Rosemount™ 2051-druktransmitter
en Rosemount 2051CF-serie flowmeters
met PROFIBUS® PA-protocol
Page 2
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Maart 2019
MEDEDELING
Deze installatiegids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 2051-transmitters. De gids bevat geen
instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparaties of probleemoplossing, noch voor
explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding
Rosemount 2051 PROFIBUS PA voor nadere instructies. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm
beschikbaar op EmersonProcess.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke,
landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte
over goedkeuringen in de naslaghandleiding
verband met veilige installatie.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de deksels van de overbrenger niet terwijl er stroom
staat op het instrument.
Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om af te
dichten in combinatie met de bijbehorende fl ensadapter.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
die elektrische schokken kan veroor zaken.
Kabelbuis-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de behuizing van de transmitter voorzien van
1
/2—14 NPT-draad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte
schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
.
van de Rosemount 2051 PROFIBUS PA voor beperkingen in
1. Breng tappunten aan in de zijkant van
de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter zo, dat de
aftap-/ontluchtingskranen naar boven
gericht staan.
1.2 Gastoepassingen
1. Breng tappunten aan in de boven- of
zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
1.3 Stoomtoepassingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant
van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul de impulsleidingen met water.
Snelstartgids
Flow
Flow
3
Page 4
Snelstartgids
Afbeelding 1. Montageopties
Paneelmontage
(1)
Maart 2019
Rosemount 2051C
Buismontage
Coplanar-flens
Traditionele flens
Rosemount 2051T
1.Dit product wordt zonder paneelbouten geleverd.
4
Page 5
A
B
C
D
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 2.88-in. (73 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 1.50-in. (38 mm)
4 × 2.25-in. (57 mm)
A
CD
B
4 × 57 mm
(2.25 inch)
4 × 38 mm
(1.50 inch)
4 × 44 mm
(1.75 inch)
4 × 44 mm (1.75 inch)
4 × 44 mm (1.75 inch)
4 × 73 mm (2.88 inch)
Maart 2019
1.4 Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Volg met het oog op de optimale prestatiekenmerken van de transmitters
deze montagerichtlijnen om een goede afdichting te waarborgen als voor de
installatie van de transmitter de montage van procesflenzen, verdeelstukken of
flensadapters is vereist. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter geleverde
bouten of bouten die door Emerson
In Afbeelding 2 staan veelgebruikte transmitterconstructies afgebeeld met de
vereiste boutlengte voor een correcte montage van de transmitter.
A. Transmitter met Coplanar-flens
B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt.
Controleer het materiaal door naar de markeringen op de boutkop te kijken en
deze te vergelijken met Tabel 1. Als het boutmateriaal niet is aangegeven in
Tabel 1, kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke
vertegenwoordiger van Emerson.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te
vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen
extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruiselings aan tot de initiële momentwaarde. Zie Tabel 1 voor
de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve
momentwaarde. Zie Tabel 1 voor de definitieve momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de isolatorplaat steken voordat u er druk
op zet.
5
Page 6
Snelstartgids
WAARSCHUWING
A
B
Rosemount 3051S/3051/2051
CD
Rosemount 3051S/3051/2051
A
B
C
D
Tabel 1. Momentwaarden voor flens- en flensadapterbouten
Maart 2019
Initiële
BoutmateriaalKopmarkeringen
Koolstofstaal (CS)
Roestvast staal
(SST)
316
316
R
B8M
STM
316
B7M
316
SW
316
moment-
waarde
300 in-lb650 in-lb
150 in-lb300 in-lb
1.5 O-ringen met flensadapters
Als er ver keerde O -ringen op de flensa dapters worden aan gebracht, kan lekkage van pr ocesmedium
ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters zijn herkenbaar aan
hun unieke O-ringgroeven. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke
flensadapter, hieronder afgebeeld:
Definitieve
moment-
waarde
A. Flensadapter
B. O-ring
C. Op basis van PTFE (profiel is vierkant)
D. Elastomeer (profiel is rond)
Telkens als de flenzen of adapters worden verwijderd, moeten de O-ringen op het
oog worden geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn,
bijvoorbeeld inkepingen of kerven. Bij vervanging van de O-ringen moeten de
flensbouten en uitlijningsschroeven na het aanbrengen opnieuw tot het juiste
moment worden aangehaald, ter compensatie van verschuivingen doordat de
O-ring van PTFE nog geheel in de groef moet vallen.
6
Page 7
A
A
A
A
Maart 2019
1.6 Montagerichting inline-druktransmitter
De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de
inline-verschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter
de behuizing. Het ontluchtingstraject ligt 360° rond de transmitter tussen de
behuizing en de sensor. (Zie Afbeelding 3.)
Houd het ontluchtingstraject vrij van obstructies (inclusief maar niet beperkt
tot verf, stof en smeermiddel) door de transmitter zo te monteren dat het
procesmedium kan ontsnappen.
Afbeelding 3. Drukpoort aan lage kant inline-verschildruktransmitter
A. Drukpoort aan lage kant (ref. atmosferische druk)
2.0 Overweeg of de behuizing gedraaid moet
worden
Snelstartgids
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing eerst rechtsom naar de gewenste stand. Als de
schroefdraad niet genoeg ruimte biedt om de gewenste stand te bereiken,
draait u de behuizing linksom naar de gewenste stand (tot maximaal 360°
terug vanaf de limiet van de schroefdraad).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan.
Afbeelding 4. Stelschroef behuizing transmitter
A. Stelschroef voor draaien behuizing (5/64 inch)
7
Page 8
Snelstartgids
ROSEMOUNT 2051
PROFIBUS PA OUTPUT
LOCAL OPERATOR INTERFACE
ELECTRONICS ASSEMBLY
P/N 02051-9001-2102
-USE EXTENDED COVER TO AVOID DAMAGE
-USE DISPLAY TO CONFIGURE
3.0 Stel de jumpers en schakelaars in
3.1 Beveiliging
Nadat de transmitter is geconfigureerd, is het raadzaam om de
configuratiegegevens te beschermen tegen onbedoelde wijzigingen.
Alle transmitters zijn uitgerust met een veiligheidsjumper die op ON (AAN) kan
worden gezet om te voorkomen dat de configuratiegegevens per ongeluk of met
opzet worden veranderd. De jumper heeft de aanduiding “Security” (beveiliging).
3.2 Simuleren
De simulatie-jumper wordt gebruikt in combinatie met het analoge-invoerblok
(AI-blok). Deze jumper wordt gebruikt voor het simuleren van de drukmeting en
als blokkeerbeveiliging voor het AI-blok. Om de simulatiefunctie in te schakelen,
moet de jumper in de stand ON (AAN) worden gezet nadat de stroom is
ingeschakeld. Deze functie voorkomt dat de transmitter per ongeluk in de
simulatiestand wordt gelaten.
Afbeelding 5. Jumperlocaties op de transmitter
Maart 2019
4.0 Sluit de bedrading aan en schakel het instrument in
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met veldaansluitingen.
2. Sluit de voedingsdraden aan op de aansluitklemmen die op het
aansluitklemmenblok staan aangegeven.
De voedingsaansluitklemmen zijn polariteitsongevoelig — u kunt positief
of negatief dus aansluiten op om het even welke klem.
3. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de afscherming van
de instrumentkabel:
Kort worden afgeknipt en zo worden geïsoleerd dat hij de
8
transmitterbehuizing niet kan raken
Wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door een
aansluitkast wordt geleid
Met een goed aardpunt aan de voedingszijde worden verbonden
Page 9
A
B
A
B
Maart 2019
4. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
5. Leg indien van toepassing de bedrading aan met een druppellus. Leg de
druppellus zo dat de onderkant lager dan de kabelbuisaansluitingen en de
behuizing van de transmitter komt te liggen.
6. Plaats het behuizingsdeksel terug.
Afbeelding 6. Aansluitklemmen
A. Voedingsaansluitklemmen
B. Aardklem
Snelstartgids
9
Page 10
Snelstartgids
B
A
C
DEGF
I
I
J
H
Afbeelding 7. Bedrading
Maart 2019
A. Max. 1900 m (6234 ft) (afhankelijk van
kabelkenmerken)
B. Geïntegreerde spanningsstabilisator
en geïntegreerd filter
C. Afsluitweerstanden
D. Voeding
E. DP-PA-koppeling/-verbinding
4.1 Aarding van signaalbedrading
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een
kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur
lopen. De buitenkant van de elektronicabehuizing en de binnenkant van het
compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze aarding
wordt gebruikt als er klemmenblokken voor overspanningsbeveiliging zijn
geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke voorschriften te voldoen. Zie Stap 2
hieronder voor meer informatie over de vereiste aarding van de
kabelafscherming.
1. Verwijder het behuizingsdeksel over de veldaansluitingen.
2. Sluit het dradenpaar aan en aard het zoals aangegeven in Afbeelding 8. De
kabelafscherming moet:
kort worden afgesneden en geïsoleerd zodat hij niet tegen de
transmitterbehuizing aankomt;
voortdurend met het afsluitpunt in verbinding staan;
aan de voedingszijde met een goed aardpunt worden verbonden.
F. Verbindingslijn
G. DP-network
H. Signaalbedrading
I. Aftaklijn
J. PROFIBUS PA-instrument
10
Page 11
DP
A
B
C
Maart 2019
Afbeelding 8. Bedrading
A. Afscherming afknippen en isoleren
B. Afscherming isoleren
C. Afscherming weer verbinden met aardpunt voeding
3. Plaats het behuizingsdeksel terug. Aanbevolen wordt om de bouten van het
deksel zo ver aan te draaien dat er geen ruimte meer is tussen het deksel en
de behuizing.
4. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
Voeding
De gelijkstroomvoeding moet vermogen met een rimpel van minder dan twee
procent leveren. De transmitter heeft tussen 9 en 32 V gelijkspanning bij de polen
nodig om te werken en volledig functioneel te zijn.
Snelstartgids
Spanningsstabilisator
De DP-PA-koppeling/-verbinding heeft vaak een geïntegreerde
spanningsstabilisator.
Aarding
Transmitters zijn elektrisch geïsoleerd tot 500 Vac rms. De signaalbedrading kan
niet worden geaard.
Aarding afschermingsdraad
Voor de afgeschermde draad is meestal een enkel aardpunt nodig om het
ontstaan van een aardlus te voorkomen. Gewoonlijk wordt voor het aardpunt
een punt in de buurt van de voeding gekozen.
11
Page 12
Snelstartgids
5.0 Basisconfiguratie
5.1 Configuratietaken
De transmitter kan worden geconfigureerd via de lokale bediening (LOI) —
optiecode M4, of via een Class 2 master (op basis van DD of DTM™). De twee
basisconfiguratietaken voor de PROFIBUS PA-druktransmitter zijn:
1. Adres toewijzen.
2. Technische eenheden (schaling).
Opmerking
Rosemount 2051 PROFIBUS PA Profile 3.02-apparaten staan bij levering vanuit de fabriek in
de modus Identification Number Adaptation (identificatienummeraanpassing). In deze
modus kan de transmitter communiceren met elke PROFIBUS PA-regelhost met ofwel het
generieke profiel GSD (9700), ofwel het voor Rosemount 2051 specifieke GSD (3333)
geladen op de host; daarom hoeft het identificatienummer van de transmitter bij het
opstarten niet veranderd te worden.
Adres toewijzen
De Rosemount 2051-druktransmitter wordt geleverd met het tijdelijke adres
126. Dit moet worden veranderd in een unieke waarde tussen 0 en 125 om
communicatie met de host tot stand te brengen. Meestal zijn de adressen 0—2
gereserveerd voor masters of koppelstukken. Daarom wordt aanbevolen
transmitteradressen tussen 3 en 125 te gebruiken.
Het adres kan worden ingesteld via:
LOI — zie Ta b el 2 en Afbeelding 9
De Class 2 master — zie de handleiding van de Class 2 master voor het instellen
van het adres.
Maart 2019
Technische eenheden configureren
Tenzij anders besteld, wordt de Rosemount 2051-druktransmitter geleverd met
de volgende instellingen:
Meetmodus: druk
Meeteenheden: inch H
Schaling: geen
Technische eenheden moeten vóór installatie worden bevestigd of
geconfigureerd. De eenheden voor druk-, flow- en niveaumeting kunnen worden
ingesteld.
De parameters Measurement Type (metingstype), Units (eenheden), Scaling
(schaling) en Low Flow Cutoff (afslag bij lage flow; indien van toepassing) kunnen
worden ingesteld via
LOI — zie Ta b el 2 en Afbeelding 9
Class 2 master — zie Tab e l voor parameterconfiguratie
12
O
2
Page 13
1. ADDRESS
6. IDENTIFICATION #
7. EXIT
4. DAMPING
5. DISPLAY
3. UNITS
2. CALIBRATION
PRESSURE
FLOWLEVELTEMPERATURE
0-126
ZERO
LOWER SENSORUPPER SENSORRESET FACTORY
1. ADRES
2. KALIBRATIE
3. EENHEDEN
4. DEMPING
5. DISPLAY
6. IDENTIFICATIENR.
7. AFSLUITEN
DRUK
STROOMRICHTING
NIVEAU
TEMPERATUUR
NUL
ONDERSTE SENSOR
BOVENSTE SENSOR
FAB RIEK RES ET TEN
0—126
Maart 2019
5.2 Configuratieprogramma’s
Lokale bediening (LOI)
Indien besteld kan de LOI worden gebruikt voor de inbedrijfstelling van het
apparaat. Om de LOI te activeren, drukt u op één van de configuratieknoppen
onder het bovenste label van de transmitter. Zie Tabel 2 en Afbeelding 9 voor de
werking en informatie over de menu’s.
Opmerking
De knoppen moeten helemaal worden ingedrukt 10 mm (0,5 inch) van de slag.
Tabel 2. Werking van de knoppen op de LOI
KnopHandelingNavigatieTekeninvoerOpslaan?
Bladeren
Beweegt
omlaag door
menucategorieën
Wijzigt tekenwaarde
Wisselt tussen Opslaan
(1)
en Annuleren
Snelstartgids
1. Tekens knipperen als ze kunnen worden gewijzigd.
Afbeelding 9. LOI-menu
5.3 Class 2 master
De DD- en DTM-bestanden van de Rosemount 2051 Profibus zijn beschikbaar via
EmersonProcess.com/Rosemount of via uw plaatselijke verkoper. Zie Tabel 3
voor de stappen om de transmitter voor drukmeting te configureren. Zie de
naslaghandleiding
flow of niveau.
Tabel 3. Drukconfiguratie via Class 2 master
StappenHandelingen
Blokken instellen op buiten gebruik Zet transducerblok in de modus Buiten gebruik
Metingstype selecterenStel het type Primaire waarde in op Druk
Eenheden selecteren
Enter
Selecteert
menucategorie
Voert teken in en
gaat verder
Slaat op
van de Rosemount 2051 voor configuratie-instructies voor
Zet analoge-invoerblok in de modus Buiten gebruik
(1)
Technische eenheden instellen
13
Page 14
Snelstartgids
Tabel 3. Drukconfiguratie via Class 2 master
StappenHandelingen
- Primaire en secundaire eenheden moeten
Schaling invoeren
Stel blokken in op Autom.Zet transducerblok in modus Autom.
1. De selectie van meeteenheden en schaling in het analoge-invoerblok moet in de offline-stand worden
gedaan met behulp van de LOI.
(1)
overeenkomen
Stel Schaal in in het transducerblok in op 0–100
Stel Schaal uit in het transducerblok in op 0–100
Stel PV-schaal in het analoge-invoerblok in op 0–100
Stel Uit-schaal in het analoge-invoerblok in op 0–100
Stel de linearisatie in het analoge-invoerblok in op geen
Zet analoge-invoerblok in modus Autom.
5.4 Hostintegratie
Regelhost (klasse 1)
De Rosemount 2051 gebruikt de gecondenseerde status zoals aanbevolen in
de Profile 3.02-specificatie en NE 107. Zie de handleiding voor informatie over
bittoewijzing in de gecondenseerde status.
Op de regelhost moet het juiste GSD-bestand zijn geladen — Rosemount
2051-specifiek (rmt3333.gsd) of generiek voor profiel 3.02 (pa139700.gsd).
Deze bestanden kunt u vinden op EmersonProcess.com/Rosemount
Profibus.com.
Maart 2019
of
Configuratiehost (klasse 2)
In de configuratiehost moet het juiste DD- of DTM-bestand zijn geïnstalleerd.
Deze bestanden kunt u vinden op EmersonProcess.com/Rosemount
6.0 Trim de transmitter
De instrumenten worden in de fabriek gekalibreerd. Na installatie is het aan te
bevelen een nulpunts-trim uit te voeren op de sensor om storingen als gevolg van
de montagepositie of effecten van statische druk te voorkomen.
Dit kan worden bereikt door een nulpunts-trim uit te voeren via:
LOI — zie Ta b el 1 en Afbeelding 9
Class 2 master — zie Nulpunts-trim via Class 2 master voor
parameterinstellingen
6.1 Nulpunts-trim via Class 2 master
1. Zet het transducerblok in de modus Out of Service (OOS) (buiten werking).
2. Leg nuldruk aan op het apparaat en geeft het tijd om te stabiliseren.
3. Ga naar Device Menu (Apparaatmenu) > Device Calibration (Apparaatkalibratie)
en stel het Lower Calibration Point (lage kalibratiepunt) in op 0.0.
4. Zet het transducerblok in de AUTO-modus.
14
.
Page 15
Maart 2019
7.0 Productcertificeringen
Rev. 1.3
7.1 Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EG-verklaring van
overeenstemming. De meest recente revisie van de EG-verklaring van overeenstemming
vindt u op EmersonProcess.com/Rosemount
7.2 Certificering voor normale locaties
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is
vastgesteld dat het ont werp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en
brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium
(nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse
Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
7.3 Noord-Amerika
E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 02051-1009; klasse I, zone 0;
AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; T4(—50 °C ≤ T
FM-klasse 3810 — 2005
Rosemount-tekening 02051-1009 (—50 °C ≤ T
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CAN/CSA-C22.2 nr. 94-M91,
CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CAN/CSA-C22.2 nr. 157-92,
CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA-E60079-0:07,
CAN/CSA-E60079-1:07, CAN/CSA-E60079-11-02,
CAN/CSA-C22.2 nr. 60529:05, ANSI/ISA-12.27.01—2003
Stofontstekingsbestendig voor klasse II en klasse III, divisie 1, groep E,
F en G. Geschikt voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D voor
explosiegevaarlijke locaties binnen en buiten. Klasse I zone 1 Ex d IIC T5.
Behuizing type 4X, in de fabriek afgedicht. Enkele afdichting.
≤+85 °C); in de fabriek afgedicht; type 4X
a
.
≤ +70 °C); type 4x
a
≤ +60 °C); type 4x
a
Snelstartgids
15
Page 16
Snelstartgids
I6 Intrinsieke veiligheid Canada
Certificaat: 2041384
Normen: CSA-norm C22.2 nr. 142 - M1987, CSA-norm C22.2 nr. 213 - M1987,
CSA-norm C22.2 nr. 157 - 92, CSA-norm C22.2 nr. 213 - M1987,
ANSI/ISA 12.27.01 — 2003, CAN/CSA-E60079-0:07, CAN/CSA-E60079-11:02
Markeringen: Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D wanneer
aangesloten conform Rosemount-tekening 02051-1008. Ex ia IIC T3C.
Enkele afdichting. Behuizing type 4X
7.4 Europa
E1 ATE X dru kvast
Certificaat: KEMA 08ATEX0090X
Normen: EN60079-0:2006, EN60079-1:2007, EN60079-26:2007
Markeringen: II 1/2 G Ex d IIC T6 IP66 (—50 °C ≤T
II 1/2 G Ex d IIC T5 IP66 (—50 °C ≤T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C
kunnen weerstaan.
2. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan
het membraan wordt blootgesteld. De instructies van de fabrikant voor onderhoud
moeten nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte
levensduur te garanderen.
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de
afmetingen van de drukvaste verbindingen.
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat: Baseefa08ATEX0129X
Normen: EN60079-0:2012, EN60079-11:2012
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C ≤Ta ≤ +70 °C)
Tabel 4. Ingangsparameters
≤ +65 °C)
a
≤ +80 °C)
a
Maart 2019
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui 30 V30 V
Stroom Ii 200 mA300 mA
Vermogen Pi 1 W 1,3 W
Elektrische capaciteit Ci 0,012 μF0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden
opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
16
Page 17
Maart 2019
IA ATE X FISCO
Certificaat: Baseefa08ATEX0129X
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C ≤T
≤ +60 °C)
a
Tabel 5. Ingangsparameters
ParameterFISCO
Spanning Ui 17,5 V
Stroom Ii 380 mA
Vermogen Pi 5,32 W
Elektrische capaciteit Ci 0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging,
kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie
rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden
opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
N1 AT EX type n
Certificaat: Baseefa08ATEX0130X
Normen: EN60079-0:2012, EN60079-15:2010
Markeringen:II 3 G Ex nA IIC T4 Gc (—40 °C ≤T
≤+70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest zoals bepaald in clausule 6.5.1 van EN 60079-15:2010 niet
doorstaan. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
Snelstartgids
7.5 Internationaal
E7 IECEx drukvast
Certificaat:
Normen:IEC60079-0:2004, IEC60079-1:2007-04, IEC60079-26:2006
Markeringen: Ex d IIC T6/T5 IP66, T6(—50 °C ≤T
Tabel 6. Procestemperatuur
TemperatuurklasseProcestemperatuur
IECExKEM08.0024X
T6—50 °C tot +65 °C
T5—50 °C tot +80 °C
≤ +65 °C), T5(—50 °C ≤Ta ≤ +80 °C)
a
17
Page 18
Snelstartgids
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik
moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het
membraan wordt blootgesteld. De instructies van de fabrikant voor onderhoud moeten
nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte levensduur te
garanderen.
2. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C
kunnen weerstaan.
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de
afmetingen van de drukvaste verbindingen.
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat:IECExBAS08.0045X
Normen:IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C ≤T
≤ +70 °C)
a
Tabel 7. Ingangsparameters
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui 30 V30 V
Stroom Ii 200 mA300 mA
Vermogen Pi 1 W 1,3 W
Elektrische capaciteit Ci 0,012 μF0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging,
kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie
rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden
opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IG IECEx FISCO
Certificaat:IECExBAS08.0045X
Normen:IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C ≤T
≤+60 °C)
a
Tabel 8. Ingangsparameters
ParameterFISCO
Spanning Ui 17,5 V
Stroom Ii 380 mA
Vermogen Pi 5,32 W
Elektrische capaciteit Ci 0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden
opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
Maart 2019
18
Page 19
Maart 2019
N7 IECEx type n
Certificaat:IECExBAS08.0046X
Normen:IEC60079-0:2011, IEC60079-15:2010
Markeringen: Ex nA IIC T4 Gc (—40 °C ≤T
≤ +70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een 90 V piekspanningsonderdrukker, is het
niet bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van
IEC60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
Markeringen: Ex d IIC T6/T5 Gb IP66, T6(—50 °C ≤T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik
moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het
membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
2. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C
kunnen weerstaan.
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de
afmetingen van de drukvaste verbindingen.
I2 INMETRO intrinsieke veiligheid
Certificaat: UL-BR 14.0759X
Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + errata 1:2011; ABNT NBR IEC 60079-11:2009
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C ≤T
≤ +70 °C)
a
Tabel 9. Ingangsparameters
≤ +65 °C), (—50 °C ≤Ta ≤ +80 °C)
a
Snelstartgids
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui 30 V30 V
Stroom Ii 200 mA300 mA
Vermogen Pi 1 W 1,3 W
Elektrische capaciteit Ci 12 nF0
Zelfinductie L
i
00
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; er moet echter worden opgelet dat
de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring in omgevingen waar ELP Ga
vereist is.
19
Page 20
Snelstartgids
IB INMETRO FISCO
Certificaat: UL-BR 14.0759X
Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + errata 1:2011, ABNT NBR IEC60079-11:2009
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C ≤T
≤+60 °C)
a
Tabel 10. Ingangsparameters
ParameterFISCO
Spanning Ui 17,5 V
Stroom Ii 380 mA
Vermogen Pi 5,32 W
Elektrische capaciteit Ci 0 nF
Zelfinductie L
i
0 μH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging,
kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie
rekening worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk afgewerkt
met een beschermende polyurethaanlak; er moet echter worden opgelet dat de behuizing
niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring in omgevingen waar ELP Ga vereist is.
7.7 China
E3 China drukvast
Certificaat: GYJ13.1386X; GYJ15.1366X [flowmeters]
Normen: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010-2010
Markeringen:
Druktransmitter: Ex d IIC Gb, T6(—50 °C ≤ T
Flowmeter: Ex d IIC Ga/Gb, T6(—50 °C ≤ T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke gebruiksvoorwaarden:
a. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van
90 °C kunnen weerstaan.
b. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden
waaraan het membraan blootstaat.
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt:
T
a
—50 °C ≤ Ta ≤ +80 °CT5
—50 °C ≤ Ta ≤ +65 °CT6
Temperatuurklasse
≤ +65 °C), T5(—50 °C ≤ Ta ≤ +80 °C)
a
≤ +65 °C), T5(—50 °C ≤ Ta ≤ +80 °C)
a
Maart 2019
3. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op betrouwbare wijze
worden aangesloten.
4. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van het product moet u zich houden aan de
waarschuwing “Het deksel niet openen als er spanning op het circuit staat”.
5. Er mag tijdens de installatie geen mengsel worden gebruikt dat de drukvaste behuizing
zou kunnen beschadigen
6. Bij installatie op een explosiegevaarlijke locatie moeten een kabelinvoer en kabelgoot,
gecertificeerd door NEPSI met beschermingstype Ex d IIC en een gepaste draadvorm
worden gebruikt. Op de ongebruikte kabelopeningen moeten afdichtpluggen worden
gebruikt.
20
Page 21
Maart 2019
7. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen
het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product
te voorkomen.
8. Onderhoud moet worden uitgevoerd op een niet-explosiegevaarlijke locatie.
9. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
acht worden genomen: GB3836.13-2013, GB3836.15-2000, GB3836.16-2006,
GB50257-2014
E3 China intrinsieke veiligheid
Certificaat:GYJ12.1295X; GYJ15.1365X [flowmeters]
Normen:GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-2010
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C ≤ T
≤ +70 °C)
a
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke gebruiksvoorwaarden:
a. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van
90 °C kunnen weerstaan.
b. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden
waaraan het membraan blootstaat.
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt:
ModelT-codeTemperatuurbereik
HART, Fieldbus, PROFIBUS en laagvermogenT4—60 °C ≤ Ta ≤ +70 °C
3. Intrinsiek veilige parameters:
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning Ui 30 V30 V
Stroom Ii 200 mA300 mA
Vermogen Pi 1 W 1,3 W
Elektrische capaciteit Ci 0,012 μF0 μF
Zelfinductie L
i
0 mH0 mH
Snelstartgids
Opmerking 1: De FISCO -parameters voldoen aan de vereisten voor FISCO-veldapparatuur
in GB3836.19-2010.
Opmerking 2 [Voor flowmeters]: Bij gebruik van de Rosemount
644-temperatuurtransmitter moet de Rosemount 644 worden gebruikt met een
apparaat met Ex-certificering om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in
een atmosfeer met explosief gas kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen
moeten voldoen aan de voorschriften in de instructiehandleiding van de Rosemount 644
en het bijbehorende apparaat. De kabels tussen de Rosemount 644 en het bijbehorende
apparaat moeten ommanteld z ijn (de kabels moeten een geïsole erde mantel hebben ). De
kabelafscherming moet goed worden geaard in een niet-explosiegevaarlijke omgeving.
4. Het product moet worden gebruikt met een bijbehorend apparaat met Ex-certificering
om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een explosieve gasatmosfeer
kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten voldoen aan de
voorschriften in de instructiehandleiding van het product en de bijbehorende apparatuur.
5. De kabels tussen dit product en bijbehorende apparaten moeten afgeschermd zijn
(de kabels moeten een geïsoleerde afscherming hebben). De kabelafscherming moet
goed worden geaard in een niet-explosiegevaarlijke omgeving.
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen
het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product
te voorkomen.
21
Page 22
Snelstartgids
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
acht worden genomen: GB3836.13-2013, GB3836.15-2000, GB3836.16-2006,
GB3836.18-2010, GB50257-2014
Certificaat: RU C-US.GB05.B.01199
Markeringen: Ga/Gb Ex d IIC X, T5(—50 °C ≤T
≤ +80 °C), T6(—50 °C ≤Ta ≤ +65 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
IM EAC intrinsiek veilig
Certificaat: RU C-US.GB05.B.01199
Markeringen: 0Ex ia IIC T4 Ga X (—60 °C ≤T
≤ +70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
7.10 Combinaties
K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND
K2 Combinatie van E2 en I2
K5 Combinatie van E5 en I5
K6 Combinatie van E6 en I6
K7 Combinatie van E7, I7, N7, and IECEx stof
IECEx stof
Certificaat: IECEx BAS 08.0058X
Normen:IEC60079-0:2011, IEC60079-31:2008
Markeringen: Ex ta IIIC T95 °C T
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1.Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging,
kan deze geen 500 V-isolatietest doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie
rekening worden gehouden.
KA Combinatie van E1, I1 en K6
KB Combinatie van K5 en K6
KC Combinatie van E1, I1 en K5
KD Combinatie van K1, K5 en K6
KM Combinatie van EM en IM
105 °C Da (—20 °C ≤Ta ≤ +85 °C)
500
Maart 2019
22
Page 23
Maart 2019
7.11 Verdere certificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat:09-HS446883B-3-PDA
Beoogd gebruik: Scheepvaart- en offshore-toepassingen — meting van de verschildruk
of absolute druk in vloeistof-, gas- en damptoepassingen.
ABS-regels:Regels voor stalen vaartuigen 2013, 1-1-4/7.7, 1-1-Appendix 3,
4-8-3/1.7, 4-8-3/13.1
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat:23157/B0 BV
BV-regels:Bureau Veritas-regels voor de classificatie van stalen schepen
Toepassing:Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS;
druktransmitter van type 2051 kan niet op dieselmotoren worden
geïnstalleerd
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat:TAA000004F
Beoogd gebruik: DNV GL-regels voor classificatie - schepen en offshore-eenheden
Toe pa ss in g:
Locatieklassen
Typ e2051
Tem pe ra tu u rD
LuchtvochtigheidB
TrillingA
EMCB
BehuizingD
Snelstartgids
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat: 11/60002
Toepassing: Omgevingscategorieën ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
23
Page 24
Snelstartgids
Maart 2019
Afbeelding 10. EG-verklaring van overeenstemming voor Rosemount 2051
24
Page 25
Maart 2019
Snelstartgids
25
Page 26
Snelstartgids
Maart 2019
26
Page 27
Maart 2019
Snelstartgids
27
Page 28
Snelstartgids
Maart 2019
28
Page 29
Maart 2019
Snelstartgids
29
Page 30
Snelstartgids
ᴹ
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 2051
List of Rosemount 2051 Parts with China RoHS Concentration above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘䍘
/ Hazardous Substances
䫵
Lead
(Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜䬜
Hexavalent
Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㚄㤟䟊
Polybrominated
diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
XO O OO O
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
XO OXOO
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
XO OXOO
ᵜ㺘Ṭ㌫ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of
GB/T 26572.
X:
Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above
the limit requirement of GB/T 26572.