Controleer voordat u de transmitter installeert of de juiste device driver op de hostsystemen is
geïnstalleerd. Zie hoofdstuk 1: Gereedheid van het systeem.
LET OP
Deze installatiegids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 3051- transmitters. Hij bevat geen
instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparatie of probleemoplossing of voor
explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van
Rosemount 3051 (publicatienummer 00809-0100-5007) voor verdere instructies. Deze handleiding is
ook in digitale vorm beschikbaar op www.emerson.com.
WAARSCHUWING
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende
plaatselijke, nationale en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd.
Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding van de Rosemount 3051 voor
bepalingen in verband met veilige installatie.
Controleer voordat u een op HART gebaseerde communicator in een explosiegevaarlijke atmosfeer
aansluit of alle instrumenten in de meetkring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige of nietvonkende veldbedradingsmethoden.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat
op het instrument.
Proceslekken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om voor
afdichting te zorgen in combinatie met de bijbehorende flensadapter.
Elektrische schokken kunnen overlijden of ernstig letsel veroorzaken.
Vermijd contact met de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
wat elektrische schokken kan veroorzaken.
Leiding-/kabelentrees
Tenzij anders vermeld zijn de kabelgoot-/kabelingangen in de behuizing voorzien van een ½–14 NPTdraad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerbuizen met een geschikte schroefdraad
voor het afsluiten van deze openingen.
Fysieke toegang
Onbevoegd personeel kan aanzienlijke schade aan en/of onjuiste configuratie van de apparatuur van
eindgebruikers veroorzaken. Dit kan opzettelijk of onopzettelijk zijn en moet worden voorkomen.
Fysieke beveiliging is een belangrijk onderdeel van elk beveiligingsprogramma en van fundamenteel
belang voor de bescherming van uw systeem. Beperk de fysieke toegang door onbevoegd personeel
om de eigendommen van eindgebruikers te beschermen. Dit geldt voor alle op de locatie gebruikte
systemen.
Inhoudsopgave
Gereedheid van het systeem........................................................................................................ 5
2Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
Installatie van de transmitter........................................................................................................7
Installatie op met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen................................................20
China RoHS-tabel....................................................................................................................... 35
Snelstartgids3
SnelstartgidsFebruari 2020
4Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
1Gereedheid van het systeem
1.1Controleer of het systeem geschikt is voor de HARTrevisie
• Als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of middelenbeheer
gebruikt, controleer dan eerst of deze systemen met HART kunnen
worden gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen
kunnen communiceren volgens revisie 7 van het HART-protocol. Deze
transmitter kan worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.
• Zie Schakel over naar een andere HART-revisie voor instructies over het
wijzigen van de HART-revisie van uw transmitter.
1.2Controleer of de device driver juist is
• Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM™) is geïnstalleerd
op uw systemen om een goede communicatie te verzekeren.
• Download de meest recente device driver van Emerson.com of
FieldComm Group
1.2.1Instrumentrevisies en device drivers voor Rosemount 3051
Tabel 1-1 bevat de informatie die u nodig hebt om te controleren of u
beschikt over de juiste device driver en de juiste documentatie voor uw
instrument.
Tabel 1-1: Instrumentrevisies en bestanden Rosemount
™
3051
Identificeer instru-
Datum
softwarerelease
Dec-111.0.0017 10 00809-0100
Jan-98Nvt1785 3 00809-0100
(1) 1. De NAMUR-softwarerevisie staat vermeld op het hardwarelabel van het
(2) De bestandsnaam van de device driver bevat de instrument- en DD-revisie, bijv.
Snelstartgids5
ment
NAMURsoftwarerevisie
instrument. De HART-softwarerevisie kan worden afgelezen met een voor HART
geschikte configuratietool.
10_01. Het HART-protocol is zo ontworpen dat ook oudere revisies van de device
Revisie
HARTsoft-
(1)
ware
Zoek de device driver
Universele
HART-re-
(1)
visie
5 9
Instrumentrevi-
(2)
sie
Lees instructies
Documentnummer
handleiding
-4007
-4001
Controleer
functionaliteit
Veranderingen in soft-
(3)
ware
(3)
Zie
voor
een overzicht
van de wijzigingen.
Nvt
SnelstartgidsFebruari 2020
driver kunnen communiceren met nieuwe HART- apparatuur. Om gebruik te
kunnen maken van nieuwe functies, moet u de nieuwe device driver
downloaden. Voor complete functionaliteit wordt aangeraden om nieuwe
device driver-bestanden te downloaden.
(3) Keuze tussen HART-revisie 5 en 7, veiligheidscertificering, lokale bediening,
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter met de aftap-/ontluchtingskleppen omhoog.
Figuur 2-1: In-line vloeistoftoepassingen
2.1.2Gastoepassingen
Procedure
1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
Figuur 2-2: In-line gastoepassingen
Snelstartgids7
SnelstartgidsFebruari 2020
2.1.3Stoomtoepassingen
Procedure
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul impulsleidingen met water.
Figuur 2-3: In-line stoomtoepassingen
Figuur 2-4: Montage op paneel en leiding
Rosemount 3051G
Paneel- montage
(1) 1.5 / 16 × 1 ½ paneelbouten door klant aan te schaffen.
(1)
Leiding- montage
2.2Montagerichting inline-overdruktransmitter
De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de inlineoverdruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter de
8Emerson.com/Rosemount
A
Februari 2020Snelstartgids
behuizing. De ontluchtingszone bevindt zich 360° rondom de transmitter
tussen de behuizing en de sensor. (Zie Figuur 2-5).
Houd de ontluchtingszone vrij van obstructies (zoals onder meer verf, stof
en smeermiddel) door de transmitter zo te monteren dat het procesmedium
kan afvloeien.
Figuur 2-5: Drukpoort aan lage kant inline-overdruktransmitter
A
Drukpoort aan lage kant (ref. atmosferische druk)
2.3Stap 2: Stel de schakelaars in
Stel voor installatie de configuratie van de alarm- en de veiligheidsschakelaar
in zoals afgebeeld in Figuur 2-6.
• Met de alarmschakelaar stelt u het analoge uitgangsalarm in op hoog of
laag.
— De standaard alarminstelling is hoog.
• Met de schakelaar Security (beveiliging) kan configuratie van de
transmitter toegestaan (open hangslot) of voorkomen (gesloten
hangslot) worden.
— De standaard beveiliging is “uit” (open hangslot).
Volg de onderstaande procedure voor het wijzigen van de configuratie van
de schakelaars:
Procedure
1. Beveilig als de transmitter al geïnstalleerd is de meetkring en koppel
de voeding los.
2. Verwijder het behuizingsdeksel tegenover de kant met de
veldaansluitklemmen. Verwijder het deksel van het instrument niet
in een explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het circuit
staat.
Snelstartgids9
SnelstartgidsFebruari 2020
3. Schuif de beveiligings- en de alarmschakelaar met een kleine
schroevendraaier naar de gewenste stand.
4. Bevestig het transmitterdeksel weer. Het deksel moet volledig
sluiten om aan de vereisten voor explosieveiligheid te voldoen.
Figuur 2-6: Transmitterprintplaat
Zonder lcd-displayMet lcd-/LOI-display
AAlarm
BBeveiliging
10Emerson.com/Rosemount
A
B
C
Februari 2020Snelstartgids
2.4Stap 3: Sluit de bedrading aan en schakel het instrument
in
Figuur 2-7: Bedradingsschema’s transmitter (4–20 mA)
A
24 V d.c. voeding
B
RL ≥ 250
C
Stroommeter (optioneel)
Gebruik voor een optimaal resultaat afgeschermde kabel met getwiste
aders. Gebruik draad van 24 AWG of groter met een lengte van ten hoogste
5000 feet (1500 meter). Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met
een druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager komt te liggen
dan de doorvoerleidingaansluitingen en de transmitterbehuizing.
Let op!
Installatie van het aansluitklemmenblok voor overspanningsbeveiliging
biedt alleen bescherming tegen overspanning als de behuizing van de
Rosemount 3051 correct is geaard.
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een
doorvoerleiding of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische
apparatuur lopen.
Sluit de onder spanning staande signaalbedrading niet aan op de
testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in het
aansluitklemmenblok beschadigen.
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
Procedure
1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met FIELD TERMINALS
(veldaansluitklemmen).
Snelstartgids11
DP
A
B
C
SnelstartgidsFebruari 2020
2. Sluit de positieve draad aan op de “+”-aansluitklem (PWR/COMM) en
de negatieve draad op de “–”-aansluitklem.
3. Aard de behuizing volgens de plaatselijke voorschriften voor aarding.
4. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de
afscherming van de instrumentkabel:
• kort wordt afgeknipt en wordt geïsoleerd zodat deze niet tegen
de transmitterbehuizing aan komt;
• wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door
een aansluitkast wordt geleid;
• aan de voedingszijde wordt verbonden met een goed aardpunt.
5. Als overspanningsbeveiliging vereist is, raadpleegt u de paragraaf
Aarding voor aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging
voor aanwijzingen over aarding.
6. Sluit ongebruikte doorvoerleidingopeningen en dicht ze af.
7. Plaats het behuizingsdeksel terug.
Figuur 2-8: Bedrading
A Afscherming en aarddraad afscherming isoleren
B Blootliggende aarddraad afscherming isoleren
C Verbind afscherming weer met aardpunt van voeding
2.4.1Aarding voor aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging
De buitenkant van de elektronicabehuizing en de binnenkant van het
compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze
aardpunten worden gebruikt wanneer de aansluitklemmenblokken met
overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd. Voor het verbinden van het
12Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
aardpunt op de behuizing met aarde (intern of extern) wordt gebruik van
18 AWG-draad of groter aanbevolen.
Als de transmitter momenteel niet is bedraad voor opstarten en
communicatie, volg dan procedure Stap 1-Stap 7 van Stap 3: Sluit de
bedrading aan en schakel het instrument in. Wanneer de transmitter naar
behoren is bedraad, raadpleegt u Figuur 2-8 voor interne en externe
aardpunten voor overspanningsbeveiliging.
2.5Stap 4: Controleer de configuratie
2.5.1Controleer de configuratie met elke gewenste configuratietool met
HART of met de lokale bedieningsinterface (LOI) - optiecode M4
Deze stap bevat configuratie-instructies voor een veldcommunicator en LOI.
Zie de naslaghandleiding voor de Rosemount 3051 voor aanwijzingen over
configuratie met AMS™ Device Manager.
2.5.2Controle van de configuratie met een veldcommunicator
Voor controle van de configuratie moet een Rosemount 3051 DD op de
veldcommunicator geïnstalleerd zijn. De sneltoetsreeksen voor de meest
recente DD staan vermeld in Tabel 2-1. Neem voor de sneltoetsreeksen van
oudere DD’s contact op met de plaatselijke vertegenwoordiger van
Emerson.
Opmerking
Emerson beveelt aan om de meest recente DD te installeren, zodat u over
alle functies kunt beschikken. Ga naar FieldComm Group voor informatie
over het updaten van de DD- bibliotheek.
Procedure
Controleer de configuratie van het instrument met behulp van de
sneltoetscombinaties in Tabel 2-1.
• De parameters voor basisconfiguratie worden aangeduid met een vinkje
(✓) in de eerste kolom. Als onderdeel van de configuratie en het
opstarten moet u in elk geval die parameters controleren.
• Een (7) in de eerste kolom geeft aan dat deze functie alleen beschikbaar
is in de modus HART-revisie 7.
Tabel 2-1: Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7), DDrevisie 1
FunctieSneltoets- reeks
HART 7HART 5
✓Alarm and Saturation Levels (alarm- en
verzadigingsniveaus)
Snelstartgids13
2, 2, 2, 5, 72, 2, 2, 5, 7
SnelstartgidsFebruari 2020
Tabel 2-1: Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7),
DD-revisie 1 (vervolg)
(overschakelen van HART-revisie 5 naar
HART-revisie 7)
7Long Tag (lange tag)2, 2, 7, 1, 2Nvt
2, 2, 42, 2, 4
3, 4, 23, 4, 2
2, 2, 6, 32, 2, 6, 3
2, 2, 2, 12, 2, 2, 1
3, 4, 23, 4, 2
3, 3, 33, 3, 3
2, 2, 5, 2, 32, 2, 5, 2, 3
14Emerson.com/Rosemount
A
B
Februari 2020Snelstartgids
Tabel 2-1: Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7),
DD-revisie 1 (vervolg)
FunctieSneltoets- reeks
HART 7HART 5
7Find Device (instrument zoeken)3, 4, 5Nvt
7Simulate Digital Signal (digitaal signaal si-
muleren)
3, 4, 5Nvt
2.5.3Configuratie controleren met de lokale bedieningsinterface (Local
Operator Interface; LOI)
De optionele LOI kan worden gebruikt voor het in bedrijf stellen van het
instrument. De LOI heeft een ontwerp met twee knoppen, met interne en
externe knoppen. De interne knoppen bevinden zich op de display van de
transmitter en de externe knoppen onder het metalen naamplaatje
bovenop. Druk op een willekeurige knop om de LOI te activeren. De functies
van de LOI-knoppen worden weergegeven in de onderste hoeken van de
display. Zie Tabel 2-1 en Figuur 2-10 voor informatie over de werking van de
knoppen en de menu’s.
Figuur 2-9: Interne en externe knoppen van de LOI
A
B
Externe knoppen
Interne knoppen
Opmerking
Zie Figuur 2-10 voor een controle van de werking van de externe knoppen.
Snelstartgids15
Button
Left
No
SCROLL
Right
Yes
ENTER
Assign PV
HART Revision
SnelstartgidsFebruari 2020
Tabel 2-2: Bediening met knoppen LOI
Figuur 2-10: LOI-menu
2.5.4Schakel over naar een andere HART-revisie
Als het instrument voor HART-configuratie niet kan communiceren met
HART-revisie 7, laadt de Rosemount 3051 een generiek menu met beperkte
functies. Met behulp van de volgende procedures wijzigt u vanuit het
generieke menu de instelling voor de HART-revisie:
a) Om over te schakelen op HART-revisie 5 voert u “HART5” in het veld
Message (bericht) in
b) Om over te schakelen op HART-revisie 7 voert u “HART7” in het veld
Message (bericht) in
16Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
Opmerking
Zie Tabel 2-1 voor het wijzigen van de HART-revisie als de juiste device driver
is geladen.
2.6Stap 5: Trim de transmitter
De instrumenten zijn in de fabriek gekalibreerd. Na installatie wordt
aanbevolen om een nulpuntstrim op overdruktransmitters te verrichten om
eventuele fouten vanwege de montagepositie of statische druk te
verhelpen. De nulpuntstrim kan worden uitgevoerd met een
veldcommunicator of met de configuratieknoppen.
Zie de naslaghandleiding voor de Rosemount 3051 HART 7 voor
aanwijzingen over het gebruik van AMS Device Manager.
Opmerking
Zorg bij het uitvoeren van een nulpuntstrim dat de vereffeningsklep
openstaat en dat alle natte poten tot het juiste niveau zijn gevuld.
Procedure
Kies de gewenste trimprocedure.
a) Analoge nulpuntstrim – stel de analoge uitgang in op 4 mA.
• Dit wordt ook wel een “rerange” (bereik anders instellen)
genoemd en stelt de Lower Range Value (LRV, onderste
meetgrens) in op een waarde die gelijk is aan de gemeten druk.
• De display en de digitale HART-uitgang blijven ongewijzigd.
b) Digitale nulpuntstrim – hiermee kalibreert u het nulpunt van de
sensor opnieuw.
• Dit heeft geen gevolgen voor de LRV. De drukwaarde is nul (op de
display en de HART- uitgang). Het 4 mA-punt mag geen nul zijn.
• Hiervoor moet de in de fabriek gekalibreerde nuldruk binnen 3%
van de URL [0 + 3% x URL] liggen.
Voorbeeld
URV (maximum meetwaarde) = 250 inH2O Aangelegde nuldruk = +
0,03*250 inH2O = + 7,5 inH2O (vergeleken met fabrieksinstelling). Waarden
buiten dit bereik worden door de transmitter afgewezen.
2.6.1Trim met een veldcommunicator
Procedure
1. Sluit de veldcommunicator aan (zie Stap 3: Sluit de bedrading aan en
schakel het instrument in voor aanwijzingen).
Snelstartgids17
LOI
Analog Zero and SpanDigital Zero
A.
A
SnelstartgidsFebruari 2020
2. Volg het HART-menu om de gewenste nulpuntstrim uit te voeren.
Tabel 2-3: Sneltoetsen voor nulpuntstrim
Analoog nulpunt (4 mA
instellen)
Sneltoetsreeks3, 4, 23, 4, 1, 3
Digitaal nulpunt
Figuur 2-11: Externe configuratieknoppen
AConfiguratieknoppen
Gebruik de volgende procedures om een nulpuntstrim uit te voeren:
Verricht een trim met de LOI (optie M4)
Procedure
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Zie Figuur 2-10 voor het bedieningsmenu.
a) Verricht een analoge nulpuntstrim door Rerange (bereik
anders instellen) te selecteren.
b) Verricht een digitale nulpuntstrim door Zero Trim
(nulpuntstrim) te selecteren.
Verricht een trim met analoog nulpunt en meetbereik (optie D4)
Procedure
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Houd de nulinstelknop twee seconden ingedrukt om een analoge
nulpuntstrim te verrichten.
18Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
Verricht een trim met digitaal nulpunt (optie DZ)
Procedure
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Houd de nulinstelknop twee seconden ingedrukt om een digitale
nulpuntstrim te verrichten.
Snelstartgids19
SnelstartgidsFebruari 2020
3Installatie op met veiligheidsinstrumenten
uitgeruste systemen
Zie voor installaties met veiligheidscertificering de naslaghandleiding
(00809-0100-5007) voor informatie over de installatieprocedure en
systeemvereisten.
20Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
4Productcertificeringen
Rev 3.2
4.1Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EUconformiteitsverklaring. De meest recente revisie van de ECconformiteitsverklaring vindt u op Emerson.com/Rosemount.
4.2Certificering normale locaties van FM Approvals
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest door
een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (NRTL) dat is
geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health
Administration (OSHA). Daarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan
de fundamentele brandveiligheidseisen en de elektrische en mechanische
vereisten.
4.3Noord-Amerika
E5 FM explosieveilig en stofontstekingsbestendig
Certificaat
Toegepaste
normen
Markeringen
I5 FM intrinsieke veiligheid en niet-ontvlambaar
Certificaat
Toegepaste
normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De behuizing van transmittermodel 3051 bevat aluminium, dat een
risico op ontsteking bij stoten of wrijving met zich meebrengt.
Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.
IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III;
DIV 1 indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
03031-1019; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; temperatuurcode
T4; type 4x; in de fabriek afgedicht
Snelstartgids21
SnelstartgidsFebruari 2020
2. De transmitter van model 3051 met aansluitklemmenblok met
overspanningsbeveiliging (optiecode T1) kan de test op diëlektrische
weerstand van 500 Vrms niet weerstaan. Hierbij moet tijdens
installatie rekening worden gehouden.
C6 CSA explosieveilig, stofontstekingsbestendig, intrinsieke veiligheid en
divisie 2
Certificaat
Normen
Markeringen
E6 CSA explosieveilig, stofontstekingsbestendig en divisie 2
Certificaat
Normen
Markeringen:
1053834
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 Nr. 30 -M1986, CSAnorm C22.2 Nr. 142-M1987, CSA-norm C22.2. Nr. 157-92, CSAnorm C22.2 Nr. 213 - M1987
Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep B, C en D; geschikt
voor klasse I, zone 1, groep IIB+H2, T5; stofontstekingsbestendig
klasse II, divisie 1, groep E, F, G; klasse III divisie 1; intrinsiek veilig
klasse I, divisie 1 groep A, B, C, D indien aangesloten volgens Rosemount-tekening 03031-1024, temperatuurcode T3C; geschikt
voor klasse I, zone 0; klasse I divisie 2 groep A, B, C en D, T5; geschikt voor klasse I zone 2, groep IIC; type 4X; in de fabriek afgedicht; enkele afdichting (zie tekening 03031-1053)
1053834
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 Nr. 30 -M1986, CSAnorm C22.2 Nr. 142-M1987, CSA-norm C22.2 Nr. 213 - M1987
Explosieveilig klasse I, divisie 1, groep B, C en D; geschikt voor
klasse I, zone 1, groep IIB+H2, T5; stofontstekingsbestendig
voor klasse II en klasse III, divisie 1, groep E, F en G; klasse I, divisie 2, groep A, B, en D; geschikt voor klasse I zone 2, groep IIC;
type 4X; in fabriek afgedicht; enkelvoudige afdichting (zie tekening 03031-1053)
II 1/2 G Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(–60 °C ≤ Ta ≤ 70
°C), T5/T4(–60 °C ≤ Ta ≤ 80 °C); II 1 D Ex t IIIC T50 °C
T50060 °C Da
Februari 2020Snelstartgids
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat
minder dan 1 mm dik is en een grens vormt tussen zone 0
(procesaansluiting) en zone 1 (alle andere delen van de apparatuur).
De modelcode en het gegevensblad moeten worden geraadpleegd
voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud
en gebruik moet rekening worden gehouden met de
omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt
blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor
gegarandeerde veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met
elektrostatische ontlading veroorzaken. Vermijd installaties die
elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en
reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld
via een speciale optiecode.
4. De te gebruiken kabel wartels en pluggen moeten geschikt zijn voor
een temperatuur die 5°C hoger is dan de maximale voorgeschreven
temperatuur op de locatie van de installatie.
5. De gebruiker moet er zorg voor dragen dat de aangegeven
maximumspanning en stroomsterkte (36 V, 24 mA, gelijkstroom)
niet worden overschreden. Alle aansluitingen op andere apparatuur
en alle aangesloten apparatuur moeten binnen deze specificaties
voor spanning en stroomsterkte vallen, gelijkwaardig aan een circuit
van categorie 'ib' volgens EN 50020.
6. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de
beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
7. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met
geschikte afsluitpluggen die de beschermingsgraad van de behuizing
op ten minste IP66 houden.
8. Kabelingangen en afdichtpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7J-slagproef
kunnen doorstaan.
9. Sensormodule 2088/2090 moet stevig op zijn plaats worden
vastgeschroefd om de beschermingsgraad van de behuizing te
handhaven.
10. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle
markeringen op het naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat
voor informatie over alle markeringen voor de apparatuur.
Snelstartgids23
SnelstartgidsFebruari 2020
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat:
Normen:
Markeringen:
BAS00ATEX1166X
EN60079-0:2012+A11:2013, EN60079-11:2012
II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (–55 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
Tabel 4-1: Ingangsparameters
HART
Spanning Ui30V
Stroom I
Vermogen Pi0,9 W
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie Li0 mH
200 mA
i
0,012 µF
i
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Bij gebruik van een overspanningsbeveiligingblok, kan de apparatuur
de isolatietest van 500 V niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie
rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet
echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan
stoten of schuring.
N1 ATEX type n en stof
Certificaat:
Normen:
Markeringen:
BAS00ATEX3167X; BAS01ATEX1427X
EN60079-0:2012, EN60079-15:2010, EN60079-31:2009
II 3 G Ex nA IIC T5 Gc (–40 °C ≤ Ta ≤ +70 °C);
II 1 D Ex t IIIC T50°C T50060°C Da
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument kan de volgens EN60079-15 vereiste 500Visolatietest niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie van het
instrument rekening worden gehouden.
2. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle
markeringen op het naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat
voor informatie over alle markeringen voor de apparatuur.
Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb T6(–60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C ), T5/
T4(–60 °C ≤ Ta ≤ +80 °C)
Tabel 4-2: Temperatuur procesaansluiting
Temperatuurklasse Temperatuur procesaanslui-
ting
T6-60 °C tot +70 °C-60 °C tot +70 °C
T5-60 °C tot +80 °C-60 °C tot +80 °C
T4-60 °C tot +120 °C-60 °C tot +80 °C
Omgevingstemperatuur
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat
minder dan 1 mm dik is en een grens vormt tussen zone 0
(procesaansluiting) en zone 1 (alle andere delen van de apparatuur).
De modelcode en het gegevensblad moeten worden geraadpleegd
voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud
en gebruik moet rekening worden gehouden met de
omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt
blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor
gegarandeerde veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met
elektrostatische ontlading veroorzaken. Vermijd installaties die
elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en
reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld
via een speciale optiecode.
4. De te gebruiken kabels, wartels en pluggen moeten geschikt zijn
voor een temperatuur die 5 °C hoger is dan de maximale
voorgeschreven temperatuur op de locatie van de installatie.
Intrinsieke veiligheid I7 IECEx
Certificaat:
Normen:
Snelstartgids25
IECEx BAS 12.0071X
IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
SnelstartgidsFebruari 2020
Markeringen:
ia IIC T4 Ga (–55 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
Tabel 4-3: Ingangsparameters
Spanning Ui30V
Stroom I
Vermogen Pi0,9 W
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie Li0 mH
200 mA
i
0,012 µF
i
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is uitgerust met een optionele
overspanningsbeveiliging van 90V, kan het de volgens IEC60079-11
vereiste 500V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet bij
installatie van het instrument rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet
echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan
stoten of schuring.
N7 IECEx type n
Certificaat:
Normen:
Markeringen:
IECEx BAS 12.0072X
IEC60079-0:2011, IEC60079-15:2010
nA IIC T5 Gc (–40 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Indien model 2088 is voorzien van een aansluitklemmenblok met
piekspanningsonderdrukker, kan deze de 500V-isolatietest niet
doorstaan. Hiermee moet bij installatie van het instrument rekening
worden gehouden.
Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb T4/T5(–60 °C ≤ Ta ≤ +80 °C), T6(–
60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
26Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat
minder dan 1 mm dik is en een grens vormt tussen zone 0
(procesaansluiting) en zone 1 (alle andere delen van de apparatuur).
De modelcode en het gegevensblad moeten worden geraadpleegd
voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud
en gebruik moet rekening worden gehouden met de
omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt
blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid
tijdens de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met
elektrostatische ontlading veroorzaken. Vermijd installaties die
elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en
reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld
via een speciale optiecode.
4.7China
E3 China drukvast
Certificaat:
Normen:
Markeringen:
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het omgevingstemperatuurbereik is: -20 °C ≤ +85 °C.
2. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op
betrouwbare wijze worden aangesloten.
3. Er mag tijdens installatie geen mengsel worden gebruikt dat de
behuizing zou kunnen beschadigen.
4. Bij installatie op een gevaarlijke locatie moeten kabelwartels en
afsluitpluggen worden gebruikt die zijn gecertificeerd als
beschermingstype Ex dIIC Gb door inspectieorganen die handelen in
opdracht van de overheid. Ongebruikte kabelentrees moeten met
afsluitpluggen worden afgesloten.
5. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van het product in een
explosieve gasatmosfeer moet u zich houden aan de waarschuwing
“Het deksel niet openen wanneer er spanning op het circuit staat”.
Snelstartgids27
GYJ15.1300X
GB3836.1-2010, GB3836.2-2010
Ex d IIB+H2T5 Gb
SnelstartgidsFebruari 2020
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te
verwisselen; ze dienen problemen in overleg met de fabrikant op te
lossen om beschadiging van het product te voorkomen.
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de
volgende normen in acht worden genomen:
GB3836.13-2013 “Plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersenDeel 13: Reparatie, revisie en reclamatie van apparatuur”
GB3836.15-2000 “Elektrische apparatuur voor plaatsen waar
gasontploffingsgevaar kan heersen – Deel 15: Elektrische installaties
in explosiegevaarlijke omgevingen (behalve mijnen)”
GB3836.16-2006 “Elektrische apparatuur voor plaatsen waar
gasontploffingsgevaar kan heersen Deel 16: Inspectie en onderhoud
van elektrische installaties (behalve mijnen)”
GB50257-2014 “Voorschrift voor de bouw en acceptatie van
elektrische instrumenten voor explosieve atmosfeer en de installatie
van brandgevaarlijke elektrische apparatuur.”
1. Als de draadadapter of blindstop wordt gebruikt met een behuizing
van het beschermingstype verhoogde veiligheid “e” de draad in de
ingang goed worden afgedicht om de beschermingsgraad (IPclassificatie) van de behuizing te behouden.
2. Voor de blindstop mag geen adapter worden gebruikt.
3. Het draadtype van de blindstop en draadadapter moet NPT of
metrisch zijn. G½-draad is alleen toegestaan op bestaande (oude)
apparatuurinstallaties.
30Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
5Conformiteitsverklaring
Snelstartgids31
SnelstartgidsFebruari 2020
32Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
Snelstartgids33
SnelstartgidsFebruari 2020
34Emerson.com/Rosemount
Februari 2020Snelstartgids
6China RoHS-tabel
Snelstartgids35
Latin America Regional Office
Emerson Automation Solutions
1300 Concord Terrace, Suite 400
Sunrise, FL 33323, USA
Emerson Terms and Conditions of Sale are
available upon request. The Emerson logo is a
trademark and service mark of Emerson Electric
Co. Rosemount is a mark of one of the Emerson
family of companies. All other marks are the
property of their respective owners.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.