Rosemount 2051CF Series flowmetertransmitter met PROFIBUS PA Manuals & Guides [nl]

Page 1
Snelstartgids
00825-0411-4101, Rev BD
Maart 2019
Rosemount™ 2051-druktransmitter en Rosemount 2051CF-serie flowmeters
met PROFIBUS® PA-protocol
Page 2
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Maart 2019
MEDEDELING
Deze installatiegids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 2051-transmitters. De gids bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparaties of probleemoplossing, noch voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding Rosemount 2051 PROFIBUS PA voor nadere instructies. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm beschikbaar op EmersonProcess.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding verband met veilige installatie.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de deksels van de overbrenger niet terwijl er stroom
staat op het instrument.
Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om af te
dichten in combinatie met de bijbehorende fl ensadapter.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
die elektrische schokken kan veroor zaken.
Kabelbuis-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de behuizing van de transmitter voorzien van
1
/2—14 NPT-draad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte
schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
.
van de Rosemount 2051 PROFIBUS PA voor beperkingen in
van de
Inhoud
De transmitter monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3
Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7
Stel de jumpers en schakelaars in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Sluit de bedrading aan en schakel het instrument in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Basisconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
Trim de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14
Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15
2
Page 3
Stroom ­richting
Stroom richting
Flow
Stroom ­richting
Maart 2019

1.0 De transmitter monteren

1.1 Vloeistoftoepassingen

1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter zo, dat de aftap-/ontluchtingskranen naar boven gericht staan.

1.2 Gastoepassingen

1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.

1.3 Stoomtoepassingen

1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul de impulsleidingen met water.
Snelstartgids
Flow
Flow
3
Page 4
Snelstartgids
Afbeelding 1. Montageopties
Paneelmontage
(1)
Maart 2019
Rosemount 2051C
Buismontage
Coplanar-flens
Traditionele flens
Rosemount 2051T
1.Dit product wordt zonder paneelbouten geleverd.
4
Page 5
A
B
C
D
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 2.88-in. (73 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 1.50-in. (38 mm)
4 × 2.25-in. (57 mm)
A
C D
B
4 × 57 mm (2.25 inch)
4 × 38 mm (1.50 inch)
4 × 44 mm (1.75 inch)
4 × 44 mm (1.75 inch)
4 × 44 mm (1.75 inch)
4 × 73 mm (2.88 inch)
Maart 2019

1.4 Overwegingen m.b.t. boutbevestiging

Volg met het oog op de optimale prestatiekenmerken van de transmitters deze montagerichtlijnen om een goede afdichting te waarborgen als voor de installatie van de transmitter de montage van procesflenzen, verdeelstukken of flensadapters is vereist. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter geleverde bouten of bouten die door Emerson In Afbeelding 2 staan veelgebruikte transmitterconstructies afgebeeld met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de transmitter.
Afbeelding 2. Veelgebruikte transmitterinstallaties
als reserveonderdeel worden verkocht.
Snelstartgids
A. Transmitter met Coplanar-flens B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt. Controleer het materiaal door naar de markeringen op de boutkop te kijken en deze te vergelijken met Tabel 1. Als het boutmateriaal niet is aangegeven in
Tabel 1, kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke
vertegenwoordiger van Emerson.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruiselings aan tot de initiële momentwaarde. Zie Tabel 1 voor de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve momentwaarde. Zie Tabel 1 voor de definitieve momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de isolatorplaat steken voordat u er druk op zet.
5
Page 6
Snelstartgids
WAARSCHUWING
A
B
Rosemount 3051S/3051/2051
C D
Rosemount 3051S/3051/2051
A
B
C
D
Tabel 1. Momentwaarden voor flens- en flensadapterbouten
Maart 2019
Initiële
Boutmateriaal Kopmarkeringen
Koolstofstaal (CS)
Roestvast staal (SST)
316
316
R
B8M
STM 316
B7M
316
SW
316
moment-
waarde
300 in-lb 650 in-lb
150 in-lb 300 in-lb

1.5 O-ringen met flensadapters

Als er ver keerde O -ringen op de flensa dapters worden aan gebracht, kan lekkage van pr ocesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters zijn herkenbaar aan hun unieke O-ringgroeven. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke flensadapter, hieronder afgebeeld:
Definitieve
moment-
waarde
A. Flensadapter B. O-ring C. Op basis van PTFE (profiel is vierkant) D. Elastomeer (profiel is rond)
Telkens als de flenzen of adapters worden verwijderd, moeten de O-ringen op het oog worden geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of kerven. Bij vervanging van de O-ringen moeten de flensbouten en uitlijningsschroeven na het aanbrengen opnieuw tot het juiste moment worden aangehaald, ter compensatie van verschuivingen doordat de O-ring van PTFE nog geheel in de groef moet vallen.
6
Page 7
A
A
A
A
Maart 2019

1.6 Montagerichting inline-druktransmitter

De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de inline-verschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter de behuizing. Het ontluchtingstraject ligt 360° rond de transmitter tussen de behuizing en de sensor. (Zie Afbeelding 3.)
Houd het ontluchtingstraject vrij van obstructies (inclusief maar niet beperkt tot verf, stof en smeermiddel) door de transmitter zo te monteren dat het procesmedium kan ontsnappen.
Afbeelding 3. Drukpoort aan lage kant inline-verschildruktransmitter
A. Drukpoort aan lage kant (ref. atmosferische druk)

2.0 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden

Snelstartgids
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing eerst rechtsom naar de gewenste stand. Als de schroefdraad niet genoeg ruimte biedt om de gewenste stand te bereiken, draait u de behuizing linksom naar de gewenste stand (tot maximaal 360° terug vanaf de limiet van de schroefdraad).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan.
Afbeelding 4. Stelschroef behuizing transmitter
A. Stelschroef voor draaien behuizing (5/64 inch)
7
Page 8
Snelstartgids
ROSEMOUNT 2051
PROFIBUS PA OUTPUT
LOCAL OPERATOR INTERFACE
ELECTRONICS ASSEMBLY
P/N 02051-9001-2102
-USE EXTENDED COVER TO AVOID DAMAGE
-USE DISPLAY TO CONFIGURE

3.0 Stel de jumpers en schakelaars in

3.1 Beveiliging

Nadat de transmitter is geconfigureerd, is het raadzaam om de configuratiegegevens te beschermen tegen onbedoelde wijzigingen. Alle transmitters zijn uitgerust met een veiligheidsjumper die op ON (AAN) kan worden gezet om te voorkomen dat de configuratiegegevens per ongeluk of met opzet worden veranderd. De jumper heeft de aanduiding “Security” (beveiliging).

3.2 Simuleren

De simulatie-jumper wordt gebruikt in combinatie met het analoge-invoerblok (AI-blok). Deze jumper wordt gebruikt voor het simuleren van de drukmeting en als blokkeerbeveiliging voor het AI-blok. Om de simulatiefunctie in te schakelen, moet de jumper in de stand ON (AAN) worden gezet nadat de stroom is ingeschakeld. Deze functie voorkomt dat de transmitter per ongeluk in de simulatiestand wordt gelaten.
Afbeelding 5. Jumperlocaties op de transmitter
Maart 2019

4.0 Sluit de bedrading aan en schakel het instrument in

Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met veldaansluitingen.
2. Sluit de voedingsdraden aan op de aansluitklemmen die op het aansluitklemmenblok staan aangegeven.
De voedingsaansluitklemmen zijn polariteitsongevoelig — u kunt positief
of negatief dus aansluiten op om het even welke klem.
3. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de afscherming van de instrumentkabel:
Kort worden afgeknipt en zo worden geïsoleerd dat hij de
8
transmitterbehuizing niet kan raken
Wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door een
aansluitkast wordt geleid
Met een goed aardpunt aan de voedingszijde worden verbonden
Page 9
A
B
A
B
Maart 2019
4. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
5. Leg indien van toepassing de bedrading aan met een druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de kabelbuisaansluitingen en de behuizing van de transmitter komt te liggen.
6. Plaats het behuizingsdeksel terug.
Afbeelding 6. Aansluitklemmen
A. Voedingsaansluitklemmen B. Aardklem
Snelstartgids
9
Page 10
Snelstartgids
B
A
C
DEGF
I
I
J
H
Afbeelding 7. Bedrading
Maart 2019
A. Max. 1900 m (6234 ft) (afhankelijk van
kabelkenmerken)
B. Geïntegreerde spanningsstabilisator
en geïntegreerd filter C. Afsluitweerstanden D. Voeding E. DP-PA-koppeling/-verbinding

4.1 Aarding van signaalbedrading

Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur lopen. De buitenkant van de elektronicabehuizing en de binnenkant van het compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze aarding wordt gebruikt als er klemmenblokken voor overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke voorschriften te voldoen. Zie Stap 2 hieronder voor meer informatie over de vereiste aarding van de kabelafscherming.
1. Verwijder het behuizingsdeksel over de veldaansluitingen.
2. Sluit het dradenpaar aan en aard het zoals aangegeven in Afbeelding 8. De
kabelafscherming moet:
kort worden afgesneden en geïsoleerd zodat hij niet tegen de
transmitterbehuizing aankomt;
voortdurend met het afsluitpunt in verbinding staan;aan de voedingszijde met een goed aardpunt worden verbonden.
F. Verbindingslijn G. DP-network H. Signaalbedrading I. Aftaklijn J. PROFIBUS PA-instrument
10
Page 11
DP
A
B
C
Maart 2019
Afbeelding 8. Bedrading
A. Afscherming afknippen en isoleren B. Afscherming isoleren C. Afscherming weer verbinden met aardpunt voeding
3. Plaats het behuizingsdeksel terug. Aanbevolen wordt om de bouten van het
deksel zo ver aan te draaien dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en de behuizing.
4. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
Voeding
De gelijkstroomvoeding moet vermogen met een rimpel van minder dan twee procent leveren. De transmitter heeft tussen 9 en 32 V gelijkspanning bij de polen nodig om te werken en volledig functioneel te zijn.
Snelstartgids
Spanningsstabilisator
De DP-PA-koppeling/-verbinding heeft vaak een geïntegreerde spanningsstabilisator.
Aarding
Transmitters zijn elektrisch geïsoleerd tot 500 Vac rms. De signaalbedrading kan niet worden geaard.
Aarding afschermingsdraad
Voor de afgeschermde draad is meestal een enkel aardpunt nodig om het ontstaan van een aardlus te voorkomen. Gewoonlijk wordt voor het aardpunt een punt in de buurt van de voeding gekozen.
11
Page 12
Snelstartgids

5.0 Basisconfiguratie

5.1 Configuratietaken

De transmitter kan worden geconfigureerd via de lokale bediening (LOI) — optiecode M4, of via een Class 2 master (op basis van DD of DTM™). De twee basisconfiguratietaken voor de PROFIBUS PA-druktransmitter zijn:
1. Adres toewijzen.
2. Technische eenheden (schaling).
Opmerking
Rosemount 2051 PROFIBUS PA Profile 3.02-apparaten staan bij levering vanuit de fabriek in de modus Identification Number Adaptation (identificatienummeraanpassing). In deze modus kan de transmitter communiceren met elke PROFIBUS PA-regelhost met ofwel het generieke profiel GSD (9700), ofwel het voor Rosemount 2051 specifieke GSD (3333) geladen op de host; daarom hoeft het identificatienummer van de transmitter bij het opstarten niet veranderd te worden.
Adres toewijzen
De Rosemount 2051-druktransmitter wordt geleverd met het tijdelijke adres
126. Dit moet worden veranderd in een unieke waarde tussen 0 en 125 om communicatie met de host tot stand te brengen. Meestal zijn de adressen 0—2 gereserveerd voor masters of koppelstukken. Daarom wordt aanbevolen transmitteradressen tussen 3 en 125 te gebruiken.
Het adres kan worden ingesteld via:
LOI — zie Ta b el 2 en Afbeelding 9 De Class 2 master — zie de handleiding van de Class 2 master voor het instellen
van het adres.
Maart 2019
Technische eenheden configureren
Tenzij anders besteld, wordt de Rosemount 2051-druktransmitter geleverd met de volgende instellingen:
Meetmodus: drukMeeteenheden: inch HSchaling: geen
Technische eenheden moeten vóór installatie worden bevestigd of geconfigureerd. De eenheden voor druk-, flow- en niveaumeting kunnen worden ingesteld.
De parameters Measurement Type (metingstype), Units (eenheden), Scaling (schaling) en Low Flow Cutoff (afslag bij lage flow; indien van toepassing) kunnen worden ingesteld via
LOI — zie Ta b el 2 en Afbeelding 9 Class 2 master — zie Tab e l voor parameterconfiguratie
12
O
2
Page 13
1. ADDRESS
6. IDENTIFICATION #
7. EXIT
4. DAMPING
5. DISPLAY
3. UNITS
2. CALIBRATION
PRESSURE
FLOW LEVEL TEMPERATURE
0-126
ZERO LOWER SENSOR UPPER SENSOR RESET FACTORY
1. ADRES
2. KALIBRATIE
3. EENHEDEN
4. DEMPING
5. DISPLAY
6. IDENTIFICATIENR.
7. AFSLUITEN
DRUK STROOMRICHTING
NIVEAU TEMPERATUUR
NUL ONDERSTE SENSOR
BOVENSTE SENSOR FAB RIEK RES ET TEN
0—126
Maart 2019

5.2 Configuratieprogramma’s

Lokale bediening (LOI)
Indien besteld kan de LOI worden gebruikt voor de inbedrijfstelling van het apparaat. Om de LOI te activeren, drukt u op één van de configuratieknoppen onder het bovenste label van de transmitter. Zie Tabel 2 en Afbeelding 9 voor de werking en informatie over de menu’s.
Opmerking
De knoppen moeten helemaal worden ingedrukt 10 mm (0,5 inch) van de slag.
Tabel 2. Werking van de knoppen op de LOI
Knop Handeling Navigatie Tekeninvoer Opslaan?
Bladeren
Beweegt omlaag door menucategorieën
Wijzigt tekenwaarde
Wisselt tussen Opslaan
(1)
en Annuleren
Snelstartgids
1. Tekens knipperen als ze kunnen worden gewijzigd.
Afbeelding 9. LOI-menu

5.3 Class 2 master

De DD- en DTM-bestanden van de Rosemount 2051 Profibus zijn beschikbaar via
EmersonProcess.com/Rosemount of via uw plaatselijke verkoper. Zie Tabel 3
voor de stappen om de transmitter voor drukmeting te configureren. Zie de
naslaghandleiding
flow of niveau.
Tabel 3. Drukconfiguratie via Class 2 master
Stappen Handelingen
Blokken instellen op buiten gebruik Zet transducerblok in de modus Buiten gebruik
Metingstype selecteren Stel het type Primaire waarde in op Druk
Eenheden selecteren
Enter
Selecteert menucategorie
Voert teken in en gaat verder
Slaat op
van de Rosemount 2051 voor configuratie-instructies voor
Zet analoge-invoerblok in de modus Buiten gebruik
(1)
Technische eenheden instellen
13
Page 14
Snelstartgids
Tabel 3. Drukconfiguratie via Class 2 master
Stappen Handelingen
- Primaire en secundaire eenheden moeten
Schaling invoeren
Stel blokken in op Autom. Zet transducerblok in modus Autom.
1. De selectie van meeteenheden en schaling in het analoge-invoerblok moet in de offline-stand worden
gedaan met behulp van de LOI.
(1)
overeenkomen
Stel Schaal in in het transducerblok in op 0–100
Stel Schaal uit in het transducerblok in op 0–100
Stel PV-schaal in het analoge-invoerblok in op 0–100
Stel Uit-schaal in het analoge-invoerblok in op 0–100
Stel de linearisatie in het analoge-invoerblok in op geen
Zet analoge-invoerblok in modus Autom.

5.4 Hostintegratie

Regelhost (klasse 1)
De Rosemount 2051 gebruikt de gecondenseerde status zoals aanbevolen in de Profile 3.02-specificatie en NE 107. Zie de handleiding voor informatie over bittoewijzing in de gecondenseerde status.
Op de regelhost moet het juiste GSD-bestand zijn geladen — Rosemount 2051-specifiek (rmt3333.gsd) of generiek voor profiel 3.02 (pa139700.gsd). Deze bestanden kunt u vinden op EmersonProcess.com/Rosemount
Profibus.com.
Maart 2019
of
Configuratiehost (klasse 2)
In de configuratiehost moet het juiste DD- of DTM-bestand zijn geïnstalleerd. Deze bestanden kunt u vinden op EmersonProcess.com/Rosemount

6.0 Trim de transmitter

De instrumenten worden in de fabriek gekalibreerd. Na installatie is het aan te bevelen een nulpunts-trim uit te voeren op de sensor om storingen als gevolg van de montagepositie of effecten van statische druk te voorkomen.
Dit kan worden bereikt door een nulpunts-trim uit te voeren via:
LOI — zie Ta b el 1 en Afbeelding 9 Class 2 master — zie Nulpunts-trim via Class 2 master voor
parameterinstellingen

6.1 Nulpunts-trim via Class 2 master

1. Zet het transducerblok in de modus Out of Service (OOS) (buiten werking).
2. Leg nuldruk aan op het apparaat en geeft het tijd om te stabiliseren.
3. Ga naar Device Menu (Apparaatmenu) > Device Calibration (Apparaatkalibratie)
en stel het Lower Calibration Point (lage kalibratiepunt) in op 0.0.
4. Zet het transducerblok in de AUTO-modus.
14
.
Page 15
Maart 2019

7.0 Productcertificeringen

Rev. 1.3

7.1 Informatie over Europese richtlijnen

Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EG-verklaring van overeenstemming. De meest recente revisie van de EG-verklaring van overeenstemming vindt u op EmersonProcess.com/Rosemount

7.2 Certificering voor normale locaties

De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ont werp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).

7.3 Noord-Amerika

E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
Certificaat: 3032938 Normen: FM-klasse 3600 — 2011, FM-klasse 3615 — 2006, FM-klasse 3616 — 2011,
Markeringen: XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; DIP CL II, DIV 1, GP E, F, G; CL III;
I5 VS intrinsieke veiligheid (IS) en niet-vonkend (NI)
Certificaat: 3033457 Normen: FM-klasse 3600 — 2011, FM-klasse 3610 — 2010, FM-klasse 3611 — 2004,
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III; DIV 1 indien
IE USA FISCO
Certificaat: 3033457 Normen: FM-klasse 3600 — 2011, FM-klasse 3610 — 2010, FM-klasse 3611 — 2004,
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D indien aangesloten volgens
E6 Canada explosieveilig, stofontstekingsbestendig
Certificaat: 2041384 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep B, C en D.
FM-klasse 3810 — 2005, ANSI/NEMA 250 — 2008. ANSI/IEC 60529 2004
T5 (—50 °C ≤ T
FM-klasse 3810 — 2005, ANSI/NEMA 250 — 2008
geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 02051-1009; klasse I, zone 0; AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; T4(—50 °C ≤ T
FM-klasse 3810 — 2005
Rosemount-tekening 02051-1009 (—50 °C ≤ T
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CAN/CSA-C22.2 nr. 94-M91, CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CAN/CSA-C22.2 nr. 157-92, CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA-E60079-0:07, CAN/CSA-E60079-1:07, CAN/CSA-E60079-11-02, CAN/CSA-C22.2 nr. 60529:05, ANSI/ISA-12.27.01—2003
Stofontstekingsbestendig voor klasse II en klasse III, divisie 1, groep E, F en G. Geschikt voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D voor explosiegevaarlijke locaties binnen en buiten. Klasse I zone 1 Ex d IIC T5. Behuizing type 4X, in de fabriek afgedicht. Enkele afdichting.
+85 °C); in de fabriek afgedicht; type 4X
a
.
+70 °C); type 4x
a
+60 °C); type 4x
a
Snelstartgids
15
Page 16
Snelstartgids
I6 Intrinsieke veiligheid Canada
Certificaat: 2041384 Normen: CSA-norm C22.2 nr. 142 - M1987, CSA-norm C22.2 nr. 213 - M1987,
CSA-norm C22.2 nr. 157 - 92, CSA-norm C22.2 nr. 213 - M1987, ANSI/ISA 12.27.01 — 2003, CAN/CSA-E60079-0:07, CAN/CSA-E60079-11:02
Markeringen: Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D wanneer
aangesloten conform Rosemount-tekening 02051-1008. Ex ia IIC T3C. Enkele afdichting. Behuizing type 4X

7.4 Europa

E1 ATE X dru kvast
Certificaat: KEMA 08ATEX0090X Normen: EN60079-0:2006, EN60079-1:2007, EN60079-26:2007 Markeringen: II 1/2 G Ex d IIC T6 IP66 (—50 °C T
II 1/2 G Ex d IIC T5 IP66 (—50 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C
kunnen weerstaan.
2. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De instructies van de fabrikant voor onderhoud moeten nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte levensduur te garanderen.
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de
afmetingen van de drukvaste verbindingen.
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat: Baseefa08ATEX0129X Normen: EN60079-0:2012, EN60079-11:2012 Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C Ta ≤ +70 °C)
Tabel 4. Ingangsparameters
+65 °C)
a
+80 °C)
a
Maart 2019
Parameter HART Fieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui 30 V 30 V
Stroom Ii 200 mA 300 mA
Vermogen Pi 1 W 1,3 W
Elektrische capaciteit Ci 0,012 μF 0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH 0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
16
Page 17
Maart 2019
IA ATE X FISCO
Certificaat: Baseefa08ATEX0129X Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
+60 °C)
a
Tabel 5. Ingangsparameters
Parameter FISCO
Spanning Ui 17,5 V
Stroom Ii 380 mA
Vermogen Pi 5,32 W
Elektrische capaciteit Ci 0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging,
kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
N1 AT EX type n
Certificaat: Baseefa08ATEX0130X Normen: EN60079-0:2012, EN60079-15:2010 Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T4 Gc (—40 °C T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest zoals bepaald in clausule 6.5.1 van EN 60079-15:2010 niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
ND ATE X stof
Certificaat:
Baseefa08ATEX0182X Normen: EN60079-0:2012, EN60079-31:2009 Markeringen:
Ex ta IIIC T95 °C T
105 °C Da (—20 °C Ta +85 °C)
500
II 1 D
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
Snelstartgids

7.5 Internationaal

E7 IECEx drukvast
Certificaat: Normen: IEC60079-0:2004, IEC60079-1:2007-04, IEC60079-26:2006 Markeringen: Ex d IIC T6/T5 IP66, T6(—50 °C T
Tabel 6. Procestemperatuur
Temperatuurklasse Procestemperatuur
IECExKEM08.0024X
T6 —50 °C tot +65 °C
T5 —50 °C tot +80 °C
+65 °C), T5(—50 °C Ta +80 °C)
a
17
Page 18
Snelstartgids
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De instructies van de fabrikant voor onderhoud moeten nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte levensduur te garanderen.
2. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C kunnen weerstaan.
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste verbindingen.
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat: IECExBAS08.0045X Normen: IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
+70 °C)
a
Tabel 7. Ingangsparameters
Parameter HART Fieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui 30 V 30 V
Stroom Ii 200 mA 300 mA
Vermogen Pi 1 W 1,3 W
Elektrische capaciteit Ci 0,012 μF 0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH 0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IG IECEx FISCO
Certificaat: IECExBAS08.0045X Normen: IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
+60 °C)
a
Tabel 8. Ingangsparameters
Parameter FISCO
Spanning Ui 17,5 V
Stroom Ii 380 mA
Vermogen Pi 5,32 W
Elektrische capaciteit Ci 0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
Maart 2019
18
Page 19
Maart 2019
N7 IECEx type n
Certificaat: IECExBAS08.0046X Normen: IEC60079-0:2011, IEC60079-15:2010 Markeringen: Ex nA IIC T4 Gc (—40 °C T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een 90 V piekspanningsonderdrukker, is het niet bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van IEC60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.

7.6 Brazilië

E2 INMETRO drukvast
Certificaat: UL-BR 14.0375X Normen: ABNT NBR IEC60079-0:2008 + errata 1:2011,
ABNT NBR IEC 60079-1:2009 + errata 1:2011, ABNT NBR IEC 60079-26:2008 + errata 1:2009
Markeringen: Ex d IIC T6/T5 Gb IP66, T6(—50 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C kunnen weerstaan.
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste verbindingen.
I2 INMETRO intrinsieke veiligheid
Certificaat: UL-BR 14.0759X Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + errata 1:2011; ABNT NBR IEC 60079-11:2009 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
+70 °C)
a
Tabel 9. Ingangsparameters
+65 °C), (—50 °C Ta +80 °C)
a
Snelstartgids
Parameter HART Fieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui 30 V 30 V
Stroom Ii 200 mA 300 mA
Vermogen Pi 1 W 1,3 W
Elektrische capaciteit Ci 12 nF 0
Zelfinductie L
i
0 0
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; er moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring in omgevingen waar ELP Ga vereist is.
19
Page 20
Snelstartgids
IB INMETRO FISCO
Certificaat: UL-BR 14.0759X Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + errata 1:2011, ABNT NBR IEC60079-11:2009 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
+60 °C)
a
Tabel 10. Ingangsparameters
Parameter FISCO
Spanning Ui 17,5 V
Stroom Ii 380 mA
Vermogen Pi 5,32 W
Elektrische capaciteit Ci 0 nF
Zelfinductie L
i
0 μH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; er moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring in omgevingen waar ELP Ga vereist is.

7.7 China

E3 China drukvast
Certificaat: GYJ13.1386X; GYJ15.1366X [flowmeters] Normen: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010-2010 Markeringen: Druktransmitter: Ex d IIC Gb, T6(—50 °C ≤ T Flowmeter: Ex d IIC Ga/Gb, T6(—50 °C ≤ T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke gebruiksvoorwaarden: a. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van
90 °C kunnen weerstaan.
b. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan blootstaat.
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt:
T
a
—50 °C Ta +80 °C T5
—50 °C Ta +65 °C T6
Temperatuurklasse
+65 °C), T5(—50 °C Ta +80 °C)
a
+65 °C), T5(—50 °C Ta ≤ +80 °C)
a
Maart 2019
3. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op betrouwbare wijze worden aangesloten.
4. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van het product moet u zich houden aan de waarschuwing “Het deksel niet openen als er spanning op het circuit staat”.
5. Er mag tijdens de installatie geen mengsel worden gebruikt dat de drukvaste behuizing zou kunnen beschadigen
6. Bij installatie op een explosiegevaarlijke locatie moeten een kabelinvoer en kabelgoot, gecertificeerd door NEPSI met beschermingstype Ex d IIC en een gepaste draadvorm worden gebruikt. Op de ongebruikte kabelopeningen moeten afdichtpluggen worden gebruikt.
20
Page 21
Maart 2019
7. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product te voorkomen.
8. Onderhoud moet worden uitgevoerd op een niet-explosiegevaarlijke locatie.
9. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in acht worden genomen: GB3836.13-2013, GB3836.15-2000, GB3836.16-2006, GB50257-2014
E3 China intrinsieke veiligheid
Certificaat: GYJ12.1295X; GYJ15.1365X [flowmeters] Normen: GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-2010 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C ≤ T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke gebruiksvoorwaarden: a. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van
90 °C kunnen weerstaan.
b. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan blootstaat.
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt:
Model T-code Temperatuurbereik
HART, Fieldbus, PROFIBUS en laagvermogen T4 —60 °C Ta +70 °C
3. Intrinsiek veilige parameters:
Parameter HART Fieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui 30 V 30 V
Stroom Ii 200 mA 300 mA
Vermogen Pi 1 W 1,3 W
Elektrische capaciteit Ci 0,012 μF 0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH 0 mH
Snelstartgids
Opmerking 1: De FISCO -parameters voldoen aan de vereisten voor FISCO-veldapparatuur in GB3836.19-2010. Opmerking 2 [Voor flowmeters]: Bij gebruik van de Rosemount 644-temperatuurtransmitter moet de Rosemount 644 worden gebruikt met een apparaat met Ex-certificering om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een atmosfeer met explosief gas kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten voldoen aan de voorschriften in de instructiehandleiding van de Rosemount 644 en het bijbehorende apparaat. De kabels tussen de Rosemount 644 en het bijbehorende apparaat moeten ommanteld z ijn (de kabels moeten een geïsole erde mantel hebben ). De kabelafscherming moet goed worden geaard in een niet-explosiegevaarlijke omgeving.
4. Het product moet worden gebruikt met een bijbehorend apparaat met Ex-certificering om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een explosieve gasatmosfeer kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten voldoen aan de voorschriften in de instructiehandleiding van het product en de bijbehorende apparatuur.
5. De kabels tussen dit product en bijbehorende apparaten moeten afgeschermd zijn (de kabels moeten een geïsoleerde afscherming hebben). De kabelafscherming moet goed worden geaard in een niet-explosiegevaarlijke omgeving.
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product te voorkomen.
21
Page 22
Snelstartgids
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in acht worden genomen: GB3836.13-2013, GB3836.15-2000, GB3836.16-2006, GB3836.18-2010, GB50257-2014

7.8 Japan

E4 Japan drukvast
Certificaat: TC20598, TC20599, TC20602, TC20603 [HART]; TC20600, TC20601,
Markeringen: Ex d IIC T5
TC20604, TC20605 [Fieldbus]

7.9 Technische voorschriften douane-unie (EAC)

EM EAC drukvast
Certificaat: RU C-US.GB05.B.01199 Markeringen: Ga/Gb Ex d IIC X, T5(—50 °C T
+80 °C), T6(—50 °C Ta +65 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
IM EAC intrinsiek veilig
Certificaat: RU C-US.GB05.B.01199 Markeringen: 0Ex ia IIC T4 Ga X (—60 °C T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.

7.10 Combinaties

K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND
K2 Combinatie van E2 en I2
K5 Combinatie van E5 en I5
K6 Combinatie van E6 en I6
K7 Combinatie van E7, I7, N7, and IECEx stof
IECEx stof Certificaat: IECEx BAS 08.0058X Normen: IEC60079-0:2011, IEC60079-31:2008 Markeringen: Ex ta IIIC T95 °C T
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1.Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging,
kan deze geen 500 V-isolatietest doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
KA Combinatie van E1, I1 en K6
KB Combinatie van K5 en K6
KC Combinatie van E1, I1 en K5
KD Combinatie van K1, K5 en K6
KM Combinatie van EM en IM
105 °C Da (—20 °C Ta +85 °C)
500
Maart 2019
22
Page 23
Maart 2019

7.11 Verdere certificeringen

SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat: 09-HS446883B-3-PDA Beoogd gebruik: Scheepvaart- en offshore-toepassingen — meting van de verschildruk
of absolute druk in vloeistof-, gas- en damptoepassingen.
ABS-regels: Regels voor stalen vaartuigen 2013, 1-1-4/7.7, 1-1-Appendix 3,
4-8-3/1.7, 4-8-3/13.1
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat: 23157/B0 BV BV-regels: Bureau Veritas-regels voor de classificatie van stalen schepen Toepassing: Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS;
druktransmitter van type 2051 kan niet op dieselmotoren worden geïnstalleerd
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat: TAA000004F Beoogd gebruik: DNV GL-regels voor classificatie - schepen en offshore-eenheden Toe pa ss in g:
Locatieklassen
Typ e 2051
Tem pe ra tu u r D
Luchtvochtigheid B
Trilling A
EMC B
Behuizing D
Snelstartgids
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat: 11/60002 Toepassing: Omgevingscategorieën ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
23
Page 24
Snelstartgids
Maart 2019
Afbeelding 10. EG-verklaring van overeenstemming voor Rosemount 2051
24
Page 25
Maart 2019
Snelstartgids
25
Page 26
Snelstartgids
Maart 2019
26
Page 27
Maart 2019
Snelstartgids
27
Page 28
Snelstartgids
Maart 2019
28
Page 29
Maart 2019
Snelstartgids
29
Page 30
Snelstartgids
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 2051
List of Rosemount 2051 Parts with China RoHS Concentration above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘䍘
/ Hazardous Substances
䫵
Lead
(Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜䬜
Hexavalent
Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㚄㤟䟊
Polybrominated
diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
XO O O O O
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
XO O X O O
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
XO O X O O
ᵜ㺘Ṭ㌫׍ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ֌
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
᜿Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of GB/T 26572.
X:
᜿Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above the limit requirement of GB/T 26572.
Maart 2019
30
Page 31
Maart 2019
Snelstartgids
31
Page 32
*00825-0400-4101*
00825-0411-4101, Rev BD
Snelstartgids
Maart 2019
Internationaal hoofdkantoor
Emerson Automation Solutions
6021 Innovation Blvd.
e, MN 55379, VS
Shakope
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RFQ.RMD-RCC@EmersonProcess.com
Regionaal kantoor Noord-Amerika
Emerson Automation Solutions
8200 Market Blvd. Chanhassen, MN 55317, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RMT-NA.RCCRFQ@Emerson.com
Regionaal kantoor Latijns-Amerika
Emerson Automation Solutions
1300 Concord Terrace, Suite 400 Sunrise, FL 33323, VS
+1 954 846 5030 +1 954 846 5121 RFQ.RMD-RCC@EmersonProcess.com
Regionaal kantoor Europa
Automation Solutions Europe GmbH
Emerson
Neuhofstrasse 19a Postfach 1046 CH 6340 Baar Zwitserland
+41 (0) 41 768 6111 +41 (0) 41 768 6300 RFQ.RMD-RCC@EmersonProcess.com
Regionaal kantoor Azië/Pacific
Emerson Automation Solutions
1 Pandan Crescent Singapore 128461
+65 6777 8211 +65 6777 0947
Enquiries@AP.EmersonProcess.com
Regionaal kantoor Midden-Oosten en Afrika
Emerson Automation Solutions
Emerson FZE P.O. Jebel Ali Free Zone - South 2 Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
+971 4 8118100 +971 4 8865465 RFQ.RMTMEA@Emerson.com
Box 17033,
on Automation Solutions bv
Emers
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland
(31) 70 413 66 66 (31) 70 390 68 15 info.nl@emerson.com
www.emersonprocess.nl
Emerson Automation Solutions nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België
(32) 2 716 7711 (32) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be
Linkedin.com/company/Emerson-Automation-Solutions
Twitter.com/Rosemount_News
Facebook.com/Rosemount
Youtube.com/us er/RosemountMeasur ement
Google.com/+RosemountMeasurement
De standaard leveringsvoorwaarden vindt u op
www.Emerson.com/en-us/pages/Terms-of-Use.aspx
Het Emerso n-logo is een handel smerk en dienstmerk v an Emerson Electric Co. Rosemount en het Rosemount-logo zijn handelsmerken van Emerson Automation Solutions. PROFIBUS is een gedeponeerd handelsmerk van PROFINET International (PI). DTM is een handel smerk van de FDT Group. FOUNDATION Fieldbus is een han delsmerk van de Fiel dComm Group. Alle overige merken zijn eigendom van de respectieve eigenaars. © 2019 Emerson. Alle rechten voorbehouden.
Loading...