Rosemount™ 3051-druktransmitter en
Rosemount™ 3051CF Series-flowmeter
met 4-20 mA HART® en 1-5 V d.c.
laagvermogensprotocol
SnelstartgidsOktober 2019
Veiligheidsberichten
Controleer voordat u de transmitter installeert of de juiste device driver op de hostsystemen is
geïnstalleerd. Zie Gereedheid van het systeem.
LET OP
Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount™ 3051-transmitters. De gids bevat geen
instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparaties of probleemoplossing, of voor
explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de
Rosemount 3051 voor nadere instructies. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm
beschikbaar op Emerson.com/Rosemount.
WAARSCHUWING
Explosiegevaar
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom
staat op het instrument.
Proceslekken
Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om af
te dichten in combinatie met de bijbehorende flensadapter.
Elektrische schok
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd contact met de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning
staan, wat elektrische schokken kan veroorzaken.
Doorvoerbuis/kabelopeningen
Tenzij anders vermeld, zijn de kabelgoot-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van ½–
14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 × 1,5 schroefdraad. Op
instrumenten met meerdere kabelgootingangen hebben alle ingangen dezelfde schroefdraad. Gebruik
alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerbuizen met een geschikte schroefdraad voor het
afsluiten van deze openingen.
Gebruik bij installatie op explosiegevaarlijke locaties in de kabel-/kabelbuisopeningen uitsluitend
pluggen, wartels of adapters met de juiste vermelding of met de certificering Ex.
Fysieke toegang
Onbevoegd personeel kan aanzienlijke schade aan en/of onjuiste configuratie van de apparatuur van
eindgebruikers veroorzaken. Dit kan opzettelijk of onopzettelijk zijn en hiertegen moet een beveiliging
bestaan.
Fysieke beveiliging is een belangrijk onderdeel van elk beveiligingsprogramma en is van fundamenteel
belang om uw systeem te beschermen. Beperk de fysieke toegang door onbevoegd personeel om de
bedrijfsmiddelen van eindgebruikers te beschermen. Dit geldt voor alle in de faciliteit gebruikte
systemen.
Inhoudsopgave
2Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
Monteer de transmitter................................................................................................................5
Draaien van de behuizing........................................................................................................... 12
Stel de jumpers in.......................................................................................................................13
Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in...................................................................... 14
Controleer de configuratie......................................................................................................... 18
Trim de transmitter.................................................................................................................... 22
Met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen (Safety Instrumented Systems; SIS)............. 24
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter met de aftap-/ontluchtingskleppen omhoog.
1.2Toepassingen voor gasmetingen
Procedure
1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
Opmerking
Montagesteun is vereist voor ondersteuning van de transmitter en de
ingaande 1/4-in. leiding naar de transmitter.
Snelstartgids5
SnelstartgidsOktober 2019
1.3Toepassingen voor stoomflow
Procedure
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul impulsleidingen met water.
6Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
1.4Paneel- en buismontage
Figuur 1-1: Montage op paneel en buis
Paneelmontage
(1)
Coplanar-flens
Traditionele flens
Rosemount™ 3051T
Buismontage
Rosemount 3051H
(1) 5/16 x 1½ paneelbouten worden door de klant aangeschaft.
Snelstartgids7
A
4 × 1.75-in.
(44 mm)
D
4 × 1.75-in.
(44 mm)
4 × 2.25-in.
(57 mm)
C
4 × 1.75-in.
(44 mm)
4
× 1.50-in.
(38 mm)
B
4 × 2.88-in.
(73 mm)
SnelstartgidsOktober 2019
1.5Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Als voor de installatie van de transmitter de montage van procesflenzen,
verdeelstukken of flensadapters vereist is, moet u met het oog op de
optimale prestatiekenmerken van de transmitters deze montagerichtlijnen
opvolgen. Gebruik uitsluitend de bouten die met de transmitter zijn
meegeleverd, of bouten die door Emerson als reserveonderdeel worden
verkocht. Figuur 1-2 is een afbeelding van veelgebruikte
transmitterinstallaties, met vermelding van de boutlengten die voor juiste
installatie van de transmitter vereist zijn.
Figuur 1-2: Veelgebruikte transmitterinstallaties
A. Transmitter met Coplanar-flens
B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en
flensadapters
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvrij staal gebruikt.
Controleer het materiaal door de markeringen op de boutkop te vergelijken
met Tabel 1. Als het boutmateriaal niet is aangegeven in tabel 1, kunt u zich
voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke vertegenwoordiger van
Emerson Process Management.
1.5.1Boutinstallatie
8Emerson.com/Rosemount
Installatieprocedure voor bouten.
Opmerking
Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
roestvrij staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te
B7M
316
316
316
SW
316
STM
316
R
B8M
Oktober 2019Snelstartgids
vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen
extra smeermiddel worden aangebracht.
Procedure
1. Draai de bouten handvast aan.
2. Haal de bouten kruiselings aan tot de initiële momentwaarde (zie
Tabel 1-1 voor de momentwaarden).
3. Haal de bouten volgens hetzelfde kruiselings patroon aan tot de
definitieve momentwaarde (zie Tabel 1-1 voor de momentwaarden).
4. Controleer of de flensbouten uit de isolatorplaat steken voordat u er
druk op zet.
Tabel 1-1: Momentwaarden voor flens- en flensadapterbouten
Boutmateriaal
Koolstofstaal
(CS)
Roestvrij
staal (rvs)
KopmarkeringenInitiële mo-
mentwaarde
300 in-lb650 in-lb
150 in-lb300 in-lb
Definitieve
momentwaarde
Snelstartgids9
A
B
C
D
Rosemount 3051S/3051/2051
SnelstartgidsOktober 2019
1.6O-ringen bij flensadapters
WAARSCHUWING
Als er verkeerde O-ringen op de flensadapters worden aangebracht, kan
lekkage van procesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel
als gevolg. De twee flensadapters zijn herkenbaar aan de unieke Oringgroeven. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke
flensadapter, hieronder afgebeeld.
Figuur 1-3: Locatie O-ring
A. Flensadapter
B. O-ring
C. PFTE-profiel (vierkant)
D. Elastomeerprofiel (rond)
Telkens als de flenzen of adapters worden verwijderd, moeten de O-ringen
visueel worden geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van
schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of kerven. Bij vervanging van de Oringen moeten de flensbouten en uitlijningsschroeven na het aanbrengen
opnieuw tot het juiste moment worden aangehaald, ter compensatie van
het dieper in de groef vallen van de O-ring van PTFE.
1.7
10Emerson.com/Rosemount
Afdichting van de behuizing
Gebruik bij eisen volgens NEMA® 4X, IP66 en IP68 afdichttape voor
schroefdraad (PTFE) of afdichtpasta op de mannelijke schroefdraad van
aansluitwartels om een waterdichte en stofdichte afdichting te verkrijgen.
Vraag de fabriek of andere beschermingsgraden vereist zijn.
Draai aansluitwartels met M20-schroefdraad over de volledige schroefdraad
aan, of totdat u mechanische weerstand ondervindt.
A
Oktober 2019Snelstartgids
1.8Montagerichting inline-overdruktransmitter
De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de inlineoverdruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter de
behuizing. Het ontluchtingspad bevindt zich 360° rondom de transmitter
tussen de behuizing en de sensor. (Zie Figuur 1-4.)
Houd het ontluchtingspad vrij van obstructies zoals verf, stof en
smeermiddel, door de transmitter zo te monteren dat vloeistof kan
afvloeien.
Figuur 1-4: Drukpoort aan lage kant inline-overdruktransmitter
A. Locatie drukpoort
Snelstartgids11
A
SnelstartgidsOktober 2019
2Draaien van de behuizing
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display
beter af te kunnen lezen:
Procedure
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los met een
inbussleutel van 5/64 inch.
2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de
oorspronkelijke stand
3. Haal de stelschroef voor het draaien van de behuizing aan met
maximaal 7 in-lb nadat de behuizing naar wens is gedraaid.
Opmerking
De transmitter raakt beschadigd als u de behuizing te ver draait.
Figuur 2-1: Draaien van de behuizing
(3)
A. Stelschroef voor draaien van behuizing (5/64 in.)
(3) Oorspronkelijke stand van Rosemount 3051C: in lijn met “H”-kant; oorspronkelijke
stand Rosemount 3051T: tegenover openingen in de beugel.
12Emerson.com/Rosemount
A
B
Oktober 2019Snelstartgids
3Stel de jumpers in
Als er geen alarm- en beveiligingsjumpers zijn geïnstalleerd, werkt de
transmitter gewoonlijk met de alarminstelling standaard op hoog en de
beveiliging op uit.
Procedure
1. Als de transmitter geïnstalleerd is, beveiligt u de kring en koppelt u
de voeding los.
2. Verwijder het behuizingsdeksel dat zich tegenover de
veldaansluitingen bevindt. Verwijder het deksel van het instrument
niet in een explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het
circuit staat.
3. Stel de jumper in. Voorkom aanraking van de draden en
aansluitklemmen. Zie Figuur 3-1 voor de plaats van de jumper en de
posities voor ON (aan) en OFF (uit).
4. Bevestig het transmitterdeksel weer. Het deksel moet volledig
sluiten om aan de vereisten voor explosieveiligheid te voldoen.
Figuur 3-1: Transmitterprintplaat
Zonder LCD-displayMet LCD-display
A. Alarm
B. Beveiliging
Snelstartgids13
SnelstartgidsOktober 2019
4Sluit de bedrading aan en schakel het
apparaat in
Figuur 4-1 toont de draadverbindingen die nodig zijn voor voeding van een
Rosemount 3051 en communicatie met een handheld communicator. Voor
laagvermogentransmitters raadpleegt u de Rosemount 3051
naslaghandleiding.
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
Procedure
1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met veldaansluitingen.
2. Sluit de positieve draad aan op de “+”-aansluitklem (PWR/COMM) en
de negatieve draad op de “–”-aansluitklem.
3. Zorg dat er goed contact is tussen de schroef van het
aansluitklemmenblok en de sluitring. Bij een directe
bedradingsmethode wikkelt u de draad rechtsom om ervoor te
zorgen dat deze op zijn plaats zit wanneer u de
aansluitklemmenblokschroef aandraait.
Het gebruik van een pen of adereindhuls wordt afgeraden, omdat de
aansluiting na verloop van tijd of door trillingen los kan raken.
4. Zorg voor een goede aardverbinding.
Het is belangrijk dat de afscherming van de instrumentkabel:
• kort wordt afgeknipt en zo wordt geïsoleerd dat hij de
transmitterbehuizing niet kan raken;
• wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door
een aansluitkast wordt geleid;
• wordt verbonden met een goed aardpunt aan de voedingszijde.
Sluit de onder spanning staande signaalbedrading niet aan op de
testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in de
testverbinding beschadigen. Gebruik voor een optimaal resultaat
afgeschermde kabel met getwiste aders. Gebruik een draad met een
koperdoorsnede van 24 AWG of dikker en een lengte van ten
hoogste 5000 ft. (1500 m).
5. Sluit ongebruikte doorvoerbuisopeningen en dicht ze af.
6. Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met een druppellus.
Leg de druppellus zo dat de onderkant lager komt te liggen dan de
doorvoerbuisaansluitingen en de transmitterbehuizing.
7. Plaats het behuizingsdeksel terug.
14Emerson.com/Rosemount
A
B
C
A
B
Oktober 2019Snelstartgids
Figuur 4-1: Bedradingsschema’s transmitter (4–20 mA)
A. Stroommeter
B. RL ≥ 250Ω
C. 24 V d.c. voeding
Figuur 4-2: Bedrading laagvermogenstransmitter
A. Spanningsmeter
B. 6–12 V d.c. voeding
Opmerking
Installatie van het aansluitklemmenblok voor transiëntenbeveiliging
biedt alleen bescherming tegen overspanning als de kast van de
Rosemount 3051 correct geaard is.
4.1
Aarding van signaalbedrading
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een
doorvoerbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische
apparatuur lopen. De buitenkant van de elektronicabehuizing en de
binnenkant van het compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van
Snelstartgids15
DP
B
A
D
E
A
C
SnelstartgidsOktober 2019
aardklemmen. Deze aarding wordt gebruikt als er klemmenblokken voor
transiëntenbeveiliging zijn geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke
voorschriften te voldoen. Zie Stap 2 voor meer informatie over de vereiste
aarding van de kabelafscherming.
Procedure
1. Verwijder het behuizingsdeksel over de veldaansluitklemmen.
2. Sluit het dradenpaar aan en aard het zoals aangegeven in Figuur 4-3.
• kort wordt afgeknipt en zo wordt geïsoleerd dat hij de
transmitterbehuizing niet kan raken;
• zonder onderbreking met het afsluitpunt in verbinding staan;
• wordt verbonden met een goed aardpunt aan de voedingszijde.
Figuur 4-3: Bedrading
A. Afstand zo klein mogelijk houden
B. Afscherming bijknippen en isoleren
C. Aarde voor transiëntenbeveiliging
D. Afscherming verbinden met aardpunt voeding
E. Afscherming isoleren
3. Plaats het behuizingsdeksel terug.
De bouten van het deksel moeten zo ver worden aangedraaid dat er
geen ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing.
4. Sluit ongebruikte doorvoerbuisopeningen en dicht ze af.
4.2
16Emerson.com/Rosemount
Voeding voor een 4-20 mA HART
De transmitter werkt op 10,5-4,2 V d.c. bij de aansluitklem van de
transmitter. De gelijkstroomvoeding moet vermogen met een rimpel van
minder dan twee procent leveren. Kringen met een weerstand van 250 Ω
vereisen minimaal 16,6 V.
®
Oktober 2019Snelstartgids
Opmerking
De transmitter vereist minimaal 250 Ω om te kunnen communiceren met
een veldcommunicator. Als u één stroombron gebruikt voor de voeding van
meerdere Rosemount 3051 transmitters, controleer dan of de gebruikte
stroombron en de gemeenschappelijke bedrading naar de transmitters een
impedantie hebben van niet meer dan 20 Ω bij 1200 Hz.
Figuur 4-4: Belastingsbeperking
Maximale kringweerstand = 43,5 x (voedingsspanning - 10,5)
A. Belasting (Ωs)
B. Spanning (V d.c.)
C. Werkingsgebied
De totale weerstandsbelasting is de som van de weerstand van de
signaaldraden en de belastingsweerstand van de controller, de indicator, I.S.
barrières en bijbehorende onderdelen. Als u gebruik maakt van intrinsiek
veilige barrières, moet de bijbehorende weerstand en spanningsdaling
worden meegerekend.
4.3
Snelstartgids17
Voeding voor 1-5 V d.c. HART laag vermogen
Laagvermogentransmitters werken op 6-12 V d.c. De gelijkstroomvoeding
moet vermogen met een rimpel van minder dan twee procent leveren. De
belasting voor V
moet ten minste 100 kW bedragen.
out
SnelstartgidsOktober 2019
5Controleer de configuratie
5.1Gebruikersinterface handheld communicator
De sneltoetsreeksen voor de traditionele interface, instrumentrevisie 3 en
DD-revisie 2, staan op pagina 12.
Figuur 5-1: Traditionele interface – instrumentrevisie 3 en DD-revisie 2
De sneltoetsreeks voor het instrument-dashboard, instrumentrevisie 3 en
DD-revisie 6, staan op Tabel 5-2.
Figuur 5-2: Dashboard instrument – instrumentrevisie 3 en DD-revisie 6
Opmerking
De parameters voor basisconfiguratie worden aangeduid met een vinkje (✓).
Als onderdeel van de configuratie- en startprocedure moeten ten minste
deze parameters worden geverifieerd.
18Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
Tabel 5-1: Traditionele interface – sneltoetsreks voor instrumentrevisie
3 en DD-revisie 2
FunctieSneltoetsreeks
Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus)1, 4, 2, 7
Analog Output Alarm Type (alarmtype van analoge uitgang)1, 4, 3, 2, 4
Burst Mode Control (burst-modusregeling)1, 4, 3, 3, 3
Burst Operation (burst-bediening)1, 4, 3, 3, 3
Custom Meter Configuration (aangepaste meterconfiguratie)1, 3, 7, 2
Custom Meter Value (aangepaste meterwaarde)1, 4, 3, 4, 3
✓ Damping (demping)1, 3, 6
Date (datum)1, 3, 4, 1
Descriptor (omschrijving)1, 3, 4, 2
Digital To Analog Trim (4-20 mA Output) (trim digitaal naar
analoog [4-20 mA uitgang])
Disable Zero & Span Adjustment (aanpassing nulpuntsinstelling en meetbreedte uitschakelen)
Field Device Information (informatie veldinstrument)1, 4, 4, 1
Full Trim (volledige trim)1, 2, 3, 3
Keypad Input – Rerange (toetsenblokinvoer - bereik anders instellen)
Local Zero and Span Control (lokale nulpunts- en meetbreedteregeling)
Loop Test (kringtest)1, 2, 2
Lower Sensor Trim (sensortrim laag)1, 2, 3, 3, 2
Message (bericht)1, 3, 4, 3
Meter Options (meteropties)1, 4, 3, 4
Number of Requested Preambles (aantal verzochte preambles)
Poll Address (poll-adres)1, 4, 3, 3, 1
Poll a Multidropped Transmitter (multidrop-transmitter pollen)
Range Values (bereikwaarden)1, 3, 3
Rerange (bereik anders instellen)1, 2, 3, 1
Scaled D/A Trim (4–20 mA Output) (geschaalde D/A-trim [uitgang 4–20 mA])
1, 2, 3, 2, 1
1, 4, 4, 1, 7
1, 2, 3, 1, 1
1, 4, 4, 1, 7
1, 4, 3, 3, 2
Linkerpijl, 4, 1, 1
1, 2, 3, 2, 2
Snelstartgids19
SnelstartgidsOktober 2019
Tabel 5-1: Traditionele interface – sneltoetsreks voor instrumentrevisie
3 en DD-revisie 2 (vervolg)
FunctieSneltoetsreeks
Self Test (transmitter) (zelftest [transmitter])1, 2, 1, 1
Sensor Info (sensorinfo)1, 4, 4, 2
Sensor Temperature (sensortemperatuur)1, 1, 4
Sensor Trim Points (sensortrimpunten)1, 2, 3, 3, 5
Status (status)1, 2, 1, 1
✓Tag1, 3, 1
Transfer Function (Setting Output Type) (transferfunctie [uitgangstype instellen])
De transmitters worden volledig gekalibreerd geleverd, volgens gewenste
specificatie of volgens de fabrieksinstelling van een volledige schaal
(meetbreedte = bovenste meetgrens).
6.1Nulpuntstrim
Een nulpuntstrim is een afstelling van één punt om effecten met betrekking
tot de montagestand te compenseren. Zorg bij het uitvoeren van een
nulpuntstrim dat de vereffeningsklep openstaat en alle natte poten tot het
juiste niveau zijn gevuld.
U kunt op twee manier de effecten van montage compenseren:
• Nulpuntstrim met handheld communicator
• De knoppen voor nulpuntsinstelling van de transmitter gebruiken
6.1.1Nulpuntstrim met handheld communicator
Als de nul-offset binnen 3% van URL ligt, volg dan de instructies hieronder.
Deze nulpuntstrim heeft gevolgen voor de 4–20 mA waarde, de HART PV en
de displaywaarde.
Procedure
1. Egaliseer of ontlucht de transmitter en sluit de veldcommunicator
aan.
2. Voer bij het menu de HART-sneltoetscombinatie op (zie Tabel 1 of
Tabel 2).
3. Volg de aanwijzingen voor het uitvoeren van een nulpuntstrim.
6.1.2De knoppen voor nulpuntsinstelling van de transmitter gebruiken
Met behulp van de knoppen voor nulinstelling van de transmitter wordt de
Lower Range Value (LRV; minimale meetwaarde) ingesteld op de druk die op
de transmitter wordt aangelegd. Deze afstelling heeft alleen gevolgen voor
de 4–20 mA waarde. Volg de onderstaande stappen om het bereik anders in
te stellen met behulp van de knoppen voor nulpuntsinstelling.
Procedure
1. Draai de certificatielabel-schroef los en verschuif het label voor
toegang tot de knoppen voor nulpuntsinstelling.
2. Stel het 4 mA-punt in door de nulpuntknop 2 seconden lang
ingedrukt te houden. Controleer of de uitgangsstroom 4 mA is.
Het optionele LCD-display toont ZERO PASS.
22Emerson.com/Rosemount
A
Oktober 2019Snelstartgids
Figuur 6-1: Knoppen voor nulpuntsinstelling
A. Knoppen voor nulpuntsinstelling
Snelstartgids23
SnelstartgidsOktober 2019
7Met veiligheidsinstrumenten uitgeruste
systemen (Safety Instrumented Systems; SIS)
Dit hoofdstuk geldt voor Rosemount 3051C-transmitters die worden
gebruikt in SIS-toepassingen.
7.1Installatie
Er is geen bijzondere installatie vereist naast de in dit document
uiteengezette standaardmethode voor installatie. Zorg altijd voor een
goede afdichting door het/de deksel(s) van de elektronicabehuizing zo te
installeren dat metaal contact maakt met metaal.
De kring moet zo worden ontworpen dat de spanning op de aansluitklem
nooit onder 10,5 V d.c. daalt wanneer de transmitteruitgang 22,5 mA
bedraagt.
Zet de beveiligingsschakelaar op ‘ON’ (aan) om te voorkomen dat de
configuratiegegevens per ongeluk of opzettelijk veranderd worden tijdens
normaal gebruik.
7.2Configuratie
Gebruik een voor HART geschikte master voor communicatie met en
verificatie van de configuratie van de Rosemount 3051.
De door de gebruiker geselecteerde demping bepaalt in hoeverre de
transmitter kan reageren op veranderingen in het toegepaste proces. De
dempingswaarde + responstijd mag niet meer zijn dan de vereisten van de
regelkring.
1. De transmitteruitgang is niet geclassificeerd qua veiligheid tijdens:
configuratiewijzigingen, multidrops, kringtest. Er dienen alternatieve
methoden te worden gebruikt om de procesveiligheid te waarborgen
tijdens de configuratie van de transmitter en onderhoudsactiviteiten.
2. DCS of Safety Logic Solver moet overeenkomstig de
transmitterconfiguratie worden geconfigureerd. Figuur 7-1 bevat
een overzicht van de twee beschikbare alarmniveaus en hun
bedrijfswaarden. Zet de alarmschakelaar op de vereiste HI (hoog) of
LO (laag) alarmstand.
Figuur 7-1: Alarmniveaus
Rosemount-alarmniveau
24Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
NAMUR-alarmniveau
1. Transmitterstoring, hardwarealarm in LO -stand.
2. Transmitterstoring, hardwarealarm in HI -stand.
Opmerking
Sommige gedetecteerde defecten worden op de analoge uitgang
aangegeven op een niveau boven hoog alarm, onafhankelijk van de stand
van de alarmschakelaar.
7.3Gebruik en onderhoud
7.3.1Beproeving en inspectie
De volgende beproevingen worden aanbevolen. De resultaten van de
beproeving en de genomen corrigerende maatregelen moeten worden
gedocumenteerd op Emerson.com/Rosemount/Report-A-Failure als er een
fout wordt geconstateerd in de veiligheidsfuncties.
Gebruik de sneltoetscombinaties in Tabel 1 of Tabel 2 om een kringtest, een
trim van de analoge uitgang of een sensortrim uit te voeren. Zie de
naslaghandleiding van de Rosemount 3051 voor aanvullende informatie.
Beproevingstest 1
Deze beproeving detecteert 59,6% van de DU-storingen die niet worden
gedetecteerd door de automatische diagnosefunctie van de Rosemount
3051.
(4)
Procedure
1. Voer een Master Reset uit om de startdiagnosefunctie te activeren.
(4)
Deze test zal circa 94,6% van alle mogelijke DU-storingen (gevaarlijke, niet
gedetecteerde storingen) in de transmitter detecteren.
Snelstartgids25
SnelstartgidsOktober 2019
2. Voer de milliampèrewaarde in die een hoge alarmtoestand
vertegenwoordigt.
3. Controleer met de referentiemeter of de mA-uitgang overeenkomt
met de ingevoerde waarde.
4. Voer de milliampèrewaarde in die een lage alarmtoestand
vertegenwoordigt.
5. Controleer met de referentiemeter of de mA-uitgang overeenkomt
met de ingevoerde waarde.
Beproevingstest 2
(5)
Als deze beproevingstest wordt gecombineerd met de vijfjaarlijkse
beproevingstest, detecteert deze 94,6% van de DU-storingen die niet
worden gedetecteerd door de automatische diagnosefunctie van de
Rosemount 3051.
Procedure
1. Voer een Master Reset uit om de startdiagnosefunctie te activeren.
2. Voer sensorkalibratiecontrole met minimaal twee punten uit met
gebruik van de 4-20 mA-bereikspunten als kalibratiepunten.
3. Controleer met de mA-referentiemeter of de mA-uitgang
overeenkomt met de drukingangswaarde.
4. Kalibreer indien nodig met behulp van een van de trimprocedures in
de naslaghandleiding van de Rosemount 3051.
Opmerking
De gebruiker bepaalt de proefnemingsvereisten voor
impulsleidingen.
Visuele in-
Niet vereist.
spectie
Speciaal ge-
Niet vereist.
reedschap
Reparatie
van het product
Alle door de diagnosefuncties van de transmitter of
bij de proefneming gedetecteerde storingen moeten worden gemeld. De feedback kan elektronisch
worden ingediend op Emerson.com/Rosemount/
Report-A-Failure
De Rosemount 3051 kan worden gerepareerd door
hoofdonderdelen te vervangen. Zie de Rosemount
(5)
Deze test zal circa 94,6% van alle mogelijke DU-storingen (gevaarlijke, niet
gedetecteerde storingen) in de transmitter detecteren.
26Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
3051 naslaghandleiding voor aanvullende informa-
tie.
7.4Referentie
Specificaties
De Rosemount 3051 moet worden gebruikt overeenkomstig de functie- en
prestatiespecificaties in de Rosemount 3051-naslaghandleiding.
Storingsfrequentiegegevens
Het FMEDA-rapport bevat storingsfrequenties en schattingen voor common
cause Beta-factoren. Dit rapport is beschikbaar op Emerson.com/
Rosemount.
Waarden veiligheidsstoringen Rosemount 3051
Nauwkeurigheid veiligheid:
Responstijd veiligheid:
Levensduur product
50 jaar – op basis van de meest ongunstige onderdeelslijtage – niet op basis
van materiaalslijtage als gevolg van bevochtiging door het procesmedium.
0,065%
100 ms
Snelstartgids27
SnelstartgidsOktober 2019
8Productcertificeringen
Rev 2.8
8.1Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EUconformiteitsverklaring. De meest recente revisie van de EUconformiteitsverklaring vindt u op Emerson.com/Rosemount.
8.2Certificering voor normale locaties
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest door
een landelijk erkend onderzoekslaboratorium (NRTL) dat is geaccrediteerd
door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration
(OSHA). Daarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de fundamentele
brandveiligheidseisen en de elektrische en mechanische vereisten.
8.3Noord-Amerika
8.3.1E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; DIP CL II, DIV 1, GP E, F, G; CL III;
T5(–50 °C ≤ Ta ≤ +85 °C); in fabriek afgedicht; type 4X
1053834
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 Nr. 30 M1986, CSA-norm C22.2 Nr. 142-M1987, CSA-norm
C22.2 Nr. 213 - M1987
XP klasse I, divisie 1, groep B, C, en D, T5, (–50 °C ≤ Ta ≤
+85 °C) geschikt voor klasse I, zone 1, groep IIB+H2, T5;
DIP klasse II en klasse III, divisie 1, groep E, F, en G, T5, (–
50 °C ≤ Ta ≤ +85 °C); type 4X; in fabriek afgedicht; enkele
afdichting (zie tekening 03031-1053)
Oktober 2019Snelstartgids
8.3.2I5 VS intrinsieke veiligheid (IS) en niet-vonkend (NI)
Certificaat
bereik 1-5
(HART)
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De behuizing van transmittermodel 3051 bevat aluminium, dat een
risico op ontsteking bij stoten of wrijving met zich meebrengt.
Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.
2. De transmitter van model 3051 met aansluitklemmenblok met
transiëntenbeveiliging (optiecode T1) kan de test met diëlektrische
stroomsterkte van 500 Vrms niet doorstaan. Hierbij moet tijdens
installatie rekening worden gehouden.
IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III;
DIV 1 indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
03031-1019; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; T4 (–50 °C ≤ Ta ≤
+70 °C) [HART], T4 (–50 °C ≤ Ta ≤ +60 °C) [Fieldbus/PROFIBUS]; Type 4X
1053834
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 Nr. 142M1987, CSA-norm C22.2. Nr. 157-92
IS klasse I, II, III, divisie 1 groep A, B, C, D, E, F, en G indien
aangesloten volgens Rosemount-tekening 03031-1024,
geschikt voor klasse I, zone 0 groep IIC; klasse I, divisie 2,
groep A, B, C, en D; NIFW; geschikt voor klasse I, zone 2,
groep IIC;
HART: T4 (–60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C), T5 (–60 °C ≤ Ta ≤ +40 °C)
Fieldbus/PROFIBUS: T4 (–60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
Type 4X
8.3.3IE VS FISCO
Certificaat bereik 1-5 (HART)
Snelstartgids29
FM16US0120X
SnelstartgidsOktober 2019
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De behuizing van transmittermodel 3051 bevat aluminium, dat een
risico op ontsteking bij stoten of wrijving met zich meebrengt.
Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.
2. De transmitter van model 3051 met aansluitklemmenblok met
transiëntenbeveiliging (optiecode T1) kan de test met diëlektrische
stroomsterkte van 500 Vrms niet doorstaan. Hierbij moet tijdens
installatie rekening worden gehouden.
IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D indien aangesloten volgens
Rosemount™-tekening 03031-1019 (–50 °C ≤ Ta ≤ +60
°C); type 4X
1053834
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 Nr. 142M1987, CSA-norm C22.2. Nr. 157-92
IS klasse I, divisie 1 groep A, B, C, D, T4 (–60 °C ≤ Ta ≤
+60 °C) indien aangesloten overeenkomstig Rosemount-tekening 03031-1024, geschikt voor klasse I, zone 0 groep IIC; type 4X; in fabriek afgedicht; enkele afdichting (zie tekening 03031-1053)
8.3.4C6 Canada explosieveilig, stofontstekingsbestendig, intrinsieke
veiligheid en niet-vonkend
Certificaat
Normen
Markeringen
30Emerson.com/Rosemount
1053834
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 Nr. 30 -M1986, CSAnorm C22.2 Nr. 142-M1987, CSA-norm C22.2. Nr. 157-92, CSAnorm C22.2 Nr. 213 - M1987
Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep B, C en D; geschikt
voor klasse I, zone 1, groep IIB+H2, T5 (–50 °C ≤ Ta ≤ +85 °C);
stofontstekingsbestendig klasse II, III divisie 1, groep E, F, G; T5 (–
50 °C ≤ Ta ≤ +85 °C); intrinsiek veilig klasse I, divisie 1 groep A, B,
C, D indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
03031-1024, temperatuurcode T4; geschikt voor klasse I, zone 0;
klasse I divisie 2 groep A, B, C en D, T5; geschikt voor klasse I zone
Oktober 2019Snelstartgids
2, groep IIC; type 4X; in de fabriek afgedicht; enkele afdichting
(zie tekening 03031-1053)
8.3.5E6 Canada explosieveilig, stofontstekingsbestendig en divisie 2
Certifi-
1053834
caat
Normen
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 Nr. 30 -M1986, CSAnorm C22.2 Nr. 142-M1987, CSA-norm C22.2 Nr. 213 - M1987
Markeringen
Explosieveilig klasse I, divisie 1, groep B, C, en D; geschikt voor
klasse I, zone 1, groep IIB+H2, T5; stofontstekingsbestendig
voor klasse II en klasse III, divisie 1, groep E, F, en G; T5 (–50 °C ≤
Ta ≤ +85 °C); klasse I, divisie 2, groep A, B, C, en D; T5; geschikt
voor klasse I zone 2, groep IIC; type 4X; in fabriek afgedicht; enkele afdichting (zie tekening 03031-1053)
II ½ G Ex db IIC T6.T4 Ga/Gb T6 (–60 °C ≤ Ta ≤+70 °C),
T4/T5 (–60 °C ≤ Ta ≤ +80 °C); II 1 D Ex ta IIIC T95 °C
T
105 °C Da (–20 °C ≤ Ta ≤ +85 °C)
500
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig membraan dat minder dan 1
mm dik is en een grens vormt tussen categorie 1 (procesaansluiting)
en categorie 2 (alle andere delen van de apparatuur). De modelcode
en het gegevensblad moeten worden geraadpleegd voor details over
het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet
rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden
waaraan het membraan onderworpen gaat worden. De aanwijzingen
van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet
Snelstartgids31
SnelstartgidsOktober 2019
gevolgd te worden voor gegarandeerde veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met
elektrostatische ontlading veroorzaken. Vermijd installatiemethoden
die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en
reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld
via een speciale optiecode.
4. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle
markeringen op het naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat
voor informatie over alle markeringen voor de apparatuur.
HART: II 1 G Ex ia IIC T5/T4 Ga, T5 (–60 °C ≤ Ta ≤ +40 °C), T4
(–60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
Fieldbus/PROFIBUS: II 1 G Ex ia IIC Ga T4 (–60 °C ≤ Ta ≤ +60
°C)
STOF: II 1 D Ex ta IIIC T95 °C T
105 °C Da (–20 °C ≤ Ta ≤
500
+85 °C)
Tabel 8-2: Ingangsparameters
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning U
Stroomsterkte I
Vermogen P
Elektrische capaciteit Ci0,012 µF0 µF
Zelfinductie L
i
i
i
i
30 V30 V
200 mA300 mA
0,9 W1,3 W
0 mH0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat kan de 500 V-isolatietest niet doorstaan die is vereist
volgens volgens bepaling 6.3.12 van EN60079-11: 2012. Hiermee
moet bij installatie van het apparaat rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0
32Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt
blootgesteld aan stoten of schuring.
3. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle
markeringen op het naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat
voor informatie over alle markeringen voor de apparatuur.
8.4.3IA ATEX FISCO
Certificaat
Normen
Markeringen
BAS97ATEX1089X
EN60079-0:2012 + A11:2013, EN60079-11:2012
II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (–60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
Tabel 8-3: Ingangsparameters
ParameterFieldbus/PROFIBUS
Spanning U
Stroomsterkte I
Vermogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
i
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat kan de 500 V-isolatietest niet doorstaan die is vereist
volgens volgens bepaling 6.3.12 van EN60079-11: 2012. Hiermee
moet bij installatie van het apparaat rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0
moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt
blootgesteld aan stoten of schuring.
1. Dit apparaat kan de volgens bepaling 6.8.1 van EN60079-15 vereiste
500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie van
het apparaat rekening worden gehouden.
2. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle
markeringen op het naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat
voor informatie over alle markeringen voor de apparatuur.
Ex db IIC T6 T4 Ga/Gb T6(–60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C), T4/T5(–60
°C ≤ Ta ≤ +80 °C); Ex ta IIIC T95 °C T
105 °C Da (–20 °C ≤ Ta
500
≤ +85 °C)
Tabel 8-4: Procestemperatuur
TemperatuurklasseTemperatuur procesaansluiting
T6-60 °C tot +70 °C
T5-60 °C tot +80 °C
T4-60 °C tot +80 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig membraan dat minder dan
1 mm dik is en een grens vormt tussen EPL Ga (procesaansluiting) en
EPL Gb (alle andere delen van de apparatuur). De modelcode en het
gegevensblad moeten worden geraadpleegd voor details over het
membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet
rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden
waaraan het membraan onderworpen gaat worden. De aanwijzingen
van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet
gevolgd te worden voor gegarandeerde veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met
elektrostatische ontlading veroorzaken. Vermijd installatiemethoden
die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en
reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
34Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld
via een speciale optiecode.
4. Op sommige varianten van de apparatuur worden niet alle
markeringen op het naamplaatje vermeld. Raadpleeg het certificaat
voor informatie over alle markeringen voor de apparatuur.
8.5.2Intrinsieke veiligheid I7 IECEx
Certificaat
Normen
Markeringen
IECEx BAS 09.0076X
IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
HART: Ex ia IIC T5/T4 Ga, T5(–60 °C ≤ Ta ≤ +40 °C), T4(–60
°C ≤ Ta ≤ +70 °C)
Fieldbus/PROFIBUS: Ex ia IIC T4 (–60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
Tabel 8-5: Ingangsparameters
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning U
Stroomsterkte I
Vermogen P
Elektrische capaciteit Ci0,012 µF0 µF
Zelfinductie L
i
i
i
i
30 V30 V
200 mA300 mA
0,9 W1,3 W
0 mH0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als het apparaat is uitgerust met een optionele
transiëntenbeveiliging van 90 V, kan het de volgens bepaling 6.3.12
van IEC 60079-11 vereiste 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee
moet bij installatie van het apparaat rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0
moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt
blootgesteld aan stoten of schuring.
IECEx mijnbouw (speciaal A0259)
Certificaat
Normen
Markeringen
Snelstartgids35
IECEx TSA 14.0001X
IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
Ex ia I Ma (–60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
SnelstartgidsOktober 2019
Tabel 8-6: Ingangsparameters
ParameterHARTFieldbus/PROFI-
Spanning U
Stroomsterkte I
Vermogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als het apparaat is uitgerust met een optionele
transiëntenbeveiliging van 90 V, kan het de volgens IEC60079-11
vereiste 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet bij
installatie van het apparaat rekening worden gehouden.
2. Het is een voorwaarde voor veilig gebruik dat er tijdens installatie
rekening wordt gehouden met de bovenstaande ingangsparameters.
3. Het is een voorwaarde van productie dat alleen apparaten met een
behuizing, deksels en een sensormodulebehuizing van roestvrij staal
worden gebruikt in toepassingen van groep 1.
8.5.3IG IECEx FISCO
Certificaat
Normen
Markeringen
BUS
30 V30 V17,5 V
200 mA300 mA380 mA
i
0,9 W1,3 W5,32 W
0,012 µF0 µF< 5 nF
0 mH0 mH< 10 µH
IECEx BAS 09.0076X
IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
Ex ia IIC T4 Ga (–60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
FISCO
Tabel 8-7: Ingangsparameters
ParametersFieldbus/PROFIBUS
Spanning U
Stroomsterkte I
Vermogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
≤ 5 nF
≤ 10 µH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als het apparaat is uitgerust met een optionele
transiëntenbeveiliging van 90 V, kan het de volgens bepaling 6.3.12
36Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
van IEC 60079-11 vereiste 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee
moet bij installatie van het apparaat rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0
moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt
blootgesteld aan stoten of schuring.
8.5.4N7 IECEx type n
Certificaat
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Dit apparaat kan de volgens bepaling 6.5.1 van IEC 60079-15 vereiste
500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie van
het apparaat rekening worden gehouden.
8.6Brazilië
8.6.1E2 INMETRO drukvast
Certificaat
Normen
Markeringen
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig membraan dat minder dan 1
mm dik is en een grens vormt tussen zone 0 (procesaansluiting) en
zone 1 (alle andere delen van de apparatuur). De modelcode en het
gegevensblad moeten worden geraadpleegd voor details over het
membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet
rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden
waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de
fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te
worden voor gegarandeerde veiligheid tijdens de te verwachten
levensduur.
Ex db IIC T6 T4 Ga/Gb, T6(–60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C), T4/T5 (–60
°C ≤ Ta ≤ +80 °C)
IECEx BAS 09.0077X
IEC60079-0:2011, IEC60079-15:2010
Ex nA IIC T5 Gc (–40 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met
elektrostatische ontlading veroorzaken. Vermijd installatiemethoden
die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en
Snelstartgids37
SnelstartgidsOktober 2019
reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld
via een speciale optiecode.
HART: Ex ia IIC T5/T4 Ga, T5(–60 °C ≤ Ta ≤ +40 °C), T4 (–60
°C ≤ Ta ≤ +70 °C)
Fieldbus/PROFIBUS: Ex ia IIC T4 Ga (–60 °C ≤ Ta ≤ +60 °C)
Tabel 8-8: Ingangsparameters
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning U
Stroomsterkte I
Vermogen P
Elektrische capaciteit Ci0,012 µF0 µF
Zelfinductie L
i
i
i
i
30 V30 V
200 mA300 mA
0,9 W1,3 W
0 mH0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als het apparaat is uitgerust met een optionele
transiëntenbeveiliging van 90 V, kan het de volgens ABNT NBR IRC
60079-11 vereiste 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet
rekening worden gehouden bij installatie van de apparatuur.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; bij apparatuur
die EPL Ga vereist moet echter worden opgelet dat de behuizing niet
wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
1. Als het apparaat is uitgerust met een optionele
transiëntenbeveiliging van 90 V, kan het de volgens ABNT NBR IEC
60079-11 vereiste 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet
rekening worden gehouden bij installatie van de apparatuur.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; bij apparatuur
die EPL Ga vereist moet echter worden opgelet dat de behuizing niet
wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
1. Als de draadadapter of blindstop wordt gebruikt met een behuizing
van het beschermingstype verhoogde veiligheid “e”, moet de draad
in de ingang goed worden afgedicht om de beschermingsgraad (IPclassificatie) van de behuizing te behouden.
2. Voor de blindstop mag geen adapter worden gebruikt.
3. Het draadtype van de blindstop en draadadapter moet NPT of
metrisch zijn. G½-draad is alleen toegestaan op bestaande (oude)
apparatuurinstallaties.
8.13Verdere certificeringen
8.13.1 Typegoedkeuring SBS American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat
Beoogd gebruik
18-HS1814795-PDA
Scheepvaart- en offshoretoepassingen – meting van de
overdruk of absolute druk in vloeistof-, gas- en damptoepassingen.
8.13.2 Typegoedkeuring SBV Bureau Veritas (BV)
Certificaat
Vereisten
Toepassing
23155
Bureau Veritas-regels voor de classificatie van stalen schepen
Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS;
druktransmitter van type 3051 kan niet op dieselmotoren
worden geïnstalleerd
8.13.3 Typegoedkeuring SDN Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat
Beoogd
gebruik
42Emerson.com/Rosemount
TAA000004F
DNV GL-regels voor classificatie – schepen en offshore-eenheden
Oktober 2019Snelstartgids
Toepas-
Tabel 8-12: Locatieklassen
sing
TemperatuurD
LuchtvochtigheidB
TrillingA
EMCB
BehuizingD
8.13.4 Typegoedkeuring SLL Lloyds Register (LR)
Certificaat
Toepassing
11/60002
Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
8.13.5 C5 Punt van overdracht - nauwkeurigheidsgoedkeuring
Measurement Canada
Certificaat
AG-0226, AG-0454, AG-0477
Snelstartgids43
SnelstartgidsOktober 2019
8.14EU-conformiteitsverklaring
44Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
Snelstartgids45
SnelstartgidsOktober 2019
46Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
Snelstartgids47
ᴹ
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 3051
List of Rosemount 3051 Parts with China RoHS Concentration above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘
/ Hazardous Substances
䫵
Lead
(Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜
Hexavalent
Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㤟䟊
Polybrominated
diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
XOOOOO
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
XOOXOO
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
XOOXOO
ᵜ㺘Ṭ㌫ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of
GB/T 26572.
X:
Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above
the limit requirement of GB/T 26572.
SnelstartgidsOktober 2019
8.15China RoHS-tabel
48Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
Snelstartgids49
SnelstartgidsOktober 2019
50Emerson.com/Rosemount
Oktober 2019Snelstartgids
Snelstartgids51
*00825-0111-4001*
00825-0111-4001, Rev. KB
Snelstartgids
Oktober 2019
Internationaal hoofdkantoor
Emerson Automation Solutions
6021 Innovation Blvd.
Shakopee, MN 55379, VS
Emerson Terms and Conditions of Sale are
available upon request. The Emerson logo is a
trademark and service mark of Emerson Electric
Co. Rosemount is a mark of one of the Emerson
family of companies. All other marks are the
property of their respective owners.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.