 9). Als de uitlijning van de bevestiging binnen de toleranties ligt,
voltooit u de lasverbinding volgens de ter plekke geldende richtlijnen. Als de uitlijning van
de bevestiging buiten de voorgeschreven toleranties valt, verricht u eerst de vereiste
aanpassingen alvorens de lasverbinding te voltooien.
Afbeelding 9. Uitlijning
10
Page 11
Beknopte installatiegids
VERVOLGSTAP 4…
00825-0111-4809, Rev DB
December 2009
Geflensde 485 Annubar
3. Als de tegenoverliggende steun wordt gebruikt, centreer dan de fitting boven het gat voor
de tegenoverliggende steun, tussenruimte 1,6 mm (
puntlassen aan op 90° van elkaar. Steek de sensor in de montagehardware. Controleer
of het uiteinde van de sensor is gecentreerd in de fitting aan de tegenoverliggende zijde
en of de plug rond de sensor past. Maak de lasverbinding af volgens de ter plekke
geldende richtlijnen. Als er door de uitlijning van de sensor onvoldoende tussenruimte
is om de plug aan de tegenoverliggende zijde in te steken, verricht u eerst de vereiste
aanpassingen alvorens de lasverbinding te voltooien.
4. Laat de montagehardware afkoelen voordat u verder gaat, om ernstige brandwonden te
vermijden.
1
/16 in.), en breng vier 6 mm (1/4 in.)
STAP 5: DE ANNUBARINBRENGEN
1. Zet de stroomrichtingspijl op de kop in lijn met de stroomrichting. Monteer de bar op de
montageflens met een pakking, bouten en moeren.
2. Zet de moeren kruiselings vast, zodat de pakking gelijkmatig wordt samengedrukt.
3. Als de steun aan de tegenoverliggende zijde schroefdraad heeft, breng dan een
geschikte vloeibare pakking aan op de schroefdraad van de steunplug en draai aan
totdat er geen lekkage meer optreedt.
4. Als de tegenoverliggende steun een soklasfitting is, steekt u de plug in de sokuitlaatfitting totdat de delen contact maken. Trek de plug 1,6 mm (
Annubar-sensor en voer een hoeklas uit volgens de ter plaatse geldende richtlijnen.
1
/16 in.) terug, verwijder de
STAP 6: DETRANSMITTERMONTEREN
Transmittermontage, kop voor directe montage met kleppen
Bij directe montage van een transmitter met kleppen hoeft de Annubar niet te worden
teruggetrokken.
1. Breng O-ringen van PTFE aan in de groeven op de Annubar-kop.
2. Zet de bovenkant van de transmitter in lijn met de bovenkant van de sensor (op de
zijkant van de kop is “Hi” gestanst) en installeer.
3. Haal de moeren kruiselings aan tot 45 N•m (400 in•lb).
Transmittermontage met kop voor montage op afstand
Bij temperaturen van meer dan 121 °C (250 °F) bij de diafragma’s van de sensormodule zal
de transmitter beschadigd raken. Op afstand gemonteerde transmitters worden op de
sensor aangesloten via impulsbuizen, zodat de procestemperaturen in zodanige mate
afnemen dat de transmitter niet meer kwetsbaar is.
Afhankelijk van de procesvloeistof worden de impulsleidingen op verschillende wijze gelegd;
de inrichting moet geschikt zijn voor continubedrijf bij de in de pijpleiding heersende druk en
temperatuur. Tot en met 600 lb ANSI (DN50 PN100) wordt gebruik van een roestvaststalen
buis met buitendiameter van ten minste 12 mm (
(0.035 in.) aanbevolen. Boven 600 lb ANSI (DN50 PN100) een roestvrijstalen buis met
wanddikte van
kleine holten lucht wordt opgesloten waar uiteindelijk lekkage zal optreden.
1
/2 in.) en wanddikte van ten minste 0,9 mm
1
/16 inch. Buisfittingen met schroefdraad zijn niet raadzaam omdat dan in
11
Page 12
Beknopte installatiegids
VERVOLGSTAP 6…
naar PHnaar PL
KH
KA
KL
AKLAKH
KELKEH
2
1
naar PHnaar PL
KH
KE
KL
AKLAKH
2
1
00825-0111-4809, Rev DB
Geflensde 485 Annubar
De volgende beperkingen en aanbevelingen gelden voor de montagelocatie van
impulsleidingen:
1. Horizontale impulsleidingen moeten ten minste
hebben.
• Laat omlaag lopen (richting transmitter) voor toepassingen met vloeistof en stoom
• Laat omhoog lopen (richting transmitter) voor toepassingen met gas
2. Voor in de buitenlucht geplaatste installaties voor vloeistof, verzadigd gas of stoom zal
soms isolatie en verwarming nodig zijn om bevriezing te voorkomen.
3. Voor alle installaties wordt montage van een instrumentkranenblok aanbevolen. Met een
kranenblok kan de gebruiker voorafgaand aan de nulinstelling de druk egaliseren en de
procesvloeistof gescheiden houden van de elektronica.
Afbeelding 10. Identificatie kleppen van 5-kraans en 3-kraans kranenblokken
5-kraans kranenblok3-kraans kranenblok
83 mm per meter (1 inch per foot) verval
December 2009
12
Page 13
Beknopte installatiegids
VERVOLGSTAP 6…
00825-0111-4809, Rev DB
December 2009
Tabel 4. Beschrijving van impulskleppen en componenten
NaamBeschrijvingDoel
Componenten
1TransmitterLeest verschildruk uit
2KranenblokIsoleert en egaliseert elektronica
Kranenblok en impulskleppen
PHPrimaire sensor
PLPrimaire sensor
AKHAftap/ontluchtingskraan
AKLAftap/ontluchtingskraan
KHKranenblok
KLKranenblok
KEHKranenblokegalisator
KELKranenblokegalisator
KEKranenblokegalisatorVoor egalisatie van de druk aan hoge en lage zijde
KAOntluchtingskraan
kranenblok
(1) hoge druk
(2) lage druk
(1)
(2)
(1)
Scheidt de druk aan hoge of lage zijde van het proces
(2)
Aansluitingen voor procesdruk aan hoge en lage zijde.
(1)
T a pt de me mbran en van de ver schi ldruksensor af (bi j gasbe drijf)
(2)
of ontlucht deze (bij vloeistof- of stoombedrijf)
(1)
Geeft de hoge en lage drukzijden toegang tot de
(2)
ontluchtingskraan, of scheidt de procesvloeistof
Ontlucht de procesvloeistof
Aanbevolen installaties voor op afstand gemonteerde transmitters
Gasbedrijf
Bevestig de transmitter hoger dan de sensor om te voorkomen dat condenseerbare
vloeistoffen in de impulsbuizen en de verschildrukcel achterblijven.
Geflensde 485 Annubar
Afbeelding 11. Gas (horizontaal)Afbeelding 12. Gas (verticaal)
13
Page 14
Beknopte installatiegids
VERVOLGSTAP 6…
00825-0111-4809, Rev DB
Geflensde 485 Annubar
Stoom- of vloeistofbedrijf (onder 315 °C [600 °F])
Monteer de transmitter lager dan de procesleiding, maar 10 tot 15 graden omhoog vanaf de
verticale loodlijn. Leid de impulsleiding omlaag naar de transmitter en vul het systeem via
de twee kruisfittingen met water.
Afbeelding 13. Stoom en vloeistof (horizontaal)Afbeelding 14. Stoom en vloeistof (verticaal)
NB
Controleer of de aftappoten lang genoeg zijn om de vuildeeltjes en het bezinksel te vangen.
December 2009
Montage bovenop voor stoom
(vereist voor stoomtemperaturen hoger dan 315 °C [600 °F])
Deze oriëntatie kan worden gebruikt voor stoom van elke stoomtemperatuur, maar is vereist
voor installaties boven 315 °C (600 °F). Voor op afstand gemonteerde installaties moet de
impulsleiding enigszins omhoog lopen vanaf de instrumentaansluitingen op de Annubar
naar de kruisstukken zodat het condensaat in de leiding kan terugstromen. Vanaf de kruisstukken moet de impulsleiding omlaag naar de transmitter en de aftappoten worden geleid.
De transmitter moet zich onder de instrumentaansluitingen van de Annubar bevinden.
Afhankelijk van de omgevingsfactoren kan isolatie van de montagehardware vereist zijn.
Afbeelding 15. Horizontale montage bovenop voor stoom
14
Page 15
Beknopte installatiegids
00825-0111-4809, Rev DB
December 2009
Geflensde 485 Annubar
PRODUCTCERTIFICATIES
Goedgekeurde productielocatie s
Rosemount Inc. – Chanhassen, Minnesota, VS
Informatie over Europese richtlijnen
De EG-verklaring van overeenstemming voor alle op dit product van toepassing zijnde
Europese richtlijnen is te vinden op de Rosemount website www.rosemount.com. Neem
contact op met ons plaatselijke verkoopkantoor voor een gedrukt exemplaar.
Europese richtlijn betreffende drukapparatuur (PED) (97/23/EG)
Rosemount 485 Annubar – zie de EU-verklaring van overeenstemming voor de
overeenstemmingsbeoordeling
Druktransmitter – zie de beknopte installatiegids van de betreffende druktransmitter
Certificaties explosiegevaarlijke locaties
Zie voor informatie over productcertificatie van de transmitter de beknopte installatiegids
van de betreffende transmitter: