Rosemount 3051S hoog-statische drukverschiloverbrenger Manuals & Guides [nl]

Page 1
00825-0111-4851, Rev AH

Rosemount™ 3051S hoog-statische verschildruktransmitter

Snelstartgids
Februari 2019
Page 2
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Februari 2019
KENNISGEVING
Deze handleiding bevat beknopte richtlijnen voor de Rosemount 3051S hoog-statische verschildruktransmitter (3051SHP). Hij bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparatie of probleemoplossing of voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 3051SHP voor nadere instructies. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm beschikbaar op Emerson.com/Rosemount
Aandachtspunten in verband met vervoer van draadloze producten
Het apparaat is zonder geïnstalleerde voedingsmodule geleverd. Verwijder de voedingsmodule voordat u het apparaat vervoert.
Elke voedingsmodule bevat twee primaire lithiumbatterijen van formaat “C”. Het vervoer van primaire lithiumbatterijen valt onder de regelgeving van het Amerikaanse Department of Transport ation en die van de IATA (International Air Transport Association), de ICAO (International Civil Aviation Organization) en het ADR (Europees verdrag inzake het transport over land van gevaarlijke goederen). Het is de verantwoordelijkheid van de transporteur om deze en eventuele andere plaatselijke voorschriften na te leven. Raadpleeg voor verzending de geldende regels en voor schriften.
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding van de Rosemount 3051SHP voor bepalingen in verband met veilige installatie.
Controleer voordat u een op HART
atmosfeer of alle instrumenten in de kring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige of niet-vonkende veldbedradin gsmethoden.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op
het instrument.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Voorkom lekkage van procesmedium door zorgvuldige verbinding met een conische, geschroefde
doorvoerleidingaansluiting.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan, die
elektri sche schokken ka n veroorzaken.
Kabelbuis-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld, zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien
1
/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 1,5 schroefdraad.
van Op instrumenten met meerdere kabelbuisopeningen hebben alle ingangen dezelfde schroefdraad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
Gebruik bij installatie op explosiegevaarlijke locaties in kabel- en kabelgootingangen uitsluitend
drukvaste/stofpluggen, adapters en wartels met de juiste vermelding of met de certificering Ex.
Overwegingen bij draadloos/voedingsmodule
De voedingsmodule mag in een explosiegevaarlijke omgeving worden vervangen. De voedingsmodule
heeft een oppervlakteweerstand van meer dan één gigaohm en moet correct worden geïnstalleerd in de behuizing van het draadloze instrument. Tijdens vervoer naar en vanaf het installatiepunt moet het ontstaan van een elektrostatische lading worden voorkomen.
Dit instrument voldoet aan deel 15 van de FCC-voorschriften. Gebruik van het apparaat is uitsluitend
toegestaan onder de volgende voorwaarden: Dit instrument mag geen schadelijke storing veroorzaken. Dit instrument moet alle ontvangen storing accepteren, inclusief storing die mogelijk tot gevolg heeft dat het instrument op ongewenste wijze werkt. Dit instrument moet zo worden geïnstalleerd dat de afstand tussen de antenne en alle personen ten minste 20 cm bedraagt.
®
gebaseerde communicator aansluit in een explosiegevaarlijke
.
Page 3
Februari 2019
Inhoud
Gereedheid van het systeem . . . . . . . . . . . . . . . 4
De transmitter monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Overweeg of de behuizing gedraaid moet
worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Stel de schakelaars en jumpers in . . . . . . . . . . 10
Voeding transmitter aansluiten . . . . . . . . . . . 11
Snelstartgids
Controleer de configuratie . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Trim de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Installatie op met veiligheidsinstrumenten
uitgeruste systemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Page 4
Snelstartgids
Februari 2019

1.0 Gereedheid van het systeem

Opmerking
De informatie over de gereedheid van het systeem is uitsluitend bestemd voor de transmitterversie met selecteerbare HART 5/HART 7 Advanced Diagnostics (optiecode DA2).

1.1 Controleer of het systeem geschikt is voor de HART-revisie

Controleer als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of
middelenbeheer gebruikt eerst of deze systemen met HART kunnen worden gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen kunnen communiceren volgens het protocol van HART-revisie 7. Deze transmitter kan worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.
Aanwijzingen voor het wijzigen van de HART-revisie van uw transmitter vindt
u in de naslaghandleiding van de Rosemount 3051S.

1.2 Controleer of de device driver juist is

Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM
uw systemen om een goede communicatie te verzekeren.
Download de meest recente device driver van Emerson.com of HartComm.org.
Device-revisies en device drivers voor Rosemount 3051S
Tabel 1 bevat de informatie die u nodig hebt om te verzekeren dat u beschikt over
de juiste device driver en documentatie voor uw instrument.
Tabel 1. Instrumentrevisies en bestanden Rosemount 3051S
Identificeer het
instrument
Datum
software-
release
Apr-16 1.0.0 20
Okt-10 N.v.t. 12 5 3 00809-0100-4801
Mei-07 N.v.t. 7 5 2 00809-0100-4801
Sep-06 N.v.t. 4, 5, 6 5 1 00809-0100-4801 N.v.t.
NAMUR-
softwarere-
(1)
visie
HART-
software-
revisie
Zoek de device driver Lees de instructies
(2)
HART
universal-
revisie
instrument-
revisie
7 4
5 3
documentnummer
(3)
handleiding
00809-0100-4801
) is geïnstalleerd op
Controleer de
functionaliteit
Wijzigingen in de
software
Zie Voe tnoo t 4 voor een
overzicht van de
wijzigingen.
Advies over voeding,
mA-uitgang,
stroomverbruik,
variatiecoëfficiënt
toegevoegd
Update van functie voor
statistische
procesbewaking
(4)
1. De NAMUR-softwarerevisie staat vermeld op het hardwarelabel van het apparaat. In overeenstemming met NE53 wijzigen revisies van het minst sign ificante niveau X (van 1.0.X) niet de functionaliteit of werking van het instrument en worden deze niet vermeld in de kolom voor het controleren van de functionaliteit.
2. De HART-softwarerevisie kan worden afgelezen met een voor HART geschikt configuratie-instrument.
3. De bestandsnaam van de device driver bevat de instrument- en DD-revisie, bijv. 10_01. Het HART-protocol is zo ontworpen dat ook oudere revisies van de device driver kunnen communiceren met nieuwe HART-apparatuur. Om gebruik te kunnen maken van nieuwe functies, moet u de nieuwe device driver downlo aden. Voor complete func tionaliteit w ordt aangeraden om nieuwe dev ice-driver-bestanden te downloaden.
4. HART-revisie 5 en 7 selecteerbaar.
Page 5
Februari 2019

2.0 De transmitter monteren

2.1 Toepassingen voor
vloeistofmetingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.

2.2 Toepassingen voor gasmetingen

1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
Opmerking
Montagesteun is vereist voor ondersteuning van de transmitter en de ingaande 1/4-in. leiding naar de transmitter.

2.3 Gebruik van een montagebeugel

De onderstaande afbeeldingen geven aanwijzingen over de correcte montage
van de transmitter met gebruik van de door Emerson™ geleverde montagebeugels. Gebruik uitsluitend de bouten die met de transmitter zijn meegeleverd, of bouten die door Emerson als reserveonderdelen worden verkocht. De bouten moeten worden aangehaald met een aanhaalmoment van 14,1 N-m (125 in-lb).
Paneelmontage Buismontage
Snelstartgids
PlantWeb
Behuizingen
Aansluitkast Extern gemonteerde display
Page 6
Snelstartgids
Februari 2019

2.4 Afdichting van de behuizing

Schroefdraadtape (PTFE) of -pasta op mannelijke schroefdraad van kabelbuizen is
vereist om een water- en stofdichte kabelbuisafdichting tot stand te brengen en om te voldoen aan de vereisten van NEMA fabriek of andere beschermingsgraden vereist zijn.
Draai kabelbuispluggen met M20-schroefdraad over de volledige schroefdraad
aan, of totdat mechanische weerstand is bereikt.
Opmerking
IP 68 is niet verkrijgbaar met draadloze output.
®
type 4X, IP66 en IP68. Vraag de

2.5 Installeren van conische aansluiting met schroefdraad voor hoge druk

De transmitter wordt geleverd met een autoclaafaansluiting voor toepassingen
onder hoge druk. Volg de onderstaande stappen om de transmitter correct aan te sluiten op uw proces.
1. Breng een voor het proces geschikt smeermiddel aan op de schroefdraad van de wartelmoer.
2. Schuif de wartelmoer op de leiding en draai vervolgens de kraag op het leidinguiteinde (de kraag heeft linkse schroefdraad).
3. Breng een geringe hoeveelheid bij het proces passend smeermiddel aan op de leidingconus om beschadiging tegen te gaan en de afdichting te bevorderen. Steek de leiding in de aansluiting en zet handvast.
4. Draai de wartelmoer vast met een aanhaalmoment van 34 Nm (25 lb-ft).
Opmerking
In de transmitter is ter beveiliging en voor lekdetectie een lekgaatje aangebracht. Als er vloeistof uit het lekgaatje begint te lekken, sluit dan de procesdruk af, ontkoppel de transmitter en dicht opnieuw af tot de lekkage stopt.
Alle Rosemount 3051SHP transmitters worden geleverd met een 316L SST-label aan de module bevestigd.

2.6 Overwegingen met betrekking tot draadloze apparatuur (indien van toepassing)

Inschakelvolgorde
De voedingsmodule mag pas in een draadloos apparaat worden geplaatst als de
Emerson Smart Wireless Gateway (Gateway) is geïnstalleerd en goed werkt. Zie
“Voeding transmitter aansluiten” op pagina 11 voor meer informatie.
Page 7
Februari 2019
WAARSCHUWING
Stand van de antenne
Zet de antenne verticaal, recht naar boven of recht naar beneden (zie
Afbeelding 1 op pagina 7). Voor een goede communicatie met andere apparaten
moet de antenne zich op een afstand van circa 1 m (3 ft.) van grote constructies of gebouwen bevinden.
Afbeelding 1. Stand van de antenne
Instructies voor montage van antenne met hoge versterking op afstand (alleen de draadloze WN-optie)
Met de optie voor de antenne met hoge versterking op afstand kan de transmitter
worden gemonteerd met een draadloze verbinding, bliksembescherming en volgens de actuele werkpraktijken (zie Afbeelding 2 op pagina 8).
Snelstartgids
Houd u bij de antenne voor montage op afstand voor de transmitter altijd aan de vastgestelde veiligheidsprocedures om vallen en aanraking met hoogspanningskabels te voorkomen.
Installeer de onderdelen van d e externe antenne voor de transmitter in overeenstemming met plaatselijke en nationale elektriciteitsvoorschriften en volg de beste p rocedures voor bliksembescherming.
Raadpleeg vóór installatie de plaatselijke elektriciteitsinspecteur, elektriciteitsfunctionaris en opzichter van de werkomgeving.
De optionele op afstand te monteren antenne is met name ontwikkeld om flexibele installatiemogelijkheden te bi eden en tegelijkertijd de pres tatie van de draadloze verbinding te optimaliseren en plaatselijke radiostralingsgoedkeuringen te behouden. Om de draadloze prestaties op peil te houden en te voorkomen dat spectrumregelgevin g wordt overtreden, mag de leng te van de kabel of het type antenne niet worden gewijzigd.
Als de meegeleverde antenneset voor montage op afstand niet wordt geïnstalleerd volgens deze instructies, is Emerson niet aansprakelijk voor de prestaties van de draadloze verbinding of voor overtreding van spectrumregelgeving.
De antenneset met hoge versterking voor montage op afstand bevat tevens coaxafdichtmiddel voor de kabelaansluitingen voor de bliksembeveiliging en de antenne.
Page 8
Snelstartgids
A
B
D
C
Selecteer een locatie waar de externe antenne de beste draadloze verbinding kan
leveren. Idealiter is dit 4,6—7,6 m (15—25 ft) boven de grond of 2 m (6 ft) boven obstakels of grote bouwwerken. Volg de onderstaande procedure om de antenne voor montage op afstand te installeren:
1. Bevestig de antenne met behulp van de meegeleverde montagemiddelen aan een antennemast van 3,8 tot 5,1 cm (1,5 tot 2 inch).
2. Bevestig de bliksembeveiliging direct aan de bovenkant van de transmitter.
3. Monteer de aardaansluiting, borgring en moer boven op de bliksembeveiliging.
4. Sluit de antenne aan op de bliksembeveiliging via de meegeleverde LMR-400-coaxkabel en zorg dat de afstand van de druppellus tot de bliksembeveiliging ten minste 0,3 m (1 ft) bedraagt.
5. Dicht elke aansluiting tussen het draadloze veldinstrument, de bliksembeveiliging, de kabel en de antenne af met het coaxafdichtmiddel.
6. Zorg dat de montagemast en de bliksembeveiliging zijn geaard volgens de plaatselijke/landelijke wet- en regelgeving inzake elektriciteit.
Eventuele overtollige stukken coaxkabel moeten in wikkelingen van 0,3 m (1 ft.)
worden gelegd.
Afbeelding 2. Rosemount 3051S met hoge versterking, antenne op afstand
Februari 2019
A. Bliksembeveiliging B. Antenne C. Installatiemast D. Druppellus
Page 9
Februari 2019
A
A
N.B. Weerbestendig maken is vereist!
De set met de externe antenne bevat tevens coaxafdichtmiddel om de kabelaansluitingen voor de bliksembeveiliging, de antenne en de transmitter weerbestendig te maken. Het coaxafdichtmiddel moet worden aangebracht om de werking van het draadloze veldnetwerk te waarborgen. Zie Afbeelding 3 voor informatie over het aanbrengen van coaxafdichtmiddel.
Afbeelding 3. Coaxafdichtmiddel aanbrengen op kabelaansluitingen

3.0 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden

Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing eerst rechtsom naar de gewenste stand. Als de schroefdraad niet genoeg ruimte biedt om de gewenste stand te bereiken, draait u de behuizing linksom naar de gewenste stand (tot maximaal 360° vanaf de limiet van de schroefdraad).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan tot 30 in-lb.
4. Houd bij draadloze apparatuur rekening met toegang tot de voedingsmodule bij uw keuze voor rotatie van de behuizing.
Snelstartgids
Afbeelding 4. Stelschroef behuizing transmitter
PlantWeb Aansluitkast
A. Stelschroef voor draaien behuizing (3/32 inch)
Page 10
Snelstartgids
A
B
C
B
C
Opmerking
Draai de behuizing niet verder dan 180° graden zonder eerst te demonteren. Door te ver draaien kan de elektrische verbinding tussen de sensormodule en de elektronica van de functieprintplaat worden verbroken.

4.0 Stel de schakelaars en jumpers in

Als de alarm- en beveiligingsoptie niet is geïnstalleerd, werkt de transmitter
normaal met de alarminstelling standaard op “hoog” en de beveiliging “uit”.
1. Verwijder de deksels van de transmitter niet in een explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het circuit staat. Als er spanning op de transmitter staat, stel de kring dan in op handmatig en sluit de spanning af.
2. Verwijder het deksel van de elektronicabehuizing. Het deksel op de PlantWeb-behuizing ligt tegenover de zijde met de veldaansluitingen. Op de behuizing van de aansluitkast moet het deksel van het aansluitklemmenblok worden verwijderd. Verwijder het behuizingsdeksel niet in een explosiegevaarlijke omgeving.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars op de PlantWeb-behuizing met een kleine schroevendraaier naar de gewenste stand (om de schakelaars te activeren moet een lcd-display of afstellingsmodule geplaatst zijn). Trek de jumpers op de aansluitkastbehuizing naar buiten en draai ze 90° naar de gewenste stand om de beveiliging en het alarm in te stellen.
4. Breng het behuizingsdeksel weer aan, zodanig dat er metaal-metaalcontact bestaat, om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
Februari 2019
Afbeelding 5. Configuratie schakelaars en jumpers transmitter
PlantWeb Aansluitkast
A. Meter/afstellingsmodule B. Beveiliging C. Alarm
10
Page 11
Februari 2019

5.0 Voeding transmitter aansluiten

Deze paragraaf beschrijft de vereiste stappen om transmitters op de voeding aan
te sluiten. Deze stappen zijn uniek en gebaseerd op het specifieke gebruikte protocol.
De stappen voor HART-transmitters beginnen op pagina 11.De stappen voor FOUNDATIONDe stappen voor de WirelessHART

5.1 Voeding en bedrading aansluiten bij bedrade HART-configuratie

Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder de oranje doorvoerbuispluggen en gooi ze weg.
2. Verwijder het behuizingsdeksel waar “Field Terminals” op staat.
3. Sluit de positieve draad aan op de “+”-aansluitklem en de negatieve draad op de “—”-aansluitklem.
Opmerking
Sluit geen spanning aan over de testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in de testverbinding beschadigen. Getwiste aderparen leveren het beste resultaat op. Gebruik draad van 24 tot 14 AWG met een lengte van ten hoogste 1500 meter (5000 ft). Voor behuizingen met een enkel compartiment (aansluitkast) moet afgeschermde signaalbedrading worden gebruikt in omgevingen met sterke EMI/RFI.
4. Zorg dat er goed contact is tussen de schroef van het aansluitklemmenblok en de sluitring. Bij een directe bedradingsmethode wikkelt u de draad rechtsom om ervoor te zorgen dat deze op zijn plaats zit wanneer u de aansluitklemmenblokschroef aandraait.
Fieldbus-transmitters beginnen op pagina 19.
®
-transmitter beginnen op pagina 21.
Snelstartgids
Opmerking
Het gebruik van een pen of adereindhuls wordt afgeraden, omdat de aansluiting na verloop van tijd of door trillingen los kan raken.
5. Als de optionele procestemperatuuringang niet is geïnstalleerd, brengt u een plug aan op de ongebruikte kabelbuisaansluiting en dicht u die af. Raadpleeg, als de optionele procestemperatuuringang wel wordt gebruikt, “Installeer de
optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD-sensor)” op pagina 18 voor
meer informatie.
Opmerking
Als de meegeleverde draadplug wordt gebruikt in de kabelopening, moet deze met een minimaal aantal wikkelingen van de schroefdraad worden ingeschroefd om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid. Bij rechte schroefdraad moeten ten minste zeven draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd. Bij een conische schroefdraad moeten ten minste vijf draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd.
11
Page 12
Snelstartgids
A
B
A
B
B
A
6. Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met een druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de kabelbuisaansluitingen en de behuizing van de transmitter komt te liggen.
7. Installeer het behuizingsdeksel en zet het zo vast dat het goed contact maakt met de behuizing, met metaal op metaal, zodat aan de vereisten voor explosieveiligheid wordt voldaan.
In Afbeelding 6 ziet u de bedradingsaansluitingen die nodig zijn voor de voeding
van een bedrade HART-transmitter en voor communicatie met een draagbare communicator.
Afbeelding 6. Transmitterbedrading
Bedrading PlantWeb-behuizing Bedrading aansluitkastbehuizing
Met optionele aansluiting voor procestemperatuur
Februari 2019
A. RL ≥ 250 Ω B. Voeding
Opmerking
Installatie van de aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging biedt uitsluitend overspanningsbeveiliging als de behuizing van de transmitter goed is geaard.
Aarding van signaalbedrading
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een
kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur lopen. De sensormodule en de binnenzijde van het compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze aarding wordt gebruikt als er aansluitblokken met overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke voorschriften te voldoen. Zie Stap 2 hieronder voor meer informatie over de vereiste aarding van de kabelafscherming.
12
Page 13
Februari 2019
DP
C
A
B
B
D
E
B
1. Verwijder het behuizingsdeksel over de veldaansluitingen.
2. Sluit het dradenpaar aan en aard het zoals aangegeven in Afbeelding 7. a. De kabelafscherming moet:
kort worden afgeknipt en zo worden geïsoleerd dat hij de
transmitterbehuizing niet kan raken;
voortdurend met het afsluitpunt in verbinding staan; met een goed aardingspunt aan de voedingszijde worden verbonden.
Afbeelding 7. Bedrading
A. Afscherming isoleren D. Afscherming afknippen en isoleren B. Afstand zo klein mogelijk houden E. Aardbeveiliging C. Afscherming weer verbinden met aardingspunt voeding
Snelstartgids
3. Plaats het behuizingsdeksel terug. De bouten van het deksel moeten zo ver worden aangedraaid dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing.
Opmerking
Als de meegeleverde draadplug wordt gebruikt in de kabelopening, moet deze met een minimaal aantal draadgangen worden ingeschroefd om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid. Bij rechte schroefdraad moeten ten minste zeven draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd. Bij een conische schroefdraad moeten ten minste vijf draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd.
4. Dicht de ongebruikte doorvoerleiding-aansluitingen af met de meegeleverde doorvoerleidingplug.
Bedraden en opstarten externe display (indien van toepassing)
Het extern gemonteerde display- en interfacesysteem bestaat uit een lokale
transmitter en een extern gemonteerd lcd-display. De montage van de lokale transmitter omvat een aansluitkastbehuizing met een integraal op een sensormodule gemonteerd aansluitblok met drie posities. De extern gemonteerde lcd-display bestaat uit een PlantWeb-behuizing met twee compartimenten en een aansluitklemmenblok met zeven posities. Zie
Afbeelding 8 op pagina 15 voor de volledige bedradingsinstructies. In de
13
Page 14
Snelstartgids
onderstaande lijst staat de benodigde, specifieke informatie voor het extern gemonteerde displaysysteem:
Elk aansluitklemmenblok is uniek voor het externe displaysysteem.Op de PlantWeb-behuizing van de extern gemonteerde LCD-display is
permanent een behuizingsadapter van 316 SST bevestigd ten behoeve van externe aarding en veldmontage met de bijgeleverde montagebeugel.
Er is een kabel vereist voor de bedrading tussen de transmitter en de extern
gemonteerde lcd-display. De kabellengte mag maximaal 30 m (100 ft) bedragen.
Er wordt een kabel meegeleverd van 15 m (50 ft, optie M8) of 30 m (100 ft,
optie M9) voor de bedrading tussen de transmitter en de extern gemonteerde lcd-display. Bij optie M7 is geen kabel inbegrepen, zie aanbevolen specificaties.
Kabeltype
Bij deze installatie wordt aanbevolen om gebruik te maken van de Madison
AWM Style 2549 kabel. Er mogen vergelijkbare kabels worden gebruikt mits het onafhankelijke, dubbelgetwiste, afgeschermde draadparen met een buitenafscherming betreft. De dikte van de voedingsdraden moet minimaal 22 AWG bedragen en de dikte van de draden voor CAN-communicatie minimaal 24 AWG.
Kabellengte
De kabellengte is maximaal 30 m (100 ft) afhankelijk van de kabelcapaciteit.
Februari 2019
Elektrische capaciteit kabel
De capaciteit van de CAN-communicatieleiding naar de CAN-retourleiding
zoals bedraad dient in totaal minder dan 5000 picofarad te bedragen. Dit is 50 picofarad per 0,3 m (1 ft.) voor een kabel van 31 m (100 ft.).
Overwegingen inzake intrinsieke veiligheid
De transmitter in combinatie met de externe display is goedgekeurd voor gebruik
met Madison AWM Style 2549-kabel. Er kunnen andere kabels worden gebruikt als de transmitter met de externe display en de kabel is geconfigureerd volgens de installatiecontroletekening of het installatiecertificaat. Raadpleeg het toepasselijke goedkeuringscertificaat of de controletekening in de
naslaghandleiding
kabels.
Belangrijk
Leg geen stroom aan op de aansluitklem voor externe communicatie. Volg de bedradingsinstructies zorgvuldig om beschadiging van systeemonderdelen te voorkomen.
14
van de Rosemount 3051S voor IS-vereisten voor externe
Page 15
Februari 2019
(white) 24 AWG
(blue) 24 AWG
(black) 22 AWG
(red) 22 AWG
4-20 mA
B
C
A
(wit) 24 AWG
(blauw) 24 AWG
(zwart) 22 AWG (rood) 22 AWG
Afbeelding 8. Bedradingsschema voor extern gemonteerde display
Snelstartgids
A. Extern gemonteerde display B. Behuizing aansluitkast C. 4—20 mA
Opmerking
De draadkleuren op Afbeelding 8 zijn gebaseerd op Madison AWM Style 2549-kabel. De kleur van de draden kan verschillen, afhankelijk van de geselecteerde kabel.
De Madison AWM Style 2549-kabel bevat een aardafscherming. Deze
bescherming moet met aarde worden verbonden op de sensormodule of op de externe display, maar nooit op beide tegelijk.
Quick Connect-draad (indien van toepassing)
De quick connect wordt standaard volledig op de sensormodule gemonteerd
geleverd en is klaar voor installatie. De snoerensets en voor veldbedrading geschikte aansluitingen (grijze gedeelte) worden afzonderlijk verkocht.
15
Page 16
Snelstartgids
A
F
D
E
C
B
Afbeelding 9. Opengewerkte tekening Rosemount Quick Connect
Februari 2019
A. Voor veldbedrading geschikte aansluiting, recht B. Voor veldbedrading geschikte aansluiting,
rechte hoek
C. Quick connect-behuizing
1. Bestel onderdeelnummer 03151-9063-0001.
2. Veldbedrading door klant aan te schaffen.
3. Door snoerensetleverancier te leveren.
4. Bestel onderdeelnummer 03151-9063-0002.
(2)(4)
(1)(2)
D. Snoerenset E. Wartelmoer
F. Quick connect-wartelmoer
(3)
Belangrijk
Volg voordat u de veldbedrading aanbrengt de onderstaande instructies voor de juiste montage als de quick connect wordt besteld als 300S-reservebehuizing of wordt verwijderd van de sensormodule.
1. Plaats de quick connect op de sensormodule. Verwijder voor een goede uitlijning van de pennen de wartelmoer voordat u de quick connect op de sensormodule installeert.
2. Plaats de wartelmoer over de quick connect en haal aan met een sleutel tot maximaal 34 N-m (300 in-lb).
3. Haal de stelschroef aan tot 3,4 N-m (30 in-lb) met een zeskantsleutel van
3
/32 inch.
4. Bevestig de snoerenset/voor veldbedrading geschikte aansluitingen op de quick connect. Niet te strak aanhalen.
16
Page 17
Februari 2019
A
B
+
-
Load (Ohms)
1387
1000
500
0
10.5 20
30
42.4
Operating
Region
Voltage (Vdc)
Spanning (V d.c.)
Belasting (ohm)
Werki ngs-
gebied
42,4
10,5 20 30
1387
1000
500
0
Spanning (V d.c.)
Belasting (ohm)
Werki ngs-
gebied
42,4
12,0 20 30
1322
1000
500
0
Afbeelding 10. Pennenschema quick connect-behuizing
A. Aarding B. Geen aansluiting
Opmerking
Raadpleeg voor meer bedradingsgegevens het pennenschema en de installatie-instructies van de fabrikant van de snoerenset.
Voeding
De gelijkstroomvoeding dient vermogen met een rimpel van minder dan twee
procent te leveren. De totale weerstandsbelasting is de som van de weerstand van de signaaldraden en de belastingsweerstand van de controller, de aanwijzer en de bijbehorende onderdelen. De weerstand van eventueel gebruikte intrinsieke-veiligheidsisoleringen moet worden meegerekend.
Snelstartgids
Afbeelding 11. Belastingsbeperking
Standaardtransmitter
Maximale kringweerstand =
43,5 × (voedingsspanning — 10,5)
Voor communicatie van de veldcommunicator is een kringweerstand van ten minste 250 nodig.
HART diagnostische transmitter (optiecode DA2)
drukverschil- en temperatuurtransmitter
Maximale kringweerstand =
43,5 × (voedingsspanning — 12,0)
1322
1000
500
Load (Ohms)
0
12.0 20 30
Operating
region
Voltage (Vdc)
42.4
17
Page 18
Snelstartgids
C
A
B
Red
Red
White
White
Rood
Rood
Wit
Wit

5.2 Installeer de optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD-sensor)

Opmerking
Om te voldoen aan de certificering ATEX/IECEx drukvast mogen alleen drukvaste ATEX/IECEx-kabels (temperatuuringangscode C30, C32, C33 of C34) worden gebruikt.
1. Monteer de Pt 100 RTD-sensor op de gewenste locatie.
Opmerking
Gebruik afgeschermde, vieraderige kabel voor de procestemperatuuraansluiting.
2. Sluit de RTD-kabel aan op de transmitter door de draden van de kabel door de ongebruikte behuizingsdoorvoerleiding te steken en aan te sluiten op de vier schroeven op het aansluitklemmenblok van de transmitter. Sluit de kabelopening rondom de kabel af met een geschikte kabelwartel.
3. Sluit de draad van de afscherming van de RTD-kabel aan op het aardpunt in de behuizing.
Afbeelding 12. RTD-bedradingaansluiting transmitter
Februari 2019
A. Pt 100 RTD-sensor B. Draden RTD-kabelgroep C. Aardingspunt
18
Page 19
Februari 2019
Snelstartgids

5.3 Voeding en bedrading aansluiten bij FOUNDATION Fieldbus transmitter

Aansluiten van de kabel
De segmentkabel kan via een van de twee leidingaansluitingen op de behuizing
bij de transmitter binnenkomen. De kabel mag niet verticaal de behuizing in komen. Druppellussen worden aanbevolen voor installaties waar zich vocht kan verzamelen dat in het compartiment voor aansluitingen terecht kan komen.
Voeding
Voor een goede werking en een volledige functionaliteit heeft de transmitter op
de aansluitpunten een spanning tussen 9 en 32 V d.c. (9 en 15 V d.c. voor FISCO) nodig.
Spanningsstabilisator
Voor een Fieldbus-segment is een netspanningsbewaker nodig om het
voedingsfilter te isoleren en het segment los te koppelen van andere segmenten die op dezelfde voeding zijn aangesloten.
Afsluiting signaal
Elk Fieldbus-segment heeft aan elk uiteinde een afsluitweerstand nodig. Als de
segmenten niet van een behoorlijke afsluiting zijn voorzien, kunnen er communicatiefouten met de instrumenten op het segment optreden.
Overspanningsbeveiliging
De overspanningsbeveiligers werken alleen goed als de transmitter geaard is. Zie
“Aarding” op pagina 19 voor verdere informatie.
Aarding
De sensormodule en de binnenzijde van het compartiment voor aansluitingen
zijn voorzien van aardklemmen. Deze aarding wordt gebruikt als er klemmenblokken voor overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke voorschriften te voldoen.
1. Verwijder het behuizingsdeksel met de aanduiding field terminals (veldaansluitingen).
2. Sluit het dradenpaar aan en aard het zoals aangegeven in Afbeelding 13. a. De aansluitklemmen zijn niet polariteitsgevoelig. b. De kabelafscherming moet:
kort worden afgeknipt en zo worden geïsoleerd dat hij de
transmitterbehuizing niet kan raken;
voortdurend met het afsluitpunt in verbinding staan; met een goed aardpunt aan de voedingszijde wordt verbonden.
19
Page 20
Snelstartgids
FIELDBUS WIRING
DP
C
A
D
E
B
B
B
Afbeelding 13. Bedrading
A. Afscherming isoleren D. Afscherming afknippen en isoleren
B. Afstand zo klein mogelijk houden E. Aardbeveiliging C. Afscherming weer verbinden met
aardingspunt voeding
3. Plaats het behuizingsdeksel terug. De bouten van het deksel moeten zo ver worden aangedraaid dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing.
4. Dicht de ongebruikte doorvoerbuisaansluiting af met de meegeleverde doorvoerbuisplug.
Februari 2019
KENNISGEVING
De meegeleverde doorvoerleidingplug moet in de ongebruikte doorvoerleidingopening worden geïnstalleerd met ten minste vijf ingeschroefde draadgangen, om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid. Raadpleeg de naslaghandleiding F
OUNDATION Fieldbus voor meer informatie. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm
beschikbaar op Emerson.com/Rosemount
.
20
voor de Rosemount 3051S
Page 21
Februari 2019

5.4 Voeding en bedrading aansluiten bij WirelessHART-transmitter

De voedingsmodule mag pas in een draadloos instrument worden geïnstalleerd
als de Gateway is geïnstalleerd en goed werkt. Deze transmitter maakt gebruik van de zwarte voedingsmodule (bestel modelnummer 701PBKKF). Bij het inschakelen van draadloze instrumenten moet een volgorde worden aangehouden die wordt bepaald door de afstand tot de Gateway, te beginnen met het instrument dat het dichtst in de buurt staat. Hierdoor zal het opzetten van het netwerk sneller en eenvoudiger verlopen. Schakel ‘active advertising’ (actief melden) in op de Gateway zodat nieuwe apparaten sneller verbinding maken met het netwerk. Raadpleeg voor meer informatie de naslaghandleiding van de Emerson Smart Wireless Gateway 1420.
1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant van de veldaansluitingen.
2. Sluit de zwarte voedingsmodule aan.
Afbeelding 14. Voedingsmodule voor aansluitingen WirelessHART
transmitter
Snelstartgids
21
Page 22
Snelstartgids

6.0 Controleer de configuratie

Gebruik een geschikte master voor communicatie met en verificatie van de
configuratie van de transmitter. Vergeet niet om de meest recente device driver te downloaden vanaf de website met de Device Install-kit. Raadpleeg Tabel 2 hieronder voor de meest recente instrumentrevisie voor elke mogelijke configuratie.
De configuratie kan op twee manieren worden gecontroleerd:
1. Met behulp van de veldcommunicator
2. Via de AMS Device Manager
Sneltoetsen voor gebruik van een veldcommunicator zijn hieronder vermeld in
Tabel 3.
Voor controle van de werking van WirelessHART in combinatie met een lokaal
display (lcd) gaat u naar pagina 24; de controle kan ook worden verricht bij het instrument via de lcd-display.
Tabel 2. Instrumentrevisies
Instrumentconfiguratie Instrumentrevisie
Rosemount 3051S HART (bedraad) Rev. 7
Rosemount 3051S FOUNDATION Fieldbus Rev. 23
Rosemount 3051S WirelessHART Rev. 3
Rosemount 3051S MultiVariable
Diagnose van Rosemount 3051S HART (DA2) Rev. 3
Rev. 1
Februari 2019

6.1 Controleren met de veldcommunicator

Aansluiten op een veldcommunicator
Om de veldcommunicator te laten communiceren met de transmitter, moet de
voeding van de transmitter zijn ingeschakeld. Bij draadloze configuratie bevinden de communicatoraansluitingen zich achter de voedingsmodule op het aansluitklemmenblok (zie Afbeelding 15, afbeelding A). Bij bedrade configuraties bevinden de aansluitingen zich op het aansluitklemmenblok (zie Afbeelding 15, afbeelding B, C of D).
22
Page 23
Februari 2019
COMM
P/N 00753-9200-0010
Afbeelding 15. Verbindingen met de veldcommunicator
AB
CD
A. WirelessHART aansluitklemmenblok B. HART en DA2 aansluitklemmenblok C. Multivariable aansluitklemmenblok
OUNDATION Fieldbus aansluitklemmenblok
D. F
Snelstartgids
FIELDBUS WIRING

6.2 Reeks sneltoetsen voor belangrijke parameters

Basis-configuratieparameters kunnen worden gecontroleerd met een
veldcommunicator. Als onderdeel van de configuratie- en opstartprocedure moeten op zijn minst de onderstaande parameters worden gecontroleerd.
Opmerking
Als er geen sneltoetsreeks is vermeld, is controle van de betreffende parameter niet bij deze configuratie vereist.
23
Page 24
Snelstartgids
N E T w K
S R C H N G
n e t w k
L I M - O P
Tabel 3. Sneltoetsreeksen
Februari 2019
Functie HART
Damping (demping) 2, 2, 1, 5 2, 1, 2 2, 2, 2, 4 1, 3, 7 2, 2, 1, 1, 3
DP Zero Trim (DP-nulpuntstrim)
DP units (DP-eenheid) 2, 2, 1, 2 3, 2, 1 2, 2, 2, 3 1, 3, 3, 1 2, 1, 1, 1, 2, 1
Range Analog Output (Bereik analoge uitgang)
Tag (t ag ) 2, 2, 5, 1 4, 1, 3 2, 2, 9, 1 1, 3, 1 2, 1, 1, 1, 1, 1
Tra ns fe r 2, 2, 1, 4 N.v.t. 2, 2, 4, 2 1, 3, 6 2, 2, 1, 1, 4
3, 4, 1, 3 2, 1, 1 2, 1, 2 1, 2, 4, 3, 1 3, 4, 1, 1, 1, 3
2, 2, 1, 4 N.v.t. N.v.t. 1, 2, 4, 1 3, 4, 1, 2, 3
FOUNDATION
Fieldbus
WirelessHART
Verschildruk- en
temperatuur-
meting
Geavanceerde
diagnostiek
Aanwijzingen voor het configureren van een AI-blok in uw FOUNDATION Fieldbus
transmitter vindt u in de naslaghandleiding voor de 3051S FOUNDATION Fieldbus.
Controleer de werking van WirelessHART met behulp van de lokale display (lcd)
De lcd-display toont de uitgangswaarden volgens de vernieuwingsfrequentie
voor de draadloze verbinding. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 3051S Wireless voor foutcodes en andere meldingen op de lcd-display. Druk op de knop Diagnostic (diagnostiek) en houd deze minstens vijf seconden ingedrukt om de schermen TAG, Device ID (apparaat-ID), Network ID
(netwerk-ID), Network Join Status (status aankoppeling op netwerk) en Device Status (status apparaat) weer te geven.
Netwerk zoeken
Verb inding maken
met netwerk
Verbonden m et
beperkte
bandbreedte
Ver bon den
24
n e t w k
N E G O T
n e t w k
O K
Opmerking
Het kan enkele minuten duren voordat het instrument verbinding heeft gemaakt met het netwerk. Raadpleeg voor geavanceerde informatie over het oplossen van problemen op het draadloos netwerk of de Gateway de naslaghandleidingen voor de Rosemount 3051S
WirelessHART, de Emerson Smart Wireless Gateway 1410, de Emerson Smart Wireless Gateway 1420 of de Snelstartgids.
Page 25
Februari 2019
A
B
A B

7.0 Trim de transmitter

Transmitters worden geheel gekalibreerd volgens speciaal verzoek verzonden of
met de fabrieksinstelling over de gehele meetschaal (onderste meetwaarde = nul, bovenste meetwaarde = bovenste meetgrens).

7.1 Nulpuntstrim

Een nulpuntstrim is een afstelling op een enkel punt om te compenseren voor de
invloed van de montagestand en leidingdruk. Zorg bij het uitvoeren van een nulpuntstrim dat de egalisatiekraan openstaat en alle natte poten tot het juiste niveau zijn gevuld.
Als de nul-offset minder dan 3% van het werkelijke nulpunt is, volg dan de
instructies in Gebruik van de veldcommunicator hieronder voor het uitvoeren van een nulpuntstrim.
Als de nul-offset meer dan 3% van het werkelijke nulpunt is, volg dan de
onderstaande instructies in Gebruik van de knop voor nulpuntsinstelling van
de transmitter om het bereik aan te passen.
Als aanpassing van de hardware niet mogelijk is, raadpleeg dan de
naslaghandleiding van de Rosemount 3051S om het bereik anders in te stellen
met behulp van de veldcommunicator.
Gebruik van de veldcommunicator
1. Egaliseer of ontlucht de transmitter en sluit de veldcommunicator aan.
2. Voer in het menu de sneltoetsenreeks in (zie Tab e l 3).
3. Volg de aanwijzingen voor het uitvoeren van een nulpuntstrim.
Snelstartgids
Gebruik van de knop voor nulpuntsinstelling van de transmitter
Druk de knop voor de nulpuntsinstelling (Zero) in en houd deze ten minste twee
maar niet langer dan tien seconden ingedrukt.
Afbeelding 16. Knoppen voor instelling transmitter
PlantWeb Aansluitkast
A. Nul B. Meetbreedte
25
Page 26
Snelstartgids
Februari 2019

8.0 Installatie op met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen

Zie voor installaties met veiligheidscertificering de naslaghandleiding van de
Rosemount 3051S voor informatie over de installatieprocedure en systeemvereisten.
26
Page 27
Februari 2019

9.0 Productcertificeringen

Rev 2.6

9.1 Certificering voor normale locaties

De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is
vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).

9.2 Informatie over Europese richtlijnen

Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EU-verklaring van
overeenstemming. De meest recente revisie van de EU-verklaring van overeenstemming vindt u op Emerson.com/Rosemount

9.3 Apparatuur installeren in Noord-Amerika

De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code
(CEC) staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in zones en dat apparatuur met zonemarkering wordt gebruikt in divisies. De markeringen moeten geschikt zijn voor de omgevingsclassificatie, gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende codes.

9.4 VS

E5 US explosieveilig, stofontstekingsbestendig
Certificaat: 1143113 Normen: FM-klasse 3600 - 2011, FM-klasse 3615 - 2006, FM-klasse 3810 - 2005,
Markeringen: XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; T5; DIP CL II, DIV 1, GP E, F, G; CL III;
I5 VS intrinsiek veilig; niet-vonkend
Certificaat: 1143113 Normen: FM-klasse 3600 - 2011, FM-klasse 3610 - 2010, FM-klasse 3611 - 2004,
Markeringen: IS CL I,II,III, DIV 1, GP A, B, C, D, E, F, G, T4; Class 1, Zone 0 AEx ia IIC T4
IE VS FISCO intrinsiek veilig
Certificaat: 1143113 Normen: FM-klasse 3600 - 2011, FM-klasse 3610 - 2010, FM-klasse 3810 - 2005,
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D, T4(-50 °C ≤ T
UL 1203 5e ed., UL 50E 1e ed., UL 61010-1 (3e editie)
-50 °C ≤ T
FM-klasse 3810 - 2005, UL 50E 1e ed., UL 61010-1 (3e editie)
(-50 °C ≤ T DIV 2, GP A, B, C, D, T5, Ta = 70 °C; Rosemount-tekening 03251-1006; type 4X
UL 50E 1e ed., UL 61010-1 (3e editie)
zone 0 AEx ia IIC T4; Rosemount-tekening 03251-1006; type 4X
+85 °C; geen afdichting vereist; type 4X
a
+70 °C) [HART]; T4(-50 °C Ta +60 °C) [Fieldbus]; NI CL 1,
a
.
+60 °C); klasse 1,
a
Snelstartgids
27
Page 28
Snelstartgids

9.5 Canada

E6 Canada explosieveilig, stofontstekingsbestendig, divisie 2
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 No. 0-10, CSA C22.2 No. 25-1966 (R2014),
Markeringen: Klasse I, groep B, C, D, -50 °C≤ T
I6 Canada intrinsiek veilig
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 No. 0-10, CAN/CSA-60079-0-11,
Markeringen: Intrinsiek veilig klasse I, divisie 1; groep A, B, C, D; geschikt voor klasse 1,
IF Canada FISCO intrinsiek veilig
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 No. 0-10, CAN/CSA-60079-0-11,
Markeringen: Intrinsiek veilig klasse I, divisie 1; groep A, B, C, D; geschikt voor klasse 1,
CSA C22.2 No. 30-M1986 (R2012), CSA C22.2 No. 94.2-07, CSA C22.2 No. 213-M1987 (R2013), CAN/CSA-C22.2 No. 61010-1-12, ANSI/ISA 12.27.01-2011
klasse III; geschikt voor klasse I, zone 1, groep IIB+H2, T5; klasse I, divisie 2, groep A, B, C, D; geschikt voor klasse I, zone 2, groep IIC, T5; afdichting niet vereist; dubbele afdichting; type 4X
CAN/CSA C22.2 No. 60079-11:14, CSA C22.2 No. 94.2-07, ANSI/ISA 12.27.01-2011
zone 0, IIC, T3C, T dubbele afdichting; type 4X
= 70 °C; Rosemount-tekening 03251-1006;
a
CAN/CSA C22.2 No. 60079-11:14, CSA C22.2 No. 94.2-07, ANSI/ISA 12.27.01-2011
zone 0, IIC, T3C, T
= 70 °C; Rosemount-tekening 03251-1006; dubbele
a
afdichting; type 4X
Februari 2019
+85 °C; klasse II, groep E, F, G;
a

9.6 Europa

E1 ATE X dru kvast
Certificaat: DEKRA 15ATEX0108X Normen: EN 60079-0:2012 + A11:2013, EN60079-1:2014, EN60079-26:2015 Markeringen: II 1/2 G Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb, T6 (-60 °C≤ T
T4/T5 (-60 °C≤ T
Temperatuurklasse Procestemperatuur Omgevingstemperatuur
T6 -60 °C tot +70 °C -60 °C tot +70 °C
T5 -60 °C tot +80 °C -60 °C tot +80 °C
T4 -60 °C tot +120 °C -60 °C tot +80 °C
+80 °C); V
a
= 42,4 VDC
max
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat minder dan 1 mm dik is en een grens vormt tussen zone 0 (procesaansluiting) en zone 1 (alle andere delen van de apparatuur). De modelcode en het gegevensblad moeten worden geraadpleegd voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
28
+70 °C),
a
Page 29
Februari 2019
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale optiecode.
4. De te gebruiken kabel, wartels en pluggen moeten geschikt zijn voor een temperatuur
die 5 °C hoger is dan de maximale voorgeschreven temperatuur op de locatie van de installatie.
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat: BAS01ATEX1303X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012
I
i
+70 °C)
a
P
i
C
i
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C ≤ T
Model U
SuperModule
3051S...A; 3051SF…A; 3051SAL…C; 3051SHP…D…A
3051S…F; 3051SF…F; 3051SHP…D…F
3051S…F…IA; 3051SF …F…IA; 3051SHP…D…F…IA
3051S …A…M7, M8 of M9; 3051SF …A…M7, M8 of M9; 3051SAL…C… M7, M8 of M9; 3051SHP…D… M7, M8, or M9;
3051SAL; 3051SAM 30 V 300 mA 1,0 W 12 nF 33 H
3051SAL…M7, M8 of M9 3051SAM…M7, M8 of M9
RTD-optie voor 3051SF 5 V 500 mA 0,63 W N.v.t. N.v.t.
3051SHP…7…A 30 V 300 mA 1,0 W 14,8 nF 0
RTD-optie voor 3051SHP…7…A 30 V 2,31 mA 17,32 mW N.v.t. N.v.t.
3051SHP…7…F 30 V 300 mA 1,3 W 0 0
3051SHP…7…F…IA 17,5 V 380 mA 5,32 W 0 0
RTD-optie voor 3051SHP…7…F 30 V 18,24 mA 137 mW 0,8 nF 1,33 mH
i
30 V 300 mA 1,0 W 30 nF 0
30 V 300 mA 1,0 W 12 nF 0
30 V 300 mA 1,3 W 0 0
17,5 V 380 mA 5,32 W 0 0
30 V 300 mA 1,0 W 12 nF 60 H
30 V 300 mA 1,0 W 12 nF 93 H
Snelstartgids
Li
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De Rosemount 3051S-transmitters die zijn voorzien van de optie voor overspanningsbeveiliging zijn niet bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals omschreven in bepaling 6.3.13 van EN 60079-11:2012. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
2. De aansluitklempennen van de Rosemount 3051S SuperModule moeten worden
voorzien van een bescherming van ten minste IP20 conform IEC/EN 60529.
3. De behuizing van de Rosemount 3051S is mogelijk vervaardigd van een
aluminiumlegering en is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuurwerking.
29
Page 30
Snelstartgids
IA ATE X FISCO
Certificaat: BAS01ATEX1303X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012 Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C ≤ T
Parameter FISCO
Spanning U
Stroom I
Verm ogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
0
0
+70 °C)
a
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De Rosemount 3051S-transmitters die zijn voorzien van de optie voor overspanningsbeveiliging zijn niet bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals omschreven in bepaling 6.3.13 van EN 60079-11:2012. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
2. De aansluitklempennen van de Rosemount 3051S SuperModule moeten worden
voorzien van een bescherming van ten minste IP20 conform IEC/EN 60529.
3. De behuizing van de Rosemount 3051S is mogelijk vervaardigd van een
aluminiumlegering en is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuurwerking.
ND ATE X st of
Certificaat: BAS01ATEX1374X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-31:2009 Markeringen: II 1 D Ex ta IIIC T105 °C T
= 42,4 V
V
max
95 °C Da, (-20 °C ≤ Ta +85 °C),
500
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afsluitpluggen
die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
3. Kabelingangen en afsluitpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7 J-slagproef kunnen doorstaan.
4. De SuperModule(s) moet(en) stevig op zijn (hun) plaats worden bevestigd om de
beschermingsgraad van de behuizing(en) te handhaven.
N1 ATE X Type n
Certificaat: BAS01ATEX3304X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-15:2010 Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T5 Gc, (-40 °C ≤ T
+85 °C), V
a
max
= 45 V
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. De apparatuur kan de volgens bepaling 6.5 van EN 60079-15:2010 vereiste 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet rekening worden gehouden bij installatie van de apparatuur.
Februari 2019
Opmerking
RTD-constructie niet inbegrepen in de type n-goedkeuring van de Rosemount 3051SFx.
30
Page 31
Februari 2019

9.7 Internationaal

E7 IECEx drukvast en stof
Certificaat: IECEx DEK 15.0072X, IECEx BAS 09.0014X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2014, IEC 60079-26:2014,
IEC 60079-31:2008
= 42,4 VDC
max
+70 °C),
a
Markeringen: Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb, T6 (-60 °C T
T4/T5 (-60 °C≤ T Ex ta IIIC T105 °C T
Temperatuurklasse Procestemperatuur Omgevingstemperatuur
T6 -60 °C tot +70 °C -60 °C tot +70 °C
T5 -60 °C tot +80 °C -60 °C tot +80 °C
T4 -60 °C tot +120 °C -60 °C tot +80 °C
+80 °C); V
a
95 °C Da (-20 °C ≤ Ta +85 °C)
500
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat minder dan 1 mm dik is en een grens vormt tussen zone 0 (procesaansluiting) en zone 1 (alle andere delen van de apparatuur). De modelcode en het gegevensblad moeten worden geraadpleegd voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale optiecode.
4. De te gebruiken kabel, wartels en pluggen moeten geschikt zijn voor een temperatuur
die 5 °C hoger is dan de maximale voorgeschreven temperatuur op de locatie van de installatie.
5. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing
op ten minste IP66 houden.
6. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afsluitpluggen
die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
7. Kabelingangen en afsluitpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7 J-slagproef kunnen doorstaan.
8. De Rosemount 3051S SuperModule moet stevig op zijn plaats worden bevestigd om de
beschermingsgraad van de behuizing te handhaven.
Snelstartgids
31
Page 32
Snelstartgids
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat: IECEx BAS 04.0017X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C ≤ T
Model U
SuperModule 30 V 300 mA 1,0 W 30 nF 0
3051S...A; 3051SF…A; 3051SAL…C; 3051SHP…D…A
3051S…F; 3051SF…F; 3051SHP…D…F
3051S…F…IA; 3051SF …F…IA; 3051SHP…D…F…IA
3051S …A…M7, M8 of M9; 3051SF …A…M7, M8 of M9; 3051SAL…C… M7, M8 of M9; 3051SHP…D… M7, M8 of M9
3051SAL; 3051SAM 30 V 300 mA 1,0 W 12 nF 33 H
3051SAL…M7, M8 of M9 3051SAM…M7, M8 of M9
RTD-optie voor 3051SF 5 V 500 mA 0,63 W N.v.t. N.v.t.
3051SHP…7…A 30 V 300 mA 1,0 W 14,8 nF 0
RTD-optie voor 3051SHP…7…A 30 V 2,31 mA 17,32 mW N.v.t. N.v.t.
3051SHP…7…F 30 V 300 mA 1,3 W 0 0
3051SHP…7…F…IA 17,5 V 380 mA 5,32 W 0 0
RTD-optie voor 3051SHP…7…F 30 V 18,24 mA 137 mW 0,8 nF 1,33 mH
Februari 2019
+70 °C)
a
i
30 V 300 mA 1,0 W 12 nF 0
30 V 300 mA 1,3 W 0 0
17,5 V 380 mA 5,32 W 0 0
30 V 300 mA 1,0 W 12 nF 60 H
30 V 300 mA 1,0 W 12 nF 93 H
I
i
P
i
C
i
Li
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De Rosemount 3051S-transmitters die zijn voorzien van de optie voor overspanningsbeveiliging zijn niet bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals omschreven in bepaling 6.3.13 van EN 60079-11:2012. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
2. De aansluitklempennen van de Rosemount 3051S SuperModule moeten worden
voorzien van een bescherming van ten minste IP20 conform IEC/EN 60529.
3. De behuizing van de Rosemount 3051S is mogelijk vervaardigd van een
aluminiumlegering en is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuurwerking.
IG IECEx FISCO
Certificaat: IECEx BAS 04.0017X Normen: IEC 60079-0: 2011, IEC 60079-11: 2011
0
0
+70 °C)
a
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C ≤ T
Parameter FISCO
Spanning U
Stroom I
Verm ogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
32
Page 33
Februari 2019
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De Rosemount 3051S-transmitters die zijn voorzien van de optie voor overspanningsbeveiliging zijn niet bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals omschreven in bepaling 6.3.13 van EN 60079-11:2012. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
2. De aansluitklempennen van de Rosemount 3051S SuperModule moeten worden
voorzien van een bescherming van ten minste IP20 conform IEC/EN 60529.
3. De behuizing van de Rosemount 3051S is mogelijk vervaardigd van een
aluminiumlegering en is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuurwerking.
N7 IECEx t ype n
Certificaat: IECEx BAS 04.0018X Normen: IEC 60079-0: 2011, IEC 60079-15: 2010 Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc (-40 °C ≤ T
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. De apparatuur kan de volgens bepaling 6.5 van EN 60079-15:2010 vereiste 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet rekening worden gehouden bij installatie van de apparatuur.
+85 °C)
a

9.8 EAC - Wit-Rusland, Kazachstan, Rusland

EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast en stof
Certificaat: RU C-US.AA87.B.00378 Markeringen: Ga/Gb Ex d IIC T6…T4 X
Ex tb IIIC T105 °C T Ex ta IIIC T105 °C T
Zie certificaat voor speciale voorwaarden voor veilig gebruik
IM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid
Certificaat: RU C-US.AA87.B.00378 Markeringen: 0Ex ia IIC T4 Ga X
Zie certificaat voor speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
95 °C Db X
500
95 °C Da X
500
Snelstartgids

9.9 Combinaties

K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND K7 Combinatie van E7, I7 en N7 KC Combinatie van E1, E5, I1 en I5 KD Combinatie van E1, E5, E6, I1, I5 en I6 KG Combinatie van IA, IE, IF en IG KM Combinatie van EM en IM
33
Page 34
Snelstartgids
Afbeelding 17. Verklaring van overeenstemming Rosemount 3051SHP
Februari 2019
34
Page 35
Februari 2019
Snelstartgids
35
Page 36
Snelstartgids
Februari 2019
36
Page 37
Februari 2019
Snelstartgids
37
Page 38
Februari 2019
Snelstartgids
38
Page 39
Snelstartgids
Februari 2019
39
Page 40
Februari 2019
Snelstartgids
40
Page 41
Snelstartgids
Februari 2019
41
Page 42
Snelstartgids
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 3051SHP
List of Rosemount 3051SHP Parts with China RoHS Concentration above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘䍘
/ Hazardous Substances
䫵
Lead
(Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜䬜
Hexavalent Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㚄㤟䟊
Polybrominated diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
XO O O O O
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
XO O X O O
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
XO O X O O
ᵜ㺘Ṭ㌫׍ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ֌
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
᜿Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of GB/T 26572.
X:
᜿Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above the limit requirement of GB/T 26572.
Februari 2019
42
Page 43
Februari 2019
Snelstartgids
43
Page 44
Internationaal hoofdkantoor
Emerson Automation Solutions
6021 Innovation Blvd. Shakopee, MN 55379, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001
RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Noord-Amerika
Emerson Automation Solutions
8200 Market Blvd. Chanhassen, MN 55317, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001
RMT-NA.RCCRFQ@Emerson.com
Regionaal kantoor Latijns-Amerika
Emerson Automation Solutions
1300 Concord Terrace, Suite 400 Sunrise, FL 33323, VS
+1 954 846 5030 +1 954 846 5121 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
00825-0111-4851, Rev AH
Emerson Automation Solutions bv
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland
(31) 70 413 66 66 (31) 70 390 68 15 E info.nl@emerson.com
www.emerson.nl
Emerson Automation Solutions nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem
België
(32) 2 716 7711 (32) 2 725 83 00 www.emerson.be
Linkedin.com/company/Emerson
Twitter.com/Rosemount_News
Snelstartgids
Februari 2019
Regionaal kantoor Europa
Emerson Automation Solutions Europe GmbH
Neuhofstrasse 19a Postfach 1046 CH 6340 Baar Zwitserland
+41 (0) 41 768 6111 +41 (0) 41 768 6300
RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Azië/Pacific
Emerson Automation Solutions
1 Pandan Crescent Singapore 128461
+65 6777 8211 +65 6777 0947 Enquiries@AP.Emerson.com
Regionaal kantoor Midden-Oosten en Afrika
Emerson Automation Solutions
Emerson FZE P.O. Box 17033, Jebel Ali Free Zone - South 2 Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
+971 4 8118100 +971 4 8865465 RFQ.RMTMEA@Emerson.com
Facebook.com/Rosemount
Youtube.com/us er/RosemountMeasur ement
Google.com/+RosemountMeasurement
De standaard leveringsvoorwaarden vindt u op
www.Emerson.com/en-us/pages/Terms-of-Use
Het Emerson-logo is een handelsmerk en servicemerk van Emerson Electric Co. MultiVariable, PlantWeb, SuperModule, Rosemount en het Rosemount-logo zijn handelsmerken van Emerson. FOUNDATION Fieldbus is een handelsmerk van de FieldComm Group. HART en WirelessHART zijn gedeponeerde handelsmerken van FieldComm Group. National Electrical Code is een gedeponeerd handelsmerk van National Fire Protection Association, Inc. NEMA is een gedeponeerd handelsmerk en dienstmerk van de National Electrical Manufacturers Association. Alle overige merken zijn eigendom van de betreffende merkhouders. © 2019 Emerson. Alle rechten
voorbehouden.
Loading...