Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 2051HT
transmitter. Hij bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek,
onderhoud, reparatie of probleemoplossing of voor explosieveilige,
drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties.
Let op!
De in dit document beschreven producten zijn NIET bedoeld voor gebruik in
nucleaire toepassingen. Wanneer een niet voor nucleaire toepassingen
geschikt product gebruikt wordt in een toepassing, die een product vereist
dat wel voor nucleaire toepassingen geschikt is, kunnen de afgelezen
waarden onnauwkeurig zijn. Neem contact op met een vertegenwoordiger
van Emerson voor informatie over Rosemount-producten die geschikt zijn
voor nucleaire toepassingen.
Snelstartgids3
SnelstartgidsOktober 2019
WAARSCHUWING
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving
moeten de geldende plaatselijke, nationale en internationale normen,
voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over
goedkeuringen in deze handleiding voor beperkingen in verband met een
veilige
• Controleer voordat u een veldcommunicator in een explosiegevaarlijke
atmosfeer aansluit of alle instrumenten in de meetkring zijn
geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en niet-vonkende
veldbedradingsmethodes.
• Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de
transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op het instrument.
Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
• Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt.
• Draai de flensbouten niet los en verwijder ze niet terwijl de transmitter in
gebruik is.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
• Vermijd contact met de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen
onder hoge spanning staan, wat elektrische schokken kan veroorzaken.
• Controleer voordat u een manuele communicator in een
explosiegevaarlijke atmosfeer aansluit of alle instrumenten in de
meetkring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en niet-vonkende
veldbedradingsmethodes.
• Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de
transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op het instrument.
Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
• Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt.
Fysieke toegang
• Onbevoegd personeel kan aanzienlijke schade aan en/of onjuiste
configuratie van de apparatuur van eindgebruikers veroorzaken. Dit kan
opzettelijk of onopzettelijk zijn en hiertegen moet een beveiliging
bestaan.
• Fysieke beveiliging is een belangrijk onderdeel van elk
beveiligingsprogramma en is van fundamenteel belang om uw systeem
te beschermen. Beperk de fysieke toegang door onbevoegd personeel
4Snelstartgids
Oktober 2019Snelstartgids
om de bedrijfsmiddelen van eindgebruikers te beschermen. Dit geldt
voor alle bij de faciliteit gebruikte systemen.
WAARSCHUWING
Vervangingsapparatuur of reserveonderdelen die niet door Emerson
goedgekeurd zijn als reserveonderdelen kunnen de capaciteiten voor
drukbewaring van de transmitter doen verminderen en kunnen daardoor
het instrument gevaarlijk maken.
• Gebruik uitsluitend bouten die door Emerson worden meegeleverd of als
reserveonderdeel worden verkocht.
Een verkeerde montage van het kranenblok op de traditionele flens kan
de sensormodule beschadigen.
Voor een veilige montage van het kranenblok op de traditionele flens,
moeten bouten het achtervlak van de flensbaan (d.w.z. boutgat) breken,
maar mogen ze niet in contact komen met de behuizing van de
sensormodule.
Snelstartgids5
SnelstartgidsOktober 2019
2Gereedheid van het systeem
2.1Controleer of het systeem geschikt is voor de HARTrevisie
• Controleer als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of
middelenbeheer gebruikt eerst of deze systemen met HART kunnen
worden gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen
kunnen communiceren volgens revisie 7 van het HART-protocol. Deze
transmitter kan worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.
• Zie Overschakelen op een andere HART-revisie voor instructies over het
wijzigen van de HART-revisie van uw transmitter.
2.2Controleren of de device driver juist is
• Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM™) is geïnstalleerd
op uw systemen om een goede communicatie te verzekeren.
• Download de meest recente device driver van Emerson.com of
FieldCommGroup.org.
2.2.1Instrumentrevisies en drivers
Tabel 2-1 bevat de informatie die u nodig hebt om te verzekeren dat u
beschikt over de juiste device driver en de juiste documentatie voor uw
instrument.
Tabel 2-1: Instrumentrevisies en bestanden
Identificeer instru-
ment
Datum
software-
release
Dec-111.0.001
De revisie van de NAMUR-software staat vermeld op het hardwarelabel van het apparaat.
(1)
Conform NE53 omvatten revisies van het minst belangrijke niveau X (van 1.0.X) geen
veranderingen in de werking of bediening van het instrument en zijn deze niet opgenomen
in de revisiegeschiedenis van dit instrument.
(2) De HART-softwarerevisie kan worden afgelezen met een voor HART geschikt configuratie-
instrument.
6Snelstartgids
Revisie
van NA-
MUR-soft-
ware
(1)
Revisie
van HART-
soft-
ware
Zoek de device driver
Universe-
le HART-
revisie
(2)
710Naslag-
59
Instru-
mentrevi-
sie
Lees de in-
structies
Naslag-
handlei-
ding
handleiding
Rosemount
2051 druk-
transmitter
Controleer
functionaliteit
Wijzigingen in
software
N.v.t.
Start
Mount the
transmitter
Commissioning
tag
Done
Zero trim the
transmitter
Configuration
Grounding, wiring,
and power up
Set switches and
software write lock
Locate device
Oktober 2019Snelstartgids
3Installatie van de transmitter
Figuur 3-1: Volgordeschema installatie
3.1De transmitter monteren
Zet de transmitter in de gewenste oriëntatie voordat u deze monteert. De
transmitter mag niet stevig gemonteerd of vastgeklemd zijn terwijl u de
oriëntatie van de transmitter wijzigt.
3.1.1Oriëntatie van de kabelbuisopening
Bij installatie van een Rosemount 2051HT wordt aangeraden om deze zo te
installeren dat de kabelbuisopening omlaag is gericht naar de grond om
deze tijdens reinigingswerkzaamheden zo goed mogelijk af te kunnen
tappen.
3.1.2Afdichting van de behuizing
Schroefdraadtape (PTFE) of -pasta op mannelijke schroefdraad van
kabelbuizen is vereist om een water- en stofdichte kabelbuisafdichting tot
stand te brengen en om te voldoen aan de eisen van NEMA® type 4X, IP66,
IP68 en IP69K. Vraag de fabriek of andere beschermingsgraden vereist zijn.
Draai kabelbuispluggen met M20-schroefdraad over de volledige
schroefdraad aan, of totdat mechanische weerstand is bereikt.
Opmerking
Classificatie IP69K is alleen beschikbaar op units met SST-behuizing en
optiecode V9 in de modelreeks.
Opmerking
Voor aluminium behuizingen die worden besteld met M20-
Snelstartgids7
leidinginganagen, hebben verzonde transmitters NPT-schroefdraad
verwerkt in de behuizing en een NPT tot M20-schroefdraadadapter wordt
voorzien. Met de overwegingen voor afdichting naar de omgeving moet
rekening worden gehouden bij de installatie van het verloopstuk.
A
SnelstartgidsOktober 2019
3.1.3Montagerichting inline-druktransmitter
De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de inlineverschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter
een afgeschermde ventilatieopening (zie Figuur 3-2).
Houd het ventilatietraject vrij van obstructies (inclusief maar niet beperkt tot
verf, stof en viskeuze vloeistoffen) door de transmitter zo te monteren dat
het procesmedium kan wegstromen. Aanbevolen installaties hebben een
kabelbuisingang die naar de grond is gericht, zodat de
meterventilatieopening parallel is met de grond.
Figuur 3-2: Inline afgeschermde verschildruktransmitter met drukpoort
aan lage kant
AluminiumGepolijst 316 RVS
A. Drukpoort aan lage kant (ref. atmosferische druk)
3.1.4Klemmen
Gebruik bij installatie van de klem de door de pakkingfabrikant aanbevolen
momentwaarden.
Opmerking
Om een goede werking te behouden wordt afgeraden om een 1.5.
Tri-Clamp® tot meer dan 50 in-lb wordt niet aanbevolen bij drukbereiken
onder 20 psi.
3.2
8Snelstartgids
Inbedrijfstellingslabel (papier)
Gebruik de verwijderbare tag die met de transmitter wordt meegeleverd om
bij te houden welk instrument zich op een bepaalde locatie bevindt. Zorg
dat de tag voor het fysieke apparaat (het PD-labelveld]) op beide plaatsen
Oktober 2019Snelstartgids
goed is ingevuld op het verwijderbare inbedrijfstellingslabel en scheur bij
elke transmitter het onderste gedeelte eraf.
Opmerking
De Device Description die in het hostsysteem is geladen, moet van dezelfde
revisie zijn als dit instrument.
Figuur 3-3: Inbedrijfstellingslabel
A. Instrumentrevisie
Opmerking
De Device Description die in het hostsysteem is geladen, moet van dezelfde
revisie zijn als dit instrument. U kunt de Device Description downloaden van
de website van het hostsysteem of van Emerson.com/Rosemount door
onder Product Quick Links (snelle productlinks) de optie Download DeviceDrivers (device drivers downloaden) te selecteren. Of u kunt naar
Fieldbus.org gaan en daar de optie End User Resources (hulpmiddelen
eindgebruikers) selecteren.
3.3
Snelstartgids9
Instellen van de beveiligingsschakelaar
Voorwaarden
Stel de configuratie van de simulatie- en de beveiligingsschakelaar vóór
installatie in zoals afgebeeld in Figuur 3-4.
• Met de simulatieschakelaar kunt u gesimuleerde waarschuwingen en
een gesimuleerde AI-blokstatus en waarden in- of uitschakelen. De
standaardstand van de simulatieschakelaar is "ingeschakeld".
• Met de beveiligingsschakelaar kan configuratie van de transmitter
toegestaan (open hangslot) of voorkomen (gesloten hangslot) worden.
SnelstartgidsOktober 2019
• De standaard beveiliging is "uit" (open hangslot).
• De beveiligingsschakelaar kan in de software in- of uitgeschakeld
worden.
Volg de onderstaande procedures voor het wijzigen van de configuratie van
de schakelaars:
Procedure
1. Beveilig als de transmitter al geïnstalleerd is de kring en koppel de
voeding los.
2. Verwijder het behuizingsdeksel dat zich tegenover de
veldaansluitingen bevindt. Verwijder het deksel van het instrument
niet in een explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het
circuit staat.
3. Zet de beveiligings- en de simulatieschakelaar in de gewenste stand.
4. Bevestig het behuizingsdeksel van de transmitter weer op zijn plaats;
hierbij wordt aanbevolen om het deksel aan te halen totdat er geen
ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing, om te voldoen aan
de voorschriften voor drukvastheid.
3.4Instellen van de simulatieschakelaar
De simulatieschakelaar bevindt zich op het elektronicagedeelte. Hij wordt in
combinatie met de simulatiesoftware voor de transmitter gebruikt voor het
simuleren van procesvariabelen en/of waarschuwingen en alarmen. Om
variabelen en/of waarschuwingen en alarmen te simuleren moet de
simulatieschakelaar op de ingeschakelde stand worden gezet en moet de
software via de host ingeschakeld worden. Om de simulatie uit te schakelen
moet de simulatieschakelaar op de uitgeschakelde stand worden gezet of
moet de softwarematig gesimuleerde parameter via de host uitgeschakeld
worden.
Figuur 3-4: Transmitterprintplaat
Aluminium
10Snelstartgids
Gepolijst 316 RVS
A
B
Oktober 2019Snelstartgids
A. Simulatieschakelaar
B. Beveiligingsschakelaar
Snelstartgids11
SnelstartgidsOktober 2019
3.5Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in
Gebruik koperdraad met een doorsnede die groot genoeg is om te zorgen
dat de spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter niet daalt
tot onder 9 V d.c. De voedingsspanning kan variëren, met name onder
abnormale omstandigheden, zoals bij gebruik van accuvoeding. Onder
normale bedrijfsomstandigheden wordt een voedingsspanning van ten
minste 12 V d.c. aanbevolen. Gebruik van afgeschermde kabel van type A
met getwiste draadparen wordt aanbevolen.
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
Procedure
1. Sluit voor voeding van de transmitter de voedingsdraden aan op de
aansluitklemmen die op het etiket op het aansluitblok staan
aangegeven.
Opmerking
De voedingsaansluitklemmen op de Rosemount 2051 zijn
polariteitsongevoelig, wat inhoudt dat bij het aansluiten op de
voedingsaansluitklemmen de elektrische polariteit van de
voedingsdraden er niet toe doet. Als er polariteitsgevoelige
instrumenten op het segment worden aangesloten, moet de
polariteit van de aansluitklemmen worden aangehouden. Bij
bedrading op schroefaansluitklemmen wordt gebruik van
kabelschoenen aanbevolen.
2. Zorg dat er goed contact is tussen de schroef van het
aansluitklemmenblok en de sluitring. Bij een directe
bedradingsmethode wikkelt u de draad rechtsom om ervoor te
zorgen dat deze op zijn plaats zit wanneer u de
aansluitklemmenblokschroef aandraait. Verdere voeding is niet
nodig.
Opmerking
Het gebruik van een pen of adereindhuls wordt afgeraden, omdat de
aansluiting na verloop van tijd of door trillingen los kan raken.
3. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de mantel
van de instrumentkabel:
4. kort wordt afgeknipt en wordt geïsoleerd zodat deze niet tegen de
transmitterbehuizing aankomt;
5. wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door
een aansluitkast wordt geleid;
6. aan de voedingszijde wordt verbonden met een goed aardpunt.
7. Zie indien overspanningsbeveiliging vereist is de paragraaf
“Bedrading signaalaarding” voor aanwijzingen over aarding.
12Snelstartgids
DP
A
B
D
E
C
DP
A
B
D
E
C
Oktober 2019Snelstartgids
8. Sluit ongebruikte kabelbuisopeningen en dicht ze af.
9. Bevestig de transmitterdeksels weer. Aanbevolen wordt om de
bouten van het deksel zo ver aan te draaien dat er geen ruimte meer
is tussen het deksel en de behuizing.
10. De deksels mogen alleen met behulp van gereedschap geopend of
verwijderd kunnen worden, om te voldoen aan de geldende
vereisten voor normale locaties.
Voorbeeld
Figuur 3-5: Bedrading
AluminiumGepolijst 316 RVS
A. Afstand zo klein mogelijk houden
B. Afscherming afknippen en isoleren
C. Aansluitklem aarde (kabelafscherming niet op transmitter aarden)
D. Afscherming isoleren
E. Afscherming weer verbinden met aardpunt van voeding
3.5.1Aarding voor aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging
De buitenkant van de elektronicabehuizing en de binnenkant van het
compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze
aardpunten worden gebruikt wanneer de aansluitklemmenblokken met
overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd. Voor het verbinden van het
aardpunt op de behuizing met aarde (intern of extern) wordt gebruik van
18 AWG-draad of groter aanbevolen.
Als de transmitter momenteel niet is bedraad voor opstarten en
communicatie, volgt u Sluit de bedrading aan en schakel het instrument in
stap 1 tot en met 8. Als de transmitter naar behoren is bedraad, raadpleegt u
Figuur 2 voor interne en externe aardpunten voor overspanningsbeveiliging.
Snelstartgids13
SnelstartgidsOktober 2019
Opmerking
De behuizing van gepolijst roestvast staal 316 voor de Rosemount 2051HT
heeft alleen binnen in de aansluitklemmenruimte een aansluitpunt voor de
aardverbinding.
3.5.2Bedrading signaalaarding
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een
kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur
lopen. De buitenkant van de elektronicabehuizing en de binnenkant van het
compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze
aarding wordt gebruikt als er klemmenblokken voor
overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke
voorschriften te voldoen.
Procedure
1. Verwijder het behuizingsdeksel over de veldaansluitingen.
2. Sluit het dradenpaar aan en aard het zoals aangegeven in Figuur 3-5.
a) Knip de kabelafscherming zo kort mogelijk af en isoleer deze
van de transmitterbehuizing.
Opmerking
De kabelafscherming mag NIET op de transmitter worden geaard; als
de kabelafscherming de transmitterbehuizing raakt, kan dit
aardlussen vormen die de communicatie verstoren.
3. Sluit de kabelafschermingen continu aan op het aardpunt van het
voedingscircuit.
a) Sluit de kabelafschermingen van het gehele segment aan op
één goed aardpunt op het voedingscircuit.
Opmerking
Onjuiste aarding is de meest voorkomende oorzaak van problemen
met de segmentcommunicatie.
4. Plaats het behuizingsdeksel terug. Aanbevolen wordt om de bouten
van het deksel zo ver aan te draaien dat er geen ruimte meer is
tussen het deksel en de behuizing.
a) De deksels mogen alleen met behulp van gereedschap
geopend of verwijderd kunnen worden, om te voldoen aan de
geldende vereisten voor normale locaties.
5. Sluit ongebruikte kabelbuisopeningen en dicht ze af.
14Snelstartgids
Oktober 2019Snelstartgids
Opmerking
De behuizing van gepolijst roestvast staal 316 voor de Rosemount
2051HT heeft alleen binnen in de aansluitklemmenruimte een
aansluitpunt voor de aardverbinding.
Snelstartgids15
SnelstartgidsOktober 2019
3.6Configuratie configureren
Controleer de configuratie met een configuratie-instrument met HART of
met een Local Operator Interface (LOI, lokale bediening) - optiecode M4.
Deze stap bevat configuratie-instructies voor een veldcommunicator en LOI.
3.6.1Controle van de configuratie met een veldcommunicator
Voor controle van de configuratie moet een Rosemount 2051 DD op de
veldcommunicator geïnstalleerd zijn. De sneltoetsreeksen voor de meest
recente DD staan vermeld in Tabel 3-1. Neem voor de sneltoetsreeksen van
oudere DD’s contact op met uw plaatselijke contactpersoon van Emerson.
Opmerking
Emerson beveelt aan om de meest recente DD te installeren, zodat u over
alle functies kunt beschikken. Ga naar Emerson.com/Field-Communicator
voor informatie over het bijwerken van de DD-bibliotheek.
Procedure
1. Controleer de configuratie van het instrument met behulp van de
sneltoetscombinaties in Tabel 3-1.
2. De parameters voor basisconfiguratie worden aangeduid met een
vinkje (✓). Als onderdeel van de configuratie en het opstarten moet u
ten minste deze parameters controleren.
Tabel 3-1: Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART
Tabel 3-1: Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART
7), DD-revisie 1 (vervolg)
FunctieHART 7HART 5
Digital To Analog Trim (4–20 mA
Output) (trim digitaal naar analoog [4–20 mA-uitgang])
Disable Configuration Buttons
(configuratieknoppen uitschakelen)
Rerange with Keypad (bereik an-
ders instellen met toetsenblok)
Loop Test (kringtest)3, 5, 13, 5, 1
Lower Sensor Trim (sensor-trim
laag)
Message (bericht)2, 2, 7, 1, 62, 2, 7, 1, 5
Scaled D/A Trim (4–20 mA Out-
put) (geschaalde D/A-trim [uitgang 4–20 mA])
Sensor Temperature/Trend (sen-
sortemperatuur/trend)
Upper Sensor Trim (sensor-trim
hoog)
Digital Zero Trim (digitale nul-
puntstrim)
Password (wachtwoord)2, 2, 6, 52, 2, 6, 4
Scaled Variable (geschaalde vari-
abele)
HART revision 5 to HART revision
7 switch (overschakelen van
HART-revisie 5 naar HART-revisie
7)
Long Tag (lange tag)
Find Device (instrument zoe-
ken)
(1)
Simulate Digital Signal (digitaal
signaal simuleren)
(1)
(1)
3, 4, 23, 4, 2
2, 2, 6, 32, 2, 6, 3
2, 2, 2, 12, 2, 2, 1
3, 4, 1, 23, 4, 1, 2
3, 4, 23, 4, 2
3, 3, 23, 3, 2
3, 4, 1, 13, 4, 1, 1
3, 4, 1, 33, 4, 1, 3
3, 2, 23, 2, 2
2, 2, 5, 2, 32, 2, 5, 2, 3
2, 2, 7, 1, 2Nvt
3, 4, 5Nvt
3, 4, 5Nvt
(1) Alleen beschik baar in modus HART Revisie 7.
Snelstartgids17
SnelstartgidsOktober 2019
3.6.2Controle van de configuratie met LOI
De optionele LOI kan worden gebruikt voor het in bedrijf stellen van het
instrument. De LOI is ontworpen met telkens twee knoppen, aan de
binnenkant en aan de buitenkant/achterkant. Op behuizingen van gepolijst
roestvast staal zijn de knoppen binnenin aangebracht, aan de display- en
aansluitklemmenkant van de transmitter. Op behuizingen van aluminium
zijn de knoppen aangebracht op de display en aan de buitenkant, onder het
bovenste metalen naamplaatje. Druk op een willekeurige knop om de LOI te
activeren. De functies van de LOI-knoppen worden weergegeven in de
onderste hoeken van de display. Zie Tabel 3-2 en Figuur 3-7 voor informatie
over de werking van de knoppen en de menu's.
Figuur 3-6: Interne en externe knoppen van de LOI
A. Interne knoppen
B. Externe knoppen
Tabel 3-2: Bediening met knoppen LOI
Knop
LinksNeeSCROLLEN
RechtsJaENTER
18Snelstartgids
Assign PV
HART Revision
Oktober 2019Snelstartgids
Figuur 3-7: LOI-menu
3.6.3Overschakelen op een andere HART-revisie
Als het instrument voor HART-configuratie niet kan communiceren met
HART- revisie 7, laadt de Rosemount 2051 een generiek menu met beperkte
functies. Met behulp van de volgende procedures wijzigt u vanuit het
generieke menu de instelling voor de HART-revisie:
Procedure
Ga naar Manual Setup (handmatige setup) → Device Information
(instrumentinformatie) → Identification (identificatie) → Message
(bericht)
a) Om over te schakelen op HART-revisie 5 voert u in het veld Message
(Bericht) HART5 in.
b) Om over te schakelen op HART-revisie 7 voert u in het veld Message
(Bericht) HART7 in.
Opmerking
Zie Tabel 3-1 voor het wijzigen van de HART-revisie als de juiste device driver
is geladen.
3.7
Trim de transmitter
De instrumenten zijn in de fabriek gekalibreerd. Na installatie wordt
aanbevolen om een nulpuntstrim op verschildruktransmitters te verrichten
om eventuele fouten vanwege de montagepositie of statische druk te
Snelstartgids19
SnelstartgidsOktober 2019
verhelpen. De nulpuntstrim kan zowel met een veldcommunicator als met
de configuratieknoppen worden uitgevoerd.
Opmerking
Zorg bij het uitvoeren van een nulpuntstrim dat de egalisatiekraan
openstaat en alle natte poten tot het juiste niveau zijn gevuld.
Let op!
Nulpuntsinstelling op een Rosemount absolute transmitter, model
2051HTA, wordt afgeraden.
Procedure
Kies de gewenste trimprocedure.
a) Analoge nulpuntstrim – stel de analoge uitgang in op 4 mA.
b) Dit wordt ook wel een “rerange” (bereik anders instellen) genoemd
en stelt de Lower Range Value (LRV, onderste meetgrens) in op een
waarde die gelijk is aan de gemeten druk.
c) De display en de digitale HART-uitgang blijven ongewijzigd.
d) Digitale nulpuntstrim – hiermee kalibreert u het nulpunt van de
sensor opnieuw.
e) Dit heeft geen gevolgen voor de LRV. De drukwaarde is nul (op de
display en de HART-uitgang). Het 4 mA-punt mag geen nul zijn.
f) Daarom moet de in de fabriek gekalibreerde nuldruk binnen een
bereik van 3% van de URV liggen [0 ± 3% x URV].
Voorbeeld
URV (maximum meetwaarde) = 250 inH2O Aangelegde nuldruk = ± 0,03 x
250 inH2O = ± 7,5 inH2O (vergeleken met fabrieksinstellingen). Waarden
buiten dit bereik worden door de transmitter afgewezen
3.7.1Trim met een veldcommunicator
Procedure
1. Sluit de veldcommunicator aan. Zie Sluit de bedrading aan en schakel
het instrument in voor aanwijzingen.
2. Volg het HART-menu om de gewenste nulpuntstrim uit te voeren.
Sneltoetsreeks3, 4, 23, 4, 1, 3
20Snelstartgids
Analoog nulpunt (4
mA instellen)
Digitaal nulpunt
Oktober 2019Snelstartgids
3.7.2Trimmen met de configuratieknoppen
De nulpuntstrim moet worden verricht met een van de drie mogelijke stellen
configuratieknoppen: boven het aansluitklemmenblok of onder het
naamplaatje bovenop.
Om toegang te verkrijgen tot de configuratieknoppen op een behuizing van
gepolijst roestvast staal verwijdert u het behuizingsdeksel aan de
aansluitklemmenkant.
Om toegang te verkrijgen tot de configuratieknoppen op een behuizing van
aluminium, draait u de schroef op het bovenste naamplaatje los en
verschuift u het naamplaatje op de transmitter.
Figuur 3-8: Configuratieknoppen aan de buitenkant of op de achterkant/
aansluitklemmenkant
(1)
LOI
Analoog nulpunt
en meetbereik
Digitaal nulpunt
Aluminium
Gepolijst 316 RVS
Snelstartgids21
SnelstartgidsOktober 2019
A. Configuratieknoppen
(1) Op de behuizing van roestvast staal (optie 1) zijn voor de knoppen op de LOI
(optie M4) uitsluitend naar voren gerichte knoppen beschikbaar. Optie D4 en DZ
zijn nog steeds beschikbaar voor knoppen die naar de achterkant of
aansluitklemmenkant gericht zijn.
Gebruik een van de volgende procedures om een nulpuntstrim uit te voeren:
22Snelstartgids
Oktober 2019Snelstartgids
Verricht een trim met de LOI (optie M4)
Procedure
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Zie Figuur 3-7 voor het bedieningsmenu.
a) Verricht een analoge nulpuntstrim door Rerange (het bereik
anders instellen) te selecteren.
b) Verricht een digitale nulpuntstrim door Zero Trim
(nulpuntstrim) te selecteren.
Verricht een trim met analoog nulpunt en meetbereik (optie D4)
Procedure
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Houd de nulinstelknop twee seconden ingedrukt om een analoge
nulpuntstrim te verrichten.
Verricht een trim met digitaal nulpunt (optie DZ)
Procedure
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Houd de nulinstelknop twee seconden ingedrukt om een digitale
nulpuntstrim te verrichten.
Snelstartgids23
SnelstartgidsOktober 2019
4Productcertificeringen
Rev 1.2
4.1Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EU-verklaring van
overeenstemming. De meest recente revisie van de EU-verklaring van
overeenstemming vindt u op Emerson.com/Rosemount.
4.2Certificering voor normale locaties
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest door
en landelijk erkend onderzoekslaboratorium (NRTL) dat is geaccrediteerd
door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration
(OSHA). Daarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de fundamentele
brandveiligheidseisen en de elektrische en mechanische vereisten.
4.3Apparatuur installeren in Noord-Amerika
De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical
Code (CEC) staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in
zones en dat apparatuur met zonemarkering wordt gebruikt in divisies. De
markeringen moeten geschikt zijn voor de omgevingsclassificatie, alsmede
de gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de
desbetreffende voorschriften.
4.4
4.5
Certificeringen explosiegevaarlijke locaties
Opmerking
De omgevingstemperatuurwaarden van het instrument en elektrische
parameters kunnen beperkt zijn tot de niveaus die worden opgelegd door de
parameters van het certificaat voor gevaarlijke locaties.
Noord-Amerika
De Amerikaanse US National Electrical Code® (NEC) en de Canadese
Electrical Code (CEC) staan het gebruik toe van apparatuur met
divisiemarkering in zones of van apparatuur met zonemarkering in divisies.
De markeringen moeten geschikt zijn voor de omgevingsclassificatie,
alsmede de gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk
vastgelegd in de desbetreffende voorschriften.
4.5.1I5 VS intrinsieke veiligheid (IS) en niet-vonkend (NI)
Certificaat:
24Snelstartgids
FM16US0231X (HART)
Oktober 2019Snelstartgids
Normen:
Markeringen:
Speciale voorwaarden voor gebruik:
1. 1. De behuizing van transmittermodel 2051 bevat aluminium, dat
IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III; DIV
1 indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening
02051-1009; klasse I, zone 0; AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A,
B, C, D; T4(-50 °C ≤ Ta ≤ +70 °C); Type 4x
een risico op ontsteking bij stoten of wrijving met zich meebrengt.
Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.
2041384 (HART/Fieldbus/PROFIBUS®)
ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 Nr. 142-M1987,
CSA-norm C22.2. Nr. 157-92
IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III;
DIV 1 indien geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening
02051-1009; klasse I, zone 0; AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP
A, B, C, D; T4(-50 °C ≤ Ta ≤ +70 °C); Type 4x
4.5.2I6 Canada intrinsieke veiligheid
Certificaat:
Normen:
Markeringen:
2041384
CSA-norm C22.2 nr. 142 - M1987, CSA-norm C22.2 nr. 213 M1987, CSA-norm C22.2 nr. 157 - 92, CSA-norm C22.2 nr.
213 - M1987, ANSI/ISA 12.27.01 – 2003, CAN/CSAE60079-0:07, CAN/CSA-E60079-11:02
Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D wanneer aangesloten conform Rosemount-tekening 02051-1008.
Ex ia IIC T3C. Enkele afdichting. Behuizing type 4X
4.6Europa
4.6.1I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat:
Normen:
Markeringen:
Snelstartgids25
Baseefa08ATEX0129X
EN60079-0:2012+A11:2013, EN60079-11:2012
Ex II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (–60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
SnelstartgidsOktober 2019
Tabel 4-1: Ingangsparameters
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui30 V30 V
Stroomsterkte
I
i
Vermogen Pi1 W1,3 W
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie Li0 mH0 mH
200 mA300 mA
0,012 μF0 μF
i
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 Voverspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet
doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden
gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
is mogelijk afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in
zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt
blootgesteld aan stoten of schuring. Hiermee moet tijdens de
installatie rekening worden gehouden.
4.7Internationaal
4.7.1I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat:
Normen:
Markeringen:
Tabel 4-2: Ingangsparameters
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui30 V30 V
Stroomsterkte
I
i
Vermogen Pi1 W1,3 W
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie Li0 mH0 mH
26Snelstartgids
i
IECEx BAS 08.0045X
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011
Ex ia IIC T4 Ga (–60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C)
200 mA300 mA
0,012 μF0 μF
Oktober 2019Snelstartgids
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 Voverspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet
doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden
gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en
is mogelijk afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in
zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt
blootgesteld aan stoten of schuring.
3. De apparatuur bevat dunwandige membranen. Bij installatie,
onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de
omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt
blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid
tijdens de te verwachten levensduur.
4.8Verdere certificeringen
®
3-A
Alle Rosemount 2051HT transmitters met de volgende aansluitingen
hebben 3-A-goedkeuring en zijn als zodanig gelabeld:
T32: Tri-Clamp van 1½ in.
T42: Tri-Clamp van 2 in.
Raadpleeg bij selectie van procesaansluiting B11 de besteltabel op het
productgegevensblad voor de Rosemount 1199
scheidingsmembraanafdichting om te zien of 3-A-certificatie hiervoor
beschikbaar is.
Selecteer optiecode QA voor een nalevingscertificaat conform 3-A.
EHEDG
Alle Rosemount 2051HT transmitters met de volgende aansluitingen
hebben EHEDG-goedkeuring en zijn als zodanig gelabeld.
T32: Tri-Clamp van 1½ in.
T42: Tri-Clamp van 2 in.
Raadpleeg bij selectie van procesaansluiting B11 de besteltabel op het
productgegevensblad voor de Rosemount 1199 membraanafdichting om te
zien of EHEDG-certificatie hiervoor beschikbaar is.
Selecteer optiecode QE voor een nalevingscertificaat conform EHEDG.
Zorg ervoor dat de voor installatie geselecteerde pakking goedgekeurd is
voor zowel toepassings- als EHEDG-certificatievereisten.
Snelstartgids27
SnelstartgidsOktober 2019
4.9Verklaring van overeenstemming Rosemount 2051HT
28Snelstartgids
Oktober 2019Snelstartgids
Snelstartgids29
SnelstartgidsOktober 2019
30Snelstartgids
ᴹ
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 2051HT
List of Rosemount 2051HT Parts with China RoHS Concentration above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘
/ Hazardous Substances
䫵
Lead
(Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜
Hexavalent
Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㤟䟊
Polybrominated
diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
XOOOOO
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
OOOOOO
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
XOOOOO
ᵜ㺘Ṭ㌫ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of
GB/T 26572.
X:
Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above
the limit requirement of GB/T 26572.
Oktober 2019Snelstartgids
4.10China RoHS
Snelstartgids31
Latin America Regional Office
Emerson Automation Solutions
1300 Concord Terrace, Suite 400
Sunrise, FL 33323, USA
Emerson Terms and Conditions of Sale are
available upon request. The Emerson logo is a
trademark and service mark of Emerson Electric
Co. Rosemount is a mark of one of the Emerson
family of companies. All other marks are the
property of their respective owners.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.