Lees, alvorens dit product te gebruiken, de volgende dingen door: “Het product op een veilige manier gebruiken” (blz. 3) en “Belangrijke opmerkingen”
(blz. 4). Daar vindt u namelijk belangrijke tips en een opsomming van wat u wel
en niet mag doen. Bovendien verdient het natuurlijk aanbeveling ook de rest
van de handleiding door te nemen om alle functies te leren kennen. Zie bovendien de “Sound List”. Bewaar de handleidingen op een veilige plaats, omdat u
ze later beslist nog eens nodig zal hebben.
Handleiding
Bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de V-Synth XT.
204
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
206j
* De officiële benaming van Windows® is “Microsoft® Windows® operating system”.
207
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.
209
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.
230
* SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corp.
231
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc.
232
* FreeMIDI is een handelsmerk van Mark of the Unicorn, Inc.
220
* Alle in dit document vermelde productnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de
ATTENTION: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
De bliksemschicht in een driehoek wijst de gebruiker op niet
geïsoleerde “gevaarlijke spanningen” in het inwendige van dit
product die sterk genoeg zijn om voor elektrocutie te zorgen.
CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF ELECTRIC SHOCK,
DO NOT REMOVE COVER (OR BACK).
NO USER-SERVICEABLE PARTS INSIDE.
REFER SERVICING TO QUALIFIED SERVICE PERSONNEL.
Het uitroepteken in een driehoek wijst de gebruiker erop dat
alle instructies voor het juiste gebruik van dit apparaat te vinden zijn in de bijgeleverde handleiding.
TIPS VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTROCUTIE EN VERWONDINGEN VAN PERSONEN.
OPMERKINGEN VOOR UW VEILIGHEID
LEES DEZE INSTRUCTIES AANDACHTIG DOOR.
WAARSCHUWING
1. Lees alle instructies aandachtig door.
2. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats.
3. Volg alle waarschuwingen op.
4. Voer alle instructies uit zoals ze er staan.
5. Gebruik dit apparaat nooit in de buurt van water.
6. Maak het product enkel schoon met een zachte droge doek.
7. Blokkeer nooit de ventilatieopeningen (indien aanwezig). Stel
het product alleen overeenkomstig de instructies van de fabrikant op.
8. Plaats het product nooit in de buurt van warmtebronnen, zoals stoven, ovens, radiatoren of andere apparaten die veel
warmte genereren.
9. Probeer nooit het veiligheidssysteem van een gepolariseerde
stekker of een stekker met aarding te omzeilen. Een gepolariseerde stekker heeft twee pennen waarvan de ene wat breder is dan de andere.
Een stekker met aarding is voorzien van twee pennen en een
uitsparing. De brede of derde pen is er voor uw veiligheid. Als
de bijgeleverde stekker niet in uw stopcontact past, moet u
het door een vakman laten vervangen.
– Tijdens het gebruik van elektronische apparaten moet u altijd op de volgende punten letten:
10. Zorg dat niemand over het netsnoer kan struikelen. Dat is
met name in de buurt van het stopcontact gevaarlijk, maar
kan er ook in de buurt van de aansluitingen op het apparaat
voor zorgen dat de aders breken.
11. Gebruik enkel de uitdrukkelijk door de fabrikant aanbevolen
opties en uitbreidingen.
12. Verbreek, tijdens een onweer, of als u het product langere tijd
niet wilt gebruiken, de aansluiting op het lichtnet.
13. Laat alle onderhoudswerken en herstellingen over aan een
door Roland erkende herstellingsdienst. Als het netsnoer beschadigd is of wanneer er vloeistoffen of regenwater in het inwendige terecht zijn gekomen, moet u het product
onmiddellijk uitschakelen en contact opnemen met een erkende herstellingsdienst.
Voor het Verenigd Koninkrijk
WARNING:
IMPORTANT:
As the colours of the wires in the mains lead of this apparatus may not correspond with the coloured markings identifying
the terminals in your plug, proceed as follows:
The wire which is coloured GREEN-AND-YELLOW must be connected to the terminal in the plug which is marked by the
letter E or by the safety earth symbol or coloured GREEN or GREEN-AND-YELLOW.
The wire which is coloured BLUE must be connected to the terminal which is marked with the letter N or coloured BLACK.
The wire which is coloured BROWN must be connected to the terminal which is marked with the letter L or coloured RED.
THIS APPARATUS MUST BE EARTHED
THE WIRES IN THIS MAINS LEAD ARE COLOURED IN ACCORDANCE WITH THE FOLLOWING CODE.
GREEN-AND-YELLOW: EARTH, BLUE: NEUTRAL, BROWN: LIVE
Het product op een veilige manier gebruiken
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
Over de en labelsOver de symbolen
WAARSCHUWING
Wijst de gebruiker op het risico op
WAARSCHUWING
dodelijke ongevallen of zware verwondingen als gevolg van een fout
gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan
leiden tot verwondingen en of materi le
schade.
LET OP!
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of
andere huishoudelijke voorwerpen
evenals huisdieren enz.
LET OP
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene
waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit
mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan
wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links
getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het
toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten
worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt
aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde
symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de
uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
010
•
WAARSCHUWING
001
• Lees vóór het gebruik van dit product eerst de onderstaande
instructies en de handleiding.
• Probeer het product niet te herstellen of interne onderdelen te vervangen (behalve wanneer deze handleiding specifieke instructies
geeft). Laat alle herstellingen en onderhoudswerken over aan uw
Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of de distributeur
(zie de adressen op de “Information”-pagina).
• Als u dit product gebruikt met een standaard of statief dat door
Roland is aanbevolen, dient de standaard/het statief zorgvuldig te
worden geplaatst, zodat het product waterpas en blijvend stabiel
staat. Als u geen standaard of statief gebruikt, dient u ervoor te
zorgen dat elke locatie waar u het product wenst te plaatsen een
waterpas oppervlak heeft, dat het product ondersteunt en wiebelen van het product tegengaat.
• Draai of buig de stroomkabel niet teveel. Plaats er nooit zware
objecten op. Dit kan de kabel beschadigen, wat defecten en een
kortsluiting kan veroorzaken. Beschadigde kabels kunnen brand
en schokgevaar veroorzaken!
Dit product is, alleen of in combinatie met een versterker en koptelefoon of speakers, in staat om geluidsniveaus te produceren, die permanent gehoorverlies kunnen veroorzaken. Werk nooit langere tijd
op een hoog volumeniveau of op een niveau dat onaangenaam is.
Als u enig gehoorverlies of piepen in de oren ervaart, dient u direct
te stoppen met het gebruik van het product en een oorarts te raadplegen.
• Zorg dat geen enkel voorwerp (bijv. ontvlambaar materiaal, munten, spelden) of vloeistoffen van welke soort dan ook (bijv. water,
frisdrank enz.) het product binnendringen.
• In de volgende gevallen moet u dit product meteen uitschakelen,
de aansluiting op het lichtnet verbreken en contact opnemen met
een door Roland erkende herstellingsdienst, uw Roland-dealer of
de verdeler (zie de “Information”-pagina):
• Wanneer de stekker of het netsnoer zichtbaar beschadigd is.
• Als er rook of een vreemde geur uit het apparaat komt.
• Wanneer een voorwerp of vloeistof in het inwendige terecht
is gekomen.
• Wanneer het product in de regen heeft gestaan of op een
andere manier nat is geworden;
• Wanneer het product niet naar behoren lijkt te werken.
013
• In huishoudens met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot het kind in staat is zich aan alle regels voor de
veilige bediening van het product te houden.
• Forceer de stroomkabel van het product niet door hem met een
onredelijk aantal andere apparaten een stopcontact te laten delen.
Wees extra voorzichtig met het gebruik van verlengsnoeren – de
totale hoeveelheid stroom die wordt gebruikt door alle apparatuur die u op het stopcontact van het verlengsnoer heeft aangesloten mag nooit het stroomniveau (watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Overmatige lading kan het isolatiemateriaal van de
kabel doen verhitten en uiteindelijk doorsmelten.
• Vóór het gebruik van dit product in het buitenland neemt u het
best contact op met uw dealer of de verdeler om te zorgen dat u
de juiste voeding gebruikt (zie ook de adressen onder “Information”).
• Speel GEEN CD-ROM af op een conventionele audio CD-speler.
Het resulterende geluid kan van een niveau zijn dat permanent
gehoorverlies kan veroorzaken. Er kan schade ontstaan aan speakers of andere onderdelen van het systeem.
• Zet nooit een vaas, glas e.d. op dit product. Vermijd bovendien
het gebruik van verstuivers en sprays, parfum, alcohol, nagellak
e.d. in de buurt van het product. Indien de bewuste stof toch op
de behuizing terechtkomt, dient u deze onmiddellijk te verwijderen.
• Trek de stekker op regelmatige tijdstippen uit het stopcontact en
maak de pennen schoon (als er stof op zit). Als u dit product langere tijd niet wilt gebruiken, verbreekt u het best de aansluiting op
het lichtnet. Stof tussen de stekker van het netsnoer en de netaansluiting kan de isolatie nadelig beïnvloeden en leiden tot brand.
104
• Probeer te voorkomen dat snoeren en kabels in de knoop raken.
Tevens dienen alle snoeren en kabels zo worden geplaatst dat ze
buiten het bereik van kinderen liggen.
• Als u ooit schroeven moet verwijderen, legt u ze het best op een
veilige plaats – buiten het bereik van kinderen. Zo hoeft u ze later
niet te zoeken en is het vrijwel onmogelijk dat kleine kinderen ze
inslikken.
• Schakel de fantoomvoeding uit alvorens signaalbronnen aan te
sluiten die geen voeding nodig hebben. Door de fantoomvoeding
ingeschakeld te laten, terwijl u een dynamische microfoon of
andere signaalbron aansluit, beschadigt u het betreffende apparaat namelijk. Neem de specificaties van de gehanteerde microfoon door alvorens hem aan te sluiten.
(Fantoomvoeding van dit instrument: max. 48V DC, 10mA)
Lees naast “Belangrijke veiligheidsinstructies” en “Het product op een veilige manier gebruiken” (blz. 3) ook de volgende punten even
door:
Stroomvoorziening
301
• Sluit dit product nooit aan op een stopcontact waarmee u al een apparaat
met invertor (koelkast, wasmachine, magnetron of air conditioning) of
motor hebt aangesloten. Dat andere apparaat zou namelijk storingen of op
z’n minst een hoorbare brom kunnen veroorzaken. Als u, om de één of
andere reden, geen ander stopcontact kunt gebruiken, maakt u het best
gebruik van een bromfilter dat zich tussen het stopcontact en dit product
moet bevinden.
307
• Zet, voordat u dit product op andere apparaten aansluit, de stroomtoevoer
van alle producten uit. Dit helpt u om storingen en/of schade aan speakers
of andere elementen te voorkomen.
308
• Hoewel het LC-display en de LEDs doven, wanneer u het product met zijn
POWER-schakelaar uitzet, betekent dit niet dat de verbinding met het lichtnet helemaal is verbroken. Om de verbinding volledig te verbreken moet u,
na op POWER gedrukt te hebben, ook de stekker uit het stopcontact trekken. Het verdient dan ook aanbeveling een stopcontact te kiezen waar u
gemakkelijk bij kunt c.q. een voorziening met een schakelaar te hanteren.
Plaatsing
351
• Gebruik van het product in de nabijheid van versterkers (of andere apparatuur met grote stroomtransformator) kan brom veroorzaken. Verplaats dit
product dan om het probleem te verhelpen of zet het verder van de stoorzender vandaan.
352a
• Dit apparaat kan de radio- en televisieontvangst verstoren. Gebruik dit product niet in de nabijheid van dergelijke ontvangers.
352b
• Er kan ruis worden geproduceerd, wanneer draadloze communicatieapparatuur zoals bv. mobiele telefoons, in de nabijheid van dit product worden
gebruikt. Dergelijke ruis kan voorkomen, wanneer u een oproep ontvangt
of gaat plegen c.q. tijdens een gesprek. Mocht u dergelijke problemen
ondervinden, leg zulke draadloze apparaten dan verder van het product af
of zet ze uit.
355b
• Er kunnen waterdruppels (condensatie) in het product ontstaan, wanneer
het wordt verplaatst naar een andere locatie waarvan de temperatuur en/of
vochtigheidsgraad erg anders is. Als u het product in deze toestand tracht te
gebruiken, kan dat leiden tot schade en/of storing. Voordat u het product in
gebruik neemt, dient u het daarom enkele uren te laten staan, tot de condens volledig is verdampt.
Onderhoud
401a
• Veeg voor de dagelijkse schoonmaak het product af met een zachte, droge
doek of één die licht is bevochtigd met water. Gebruik voor het verwijderen
van hardnekkig vuil een doek die met een mild, niet agressief schoonmaakmiddel is geïmpregneerd. Wrijf het product daarna droog met een zachte
doek.
402
• Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of oplossingen van welke soort
dan ook om de mogelijkheid van verkleuring en/of vervorming te voorkomen.
Herstellingen en uw data
452
• Houd er rekening mee dat alle data in het interne geheugen van dit product
tijdens een herstelling gewist kunnen worden. Schrijf belangrijke data dus
altijd zo snel mogelijk weg naar een geheugenkaart of noteer ze (indien dat
mogelijk is). Tijdens herstellingswerken wordt er getracht de geheugeninhoud te bewaren, maar een garantie hiervoor is er niet. Roland wijst elke
aansprakelijkheid m.b.t. dataverlies tijdens herstellingswerken af.
4
Het product op een veilige manier gebruiken
Overige voorzorgsmaatregelen
• De rackbeugels van de V-Synth XT kunt u niet compleet verwijderen.
Bovendien mag u alleen de schroeven van de “kantelgrendel” (blz. 19) losdraaien om defecten en storingen te voorkomen.
• Alvorens de V-Synth XT te vervoeren moet u de bijgeleverde grendel installeren. Door het product zonder die bewuste voorziening te vervoeren loopt
u het risico het product te beschadigen (blz. 19).
551
• Houd in de gaten dat de inhoud van het geheugen onherstelbaar verloren
kan gaan als gevolg van een storing of oneigenlijk gebruik van het product.
We raden u aan van belangrijke gegevens, die u in het geheugen van het
product heeft opgeslagen, regelmatig een back-up te maken op een geheugenkaart om dataverlies te voorkomen.
552
• Eens de geheugeninhoud van dit product gewist is, bestaat er geen mogelijkheid meer die instellingen te herstellen. Sein uw instellingen daarom op
regelmatige tijdstippen door naar een MIDI-sequencer e.d. of schrijf ze weg
naar een geheugenkaart. Roland Corporation is niet aansprakelijk voor
dataverlies.
553
• Als u de (draai)knoppen, schuiven, andere bedienelementen en connectors
van het product gebruikt, doe dit dan met de nodige voorzichtigheid. Hardhandig gebruik kan tot storingen leiden.
554
• Sla nooit op het display en oefen er geen grote druk op uit.
556
• Pak bij alle kabels, wanneer u ze aansluit/loskoppelt, de aansluiting vast –
trek nooit aan de kabel. Zo vermijdt u een kortsluiting of schade aan de
interne elementen van de kabel.
557
• Tijdens normaal gebruik straalt het product een kleine hoeveelheid warmte
uit.
558a
• Probeer het volume van het product op een redelijk niveau te houden om te
voorkomen dat u uw buren overlast bezorgt. U zou ook een hoofdtelefoon
te gebruiken, zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over diegenen om u
heen (vooral laat op de avond).
559a
• Verpak, indien mogelijk, het product in de doos (inclusief vulling) waarin
het werd geleverd, als u het moet vervoeren. Zo niet, dient u gelijksoortige
verpakkingsmateriaal te gebruiken.
562
• Gebruik, voor de aansluitingen, uitsluitend Roland-kabels. Bij gebruik van
ander merken kabels dient u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht te
nemen:
• Sommige aansluitingskabels hebben weerstanden. Gebruik voor het
aansluiten van dit product geen kabels die weerstanden bevatten. Het
gebruik van dergelijke kabels kan voor een extreem laag geluidsniveau
zorgen. Neem, voor informatie over kabelspecificaties, contact op met
de fabrikant van de kabel.
Compatibiliteit van patches afkomstig van een V-Synth
•
Houd in de gaten dat patches afkomstig van een V-Synth met een
oudere systeemversie dan 2.0 (d.w.z. versies 1.00~1.51), die een
beroep doen op voorgeprogrammeerde PCM-golfvormen, niet naar
behoren werken in V2.0.
Voordat u kaarten gebruikt
Hanteren van geheugenkaarten
704
• Schuif de datakaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn plek zit.
705
• Raak nooit de aansluitingen van de geheugenkaart aan. Voorkom bovendien dat de aansluitingen vuil worden.
708
• Geheugenkaarten zijn precisieonderdelen. Behandel ze met de nodige zorg
en houd het volgende in de gaten.
• Om geheugenkaarten tegen statische ontladingen te beschermen moet
u alle statische elektriciteit uit uw lichaam afleiden alvorens een kaart
vast te pakken.
• Zorg dat de aansluitingen van de kaart nooit in aanraking komen met
metalen voorwerpen.
• Stel een geheugenkaart nooit bloot aan sterke trillingen en laat ze nooit
vallen.
• Laat een geheugenkaart nooit in de zon, een gesloten auto of op andere
warme c.q. koude plaatsen liggen (opslagtemperatuur: –25~85˚C).
• Zorg dat uw geheugenkaarten nooit nat worden.
• Probeer nooit een kaart te openen of te modificeren.
Omgaan met CD-ROMs
801
• Raak nooit de kant met de datalaag aan en doe het nodige om krassen op
die laag te vermijden. Beschadigde of vuile CD-ROMs kunnen niet naar
behoren worden gelezen. Houd ze schoon door gebruik van speciale CDreinigers.
Auteursrecht
851
• Ongeautoriseerde opname, distributie, verkoop, uitleen, openbare opvoering, uitzenden of iets soortgelijks, geheel of gedeeltelijk, van een werk
(muzikale compositie, video, uitzending, openbaar optreden e.d.) waarvan
het auteursrecht is voorbehouden aan derden, is bij wet verboden.
852b
• Wanneer u via een digitale aansluiting geluidssignalen met een extern
instrument uitwisselt, omzeilt dit product de eventueel aanwezige kopieerbeveiliging (SCMS). Dit komt doordat het product is bedoeld voor muzikale
producties en daarom niet is onderworpen aan de gebruikelijke restricties
onderhevig. Voorwaarde is evenwel dat het product wordt gebruikt voor
opname van werken (zoals uw eigen composities) die de auteursrechten
van anderen niet schenden. (SCMS is een functie die kopieën van de tweede
en volgende generaties in het digitale domein voorkomt. Het wordt in MDrecorders en andere digitale geluidsapparatuur voor het grote publiek als
beschermfunctie voor het auteursrecht ingebouwd.)
853
• Gebruik dit product nooit voor doeleinden die het auteursrecht van derden
zouden kunnen schenden. Wij nemen geen enkele verantwoordelijkheid
met betrekking tot het schenden van auteursrechten van derden, die uit uw
gebruik van dit product kunnen voortvloeien.
Patches, die een PCM-oscillator aanspreken
■
Patches, die preset-golfvormen hanteren
Niet compatibel
Werken NIET met versie 2.0
Patches, die eigen golfvormen hanteren
Opwaarts compatibel
Kun je in versie 2.0 importeren
■
Patches, die een analoge oscillator aanspreken
■
Patches, die via een externe ingang worden aangesproken
Opwaarts compatibel
Kun je in versie 2.0 importeren
5
Gebruik van deze handleiding
Deze handleiding is als volgt ingedeeld.
Zie de losse “Sound List” voor details over alle patches en golfvormen van de V-Synth XT.
“Snelle start” (blz.
Dit hoofdstuk stelt de belangrijkste functies van de V-Synth XT in
mensentaal voor. Het vormt dan ook de ideale kapstok voor beginners, die zo snel mogelijk met de V-Synth XT aan de slag willen. Tijdens het lezen van deze “Quick Start” verdient het aanbeveling alle
besproken punten meteen op de V-Synth XT uit te proberen. Dan
komt u er namelijk sneller achter hoe de belangrijkste functies werken.
“Referentie” (blz.
17)
55)
Overzicht van de V-Synth XT
Hier worden de structuur en de basisbediening van de V-Synth XT
uitgelegd. Dit moet u hoe dan ook lezen om de V-Synth XT naar
behoren te kunnen bedienen.
Spelen in de Patch-mode
Hier wordt uitgelegd hoe u de Patch-mode van de V-Synth XT kunt
(en moet) gebruiken. Dit moet u hoe dan ook lezen om de
V-Synth XT naar behoren te kunnen bedienen.
Patches programmeren
Dit hoofdstuk legt uit hoe u patches maakt, en beschrijft wat de
Patch-parameters doen en hoe ze zijn opgebouwd. Lees dit hoofdstuk, als u ook zelf patches wilt maken.
fabrieksinstellingen laadt (“Factory Reset”). Lees dit deel indien
nodig.
“Appendix” (blz. 149)
Dit hoofdstuk bevat hints voor het verhelpen van storingen, als de
V-Synth XT niet functioneert zoals verwacht. Er is ook een lijst met
de boodschappen die af en toe in het display verschijnen. Verder
vindt u hier een overzicht van de beschikbare parameters en een
MIDI-implementatiekaart.
Schrijfwijze die in deze handleiding
wordt gehanteerd
Om de bedieningsprocedures makkelijk begrijpelijk te maken hanteren we de volgende symbolen:
Tekens en figuren tussen vierkante haakjes [ ] duiden knoppen en
regelaars op het frontpaneel aan. [MODE], bijvoorbeeld, slaat op de
MODE-knop; [], [], [] en [] vertegenwoordigen de
cursortoetsen.
Teksten of figuren, die worden omsloten door < >, duiden op objecten in het display (touchscreen) die u kunt gebruiken door ze
gewoon met uw vinger aan te raken. De handleiding zal u de
opdracht geven om het object dat in het touchscreen wordt weergegeven “aan te raken”.
(blz. **) verwijst naar pagina’s binnen de handleiding.
Hieronder staan de betekenissen van de symbolen, die bepaalde zin-
nen in de tekst vooraf gaan.
Dit zijn aandachtspunten. Die moet u altijd lezen.
Programmeren van ‘Rhythm Kits’
(Rhythm-mode)
Hier wordt uitgelegd hoe u “drumsets” programmeert.
Samples maken en bewerken (Sample-mode)
Hier wordt uitgelegd hoe u samples aanmaakt, bewerkt en tenslotte
“codeert”. Lees dit, als u samples van geluiden wilt maken.
Overkoepelende instellingen (Systemmode)
Dit hoofdstuk beschrijft hoe de systeemparameters werken. De hier
beschikbare parameters bepalen de “werkomgeving” van de
V-Synth XT. Lees dit deel indien nodig.
Schijfgerelateerde functies (Diskmode)
Dit hoofdstuk behandelt schijfgerelateerde functies, zoals het wegschrijven en het laden van data. Lees dit deel indien nodig.
Dataoverdracht (USB-mode)
Hier wordt uitgelegd hoe u de V-Synth XT kunt aansluiten op uw
computer en gegevens (patches, golfvormen e.d.) kunt doorseinen.
Lees dit indien nodig.
Dit zijn memo’s ter referentie. Lees ze indien nodig.
TIP
Dit zijn hints voor het gebruik van de V-Synth XT. Lees ze indien
nodig.
Deze geven informatie over pagina’s met gerelateerde informatie. Lees ze indien nodig.
985
In deze handleiding vindt u illustraties van displaypagina’s, die
telkens op de fabrieksinstellingen berusten. In sommige gevallen
kan de getoonde informatie echter verschillen van wat u op uw
apparaat ziet.
Sommige Patch-benamingen in deze handleiding houden geen
verband met de fabrieksinstellingen.
Apart boek: Handleiding voor de
‘V-Cards’
Bij levering bevat de V-Synth XT tevens de software van de Roland
“V-Cards” VC-1 en VC-2. Meer details over het werken met de VC-1
“D-50” en VC-2 “Vocal Designer” vindt u in de V-Card-handleiding.
Andere functies
Hier wordt uitgelegd hoe u gegevens van de V-Synth XT naar een
extern MIDI-apparaat kunt verzenden (“Data Transfer”) en weer de
6
Inhoud
Gebruik van deze handleiding .................................................................................. 6
De cursor bewegen...................................................................................................................................25
Waarden wijzigen..................................................................................................................................... 26
Werken met de cijferknoppen ................................................................................................................27
Twee geluiden mixen/moduleren (‘Mod’)........................................................................................... 47
Oscillatoren met COSM-modellen bewerken (COSM1/2)................................................................. 48
Volume van het geluid laten variëren (TVA).......................................................................................49
Effecten van de V-Synth XT.................................................................................................................... 50
Een patch opslaan..................................................................................................................................... 51
Disk Utility ..............................................................................................................................................131
Werken met de ‘Disk Utility’-functies.................................................................................................131
Sorteren van de afgebeelde bestanden..................................................................................... 132
Een project in de V-Synth XT laden (Load Project)........................................................................... 132
De V-Synth XT is een professionele synthesizer met een klankbron, die verschillende technologieën van Roland herbergt.
Bijzonder realistische akoestische geluiden, “vette” tapijten, ritmische “grooves” en agressieve geluiden… de V-Synth XT kan gewoon alles aan –
zelfs organische overgangen tussen deze extremen. De software van de Roland “V-Cards” VC-1 en VC-1 behoort eveneens tot de standaarduitrusting. Deze twee systemen kunt u direct kiezen – zonder het instrument te herstarten. Dankzij deze software kan de V-Synth XT dienst doen als
(virtuele) “D-50” of “Vocal Designer”.
De V-Synth XT is gewoon het perfecte instrument voor live en in de studio en biedt klanken die u elders tevergeefs zoekt.
■ V-Synth-klankbron voor unieke
geluiden
● De klankbron berust op een PCM-oscillator met VariPhrasefunctionaliteit, analog modeling-oscillatoren, krachtige modulatoren en COSM-processors met o.a. een “sideband filter”. U
bepaalt zelf hoe die verschillende secties worden gebruikt door
gewoon de benodigde structuur te kiezen. De combinatie van de
secties (die op zich al bijzonder veelzijdig zijn) levert absoluut
unieke geluiden op.
● Er zijn twee oscillatoren waar je één van de volgende typen aan
kunt toewijzen: PCM (VariPhrase), analog modeling en een
externe signaalbron. Voor alle belangrijke oscillatorsecties zijn er
apart instelbare parameters. Zelfs wanneer u de oscillatoren zonder veel poespas gebruikt, zijn er al een heleboel modulatiemogelijkheden.
● De PCM-oscillatoren bevatten Roland’s VariPhrase-technologie.
VariPhrase kan de toonhoogte, de duur en de formant (het
karakteristieke frequentiegehalte) van audiomateriaal in realtime wijzigen zonder de klankkwaliteit noemenswaardig te
beïnvloeden. Op die manier verandert een “gewone” PCM-golfvorm in “rekbare audiodata” die je net zo snel/traag kunt afspelen als je maar wil – en het blijft klinken als een klok.
● De oscillatoren, die de analoge modeling voor hun rekening
nemen, bevatten tal van hoogwaardige golfvormen, waaronder
“Super Saw”, die behoorlijk vet klinken. Voor sologeluiden is
zoiets gewoon ideaal. U kunt kiezen uit 14 verschillende golfvormen.
● De signalen van de oscillatoren kunnen vervolgens met COSMeffecten worden bewerkt. Die effecten kunnen veel meer dan
alleen filteren (wat je met name voor analoge dingen nodig
hebt). Er zijn 16 verschillende typen: een TVF, modellen van
gitaarversterkers, een LoFi-processor, een “sideband filter” dat
ruis of andere geluiden van een duidelijk waarneembare toonhoogte voorziet, en zelfs een “resonator”, die zowat als “klankbord” van de bewerkte geluiden fungeert. Zelfs externe signalen
kunnen met een COSM-processor worden bewerkt. De
V-Synth XT kan dus tevens als filterbank worden “misbruikt”.
■ ‘Sound Shaper’-functie om sneller
geluiden te programmeren
● De V-Synth XT bevat een “Sound Shaper”-functie die het aantal
in te stellen parameters tot een minimum herleidt. Kies gewoon
een sjabloon om te zorgen dat de daaraan verbonden parameters
geselecteerd worden. Met enkele regelaars en knoppen kunt u
dan professionele sounds maken.
■ Unieke én bruikbare patches
● Indien nodig, kunt u echt alles –zelfs de golfvormen– van de aanwe-
zige geluiden wijzigen. Met de V-Synth XT kunt u ook zelf golfvormen sampelen en WAV/AIFF-bestanden importeren en als basis voor
nieuwe klanken gebruiken.
● Bovendien biedt de V-Synth XT een Rhythm-functie, die het
voordeel heeft dat u aan elke toets/noot een andere klank kunt
toewijzen. De meest voor de hand liggende toepassing hiervoor
is de aanmaak van zgn. “Drum Sets”. Omdat we hier echter over
compleet editeerbare VariPhrase-klanken praten, hoeft u zich
niet te beperken tot basdrums, snares en andere potten en pannen.
■ Realtime-wijzigingen van de
geluiden
● De V-Synth XT is voorzien van een “multi-step modulator”
waaraan u parameters naar keuze kunt toewijzen, die dan simultaan volgens stijgende of dalende patronen worden beïnvloed
(“gemoduleerd”). Met de regelaars op het frontpaneel kunt u die
bewegingen “opnemen”. Als u daarna de Smoothing-functie
activeert, kunnen dergelijke bewegingen zelfs als LFO fungeren.
● VariPhrase-golfvormen kunt u dan weer met de Time Trip-functie beïnvloeden. Met cirkelbewegingen op de Time Trip-pad
kunt u de afgespeelde golfvorm op elke gewenste plaats gewoon
stoppen en de daaruit resulterende klank voor het spelen van
melodieën gebruiken! Een andere toepassing voor deze pad is de
realtime-bepaling van de snelheid waarmee/de manier waarop
o.a. breakbeats worden afgespeeld.
● Alle functies, die op de één of andere manier verband houden
met het tempo, kunt u ook synchroniseren: VariPhrase, de LFO
en de envelope van elke sectie, de programmeerbare arpeggiator, de multi-step modulator en zelfs de effecten kunnen aan het
“mastertempo” worden gekoppeld.
12
Belangrijkste kenmerken
■ Hardware voor de veeleisende
professional
● Dankzij een uniek concept kun je de V-Synth XT op verschillende plaatsen gebruiken: op een bureau of in een rack. Bovendien ziet deze machine er oogverblindend mooi uit.
● De V-Synth XT bevat een groot kleurendisplay met een uitgekiende gebruiksinterface en een directe toegang tot alle benodigde parameters. Dankzij de acht regelaars hebt u tevens vaak
de indruk dat u met een analoog instrument zit te werken. Die
regelaars kunnen zelfs voor de afstandsbediening van andere
MIDI-apparaten worden gebruikt.
● Natuurlijk zijn er digitale in- en uitgangen (optisch en coaxiaal).
De samplingfrequentie van de uitgangen kan –naar keuze–
44.1kHz, 48kHz of 96kHz bedragen. De analoge uitgangen zijn
symmetrisch uitgevoerd (TRS-jacks).
● Op het frontpaneel bevindt zich een gecombineerde microfooningang (XLR en jack) die ook fantoomvoeding kan leveren.
Dankzij de hoge gevoeligheid kunt u hier zonder meer studiomicrofoons, elektrische gitaren e.d. aansluiten.
● De USB-poort kan zowel voor de dataoverdracht als voor MIDItoepassingen worden gebruikt. Die USB-verbinding werkt zo
snel en probleemloos dat u de V-Synth XT zelfs als USB-audioconvertor zou kunnen gebruiken.
● Verder is er een poort voor PC-kaarten. Door met een in de handel verkrijgbare PC-kaartadapter te werken kunt u zelfs CompactFlash- en SmartMedia-kaarten gebruiken.
■ Twee ‘V-Cards’ zitten er al in
● De V-Synth XT wordt geleverd met de VC-1 en VC-2, de eerste
twee “V-Cards” van Roland. Door gewoon de toegewezen knop
in te drukken kunt u van de V-Synth XT een compleet ander
instrument maken (blz. 22).
→ De VC-1 “D-50” tovert de V-Synth XT om in een module die
–qua geluid en bediening– sprekend op de D-50 (een “klas-
sieke” Roland-synthesizer, die in 1987 uitkwam) lijkt. Let
wel: we praten hier niet uitsluitend over de sounds van de
D-50, maar over alle parameters van die synth.
→ De VC-2 “Vocal Designer” verandert de V-Synth XT in een
geavanceerde stemprocessor. Die laat o.m. toe gewoon wat
lettergrepen te zeggen, terwijl u op een klavier speelt. De
gespeelde noten dienen dan als basis voor griezelig echte
solo- en koorstemmen.
Meer details over het werken met de VC-2 “Vocal Designer”
vindt u in de V-Card-handleiding.
Wat is VariPhrase?
VariPhrase heeft de volgende voordelen:
1 De toonhoogte, de duur (expansie/compressie van audio-
data) en de stemeigenschappen (formant) kunnen in realtime worden gewijzigd.
2 Kan met het tempo worden gesynchroniseerd en hanteert
automatisch de juiste toonhoogte.
3 Met één sample kunt u complete melodieën spelen – op
andere samplers hebt u daarvoor meerdere samples nodig.
4 De kwaliteit blijft altijd perfect.
VariPhrase maakt komaf met de tot nu toe gebruikelijke beper-
kingen van samplers en digitale audiorecorders.
Typische problemen met digitale samplers en recorders:
• Door een ander tempo te hanteren wijzigt u ook de toonhoogte.
• Door een andere toonhoogte te hanteren wijzigt u ook het
tempo en de kwaliteit (“formant”) van het geluid.
• Nagenoeg geen controlemogelijkheden voor audiofrasen. U
kunt niet met fragmenten van gesampelde audiofrasen werken.
• Traditionele samplers klinken alleen bruikbaar, wanneer je
bijna voor elke noot een aparte sample gebruikt.
• Bruikbare akkoorden zijn alleen mogelijk, wanneer de aangestuurde samples (bv. qua vibrato) synchroon zijn.
• Op digitale samplers zorgen wijzigingen in tempo of toonhoogte voor een vermindering van de geluidskwaliteit.
VariPhrase lost al deze problemen op.
Meer details over het werken met de VC-1 “D-50” vindt u in de
V-Card-handleiding.
13
Bedieningsorganen
5
6
7
8
Frontpaneel
1
INPUT
Regelt het volume van de via de MIC-connector (frontpaneel) ontvangen signalen. → (blz. 106)
* Heeft geen invloed op de via INPUT (achterpaneel) ontvangen signa-
len.
2
VOLUME
1
2
3
8
910
4
Hiermee regelt u het volume van de signalen, die naar de MAIN
OUT-connectors en de PHONES-jack worden uitgestuurd.→
(blz. 21)
3
MIC-connector
Hierop kunt u een (analoge) microfoon aansluiten.
Dit is een gecombineerde XLR-/jack-connector.
De XLR-pennen kunnen fantoomvoeding (48V) voor een condensa-
tormicrofoon e.d. leveren. Zet de bijbehorende schakelaar dan op
“PHANTOM ON”.
* Het via de MIC-connector ontvangen signaal wordt door de MIC Jack
Switch (blz. 126) uitgeschakeld.
922
* Dit instrument is voorzien van symmetrische (XLR/TRS) connectors.
Hieronder vindt u de bedrading ervan. Ga altijd na of de signaalbron,
die u hier wilt aansluiten, dezelfde bedrading hanteert.
HEET
PUNT
HEET
KOUD
MASSA
KOUD
MASSA
RING
MANTEL
4
MIC-schakelaar
Hiermee kiest u de benodigde impedantie en schakelt u de fantoomvoeding in/uit.
Hi-ZKies “Hi-Z”, wanneer u een elektrische gitaar
of bas op het jack-gedeelte van de ingang
aansluit.
NORMALKies “NORMAL”, wanneer u een signaal-
bron met microfoonniveau op het jackgedeelte van de ingang aansluit.
PHANTOM ONKies deze stand om de op de XLR-pennen
aangesloten microfoon van fantoomvoeding
te voorzien.
* De MIC-schakelaar heeft geen invloed op de via INPUT (achterpaneel)
ontvangen signalen.
* Schakel de fantoomvoeding uit alvorens signaalbronnen aan te sluiten
die geen voeding nodig hebben. Door de fantoomvoeding ingeschakeld
te laten, terwijl u een dynamische microfoon of andere signaalbron aan-
sluit, beschadigt u het betreffende apparaat namelijk. Neem de specifica-
ties van de gehanteerde microfoon door alvorens hem aan te sluiten.
(Fantoomvoeding van dit instrument: max. 48V DC, 10mA)
11
13
5
6
12
7
USB-connector
Dit is een USB-aansluiting. Die kunt u op uw computer aansluiten om
bestanden en MIDI-commando’s te versturen of te ontvangen. Hij
ondersteunt tevens “audiostreaming”.
[PEAK] (piekindicator)
Licht op, wanneer het ingangsvolume te hoog is.
* Hij is zowel met de MIC-connector als de INPUT-jacks op het achter-
paneel verbonden.
[MIDI]-indicator
Licht op, wanneer er MIDI-commando’s worden ontvangen.
[USB]-indicator
Licht op, wanneer de USB-poort van de V-Synth XT op een ander
apparaat is aangesloten.
PHONES-connector
Hierop kunt u een optionele hoofdtelefoon aansluiten. → (blz. 20)
V-CARD-knop
Bij levering bevat de V-Synth XT al de software van de Roland
“V-Cards” VC-1 en VC-2. Druk op de V-CARD-knop om de
gewenste functionaliteit (V-Synth/VC-1/VC-2) te kiezen (blz. 22).
14
14
15
16
16
14
15
POWER
17
Bedieningsorganen
E1~E8-regelaars
Deze regelaars dienen voor de realtime-bïnvloeding van de gekozen
parameters (blz. 34).
De parameters kunt u op de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60) kiezen door de [SHIFT]-knop ingedrukt te houden, terwijl u op de
[][]-cursorknoppen drukt.
PC CARD-poort
Hier kan een geheugenkaart worden ingebracht.
Voor details over het installeren van de meegeleverde PC-kaartbeschermer zie blz. 23.
9
PREVIEW-knop
Druk hierop om de gekozen patch te kunnen beoordelen.
10
KEY PAD-knop
Hiermee bepaalt u de functie van de cijferknoppen.
Licht op:
• De cijferknoppen dienen voor het invoeren van waarden.
→Werken met de cijferknoppen (blz. 27)
Uit:
• De cijferknoppen dienen voor de bediening van de “Patch
Palette”-functie (kiezen van uw favoriete patches).
Wanneer de cursor zich bij een waarde bevindt, kunt u die met deze
knoppen wijzigen (blz. 27).
De cijferknoppen doen tevens dienst als “Patch Palette”-knoppen
(blz. 61).
12
LCD CONT-regelaar (LCD CON-
TRAST)
Past het displaycontrast aan. → (blz. 22)
13
Display
Het display houdt u op de hoogte van wat u net aan het doen bent.
VALUE-regelaar
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl
u aan deze regelaar draait om de waarde in grotere stappen te wijzigen.
→ (blz. 26)
Druk op de VALUE-regelaar om een instelling e.d. te bevestigen
(ENTER-functie). Wanneer de cursor zich bij een waarde bevindt,
kunt u [ENTER] (VALUE-regelaar) indrukken om de waarde met de
cijferknoppen in te voeren (blz. 27).
[SHIFT]
Gebruik deze knop samen met andere knoppen om toegang te krijgen tot bijkomende functies.
[MODE]
Hiermee opent u het “Mode Menu”-venster.
[CTRL]
Hiermee gaat u naar de “Control”-pagina (blz. 63). Op de “Control”pagina vindt u de “Time Trip”-functie (blz. 69) die het beïnvloeden
van het geluid via het drukgevoelige display toelaat. Bovendien
vindt u daar de “External Control”-functie (blz. 63) voor het gebruik
van de E1~E8-regelaars als MIDI-afstandsbediening. Ook de VLINK-functie (blz. 71) voor de bediening van videoapparaten
bevindt zich hier. Tenslotte kunt u hier nog de arpeggiator in-/uitschakelen (blz. 64).
[EXIT]
Hiermee gaat u terug naar de “PLAY”-pagina c.q. sluit u het momenteel geopende venster. Op sommige pagina’s kunt u een gemaakte
instelling hiermee annuleren.
[DEC], [INC]
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Als u één knop ingedrukt houdt,
terwijl u op de andere drukt, versnelt de waardeverandering. Als u
één van deze knoppen indrukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt,
verandert de waarde in grotere stappen. → (blz. 26)
15
Bedieningsorganen
17
5
6
[], [], [], [] (cursorknoppen)
Beweegt de cursor naar boven/beneden/links/rechts. → (blz. 25)
Als u op de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60) de [SHIFT]-knop
ingedrukt houdt, kunt u met [][] andere functies aan de
E1~E8-regelaars toewijzen.
Achterpaneel
123456
Houd de [SHIFT]-knop ingedrukt, terwijl u op [][] drukt
om rechtsboven op de “PATCH PLAY”- of “EDIT”-pagina een
andere zone te kiezen (blz. 99).
POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de stroomtoevoer in/uit. → (blz. 21, blz. 54)
1
AC Inlet
Sluit hier de bijgeleverde stroomkabel aan.
2
DIGITAL AUDIO INTERFACE-connec-
tor (OPTICAL IN/OUT, COAXIAL IN/
OUT)
(beantwoordt aan IEC60958).
Dit zijn digitale in-/uitgangen (stereo). Het uitgaande signaal is
identiek aan het signaal dat via de MAIN OUT-connectors wordt uitgestuurd.
3
MIDI-connectors (IN, OUT, THRU)
Sluit hier externe apparaten aan die MIDI-commando’s moeten zenden of ontvangen.
4
INPUT-connectors (L, R)
Hier kan een externe geluidsbron, zoals een CD-speler, worden aangesloten. Diens signalen kunt u sampelen of in realtime bewerken.
* De ontvangst van de INPUT-connectors kunt u met de INPUT Jack
Switch (blz. 126) in-/uitschakelen.
* * Het niveau van de via de INPUT-connectors ontvangen signalen
kunt u met INPUT Jack Gain (blz. 126) instellen.
DIRECT OUT-connectors (L, R)
(1/4”-jack)
Via deze connectors worden de signalen zonder effecten naar de buitenwereld gestuurd. U zou ze dan ook op een externe effectprocessor
c.q. een ander audioapparaat kunnen aansluiten.
MAIN OUT-connectors (L (MONO),
R) (1/4” TRS-jack)
Deze jacks voeren het geluidssignaal in stereo uit naar een aangesloten mixer/versterker. Voor monotoepassingen moet u de “L”-connector gebruiken.
→ (blz. 20)
16
Snelle start
17
Voorbereidingen
Opstellen van de V-Synth XT
Dankzij een pienter systeem kunt u de V-Synth XT zowel op een tafel zetten als in
een rack hangen.
‘Desktop’-gebruik
Stel de V-Synth XT zoals getoond op.
Inbouw in een rack
1
Installeer de V-Synth XT naar behoren in een rack.
Voor de installatie van de V-Synth XT hebt u (op 4 plaatsen) optionele schroeven
nodig.
POWER
18
De rackbeugels van de V-Synth XT kunt u niet verwijderen. Bovendien mag u alleen de schroeven van de
“kantelvoorziening” losdraaien om defecten en storingen te voorkomen.
Voorbereidingen
2
Na de V-Synth XT in een rack geïnstalleerd te hebben kunt u er de
hoek van instellen.
Installeer de V-Synth XT eerst naar behoren in uw rack. Pak de twee
handvaten op het frontpaneel vast en trek ze naar boven tot u een klik
hoort.
Om weer de verticale stand te kiezen moet u de handvaten naar bin-
nen drukken (ook weer tot u een klik hoort).
* Deze operaties mag u pas uitvoeren na de V-Synth XT in een rack geïnstalleerd te hebben.
* De V-Synth XT kan alleen gekanteld worden, als er voldoende plaats in het rack is.
Laat daarom boven de V-Synth XT wat ruimte vrij in het rack.
Snelle start
Grendel van de kantelvoorziening installeren
Alvorens de V-Synth XT te vervoeren moet u de bijgeleverde kantelgrendel installeren. Door het instrument zonder die bewuste voorziening te vervoeren loopt u het
risico het te beschadigen.
Activeer de grendel door op de getoonde plaatsen schroeven aan te brengen.
POWER
19
Voorbereidingen
Om schade aan de luidsprekers en andere apparaten te
voorkomen moet u het volume
van alle apparaten op de minimumwaarde zetten en de
betrokken apparaten uitschakelen alvorens ze op elkaar aan
te sluiten.
Om een optimale geluidskwaliteit te bereiken sluit u de
V-Synth XT best aan op een
stereoversterkingssysteem. Als
u echter met een monosysteem moet werken, hebt u
alleen de MAIN OUT L
(MONO)-connector van de
V-Synth XT nodig.
De V-Synth XT wordt zonder
audiokabels geleverd. Die
moet u dus bij de hand hebben.
Aansluiten op een versterker
De V-Synth XT bevat noch een versterker, noch luidsprekers. U moet hem dan ook
op een keyboardversterker, actieve speakers of een HiFi-keten aansluiten om iets te
horen.
In het hier getoonde voorbeeld worden alleen de MAIN OUT-connectors gebruikt.
921
1
Schakel alle benodigde apparaten uit alvorens ze op elkaar aan te
sluiten.
2
Verbind het ene einde van het bijgeleverde netsnoer met de aanslui-
ting achterop het V-Synth XT en het andere einde met een stopcon-
tact.
3
Sluit de V-Synth XT aan op uw geluidssysteem.
Naar stopcontact
V-Synth XT
Achterpaneel van
de V-Synth XT
MIDI IN
MIDI OUT
Extern MIDI-apparaat
(klavier, sequencer e.d.)
MAIN OUTPHONES
Stereo-hoofdtelefoon
Mixer enz.Eindtrap
Actieve luidsprekers (met
versterker)
POWER
Voor de verbindingen met een versterker/actieve luidsprekers hebt u audiokabels
nodig. Werkt u met een hoofdtelefoon, dan moet u hem op de PHONES-connector
aansluiten.
TIP
20
Zie “Via USB op uw computer aansluiten (USB-mode)”
(blz. 138) voor de werkwijze, wanneer u de V-Synth XT op een
computer aansluit.
*Dit product mag alleen op een stopcontact worden aangesloten dat aan de vereisten
(zie het achterpaneel) voldoet.
Meer details over de voeding vindt u op blz. 202.
Voorbereidingen
Na alle benodigde aansluitingen voltooid te hebben
(blz. 18) mag u de apparaten in
de opgegeven volgorde inschakelen. Door de apparaten in de
verkeerde volgorde in te schakelen zou u de luidsprekers,
externe apparaten enz. kunnen beschadigen.
Dit product is voorzien van
een veiligheidscircuit. Daarom
duurt het na het inschakelen
even voordat het naar behoren
werkt.
Tijdens het opstarten beeldt
het display van de V-Synth XT
“Processing…” af.
Een optimale geluidskwaliteit
bereikt u alleen door het
volume van de V-Synth XT zo
hoog mogelijk in te stellen en
het geluidsniveau op de versterker e.d. in te stellen.
Zet het volume nooit overdreven hard. Anders beschadigt u
namelijk de versterker en/of
de luidsprekers.
Inschakelen
941
1
Ga, vóór het inschakelen van de V-Synth XT, even het volgende na:
• Zijn alle apparaten naar behoren aangesloten?
• Hebt u het volume van de V-Synth XT en de overige apparaten op nul gezet?
2
Druk de POWER-schakelaar op het frontpaneel van de V-Synth XT in.
942
3
Schakel de versterker en/of de luidsprekers in.
4
Wacht tot de V-Synth XT zijn systeem geladen heeft. Zodra hij
gebruiksklaar is, ziet het display er ongeveer als volgt uit.
* Als u vóór het uitschakelen een V-Card had gekozen, wordt diens systeem tijdens de opstart-
fase geladen (blz. 22).
Snelle start
UITAAN
5
Regel het volume van de aangesloten versterker en/of speakers.
Speel een paar noten op het externe MIDI-klavier, terwijl u het volume
van de V-Synth XT geleidelijk aan verhoogt.
TIP
21
Voorbereidingen
Als u vóór het uitschakelen
een V-Card had gekozen,
wordt diens systeem tijdens de
opstartfase geladen.
Tijdens het laden van de VCard-functies worden alle tot
dan toe gemaakte wijzigingen
gewist. Vergeet dus niet de
patch- en systeeminstellingen
op te slaan.
→“Patches opslaan (PATCH
Write)” (blz. 75)
→“Systeeminstellingen
opslaan (Write)” (blz. 122)
Opstarten van een V-Card
Druk op de [V-CARD]-knop om de gewenste toepassing (V-Synth/VC-1/VC-2) te
kiezen.
Bij levering bevat de V-Synth XT al de software van de Roland “V-Cards” VC-1 en
VC-2. Met één druk op een knop kunt u de werking van de V-Synth XT wijzigen zonder hem telkens opnieuw op te starten.
De VC-1 “D-50” tovert de V-Synth XT om in een module die –qua geluid en
bediening– sprekend op de D-50 (een “klassieke” Roland-synthesizer, die in
1987 uitkwam) lijkt. Let wel: we praten hier niet uitsluitend over de sounds
van de D-50, maar over alle parameters van die synth.
De VC-2 “Vocal Designer” verandert de V-Synth XT in een geavanceerde
stemprocessor. Die laat o.m. toe om wat lettergrepen te zeggen, terwijl u op
een klavier speelt. De gespeelde noten dienen dan als basis voor griezelig
echte solo- en koorstemmen.
1
Druk, eens de V-Synth XT opgestart is, op de [V-CARD]-knop en ver-
volgens op het displayveld dat aan de gewenste toepassing is toege-
wezen.
Het display beeldt nu de openingspagina van de V-Card af.
* Houd de [V-CARD]-knop tijdens het inschakelen ingedrukt om meteen een andere werking
voor de V-Synth XT te kunnen kiezen.
Displaycontrast instellen (LCD Contrast)
Na het inschakelen (of als de V-Synth XT al een tijdje aan staat) is het display eventueel nog maar nauwelijks af te lezen. Bovendien beïnvloeden de hoek waaronder u
naar het display kijkt en de verlichting op de plaats waar u staat de leesbaarheid van
het display. Met de LCD CONT-regelaar kunt u de contrastinstelling van het display
wijzigen.
Meer details over het werken met de VC-1 “D-50” en VC-2 “Vocal
Designer” vindt u in de V-Card-handleiding.
22
Voorbereidingen
Installeren van de PC-kaartbescherming
Bij de V-Synth XT wordt een PC-kaartbeschermer geleverd om diefstal van de
geheugenkaart te voorkomen. Ziehier hoe u die PC-kaartbeschermer kunt installeren.
1
Verwijder de schroeven onder de PC CARD-poort.
2
Schuif de PC-kaart in de PC CARD-poort.
3
Installeer de PC-kaartbeschermer met behulp van de schroeven.
930
931
* Geheugenkaarten mag u alleen insteken c.q. verwijderen, als het apparaat uitgeschakeld is.
Anders zo u namelijk de interne instellingen en/of de data op de kaart kunnen beschadigen.
* Schuif de geheugenkaart volledig, maar voorzichtig, in de poort tot ze vastklikt.
Snelle start
Frontpaneel
Geheugenkaart
PC-kaartbeschermer
23
Basisbediening van het touchscreen
De V-Synth XT is voorzien van een drukgevoelig display (“touchscreen”). U hoeft de
afgebeelde items dan ook maar aan te raken om ze te kiezen of in te stellen.
* Het touchscreen reageert op lichte aanraking. Druk er dus niet met geweld of een hard voor-
werp op, omdat u het anders beschadigt. Oefen geen overmatige kracht uit en gebruik alleen
uw vingers voor de bediening.
Pieptoon activeren/deactiveren
U kunt aangeven of er wel of geen pieptoon te horen zal zijn, wanneer u een actief
gebied op het scherm aanraakt.
* Aanvankelijk is deze “akoestische feedback” actief.
1
Raak rechtsboven in het venster <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2
Raak in het afrolmenu <Beep> aan om een vinkje (✔) toe te voegen.
Deze instelling betekent dat de pieptoon actief is. Herhaal deze procedure om de
pieptoon weer uit te schakelen (het vinkje verdwijnt).
* Als u de pieptoon hebt uitgeschakeld, verschijnt er een “
venster, wanneer u een actief gebied van het touchscreen aanraakt.
∇
” in het titelgebied bovenaan het
24
Basisbediening van het touchscreen
De cursor bewegen
Elke pagina en elk venster beeldt verschillende parameters of items af die u kunt
selecteren. Breng de cursor naar de waarde van een parameter om deze te wijzigen.
De cursor is een blauwe rechthoek. De parameterwaarde of het item die/dat u met
de cursor selecteert, wordt negatief weergegeven.
Cursor
Cursortoetsen
Druk op [], [], [] of [] (de cursortoetsen) om de cursor te verplaatsen.
Snelle start
[]: beweegt de cursor naar boven.
[]: beweegt de cursor naar beneden.
[]: beweegt de cursor naar links.
[]: beweegt de cursor naar rechts.
Touchscreen
U kunt de cursor ook “verplaatsen” door de gewenste parameter direct aan te raken.
25
Basisbediening van het touchscreen
Waarden wijzigen
Om een waarde te wijzigen kunt u de VALUE-regelaar of [INC][DEC] gebruiken of
over het touchscreen slepen.
• Op alle pagina’s van het V-Synth XT-display kunt u de benodigde waarde zoals
eerder beschreven (met de cursor) selecteren en wijzigen.
• Elke parameter heeft zijn eigen instelbereik. Bovendien heeft elk instelbereik een
boven- en een ondergrens.
VALUE-regelaar
Als u de VALUE-regelaar naar rechts draait, wordt de waarde verhoogd. Draai hem
tegen de klok in om de waarde te verminderen. Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u
aan de VALUE-regelaar draait om de waarde in grotere stappen te verhogen en zo
sneller grote waardeveranderingen te kunnen maken.
[INC] en [DEC]
Druk op [INC] om de geselecteerde waarde te verhogen. Druk op [DEC] om hem te
verlagen. Houd de knop ingedrukt voor continue wijzigingen. Houd [INC] ingedrukt en druk op [DEC] voor snellere waardeverhogingen. Houd [DEC] ingedrukt
en druk op [INC] om sneller een beduidend kleinere waarde te kiezen.
Touchscreen
Raak een parameter waarde aan en sleep uw vinger op/neer of naar links/rechts.
Naar boven of naar rechts slepen verhoogt de waarde. Omlaag of naar links slepen
vermindert de waarde.
26
Basisbediening van het touchscreen
De cijferknoppen kunnen ook
als “Patch Palette” (blz. 30)
fungeren.
Dergelijke lijsten kunt u tevens
oproepen door op de VALUEregelaar (ENTER) te drukken.
Werken met de cijferknoppen
Patches met de cijferknoppen kiezen
Als de cursor zich bij een patchnummer bevindt, kunt u met de cijferknoppen andere
patches kiezen.
Het nummer van de patch verschijnt in het numerieke veld.
• [0]~[9]-knoppen: dienen voor het invoeren van een patchnummer.
• [BANK-], [BANK+]-knoppen: Fungeren als ENTER-functie.
Snelle start
Werken met de cijferknoppen voor het invoeren
van waarden
Wanneer de cursor zich bij bepaalde invoervelden bevindt, kunt u met de cijferknoppen soms
een waardenlijst voor de betreffende parameter kiezen.
Invoeren van numerieke waarden
Gebruik de cijferknoppen voor het invoeren van een numerieke waarde.
• [0]~[9]-knoppen: invoeren van cijfers.
• [BANK–]-knop: maakt het getal negatief (c.q. weer positief).
• [BANK+]-knop: wissen van de ingevoerde waarde.
• [KEY PAD]-knop: terugkeer naar het midden van de lijst.
Directe waarde-ingave
In het voor de invoer geselecteerde veld verschijnt “SELECT”.
• Druk op een knop om de overeenkomstige waarde in te voeren. De [0]~[9]-knop-
pen zijn van boven naar onder aan de items in de lijst toegewezen.
• De beschikbare knoppen lichten op, terwijl de huidige waarde knippert.
27
Klanken beluisteren
Patches kunt u bovendien kiezen door het patchveld aan te
raken en de cijferknoppen te
gebruiken (blz. 27).
Nog een andere aanpak is het
aanraken van het patchnummer en het op- of neerwaarts
(c.q. naar links/rechts) slepen
van uw vinger.
Patches kiezen en bespelen
De V-Synth XT bevat een groot aantal klanken en biedt o.m. de mogelijkheid telkens
één (een zogeheten “patch”) ervan te bespelen. Laten we een aantal patches kiezen
om te kijken wat de V-Synth XT zoal in zijn mars heeft.
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
Als de “PATCH PLAY”-pagina (zie hieronder) niet wordt afgebeeld, moet u één of
twee keer op [EXIT] drukken om te zorgen dat die pagina verschijnt.
Patchnummer
2
Druk op de [PREVIEW]-knop om de patch te horen.
3
Om een andere patch te kiezen moet u het patchnummer aanraken en
dan de VALUE-regelaar of [INC][DEC] werken. Om sneller te werken
kunt u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u deze handelingen uitvoert.
TIP
TIP
28
Klanken beluisteren
Tijdens het laden van de
fabrieksinstellingen kiest de
V-Synth XT weer kanaal “1”
voor de Patch-mode.
Als u liever een ander ontvangstkanaal dan “1” gebruikt,
moet u het met “Part MIDI”
(blz. 126) aan “Part 1” toewijzen.
Zie de “Sound List” voor de
voorgeprogrammeerde patches van de V-Synth XT.
Als u een patch uit de lijst
selecteert en vervolgens op het
externe MIDI-klavier speelt,
hoort u de geselecteerde patch.
Zo weet u meteen of u de juiste
patch te pakken hebt.
Patches van de V-Synth XT via een MIDIklavier aansturen
De V-Synth XT kan vanop een extern MIDI-apparaat (klavier of sequencer) worden
aangestuurd.
Hiervoor moet u een externe stuurbron op de V-Synth XT aansluiten.
MIDI-klavier aansluiten
Sluit het MIDI-klavier zoals hierna getoond aan.
V-Synth XT
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI-klavier
MIDI-kanaal instellen
De V-Synth XT reageert alleen op MIDI-data, wanneer het externe apparaat op het
MIDI-kanaal zendt waarop hij ontvangt (soms worden meerdere kanalen gehanteerd).
Snelle start
Patches uit een lijst selecteren
Misschien kiest u de benodigde patches liever uit een lijst…
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
Als de “PATCH PLAY”-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op
[EXIT] drukken.
2
Raak linksboven in het display <List> aan.
Het “PATCH List”-venster verschijnt.
TIP
3
Selecteer een patch uit de lijst.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] de gewenste patch. U kunt ook een
patch selecteren door hem aan te raken.
29
Klanken beluisteren
Het “Patch Palette” kunt u
alleen op de “PATCH PLAY”pagina selecteren.
Met de knoppen [0] en [9] kunt
u in stappen van 100 patches
voor- of achteruit gaan.
Voor details over hoe u een
patch in het “Patch Palette”
registreert, zie “Favoriete patches definiëren (Patch Palette)”
(blz. 76).
4
Raak <017–032>~<241–256> links en rechts in het display aan om
andere patches te zien. Om hoger genummerde patches te bekijken
moet u op <257–512> onderaan het display drukken.
5
Raak <OK> aan.
De patch wordt geladen en het “PATCH List”-venster verdwijnt.
“Patches volgens categorieën kiezen” (blz. 61)
Favoriete patches kiezen (Patch Palette)
Vaak benodigde patches kunt u in het “Patch Palette” opnemen en vervolgens via de
cijferknoppen [0]~[9] oproepen.
Elk pallet kan acht patches bevatten. Die kunt u met [1]~[8] direct oproepen. Met de
[BANK]-knop kunt u de benodigde bank selecteren. Er zijn acht banken, zodat u dus
64 patches kunt registreren.
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
2
Druk op [KEY PAD]. Het display beeldt het “Patch Palette” af.
3
Druk op de cijferknop van de gewenste patch
([1]~[8]).
U kunt een patch tevens selecteren door het
scherm aan te raken.
4
Kies met [BANK–]/[BANK+] de benodigde
Palette-bank.
5
Druk opnieuw op [KEY PAD] om het “Patch Palette” te verlaten.
30
Klanken beluisteren
Zie “Programmeren van
‘Rhythm Kits’ (Rhythm-
mode)” (blz. 102) voor het editen van de Rhythm-parameters.
Drummen (Rhythm-mode)
In de Rhythm-mode wordt aan elke noot (elke toets) een andere klank toegewezen.
De V-Synth XT doet dan dus dienst als drummodule.
1
Druk op [MODE].
2
Druk, in het “V-SYNTH XT MODE MENU”-venster, op <RHYTHM>.
3
Druk verschillende toetsen van het externe MIDI-klavier in om de
drumklanken te bespelen.
Snelle start
4
Om een andere kit te kiezen moet u op het veld van het patchnummer
drukken (het wordt negatief afgebeeld) en de VALUE-regelaar of
[INC][DEC] gebruiken.
5
Om de RHYTHM-mode weer te verlaten moet u op [MODE] en in het
dan verschijnende “MODE MENU”-venster op <PATCH> drukken.
31
Speelhulpen gebruiken
Wat is de Time Trip-functie?
Eén van de voordelen van
VariPhrase is dat de plaats van
weergave en snelheid van een
golfvorm in realtime kunnen
worden gewijzigd. De Time
Trip-functie borduurt daarop
verder en laat o.m. toe de
plaats en snelheid van de
weergave handmatig te bepalen. Om die functie te kunnen
gebruiken voor patches, die op
de VariPhrase-technologie
berusten, moet u als Time
Trip-functie “TIME TRIP” kiezen. Raak, terwijl u op het
externe klavier speelt, de Time
Trip-pad aan: de aangestuurde golfvorm stopt op de
plaats die hij op dat moment
bereikt heeft. Beweeg uw vinger van dat punt af in een cirkel om te zorgen dat de weergave wordt vervolgd: met de
klok mee voor de normale
weergave, tegen de klok in om
de golfvorm in omgekeerde
richting te doorlopen. In tegenstelling tot het scratchen met
een pick-up hebben deze
bewegingen geen invloed op
de toonhoogte. Deze laatste
wordt uitsluitend bepaald
door de ingedrukte klaviertoetsen.
De Time Trip-pad werkt alleen
voor PCM-oscillatoren (OSC1/
OSC2) en ook dan alleen, als
“Time Trip Sw (Time Tripschakelaar)” (blz. 87) op “ON”
staat.
De V-Synth XT bevat een groot aantal functies voor het toevoegen van expressie aan
uw partijen. De Time Trip-pad en de arpeggiator zijn wellicht de interessantste.
Laten we een aantal speelhulpen van de V-Synth XT eens van naderbij bekijken.
Geluid met de Time Trip-pad beïnvloeden
Met de Time Trip-functie kunt u, door een vinger heen en weer te bewegen, een
groot aantal dingen beïnvloeden.
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
Als de “PATCH PLAY”-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op
[EXIT] drukken.
2
Druk op [CTRL] om naar de “Control”-pagina te gaan.
3
Kies de functie die u met de Time Trip-pad wilt beïnvloeden door op
de toegewezen TIME TRIP PAD-button te drukken.
: Het Time Trip-effect toepassen.
: Beïnvloeden van het effect dat voor de betreffende patch is gekozen.
32
Speelhulpen gebruiken
De Time Trip-functie wordt
samen met de overige Patchparameters opgeslagen. U kunt
de Time Trip-pad dus voor
elke patch anders programmeren.
Zie “Geluid beïnvloeden met
de Time Trip-pad” (blz. 69)
voor meer details.
4
Speel op het externe MIDI-klavier, plaats uw vingertop op de Time
Trip-pad en beweeg uw vinger op de volgende manier.
Als actief is
Het effect wordt toegepast, wanneer u uw vinger in een cirkel over de Time Trip-pad
beweegt.
Als actief is
Het effect wordt toegepast, wanneer u uw vinger op de Time Trip-pad naar boven/
beneden/links/rechts beweegt.
Snelle start
TIP
33
Speelhulpen gebruiken
Realtime-wijzigingen van het geluid met de
regelaars E1~E8
Aan de E1~E8-regelaars kunt u parameters naar keuze toewijzen en die dan tijdens
het spelen beïnvloeden.
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op (blz. 60).
Als de “PATCH PLAY”-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op
[EXIT] drukken.
2
Speel op het externe MIDI-klavier, terwijl u aan de regelaars E1~E8
draait.
Het geluid verandert op verschillende manieren (naar gelang de functies die u aan
de regelaars hebt toegewezen).
De cijfers (1~8) op de “PATCH PLAY”-pagina vertegenwoordigen de E1~E8-regelaars:
Door, op de “PATCH PLAY”-pagina, de [SHIFT]-knop ingedrukt te houden en de
[][]-cursorknoppen te gebruiken kunt u andere functies aan de regelaars toewijzen.
Raak, rechtsboven op de “PATCH PLAY”-pagina, <▼MENU> en vervolgens
“Global Knob” aan. Met de buttons kunt u nu een ander toewijzingsgeheel voor de
E1~E8-knoppen kiezen. De toewijzingen worden samen met de Patch-parameters
opgeslagen.
34
Presets
Eigen instellingen
Met de System-parameters “E1 - E8 Knob” (blz. 128) kunt u de “User”-toewijzingen
wijzigen.
Speelhulpen gebruiken
Functie van de E1~E8-regelaars op editpagina’s
Op de editpagina’s, die u via de buttons onderaan de “PATCH PLAY”-pagina
oproept (Com, OSC1, OSC2 enz.), werken de E1~E8-regelaars als volgt.
Kijk in het menu, dat na het drukken op <▼MENU> verschijnt, wat er bij “Indiv
Knob” staat.
Als “Indiv Knob” geselecteerd is:
De regelaars zijn aan de parameters met de overeenkomstige cijfers toegewezen.
Snelle start
* De toewijzingen van de regelaars op de editpagina’s kunt u niet wijzigen.
Als “Indiv Knob” niet geselecteerd is:
Er verschijnen geen cijfers op de editpagina’s. De regelaars hebben dan de functies,
die op de “PATCH PLAY”-pagina vermeld staan.
35
Speelhulpen gebruiken
Arpeggio’s spelen (arpeggiator)
De V-Synth XT bevat een functie die automatische riedeltjes kan weergeven (een
“arpeggiator”). Schakel de arpeggiator in en speel wat op het externe MIDI-klavier
om te achterhalen hoe de arpeggiator uw noten verwerkt.
Als u bv. een C-majeurakkoord speelt, maakt de V-Synth XT daar de volgende nootsequens van: C → E → G → C → E → G…
C4E4G4
E4G4
C4
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
Als de “PATCH PLAY”-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op
[EXIT] drukken.
2
Druk op Arpeggio <ON/OFF> om te zorgen dat de indicator oplicht.
De arpeggiator wordt ingeschakeld.
3
Speel op het externe klavier.
De V-Synth XT “breekt” de door u gespeelde akkoorden nu.
C4
E4G4
C4
E4
36
Speelhulpen gebruiken
De arpeggiatorinstellingen
worden voor elke patch apart
bewaard. U kunt dus voor elke
patch andere arpeggio’s enz.
programmeren.
Zie ook “Arpeggio’s spelen
(Arpeggiator)” (blz. 64).
4
Druk, indien nodig, op <TEMPO> (zie hieronder) en stel met de
[VALUE]-regelaar een ander tempo in.
Draai de regelaar naar rechts om het tempo op te voeren en naar links om het te verminderen. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om de
waarde in grotere stappen te wijzigen.
5
Druk opnieuw op ARPEGGIO <ON/OFF> (indicator dooft) om de
arpeggiator weer uit te schakelen.
Snelle start
TIP
37
Speelhulpen gebruiken
De multi-step modulator kunt
u ook met de hieronder
getoonde buttons op de
“PATCH PLAY”-pagina
inschakelen.
Zie ook “Geluid met de multistep modulator wijzigen”
(blz. 68).
Het geluid in trappen wijzigen
(Multi-Step Modulator)
De “multi-step modulator” kan de parameterinstellingen op basis van een sequence
(16 stappen) wijzigen. De V-Synth XT hanteert “sporen” (“tracks”) voor dergelijke
modulatiepatronen. U kunt telkens vier sporen tegelijk gebruiken. Elk spoor kan
uiteraard een andere sequence “afspelen”. Met de regelaars op het frontpaneel kunt
u het sequencepatroon dan nog wijzigen.
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
Als de “PATCH PLAY”-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op
[EXIT] drukken.
2
Raak onderaan het scherm <Com>
aan.
3
Raak links op het scherm
<Step Mod> aan.
De “Multi Step Modulator”-pagina verschijnt.
4
Zet <Step Switch> bovenaan het scherm op “ON”.
De multi-step modulator beïnvloedt telkens de momenteel gekozen patch.
5
Speel op het externe klavier om iets te horen en wijzig vervolgens de
instellingen voor de stappen 1~16.
Druk op <▼MENU> en kies “Hand Draw” om de instellingen met uw vinger te kunnen “tekenen”.
6
Zet de <stepschakelaar> bovenaan het display op “OFF”.
38
Speelhulpen gebruiken
Tijdens het inschakelen van de
V-Synth XT wordt de “Key
Hold”-functie telkens gedeactiveerd.
Gespeelde noten laten doorklinken
(Key Hold)
Met de Key Hold-functie kunt u bepalen wat er met de noten gebeurt, die u op het
externe klavier speelt. Als “Key Hold” actief is, start c.q. stopt de patchweergave telkens, wanneer u een klaviertoets indrukt. De patch klinkt dus, wanneer de
V-Synth XT een noot-aan-commando ontvangt. Hij stopt zodra het volgende nootaan-commando binnenkomt.
1
Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
Snelle start
2
Raak in het afrolmenu <Key Hold> aan.
Het “Key Hold”-venster verschijnt.
3
Zet <Hold Switch> op “ON”.
4
Speel op het MIDI-klavier.
U hoort nu de gespeelde noot. Druk de betreffende toets opnieuw in om de noot
weer uit te schakelen.
* Zolang de Key Hold-functie actief is kunt u afgespeelde noten alleen uitschakelen door de
juiste toetsen in te drukken. Weet u niet meer welke toetsen dat zijn, druk dan op de als
“Panic Key” gedefinieerde toets (zie het “Key Hold”-venster). Daarmee stopt u de weergave
van alle op dat moment klinkende noten.
* De definitie van de “Panic Key” is een System-parameter die als zodanig moet worden opge-
Hier willen we alleen de belangrijkste dingen voor het programmeren van
V-Synth XT-patches uit de doeken doen.
Zie “Patchinstellingen initialiseren” (blz. 42).
Intuïtief patches programmeren
(Sound Shaper)
Met de “Sound Shaper”-functie kunt u patches programmeren door gewoon een
groep en een sjabloon te kiezen en vervolgens de minder fraaie dingen te wijzigen.
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
2
Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3
Raak in het afrolmenu <Sound Shaper> aan.
Het volgende venster verschijnt.
40
Kies voor “Group” en “Template” het item dat het dichtst bij de benodigde klank in
de buurt komt. In de lijst links kiest u groepen. De rechter lijst dient voor het selecteren van een sjabloon. Druk tenslotte op <Enter>.
Patches programmeren
Elk sjabloon wijst automatisch
de meest “logische” parameters aan de acht knoppen en
regelaars toe.
Zie ook “Effectoverzicht”
(blz. 164).
Meer details over deze functie
vindt u onder “Intuïtief patches programmeren (Sound
Shaper)” (blz. 77).
4
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
Speel op het externe MIDI-klavier, terwijl u het geluid met de acht
knoppen en regelaars naar uw hand zet.
• De [E1]~[E8]-regelaars zijn aan de in het display getoonde parameters toegewezen.
• Sommige buttons zijn aan/uit-schakelaars, terwijl u met andere een lijst opent.
Snelle start
5
Raak onderaan het scherm de <FX>-tab aan om ook de effecten in te
stellen.
De beschikbare effecten zijn (van boven naar onder): MFX (multi-effect), chorus en
reverb.
• Met de afgebeelde buttons kunt u het betreffende effectblok in- of uitschakelen.
• Om een ander effecttype te kiezen moet u op de effectnaam drukken (wordt geïn-
verteerd afgebeeld) en vervolgens de VALUE-regelaar of [INC][DEC] gebruiken.
• Met de “Sound Shaper”-functie kunt u alleen de belangrijkste effectparameter
editen – en ook alleen met de regelaaricoontjes.
6
Druk rechtsonder in het display op <Write> om naar de “PATCH
Write”-pagina te gaan. Daar kunt u uw patch opslaan.
Zie “Patches opslaan (PATCH Write)” (blz. 53) voor de opslag van uw pat-
ches.
41
Patches programmeren
Patchinstellingen initialiseren
Laten we nu kijken hoe je zonder hulp van de V-Synth XT patches programmeert.
We gaan de instellingen van de momenteel geselecteerde patch eerst naar stan-
daardwaarden terugbrengen.
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
2
Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3
Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
4
Raak <EXECUTE> aan.
De initialisatie wordt uitgevoerd en u keert terug naar de “PATCH PLAY”-pagina.
42
Patches programmeren
Structuur kiezen
De geluiden van de V-Synth XT berusten op zes bestanddelen (secties). Met het
structuurtype bepaalt u of en hoe die met elkaar worden gecombineerd.
Naam v.d. sectieFunctie
OSC1, OSC2Hier ontstaat het geluid waarop een patch is
MODDit gedeelte mixt en moduleert de twee audio-
COSM1, COSM2Deze sectie bewerkt de signalen op verschil-
TVADeze sectie bepaalt het volumeverloop en de ste-
Snelle start
gebaseerd. Het geluid wordt geproduceerd door
interne golven of gesampelde golfvormen c.q.
door een berekening van een analoog golfvormmodel. U zou echter ook een externe signaalbron
kunnen gebruiken.
signalen.
lende manieren (o.m. door ze te filteren). Het
gaat hier echter niet om “effecten”, omdat effecten pas aan het “finale geluidsgeheel” worden
toegevoegd, terwijl COSM elke gespeelde noot
apart onder handen neemt.
reopositie van de gegenereerde signalen.
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
2
Raak in het onderste gedeelte van het display <COM> aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina. Is dat niet het geval, dan moet u op de
<General>-tab links in het display drukken.
43
Patches programmeren
3
Kies met “Structure Type” <TYPE 1>~<TYPE 3> de gewenste struc-
tuur.
StructuurtypeBetekenis
Dit is de meest gebruikelijke structuur van de
V-Synth XT. De signalen van OSC1 en OSC2
worden door MOD gemixt, door COSM1
bewerkt (door het frequentiespectrum bv. met
SBF te wijzigen) en dan voor het fijne werk naar
COSM2 gestuurd (die bv. een TVF toepast).
Deze structuur verbindt OSC1 en OSC2 asymmetrisch met elkaar. Dat is handig voor alle
modulatietypen behalve “MIX”. Het basisgeluid
wordt in de regel door OSC1 en COSM1
bepaald. Met het OSC2-signaal en de MODparameters kunt u dat dan wijzigen. Door
COSM2 als TVF te gebruiken kunt u het resultaat
tenslotte nog filteren.
Hier is OSC1 aan COSM1 toegewezen, terwijl
OSC2 door COSM2 wordt bewerkt. U kunt een
speelhulp zoals de Time Trip-pad gebruiken om
tussen de geluiden van OSC1 + COSM1 en OSC2
+ COSM2 heen en weer te “morphen”.
44
Patches programmeren
Secties in- en uitschakelen
Na de keuze van het structuurtype moe u aangeven welke secties u daadwerkelijk
nodig hebt.
1
Raak <Exit> aan. Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
2
Houd de [SHIFT]-knop (frontpaneel) ingedrukt, terwijl u verschillende
blokken van de “PATCH PLAY”-pagina aanraakt om de betreffende
secties in of uit te schakelen.
Secties wier namen in het wit worden afgebeeld zijn actief. Grijze namen slaan op
uitgeschakelde blokken.
Aan
Uit
Snelle start
Houd goed in de gaten dat u niets meer hoort, wanneer u zowel “OSC1” als “OSC2”
uitschakelt.
45
Patches programmeren
Zie “Golfvormen wijzigen
(OSC1/OSC2)” (blz. 86) voor
meer details over de oscillatoren.
Oscillatoren instellen (OSC1/2)
De oscillatoren leveren het geluid dat kan worden bewerkt. Dat “geluid” kan een
interne PCM-golfvorm, een sample of een analoog golfvormmodel zijn.
Golfvorm kiezen
1
Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
2
Raak in het onderste gedeelte van het display <OSC1> (of <OSC2>)
aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina. Is dat niet het geval, dan moet u op de
<OSC Type>-tab links in het display drukken.
Analoge oscillator
3
Druk op <ANALOG> of <PCM> om het oscillatortype te kiezen.
4
Druk in het “Waveform”-veld op de naam van de gewenste golfvorm.
Speel op het externe MIDI-klavier om het resultaat van uw keuze te beoordelen.
PCM-oscillator
46
Patches programmeren
OSC SYNC is alleen beschikbaar, als OSC2 als analoge
oscillator fungeert.
Zie “Twee geluiden mixen/
moduleren (MOD)” (blz. 93)
voor meer details.
Twee geluiden mixen/moduleren (‘Mod’)
De modulator mixt en moduleert de twee audiosignalen.
Modulatortype kiezen
1
Raak in het onderste gedeelte van het display <Mod> aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina.
Snelle start
2
Druk op de button van het gewenste modulatortype.
ModulatortypeBetekenis
MIXCombineert OSC1 met OSC2.
RINGOSC2 wordt voor de ringmodulatie van OSC1 gebruikt.
FMOSC2 wordt voor de frequentiemodulatie (“FM”) van OSC1
gebruikt.
ENV RINGDe envelope van OSC2 bepaalt het volume van OSC1.
OSC SYNCDe door OSC1 uitgestuurde golfvorm wordt met die van
OSC2 gesynchroniseerd.
47
Patches programmeren
Zie “Effecten toepassen op de
gespeelde noten (COSM1/
COSM2)” (blz. 93) voor meer
details over COSM.
Oscillatoren met COSM-modellen bewerken
(COSM1/2)
De COSM-blokken kunnen voor het wijzigen van het geluid (bv. als filters) worden
gebruikt. COSM heeft niet echt iets met de effecten te maken. Deze laatste worden
immers toegepast op de eindmix van het geluid. COSM daarentegen beïnvloedt elke
noot apart.
COSM-type kiezen
1
Raak in het onderste gedeelte van het display <COSM1> (of
<COSM2>) aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina.
2
Druk op de button van het benodigde COSM-type.
Speel op het externe MIDI-klavier om het resultaat van uw keuze te beoordelen.
48
Patches programmeren
Zie “Volume en stereopositie
instellen (TVA)” (blz. 94) voor
details over deze instellingen.
Volume van het geluid laten variëren (TVA)
Met parameters zoals Attack en Decay kunt u zorgen dat het volume van een patch
varieert.
1
Raak in het onderste gedeelte van het display <TVA> aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina.
2
Stel met de “ADSR”-regelaars in het onderste displaygedeelte de
gewenste envelope in.
De “ENVELOPE”-grafiek rechts daarvan toont hoe het volume onder invloed van de
gemaakte instellingen evolueert.
Snelle start
Regelaar
Ziehier een voorbeeld: met een betrekkelijk korte Attack en een iets langere Release
verkrijgt u de envelope van een piano. Voor orgelgeluiden moet u het Sustainniveau in de regel op de maximumwaarde zetten. Met een lange Attack-tijd simuleert u dan weer de envelope van een strijkersectie.
Functie
[A]Attack
Hiermee bepaalt u hoe snel elke gespeelde noot het maximale volume
bereikt. Hoe groter de waarde, hoe langer het duurt.
[D]Decay
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume van de hoogste waarde naar het
“S”-niveau daalt. Als u “S” op de maximale waarde zet, heeft deze parameter geen effect.
[S]Sustain
Slaat op het niveau dat zo lang wordt aangehouden tot u de ingedrukte
toets weer loslaat. Dit niveau wordt dus (indien nodig) oneindig lang
aangehouden.
[R]Release
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume van een noot na het loslaten van
de toets weer naar nul daalt.
49
Patches programmeren
Zie “Effecten voor de patch
programmeren (Effect)”
(blz. 97) voor details over de
effectparameters.
Effecten van de V-Synth XT
Omdat de effecten zo’n belangrijke invloed op het V-Synth XT-geluid hebben, zet u
ze tijdens het programmeren van klanken het best uit om de doorgevoerde wijzigingen beter te kunnen beoordelen. Vaak volstaat het trouwens de effecten wat te editen
om precies bij het gewenste geluid uit te komen.
De V-Synth XT bevat drie effectsecties die u apart kunt editen.
MFX (multi-effect)De V-Synth XT bevat 41 multi-effecttypen met o.a. ver-
vorming en de simulatie van een draaiende orgelluidspreker.
ChorusChorus voorziet het geluid van meer diepte.
ReverbReverb simuleert de akoestiek (galm) van een bepaalde
ruimte en wekt de indruk dat u in een concertzaal, een
auditorium e.d. zit te spelen.
50
Patches programmeren
Een patch opslaan
Zodra u ook maar iets aan een patch wijzigt, verschijnt de <EDITED>-boodschap op
de “PATCH PLAY”-pagina om duidelijk te maken dat de instellingen niet meer met
de opgeslagen versie overeenkomen. Kiest u een andere patch c.q. schakelt u het
instrument uit, terwijl <EDITED> wordt afgebeeld, dan gaan die wijzigingen verloren. Instellingen, die u later nog eens nodig hebt, moet u dan ook opslaan.
Naam geven aan een patch (PATCH Name)
Alvorens een patch op te slaan geeft u er het best een duidelijke naam aan.
Snelle start
1
Selecteer de patch wiens naam u wilt wijzigen.
2
Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
51
Patches programmeren
3
Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het “PATCH Name”-venster verschijnt.
4
Gebruik het tekstvenster voor het invoeren van de gewenste tekens.
In dit voorbeeld gaan we de naam “My Patch1” invoeren.
4-1. Raak <Clear> aan om alle tekens in het tekstvak te wissen.
4-2. Raak <Shift> en vervolgens <M> aan om een grote “M” in te voe-
ren.
4-3. Raak <Shift> opnieuw aan (om het te deactiveren) en druk op <y>
aan om een kleine “y” in te voeren.
4-4. Druk op <→> om de cursor één positie verder naar rechts te ver-
plaatsen.
4-5. Raak <Shift> en vervolgens <P> aan om “P” in te voeren.
4-6. Raak <Shift> opnieuw aan (om het te deactiveren) en druk achter-
eenvolgens op <a><t><c><h><1>.
5
Als de naam compleet is, kunt u op <OK> drukken om het “PATCH
Name”-venster te sluiten.
52
Patches programmeren
Bij levering bevat de
V-Synth XT al een hele reeks
patches. Die worden overschreven, wanneer u eigen patches begint op te slaan. Indien
nodig, kunt u op een later tijdstip echter weer de fabrieksklanken laden (“Factory
Reset”, blz. 147).
Patches opslaan (PATCH Write)
Na het invoeren van de naam kunt u de patch opslaan.
1
Kies de patch die u wilt opslaan (indien nodig).
2
Raak linksboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3
Raak in het afrolmenu <PATCH Write> aan.
Het “PATCH Write”-venster verschijnt.
Snelle start
4
Kies het geheugen van bestemming (“Destination”). Kies met de
VALUE-regelaar een geheugen dat mag worden overschreven.
* De patch in het geheugen van bestemming wordt door de nieuwe patch overschreven.
• Om sneller naar een verder verwijderd patchgeheugen te gaan moet u [SHIFT]
ingedrukt houden, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait.
• Druk op <Compare> en speel een paar noten op het externe klavier om de patch
in het geheugen van bestemming (“Destination”) te horen.
• Wanneer u <List> aanraakt, verschijnt het “PATCH List”-venster waar u het
geheugen van bestemming eveneens kunt selecteren.
5
Raak <Execute> aan.
53
Patches programmeren
Uitschakelen
1
Ga vóór het uitschakelen even het volgende na:
• Hebt u het volume van de V-Synth XT en de overige apparaten op nul gezet?
• Hebt u de geluiden en andere gewijzigde V-Synth XT-instellingen opgeslagen
(blz. 53)?
2
Schakel eerst alle aangesloten audioapparaten uit.
3
Druk de POWER-schakelaar op het frontpaneel van de V-Synth XT in.
UITAAN
945
* Om de verbinding op het lichtnet volledig te verbreken moet u, na op POWER gedrukt te heb-
ben, ook de stekker uit het stopcontact trekken. Zie ook “Stroomvoorziening” (blz. 4).
54
Referentie
55
Overzicht van de V-Synth XT
Indeling van de V-Synth XT
Basisstructuur
Klankopwekking
De geluiden, die u op de V-Synth XT speelt, heten patches. Elke
patch omvat een structuur (een combinatie van de zes blokken),
zones (die toelaten tot zestien individuele instellingen voor evenveel klavierzones voor te bereiden) en drie effecten.
Zone 16
Zone 15
Zone 2
Zone 1
STRUCTURE
1
STRUCTURE
2
STRUCTURE
3
Patch
EFFECTEN
EffectenFunctie
MFXDe multi-effecten zijn effecten die voor ver-
schillende doeleinden kunnen worden
gebruikt. Ze hebben vaak een grote invloed
op het uiteindelijke geluid van een patch.
Er zijn 41 verschillende effecttypen. Selecteer en gebruik het type dat voor uw doel
geschikt is.
CHORUSVoorziet het geluid van meer diepte en
breedte.
REVERBVoegt galm toe en simuleert dus de akoes-
tiek van een bepaalde ruimte.
Polyfonie
De maximale polyfonie van de V-Synth XT is afhankelijk van de
OSC- en COSM-typen, die door de patch worden gebruikt.
De keuze van de effecttypen en de status (aan/uit) van de effectblokken hebben geen invloed op de polyfonie.
Wat is ‘multitimbraal’?
De V-Synth XT is 16-parts multitimbraal. Dat betekent dat hij alle
partijen van een MIDI-arrangement (van bv. een sequencer) met de
juiste klanken kan spelen. De V-Synth XT kan dus ook als module
voor een sequencer worden gebruikt. Speelt u echter op een extern
MIDI-klavier, dan hoort u alleen de patch, die aan “part 1” is toegewezen. In het “PATCH Information”-venster ziet u welke patches
momenteel aan de verschillende parts toegewezen zijn (blz. 147).
Een geluidsmodule, die verschillende partijen met verschillende
klanken kan weergeven, noem je een multitimbrale klankbron.
Naam v.d. sectieFunctie
OSC1, OSC2Deze sectie maakt het geluid waarop een
patch is gebaseerd. Het geluid berust op
voorgeprogrammeerde golfvormen, samples of een analoog modelingprocédé. U
zou echter ook een externe signaalbron
kunnen gebruiken.
MODDit gedeelte mixt en moduleert de twee
audiosignalen.
COSM1, COSM2Dit gedeelte bewerkt de audiosignalen
d.m.v. een filter en andere procedures. Het
gaat hier echter niet om “effecten”, omdat
effecten pas aan het “finale geluidsgeheel”
worden toegevoegd, terwijl COSM elke
gespeelde noot apart onder handen neemt.
TVADeze sectie bepaalt het volumeverloop en
de stereopositie van de gegenereerde signalen.
56
Overzicht van de V-Synth XT
Geheugen
Geheugenstructuur
V-Synth XT
Intern geheugen
Project
Patches
512
Golfvormen
999
Systeem
KiezenOpslag
WerkgeheugenTijdelijk geheugen
USB
Computer
Presetgeheugen
Geheugenkaart
Project
Patches
512
Golfvormen
999
Systeem
Laden
Opslag
Werkgeheugen/tijdelijk geheugen
Wanneer u de V-Synth XT inschakelt of in de Disk-mode een project
laadt, worden de betreffende projectgegevens in een tijdelijk geheugen geplaatst dat we werkgeheugen noemen.
De opname en het editen van samples slaan altijd op de data die zich
momenteel in het werkgeheugen bevinden.
De data van de laatst geladen patch worden van het werkgeheugen
naar een tijdelijk geheugen (buffer) overgebracht. Het voordeel
daarvan is dat u eventuele wijzigingen niet hoeft te bewaren, als u
dat niet wilt – u kunt altijd terug naar de onbewerkte toestand.
Daar staat echter tegenover dat sample- en patchdata tijdens het uitschakelen worden gewist. U moet ze dus opslaan (SAVE/WRITE)
om later opnieuw met die gewijzigde versies te kunnen werden.
Geheugenkaarten
Het interne geheugen kan telkens maar één project bevatten. Als u
echter een geheugenkaart koopt, kunt u er bijkomende projecten
naar wegschrijven.
Samplegeheugen
Hoeveel geheugen er nog voor het sampelen ter beschikking staat is
afhankelijk van de status van het project dat zich in het werkgeheugen bevindt. In het geval van het voorgeprogrammeerde project praten we over ±115 seconden (stereo)/230 seconden (mono) voor het
sampelen. Als u de voorgeprogrammeerde golfvormen wist (dit is
vooral theorie), bedraagt de samplecapaciteit ±280 seconden (stereo)/560 seconden (mono). Een sample, die u intern wilt opslaan,
mag maximaal ±56 seconden (stereo)/113 seconden (mono) lang
zijn. Langere of meer samples moet u hoe dan ook naar een optionele geheugenkaart wegschrijven.
* De bovenstaande waarden slaan op samples met “LITE”-codering
(blz. 119).
Indien nodig, kunt u de overschreven/gewiste fabrieksgolfvormen met “Factory Reset” herstellen (blz. 147).
Overzicht
Project
De grootste geheugeneenheid van de V-Synth XT is een “project”.
Een project bevat maximaal 512 patches, 999 golfvormen, en een
reeks systeeminstellingen.
De V-Synth XT kan telkens maar één project beheren.
Intern geheugen
De V-Synth XT heeft een intern geheugen waar het project zich
bevindt. Bij levering van de V-Synth XT bevat dit geheugen al patchen golfvormdata, maar die kunt u overschrijven. Indien nodig, kunt
u de fabrieksinstellingen op een later tijdstip echter weer herstellen
(“Factory Reset”).
Presetgeheugen
Met “presetgeheugen” bedoelen we hier de toestand van het interne
geheugen bij levering van dit instrument. De inhoud ervan kunt u
overschrijven en door eigen data/golfvormen vervangen. Hebt u de
fabrieksklanken later echter weer nodig, dan kunt u ze met “Factory
Reset” (geheel) of in de Disk-mode (gedeeltelijk) herstellen.
USB
Als u de V-Synth XT via een USB-kabel op uw computer aansluit,
kunnen projecten, patches en golfvormdata van het interne
V-Synth XT-geheugen c.q. een kaart naar een computer worden
doorgeseind. Die kunt u dan archiveren.
Golfvormdata, die op de V-Synth XT zijn gemaakt, kunnen trouwens
ook door andere audioprogramma’s worden gebruikt. Omgekeerd
kan de V-Synth XT golfvormen van andere audioprogramma’s
importeren.
57
Overzicht van de V-Synth XT
Basisbediening van de
V-Synth XT
Mode kiezen ([MODE])
De V-Synth XT heeft negen modes: Patch-, Rhythm-, Sample-,
System-, Disk-, USB-mode, Calibration-, Factory Reset- en Demomode. Elke mode herbergt specifieke functies van de V-Synth XT,
die u eerst moet kiezen.
Modes kiest u op de volgende manier.
1. Druk op [MODE].
Het “V-Synth XT MODE MENU”-venster verschijnt.
Patch-mode (blz. 60, blz. 72)
In deze mode kunt u telkens één patch aansturen en zijn instellingen wijzigen.
Rhythm-mode (blz. 102)
2. Raak de button van de gewenste mode aan.
Als u een mode selecteert, verschijnt de bijbehorende displaypagina. De naam van de momenteel gekozen mode wordt linksboven weergegeven.
In deze mode kunt u een “Rhythm Kit” aansturen en er de instellingen van wijzigen.
Sample-mode (blz. 104)
In deze mode kunt u golfvormen sampelen en als grondstof voor
nieuwe klanken gebruiken. Ook hier zijn er editfuncties.
58
Overzicht van de V-Synth XT
Disk-mode (blz. 131)
In deze mode vindt u functies die met schijven te maken hebben,
zoals het wegschrijven en laden van gegevens.
USB-mode (blz. 138)
Factory Reset-mode (blz. 147)
Overzicht
Hier kunt u de fabrieksinstellingen laden.
Demo-mode
In deze mode worden de mogelijkheden van de V-Synth XT geïl-
lustreerd.
System-mode (blz. 122)
In deze mode kunt u de V-Synth XT op uw computer aansluiten
en patch- of golfvormdata uitwisselen.
Calibration-mode (blz. 148)
In deze mode kunt u de respons van het drukgevoelige scherm
optimeren.
Hier kunt u het algemene gedrag van de V-Synth XT instellen,
zoals de stemming en de ontvangst van MIDI-data.
59
Spelen in de Patch-mode
Patchnummer
In de Patch-mode kunt u telkens één geluid (patch of Rhythm Set)
vanop een extern klavier aansturen.
Over de “PATCH PLAY”pagina
De “PATCH PLAY”-pagina oproepen
Ziehier hoe u de “PATCH PLAY”-pagina oproept.
1. Druk op [MODE].
Het “V-Synth XT MODE MENU”-venster verschijnt.
Functies op de “PATCH PLAY”-pagina
Slaat op een patchoverzicht.
Gekozen mode
Slaat op het patchnummer (cijferknop).
Ingesteld tempo (kunt u wijzigen).
Arpeggio, Arpeggio Hold, Multi Step Modulator
Naam en klavierbereik van de
gekozen patch.
Zone (kunt u wijzigen).
Opent het afrolmenu.
Nummer en naam van
de gekozen patch.
Grafische weergave
van de parameterwaarden voor de gekozen patch.
Pagina’s van de beschikbare Patch-parameters. Terug naar de “PATCH PLAY”-pagina.
2. Raak <PATCH> aan.
U belandt in de Patch-mode en de “PATCH PLAY”-pagina verschijnt.
Patches kiezen
De V-Synth XT bevat 512 patches.
Al deze patches kunnen worden overschreven.
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
2. Beweeg de cursor naar het patchnummer: gebruik de curs-
orknoppen of raak gewoon het patchnummer in het display
aan.
3. Kies met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] de gewenste
patch. U kunt dit ook doen door over het touchscreen te sle-
pen.
60
Patches kunt u bovendien kiezen door het patchveld aan te
raken en de cijferknoppen te gebruiken (blz. 27).
Spelen in de Patch-mode
Favoriete patches kiezen
(Patch Palette)
U kunt uw favoriete en meest frequent gebruikte patches op één
plaats samenbrengen door ze in het “Patch Palette” te registreren.
Dankzij deze functie kunt u snel favoriete patches van het interne
geheugen of een Wave Expansion-bord (golfvormuitbreiding) selecteren.
Elk pallet kan acht patches bevatten. Die kunt u met [1]~[8] direct
oproepen. Met de [BANK]-knop kunt u de benodigde bank selecteren. Er zijn acht banken, zodat u dus 64 patches kunt registreren.
Voor details over het registreren van een patch in het “Patch
Palette” zie “Favoriete patches definiëren (Patch Palette)”
(blz. 76).
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
* Het “Patch Palette” kunt u alleen op de “PATCH PLAY”-pagina
selecteren.
2. Druk op [KEY PAD]. Het display beeldt het “Patch Palette”
af.
Patches volgens categorieën kiezen
De V-Synth XT biedt een “Patch Search”-functie voor het zoeken van
patches die aan bepaalde (categorie)criteria voldoen. Er zijn 16 categorieën.
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina.
2. Raak linksboven in het display de categoriebutton aan.
Het “PATCH List”-venster verschijnt. Links en rechts in het display ziet u de namen van de beschikbare categorieën.
Spelen in de Patch-mode
3. Druk op de cijferknop van de
gewenste patch ([1]~[8]).
U kunt een patch tevens selecte-
ren door het scherm aan te raken.
Met de knoppen [0] en [9] kunt u in
stappen van 100 patches voor- of
achteruit gaan.
4. Kies met [BANK–]/[BANK+] de
benodigde Palette-bank.
5. Druk opnieuw op [KEY PAD] om het “Patch Palette” te verla-
ten.
Button voor de paginakeuze
61
Spelen in de Patch-mode
3. Druk op de button van de gewenste categorie en kies een
patch uit de lijst.
Met de pijlbutton onderaan kunt u andere pagina’s van de gekozen categorie oproepen.
U kunt een lijst oproepen en een patch van die lijst selecteren.
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
2. Raak linksboven in het display <List> aan.
Het “PATCH List”-venster verschijnt.
3. Selecteer een patch uit de lijst.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] de gewenste patch.
U kunt een patch tevens selecteren door hem aan te raken.
TIP
Als u een patch uit de lijst selecteert en vervolgens op het externe
MIDI-klavier speelt, hoort u de gekozen klank. Zo weet u meteen of u de juiste patch te pakken hebt.
4. Raak <017–032>~<241–256> links en rechts in het display
aan om andere patches te zien. Om hoger genummerde pat-
ches te bekijken moet u op <257–512> onderaan het display
drukken.
5. Raak <OK> aan.
De patch wordt geladen en het “PATCH List”-venster verdwijnt.
62
Spelen in de Patch-mode
Eenstemmige partijen spelen
(Mono)
Wanneer u een patch van een monofoon instrument, zoals een saxofoon of fluit, kiest, stuurt u die het best in de monomode aan.
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
2. Raak onderaan het display <Com> aan.
3. Raak links in het display de <General>-tab aan.
De “Patch Edit Com General”-pagina verschijnt.
4. Raak in het “Mono/Poly”-veld <> aan.
U kunt nu in de monomode spelen.
Vloeiende toonhoogtewijzigingen (‘Portamento’)
Zie blz. 79 voor de functies van deze parameters.
Speelhulpen definiëren
(Control)
Druk op de [CTRL]-knop om naar de “Control”-pagina te gaan.
Spelen in de Patch-mode
De “Control”-pagina bevat de volgende functies:
<External Control>
Als deze button actief is, dienen de E1~E8-regelaars voor de
afstandsbediening van een extern MIDI-apparaat. U kunt zelf bepalen welke controlenummers de E1~E8-regelaars moeten zenden. Zie
“E1 - E8 ExtCC (E1~E8 External CC)” (blz. 129).
Portamento is een effect, dat de toonhoogte van de eerst gespeelde
noot geleidelijk laat overgaan naar de toonhoogte van de volgende
noot. Door in de Mono-mode portamento toe te passen (zie hierboven) kunt u effecten zoals het glijden van een viool simuleren.
1. Ga naar de “PATCH Edit Com General”-pagina (blz. 63).
2. Raak in het “Portamento”-veld de ON/OFF-schakelaar aan
om “ON” te kiezen.
Nu kunt u met portamento spelen.
3. Pas op de pagina van stap 2 de volgende parameters aan,
als u nog niet helemaal tevreden bent met het portamento-
effect.
Mode (portamentomode), Type (portamentotype), Time (porta-
mentosnelheid), Time Velo Sens (aanslaggevoeligheid van de
snelheid)
<V-LINK>
Als deze button actief is, bevindt de V-Synth XT zich in de V-LINKmode en kunt u aangesloten videoapparatuur aansturen (blz. 71).
<Time Trip-pad>
Hier kunt u de “Time Trip Pad”-functie gebruiken (blz. 69) en het
geluid op de meest waanzinnige manieren beïnvloeden door een
vinger over het display te schuiven.
<Arpeggio>
Hiermee schakelt u de arpeggiofunctie (blz. 64) in/uit.
63
Spelen in de Patch-mode
Arpeggio’s spelen (Arpeggiator)
De V-Synth XT bevat een arpeggiator die automatisch arpeggio’s
kan spelen. Als u de arpeggiator aanzet, worden de gespeelde noten
automatisch “gebroken”.
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
2. Druk op Arpeggio <ON/OFF> om te zorgen dat de indicator
oplicht.
De arpeggiator is ingeschakeld.
3. Speel op het externe klavier.
De V-Synth XT “breekt” de door u gespeelde akkoorden nu.
4. Druk, indien nodig, op <TEMPO> (zie hieronder) en stel met
de [VALUE]-regelaar een ander tempo in.
Draai de regelaar naar rechts om het tempo op te voeren, of naar
links om het te verminderen. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u
aan de VALUE-regelaar draait om de waarde in grotere stappen
te wijzigen.
Een arpeggio aanhouden
U kunt er tevens voor zorgen dat de arpeggio blijft spelen, wanneer
u alle ingedrukte klaviertoetsen loslaat.
1. Druk op Arpeggio <ON/OFF> om de arpeggiator te activeren.
2. Druk op Arpeggio <HOLD> om te zorgen dat de indicator
oplicht.
3. Speel op het MIDI-klavier.
4. Als u een ander akkoord/andere noten speelt, terwijl de
arpeggio wordt aangehouden, neemt de arpeggiator die
over.
5. Druk nogmaals op <HOLD> om de Hold-functie weer uit te
zetten.
5. Druk opnieuw op Arpeggio <ON/OFF> (indicator dooft) om
de arpeggiator weer uit te schakelen.
Wanneer u een demperpedaal
gebruikt
U kunt een arpeggio ook aanhouden door het gewenste akkoord te
spelen, het demperpedaal (Hold-voetschakelaar) in te trappen en de
klaviertoetsen vervolgens los te laten.
1. Sluit een voetschakelaar van de DP-serie e.d. aan op de
HOLD PEDAL-connector van het MIDI-klavier.
2. Druk op Arpeggio <ON/OFF> om de arpeggiator te activeren.
3. Speel op het klavier, terwijl u het pedaal intrapt.
4. Laat het pedaal los, speel een ander akkoord en trap het
pedaal weer in.
64
Spelen in de Patch-mode
Patrooninvoergebied
Cursor
Arpeggiatorinstellingen
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
2. Raak onderaan het display <Com> aan.
3. Raak links in het display de <Arpeggio>-tab aan.
De “PATCH Edit Com Arpeggio”-pagina verschijnt.
Hier kunt u de volgende arpeggioparameters instellen.
Arpeggio Switch: Schakelt de arpeggiator in/uit.
Hold: Schakelt de Hold-functie van de arpeggiator in/uit.
Patch Tempo: Hiermee wijzigt u het arpeggiatortempo.
Octave Range: Hier bepaalt u over hoeveel octaven de arpeg-
gio’s zich mogen uitstrekken.
KBD Velo: Hiermee bepaalt u of uw aanslagwaarden al dan niet
worden overgenomen.
Duration: Varieert de sterkte en duur van de accenten en zorgt
zo voor een levendiger/groovy patroon.
Motif: Geeft aan hoe de arpeggio precis wordt afgespeeld.
Shuffle Rate: Zorgt voor wat swing/syncopen door sommige
arpeggionoten te verschuiven.
Shuffle Resolution: Hiermee kiest u de nootwaarden die door
“Shuffle” mogen worden verschoven.
Voor details met betrekking tot deze parameters zie “Arpeggio”
(blz. 82).
TIP
De arpeggiatorinstellingen maken deel uit van de Patch-parameters en worden dus als zodanig opgeslagen. Dit laat toe om voor
elke patch de geschikte arpeggioparameters te programmeren.
Eigen arpeggiopatronen aanmaken
(Pattern Edit)
U kunt ook zelf arpeggiopatronen programmeren en op die manier
zorgen dat precies het gewenste riedeltje wordt afgespeeld.
Een arpeggiopatroon is opgebouwd uit maximaal 32 stappen (horizontaal) en 16 regels (verticaal) – althans in het display.
TIP
Het arpeggiopatroon kan als onderdeel van de patchinstellingen
worden bewaard. Dit betekent dat u voor elke patch een ander
arpeggiopatroon zou kunnen voorbereiden.
Over het “Pattern Edit”-venster
1. Ga naar de “PATCH Edit Com Arpeggio”-pagina (blz. 65).
2. Raak <Pattern Edit> aan.
Het “Pattern Edit”-venster verschijnt.
State
Geeft de functie van elke regel aan.
NOTE: Toonhoogte van de noot
CTRL: Controlecommando
Note/CC (Note/Control Change)
Geeft het nummer van de noot of het controlecommando aan dat/
die aan elke regel is toegekend. Als de Status “NOTE” luidt, is dit
een nootnummer (C-1~G9). Gaat het om “CTRL”, dan verschijnt hier
het controlenummer (0~127).
Spelen in de Patch-mode
Patrooninvoergebied
Hier voert u noten of controlecommando’s in of bewerkt u ze. De
symbolen hebben de volgende betekenis:
●: Noot
=: Boog
❍: Controlecommando
Value
Geeft de aanslagwaarde van de noot c.q. de waarde van het controlecommando aan die/dat in het patroongebied is geselecteerd.
65
Spelen in de Patch-mode
0, 32, 64, 96, 127, Tie/Clr
Wanneer u noten invoert: Wanneer u één van deze buttons aan-
raakt, wordt er op de plaats van de cursor een noot met de aangegeven aanslagwaarde ingevoerd. Als u <Tie> aanraakt, wordt er een
boog ingevoerd op de cursorlocatie.
Voor controlecommando’s: Er wordt een controlecommando met
de aangegeven waarde ingevoerd. Als u <Clr> aanraakt, wordt het
geselecteerde controlecommando gewist.
Tijdens het editen kunt u met deze buttons de aanslag- of controlewaarde van het gekozen item (noot of controlecommando) wijzigen.
TIP
De noot- of controlewaarde kunt u tevens met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] wijzigen.
Grid
Geeft de nootwaarde aan die overeenkomt met “één stap” van het
arpeggiopatroon.
Geeft de lengte (aantal stappen) van het patroon aan (1~32).
Een patroon in realtime inspelen
(Real Rec)
Met deze methode kunt u een patroon nagenoeg op dezelfde manier
inspelen als een sequencerpartij. Uw spel op het externe MIDI-klavier en het gebruik van de speelhulpen worden vastgelegd zoals ze
zijn.
1. Geef de resolutie (“Grid”) en het eindpunt (“End Point”) van
het aan te maken patroon aan.
Beweeg de cursor naar elk waardehokje en stel de waarde in.
2. Raak <Real Rec> aan.
De V-Synth XT is nu klaar voor de realtime-opname en de
metronoom tikt in de maat.
Clear
Wist de patroondata (blz. 67).
Real Rec (Realtime Recording)
Het patroon kan in realtime worden opgenomen (blz. 66).
Step Rec (Step Recording)
Het patroon kan stapsgewijs worden geprogrammeerd (blz. 67).
3. Speel de noten en voeg de gewenste versieringen in de maat
van de metronoom toe.
Indien nodig, kunt u het patroon ook meerdere keren laten herhalen (in functie van de in stap 1 gekozen lengte). Bij elke passage kunt u nieuwe noten en controlecommando’s toevoegen om
het patroon op te bouwen.
U kunt maximaal 16 noten (toonhoogten) en controlecommando’s opnemen. Alle verdere (zeventiende en later) noten/
controlecommando’s worden niet opgenomen.
4. Raak <Stop> aan, als u klaar bent met de realtime-invoer.
De metronoom stopt.
66
Spelen in de Patch-mode
Patronen stap voor stap programmeren (‘Step Rec’)
Ziehier de werkwijze voor de aanmak van arpeggiopatronen volgens de werkwijze die u op een drumcomputer of in de Step-mode
van een sequencer hanteert. Hier worden de noten en controlecommando’s één voor één ingevoerd.
1. Geef het einde van het arpeggiopatroon aan.
Breng de cursor naar het “End Point”-waardehokje en stel de
gewenste waarde in.
2. Raak <Step Rec> aan.
De V-Synth XT is nu klaar voor de Step-programmering.
Een patroon wissen (‘Clear’)
Ziehier hoe u gegevens van een patroon kunt wissen. U kunt een
specifieke regel of meteen het hele patroon wissen.
1. Breng de cursor naar de te wissen lijn.
2. Raak <Clear> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
Spelen in de Patch-mode
3. Raak <LINE CLEAR> aan om één regel met gegevens te wis-
sen. Raak <ALL CLEAR> aan om het hele patroon te wissen.
Om helemaal niets te wissen moet u <CANCEL> aanraken.
3. Speel op het externe klavier of beweeg de gewenste speel-
hulp om de eerste stap in te voeren.
Indien nodig, kunt u de onder 1 gekozen stappen ook meerdere
keren doorlopen en telkens iets (een noot of controlecommando)
toevoegen.
TIP
• Om een boogje in te voeren: houd de toets van de noot, die u wilt
verbinden, ingedrukt en druk op []. U gaat nu net zoveel
stappen vooruit als het aantal keren dat u op [] drukt.
• Ook tijdens de stapsgewijze invoer worden de daadwerkelijke
aanslagwaarden overgenomen. zo kunt u voor wat dynamische
afwisseling zorgen.
• Controlecommando’s worden ingevoerd met de waarde die u
bereikt had op het moment dat u op [] drukte.
• Per patroon kunt u maximaal 16 noten en controlecommando’s
opnemen. Elke noot (toonhoogte) of elk controlecommando,
die/dat dit maximum overschrijdt, wordt niet opgenomen.
• Houd in de gaten dat noten die u speelt, terwijl u de toets van de
vorige noot nog ingedrukt houdt, als akkoordbestanddelen (en
dus op dezelfde plaats) worden opgetekend.
4. Als u met stapinvoer klaar bent, drukt u op <Stop>.
67
Spelen in de Patch-mode
Geluid met de multi-step
modulator wijzigen
De “multi-step modulator” kan de parameterinstellingen op basis
van een sequence (16 stappen) wijzigen. De V-Synth XT hanteert
“sporen” (“tracks”) voor dergelijke modulatiepatronen. U kunt telkens vier sporen tegelijk gebruiken. Elk spoor kan uiteraard een
andere sequence “afspelen”. Met de regelaars op het frontpaneel
kunt u het sequencepatroon dan nog wijzigen.
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
2. Raak onderaan het display <Com> aan.
3. Raak links in het display <Step Mod> aan.
De “Multi Step Modulator”-pagina verschijnt.
6. Stel de parameters van een spoor in.
Druk op de tab van een spoor dat u in stap 5 geactiveerd hebt.
7. Speel op het externe klavier om iets te horen en wijzig ver-
volgens de instellingen voor de stappen 1~16.
De E1~E8-knoppen van de V-Synth XT zijn aan de regelaaricoontjes 1~8 en 9~16 toegewezen. Om van 1~8 naar 9~16 (en vice
versa) te gaan moet u de [SHIFT]-knop ingedrukt houden, ter-
wijl u op [][] drukt (het display springt dan naar het
“andere” gedeelte).
TIP
Druk op <▼MENU> en kies “Hand Draw” om de instellingen
met uw vinger te kunnen “tekenen”.
4. Zet de <stepschakelaar> op “ON”.
De multi-step modulator beïnvloedt telkens de momenteel gekozen patch.
De multi-step modulator kunt u ook met de hieronder getoonde
buttons op de “PATCH PLAY”-pagina inschakelen.
5. Kies met <A>~<D> de sporen die (niet) mogen worden afge-
speeld.
* Als u alle sporen uitschakelt, heeft de status van <stepschakelaar> geen
enkele betekenis meer.
TIP
Raak <SMOOTH> aan om al te grote verschillen af te vlakken.
Het geluid verandert dan in een vloeiende beweging die eerder
aan een LFO herinnert.
TIP
De stapbalk uiterst rechts (“17”) is aan de balk uiterst links (“1”)
gekoppeld. Daar kunt u gebruik van maken om te zorgen dat de
sequence ook bij loop-gebruik perfect overkomt.
TIP
Welke parameters door de verschillende sporen worden gemoduleerd hangt af van de patchinstellingen. Om de toewijzing te
wijzigen moet u op <Destination List> drukken.
8. Wijzig nu ook de instellingen van de overige sporen die u in
stap 5 geactiveerd hebt.
9. Als u de multi-step modulator niet meer nodig hebt, moet u
de <stepschakelaar> weer op “OFF” zetten.
Voor details met betrekking tot deze parameters zie “Multi Step
Modulator” (blz. 83).
68
Spelen in de Patch-mode
Verschillende effecten op het
geluid toepassen
De V-Synth XT biedt een aantal speelhulpen voor het toevoegen van
expressie aan uw spel (bv. de Time Trip-pad en de E1~E8-regelaars).
Geluid beïnvloeden met de Time
Trip-pad
U kunt een hele reeks effecten creëren door met uw vingertop de
Time Trip-pad van de V-Synth XT aan te raken.
Wat is de Time Trip-functie?
Eén van de voordelen van VariPhrase is dat de plaats van weergave en de snelheid van de golfvorm in realtime kunnen worden gewijzigd. De Time Trip-functie borduurt daarop verder en
laat o.m. toe de plaats en snelheid van de weergave handmatig
te bepalen. Stel in patches, die VariPhrase gebruiken, de Time
Trip-functie in op “TIME TRIP” om deze functie te gebruiken.
Raak, terwijl u op het klavier speelt, de Time Trip-pad aan. De
momenteel gehanteerde golfvorm wordt op die plaats gestopt.
Beweeg uw vinger van dat punt af in een cirkel om te zorgen
dat de weergave wordt vervolgd: met de klok mee voor de normale weergave, tegen de klok in om de golfvorm in omgekeerde richting te doorlopen. In tegenstelling tot het scratchen
met een pick-up hebben deze bewegingen geen invloed op de
toonhoogte. Deze laatste wordt uitsluitend bepaald door de
ingedrukte klaviertoetsen.
<>: Het Time Trip-effect wordt gehanteerd.
<>: Het voor de gekozen patch gedefinieerde effect wordt
gehanteerd.
Als <> is ingeschakeld, wordt het effect via de matrix controle toegepast. Dit betekent dat u ook de Matrix Control-parameters moet instellen. Zet Matrix Control Source op “PAD-X”
of “PAD-Y” en kies met Destination de parameter die moet
worden beïnvloed. Voor details over deze instellingen zie
“Matrix Ctrl” (blz. 81).
Door Matrix Control Source op “TRIP-R” te zetten zorgt u dat
het Time Trip- en het Matrix Control-effect simultaan kunnen
worden gebruikt. Schakel in dit geval <> in.
4. Speel iets op het externe klavier, plaats uw vingertop op de
Time Trip-pad, en beweeg uw vinger op de volgende wijze.
Als <> actief is
Het effect wordt toegepast, wanneer u een vinger in een cirkel
over de Time Trip-pad beweegt.
Spelen in de Patch-mode
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
2. Druk op [CTRL] om naar de “Control”-pagina te gaan.
3. Kies de functie die u met de Time Trip-pad wilt beïnvloeden
door op de toegewezen TIME TRIP PAD-button te drukken.
Als u tevens de Matrix Control-functie gebruikt, wordt het effect
toegepast, wanneer u uw vinger van de rand van de Time Trippad naar het midden beweegt.
69
Spelen in de Patch-mode
Als <> actief is
Het effect wordt toegepast, wanneer u een vinger op de Time
Trip-pad naar boven/beneden/links/rechts beweegt.
TIP
• Door TIME TRIP PAD [HOLD] in te drukken zorgt u dat het
effect wordt aangehouden, wanneer u uw vinger van de Time
Trip-pad haalt.
Het geluid met de E1~E8-regelaars
beïnvloeden
Aan de E1~E8-regelaars kunt u parameters naar keuze toewijzen en
die dan tijdens het spelen beïnvloeden.
1. Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
Als de “PATCH PLAY”-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één
of twee keer op [EXIT] drukken om te zorgen dat ze verschijnt.
2. Speel op het externe MIDI-klavier, terwijl u aan de regelaars
E1~E8 draait.
Het geluid verandert nu naar gelang de functies die u aan de
regelaars hebt toegewezen.
De cijfers (1~8) op de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60) vertegenwoordigen de E1~E8-regelaars:
• De Time Trip-instellingen worden samen met de gekozen patch
bewaard. Op die manier kunt u voor elke patch zorgen dat de
Time Trip-pad precies doet wat u ervan verwacht.
Door, op de “PATCH PLAY”-pagina, de [SHIFT]-knop ingedrukt te houden en de [][]-cursorknoppen te gebruiken
kunt u andere functies aan de regelaars toewijzen.
Op de “Sound Shaper”-pagina (blz. 77) zijn de regelaars aan de
afgebeelde icoontjes toegewezen.
TIP
Door MIDI-controlenummers aan de E1~E8-regelaars toe te wijzen zorgt u dat [E1]~[E8] als afstandsbediening van een extern
MIDI-apparaat fungeren. Zie “E1–E8 Assign” (blz. 129).
70
Spelen in de Patch-mode
Muziek en videobeelden
synchroniseren terwijl u op de
V-Synth XT speelt (V-LINK)
U kunt de Time Trip-pad en de E1~E8-regelaars van de V-Synth XT
ook gebruiken om een extern V-LINK-compatibel videoapparaat te
bedienen. Zo koppelt u de visuele kant van uw optredens aan de
muziek die u met de V-Synth XT speelt, wat vooral live z’n voordelen heeft.
V-LINK () is een functie die de controle van
videobeelden vanop een muziekinstrument toelaat. Met VLINK-compatibele videoapparaten, die u via MIDI aansluit,
kunt u beeldmateriaal bij uw spel betrekken en op die manier
ook de visuele kant van uw optredens bepalen.
Aansluitvoorbeelden
Edirol PR-80
Projector
Edirol UM-1X
Monitor
3. Druk op <V-LINK>, zodat de indicator oplicht.
Op de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60) verschijnt “V-LINK” om
duidelijk te maken dat de V-Synth XT zich nu in de V-LINKmode bevindt.
Spelen in de Patch-mode
Op deze pagina kunt u nagaan welke de V-LINK-functies de
beschikbare speelhulpen hebben.
De toewijzing van V-LINK-functies aan de speelhulpen wordt
onder “V-LINK-parameters (V-LINK)” (blz. 129) uit de doeken
gedaan.
4. Druk op <EXIT V-LINK> om de V-LINK-mode weer te verla-
ten.
V-LINK-functies die de V-Synth XT
kan aansturen en MIDI-commando’s
U kunt de volgende functies aan de speelhulpen van de V-Synth XT
toekennen om een V-LINK-compatibel videoapparaat te bedienen.
MIDI OUT
POWER
V-Synth XT
V-LINK-mode selecteren
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina (blz. 60).
2. Druk op [CTRL] om naar de “Control”-pagina te gaan.
V-LINK-functieMIDI-commando
WeergavesnelheidCC 10 (Panpot)
Dissolve Time (overlappings-
duur van de videoclips)
Audio (volume van de geluids-
De V-Synth XT biedt een verregaande controle over de geluiden. Elk
item dat kan worden ingesteld noemen we een “parameter”. Wanneer u de waarden van parameters wijzigt, doet u iets dat “editen”
wordt genoemd. Dit hoofdstuk legt zowel de werkwijze voor het
maken van patches, als de functies van de parameters uit.
Werkwijze voor het editen van
patches
Begin met een bestaande patch en bewerk deze om zo een nieuwe
patch te maken. Het geluid van een patch wordt bepaald door zes
blokken (blz. 43). Tijdens het editen van een patch dient u zich ervan
bewust te zijn hoe elk blok het uiteindelijke geluid beïnvloedt.
Vijf tips voor het editen van patches
● Werk met de “Sound Shaper”-functie (blz. 77)
Met de Sound Shaper-functie kunt u op een intuïtieve manier
nieuwe klanken maken. Kies een groep, een sjabloon en wijzig
vervolgens de (volgens u) minder geslaagde dingen.
● Selecteer een patch die lijkt op het geluid dat u wilt
maken.
Door eender welke patch te kiezen spendeert u in de regel
teveel tijd aan het wijzigen ervan. Vertrek dus altijd van iets dat
al in de buurt komt bij wat u in gedachten hebt.
● Kijk welke structuur er wordt gebruikt.
Het structuurtype is bijzonder belangrijk, omdat het bepaalt hoe
de zes blokken worden gecombineerd. Alvorens met het echte
werk te beginnen probeert u best eerst uit te pluizen wat die
verschillende blokken precies doen (blz. 43).
● Beslis welk(e) blokken u daadwerkelijk nodig hebt.
Ook de keuze van de actieve blokken heeft een belangrijke
invloed op het patchgeluid. Met de aan/uit-schakelaar in het
editvenster van elk blok kunt u de wel benodigde blokken activeren en de overige uitschakelen.
● Schakel de effecten uit.
De effecten van de V-Synth XT hebben vaak een belangrijke
invloed op het geluid. Zet ze daarom aanvankelijk uit om beter
uit te kunnen maken of uw wijzigingen wel degelijk de goede
kant opgaan. Vaak volstaat het trouwens de effecten wat te editen om precies bij het gewenste geluid uit te komen.
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina en selecteer de patch
waarvan u de instellingen wilt aanpassen (blz. 60).
TIP
Wilt u liever alles zelf programmeren, dan moet u de momenteel
gekozen patch initialiseren (blz. 73).
2. De parameters zijn ingedeeld in verschillende groepen. Raak
één van de buttons in het display aan om de groep te selec-
teren, die de benodigde parameters bevat.
TIP
De groep kunt u tevens kiezen door, op de “PATCH PLAY”pagina, op het gebied van de benodigde parameter te drukken.
3. Raak links in het display één van de tabs aan om het
gewenste editpagina te selecteren.
Zie “Patch-parameters” (blz. 150) voor de indeling van de
beschikbare parameters.
4. Druk op de parameter die u wilt editen.
Zie “Basisbediening van het touchscreen” (blz. 24) voor details
over het gebruik van het touchscreen.
5. Breng de cursor naar het waardehokje van een parameter
wiens waarde u kunt wijzigen. Stel de gewenste waarde ver-
volgens in met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-]. U kunt
een waarde ook aanpassen door over het touchscreen te
slepen.
6. Herhaal de stappen 2~5 om de patch te voltooien.
7. Als u de gemaakte wijzigingen wilt bewaren, moet u ze
opslaan (blz. 74). Wilt u ze niet bewaren, dan moet u op
[EXIT] drukken om terug te keren naar de “PATCH PLAY”-
pagina.
Als u naar de “PATCH PLAY”-pagina terugkeert zonder de wijzigingen op te slaan, verschijnt de “EDITED”-boodschap in het
display om duidelijk te maken dat de patchinstellingen werden
gewijzigd.
Als u de stroom uitzet of een andere patch selecteert, terwijl het
display “EDITED” aangeeft, gaat uw bewerkte patch verloren.
72
Patches programmeren
Patchinstellingen initialiseren
(‘PATCH Init’)
“Initialiseren” betekent dat de instellingen van de geselecteerde
patch naar standaardwaarden worden teruggebracht.
De Initialize-functie heeft alleen invloed op het tijdelijke geheugen. De patches in het interne en het werkgeheugen veranderen
dus niet. Voer “Factory Reset” uit om weer de fabrieksinstellingen van de V-Synth XT te kiezen (blz. 147).
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina en kies de patch die u
wilt initialiseren (blz. 60).
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Copy> aan.
Het “PATCH Copy”-venster verschijnt.
Patches programmeren
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Init> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
4. Raak <EXECUTE> aan.
De initialisatie wordt uitgevoerd en u keert terug naar de “Patch
Edit”-pagina.
Patchinstellingen kopiëren
(‘PATCH Copy’)
Deze functie kopieert de instellingen van een andere patch naar de
momenteel geselecteerde patch. Deze aanpak heeft het voordeel dat
u van bestaande instellingen kunt vertrekken.
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina en selecteer de patch van
bestemming (“Dest Patch”, blz. 60).
4. Raak links in het display de button van instellingen aan die u
wilt kopiëren.
<ZONE>: Patch-instellingen voor één zone.
<OSC>: Oscillatorparameters. Kies de bron- (“Source”) en doel-
oscillator (“Destination”, OSC1/OSC2).
<COSM>: COSM-parameters. Kies het te kopiëren (“Source”)
COSM-blok en het blok van bestemming (“Destination”,
COSM1/COSM2).
<TVA>: TVA-parameters.
<MFX>: MFX-instellingen.
<CHO>:Chorusinstellingen.
<REV>: Reverbinstellingen.
<ARP>: Arpeggiatorparameters.
<STEP>:Kopiëren van de multi-step modulator-parameters.
5. Kies de zone (Zone 01~16) van de bron (“Source”) en de
bestemming (“Destination”). Breng de cursor naar “Zone**”
en maak uw keuze.
6. Breng de cursor naar “Src Patch” en kies het nummer van
de bronpatch.
TIP
Voor “Zone Copy”, “Oscillator Copy”, “COSM Copy” en “TVA
Copy” kunt u ook de op dat moment gekozen patch selecteren
door “Scr Patch” op “TEMP” te zetten.
7. Raak <Execute> aan om de kopieerfunctie uit te voeren.
73
Patches programmeren
Naam geven aan uw patch
(PATCH Name)
Ziehier hoe aan uw kersverse patch een naam geeft alvorens hem op
te slaan.
1. Kies de patch die u wilt benoemen (indien nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het “PATCH Name”-venster verschijnt.
Patches aan een categorie toewijzen
Door uw eigen patches aan een categorie toe te wijzen kunt u ze
sneller in het “PATCH List”-venster vinden.
Voor patches, die aan geen enkele categorie zijn toegewezen,
wordt “No Assign” afgebeeld.
1. Kies de patch die u aan een categorie wilt toewijzen.
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het “PATCH Name”-venster verschijnt.
4. Raak de alfabetische of numerieke buttons in het display
aan om de nieuwe naam in het tekstvak in te voeren.
De buttons in het venster hebben de volgende functies:
<←><→>: Beweegt de cursor binnen het tekstvak naar de
gewenste positie.
<Shift>: Activeer hem om hoofdletters of symbolen in te voeren.
<Insert>: Activeer hem om op de plaats van de cursor een teken
in te voeren.
<Clear>: Wist alle tekens in het tekstvak.
<Delete>: Wist het teken op de plaats van de cursor.
<Back>: Wist het teken dat vóór de cursor staat.
TIP
U kunt de cursor ook bewegen door op [][] te drukken.
Door op [] te drukken verandert u het teken op de plaats van
de cursor in een hoofdletter. Met [] maakt u er een kleine letter van.
5. Raak <OK> aan, als u klaar bent met het invoeren van de
patchnaam.
* Kiest u een andere patch c.q. schakelt u het instrument uit, dan gaan
uw wijzigingen verloren. Instellingen, die u later nog eens nodig hebt,
moet u dan ook opslaan (blz. 75).
4. Raak de <Category>-tab in de onderste helft van het display
aan.
5. Selecteer een categorie uit de lijst.
74
Patches programmeren
6. Raak <OK> aan om de categorie te bevestigen.
De categorie kunt u tevens toewijzen door in het “Patch Write”venster op <Category> te drukken.
* Kiest u een andere patch c.q. schakelt u het instrument uit, dan gaan
uw wijzigingen verloren. Instellingen, die u later nog eens nodig hebt,
moet u dan ook opslaan (blz. 75).
Patches opslaan (PATCH Write)
Alle wijzigingen, die u maakt, zijn tijdelijk en gaan verloren, wanneer u de stroom uitzet of een ander geluid selecteert. Om de gewijzigde versie te bewaren moet u ze in het interne geheugen opslaan.
Wanneer u de instellingen van een patch edit, verschijnt op de
“PATCH PLAY”-pagina de “EDITED”-boodschap. Als u de patch
eenmaal in het interne geheugen heeft opgeslagen, verdwijnt dit
bericht.
Tijdens de opslag van uw wijzigingen overschrijft u de instellingen in het geheugen van bestemming. Indien nodig, kunt u echter weer sommige of alle fabrieksinstellingen laden (blz. 147).
1. Kies de patch die u wilt opslaan (indien nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
Patches programmeren
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Write> aan.
Het “PATCH Write”-venster verschijnt.
4. Kies met de VALUE-regelaar het patchgeheugen van
bestemming.
75
Patches programmeren
TIP
• U kunt op <Compare> drukken en een paar noten op het externe
MIDI-klavier spelen om de patch in het geheugen van bestemming te beluisteren.
• Wanneer u <List> aanraakt, verschijnt het “PATCH List”-venster. Daar kunt u de patch van bestemming uit een lijst selecteren.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
De patch in het geheugen van
bestemming beluisteren
Alvorens de nieuwe patch op te slaan kunt u de patch in het geheugen van bestemming beluisteren om na te gaan of hij wel degelijk
mag worden overschreven. Zo is het vrijwel uitgesloten dat u klanken overschrijft die u eigenlijk nog nodig hebt.
1. Zie “Patches opslaan (PATCH Write)” tot aan stap 4 voor het
kiezen van het geheugen van bestemming.
2. Raak <Compare> aan om de functie in te schakelen.
Nu kunt u de patch aansturen, die zich op dit moment op de
opslagplaats bevindt.
(Compare)
Favoriete patches definiëren
(Patch Palette)
U kunt uw favoriete en meest frequent gebruikte patches op één
plaats samenbrengen door ze in het “Patch Palette” te registreren.
Via die functie kunt u snel favoriete patches selecteren vanuit het
interne geheugen.
Meer details over het selecteren van patches via het “Patch
Palette” vindt u onder “Favoriete patches kiezen (Patch Palette)”
(blz. 61).
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina en selecteer de patch die
u wilt registreren (blz. 60).
2. Druk op [KEY PAD].
Het display beeldt het “Patch Palette” af.
3. Speel een paar noten op het MIDI-klavier om de patch in het
geheugen van bestemming te beluisteren.
Bij gebruik van de Compare-functie klinken de patches soms
anders dan tijdens het normale gebruik.
4. Om uw wijzigingen in een ander patchgeheugen op te slaan
moet u dat nu met de VALUE-regelaar kiezen.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
3. Houd [BANK–]/[BANK+] ingedrukt om de bank te selecteren
waarin u het geluid wilt registreren.
4. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op het “Patch Palette” in
het display drukt (of druk op een cijferknop).
De patch wordt aan het gekozen pallet toegewezen.
76
Patches programmeren
Patches wissen (PATCH Delete)
Patches, die u niet meer nodig hebt, kunt u uit het interne geheugen
verwijderen.
1. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <PATCH Delete> aan.
Het “PATCH Delete List”-venster verschijnt.
Intuïtief patches programmeren (Sound Shaper)
Met de “Sound Shaper”-functie kunt u, via de keuze van een groep
en een sjabloon, klanken voorbereiden, die u dan alleen nog op
bepaalde plaatsen hoeft te wijzigen.
1. Roep de “PATCH PLAY”-pagina op.
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
Patches programmeren
3. Raak in het afrolmenu <Sound Shaper> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
3. Selecteer uit de lijst de patch, die u wilt verwijderen.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] de gewenste patch.
U kunt een patch tevens selecteren door hem aan te raken.
TIP
Elke pagina in het “PATCH Delete List”-venster toont een groep
van 16 patches. Raak <017–032>~<241–256> links en rechts in
het display aan om andere patches te zien. Om hoger genummerde patches te bekijken moet u op <257–512> onderaan het
display drukken.
4. Raak <Execute> aan.
De geselecteerde patch wordt verwijderd.
5. Herhaal stap 3 en 4 om nog andere patches te verwijderen.
6. Druk op [EXIT].
Het “PATCH Delete List”-venster wordt gesloten.
Kies de groep en het sjabloon die het dichtst bij de benodigde
patch aanleunen.
De groepen bevinden zich links in het display. De sjablonen
(“templates”) vindt u rechts. Druk tenslotte op <Enter>.
77
Patches programmeren
4. Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
Speel op het externe klavier om iets te horen en wijzig ver-
volgens de instellingen die u niet goed vindt.
De acht regelaars en knoppen zijn telkens aan de belangrijkste
parameters van het gekozen sjabloon toegewezen.
De [E1]~[E8]-regelaars zijn aan de in het display getoonde parameters toegewezen.
Sommige buttons zijn aan/uit-schakelaars, terwijl u met andere
een lijst opent.
Druk op onderaan het display om naar de “Virtual Pad”pagina te gaan.
Als de waarde van een parameter buiten het instelbereik ligt,
verschijnt er een pijl, die de richting van de “overdrijving” aangeeft.
5. Raak onderaan het display de <FX>-tab aan om ook de effec-
ten in te stellen.
• De beschikbare effecten zijn (van boven naar onder): MFX
(multi-effect), chorus en reverb.
• Met de afgebeelde buttons kunt u het betreffende effectblok inof uitschakelen.
• Om een ander effecttype te kiezen moet u op de effectnaam
drukken (wordt geïnverteerd afgebeeld) en vervolgens de
VALUE-regelaar of [INC][DEC] gebruiken.
• Via de “Sound Shaper”-functie kunt u alleen de belangrijkste
effectparameter editen – en alleen met de regelaaricoontjes.
Zie ook “Effectoverzicht” (blz. 164).
6. Druk rechtsonder in het display op <Write> om naar de
“PATCH Write”-pagina te gaan. Daar kunt u uw patch
opslaan.
Max
Min
• Hier kunt u vier parameters tegelijk editen: X1, Y1, X2 en Y2.
(Elk sjabloon wijst automatisch de meest “logische” parameters
aan X1, Y1, X2 en Y2 toe.)
• Schakel de <XY1>- en <XY2>-button rechtsonder in en beweeg
een vinger over de virtuele pad om de beschikbare parameters in
realtime te wijzigen.
• U hoeft de <XY>-button niet per se in te schakelen: u kunt de
vier parameters immers ook apart editen door X1, Y1, X2 en Y2
in de vier hoeken van de pad aan te raken.
• Druk op de [EXIT]-knop om de “Virtual Pad”-pagina weer te
verlaten.
Zie “Patches opslaan (PATCH Write)” (blz. 75) voor de opslag
van uw patch.
78
Functies van Patch-parameters
Laten we nu de beschikbare Patch-parameters bekijken.
Parameters met een “★” kunnen ook via MIDI worden beïnvloed (“Matrix Control”). Op de “PATCH Edit Com Matrix
Ctrl”-pagina kunt u aangeven hoe zo’n parameter beïnvloed
wordt (blz. 81).
Patches programmeren
Portamento
Portamento is een effect, dat de toonhoogte van de eerst
gespeelde noot geleidelijk laat overgaan naar de toonhoogte
van de volgende noot. Door portamento toe te passen, wanneer
de “Mono/Poly”-parameter monofoon is, kunt u glijdende
speeltechnieken op een viool of een gelijksoortig instrument
simuleren.
Algemene instellingen voor de hele
patch (‘Common’)
General
Structure Type
Hiermee bepaalt u hoe de verschillende geluidsblokken met elkaar
worden gecombineerd.
Waarde
TYPE1: Dit is de meest gebruikelijke structuur. Verschillende gelui-
den van OSC1 en OSC2 worden gemengd door MOD, met COSM1
bewerkt om het tonale karakter te bepalen (bv. met behulp van een
SBF= sideband filter) en tenslotte door COSM2 gewijzigd (die bv.
dienst doet als TVF).
TYPE2:Deze structuur verbindt OSC1 en OSC2 asymmetrisch met
elkaar. Dat is bv. handig voor alle modulatietypen behalve “MIX”.
Het basisgeluid wordt in de regel door OSC1 en COSM1 bepaald.
Met het OSC2-signaal en de MOD-parameters kunt u dat dan wijzigen. Door COSM2 als TVF te gebruiken kunt u het resultaat tenslotte
nog filteren.
TYPE3:Hier is OSC1 aan COSM1 toegewezen, terwijl OSC2 door
COSM2 wordt bewerkt. U kunt een speelhulp zoals de Time Trippad gebruiken om tussen de geluiden van OSC1 + COSM1 en OSC2
+ COSM2 heen en weer te “morphen”.
Portamento (portamentoschakelaar)
Geeft aan of het portamento wordt toegepast (ON) of niet (OFF).
Instelling: OFF, ON
Mode (portamentomode)
Hiermee bepaalt u wanneer het portamento-effect precies beschikbaar is.
Instelling
NORMAL: Het portamento-effect is altijd actief.
LEGATO: Er wordt alleen portamento toegepast, wanneer u legato
(gebonden noten) speelt.
Type (portamentotype)
Hiermee kiest u het type portamento-effect.
Instelling
RATE: De snelheid van de overgangen hangt af van de afstand tus-
sen de twee noten.
TIME:De overgangssnelheid is constant en hangt dus niet af van de
gespeelde intervallen.
Time (portamentotijd)
Tijdens het gebruik van portamento bepaalt deze parameter hoe snel
de toonhoogte verandert. Hogere instellingen zorgen ervoor dat de
overgang naar de volgende noot langer duurt.
Instelling: 0~127
Time Velo Sens (aanslaggevoeligheid van de
portamentotijd)
Hiermee zorgt u dat de overgangssnelheid in functie staat van de
aanslagwaarden. Als u wilt dat de portamentotijd versnelt voor hard
aangeslagen noten, zet u de parameter op een positieve (+) waarde.
Als u wilt dat hij vertraagt, stelt u dit in op een negatieve (–) waarde.
Instelling: –63~+63
Mono/Poly
Geeft aan of de patch monofoon of polyfoon is. De mono-instelling is
handig voor soloklanken zoals saxofoon of fluit.
Instelling
: Alleen de laatst gespeelde noot klinkt.
: U kunt akkoorden spelen.
Patches programmeren
79
Patches programmeren
Legato (legatoschakelaar)
Legato is alleen beschikbaar, wanneer de “Mono/Poly”-parameter
op “Mono” is ingesteld. Deze instelling geeft aan of de legatofunctie
wordt gebruikt (ON) of niet (OFF).
Instelling: OFF, ON
TIP
Door de legatoschakelaar op “ON” te zetten zorgt u dat de toonhoogte naar de nieuw gespeelde noot glijdt, als u de toets van de
eerder gespeelde noot nog ingedrukt houdt (het geluid stopt dus
niet). Dit geeft een vloeiende overgang tussen de noten, wat
effectief is als u de “hammering-on”- en “pulling-off”-technieken
van gitaristen wilt simuleren.
Bender
Octave Shift
Hiermee kunt u de patch in octaafstappen hoger en lager transponeren (±3 octaven).
Instelling: –3~+3
TT Pad
Mode (Time Trip-padmode)
Hiermee kiest u de werking van de Time Trip-pad.
Instelling
: XY-mode. Het effect wordt toegepast, wanneer u een vinger
op de Time Trip-pad naar boven/beneden/links/rechts beweegt.
: Time Trip-mode. Het effect wordt toegepast, wanneer u uw
vinger in een cirkel over de Time Trip-pad beweegt.
Hold (Hold-schakelaar voor de Time Trip-pad)
Geeft aan of de huidige waarde wordt aangehouden (ON), wanneer
u uw vinger van de Time Trip-pad afhaalt of niet (OFF).
Instelling: OFF, ON
Voor details over het Time Trip-effect, zie “Matrix Ctrl” (blz. 81)
en “TT Pad” (blz. 130).
Bend Range Up (pitchbend-interval opwaarts)
Hiermee bepaalt u (in halve tonen) in welke mate de toonhoogte verandert, wanneer u de pitchbend-hendel van een extern MIDI-klavier
helemaal naar rechts (c.q. boven) schuift. Voorbeeld: als u hier “12”
kiest, wordt de toonhoogte één octaaf verhoogd, wanneer u de speelhulp helemaal naar rechts schuift.
Instelling: 0~48
Bend Range Down (pitchbend-interval
omlaag)
Hiermee bepaalt u (in halve tonen) in welke mate de toonhoogte verandert, wanneer u de pitchbend-hendel van een extern MIDI-klavier
helemaal naar links (c.q. beneden) schuift. Voorbeeld: wanneer deze
parameter is ingesteld op “–48” en u de pitchbend-hendel helemaal
naar links beweegt, zal de toonhoogte 4 octaven dalen.
Instelling: 0~48
80
Patches programmeren
Matrix Ctrl
Matrix-controle
De MIDI-standaard schrijft eigenlijk voor dat u specifieke
klankparameters van de V-Synth XT uitsluitend met zogeheten
“SysEx”-commando’s kunt wijzigen, als dit via MIDI dient te
gebeuren. SysEx-boodschappen zijn echter betrekkelijk ingewikkeld, terwijl er vaak massa’s data verzonden moeten worden.
Daarom kunnen bepaalde Patch-parameters van de V-Synth XT
met behulp van controle- en andere MIDI-boodschappen worden beïnvloed. Voor livegebruik is een dergelijke MIDIafstandsbediening vaak van onschatbare waarde. Zo zou u de
LFO-snelheid bv. met de pitchbend-hendel van het MIDI-klavier kunnen beïnvloeden – of zorgen dat het filter open en dicht
gaat (“sweeps”).
De functie waarmee u zorgt dat de gewenste parameters op de
binnenkomende MIDI-commando’s reageren noemen we
Matrix Control.
Matrix Control werkt als volgt: u wijst een MIDI-commando
(“Source”) aan de gewenste parameter (“Destination”) toe en u
bepaalt hoe sterk de parameter kan worden beïnvloed (“Sns”).
Per patch kunt u acht dergelijke Matrix Control-toewijzingen programmeren. Druk op “Control 1/2”~“7/8” rechts in het display om
een matrixfunctie te selecteren.
Source (Matrix Control-bron)
Kies hier het MIDI-commando waarmee u een bepaalde patchparameter wilt beïnvloeden.
Instelling
OFF: Geen matrixcontrole.
CC01~31, 33~95: Controlecommando’s 1~31, 33~95
BEND: Pitchbend
AFT: Aftertouch
+PAD-X: Time Trip-pad (horizontale richting vanaf het midden)
+PAD-Y: Time Trip-pad (verticale richting vanaf het midden)
PAD-X: Time Trip-pad (horizontale richting)
PAD-Y: Time Trip-pad (verticale richting)
TRIP-R: Time Trip-pad (midden vanaf de rand)
BEAM-L*: D Beam links
BEAM-R*: D Beam rechts
KNOB1*: Toewijsbare regelaar [C1]
KNOB2*: Toewijsbare regelaar [C2]
VELO: Aanslagwaarde (kracht waarmee u een toets indrukt)
KEYF: Nootnummer
* Parameters met een “*” slaan op speelhulpen die de V-Synth XT
(module) niet heeft. U kunt ze echter beïnvloeden door de V-Synth XT
vanop een V-Synth (klavierversie) aan te sturen (wat via MIDI dient te
gebeuren). Bovendien komen ze van pas, wanneer u een V-Synth XT-
patch naar een V-Synth kopieert en hem daar gebruikt.
Sens (Matrix Control-gevoeligheid)
Hiermee bepaalt u in welke mate de parameter via de Matrix Control kan worden beïnvloed. Als u de geselecteerde parameter in een
positieve (+) richting wilt beïnvloeden (hogere waarde, naar rechts,
sneller enz.), selecteert u een positieve (+) waarde. Om de geselecteerde parameter in een negatieve (–) richting (lagere waarde, naar
links, langzamer enz.) vanaf de huidige instelling te wijzigen moet u
een negatieve waarde (–) kiezen. Hoe groter de positieve of negatieve waarde, hoe sterker de toegewezen parameter kan worden
gewijzigd. Kies “0”, als u dit effect niet wilt.
Instelling: –63~+63
Destination 1, 2 (Matrix Control-bestemming 1,
2)
Kies hier de parameters die via Matrix Control moeten worden beïnvloed. Kies “OFF”, wanneer u geen parameters met de matrixcontrole wilt beïnvloeden. Er kunnen telkens twee parameters voor elke
Matrix Control worden aangegeven en tegelijkertijd worden geregeld.
Instelling
U kunt de volgende parameters beïnvloeden. Zie de vermelde
pagina’s voor meer details i.v.m. de parameters.
In deze handleiding worden parameters, die met de Matrix Control kunnen worden geregeld, aangegeven met een “
OSC1/2-PITCH: Oscillator Pitch (blz. 88)
OSC1/2-TIME/PW: Time/Pulse Width (blz. 91)
OSC1/2-FORMA/FAT: Formant/Fat (blz. 89, blz. 92)
OSC1/2-LVL: Level (blz. 92)
OSC1/2-PENV-ATK: Pitch Envelope Attack Time (blz. 95)
OSC1/2-PENV-DCY: Pitch Envelope Decay Time (blz. 95)
OSC1/2-PENV-REL: Pitch Envelope Release Time (blz. 95)
OSC1/2-TENV-ATK: Time Envelope Attack Time (blz. 95)
OSC1/2-TENV-DCY: Time Envelope Decay Time (blz. 95)
OSC1/2-TENV-REL: Time Envelope Release Time (blz. 95)
OSC1/2-FENV-ATK: Formant Envelope Attack Time (blz. 95)
OSC1/2-FENV-DCY: Formant Envelope Decay Time (blz. 95)
OSC1/2-FENV-REL: Formant Envelope Release Time (blz. 95)
OSC1/2-AENV-ATK: Oscillator TVA Envelope Attack Time (blz. 95)
OSC1/2-AENV-DCY: Oscillator TVA Envelope Decay Time (blz. 95)
Wanneer u <List> aanraakt, verschijnt het “Destination List”venster waar u de gewenste parameter kunt kiezen.
Arpeggio
Arpeggioschakelaar
Schakelt de arpeggiator in/uit.
Instelling: OFF, ON
Patch Tempo
Hiermee wijzigt u het arpeggiatortempo. Deze waarde wordt alleen
gehanteerd, als “Clock Source”= INTERNAL (blz. 125).
Instelling: 20.0~250.0
Hold (Hold-functie van de arpeggiator)
Schakelt de Hold-functie van de arpeggiator in/uit.
Instelling: OFF, ON
Octave Range (octaafbereik van de
arpeggio’s)
Hiermee bepaalt u over hoeveel octaven de arpeggio zich uitstrekt.
Als de arpeggio alleen de gespeelde noten mag hanteren, moet u “0”
kiezen. Om de arpeggio te laten klinken met de noten die u speelt en
noten 1 octaaf erboven stelt u deze parameter in op “+1”. Bij een
instelling van “–1” klinkt de arpeggio met de noten die u speelt en
noten 1 octaaf eronder.
Instelling: –3~+3
82
Pattern Edit
Druk hierop om een origineel arpeggiopatroon aan te maken.
Voor details over het maken van een arpeggio patroon, zie
“Eigen arpeggiopatronen aanmaken (Pattern Edit)” (blz. 65).
KBD Velo (aanslaggevoeligheid van de
arpeggiator)
Hiermee bepaalt u het volume van de noten.
Stel deze parameter in op “REAL”, als de aanslagwaarde van elke
moet afhangen van uw aanslag. Kies een vaste waarde (1~127), als
het volume van de arpeggionoten niet door uw aanslag mag worden
bepaald.
Instelling: REAL, 1~127
Patches programmeren
Duration (arpeggioduur)
Hiermee regelt u de duur van de arpeggionoten en zodoende de
“groove”. Met een instelling van “100%” wordt de meest uitgesproken groove bereikt.
Instelling: 0~100%
Motif (arpeggiomotief)
Hiermee bepaalt u in welke volgorde de akkoordnoten worden
gespeeld.
Instelling
UP: De gespeelde noten worden van laag naar hoog weergegeven.
DOWN: De gespeelde noten worden van laag naar hoog weergege-
ven.
UP&DOWN: De gespeelde noten worden van laag naar hoog en ver-
volgens van hoog naar laag weergegeven.
RANDOM: De gespeelde noten worden in willekeurige volgorde
weergegeven.
NOTE ORDER: De noten worden weergegeven in de volgorde
waarin u ze hebt gespeeld. Door de toetsen in de juiste volgorde in te
drukken kunt u dus melodielijnen produceren. Er worden maximaal 128 noten onthouden.
RHYTHM: In tegenstelling tot een conventionele arpeggio worden
hier altijd alle geprogrammeerde arpeggionoten afgespeeld. Het
maakt zelfs niet uit welke toetsen u indrukt, omdat hier alleen het
“triggersignaal” van belang is. Dit komt met name voor drumpatches van pas (blz. 101).
PHRASE: U hoeft maar één toets in te drukken om te zorgen dat de
toegewezen frase in de betreffende toonaard wordt weergegeven.
Als er meerdere toetsen worden ingedrukt, wordt alleen de toonhoogte van de laatst gespeelde noot weerhouden.
AUTO: De timing van de weergegeven noten wordt bepaald door de
manier waarop u de toetsen indrukt (te beginnen vanaf de laagste
noot).
Multi Step Modulator
Stapindicatie
Regelbalken
Stap (indicatie)
Hier komt u te weten welke sequencestap u momenteel bereikt hebt.
Regelbalken
Dit is een grafische weergave van de 16 stappen. De stapbalk uiterst
rechts (“17”) is aan de balk uiterst links (“1”) gekoppeld. Daar kunt u
gebruik van maken om te zorgen dat de sequence ook bij loopgebruik perfect overkomt.
TIP
Druk op <▼MENU> en kies “Hand Draw” om de instellingen
met uw vinger te kunnen “tekenen”.
TIP
Raak <SMOOTH> aan om al te grote sprongen af te vlakken.
Raak <STEP> aan om weer de oorspronkelijke stappen te hanteren.
Stapregelaars
Met deze regelaaricoontjes kunt u de zestien stappen programmeren.
Patches programmeren
Shuffle Rate (shuffle-intensiteit)
Met deze instelling kunt u de noottiming wijzigen om een “shufflefeel” te verkrijgen.
“50%” betekent dat de noten zich op gelijke afstanden bevinden.
Hoe groter de waarde, hoe sterker bepaalde noten gesyncopeerd
worden (dat noem je dan een “shuffle”).
Instelling: 0~100%
Shuffle Rate = 50%
50505050
Shuffle Rate = 90%
90109010
Shuffle Resolution (shuffle-resolutie)
Hiermee bepaalt u de timingresolutie (en dus de snelheid). De nootwaarde kan een zestiende of achtste zijn.
Instelling: ,
TIP
De E1~E8-knoppen van de V-Synth XT zijn aan de regelaaricoontjes 1~8 en 9~16 toegewezen. Om van 1~8 naar 9~16 (en vice
versa) te gaan moet u de [SHIFT]-knop ingedrukt houden, ter-
wijl u op [][] drukt (het display springt dan naar het
“andere” gedeelte).
Stapschakelaar
Hiermee schakelt u de multi-step modulator in/uit.
Instelling: OFF, ON
* Deze instelling geldt voor alle sporen (A~D).
83
Patches programmeren
Key Sync (nootsynchronisatie van de step
modulator)
Hiermee bepaalt u of de sequence bij elke nieuw gespeelde noot al
dan niet naar het begint terugkeert.
Instelling
Off: De sequence springt niet terug naar het begin, wanneer u een
nieuwe noot speelt.
Part: De sequence springt terug naar het begin, wanneer u een
nieuwe noot speelt – als u tenminste niet legato speelt.
Voice:De sequence springt terug naar het begin, wanneer u een
nieuwe noot speelt.
* Deze instelling geldt voor alle sporen (A~D).
Spoorbuttons (A~D)
Hiermee schakelt u de vier sporen (A~D) van de multi-step modulator in of uit.
Instelling: OFF, ON
Track A~D (tabbladen A~D)
Hiermee gaat u naar de editpagina van het betreffende sequencespoor.
Loop (loop-schakelaar)
Hiermee schakelt u de weergavelus (“loop”) van de multi-step
modulator in/uit.
Instelling: OFF, ON
Grid (stappenraster)
Hiermee bepaalt u de nootwaarde van de stappen.
Instelling:
Hiermee kiest u de weergaverichting van de stepsequence.
Instelling:
FWD1
FWD2
FWD3
BWD1
BWD2
BWD3
1 2 3 ••• 14 15 16
1 2 3 ••• 14 15 16
2 3 ••• 14 15
1 2 3 ••• 14 15 16
1 2 3 ••• 14 15 16
16 15 14 ••• 3 2 1
16 15 14 ••• 3 2 1
15 14 ••• 3 2
16 15 14 ••• 3 2 1
16 15 14 ••• 3 2 1
Zone (zone van de step modulator)
Kies hier de zone die de step modulator mag beïnvloeden.
Instelling: 1~16
Destination (step modulator-parameter)
U kunt voor elke patch bepalen welke parameters door de sequence
worden beïnvloed. Druk op <List> en kies de gewenste parameter.
STEP/SMOOTH (Step/Smooth-schakelaar)
Druk op <SMOOTH> om een curve te laten berekenen (geleidelijke
overgangen). Kies <STEP>, als u liever met de geprogrammeerde
trappen werkt.
Instelling: STEP, SMOOTH
Menu van de multi-step modulator
Op de “Multi Step Modulator”-pagina kunt u met <▼MENU> het
volgende menu oproepen.
End P (einde van de stepsequence)
Hiermee kiest u de lengte (aantal stappen) van de sequence.
Instelling: 1~16
84
Reset ValueZet de stapbalk terug
Invert ValueKeert de stapbalk om (verticale richting)
Reverse ValueKeert de stapbalk om (links/rechts)
Shift Value RVerschuift de stapbalk één stap verder naar
rechts
Shift Value LVerschuift de stapbalk één stap verder naar
links
Preset...Hiermee kiest u een voorgeprogrammeerde
grafiek
Copy Graph...Hiermee kopieert u de stappengrafiek. Der-
gelijke grafieken kunt u naar andere patches
of sporen (A~D) kopiëren.
Hand DrawAls hier een vinkje staat, kunt u de balken
met uw vinger verschuiven (en dus instellen).
Tune
Patch Coarse Tune
Laat toe de patch in stappen van halve tonen hoger of lager te transponeren (±4 octaven).
Instelling: –48~+48
Patch Fine Tune
Hiermee kunt u de patch in stappen van 1 cent fijnstemmen (±50
cent)
Instelling: –50~+50
Een cent is 1/100 van een halve toon.
Scale Tune (Scale Tune-schakelaar)
Zet deze aan, als u een ander stemmingssysteem wilt gebruiken dan
de gelijkzwevende stemming.
Instelling: OFF, ON
De V-Synth XT biedt de mogelijkheid andere stemmingssystemen te
hanteren. De toonhoogte wordt aangegeven in eenheden van één
cent in relatie tot de gelijkzwevende stemming.
• Eén cent is 1/100e van een halve toon.
• De geselecteerde stemming is van toepassing op MIDI-com-mando’s die van een extern instrument worden ontvangen.
Patches programmeren
Gelijkzwevende stemming
Dit systeem verdeelt een octaaf in 12 gelijke stappen en is de
meest gangbare “temperatuur” in de Westerse muziek. Als de
Scale Tune-schakelaar op “OFF” staat, hanteert de V-Synth XT
de gelijkzwevende stemming.
Reine stemming (C/Do-toonladder)
In tegenstelling tot de gelijkzwevende stemming verkrijgt u
hiermee perfect gestemde drieklanken. Echter, dit effect wordt
alleen in één toonaard bereikt. Bij modulaties of het gebruik van
andere toonaarden klinkt het al heel wat minder prettig.
Arabische toonladder
Hier zijn de E (Mi) en B (si) een kwarttoon lager gestemd, terwijl de C#, F# en G# een kwarttoon hoger staan t.o.v. de gelijkzwevende stemming. De intervallen tussen G en B, C en E, F en
G#, Bb en C#, en Eb en F# vertegenwoordigen natuurlijke tertsen – de waarde tussen een grote en een kleine terts. De
V-Synth XT laat het gebruik van de Arabische stemming in G, C
en F toe.
<Voorbeeld>
Nootnaam
Scale Tune C~B
Hiermee kunt u de noten naar wens stemmen.
Instelling: –100~+100
Gelijkzwevende
stemming
C00-6
C#0-8+45
D0+4-2
Eb0+16-12
E0-14-51
F0-2-8
F#0-10+43
G0+2-4
G#0+14+47
A0-160
Bb0+14-10
B0-12-49
Reine stemming
(C)
Arabische
stemming
Patches programmeren
85
Patches programmeren
Golfvormen wijzigen (OSC1/OSC2)
Oscillatorschakelaar
Schakelt de oscillator in/uit.
Instelling: OFF, ON
OSC Type
Analoge oscillator
PCM-oscillator
Oscillatortype
Kies hier het gewenste oscillatortype.
Als u “EXT IN” kiest, fungeert het via de MIC-connector (frontpa-
neel), de INPUT-aansluitingen (achterpaneel) of via de USB-poort
ontvangen audiosignaal als “oscillator”. Zo kunt u het externe signaal via het klavier bespelen.
*1 Bij gebruik van de suboscillator (blz. 87) verandert “Fat” in
“Detune”.
*2 “LA-SAW” en “LA-SQR” simuleren golfvormen van een LA-klank-
bron (“Linear Arithmetic”, van o.a. de Roland D-50). Daarmee
bereikt u een “milder” en tegelijk vetter resultaat dan met “SAW” of
“SQR”.
*3 “SUPER-SAW”, “FEEDBACK-OSC” en “X-MOD-OSC” simule-
ren golfvormen van de JP-8000/JP-8080 van Roland. De V-Synth XT
gaat echter veel verder dan zijn voorgangers, omdat u de parameters
nog met een envelope en de COSM-technologie kunt beïnvloeden.
SUPER-SAW (Super Saw)
Deze klinkt als zeven gestapelde zaagtandgolfvormen. Het
“centrale” geluid wordt licht ontstemd. Zoiets is bijzonder
handig voor vette strijkersklanken.
Pulse Width
(blz. 88)
Pulse Width
(blz. 88)
(blz. 88)
(blz. 88)
(blz. 88)
(blz. 89)
Harmonics
(blz. 90)
X-MOD
(blz. 91)
Fat (blz. 89) /
Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) /
Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) /
Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) /
Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) /
Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) /
Detune (blz. 89) *1
Fat
(blz. 89)
Fat
(blz. 89)
Fat
(blz. 89)
Fat (blz. 89) /
Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) /
Detune (blz. 89) *1
Mix
(blz. 90)
FBK Amount
(blz. 90)
Fat
(blz. 89)
86
FEEDBACK OSC (Feedback Oscillator)
Dit geluid doet denken aan het rondzingen van een gitaar.
Hiermee kunt u bijzonder ruige klanken maken.
X-MOD-OSC (Cross Modulation Oscillator)
“Cross Modulation” betekent dat OSC2 het frequentiespectrum van OSC1 wijzigt.
Patches programmeren
Sub-Oscillator (ANALOG)
De suboscillator voegt een lage toonhoogte toe en zorgt zo voor een
vetter geluid. Met de “Detune”-parameter kunt u het geluid nog vetter maken.
“Detune” betekent dat een toegevoegd geluid licht anders/vals
wordt gestemd. Bij gebruik van de suboscillator bereikt u met
alle waarden behalve “0” een nóg vetter geluid.
Octave Select (octaaf van de suboscillator)
Hiermee bepaalt u hoeveel octaven de suboscillator lager staat
gestemd dan de gekozen toonhoogte.
Instelling
OFF: De suboscillator wordt niet gebruikt.
–2:De suboscillator is twee octaven lager.
–1:De suboscillator is één octaaf lager.
0:De suboscillator hanteert dezelfde toonhoogte.
Bij gebruik van de suboscillator (d.w.z. als u hier –2, –1 of 0
kiest), wordt de “Fat”-instelling genegeerd.
Sub Level (volume van de suboscillator)
Hiermee regelt het volume van de suboscillator.
Instelling: 0~127
Impact (impact van de analoge oscillator)
Bepaalt de attacksnelheid van analoge oscillator. Hoge instellingen
zorgen voor een agressiever resultaat.
Instelling: 0.0~4.0
Playback Mode (weergavemethode van de
PCM-oscillator)
Geeft aan hoe de golfvorm aan het klavier wordt toegekend.
Instelling
RETRIGGER: Telkens, wanneer u een noot speelt, wordt de sample
vanaf het begin weergegeven.
LEGATO: Wanneer u legato speelt, wordt de weergavepositie
gesynchroniseerd met de positie van de op dat moment al klinkende
noot.
STEP: Telkens wanneer u een noot speelt, wordt de sample weergegeven tot aan het volgende event (blz. 120). Daar stopt hij.
EVENT: De sample wordt in verschillende “schijven” verdeeld, die
aan aparte toetsen worden toegewezen. Bij het indrukken van een
toets hoort u dus alleen het daaraan toegewezen golfvormfragment.
Vari Sw (VariPhrase-schakelaar van de
PCM-oscillator)
Hiermee bepaalt u of de weergave al (ON) dan niet (OFF) op de
VariPhrase-technologie berust.
Instelling: OFF, ON
Time Trip Sw (Time Trip-schakelaar)
Bepaalt of Time Trip operationeel is (ON) of niet (OFF).
Instelling: OFF, ON
Beat Keep (Time Trip-weergave)
Bij gebruik van de Time Trip-functie bepaalt u hiermee of de weergave al (ON) dan niet (OFF) overeenkomt met de positie die “norma-
liter” op dat moment bereikt zou moeten zijn.
Instelling: OFF, ON
Patches programmeren
PCM OSC
Waveform (PCM-golfvorm)
Selecteert de golfvorm die bij gebruik van de PCM-oscillator wordt
gehanteerd.
Instelling: 1~999 (golfvormnummer)
TIP
Als u <List> aanraakt verschijnt het “Wave List”-venster waar u
de golfvorm vanuit een lijst kunt selecteren.
Wanneer u een golfvorm selecteert, worden de naam ervan, het
coderingstype en de stereo/mono-status afgebeeld.
Start Offset (begin van de PCM-oscillatorweergave)
Geeft het startadres van de golfvorm aan.
Instelling: 0~**
Loop (‘loop’-schakelaar voor de
PCM-oscillator)
Hiermee bepaalt u of de golfvorm al (ON) dan niet (OFF) in een lus
wordt afgespeeld.
Instelling: OFF, ON
Robot Voice
(robotstem voor de PCM-oscillator)
Hiermee bepaalt u of de toonhoogte van de golfvorm al (ON) dan
niet (OFF) constant moet blijven.
Instelling: OFF, ON
Tempo Sync (temposynchronisatie
PCM-oscillator)
Hiermee bepaalt u of de golfvorm al (ON) dan niet (OFF) met het
gehanteerde tempo wordt gesynchroniseerd.
Instelling: OFF, ON
87
Patches programmeren
Pitch
Pitch (oscillatortoonhoogte) ★
Past de toonhoogte van de oscillator aan.
Instelling: –63~+63
Pitch KF (toonhoogteverloop van de oscillator)
Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte verandert, wanneer
u de noot speelt, die zich één octaaf (d.w.z. 12 halve tonen) boven de
huidige noot bevindt.
Om te zorgen dat de toonhoogte één octaaf stijgt (normaal gebruik)
moet u hier “+100” kiezen. Als de toonhoogte twee octaven moet
klimmen, stelt u dit in op “+200”. Kies een negatieve waarde, als de
toonhoogte moet dalen naarmate u hogere noten speelt. Bij keuze
van “0” produceren alle toetsen dezelfde toonhoogte.
Instelling: –200~+200
Random (willekeurige toonhoogtevariatie)
Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte (stemming) bij het
indrukken van een toets kan variëren. Kies “0”, als alle gespeelde
noten telkens perfect gestemd moeten zijn. De gekozen waarde slaat
op een afwijking in cent (1/100e van een halve toon).
Geeft aan in welke mate de LFO de toonhoogte beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope voor het toonhoogteverloop instellen.
Zie “Envelopes programmeren” (blz. 95) voor details over de
envelope-instellingen.
Pulse Width (ANALOG)
Toonhoogte
+200
C4C3C2C1C5C6C7
+100
+50
0
-50
-100-200
Noot
Coarse (grove oscillatorstemming)
Laat toe de oscillator in stappen van halve tonen hoger of lager te
stemmen (±4 octaven).
Instelling: –48~+48
Fine (oscillatorfijnstemming)
Laat toe de oscillator in stappen van 1 cent fijn te stemmen (±50
cent).
Instelling: –50~+50
Pulse Width ★
Hiermee kunt u de modulatiegolfvorm wijzigen.
Instelling: –63~+63
PW KF (toonhoogteverloop pulsbreedte)
Geeft aan in welke mate de pulsbreedte wordt beïnvloed door de
toonhoogte van de gespeelde noten.
Instelling: –200~+200
PW LFO Depth (LFO-intensiteit pulsbreedte) ★
Geeft aan in welke mate de LFO de pulsbreedte beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u instellingen maken voor de envelope die de pulsbreedte beïnvloedt. Zie “Envelopes programmeren” (blz. 95)
voor details over de envelope-instellingen.
Een cent is 1/100e van een halve toon.
88
Patches programmeren
Fat (ANALOG)
Fat ★
Benadrukt de lage frequenties van het geluid.
Instelling: 0~127
Fat KF (‘Fat’-toonhoogteverloop)
Geeft aan in welke mate de “Fat”-waarde wordt beïnvloed door de
noten die u speelt.
Instelling: –200~+200
Fat LFO Depth ★
Geeft aan in welke mate de LFO de “Fat”-instelling beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Detune KF (toonhoogteverloop ontstemming)
Hiermee bepaalt u in hoeverre de ontstemming afhangt van de toonhoogte van de gespeelde noten.
Instelling: –200~+200
Detune LFO Depth
Bepaalt in welke mate de LFO de ontstemming beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope voor de “Detune”-beïnvloeding instellen. Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
Detune
(ANALOG, wanneer u
‘SUPER-SAW’ kiest)
Patches programmeren
Hier kunt u de envelope voor de “Fat”-variatie instellen. Zie
“Envelopes programmeren” (blz. 95) voor details over de enve-
lope-instellingen.
Detune (ANALOG bij gebruik van ‘Sub
OSC’)
Detune
Hiermee ontstemt u de suboscillator. Deze instelling wordt alleen
gehanteerd, wanneer het suboscillator-octaaf op “–2”, “–1” of “0”
staat.
Instelling: –63~+63
Detune
Hiermee bepaalt u de ontstemmingsgraad. Hoe verder u de regelaar
naar rechts draait, hoe sterker het geluid wordt ontstemd (wat het
ruimtelijker maakt).
Instelling: –63~+63
Detune KF (toonhoogteverloop ontstemming)
Hiermee bepaalt u in hoeverre de ontstemming afhangt van de toonhoogte van de gespeelde noten.
Instelling: –200~+200
Detune LFO Depth
Bepaalt in welke mate de LFO de ontstemming beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope voor de “Detune”-beïnvloeding instellen. Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
89
Patches programmeren
Mix
(ANALOG, wanneer u ‘SUPER-SAW’
kiest)
Mix
Hiermee regelt u het volume van de ontstemde signalen t.o.v. het
hoofdsignaal. Draai de regelaar naar rechts om het volume te verhogen (en het geluid zodoende vetter te maken).
Instelling: –63~+63
Mix KF (mix-toonhoogteverloop)
Bepaalt in welke mate de “Mix”-waarde wordt beïnvloed door de
gespeelde noten.
Instelling: –200~+200
Instelling: –200~+200
Harmonics LFO Depth
Bepaalt in welke de LFO het boventoongehalte beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope voor de boventoonmodulatie instellen.
Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
TIP
Om echt originele geluiden te verkrijgen zou u “HARMONICS”
of “FBK AMOUNT” eens met de LFO of de envelope moeten
moduleren.
FBK Amount (ANALOG, wanneer u
‘FEEDBACK-OSC’ kiest)
Mix LFO Depth
Geeft aan in welke mate de LFO de “Mix”-instelling beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope voor de “Mix”-beïnvloeding programmeren. Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
Harmonics (ANALOG, wanneer u
‘FEEDBACK-OSC’ kiest)
Harmonics
Hiermee varieert u het boventoongehalte (structuur van de harmonischen).
Instelling: –63~+63
FBK Amount (terugkoppelingsintensiteit)
Bepaalt de hoeveelheid terugkoppeling die op de boventonen wordt
toegepast.
Instelling: –63~+63
Amount KF (‘Amount’-toonhoogteverloop)
Bepaalt in welke mate de terugkoppeling wordt beïnvloed door de
gespeelde noten.
Instelling: –200~+200
Amount LFO Depth
Geeft aan in welke mate de LFO de terugkoppeling beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope voor de terugkoppeling instellen. Zie
blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
TIP
Om echt originele geluiden te verkrijgen zou u “HARMONICS”
of “FBK AMOUNT” eens met de LFO of de envelope moeten
moduleren.
Harmonics KF (toonhoogteverloop van de
harmonischen)
Bepaalt in welke mate de harmonischen worden beïnvloed door de
gespeelde noten.
90
Patches programmeren
X-MOD
(ANALOG, wanneer u
‘X-MOD-OSC’ kiest)
X-MOD (intensiteit van de kruismodulatie)
“Cross Modulation” betekent dat OSC2 het frequentiespectrum van
OSC1 wijzigt. Met [X-MOD] bepaalt u de intensiteit van deze
gekruiste modulatie. Hoe verder u de regelaar naar rechts draait, des
te complexer wordt het geluid van OSC1. Er worden dan namelijk
steeds meer boventonen toegevoegd die voor een klokachtig geluid
zorgen.
Instelling: –63~+63
“Cross Modulation Depth” kan alleen voor OSC1 worden geko-
zen.
Time (PCM)
Time ★
Hiermee bepaalt u in welke mate de weergavesnelheid (tijd) varieert.
Instelling: –63~+63
<Verband tussen de Time-parameter en de weergavesnelheid>
Tijd–40–2002040
FWDOmge-
keerde
weergave
ZEROSnelheid
x–2
BWDSnelheid x4Snelheid
StopNormale
Omgekeerde
weergave
x–2
snelheid
StopNormale
Omgekeerde
weergave
Snelheid x2Snelheid
snelheid
StopNormale
x4
Snelheid
x2
snelheid
Patches programmeren
Als OSC2 niet actief is, heeft “Cross Modulation Depth” geen
effect.
X-MOD KF (X-MOD-toonhoogteverloop)
Bepaalt in welke mate de kruismodulatie door de gespeelde noten
wordt beïnvloed.
Instelling: –200~+200
X-MOD LFO Depth
Bepaalt in welke mate de LFO de kruismodulatie beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope voor de kruismodulatie instellen. Zie
“Envelopes programmeren” (blz. 95) voor details over de envelope-instellingen.
Time KF (‘Time’-toonhoogteverloop)
Geeft aan in welke mate de “Time”-waarde door de gespeelde noten
wordt beïnvloed.
Instelling: –200~+200
Time Offset
Vertegenwoordigt de basissnelheid, wanneer “Time”= “0”.
Instelling
BWD: Slaat op de achterwaartse richting.
ZERO: Vertegenwoordigt een pauze.
FWD:Slaat op de voorwaartse richting.
Time LFO Depth ★
Bepaalt in welke mate de LFO de “Time”-waarde kan beïnvloeden.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope voor de “Time”-waarde programmeren. Zie “Envelopes programmeren” (blz. 95) voor details over
de envelope-instellingen.
91
Patches programmeren
Formant (PCM)
De parameters van deze pagina worden genegeerd, wanneer der
VARI-schakelaar uit staat (blz. 87) en wanneer u als codering
(blz. 119) “BACKING” of “ENSEMBLE” gekozen hebt.
Formant ★
Hiermee bepaalt u de variatiegraad van het stemkarakter (formant).
Instelling: –63~+63
Formant KF (‘Formant’-toonhoogteverloop)
Geeft aan in welke mate de “Formant”-waarde door de gespeelde
noten wordt beïnvloed.
Instelling: –200~+200
OSC TVA
Level ★
Bepaalt het volume van de oscillator.
Instelling: 0~127
Level KF (toonhoogteverloop van het volume)
Met deze parameter kunt u zorgen dat het volume van de patch
gedeeltelijk door de toonhoogte van de gespeelde noten wordt
bepaald. In relatie tot het volume van de C4 (middelste C) zorgen
positieve (+) instellingen dat het volume toeneemt voor noten die
hoger zijn dan de C4, terwijl negatieve (–) waarden zorgen dat het
volume afneemt voor noten rechts van de C4. Hoe groter de waarde,
hoe meer verschil er is.
Instelling: –200~+200
Energy
Geeft aan in hoeverre de fundamentele toonhoogte wordt benadrukt, wat voor een duidelijker geluid zorgt. Kies “OFF”, als u de
“Energy”-parameter niet wilt gebruiken.
Instelling: OFF, 1~127
Fmt LFO Depth (LFO-intensiteit voor ‘Formant’) ★
Geeft aan in welke mate de LFO de formant kan beïnvloeden.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope programmeren, die de formant beïnvloedt. Zie “Envelopes programmeren” (blz. 95) voor details
over de envelope-instellingen.
Level LFO Dp (LFO-invloed op het volume) ★
Bepaalt in welke mate de LFO het volume van de oscillator kan beïn-
vloeden.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de envelope van de Sub-TVA programmeren. Zie
“Envelopes programmeren” (blz. 95) voor details over de envelope-instellingen.
LFO
92
Hier kunt u de LFO programmeren die de oscillator beïnvloedt.
Zie “LFO-instellingen” (blz. 96) voor details over LFO-instellingen.
Twee geluiden mixen/moduleren
(MOD)
Modulatieschakelaar
Schakelt de modulator in/uit.
Instelling: OFF, ON
Patches programmeren
Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer Modulator
Type= “ENV RING”.
Effecten toepassen op de gespeelde
noten (COSM1/COSM2)
Mod Type
MOD Type
Selecteert het type modulator.
Instelling
MIX: Combineert OSC1 met OSC2.
RING: OSC2 wordt voor de ringmodulatie van OSC1 gebruikt.
FM: OSC2 wordt voor de frequentiemodulatie (“FM”) van OSC1
gebruikt.
ENV RING: De envelope van OSC2 bepaalt het volume van OSC1.
OSC SYNC: De door OSC1 uitgestuurde golfvorm wordt met die
van OSC2 gesynchroniseerd.
COSM-schakelaar
Schakelt de COSM-bewerking in/uit.
Instelling: OFF, ON
COSM Type
Patches programmeren
COSM Type
Gebruik deze parameter om één van de 16 beschikbare COSM-typen
te kiezen. Voor details over de COSM-parameters zie “COSM-parameters” (blz. 159).
OSC SYNC is alleen beschikbaar, als OSC2 als analoge oscillator
fungeert.
Original Level (basisniveau voor de modulatie)
Bepaalt het volume van het oorspronkelijke geluid van OSC1.
Instelling: 0~127
Dit kan worden ingesteld, als “Modulator Type”= “RING” of
“FM”.
Attack (attack van de modulator)
Regelt de attack van de OSC2-envelope.
Instelling: 0~127
Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer “Modulator
Type”= “ENV RING”.
Release (release van de modulator)
Bepaalt de release van de OSC2-envelope.
Instelling: 0~127
LFO
Voor sommige COSM-typen is er tevens een LFO die u kunt
instellen. Zie “LFO-instellingen” (blz. 96) voor details over de
LFO-instellingen.
93
Patches programmeren
Volume en stereopositie instellen
(TVA)
TVA-schakelaar
Schakelt de TVA in/uit.
Instelling: OFF, ON
TVA
Level ★
Bepaalt het volume van de patch.
Instelling: 0~127
Level KF (toonhoogteverloop van het volume)
Gebruik deze parameter om te zorgen dat het volume van de patch
in functie staat van de gespeelde noten. In relatie tot het volume van
de C4 (middelste C) zorgen positieve (+) instellingen dat het volume
toeneemt voor noten die hoger zijn dan de C4, terwijl negatieve (–)
waarden zorgen dat het volume afneemt voor noten die hoger zijn
dan de C4. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Instelling: –200~+200
Pan KF (‘Pan’-toonhoogteverloop)
Met deze parameter kunt u de stereopositie in functie stellen van de
gespeelde noten. Positieve (+) instellingen betekenen dat noten
rechts van de C4 (middelste C) steeds verder naar rechts gepand
worden. Negatieve (–) instellingen zorgen dat noten rechts van de
C4 naar links worden gepand. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Instelling: –200~+200
Pan (Panorama)
R
o
L
C4C3C2C1C5C6C7
+100
+50
0
-50
-100
Noot
Pan LFO Dp (LFO-intensiteit voor ‘Pan’) ★
Bepaalt in welke mate de LFO de stereopositie kan beïnvloeden.
Instelling: –63~+63
Hier kunt u de TVA-envelope programmeren. Zie “Envelopes
programmeren” (blz. 95) voor details over de envelope-instellingen.
LFO
Lvl LFO Dp (LFO-invloed op het volume) ★
Bepaalt in welke mate de LFO het volume van de oscillator beïnvloedt.
Instelling: –63~+63
Pan
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. “L64” is uiterst
links, “0” vertegenwoordigt het midden en “63R” is uiterst rechts.
Instelling: L64~0~63R
Hier kunt u instellingen maken voor de LFO die de TVA beïnvloedt. Zie “LFO-instellingen” (blz. 96) voor details over de
LFO-instellingen.
94
Patches programmeren
Envelopes programmeren
Hier wordt uitgelegd hoe u op de envelope-pagina’s tewerk kunt
gaan.
Velocity Curve (aanslagcurve voor de
envelope)
Kies één van de zeven curven om aan te geven op welke manier uw
aanslagwaarden de intensiteit van de envelope kunnen wijzigen. Als
de envelopediepte niet in functie van uw aanslag mag staan, moet u
hier “0” kiezen.
Instelling: 0~7
0123
4567
Velocity Sens (aanslaggevoeligheid van de
envelope)
Indien nodig, kunt u de diepte van de envelope in functie stellen van
de kracht waarmee u de toetsen indrukt. Wilt u bv. dat de envelope
veel duidelijker hoorbaar is, wanneer u hard aanslaat, dan moet u
hier een positieve waarde (+) kiezen. Moet de envelope bij een harde
aanslag net vlakker zijn, dan kiest u hier een negatieve waarde (–).
Instelling: –63~+63
Velocity A-Sens (aanslaggevoeligheid
van ‘Attack’)
Hiermee zorgt u dat de attack naar gelang de aanslagwaarden varieert. Als u wilt dat de attack voor krachtig gespeelde noten sneller
wordt, moet u hier een positieve waarde (+) kiezen. Om bij hard aangeslagen noten een tragere attack te verkrijgen moet u hier een negatieve waarde (–) kiezen.
Instelling: –63~+63
eert. Als u wilt dat de release voor krachtig gespeelde noten versnelt,
zet u deze parameter in op een positieve (+) waarde. Om bij hard
aangeslagen noten een tragere overgang te verkrijgen moet u hier
een negatieve waarde (–) kiezen.
Instelling: –63~+63
ADSR Attack (attack van de envelope) ★
Bepaalt de aanzet van de envelope (de tijd vanaf het indrukken van
een toets tot de het envelopeniveau de maximale waarde bereikt).
Instelling:0~127, noot
ADSR Decay (decay van de envelope) ★
Hiermee bepaalt u de decay van de envelope (de tijd vanaf het
moment waarop het envelopeniveau de maximale waarde bereikt tot
het naar een constante waarde valt).
Instelling:0~127, noot
ADSR Sustain (sustain van de envelope) ★
Hiermee regelt u het sustainniveau van de envelope (het niveau
waarop de envelope constant blijft).
Instelling: 0~127
ADSR Release (release van de envelope) ★
Bepaalt de release van de envelope (de tijd vanaf het loslaten van een
toets tot het envelopeniveau de waarde “0” bereikt).
Instelling:0~127, noot
De “ENVELOPE”-grafiek rechts toont hoe het niveau onder
invloed van de gemaakte envelope-instellingen evolueert.
Env Time KF (toonhoogteverloop van de
envelope)
Hiermee zorgt u dat de decay en de volgende tijdwaarden van de
envelope worden beïnvloed door de toonhoogte van de gespeelde
noten. Uitgaande van de ingestelde envelopetijden voor de C4-toets
(middelste C), zorgen positieve (+) instellingen ervoor dat noten, die
hoger zijn dan C4, steeds sneller veranderen. Negatieve (–) instellingen betekenen daarentegen dat hoge noten alsmaar trager veranderen. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Instelling: –200~+200
Tijd
+100
Patches programmeren
Velocity D-Sens
(aanslaggevoeligheid van ‘Decay’)
Hiermee zorgt u dat de decay naar gelang de aanslagwaarden varieert. Als u wilt dat de decay voor krachtig gespeelde noten sneller
wordt, moet u hier een positieve waarde (+) kiezen. Om bij hard aangeslagen noten een tragere overgang te verkrijgen moet u hier een
negatieve waarde (–) kiezen.
Instelling: –63~+63
Velocity R-Sens
(aanslaggevoeligheid van ‘Release’)
Hiermee zorgt u dat de decay naar gelang de aanslagwaarden vari-
C4C3C2C1C5C6C7
+50
0
-50
-100
Noot
95
Patches programmeren
LFO-instellingen
Laten we nu de LFO-parameters bekijken.
Waveform (LFO-golfvorm)
Kies hier de golfvorm voor de LFO.
Instelling
SIN: Sinusgolf
TRI: Driehoeksgolf
SAW: Zaagtand
SQR: Blokgolf
RND: Willekeurige golfvorm
TRP: Trapeziumgolf
S&H: Sample & Hold-golfvorm (de LFO verandert één keer per
cyclus)
CHAOS: Chaosgolfvorm
Rate (LFO-snelheid) ★
Bepaalt de modulatiesnelheid van de LFO.
Instelling:0~127, noot
Wanneer u de LFO-snelheid met het tempo van een MIDI-sequencer
e.d. synchroniseert (zie “Patch Tempo”), kunt u met “LFO Rate” de
resolutie (nootduur) instellen.
(Voorbeeld)
Wanneer het tempo= 120 (120 kwartnoten per minuut; 60 seconden)
InstellingDelay
(halve noot)
(kwartnoot)
(achtste noot)
Wanneer u als golfvorm “CHAOS” kiest, wordt deze instelling
genegeerd.
Rechtsonder ziet u een “LFO”-venster met een grafiek van de
golfvormcyclus voor de momenteel gehanteerde instellingen.
Hiermee bepaalt u hoe de LFO precies in (of uit) actie schiet.
Instelling: ON <<, ON >>, OFF <<, OFF >>
Rechtsonder in het display (“LFO”-veld) vindt u een grafiek die
de huidige instellingen weergeeft.
Offset (LFO-verschuiving)
Verschuift de LFO-golfvorm naar boven of onder. Positieve (+)
instellingen zorgen ervoor dat de modulatie bij de centrale waarde
begint en dan opwaarts gaat. Negatieve (–) instellingen zorgen voor
neerwaartse bewegingen vanaf de centrale waarde.
Instelling: –100, –50, 0, +50, +100
Key Sync (LFO-nootsynchronisatie)
Hiermee bepaalt u of de LFO-cyclus bij elke gespeelde noot al (ON)
dan niet (OFF) naar het begin van de golfvorm terugkeert.
Instelling: OFF, ON
Delay Time (LFO-vertraging)
Met “Delay Time” bepaalt u hoe lang het na indrukken (of loslaten)
van een toets duurt eer de LFO begint te werken.
Instelling: 0~127
Lees eerst “Toepassingsvoorbeelden voor de LFO” (blz. 97) en
kies dan de instelling waarmee u het gewenste effect bereikt.
Lees eerst “Toepassingsvoorbeelden voor de LFO” (blz. 97) en
kies dan de instelling waarmee u het gewenste effect bereikt.
Fade Time (LFO-fadesnelheid)
Hier bepaalt u hoe snel de LFO-amplitude het maximum (of minimum) bereikt.
Instelling: 0~127
Lees eerst “Toepassingsvoorbeelden voor de LFO” (blz. 97) en
kies dan de instelling waarmee u het gewenste effect bereikt.
96
Patches programmeren
Toepassingsvoorbeelden voor de LFO
● Laten opkomen van de LFO na het indrukken van een toets
Pan
Pan
Pan
Delay
Time
Noot-aan
Nootaan
Noot-
aan
Delay Time
Delay
Time
Noot-
uit
Fade Time
Delay
Noot-uitNoot-aan
Fade Time
Time
Diepte
Fade Time
Diepte
Diepte
Fade Time
Diepte
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff-frequentie
Niveau
laag (minder)
Fade Mode: ON <<
Fade Time: Snelheid waarmee de LFO-amplitude, na afloop van de
Delay-tijd, het maximum bereikt.
Delay Time: Tijdsduur tussen het indrukken van een toets en het
begin van de LFO.
● LFO meteen bij het indrukken van een toets
laten beginnen en dan laten wegebben
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff-frequentie
Niveau
laag (minder)
Fade Mode: ON >>
Fade Time: Snelheid waarmee de LFO-amplitude, na afloop van de
Delay-tijd, het minimum bereikt.
Delay Time: Tijdsduur tussen het indrukken van een toets en het
einde van de LFO.
●
De LFO geleidelijk toepassen na het loslaten van
een toets
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff-frequentie
Niveau
Pan
laag (minder)
Fade Mode: OFF <<
Fade Time: Snelheid waarmee de LFO-amplitude, na afloop van de
Delay-tijd, het maximum bereikt.
Delay Time: Duur tussen het loslaten van een toets en het opkomen
van de LFO.
● LFO bij het indrukken van een toets starten
en bij het loslaten ervan laten wegebben
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff-frequentie
Fade Mode: OFF >>
Fade Time: Snelheid waarmee de LFO-amplitude, na afloop van de
Delay-tijd, het minimum bereikt.
Delay Time: Bepaalt u hoe lang de LFO na het loslaten van een toets
nog blijft “draaien”.
Niveau
laag (minder)
Effecten voor de patch
programmeren (Effect)
Routing
Patches programmeren
MFX Send (MFX-aandeel) ★
Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat naar de MFX
wordt gestuurd.
Instelling: 0~127
CHO Send (chorusaandeel) ★
Niveau van het signaal dat naar de chorus wordt gestuurd.
Instelling: 0~127
REV Send (galmaandeel) ★
Niveau van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd.
Instelling: 0~127
Output Assign
Hiermee bepaalt u wat er met het onbewerkte signaal gebeurt.
Instelling
MULTI: Stereoweergave via de MFX. Het MFX-signaal kan op zijn
beurt met de chorus en/of reverb worden bewerkt.
MAIN: Directe stereoverbinding met de MAIN OUT-connectors
(zonder bewerking door de MFX).
DIR:Directe stereoverbinding met de DIRECT OUT-connectors (zon-
der bewerking door de MFX). Kies deze instelling, als u liever met
een externe effectprocessor werkt.
MFX (MFX-schakelaar)
Hiermee schakelt u de MFX in of uit.
Instelling:(aan), (uit)
MFX Type
Gebruik deze parameter om één van de 41 beschikbare MFX-typen
te kiezen. Voor details over de MFX-parameters zie “MFX-parameters” (blz. 164).
Instelling: 00 (Thru)~41
MFX-niveau
Hiermee regelt u het uitgangsniveau van de MFX-processor.
Instelling: 0~127
97
Patches programmeren
MFX To CHO (chorusaandeel van de MFX)
Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-uitgangssignaal door de
chorus wordt bewerkt. Kies “0”, als u hier geen chorustoevoeging
nodig hebt.
Instelling: 0~127
MFX To REV (galmaandeel van de MFX)
Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-uitgangssignaal door de
reverb wordt bewerkt. Kies “0”, als u hier geen galmtoevoeging
nodig hebt.
Instelling: 0~127
CHO (chorusschakelaar)
Hiermee schakelt u de chorus in/uit.
Instelling:(OFF), (ON)
CHO Type (chorustype)
Met deze parameter kunt u één van de 8 beschikbare chorustypen
selecteren. Zie “Chorusparameters” (blz. 186) voor meer details.
Instelling: 00 (Off)~08
CHO Master Level (chorusniveau)
Hiermee regelt u het niveau aan de uitgang van de chorus.
Instelling: 0~127
CHO To REV (galmaandeel van de chorus)
Stelt de hoeveelheid reverb in dat op het uitgangssignaal van de chorus wordt toegepast. Kies “0”, als u hier geen galmtoevoeging nodig
hebt.
Instelling: 0~127
MFX
MFX Type
Hier kunt u één van de 41 beschikbare MFX-typen kiezen. Voor
details over de MFX-parameters zie “MFX-parameters” (blz. 164).
Instelling: 00 (Thru)~41
Hier kunt u de MFX-parameters van het effect instellen dat u met
“MFX Type” gekozen hebt. Zie ook “MFX-parameters” (blz. 164).
TIP
Raak <List> aan om het “MFX List”-venster te openen waar u
het gewenste MFX-type kunt selecteren.
MFX-schakelaar
Schakelt de MFX in/uit.
Instelling: OFF, ON
CHO
REV (reverbschakelaar)
Schakelt de reverb in/uit.
Instelling:(OFF), (ON)
REV Type (galmtype)
Met deze parameter kunt u telkens één van de 10 galmtypen kiezen.
Zie ook “Reverbparameters” (blz. 187).
Instelling: 00 (Off)~10
REV Master Level (uitgangsniveau van de chorus)
Regelt het volume aan de uitgang van de reverbprocessor.
Instelling: 0~127
CHO Type (chorustype)
Met deze parameter kunt u één van de 8 beschikbare chorustypen
selecteren. Zie “Chorusparameters” (blz. 186) voor meer details.
Instelling: 00 (Off)~08
Hier kunt u de parameters van het met “CHO Type” gekozen effect
instellen. Zie ook “Chorusparameters” (blz. 186).
TIP
Raak <List> aan om het “Chorus List”-venster te openen waar u
het benodigde chorustype uit een lijst kunt selecteren.
Chorusschakelaar
Schakelt de chorus in/uit.
Instelling: OFF, ON
98
Patches programmeren
REV
REV Type (galmtype)
Met deze parameter kunt u telkens één van de 10 galmtypen kiezen.
Zie ook “Reverbparameters” (blz. 187).
Instelling: 00 (Off)~10
Hier kunt u de parameters van het effect instellen dat u met “REV
Type” gekozen hebt. Zie ook “Reverbparameters” (blz. 187).
TIP
Raak <List> aan om in het dan verschijnende “Reverb List”-venster het benodigde effecttype te kunnen kiezen.
Zone-instellingen
De V-Synth XT laat toe het klavier in maximaal 16 zones in te delen.
Elke zone kan een andere klank aansturen.
De momenteel gekozen zone staat rechtsboven op de “PATCH
PLAY”- en “EDIT”-pagina vermeld. Om een andere zone te kiezen moet u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u op []/[]
drukt.
De volgende patchinstellingen gelden telkens voor alle momenteel gedefinieerde zones:
•“Common”-groep (alles behalve “Structure Type”)
•“Effect”-groep (MFX, chorus en reverb)
Klavier opsplitsen om verschillende
geluiden te spelen (Split)
Een instelling met patchtoewijzingen voor aparte klavierzones noemen we een Split-patch. Split-patches programmeer je als volgt.
Patches programmeren
Reverbschakelaar
Schakelt de galm in/uit.
TIP
Instelling: OFF, ON
Indicatie van de gespeelde noot
Indicatie van de zone waartoe de gespeelde noot behoort
1. Ga naar de “PATCH PLAY”-pagina en kies de patch wiens
instellingen u wilt wijzigen (blz. 60).
TIP
Om de patches helemaal zelf te programmeren (en dus niet te
vertrekken van bestaande instellingen) moet u het werkgeheugen eerst initialiseren (blz. 73).
99
Patches programmeren
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <Zone> aan.
Het “PATCH Zone”-venster verschijnt.
9. Eens u de juiste klank voor zone 01 gevonden hebt, kunt u
aan zone 02 een klank toewijzen.
De momenteel gekozen zone staat rechtsboven op de “PATCH
PLAY”- en “EDIT”-pagina vermeld. Om een andere zone te kiezen moet u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u op [], []
drukt.
10.Wijs het gewenste geluid aan zone 02 toe.
Op deze wijze kunt u een patch voorbereiden die voor de in stap
6 gekozen zones verschillende klanken hanteert.
11.Vergeet niet de patch op te slaan (blz. 74).
4. Raak in het onderste gedeelte van het display <Split> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
5. Raak <01> aan.
Zone 01 wordt geselecteerd en het nummer van de hoogste noot
van zone 01 wordt rechtsboven in het display weergegeven.
6. Definieer het splitpunt tussen zone 01 en 02. Kies het
gewenste nootnummer met de VALUE-regelaar of
[INC][DEC].
TIP
Om met drie zones te kunnen werken moet u voor zone 02 een
lagere bovengrens kiezen en vervolgens het splitpunt tussen
zone 02 en 03 definiëren. Door de bovengrens van de meest
rechtse zone te verlagen kunt u bijkomende zones toevoegen. U
kunt maximaal zestien zones definiëren.
7. Raak <OK> aan.
De zones worden vastgelegd en u keert terug naar de “PATCH
PLAY”-pagina.
8. In deze toestand is zone 01 al geselecteerd. U kunt dus met-
een het gewenste geluid aan zone 01 toewijzen.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.