Rosemount™ 2051-druktransmitter en
Rosemount 2051CF-serie flowmeters
met 4-20 mA HART® en 1–5 V d.c. laagvermogen
HART-protocol (revisie 5 en 7)
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Februari 2019
MEDEDELING
Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 2051-druktransmitters. Hij bevat geen instructies
voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, reparatie of probleemoplossing of voor explosieveilige,
drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding
voor nadere instructies. Deze handleiding is tevens in elektronische vorm beschikbaar op Emerson.com/
Rosemount.
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke,
landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte
over goedkeuringen in de naslaghandleiding
installatie.
Zorg voordat u een op HART gebaseerde communicator aansluit in een explosiegevaarlijke atmosfeer dat
alle instrumenten in de kring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige of niet-vonkende
veldbedradin gsmethoden.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op
het instrument.
Proceslekken kunnen leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om af te
dichten in combinatie met de bijbehorende fl ensadapter.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
die elektrisch e schokken kan veroorz aken.
Kabelbuis-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de behuizing van de transmitter voorzien van
1
/2—14 NPT-draad.
Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 ⫻1,5 schroefdraad. Op instrumenten met
meerdere kabelbuisopeningen hebben alle ingangen dezelfde schroefdraad.
Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en kabelbuizen met een geschikte schroefdraad wanneer u deze
openingen afsluit.
van de Rosemount 2051 voor bepalingen in verband met veilige
1.1 Controleer of het systeem geschikt is voor de HART-revisie
Controleer, als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of
middelenbeheer gebruikt, eerst of deze systemen met HART kunnen worden
gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen kunnen
communiceren volgens het protocol van HART-revisie 7. Deze transmitter kan
worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.
Zie pagina 16 voor instructies over het wijzigen van de HART-revisie op de
transmitter.
1.2 Controleer of de device driver juist is
Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM
uw systemen om een goede communicatie te verzekeren.
Download de meest recente device driver-bestanden via EmersonProcess.com
of HAR
TComm.org
.
™
) is geïnstalleerd op
1.3 Instrumentrevisies en device drivers voor Rosemount 2051
Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM) is geïnstalleerd op uw
systemen om een goede communicatie te verzekeren.
1. Download de meest recente DD via EmersonProcess.com of HARTComm.org.
2. Selecteer in het vervolgkeuzemenu Browse by Member (bladeren op lid) de
Rosemount-divisie van Emerson Automation Solutions.
3. Selecteer het gewenste product. Gebruik in Tab e l 1 de HART Universal
Revision- en instrumentrevisienummers om de juiste device driver te vinden.
Tabel 1. Instrumentrevisies en bestanden Rosemount 2051
Identificeer instrument
Datum
software-
release
April 20121.0.001
Januari 1998N.v.t.17853
NAMUR-
software-
(1)
revisie
HART-
software-
(2)
revisie
Zoek device dri-
ver-bestanden
Universele
HARTrevisie
710
59
Instrument-
revisie
(2)
Lees instruc-
ties
Document-
nummer
handleiding
AA
Controleer
functionaliteit
Veranderingen
in de
software
Zie Voet noot 3
voor een lijs t van
veranderingen.
N.v.t.
(3)
1. De NAMUR-soft warerevisie staat vermeld op het hardwarelabel van het apparaat. De
HART-softwarerevisie kan worden afgelezen met een voor HART geschikt configuratie-instrument.
2. De bestandsnaam van de device driver bevat de instrument- en DD-revisie, bijv. 10_01. Het
HART-protocol is zo ontworpen dat ook oudere revisies van de device driver kunnen communiceren
met nieuwe HART-apparatuur. Om gebruik te kunnen maken van nieuwe functies, moet u de nieuwe
device driver downloaden. Voor complete functionaliteit wordt aangeraden om nieuwe device
driver-bestanden te downloaden.
3. HART-revisie 5 en 7 selecteerbaar, met veiligheidscertificering. Lokale bediening,
proceswaarschuwingen, geschaalde variabele, configureerbare alarmen, meer technische eenheden.
3
Snelstartgids
A
Flow
Stroomrichting
B
Flow
A
Stroomrichting
A
Flow
B
Stroomrichting
2.0 Monteer de transmitter
2.1 Vloeistoftoepassingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter met de aftap-/ontluchtingskranen omhoog.
Afbeelding 1. Vloeistoftoepassingen
B
A. Coplanar
B. Inline
2.2 Gastoepassingen
1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
Afbeelding 2. Gastoepassingen
Februari 2019
A. Coplanar
B. Inline
2.3 Stoomtoepassingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul de impulsleidingen met water.
Afbeelding 3. Stoomtoepassingen
A. Coplanar
B. Inline
4
Februari2019
Afbeelding 4. Montage aan leiding of paneel
Rosemount 2051C
Paneelmontage
(1)
Coplanar-flens
Traditionele flens
Snelstartgids
Buismontage
Rosemount 2051T
1. Dit product wordt zonder paneelbouten geleverd.
5
Snelstartgids
A
B
C
D
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 2.88-in. (73 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 1.75-in. (44 mm)
4 × 2.25-in. (57 mm)
4 x 44 mm
(1,75 inch)
4 x 44 mm
(1,75 inch)
4 x 44 mm (1,75 inch)
4 x 44 mm (1,75 inch)
4 x 57 mm
(2,25 inch)
4 x 73 mm (2,88 inch)
2.4 Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Volg, met het oog op de optimale prestatiekenmerken van de transmitters, deze
montagerichtlijnen om een goede afdichting te waarborgen als voor de
installatie van de transmitter de montage van procesflenzen, verdeelstukken of
flensadapters is vereist. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter geleverde
bouten of bouten die door Emerson Automation Solutions als reserveonderdeel
worden verkocht. In Afbeelding 5 staan veelgebruikte transmitterconstructies
afgebeeld met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de
transmitter.
A. Transmitter met Coplanar-flens
B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt.
Controleer het materiaal door naar de markeringen op de boutkop te kijken en
deze te vergelijken met Tabel 2. Als het boutmateriaal niet is aangegeven in
Tabel 2, kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke
vertegenwoordiger van Emerson Automation Solutions.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te
vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen
extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruislings aan tot de initiële momentwaarde.
Zie Tabel 2 voor de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de uiteindelijke
momentwaarde.
Zie Tabel 2 voor de uiteindelijke momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de isolatorplaat steken voordat u er druk op zet.
6
WAARSCHUWING
B7M
Rosemount 3051S/3051/2051/3095
Rosemount 1151
Februari2019
Tabel 2. Momentwaarden voor flens- en flensadapterbouten
Snelstartgids
BoutmateriaalKopmarkeringen
Koolstofstaal (CS)
B8M
316
Roestvast staal (SST )150 in-lb300 in-lb
Als er verkeerde O-ringen op de flensadapters worden aangebracht, kan lekkage van procesmedium
ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters zijn herkenbaar aan
hun unieke O-ringgroeven. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke
flensadapter, hierond er afgebeeld:
STM
316
316
R
316
SW
316
Initiële
moment-
waarde
300 in-lb650 in-lb
Definitieve
moment-
waarde
Rosemount 3051S/3051/2051/3095
A
B
C
D
Rosemount 1151
A
B
A. Fl ensadapter
B. O-ring
C. PTFE-profi el is vierkant
D. Elastomeer (profiel is rond)
2.5 Milieukeurmerk voor behuizing
Schroefdraadtape (PTFE) of -pasta op buitenschroefdraad van kabelbuizen is
vereist om een water- en stofdichte kabelbuisafdichting tot stand te brengen en
om te voldoen aan de vereisten van NEMA
fabriek of andere beschermingsgraden vereist zijn.
Draai kabelbuispluggen met M20-schroefdraad over de volledige draad aan, of
totdat mechanische weerstand wordt bereikt.
C
D
®
type 4X, IP66 en IP68. Vraag de
7
Snelstartgids
LET OP
A
Februari 2019
2.6 Montagerichting inline-druktransmitter
De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de
inline-verschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter
de behuizing.
Het ontluchtingstraject ligt 360° rond de transmitter tussen de behuizing en de
sensor. (Zie Afbeelding 6.)
Houd het ontluchtingstraject vrij van alle obstructies, inclusief maar niet beperkt tot verf, stof en
smeermiddel, door de transmitter zo te monteren dat de verontreiniging kan worden afgevoerd.
Afbeelding 6. Drukpoort aan lage kant inline-verschildruktransmitter
A
A. Drukpoort aan lage kant (ref. atmosferische druk)
3.0 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele LCD-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los met een
5
inbussleutel van
/64 inch (2mm).
2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke
(1)
stand.
Opmerking
De transmitter kan beschadigd raken als u de behuizing te ver draait.
3. Haal de stelschroef voor het draaien van de behuizing aan met maximaal
7 in-lb nadat de behuizing naar wens is gedraaid.
Afbeelding 7. Stelschroef behuizing transmitter
A. Stelschroef voor draaien behuizing (5/64 inch)
1. Oorspronkelijke stand Rosemount 3051C: in lijn met “H”-kant; oorspronkelijke stand Rosemount 3051T: tegenover
openingen in de beugel.
8
B
A
Februari 2019
4.0 Stel de schakelaars in
Stel vóór installatie de configuratie van de alarm- en beveiligingsschakelaar in
zoals afgebeeld in Afbeelding 8.
Met de alarmschakelaar stelt u het analoge uitgangsalarm in op hoog of laag.
- De standaard alarminstelling is hoog.
Met de beveiligingsschakelaar staat u toe ( ) of voorkomt u ( ) dat
configuratie van de transmitter plaatsvindt.
- De standaardinstelling is uit ().
Volg de onderstaande procedure voor het wijzigen van de configuratie van de
schakelaars:
1. Beveilig na installatie van de transmitter de kring en sluit de spanning af.
2. Verwijder het behuizingsdeksel dat zich tegenover de veldaansluitingen
bevindt. Verwijder de deksels van het instrument niet in een
explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het circuit staat.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars met een kleine schroevendraaier
in de gewenste stand.
4. Bevestig het transmitterdeksel weer. Het deksel moet volledig sluiten om aan
de vereisten voor explosieveiligheid te voldoen.
Afbeelding 8. Transmitterprintplaat
Zonder LCD-displaymeterMet LOI/LCD-display
Snelstartgids
A. Alarm
B. Beveiliging
9
Snelstartgids
LET OP
A
B
Februari 2019
5.0 Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in
Gebruik voor een optimaal resultaat afgeschermde kabel met getwiste aders.
Gebruik draadmaat 24 AWG of groter met een lengte van ten hoogste
1500 meter (5000 ft). Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met een
druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de
kabelbuisaansluitingen en de behuizing van de transmitter komt te liggen.
Afbeelding 9. Bedrading van de transmitter (4–20 mA HART)
A
A. Gelijkspanningsvoeding
B. R
250 (alleen voor HART-communicatie vereist)
L
B
10
Afbeelding 10. Bedrading van de transmitter (1–5 V d.c. laagvermogen)
A. Voeding
B. Spanningsmeter
Installatie van het aansluitklemmenblok voor overspanningsbeveiliging biedt alleen bescherming
tegen overspanning als de kast van de Rosemount 2051 correct is geaard.
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een kabelbuis of open
kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur lopen.
Sluit de onder spanning staande signaalbedrading niet aan op de testaansluitklemmen. De stroom
kan de testdiode in het aansluitklemmenblok beschadigen.
DP
A
B
C
E
D
Februari2019
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met veldaansluitingen.
2. Sluit de draden aan zoals afgebeeld in Afbeelding 9 of Afbeelding 10.
3. Draai de aansluitklemschroeven aan om te zorgen dat er goed contact is
tussen de schroef van het aansluitklemmenblok en de sluitring. Bij een directe
bedradingsmethode wikkelt u de draad rechtsom om ervoor te zorgen dat
deze op zijn plaats zit wanneer u de aansluitklemmenblokschroef aandraait.
Opmerking
Het gebruik van een pen of adereindhuls wordt afgeraden, omdat de aansluiting na verloop
van tijd of door trillingen los kan raken.
4. Aard de behuizing volgens de plaatselijke voorschriften voor aarding.
5. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de afscherming van
de instrumentkabel:
a. kort wordt afgesneden en geïsoleerd zodat deze niet tegen de
transmitterbehuizing aankomt;
b. wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door een
aansluitkast wordt geleid;
c. aan de voedingszijde met een goed aardpunt worden verbonden.
6. Zie, indien overspanningsbeveiliging vereist is, het onderdeel “Aarding voor
aansluitklemmenblok met stootspanningsbeveiliging” op pagina 12 voor
aanwijzingen over aarding.
7. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
8. Plaats het behuizingsdeksel terug.
Snelstartgids
Afbeelding 11. Aarding
A. Afscherming afknippen en isoleren
B. Afscherming isoleren
C. Massadraad kabelafscherming verbinden
met aarde
D. Intern aardpunt
E. Extern aardpunt
11
Snelstartgids
5.1 Aarding voor aansluitklemmenblok met
stootspanningsbeveiliging
Op de buitenkant van de elektronicakast en in het aansluitklemmenvak zijn
aardpunten aangebracht. Deze aardpunten worden gebruikt als er
aansluitklemmenblokken voor stootspanningsbescherming zijn geïnstalleerd.
Voor het verbinden van het aardpunt op de behuizing met de aarde (intern of
extern) wordt gebruik van een draad van 18 AWG of groter aanbevolen.
Als de transmitter momenteel niet is bedraad voor opstarten en communicatie,
volgt u Stap 1 tot en met 8 van “Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat
in” op pagina 10. Als de transmitter naar behoren is bedraad, raadpleegt u
Afbeelding 11 voor interne en externe aardpunten voor
stootspanningsbeveiliging.
Februari 2019
12
Februari2019
Snelstartgids
6.0 Controleer de transmitterconfiguratie
Controleer de configuratie met een configuratie-apparaat met HART of met een
Local Operator Interface (LOI, lokale bediening) - optiecode M4. Deze stap bevat
configuratie-instructies voor een veldcommunicator en LOI. Zie de
referentiehandleiding
configuratie met AMS
6.1 Controle van de configuratie met een veldcommunicator
Voor controle van de configuratie moet een Rosemount 2051 DD op de
veldcommunicator geïnstalleerd zijn. De sneltoetsreeksen voor de meest recente
DD staan vermeld in Tabel 3 op pagina 13. Neem voor de sneltoetsreeksen
van oudere DD’s contact op met de plaatselijke vertegenwoordiger van
Emerson.
Opmerking
Emerson beveelt aan om de meest recente DD te installeren, zodat u over alle functies kunt
beschikken.
Ga naar EmersonProcess.com of HARTComm.org.
1. Controleer de configuratie van het apparaat volgens de sneltoetscombinaties
in Ta be l 3 .
a. De basisconfiguratieparameters worden aangeduid met een vinkje (
onderdeel van de configuratie en het opstarten moet u ten minste deze
parameters controleren.
b. Een (7) geeft aan dat deze functie alleen in de modus HART-revisie 7
beschikbaar is.
voor de Rosemount 2051 voor aanwijzingen over
™
Device Manager.
). Als
Tabel 3. Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7), DD-revisie 1
Functie
Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus)2, 2, 2, 5, 72, 2, 2, 5, 7
Damping (demping)2, 2, 1, 1, 52, 2, 1, 1, 5
Range Values (bereik waarden) 2, 2, 22, 2, 2
Tag (tag)2, 2, 7, 1, 12, 2, 7, 1, 1
Transfer Function (transferfunctie)2, 2, 1, 1, 62, 2, 1, 1, 6
HART revi sion 5 to HART revisi on 7 switch (over schakelen van
HART-revisie 5 op HART-revisie 7)
Long Tag (lange tag)2, 2, 7, 1, 2N.v.t.
Find Device (zoek instrument)3, 4, 5N.v.t.
Simulate Digital Signal (simulatie digitaal signaal)3, 4, 5N.v.t.
Sneltoetsreeks
HART 7HART 5
2, 2, 6, 32, 2, 6, 3
2, 2, 2, 12, 2, 2, 1
3, 4, 23, 4, 2
2, 2, 5, 2, 32, 2, 5, 2, 3
6.2 Controle van de configuratie met LOI
De optionele LOI kan worden gebruikt voor het in bedrijf stellen van het
instrument. De LOI heeft een ontwerp met twee knoppen, met interne en externe
knoppen. De interne knoppen bevinden zich op de display van de transmitter en
de externe knoppen onder het metalen naamplaatje bovenop. Druk op een
willekeurige knop om de LOI te activeren. De functies van de LOI-knoppen staan
weergegeven op de onderste hoeken van de display. Zie Tabel 4 en Afbeelding 13
voor de werking van de knoppen en informatie over de menu’s.
14
A
Februari 2019
Afbeelding 12. Interne en externe knoppen van de LOI
B
A. Interne knoppen
B. Externe knoppen
Opmerking
Zie Afbeelding 14 op pagina 18 voor controle van de werking van de externe knoppen.
Tabel 4. Werking van de knoppen op de LOI
Snelstartgids
Knop
LinksNeeSCROLLEN
RechtsJaENTER
15
Snelstartgids
CONFIGURATIE
WEERGEVEN
Controleer alle
relevante parameters
die op de transmitter
zijn ingesteld
Stel de eenheden
voor druk en
temperatuur in
Stel 4–20
mA-waarden in door
druk aan te leggen
Stel 4-20
mA-waarden in door
waarden in te voeren
Stel de analoge
uitgang in om de
integriteit van de
kring te testen
Configureer
de Display
NULPUNTSTRIM
EENHEDEN
BEREIK OPNIEUW
INSTELLEN
KRINGTEST
Volledige Kalibratie
Demping
Transferfunctie
PV toewijzen
Geschaalde variabele
Tag
Alarm en Verzadiging
Wachtwoord
Simuleren
HART-revisie
DISPLAY
UITGEBREID MENU
MENU AFSLUITEN
Afbeelding 13. LOI-menu
6.3 Overschakelen op andere HART-revisie
Als het HART-configuratie-instrument niet kan communiceren met
HART-versie 7, laadt de Rosemount 2051 een generiek menu met beperkte
functies. Met behulp van de volgende procedure wijzigt u vanuit het generieke
menu de instelling voor de HART-revisie:
a. Voer in het veld Message “HART5” in om over te schakelen op HART-revisie 5
b. Voer in het veld Message “HART7” in om over te schakelen op HART-revisie 7
Februari 2019
16
LET OP
Februari 2019
7.0 Trim de transmitter
De instrumenten worden in de fabriek gekalibreerd. Na installatie wordt
aanbevolen om een nulpuntstrim op de meter en verschildruktransmitters te
verrichten om eventuele fouten vanwege de montagepositie of statische druk te
verhelpen. De nulpuntstrim kan zowel met een veldcommunicator als met de
configuratieknoppen worden uitgevoerd.
Zie de referentiehandleiding voor de Rosemount 2051 voor aanwijzingen over het
gebruik van de AMS Device Manager.
Opmerking
Zorg bij het uitvoeren van een nulpuntstrim dat de egalisatiekraan openstaat en alle natte
poten tot het juiste niveau zijn gevuld.
Nulpuntsinstelling op een absolute transmitter van het Rosemount 2051TA-model wordt afgeraden.
1. Kies de gewenste trimprocedure
a. Analoge nulpuntstrim — stel de analoge uitgang in op 4 mA.
Dit wordt ook wel een “rerange” (bereik anders instellen) genoemd en
stelt de Lower Range Value (LRV, onderste meetgrens) in op een waarde
die gelijk is aan de gemeten druk.
De display en de digitale HART-uitgang blijven ongewijzigd.
b. Digitale nulpuntstrim — hiermee kalibreert u het nulpunt van de sensor
opnieuw.
Dit heeft geen invloed op de LRV. De drukwaarde is nul (op de display en
de HART-uitgang). Het 4 mA-punt mag geen nul zijn.
Hiervoor moet de in de fabriek gekalibreerde nuldruk binnen 3% van de
URL (0 ± 3% ⫻ URL) liggen.
Snelstartgids
Voo rbe eld
URV = 250 inH2O
Aangelegde nuldruk = + 0,03
⫻ 250 inH2O = + 7,5 inH2O (vergeleken met
fabrieksinstelling). Waarden buiten dit bereik worden door de transmitter
afgewezen.
7.1 Trimmen met een veldcommunicator
1. Sluit de veldcommunicator aan. Zie “Sluit de bedrading aan en schakel het
apparaat in” op pagina 10 voor aanwijzingen.
2. Volg het HART-menu om de gewenste nulpuntstrim uit te voeren.
Tabel 5. Sneltoetsen voor nulpuntstrim
Analoog nulpunt
(4 mA instellen)
Sneltoetsreeks3, 4, 23, 4, 1, 3
Digitaal nulpunt
17
Snelstartgids
A
7.2 Trimmen met de configuratieknoppen
De nulpuntstrim moet worden verricht met een van de drie mogelijke
combinaties van externe configuratieknoppen onder het naamplaatje bovenop.
Om toegang tot de configuratieknoppen te verkrijgen, draait u de schroef los en
verschuift u het naamplaatje bovenop de transmitter. Controleer de werking aan
de hand van Afbeelding 12.
Afbeelding 14. Externe configuratieknoppen
LOIAnaloog nulpunt en meetbereik Digitaal nulpunt
A. Configuratieknoppen
Gebruik de volgende procedures om een nulpuntstrim uit te voeren:
Verricht het trimmen met de LOI (optie M4)
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Zie Afbeelding 13 op pagina 16 voor het bedrijfsmenu.
a. Verricht een analoge nulpuntstrim door Rerange (het bereik anders
instellen) te selecteren.
b. Verricht een digitale nulpuntstrim door Zero Trim (nulpuntstrim) te
selecteren.
Februari 2019
Verricht een trim met analoog nulpunt en meetbereik (optie D4)
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Houd de nulpunt-knop twee seconden ingedrukt om een analoge
nulpuntstrim te verrichten.
Verricht een trim met digitaal nulpunt (optie DZ)
1. Stel de transmitterdruk in.
2. Houd de nulpunt-knop twee seconden ingedrukt om een digitale
nulpuntstrim te verrichten.
8.0 Met veiligheidsinstrumenten uitgeruste
systemen
Zie voor installaties met veiligheidscertificering de Rosemount
2051-naslaghandleiding
systeemvereisten.
18
voor informatie over de installatieprocedure en
Februari2019
9.0 Productcertificeringen
Rev1.3
9.1 Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EG-verklaring van
overeenstemming. De meest recente revisie van de EG-verklaring van
overeenstemming vindt u op EmersonProcess.com/Rosemount
9.2 Certificering voor normale locaties
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is
vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische,
mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend
onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is
geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health
Administration (OSHA).
9.3 Noord-Amerika
E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
geïnstalleerd volgens Rosemount-tekening 02051-1009; klasse I, zone 0;
AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; T4(—50 °C T
FM-klasse 3810 — 2005
Rosemount-tekening 02051-1009 (—50 °C T
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CAN/CSA-C22.2 nr. 94-M91,
CSA-norm C22.2 nr. 142-M1987, CAN/CSA-C22.2 nr. 157-92,
CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA-E60079-0:07,
CAN/CSA-E60079-1:07, CAN/CSA-E60079-11-02,
CAN/CSA-C22.2 nr. 60529:05, ANSI/ISA-12.27.01—2003
+85 °C); in fabriek afgedicht; type 4X
a
.
+70 °C); type 4x
a
+60 °C); type 4x
a
Snelstartgids
19
Snelstartgids
Markeringen: Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep B, C en D.
Stofontstekingsbestendig voor klasse II en klasse III, divisie 1, groep E,
F en G. Geschikt voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D voor
explosiegevaarlijke locaties binnen en buiten. Klasse I zone 1 Ex d IIC T5.
Behuizing type 4X, in de fabriek afgedicht.
Enkele afdichting
I6 Intrinsieke veiligheid Canada
Certificaat: 2041384
Normen:CSA-norm C22.2 nr. 142 - M1987, CSA-norm C22.2 nr. 213 - M1987,
CSA-norm C22.2 nr. 157 - 92, CSA-norm C22.2 nr. 213 - M1987,
ANSI/ISA 12.27.01 — 2003, CAN/CSA-E60079-0:07,
CAN/CSA-E60079-11:02
Markeringen: Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D wanneer
aangesloten conform Rosemount-tekening 02051-1008. Ex ia IIC T3C.
Enkele afdichting. Behuizing type 4X
9.4 Europa
E1 ATE X dru kvast
Certificaat: KEMA 08ATEX0090X
Normen:EN60079-0:2006, EN60079-1:2007, EN60079-26:2007
Markeringen: II 1/2 G Ex d IIC T6 IP66 (—50 °C T
II 1/2 G Ex d IIC T5 IP66 (—50 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C
kunnen weerstaan.
2. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan
het membraan wordt blootgesteld. De instructies van de fabrikant voor onderhoud
moeten nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte
levensduur te garanderen.
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de
afmetingen van de drukvaste verbindingen.
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat: Baseefa08ATEX0129X
Normen:EN60079-0:2012, EN60079-11:2012
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
Tabel 6. Ingangsparameters
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning U
Stroom I
i
Verm ogen P
Elektrische
capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
30 V30 V
200 mA300 mA
1 W1,3 W
0,012 F0 F
0 mH0 mH
65 °C);
a
80 °C)
a
+70 °C)
a
®
Februari 2019
20
Februari2019
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden
opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IA ATE X FISCO
Certificaat: Baseefa08ATEX0129X
Normen:EN60079-0:2012, EN60079-11:2012
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
+60 °C)
a
Tabel 7. Ingangsparameters
ParameterFISCO
Spanning U
Stroom I
Vermogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
i
0 F
0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden
opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
N1 AT EX type n
Certificaat: Baseefa08ATEX0130X
Normen:EN60079-0:2012, EN60079-15:2010
Markeringen: II 3G Ex nA IIC T4 Gc (—40 °C T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest zoals bepaald in clausule 6.5.1 van
EN 60079-15:2010 niet doorstaan. Hiermee moet bij installatie rekening worden
gehouden.
ND ATEX st of
Certificaat: Baseefa08ATEX0182X
Normen:EN60079-0:2012, EN60079-31:2009
Markeringen: II 1 D Ex ta IIIC T95 °C T
105 °C Da (—20 °C Ta +85 °C)
500
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
Snelstartgids
21
Snelstartgids
9.5 Internationaal
E7 IECEx drukvast
Certificaat: IECExKEM08.0024X
Normen:IEC60079-0:2004, IEC60079-1:2007-04, IEC60079-26:2006
Markeringen: Ex d IIC T6/T5 IP66, T6(—50 °C T
Tabel 8. Procestemperatuur
TemperatuurklasseProcestemperatuur
T6—50 °C to +65 °C
T5—50 °C tot +80 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik
moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het
membraan wordt blootgesteld. De instructies van de fabrikant voor onderhoud moeten
nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte levensduur te
garanderen.
2. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C
kunnen weerstaan
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de
afmetingen van de drukvaste verbindingen.
I7 IECEx Intrinsieke veiligheid
Certificaat: IECExBAS08.0045X
Normen:IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
a
Tabel 9. Ingangsparameters
+65 °C), T5(—50 °C Ta +80 °C)
a
+70 °C)
Februari 2019
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning U
Stroom I
Vermogen P
Elektrische capaciteit Ci0,012 F0 F
Zelfinductie L
i
i
i
i
30 V30 V
200 mA300 mA
1 W1,3 W
0 mH0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden
opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
22
Februari2019
IG IECEx FISCO
Certificaat: IECExBAS08.0045X
Normen:IEC60079-0:2011, IEC60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
+60 °C)
a
Tabel 10. Ingangsparameters
ParameterFISCO
Spanning U
Stroom I
Vermogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
0 F
i
0 mH
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; in zone 0 moet echter worden
opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
N7 IECEx type n
Certificaat: IECExBAS08.0046X
Normen:IEC60079-0:2011, IEC60079-15:2010
Markeringen: Ex nA IIC T4 Gc (—40 °C T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een 90 V piekspanningsonderdrukker, is het niet
bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van
IEC60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
Markeringen: Ex d IIC T6/T5 Gb IP66, T6(—50 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik
moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het
membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
2. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C
kunnen weerstaan.
3. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; er moet echter worden opgelet dat
de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring in omgevingen waar ELP Ga
vereist is.
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is mogelijk
afgewerkt met een beschermende polyurethaanlak; er moet echter worden opgelet dat
de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring in omgevingen waar ELP Ga
vereist is.
24
Februari2019
9.7 China
E3 China drukvast
Certificaat: GYJ13.1386X; GYJ15.1366X [flowmeters]
Normen:GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010-2010
Markeringen:
Druktransmitter: Ex d IIC Gb, T6(—50 °C T
Flowmeter: Ex d IIC Ga/Gb, T6(—50 °C T
Speciale voorwaarden voor gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke gebruiksvoorwaarden:
De Ex d-afdichtpluggen, kabelwar tels en bedrading moeten een temperatuur van
90 °C kunnen weerstaan
Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden
waaraan het membraan blootstaat.
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt:
+65 °C), T5(—50 °C Ta +80 °C)
a
+65 °C), T5(—50 °C Ta +80 °C)
a
Snelstartgids
T
a
—50 °C Ta +80 °CT5
—50 °C Ta +65 °CT6
Temperatuurklasse
3. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op betrouwbare wijze
worden aangesloten.
4. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van het product moet u zich houden aan de
waarschuwing “Het deksel niet openen als er spanning op het circuit staat”.
5. Er mag tijdens de installatie geen mengsel worden gebruikt dat de drukvaste behuizing
zou kunnen beschadigen
6. Bij installatie op een explosiegevaarlijke locatie moeten een kabelinvoer en kabelgoot,
gecertificeerd door NEPSI met beschermingstype Ex d IIC Gb en een gepaste draadvorm
worden gebruikt. Op de ongebruikte kabelopeningen moeten afdichtpluggen worden
gebruikt.
7. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen
het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product
te voorkomen.
8. Onderhoud moet worden uitgevoerd op een niet-explosiegevaarlijke locatie.
9. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
acht worden genomen: GB3836.13-2013, GB3836.15-2000, GB3836.16-2006,
GB50257-2014
I3 China intrinsieke veiligheid
Certificaat: GYJ12.1295X; GYJ15.1365X [flowmeters]
Normen:GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-2010
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga (—60 °C T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt voor aanduiding van specifieke gebruiksvoorwaarden:
a. Als het apparaat is uitgerust met een optionele overspanningsbeveiliging van 90 V,
kan het de 500 V-isolatietest niet 1 minuut lang doorstaan. Hiermee moet bij
installatie van het apparaat rekening worden gehouden.
b. De behuizing is mogelijk vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met
een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de
behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
25
Snelstartgids
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik is als volgt:
Model (model)T-codeTemperatuurbereik
HART, Fieldbus , PROFIBUS en laag vermogenT4—60 °C Ta +70 °C
3. Parameters intrinsieke veiligheid:
ParameterHARTFieldbus/PROFIBUS
Spanning U
Stroom I
i
Verm ogen P
Elektrische
capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
30 V30 V
200 mA300 mA
1 W1,3 W
0,012 F0 F
0 mH0 mH
Opmerking 1
De FISCO-parameters voldoen aan de vereisten voor FISCO-veldapparatuur in
GB3836.19-2010
[Voor flowmeters] Bij gebruik van de Rosemount 644-temperatuurtransmitter moet de
Rosemount 644 worden gebruikt met een apparaat met Ex-certificering om een
explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een atmosfeer met explosief gas kan
worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten voldoen aan de voorschriften
in de instructiehandleiding van de Rosemount 644 en het bijbehorende apparaat. De kabels
tussen de Rosemount 644 en het bi jbehorende apparaat moeten ommanteld zijn (de kabels
moeten een geïsoleerde mantel hebben). De kabelafscherming moet goed worden geaard
in een niet-explosiegevaarlijke omgeving.
Februari 2019
4. Het product moet worden gebruikt met een bijbehorend apparaat met Ex-certificering
om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een explosieve gasatmosfeer
kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten voldoen aan de
voorschriften in de instructiehandleiding van het product en het bijbehorende
apparaat.
5. De kabels tussen dit product en het bijbehorende apparaat moeten afgeschermd zijn
(de kabels moeten een geïsoleerde mantel hebben). De kabelafscherming moet goed
worden geaard in een niet-explosiegevaarlijke omgeving.
6. Het is eindgebruikers niet toegestaan om interne onderdelen te verwisselen; ze dienen
het probleem in overleg met de fabrikant op te lossen om beschadiging van het product
te voorkomen.
7. Bij installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen in
acht worden genomen: GB3836.13-2013, GB3836.15-2000, GB3836.16-2006,
GB3836.18-2010, GB50257-2014.
Certificaat: RU C-US.GB05.B.01199
Markeringen: Ga/Gb Ex d IIC X, T5(—50 °C T
+80 °C), T6(—50 °C Ta +65 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
IM EAC intrinsiek veilig
Certificaat: RU C-US.GB05.B.01199
Markeringen: 0Ex ia IIC T4 Ga X (—60 °C T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Zie certificaat voor speciale voorwaarden.
9.10 Combinaties
K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND
K2 Combinatie van E2 en I2
K5 Combinatie van E5 en I5
K6 Combinatie van E6 en I6
K7 Combinatie van E7, I7, N7 en IECEx stof
IECEx stof
Certificaat: IECEx BAS 08.0058X
Normen: IEC60079-0:2011, IEC60079-31:2008
Markeringen: Ex ta IIIC T95 °C T
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze geen 500 V-isolatietest doorstaan. Hiermee moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
KA Combinatie van E1, I1 en K6
KB Combinatie van K5 en K6
KC Combinatie van E1, I1 en K5
KD Combinatie van K1, K5 en K6
KM Combinatie van EM en IM
105 °C Da (—20 °C Ta +85 °C)
500
Snelstartgids
27
Snelstartgids
9.11 Verdere certificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat:09-HS446883B-3-PDA
Beoogd gebruik: Scheepvaart- en offshore-toepassingen — meting van de verschildruk
of absolute druk in vloeistof-, gas- en damptoepassingen.
ABS-regels: Regels voor stalen vaartuigen 2013, 1-1-4/7.7, 1-1-Appendix 3,
4-8-3/1.7, 4-8-3/13.1
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat:23157/B0 BV
BV-regels:Bureau Veritas-regels voor de classificatie van stalen schepen
Toepassing:Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS;
druktransmitter van type 2051 kan niet op dieselmotoren worden
geïnstalleerd
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat:TAA000004F
Beoogd gebruik: DNV GL-regels voor classificatie - schepen en offshore-eenheden
Toe pa ss in g:
Locatieklassen
Typ e2051
Tem per at uu rD
LuchtvochtigheidB
TrillingA
EMCB
BehuizingD
Februari 2019
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat:11/60002
Toepassing:Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5
28
Februari2019
Afbeelding 15. Verklaring van overeenstemming Rosemount 2051
Snelstartgids
29
Snelstartgids
Februari 2019
30
Februari2019
Snelstartgids
31
Snelstartgids
Februari 2019
32
Februari2019
Snelstartgids
33
Snelstartgids
Februari 2019
34
Februari2019
Snelstartgids
ᴹ
China RoHS
List of Rosemount 2051 Parts with China RoHS Concentration above MCVs
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 2051
ᴹᇣ⢙䍘䍘/ Hazardous Substances
䜘Ԧ〠
Part Name
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
ᵜ㺘Ṭ㌫ᦞ
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
O:
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of
GB/T 26572.
Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
X:
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above
the limit requirement of GB/T 26572.