Roland V-SYNTH XT User Manual [nl]

201b
Lees, alvorens dit product te gebruiken, de volgende dingen door: “Het pro­duct op een veilige manier gebruiken” (blz. 3) en “Belangrijke opmerkingen” (blz. 4). Daar vindt u namelijk belangrijke tips en een opsomming van wat u wel en niet mag doen. Bovendien verdient het natuurlijk aanbeveling ook de rest van de handleiding door te nemen om alle functies te leren kennen. Zie boven­dien de “Sound List”. Bewaar de handleidingen op een veilige plaats, omdat u ze later beslist nog eens nodig zal hebben.
Handleiding
Bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de V-Synth XT.
204
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
206j
* De officiële benaming van Windows® is “Microsoft® Windows® operating system”.
207
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.
209
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.
230
* SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corp.
231
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc.
232
* FreeMIDI is een handelsmerk van Mark of the Unicorn, Inc.
220
* Alle in dit document vermelde productnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de
betreffende eigenaars.
202
Copyright © 2005 ROLAND CORPORATION Alle rechten voorbehouden. Het kopiëren, verveelvoudigen of openbaar maken van deze handleiding, hetzij gedeeltelijk, hetzij in z’n geheel, is zonder de schrifte­lijke toestemming van ROLAND CORPORATION verboden.
POWER
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
ATTENTION: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
De bliksemschicht in een driehoek wijst de gebruiker op niet geïsoleerde “gevaarlijke spanningen” in het inwendige van dit product die sterk genoeg zijn om voor elektrocutie te zorgen.
CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF ELECTRIC SHOCK,
DO NOT REMOVE COVER (OR BACK).
NO USER-SERVICEABLE PARTS INSIDE.
REFER SERVICING TO QUALIFIED SERVICE PERSONNEL.
Het uitroepteken in een driehoek wijst de gebruiker erop dat alle instructies voor het juiste gebruik van dit apparaat te vin­den zijn in de bijgeleverde handleiding.
TIPS VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTROCUTIE EN VERWONDINGEN VAN PERSONEN.
OPMERKINGEN VOOR UW VEILIGHEID
LEES DEZE INSTRUCTIES AANDACHTIG DOOR.
WAARSCHUWING
1. Lees alle instructies aandachtig door.
2. Bewaar deze handleiding op een veilige plaats.
3. Volg alle waarschuwingen op.
4. Voer alle instructies uit zoals ze er staan.
5. Gebruik dit apparaat nooit in de buurt van water.
6. Maak het product enkel schoon met een zachte droge doek.
7. Blokkeer nooit de ventilatieopeningen (indien aanwezig). Stel het product alleen overeenkomstig de instructies van de fa­brikant op.
8. Plaats het product nooit in de buurt van warmtebronnen, zo­als stoven, ovens, radiatoren of andere apparaten die veel warmte genereren.
9. Probeer nooit het veiligheidssysteem van een gepolariseerde stekker of een stekker met aarding te omzeilen. Een gepola­riseerde stekker heeft twee pennen waarvan de ene wat bre­der is dan de andere. Een stekker met aarding is voorzien van twee pennen en een uitsparing. De brede of derde pen is er voor uw veiligheid. Als de bijgeleverde stekker niet in uw stopcontact past, moet u het door een vakman laten vervangen.
– Tijdens het gebruik van elektronische apparaten moet u altijd op de volgende punten letten:
10. Zorg dat niemand over het netsnoer kan struikelen. Dat is met name in de buurt van het stopcontact gevaarlijk, maar kan er ook in de buurt van de aansluitingen op het apparaat voor zorgen dat de aders breken.
11. Gebruik enkel de uitdrukkelijk door de fabrikant aanbevolen opties en uitbreidingen.
12. Verbreek, tijdens een onweer, of als u het product langere tijd niet wilt gebruiken, de aansluiting op het lichtnet.
13. Laat alle onderhoudswerken en herstellingen over aan een door Roland erkende herstellingsdienst. Als het netsnoer be­schadigd is of wanneer er vloeistoffen of regenwater in het in­wendige terecht zijn gekomen, moet u het product onmiddellijk uitschakelen en contact opnemen met een er­kende herstellingsdienst.
Voor het Verenigd Koninkrijk
WARNING: IMPORTANT:
As the colours of the wires in the mains lead of this apparatus may not correspond with the coloured markings identifying
the terminals in your plug, proceed as follows:
The wire which is coloured GREEN-AND-YELLOW must be connected to the terminal in the plug which is marked by the
letter E or by the safety earth symbol or coloured GREEN or GREEN-AND-YELLOW.
The wire which is coloured BLUE must be connected to the terminal which is marked with the letter N or coloured BLACK. The wire which is coloured BROWN must be connected to the terminal which is marked with the letter L or coloured RED.
THIS APPARATUS MUST BE EARTHED THE WIRES IN THIS MAINS LEAD ARE COLOURED IN ACCORDANCE WITH THE FOLLOWING CODE. GREEN-AND-YELLOW: EARTH, BLUE: NEUTRAL, BROWN: LIVE
Het product op een veilige manier gebruiken
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
Over de en labels Over de symbolen
WAARSCHUWING
Wijst de gebruiker op het risico op
WAARSCHUWING
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materi le schade.
LET OP!
* "Materi le" schade heeft betrekking op
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
LET OP
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
010
WAARSCHUWING
001
• Lees vóór het gebruik van dit product eerst de onderstaande instructies en de handleiding.
........................................................................................................................
001~50
• Sluit de netstekker van dit product uitsluitend op een geaard stop­contact aan.
........................................................................................................................
002a
• Open het product niet en voer geen enkele interne aanpassingen uit.
........................................................................................................................
003
• Probeer het product niet te herstellen of interne onderdelen te ver­vangen (behalve wanneer deze handleiding specifieke instructies geeft). Laat alle herstellingen en onderhoudswerken over aan uw Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of de distributeur (zie de adressen op de “Information”-pagina).
........................................................................................................................
004
• Gebruik of sla het product nooit op plaatsen op die:
• Onderhevig zijn aan extreme temperaturen (bv. direct zon­licht in een gesloten voertuig, bij een verwarming, op appara­tuur die warmte genereert of
• Klam zijn (bv. badkuip, wasruimten, natte vloeren) of
• Vochtig zijn of
• Blootgesteld zijn aan regen of
• Stoffig zijn of
• Onderhevig zijn aan harde trillingen.
........................................................................................................................
005
• Dit product dient alleen te worden gebruikt met een standaard of een statief dat door Roland is aanbevolen.
........................................................................................................................
006
• Als u dit product gebruikt met een standaard of statief dat door Roland is aanbevolen, dient de standaard/het statief zorgvuldig te worden geplaatst, zodat het product waterpas en blijvend stabiel staat. Als u geen standaard of statief gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat elke locatie waar u het product wenst te plaatsen een waterpas oppervlak heeft, dat het product ondersteunt en wiebe­len van het product tegengaat.
........................................................................................................................
008a
• Sluit dit product alleen aan op een stopcontact dat beantwoordt aan de vereisten op het naamplaatje en de specificaties in deze handleiding.
........................................................................................................................
008e
• Gebruik voor stroomvoorziening alleen de bijgeleverde kabel. Het netsnoer is niet geschikt voor gebruik met andere apparaten.
........................................................................................................................
009
• Draai of buig de stroomkabel niet teveel. Plaats er nooit zware objecten op. Dit kan de kabel beschadigen, wat defecten en een kortsluiting kan veroorzaken. Beschadigde kabels kunnen brand en schokgevaar veroorzaken!
........................................................................................................................
Dit product is, alleen of in combinatie met een versterker en koptele­foon of speakers, in staat om geluidsniveaus te produceren, die per­manent gehoorverlies kunnen veroorzaken. Werk nooit langere tijd op een hoog volumeniveau of op een niveau dat onaangenaam is. Als u enig gehoorverlies of piepen in de oren ervaart, dient u direct te stoppen met het gebruik van het product en een oorarts te raadple­gen.
........................................................................................................................
011
• Zorg dat geen enkel voorwerp (bijv. ontvlambaar materiaal, mun­ten, spelden) of vloeistoffen van welke soort dan ook (bijv. water, frisdrank enz.) het product binnendringen.
........................................................................................................................
012a
• In de volgende gevallen moet u dit product meteen uitschakelen, de aansluiting op het lichtnet verbreken en contact opnemen met een door Roland erkende herstellingsdienst, uw Roland-dealer of de verdeler (zie de “Information”-pagina):
• Wanneer de stekker of het netsnoer zichtbaar beschadigd is.
• Als er rook of een vreemde geur uit het apparaat komt.
• Wanneer een voorwerp of vloeistof in het inwendige terecht is gekomen.
• Wanneer het product in de regen heeft gestaan of op een andere manier nat is geworden;
• Wanneer het product niet naar behoren lijkt te werken.
013
• In huishoudens met kleine kinderen dient een volwassene toe­zicht te houden tot het kind in staat is zich aan alle regels voor de veilige bediening van het product te houden.
........................................................................................................................
014
• Bescherm het product tegen hevige schokken. (Laat het niet vallen!)
........................................................................................................................
015
• Forceer de stroomkabel van het product niet door hem met een onredelijk aantal andere apparaten een stopcontact te laten delen. Wees extra voorzichtig met het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom die wordt gebruikt door alle appara­tuur die u op het stopcontact van het verlengsnoer heeft aangeslo­ten mag nooit het stroomniveau (watts/ampères) van het verleng­snoer overschrijden. Overmatige lading kan het isolatiemateriaal van de kabel doen verhitten en uiteindelijk doorsmelten.
........................................................................................................................
016
• Vóór het gebruik van dit product in het buitenland neemt u het best contact op met uw dealer of de verdeler om te zorgen dat u de juiste voeding gebruikt (zie ook de adressen onder “Informa­tion”).
........................................................................................................................
023
• Speel GEEN CD-ROM af op een conventionele audio CD-speler. Het resulterende geluid kan van een niveau zijn dat permanent gehoorverlies kan veroorzaken. Er kan schade ontstaan aan spea­kers of andere onderdelen van het systeem.
........................................................................................................................
026
• Zet nooit een vaas, glas e.d. op dit product. Vermijd bovendien het gebruik van verstuivers en sprays, parfum, alcohol, nagellak e.d. in de buurt van het product. Indien de bewuste stof toch op de behuizing terechtkomt, dient u deze onmiddellijk te verwijde­ren.
........................................................................................................................
WAARSCHUWING
3
Het product op een veilige manier gebruiken
LET OP! LET OP!
101a
Dit product moet zo worden geplaatst dat de benodigde ventilatie niet wordt belemmerd.
........................................................................................................................
102b
Pak altijd alleen de stekker van de stroomkabel vast, wanneer u een kabel op een stopcontact of op dit product aansluit c.q. ervan loskoppelt.
........................................................................................................................
103a
Trek de stekker op regelmatige tijdstippen uit het stopcontact en maak de pennen schoon (als er stof op zit). Als u dit product lan­gere tijd niet wilt gebruiken, verbreekt u het best de aansluiting op het lichtnet. Stof tussen de stekker van het netsnoer en de netaan­sluiting kan de isolatie nadelig beïnvloeden en leiden tot brand.
104
Probeer te voorkomen dat snoeren en kabels in de knoop raken. Tevens dienen alle snoeren en kabels zo worden geplaatst dat ze buiten het bereik van kinderen liggen.
........................................................................................................................
106
Klim nooit op het product en plaats er nooit zware voorwerpen op.
........................................................................................................................
107b
Pak de stroomkabel of de stekkers nooit vast met natte handen, wanneer u ze op een stopcontact c.q. dit product aansluit of ervan loskoppelt.
........................................................................................................................
108a
Trek, vóór u het product verplaatst, de stekker uit het stopcontact en koppel alle kabels van externe apparaten los.
........................................................................................................................
109a
Alvorens het product schoon te maken moet u de aansluiting op het lichtnet verbreken (blz. 54).
........................................................................................................................
110a
Trek de netstekker uit het stopcontact, wanneer u in uw omgeving de mogelijkheid van onweer vermoedt.
........................................................................................................................
118c
Als u ooit schroeven moet verwijderen, legt u ze het best op een veilige plaats – buiten het bereik van kinderen. Zo hoeft u ze later niet te zoeken en is het vrijwel onmogelijk dat kleine kinderen ze inslikken.
........................................................................................................................
120
Schakel de fantoomvoeding uit alvorens signaalbronnen aan te sluiten die geen voeding nodig hebben. Door de fantoomvoeding ingeschakeld te laten, terwijl u een dynamische microfoon of andere signaalbron aansluit, beschadigt u het betreffende appa­raat namelijk. Neem de specificaties van de gehanteerde micro­foon door alvorens hem aan te sluiten.
(Fantoomvoeding van dit instrument: max. 48V DC, 10mA)
........................................................................................................................
Belangrijke opmerkingen
291b
Lees naast Belangrijke veiligheidsinstructies en Het product op een veilige manier gebruiken (blz. 3) ook de volgende punten even door:
Stroomvoorziening
301
Sluit dit product nooit aan op een stopcontact waarmee u al een apparaat met invertor (koelkast, wasmachine, magnetron of air conditioning) of motor hebt aangesloten. Dat andere apparaat zou namelijk storingen of op zn minst een hoorbare brom kunnen veroorzaken. Als u, om de één of andere reden, geen ander stopcontact kunt gebruiken, maakt u het best gebruik van een bromfilter dat zich tussen het stopcontact en dit product moet bevinden.
307
Zet, voordat u dit product op andere apparaten aansluit, de stroomtoevoer van alle producten uit. Dit helpt u om storingen en/of schade aan speakers of andere elementen te voorkomen.
308
Hoewel het LC-display en de LEDs doven, wanneer u het product met zijn POWER-schakelaar uitzet, betekent dit niet dat de verbinding met het licht­net helemaal is verbroken. Om de verbinding volledig te verbreken moet u, na op POWER gedrukt te hebben, ook de stekker uit het stopcontact trek­ken. Het verdient dan ook aanbeveling een stopcontact te kiezen waar u gemakkelijk bij kunt c.q. een voorziening met een schakelaar te hanteren.
Plaatsing
351
Gebruik van het product in de nabijheid van versterkers (of andere appara­tuur met grote stroomtransformator) kan brom veroorzaken. Verplaats dit product dan om het probleem te verhelpen of zet het verder van de stoor­zender vandaan.
352a
Dit apparaat kan de radio- en televisieontvangst verstoren. Gebruik dit pro­duct niet in de nabijheid van dergelijke ontvangers.
352b
Er kan ruis worden geproduceerd, wanneer draadloze communicatieappa­ratuur zoals bv. mobiele telefoons, in de nabijheid van dit product worden gebruikt. Dergelijke ruis kan voorkomen, wanneer u een oproep ontvangt of gaat plegen c.q. tijdens een gesprek. Mocht u dergelijke problemen ondervinden, leg zulke draadloze apparaten dan verder van het product af of zet ze uit.
355b
Er kunnen waterdruppels (condensatie) in het product ontstaan, wanneer het wordt verplaatst naar een andere locatie waarvan de temperatuur en/of vochtigheidsgraad erg anders is. Als u het product in deze toestand tracht te gebruiken, kan dat leiden tot schade en/of storing. Voordat u het product in gebruik neemt, dient u het daarom enkele uren te laten staan, tot de con­dens volledig is verdampt.
Onderhoud
401a
Veeg voor de dagelijkse schoonmaak het product af met een zachte, droge doek of één die licht is bevochtigd met water. Gebruik voor het verwijderen van hardnekkig vuil een doek die met een mild, niet agressief schoonmaak­middel is geïmpregneerd. Wrijf het product daarna droog met een zachte doek.
402
Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of oplossingen van welke soort dan ook om de mogelijkheid van verkleuring en/of vervorming te voorko­men.
Herstellingen en uw data
452
Houd er rekening mee dat alle data in het interne geheugen van dit product tijdens een herstelling gewist kunnen worden. Schrijf belangrijke data dus altijd zo snel mogelijk weg naar een geheugenkaart of noteer ze (indien dat mogelijk is). Tijdens herstellingswerken wordt er getracht de geheugenin­houd te bewaren, maar een garantie hiervoor is er niet. Roland wijst elke aansprakelijkheid m.b.t. dataverlies tijdens herstellingswerken af.
4
Het product op een veilige manier gebruiken
Overige voorzorgsmaatregelen
De rackbeugels van de V-Synth XT kunt u niet compleet verwijderen. Bovendien mag u alleen de schroeven van de kantelgrendel (blz. 19) los­draaien om defecten en storingen te voorkomen.
Alvorens de V-Synth XT te vervoeren moet u de bijgeleverde grendel instal­leren. Door het product zonder die bewuste voorziening te vervoeren loopt u het risico het product te beschadigen (blz. 19).
551
Houd in de gaten dat de inhoud van het geheugen onherstelbaar verloren kan gaan als gevolg van een storing of oneigenlijk gebruik van het product. We raden u aan van belangrijke gegevens, die u in het geheugen van het product heeft opgeslagen, regelmatig een back-up te maken op een geheu­genkaart om dataverlies te voorkomen.
552
Eens de geheugeninhoud van dit product gewist is, bestaat er geen moge­lijkheid meer die instellingen te herstellen. Sein uw instellingen daarom op regelmatige tijdstippen door naar een MIDI-sequencer e.d. of schrijf ze weg naar een geheugenkaart. Roland Corporation is niet aansprakelijk voor dataverlies.
553
Als u de (draai)knoppen, schuiven, andere bedienelementen en connectors van het product gebruikt, doe dit dan met de nodige voorzichtigheid. Hard­handig gebruik kan tot storingen leiden.
554
Sla nooit op het display en oefen er geen grote druk op uit.
556
Pak bij alle kabels, wanneer u ze aansluit/loskoppelt, de aansluiting vast – trek nooit aan de kabel. Zo vermijdt u een kortsluiting of schade aan de interne elementen van de kabel.
557
Tijdens normaal gebruik straalt het product een kleine hoeveelheid warmte uit.
558a
Probeer het volume van het product op een redelijk niveau te houden om te voorkomen dat u uw buren overlast bezorgt. U zou ook een hoofdtelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over diegenen om u heen (vooral laat op de avond).
559a
Verpak, indien mogelijk, het product in de doos (inclusief vulling) waarin het werd geleverd, als u het moet vervoeren. Zo niet, dient u gelijksoortige verpakkingsmateriaal te gebruiken.
562
Gebruik, voor de aansluitingen, uitsluitend Roland-kabels. Bij gebruik van ander merken kabels dient u de volgende voorzorgsmaatregelen in acht te nemen:
Sommige aansluitingskabels hebben weerstanden. Gebruik voor het aansluiten van dit product geen kabels die weerstanden bevatten. Het gebruik van dergelijke kabels kan voor een extreem laag geluidsniveau zorgen. Neem, voor informatie over kabelspecificaties, contact op met de fabrikant van de kabel.
Compatibiliteit van patches afkom­stig van een V-Synth
Houd in de gaten dat patches afkomstig van een V-Synth met een oudere systeemversie dan 2.0 (d.w.z. versies 1.00~1.51), die een beroep doen op voorgeprogrammeerde PCM-golfvormen, niet naar behoren werken in V2.0.
Voordat u kaarten gebruikt
Hanteren van geheugenkaarten
704
Schuif de datakaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn plek zit.
705
Raak nooit de aansluitingen van de geheugenkaart aan. Voorkom boven­dien dat de aansluitingen vuil worden.
708
Geheugenkaarten zijn precisieonderdelen. Behandel ze met de nodige zorg en houd het volgende in de gaten.
Om geheugenkaarten tegen statische ontladingen te beschermen moet u alle statische elektriciteit uit uw lichaam afleiden alvorens een kaart vast te pakken.
Zorg dat de aansluitingen van de kaart nooit in aanraking komen met metalen voorwerpen.
Stel een geheugenkaart nooit bloot aan sterke trillingen en laat ze nooit vallen.
Laat een geheugenkaart nooit in de zon, een gesloten auto of op andere warme c.q. koude plaatsen liggen (opslagtemperatuur: –25~85˚C).
Zorg dat uw geheugenkaarten nooit nat worden.
Probeer nooit een kaart te openen of te modificeren.
Omgaan met CD-ROMs
801
Raak nooit de kant met de datalaag aan en doe het nodige om krassen op die laag te vermijden. Beschadigde of vuile CD-ROMs kunnen niet naar behoren worden gelezen. Houd ze schoon door gebruik van speciale CD­reinigers.
Auteursrecht
851
Ongeautoriseerde opname, distributie, verkoop, uitleen, openbare opvoe­ring, uitzenden of iets soortgelijks, geheel of gedeeltelijk, van een werk (muzikale compositie, video, uitzending, openbaar optreden e.d.) waarvan het auteursrecht is voorbehouden aan derden, is bij wet verboden.
852b
Wanneer u via een digitale aansluiting geluidssignalen met een extern instrument uitwisselt, omzeilt dit product de eventueel aanwezige kopieer­beveiliging (SCMS). Dit komt doordat het product is bedoeld voor muzikale producties en daarom niet is onderworpen aan de gebruikelijke restricties onderhevig. Voorwaarde is evenwel dat het product wordt gebruikt voor opname van werken (zoals uw eigen composities) die de auteursrechten van anderen niet schenden. (SCMS is een functie die kopieën van de tweede en volgende generaties in het digitale domein voorkomt. Het wordt in MD­recorders en andere digitale geluidsapparatuur voor het grote publiek als beschermfunctie voor het auteursrecht ingebouwd.)
853
Gebruik dit product nooit voor doeleinden die het auteursrecht van derden zouden kunnen schenden. Wij nemen geen enkele verantwoordelijkheid met betrekking tot het schenden van auteursrechten van derden, die uit uw gebruik van dit product kunnen voortvloeien.
Patches, die een PCM-oscillator aanspreken
Patches, die preset-golfvormen hanteren
Niet compatibel Werken NIET met versie 2.0
Patches, die eigen golfvormen hanteren
Opwaarts compatibel Kun je in versie 2.0 importeren
Patches, die een analoge oscillator aanspreken
Patches, die via een externe ingang worden aangesproken
Opwaarts compatibel Kun je in versie 2.0 importeren
5

Gebruik van deze handleiding

Deze handleiding is als volgt ingedeeld. Zie de losse Sound List voor details over alle patches en golfvor­men van de V-Synth XT.
“Snelle start” (blz.
Dit hoofdstuk stelt de belangrijkste functies van de V-Synth XT in mensentaal voor. Het vormt dan ook de ideale kapstok voor begin­ners, die zo snel mogelijk met de V-Synth XT aan de slag willen. Tij­dens het lezen van deze Quick Start verdient het aanbeveling alle besproken punten meteen op de V-Synth XT uit te proberen. Dan komt u er namelijk sneller achter hoe de belangrijkste functies wer­ken.
“Referentie” (blz.
17)
55)
Overzicht van de V-Synth XT
Hier worden de structuur en de basisbediening van de V-Synth XT uitgelegd. Dit moet u hoe dan ook lezen om de V-Synth XT naar behoren te kunnen bedienen.
Spelen in de Patch-mode
Hier wordt uitgelegd hoe u de Patch-mode van de V-Synth XT kunt (en moet) gebruiken. Dit moet u hoe dan ook lezen om de V-Synth XT naar behoren te kunnen bedienen.
Patches programmeren
Dit hoofdstuk legt uit hoe u patches maakt, en beschrijft wat de Patch-parameters doen en hoe ze zijn opgebouwd. Lees dit hoofd­stuk, als u ook zelf patches wilt maken.
fabrieksinstellingen laadt (Factory Reset). Lees dit deel indien nodig.
“Appendix” (blz. 149)
Dit hoofdstuk bevat hints voor het verhelpen van storingen, als de V-Synth XT niet functioneert zoals verwacht. Er is ook een lijst met de boodschappen die af en toe in het display verschijnen. Verder vindt u hier een overzicht van de beschikbare parameters en een MIDI-implementatiekaart.
Schrijfwijze die in deze handleiding wordt gehanteerd
Om de bedieningsprocedures makkelijk begrijpelijk te maken hante­ren we de volgende symbolen:
Tekens en figuren tussen vierkante haakjes [ ] duiden knoppen en regelaars op het frontpaneel aan. [MODE], bijvoorbeeld, slaat op de MODE-knop; [ ], [ ], [ ] en [ ] vertegenwoordigen de cursortoetsen.
Teksten of figuren, die worden omsloten door < >, duiden op objec­ten in het display (touchscreen) die u kunt gebruiken door ze gewoon met uw vinger aan te raken. De handleiding zal u de opdracht geven om het object dat in het touchscreen wordt weerge­geven aan te raken.
(blz. **) verwijst naar paginas binnen de handleiding. Hieronder staan de betekenissen van de symbolen, die bepaalde zin-
nen in de tekst vooraf gaan.
Dit zijn aandachtspunten. Die moet u altijd lezen.
Programmeren van ‘Rhythm Kits’ (Rhythm-mode)
Hier wordt uitgelegd hoe u drumsets programmeert.
Samples maken en bewerken (Sam­ple-mode)
Hier wordt uitgelegd hoe u samples aanmaakt, bewerkt en tenslotte codeert. Lees dit, als u samples van geluiden wilt maken.
Overkoepelende instellingen (System­mode)
Dit hoofdstuk beschrijft hoe de systeemparameters werken. De hier beschikbare parameters bepalen de werkomgeving van de V-Synth XT. Lees dit deel indien nodig.
Schijfgerelateerde functies (Disk­mode)
Dit hoofdstuk behandelt schijfgerelateerde functies, zoals het weg­schrijven en het laden van data. Lees dit deel indien nodig.
Dataoverdracht (USB-mode)
Hier wordt uitgelegd hoe u de V-Synth XT kunt aansluiten op uw computer en gegevens (patches, golfvormen e.d.) kunt doorseinen. Lees dit indien nodig.
Dit zijn memos ter referentie. Lees ze indien nodig.
TIP
Dit zijn hints voor het gebruik van de V-Synth XT. Lees ze indien nodig.
Deze geven informatie over paginas met gerelateerde informa­tie. Lees ze indien nodig.
985
In deze handleiding vindt u illustraties van displaypaginas, die telkens op de fabrieksinstellingen berusten. In sommige gevallen kan de getoonde informatie echter verschillen van wat u op uw apparaat ziet.
Sommige Patch-benamingen in deze handleiding houden geen verband met de fabrieksinstellingen.
Apart boek: Handleiding voor de V-Cards
Bij levering bevat de V-Synth XT tevens de software van de Roland
V-Cards VC-1 en VC-2. Meer details over het werken met de VC-1 D-50 en VC-2 Vocal Designer vindt u in de V-Card-handleiding.
Andere functies
Hier wordt uitgelegd hoe u gegevens van de V-Synth XT naar een extern MIDI-apparaat kunt verzenden (Data Transfer) en weer de
6

Inhoud

Gebruik van deze handleiding .................................................................................. 6
Belangrijkste kenmerken ........................................................................................ 12
Bedieningsorganen.................................................................................................. 14
Frontpaneel................................................................................................................................................ 14
Achterpaneel .............................................................................................................................................16
Snelle start ........................................17
Voorbereidingen....................................................................................................... 18
Opstellen van de V-Synth XT .................................................................................................................18
Aansluiten op een versterker..................................................................................................................20
Inschakelen................................................................................................................................................21
Opstarten van een V-Card ......................................................................................................................22
Displaycontrast instellen (LCD Contrast).............................................................................................22
Installeren van de PC-kaartbescherming..............................................................................................23
Basisbediening van het touchscreen..................................................................... 24
Pieptoon activeren/deactiveren.............................................................................................................24
De cursor bewegen...................................................................................................................................25
Waarden wijzigen..................................................................................................................................... 26
Werken met de cijferknoppen ................................................................................................................27
Klanken beluisteren................................................................................................. 28
Patches kiezen en bespelen ..................................................................................................................... 28
Patches van de V-Synth XT via een MIDI-klavier aansturen............................................................. 29
Patches uit een lijst selecteren................................................................................................................. 29
Favoriete patches kiezen (Patch Palette)...............................................................................................30
Drummen (Rhythm-mode) ..................................................................................................................... 31
Speelhulpen gebruiken............................................................................................ 32
Geluid met de Time Trip-pad beïnvloeden.......................................................................................... 32
Realtime-wijzigingen van het geluid met de regelaars E1~E8 ..........................................................34
Arpeggios spelen (arpeggiator)............................................................................................................. 36
Het geluid in trappen wijzigen (Multi-Step Modulator).................................................................... 38
Gespeelde noten laten doorklinken (Key Hold) .................................................................................. 39
Patches programmeren........................................................................................... 40
Intuïtief patches programmeren (Sound Shaper)................................................................................ 40
Patchinstellingen initialiseren................................................................................................................. 42
Structuur kiezen........................................................................................................................................ 43
Secties in- en uitschakelen.......................................................................................................................45
Oscillatoren instellen (OSC1/2) .............................................................................................................46
Twee geluiden mixen/moduleren (Mod)........................................................................................... 47
Oscillatoren met COSM-modellen bewerken (COSM1/2)................................................................. 48
Volume van het geluid laten variëren (TVA).......................................................................................49
Effecten van de V-Synth XT.................................................................................................................... 50
Een patch opslaan..................................................................................................................................... 51
Uitschakelen.............................................................................................................................................. 54
Referentie ..........................................55
Overzicht van de V-Synth XT .................................................................................. 56
Indeling van de V-Synth XT ................................................................................................................... 56
Basisstructuur ................................................................................................................................ 56
Polyfonie......................................................................................................................................... 56
7
Inhoud
Wat is multitimbraal?.................................................................................................................56
Geheugen...................................................................................................................................................57
Basisbediening van de V-Synth XT........................................................................................................ 58
Mode kiezen ([MODE])................................................................................................................58
Spelen in de Patch-mode ........................................................................................60
Over de PATCH PLAY-pagina ..........................................................................................................60
Patches kiezen........................................................................................................................................... 60
Favoriete patches kiezen (Patch Palette).................................................................................... 61
Patches volgens categorieën kiezen............................................................................................ 61
Patches uit een lijst selecteren .....................................................................................................62
Eenstemmige partijen spelen (Mono)....................................................................................................63
Vloeiende toonhoogtewijzigingen (Portamento) .............................................................................. 63
Speelhulpen definiëren (Control)........................................................................................................... 63
Arpeggios spelen (Arpeggiator)............................................................................................................ 64
Een arpeggio aanhouden .............................................................................................................64
Arpeggiatorinstellingen ...............................................................................................................65
Eigen arpeggiopatronen aanmaken (Pattern Edit)................................................................... 65
Geluid met de multi-step modulator wijzigen.....................................................................................68
Verschillende effecten op het geluid toepassen................................................................................... 69
Geluid beïnvloeden met de Time Trip-pad............................................................................... 69
Het geluid met de E1~E8-regelaars beïnvloeden ..................................................................... 70
Muziek en videobeelden synchroniseren terwijl u op de V-Synth XT speelt (V-LINK)................ 71
V-LINK-mode selecteren .............................................................................................................71
V-LINK-functies die de V-Synth XT kan aansturen en MIDI-commandos......................... 71
Patches programmeren........................................................................................... 72
Werkwijze voor het editen van patches................................................................................................ 72
Patchinstellingen initialiseren (PATCH Init).......................................................................... 73
Patchinstellingen kopiëren (PATCH Copy)............................................................................ 73
Naam geven aan uw patch (PATCH Name)........................................................................................ 74
Patches aan een categorie toewijzen......................................................................................................74
Patches opslaan (PATCH Write)............................................................................................................ 75
De patch in het geheugen van bestemming beluisteren (Compare) .....................................76
Favoriete patches definiëren (Patch Palette)............................................................................. 76
Patches wissen (PATCH Delete) ............................................................................................................77
Intuïtief patches programmeren (Sound Shaper)................................................................................ 77
Functies van Patch-parameters .............................................................................................................. 79
Algemene instellingen voor de hele patch (Common).......................................................... 79
Golfvormen wijzigen (OSC1/OSC2)..........................................................................................86
Twee geluiden mixen/moduleren (MOD)................................................................................93
Effecten toepassen op de gespeelde noten (COSM1/COSM2) ..............................................93
Volume en stereopositie instellen (TVA)...................................................................................94
Envelopes programmeren............................................................................................................ 95
LFO-instellingen............................................................................................................................96
Effecten voor de patch programmeren (Effect) ........................................................................97
Zone-instellingen......................................................................................................................................99
Klavier opsplitsen om verschillende geluiden te spelen (Split)............................................. 99
Een drumpatch aanmaken.........................................................................................................101
Programmeren van Rhythm Kits (Rhythm-mode)............................................. 102
Werking van een Rhythm Kit.............................................................................................................102
Spelen in de Rhythm-mode .................................................................................................................. 102
Rhythm Kit programmeren ..................................................................................................................103
Samples maken en bewerken (Sample-mode) .................................................... 104
Sampelen.................................................................................................................................................. 104
Instellingen voor het sampelen (Wat is een template?)....................................................... 104
Werkwijze voor het sampelen...................................................................................................105
8
Inhoud
Resampling................................................................................................................................109
Instellingen................................................................................................................................... 109
Pre-Effect-instellingen ................................................................................................................110
Metronoomparameters............................................................................................................... 111
Sample-informatie opvragen ................................................................................................................ 112
Een sample importeren.......................................................................................................................... 113
Samples editen........................................................................................................................................ 113
Algemene werkwijze voor het editen ......................................................................................113
Editen van het gekozen samplegebied..................................................................................... 115
Loop-gebied instellen............................................................................................................... 117
Oorspronkelijk tempo instellen................................................................................................. 118
Samples naar V-Synth XT-data converteren (Encode)...................................................................... 118
Het coderingstype kiezen ..........................................................................................................119
Automatisch events opsporen................................................................................................... 120
Events verwijderen en toevoegen.............................................................................................120
Samples opslaan .....................................................................................................................................121
Overkoepelende instellingen (System-mode) ..................................................... 122
Instellen van de systeemparameters.................................................................................................... 122
Systeeminstellingen opslaan (Write)........................................................................................122
Systeeminstellingen initialiseren (Init)..................................................................................... 122
Systeemparameters ................................................................................................................................123
Overkoepelende instellingen (Common) ................................................................................123
Controllerinstellingen (Controller)...........................................................................................127
V-LINK-parameters (V-LINK) .................................................................................................. 129
Databeheer (Disk-mode)........................................................................................131
Disk Utility ..............................................................................................................................................131
Werken met de Disk Utility-functies.................................................................................................131
Sorteren van de afgebeelde bestanden..................................................................................... 132
Een project in de V-Synth XT laden (Load Project)........................................................................... 132
Projecten wegschrijven (Save Project)................................................................................................. 132
Wissen van overbodige bestanden (Clean Project) ...........................................................................133
Importeren van patches en golfvormen (Import Files)..................................................................... 133
Datadrager initialiseren (Format) ........................................................................................................134
Functies voor bestanden en mappen (Tools)...................................................................................... 135
Kopiëren van bestanden/mappen (Copy) .............................................................................. 135
Bestanden/mappen verplaatsen (Move).................................................................................135
Bestanden/mappen wissen (Delete) ........................................................................................ 136
Bestanden/mappen hernoemen (Rename)......................................................................................... 137
Via USB op uw computer aansluiten (USB-mode)..............................................138
Over de USB-functies.............................................................................................................................138
Driverinstallatie en instellingen ........................................................................................................... 138
MIDI-communicatie met de computer................................................................................................ 138
Signaalschema voor USB-audiotoepassingen .................................................................................... 138
Bestanden naar of van uw computer zenden (Storage).................................................................. 139
Windows ......................................................................................................................................139
Macintosh..................................................................................................................................... 141
Voorbeelden van het gebruik van de Storage-functie ....................................................................143
Werken met V-Synth Librarian.......................................................................................................... 145
Installatie ...................................................................................................................................... 145
Andere functies...................................................................................................... 146
Data naar een extern MIDI-apparaat doorseinen (Data Transfer) .................................................. 146
Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset).........................................................................................147
Informatie opvragen (Info).................................................................................................................... 147
Gevoeligheid van het touchscreen aanpassen (Calibration)............................................................148
De gevoeligheid van het touchscreen aanpassen................................................................... 148
9
Inhoud
Appendix ........................................149
Parameteroverzicht................................................................................................ 150
Patch-parameters....................................................................................................................................150
Systeemparameters ................................................................................................................................156
COSM-parameteroverzicht.................................................................................... 159
COSM-parameters..................................................................................................................................159
Overdrive/Distortion.................................................................................................................159
Wave Shape.................................................................................................................................. 159
Amp Simulator ............................................................................................................................ 160
Speaker Simulator....................................................................................................................... 160
Resonator...................................................................................................................................... 160
1st order SideBandFilter............................................................................................................. 160
2nd order SideBandFilter...........................................................................................................161
Comb Filter .................................................................................................................................. 161
Dual Filter..................................................................................................................................... 161
TVF................................................................................................................................................ 162
Dynamic TVF...............................................................................................................................162
Polyphonic Compressor.............................................................................................................162
Polyphonic Limiter .....................................................................................................................162
Frequency Shifter ........................................................................................................................163
Lo-Fi Processor ............................................................................................................................163
TB Filter ........................................................................................................................................163
Effectoverzicht .......................................................................................................164
MFX-parameters..................................................................................................................................... 164
01: Parametric EQ (Parametrische equalizer).......................................................................... 165
02: Graphic EQ (Grafische equalizer).......................................................................................165
03: Resonant Filter.......................................................................................................................165
04: Isolator and Filter.................................................................................................................. 166
05: Distortion / OD (vervorming/overdrive)......................................................................... 167
06: Amp Simulator (simulatie van een gitaarversterker) ...................................................... 167
07: Auto Wah ...............................................................................................................................168
08: Humanizer .............................................................................................................................169
09: Dynamic Processor (dynamische stereoprocessor)..........................................................169
10: Tape Echo Simulator............................................................................................................. 170
11: Stereo Delay ........................................................................................................................... 170
12: Multi Tap Delay..................................................................................................................... 171
13: Reverse Delay ........................................................................................................................172
14: Vocal Echo..............................................................................................................................172
15: Band Pass Delay .................................................................................................................... 172
16: Analog Delay -> Chorus ......................................................................................................173
17: Digital Chorus .......................................................................................................................174
18: Space Chorus .........................................................................................................................174
19: Hexa Chorus ..........................................................................................................................174
20: Analog Flanger ...................................................................................................................... 175
21: BOSS Flanger .........................................................................................................................175
22: Step Flanger ...........................................................................................................................176
23: Analog Phaser........................................................................................................................ 176
24: Digital Phaser......................................................................................................................... 177
25: Rotary...................................................................................................................................... 177
26: Tremolo/Auto Pan ...............................................................................................................178
27: Stereo Pitch Shifter................................................................................................................178
28: OD/DS -> Cho/Flg (Overdrive/Distortion -> Chorus/Flanger).................................. 179
29: OD/DS -> Delay (Overdrive/Distortion -> Delay) ......................................................... 179
30: Cho/Flg -> Delay (Chorus/Flanger -> Delay) .................................................................180
10
Inhoud
31: Enh -> Cho/Flg (Enhancer -> Chorus/Flanger) ..............................................................180
32: Enh -> Delay (Enhancer -> Delay)......................................................................................181
33: Vocal Multi.............................................................................................................................181
34: Guitar Multi ...........................................................................................................................182
35: Bass Multi...............................................................................................................................183
36: EP Multi..................................................................................................................................183
37: Keyboard Multi .....................................................................................................................184
38: Phonograph............................................................................................................................ 185
39: Radio Tuning .........................................................................................................................185
40: Bit Rate Converter.................................................................................................................185
41: Pseudo Stereo......................................................................................................................... 186
Chorusparameters.................................................................................................................................. 186
Chorus Type................................................................................................................................. 186
Chorusparameters....................................................................................................................... 187
Reverbparameters .................................................................................................................................. 187
01: Room 1.................................................................................................................................... 187
02: Room 2.................................................................................................................................... 188
03: Room 3.................................................................................................................................... 188
04: Hall 1.......................................................................................................................................189
05: Hall 2.......................................................................................................................................189
06: Hall 3.......................................................................................................................................190
07: Garage.....................................................................................................................................190
08: PLATE..................................................................................................................................... 191
09: Non-Linear............................................................................................................................. 191
10: Delay ....................................................................................................................................... 192
Probleemoplossing................................................................................................193
Problemen i.v.m. de V-Synth XT..........................................................................................................193
Problemen i.v.m. de USB-driver (Windows)...................................................................................... 194
Problemen i.v.m. de USB-driver (Macintosh) ....................................................................................196
Boodschappen in het display ............................................................................... 197
ERROR-paginas................................................................................................................................. 197
WARNING-paginas..........................................................................................................................198
Berichtenvakjes ....................................................................................................................................... 199
Over MIDI ................................................................................................................ 200
Over de MIDI-aansluitingen .....................................................................................................200
MIDI-kanalen en multi-timbrale klankbronnen.....................................................................200
MIDI Implementation Chart.................................................................................... 201
Specificaties ...........................................................................................................202
Index........................................................................................................................ 203
11

Belangrijkste kenmerken

De V-Synth XT is een professionele synthesizer met een klankbron, die verschillende technologieën van Roland herbergt. Bijzonder realistische akoestische geluiden, vette tapijten, ritmische grooves en agressieve geluiden de V-Synth XT kan gewoon alles aan –
zelfs organische overgangen tussen deze extremen. De software van de Roland “V-Cards” VC-1 en VC-1 behoort eveneens tot de standaarduitrus­ting. Deze twee systemen kunt u direct kiezen – zonder het instrument te herstarten. Dankzij deze software kan de V-Synth XT dienst doen als (virtuele) D-50 of Vocal Designer.
De V-Synth XT is gewoon het perfecte instrument voor live en in de studio en biedt klanken die u elders tevergeefs zoekt.
V-Synth-klankbron voor unieke geluiden
De klankbron berust op een PCM-oscillator met VariPhrase­functionaliteit, analog modeling-oscillatoren, krachtige modula­toren en COSM-processors met o.a. een sideband filter. U bepaalt zelf hoe die verschillende secties worden gebruikt door gewoon de benodigde structuur te kiezen. De combinatie van de secties (die op zich al bijzonder veelzijdig zijn) levert absoluut unieke geluiden op.
Er zijn twee oscillatoren waar je één van de volgende typen aan kunt toewijzen: PCM (VariPhrase), analog modeling en een externe signaalbron. Voor alle belangrijke oscillatorsecties zijn er apart instelbare parameters. Zelfs wanneer u de oscillatoren zon­der veel poespas gebruikt, zijn er al een heleboel modulatiemo­gelijkheden.
De PCM-oscillatoren bevatten Rolands VariPhrase-technologie. VariPhrase kan de toonhoogte, de duur en de formant (het karakteristieke frequentiegehalte) van audiomateriaal in real­time wijzigen zonder de klankkwaliteit noemenswaardig te beïnvloeden. Op die manier verandert een gewone PCM-golf­vorm in rekbare audiodata die je net zo snel/traag kunt afspe­len als je maar wil – en het blijft klinken als een klok.
De oscillatoren, die de analoge modeling voor hun rekening nemen, bevatten tal van hoogwaardige golfvormen, waaronder Super Saw, die behoorlijk vet klinken. Voor sologeluiden is zoiets gewoon ideaal. U kunt kiezen uit 14 verschillende golfvor­men.
De signalen van de oscillatoren kunnen vervolgens met COSM­effecten worden bewerkt. Die effecten kunnen veel meer dan alleen filteren (wat je met name voor analoge dingen nodig hebt). Er zijn 16 verschillende typen: een TVF, modellen van gitaarversterkers, een LoFi-processor, een sideband filter dat ruis of andere geluiden van een duidelijk waarneembare toon­hoogte voorziet, en zelfs een resonator, die zowat als klank­bord van de bewerkte geluiden fungeert. Zelfs externe signalen kunnen met een COSM-processor worden bewerkt. De V-Synth XT kan dus tevens als filterbank worden misbruikt.
‘Sound Shaper-functie om sneller geluiden te programmeren
De V-Synth XT bevat een Sound Shaper-functie die het aantal in te stellen parameters tot een minimum herleidt. Kies gewoon een sjabloon om te zorgen dat de daaraan verbonden parameters geselecteerd worden. Met enkele regelaars en knoppen kunt u dan professionele sounds maken.
Unieke én bruikbare patches
Indien nodig, kunt u echt alles –zelfs de golfvormen– van de aanwe-
zige geluiden wijzigen. Met de V-Synth XT kunt u ook zelf golfvor­men sampelen en WAV/AIFF-bestanden importeren en als basis voor nieuwe klanken gebruiken.
Bovendien biedt de V-Synth XT een Rhythm-functie, die het voordeel heeft dat u aan elke toets/noot een andere klank kunt toewijzen. De meest voor de hand liggende toepassing hiervoor is de aanmaak van zgn. Drum Sets. Omdat we hier echter over compleet editeerbare VariPhrase-klanken praten, hoeft u zich niet te beperken tot basdrums, snares en andere potten en pan­nen.
Realtime-wijzigingen van de geluiden
De V-Synth XT is voorzien van een multi-step modulator waaraan u parameters naar keuze kunt toewijzen, die dan simul­taan volgens stijgende of dalende patronen worden beïnvloed (gemoduleerd). Met de regelaars op het frontpaneel kunt u die bewegingen opnemen. Als u daarna de Smoothing-functie activeert, kunnen dergelijke bewegingen zelfs als LFO fungeren.
VariPhrase-golfvormen kunt u dan weer met de Time Trip-func­tie beïnvloeden. Met cirkelbewegingen op de Time Trip-pad kunt u de afgespeelde golfvorm op elke gewenste plaats gewoon stoppen en de daaruit resulterende klank voor het spelen van melodieën gebruiken! Een andere toepassing voor deze pad is de realtime-bepaling van de snelheid waarmee/de manier waarop o.a. breakbeats worden afgespeeld.
Alle functies, die op de één of andere manier verband houden met het tempo, kunt u ook synchroniseren: VariPhrase, de LFO en de envelope van elke sectie, de programmeerbare arpeggia­tor, de multi-step modulator en zelfs de effecten kunnen aan het mastertempo worden gekoppeld.
12
Belangrijkste kenmerken
Hardware voor de veeleisende professional
Dankzij een uniek concept kun je de V-Synth XT op verschil­lende plaatsen gebruiken: op een bureau of in een rack. Boven­dien ziet deze machine er oogverblindend mooi uit.
De V-Synth XT bevat een groot kleurendisplay met een uitge­kiende gebruiksinterface en een directe toegang tot alle beno­digde parameters. Dankzij de acht regelaars hebt u tevens vaak de indruk dat u met een analoog instrument zit te werken. Die regelaars kunnen zelfs voor de afstandsbediening van andere MIDI-apparaten worden gebruikt.
Natuurlijk zijn er digitale in- en uitgangen (optisch en coaxiaal). De samplingfrequentie van de uitgangen kan –naar keuze–
44.1kHz, 48kHz of 96kHz bedragen. De analoge uitgangen zijn symmetrisch uitgevoerd (TRS-jacks).
Op het frontpaneel bevindt zich een gecombineerde microfoon­ingang (XLR en jack) die ook fantoomvoeding kan leveren. Dankzij de hoge gevoeligheid kunt u hier zonder meer studiomi­crofoons, elektrische gitaren e.d. aansluiten.
De USB-poort kan zowel voor de dataoverdracht als voor MIDI­toepassingen worden gebruikt. Die USB-verbinding werkt zo snel en probleemloos dat u de V-Synth XT zelfs als USB-audio­convertor zou kunnen gebruiken.
Verder is er een poort voor PC-kaarten. Door met een in de han­del verkrijgbare PC-kaartadapter te werken kunt u zelfs Com­pactFlash- en SmartMedia-kaarten gebruiken.
Twee V-Cards zitten er al in
De V-Synth XT wordt geleverd met de VC-1 en VC-2, de eerste
twee V-Cards van Roland. Door gewoon de toegewezen knop in te drukken kunt u van de V-Synth XT een compleet ander instrument maken (blz. 22).
De VC-1 “D-50 tovert de V-Synth XT om in een module die
qua geluid en bediening sprekend op de D-50 (een klas-
sieke Roland-synthesizer, die in 1987 uitkwam) lijkt. Let wel: we praten hier niet uitsluitend over de sounds van de D-50, maar over alle parameters van die synth.
De VC-2 Vocal Designer verandert de V-Synth XT in een
geavanceerde stemprocessor. Die laat o.m. toe gewoon wat lettergrepen te zeggen, terwijl u op een klavier speelt. De gespeelde noten dienen dan als basis voor griezelig echte solo- en koorstemmen.
Meer details over het werken met de VC-2 Vocal Designer vindt u in de V-Card-handleiding.
Wat is VariPhrase?
VariPhrase heeft de volgende voordelen: 1 De toonhoogte, de duur (expansie/compressie van audio-
data) en de stemeigenschappen (formant) kunnen in real­time worden gewijzigd.
2 Kan met het tempo worden gesynchroniseerd en hanteert
automatisch de juiste toonhoogte.
3 Met één sample kunt u complete melodieën spelen – op
andere samplers hebt u daarvoor meerdere samples nodig. 4 De kwaliteit blijft altijd perfect. VariPhrase maakt komaf met de tot nu toe gebruikelijke beper-
kingen van samplers en digitale audiorecorders. Typische problemen met digitale samplers en recorders:
Door een ander tempo te hanteren wijzigt u ook de toon­hoogte.
Door een andere toonhoogte te hanteren wijzigt u ook het tempo en de kwaliteit (formant) van het geluid.
Nagenoeg geen controlemogelijkheden voor audiofrasen. U kunt niet met fragmenten van gesampelde audiofrasen wer­ken.
Traditionele samplers klinken alleen bruikbaar, wanneer je bijna voor elke noot een aparte sample gebruikt.
Bruikbare akkoorden zijn alleen mogelijk, wanneer de aan­gestuurde samples (bv. qua vibrato) synchroon zijn.
Op digitale samplers zorgen wijzigingen in tempo of toon­hoogte voor een vermindering van de geluidskwaliteit.
VariPhrase lost al deze problemen op.
Meer details over het werken met de VC-1 D-50 vindt u in de V-Card-handleiding.
13

Bedieningsorganen

5
6
7
8

Frontpaneel

1
INPUT
Regelt het volume van de via de MIC-connector (frontpaneel) ont­vangen signalen. (blz. 106)
* Heeft geen invloed op de via INPUT (achterpaneel) ontvangen signa-
len.
2
VOLUME
1
2
3
8
9 10
4
Hiermee regelt u het volume van de signalen, die naar de MAIN OUT-connectors en de PHONES-jack worden uitgestuurd. (blz. 21)
3
MIC-connector
Hierop kunt u een (analoge) microfoon aansluiten. Dit is een gecombineerde XLR-/jack-connector. De XLR-pennen kunnen fantoomvoeding (48V) voor een condensa-
tormicrofoon e.d. leveren. Zet de bijbehorende schakelaar dan op PHANTOM ON.
* Het via de MIC-connector ontvangen signaal wordt door de MIC Jack
Switch (blz. 126) uitgeschakeld.
922
* Dit instrument is voorzien van symmetrische (XLR/TRS) connectors.
Hieronder vindt u de bedrading ervan. Ga altijd na of de signaalbron,
die u hier wilt aansluiten, dezelfde bedrading hanteert.
HEET
PUNT
HEET KOUD MASSA
KOUD
MASSA
RING MANTEL
4
MIC-schakelaar
Hiermee kiest u de benodigde impedantie en schakelt u de fantoom­voeding in/uit.
Hi-Z Kies “Hi-Z, wanneer u een elektrische gitaar
of bas op het jack-gedeelte van de ingang aansluit.
NORMAL Kies NORMAL, wanneer u een signaal-
bron met microfoonniveau op het jack­gedeelte van de ingang aansluit.
PHANTOM ONKies deze stand om de op de XLR-pennen
aangesloten microfoon van fantoomvoeding te voorzien.
* De MIC-schakelaar heeft geen invloed op de via INPUT (achterpaneel)
ontvangen signalen.
* Schakel de fantoomvoeding uit alvorens signaalbronnen aan te sluiten
die geen voeding nodig hebben. Door de fantoomvoeding ingeschakeld
te laten, terwijl u een dynamische microfoon of andere signaalbron aan-
sluit, beschadigt u het betreffende apparaat namelijk. Neem de specifica-
ties van de gehanteerde microfoon door alvorens hem aan te sluiten.
(Fantoomvoeding van dit instrument: max. 48V DC, 10mA)
11
13
5
6
12
7
USB-connector
Dit is een USB-aansluiting. Die kunt u op uw computer aansluiten om bestanden en MIDI-commandos te versturen of te ontvangen. Hij ondersteunt tevens audiostreaming.
[PEAK] (piekindicator)
Licht op, wanneer het ingangsvolume te hoog is.
* Hij is zowel met de MIC-connector als de INPUT-jacks op het achter-
paneel verbonden.
[MIDI]-indicator
Licht op, wanneer er MIDI-commandos worden ontvangen.
[USB]-indicator
Licht op, wanneer de USB-poort van de V-Synth XT op een ander apparaat is aangesloten.
PHONES-connector
Hierop kunt u een optionele hoofdtelefoon aansluiten. (blz. 20)
V-CARD-knop
Bij levering bevat de V-Synth XT al de software van de Roland V-Cards VC-1 en VC-2. Druk op de V-CARD-knop om de gewenste functionaliteit (V-Synth/VC-1/VC-2) te kiezen (blz. 22).
14
14
15
16
16
14
15
POWER
17
Bedieningsorganen
E1~E8-regelaars
Deze regelaars dienen voor de realtime-bïnvloeding van de gekozen parameters (blz. 34).
De parameters kunt u op de PATCH PLAY-pagina (blz. 60) kie­zen door de [SHIFT]-knop ingedrukt te houden, terwijl u op de
[ ][ ]-cursorknoppen drukt.
PC CARD-poort
Hier kan een geheugenkaart worden ingebracht.
Voor details over het installeren van de meegeleverde PC-kaart­beschermer zie blz. 23.
9
PREVIEW-knop
Druk hierop om de gekozen patch te kunnen beoordelen.
10
KEY PAD-knop
Hiermee bepaalt u de functie van de cijferknoppen. Licht op:
De cijferknoppen dienen voor het invoeren van waarden. Werken met de cijferknoppen (blz. 27)
Uit:
De cijferknoppen dienen voor de bediening van de Patch Palette-functie (kiezen van uw favoriete patches).
Favoriete patches kiezen (Patch Palette) (blz. 61)
11
Cijferknoppen
Wanneer de cursor zich bij een waarde bevindt, kunt u die met deze knoppen wijzigen (blz. 27).
De cijferknoppen doen tevens dienst als Patch Palette-knoppen (blz. 61).
12
LCD CONT-regelaar (LCD CON-
TRAST)
Past het displaycontrast aan. (blz. 22)
13
Display
Het display houdt u op de hoogte van wat u net aan het doen bent.
VALUE-regelaar
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u aan deze regelaar draait om de waarde in grotere stappen te wijzi­gen. (blz. 26)
Druk op de VALUE-regelaar om een instelling e.d. te bevestigen (ENTER-functie). Wanneer de cursor zich bij een waarde bevindt, kunt u [ENTER] (VALUE-regelaar) indrukken om de waarde met de cijferknoppen in te voeren (blz. 27).
[SHIFT]
Gebruik deze knop samen met andere knoppen om toegang te krij­gen tot bijkomende functies.
[MODE]
Hiermee opent u het Mode Menu-venster.
[CTRL]
Hiermee gaat u naar de Control-pagina (blz. 63). Op de Control­pagina vindt u de Time Trip-functie (blz. 69) die het beïnvloeden van het geluid via het drukgevoelige display toelaat. Bovendien vindt u daar de External Control-functie (blz. 63) voor het gebruik van de E1~E8-regelaars als MIDI-afstandsbediening. Ook de V­LINK-functie (blz. 71) voor de bediening van videoapparaten bevindt zich hier. Tenslotte kunt u hier nog de arpeggiator in-/uit­schakelen (blz. 64).
[EXIT]
Hiermee gaat u terug naar de PLAY-pagina c.q. sluit u het momen­teel geopende venster. Op sommige paginas kunt u een gemaakte instelling hiermee annuleren.
[DEC], [INC]
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Als u één knop ingedrukt houdt, terwijl u op de andere drukt, versnelt de waardeverandering. Als u één van deze knoppen indrukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, verandert de waarde in grotere stappen. (blz. 26)
15
Bedieningsorganen
17
5
6
[ ], [ ], [ ], [ ] (cursorknoppen)
Beweegt de cursor naar boven/beneden/links/rechts. (blz. 25)
Als u op de PATCH PLAY-pagina (blz. 60) de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt, kunt u met [ ][ ] andere functies aan de
E1~E8-regelaars toewijzen.

Achterpaneel

1 2 3 4 5 6
Houd de [SHIFT]-knop ingedrukt, terwijl u op [ ][ ] drukt om rechtsboven op de PATCH PLAY- of EDIT-pagina een andere zone te kiezen (blz. 99).
POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de stroomtoevoer in/uit. (blz. 21, blz. 54)
1
AC Inlet
Sluit hier de bijgeleverde stroomkabel aan.
2
DIGITAL AUDIO INTERFACE-connec-
tor (OPTICAL IN/OUT, COAXIAL IN/ OUT)
(beantwoordt aan IEC60958). Dit zijn digitale in-/uitgangen (stereo). Het uitgaande signaal is
identiek aan het signaal dat via de MAIN OUT-connectors wordt uit­gestuurd.
3
MIDI-connectors (IN, OUT, THRU)
Sluit hier externe apparaten aan die MIDI-commandos moeten zen­den of ontvangen.
4
INPUT-connectors (L, R)
Hier kan een externe geluidsbron, zoals een CD-speler, worden aan­gesloten. Diens signalen kunt u sampelen of in realtime bewerken.
* De ontvangst van de INPUT-connectors kunt u met de INPUT Jack
Switch (blz. 126) in-/uitschakelen.
* * Het niveau van de via de INPUT-connectors ontvangen signalen
kunt u met INPUT Jack Gain (blz. 126) instellen.
DIRECT OUT-connectors (L, R)
(1/4-jack)
Via deze connectors worden de signalen zonder effecten naar de bui­tenwereld gestuurd. U zou ze dan ook op een externe effectprocessor c.q. een ander audioapparaat kunnen aansluiten.
MAIN OUT-connectors (L (MONO),
R) (1/4 TRS-jack)
Deze jacks voeren het geluidssignaal in stereo uit naar een aangeslo­ten mixer/versterker. Voor monotoepassingen moet u de L-con­nector gebruiken. (blz. 20)
16

Snelle start

17

Voorbereidingen

Opstellen van de V-Synth XT
Dankzij een pienter systeem kunt u de V-Synth XT zowel op een tafel zetten als in een rack hangen.
Desktop-gebruik
Stel de V-Synth XT zoals getoond op.
Inbouw in een rack
1
Installeer de V-Synth XT naar behoren in een rack.
Voor de installatie van de V-Synth XT hebt u (op 4 plaatsen) optionele schroeven nodig.
POWER
18
De rackbeugels van de V-Synth XT kunt u niet verwij­deren. Bovendien mag u alleen de schroeven van de kantelvoorziening losdraaien om defecten en storin­gen te voorkomen.
Voorbereidingen
2
Na de V-Synth XT in een rack geïnstalleerd te hebben kunt u er de
hoek van instellen.
Installeer de V-Synth XT eerst naar behoren in uw rack. Pak de twee
handvaten op het frontpaneel vast en trek ze naar boven tot u een klik
hoort.
Om weer de verticale stand te kiezen moet u de handvaten naar bin-
nen drukken (ook weer tot u een klik hoort).
* Deze operaties mag u pas uitvoeren na de V-Synth XT in een rack geïnstalleerd te hebben.
* De V-Synth XT kan alleen gekanteld worden, als er voldoende plaats in het rack is.
Laat daarom boven de V-Synth XT wat ruimte vrij in het rack.
Snelle start
Grendel van de kantelvoorziening installeren
Alvorens de V-Synth XT te vervoeren moet u de bijgeleverde kantelgrendel installe­ren. Door het instrument zonder die bewuste voorziening te vervoeren loopt u het risico het te beschadigen.
Activeer de grendel door op de getoonde plaatsen schroeven aan te brengen.
POWER
19
Voorbereidingen
Om schade aan de luidspre­kers en andere apparaten te voorkomen moet u het volume van alle apparaten op de mini­mumwaarde zetten en de betrokken apparaten uitscha­kelen alvorens ze op elkaar aan te sluiten.
Om een optimale geluidskwa­liteit te bereiken sluit u de V-Synth XT best aan op een stereoversterkingssysteem. Als u echter met een monosy­steem moet werken, hebt u alleen de MAIN OUT L (MONO)-connector van de V-Synth XT nodig.
De V-Synth XT wordt zonder audiokabels geleverd. Die moet u dus bij de hand heb­ben.

Aansluiten op een versterker

De V-Synth XT bevat noch een versterker, noch luidsprekers. U moet hem dan ook op een keyboardversterker, actieve speakers of een HiFi-keten aansluiten om iets te horen.
In het hier getoonde voorbeeld worden alleen de MAIN OUT-connectors gebruikt.
921
1
Schakel alle benodigde apparaten uit alvorens ze op elkaar aan te
sluiten.
2
Verbind het ene einde van het bijgeleverde netsnoer met de aanslui-
ting achterop het V-Synth XT en het andere einde met een stopcon-
tact.
3
Sluit de V-Synth XT aan op uw geluidssysteem.
Naar stopcontact
V-Synth XT
Achterpaneel van
de V-Synth XT
MIDI IN
MIDI OUT
Extern MIDI-apparaat
(klavier, sequencer e.d.)
MAIN OUTPHONES
Stereo-hoofdtelefoon
Mixer enz. Eindtrap
Actieve luidsprekers (met
versterker)
POWER
Voor de verbindingen met een versterker/actieve luidsprekers hebt u audiokabels nodig. Werkt u met een hoofdtelefoon, dan moet u hem op de PHONES-connector aansluiten.
TIP
20
Zie Via USB op uw computer aansluiten (USB-mode) (blz. 138) voor de werkwijze, wanneer u de V-Synth XT op een computer aansluit.
*Dit product mag alleen op een stopcontact worden aangesloten dat aan de vereisten (zie het achterpaneel) voldoet.
Meer details over de voeding vindt u op blz. 202.
Voorbereidingen
Na alle benodigde aansluitin­gen voltooid te hebben (blz. 18) mag u de apparaten in de opgegeven volgorde inscha­kelen. Door de apparaten in de verkeerde volgorde in te scha­kelen zou u de luidsprekers, externe apparaten enz. kun­nen beschadigen.
Dit product is voorzien van een veiligheidscircuit. Daarom duurt het na het inschakelen even voordat het naar behoren werkt.
Tijdens het opstarten beeldt het display van de V-Synth XT Processing…” af.
Een optimale geluidskwaliteit bereikt u alleen door het volume van de V-Synth XT zo hoog mogelijk in te stellen en het geluidsniveau op de ver­sterker e.d. in te stellen.
Zet het volume nooit overdre­ven hard. Anders beschadigt u namelijk de versterker en/of de luidsprekers.

Inschakelen

941
1
Ga, vóór het inschakelen van de V-Synth XT, even het volgende na:
Zijn alle apparaten naar behoren aangesloten?
Hebt u het volume van de V-Synth XT en de overige apparaten op nul gezet?
2
Druk de POWER-schakelaar op het frontpaneel van de V-Synth XT in.
942
3
Schakel de versterker en/of de luidsprekers in.
4
Wacht tot de V-Synth XT zijn systeem geladen heeft. Zodra hij
gebruiksklaar is, ziet het display er ongeveer als volgt uit.
* Als u vóór het uitschakelen een V-Card had gekozen, wordt diens systeem tijdens de opstart-
fase geladen (blz. 22).
Snelle start
UITAAN
5
Regel het volume van de aangesloten versterker en/of speakers.
Speel een paar noten op het externe MIDI-klavier, terwijl u het volume
van de V-Synth XT geleidelijk aan verhoogt.
TIP
21
Voorbereidingen
Als u vóór het uitschakelen een V-Card had gekozen, wordt diens systeem tijdens de opstartfase geladen.
Tijdens het laden van de V­Card-functies worden alle tot dan toe gemaakte wijzigingen gewist. Vergeet dus niet de patch- en systeeminstellingen op te slaan.
“Patches opslaan (PATCH Write) (blz. 75)
“Systeeminstellingen opslaan (Write) (blz. 122)

Opstarten van een V-Card

Druk op de [V-CARD]-knop om de gewenste toepassing (V-Synth/VC-1/VC-2) te kiezen.
Bij levering bevat de V-Synth XT al de software van de Roland V-Cards VC-1 en VC-2. Met één druk op een knop kunt u de werking van de V-Synth XT wijzigen zon­der hem telkens opnieuw op te starten.
De VC-1 “D-50” tovert de V-Synth XT om in een module die –qua geluid en bediening– sprekend op de D-50 (een “klassieke” Roland-synthesizer, die in 1987 uitkwam) lijkt. Let wel: we praten hier niet uitsluitend over de sounds van de D-50, maar over alle parameters van die synth.
De VC-2 Vocal Designer verandert de V-Synth XT in een geavanceerde stemprocessor. Die laat o.m. toe om wat lettergrepen te zeggen, terwijl u op een klavier speelt. De gespeelde noten dienen dan als basis voor griezelig echte solo- en koorstemmen.
1
Druk, eens de V-Synth XT opgestart is, op de [V-CARD]-knop en ver-
volgens op het displayveld dat aan de gewenste toepassing is toege-
wezen.
Het display beeldt nu de openingspagina van de V-Card af.
* Houd de [V-CARD]-knop tijdens het inschakelen ingedrukt om meteen een andere werking
voor de V-Synth XT te kunnen kiezen.

Displaycontrast instellen (LCD Contrast)

Na het inschakelen (of als de V-Synth XT al een tijdje aan staat) is het display even­tueel nog maar nauwelijks af te lezen. Bovendien beïnvloeden de hoek waaronder u naar het display kijkt en de verlichting op de plaats waar u staat de leesbaarheid van het display. Met de LCD CONT-regelaar kunt u de contrastinstelling van het display wijzigen.
Meer details over het werken met de VC-1 D-50 en VC-2 Vocal Designer vindt u in de V-Card-handleiding.
22
Voorbereidingen

Installeren van de PC-kaartbescherming

Bij de V-Synth XT wordt een PC-kaartbeschermer geleverd om diefstal van de geheugenkaart te voorkomen. Ziehier hoe u die PC-kaartbeschermer kunt installe­ren.
1
Verwijder de schroeven onder de PC CARD-poort.
2
Schuif de PC-kaart in de PC CARD-poort.
3
Installeer de PC-kaartbeschermer met behulp van de schroeven.
930
931
* Geheugenkaarten mag u alleen insteken c.q. verwijderen, als het apparaat uitgeschakeld is.
Anders zo u namelijk de interne instellingen en/of de data op de kaart kunnen beschadigen.
* Schuif de geheugenkaart volledig, maar voorzichtig, in de poort tot ze vastklikt.
Snelle start
Frontpaneel
Geheugenkaart
PC-kaartbeschermer
23

Basisbediening van het touchscreen

De V-Synth XT is voorzien van een drukgevoelig display (“touchscreen”). U hoeft de afgebeelde items dan ook maar aan te raken om ze te kiezen of in te stellen.
* Het touchscreen reageert op lichte aanraking. Druk er dus niet met geweld of een hard voor-
werp op, omdat u het anders beschadigt. Oefen geen overmatige kracht uit en gebruik alleen uw vingers voor de bediening.

Pieptoon activeren/deactiveren

U kunt aangeven of er wel of geen pieptoon te horen zal zijn, wanneer u een actief gebied op het scherm aanraakt.
* Aanvankelijk is deze “akoestische feedback” actief.
1
Raak rechtsboven in het venster <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2
Raak in het afrolmenu <Beep> aan om een vinkje () toe te voegen.
Deze instelling betekent dat de pieptoon actief is. Herhaal deze procedure om de pieptoon weer uit te schakelen (het vinkje verdwijnt).
* Als u de pieptoon hebt uitgeschakeld, verschijnt er een “
venster, wanneer u een actief gebied van het touchscreen aanraakt.
” in het titelgebied bovenaan het
24
Basisbediening van het touchscreen

De cursor bewegen

Elke pagina en elk venster beeldt verschillende parameters of items af die u kunt selecteren. Breng de cursor naar de waarde van een parameter om deze te wijzigen. De cursor is een blauwe rechthoek. De parameterwaarde of het item die/dat u met de cursor selecteert, wordt negatief weergegeven.
Cursor
Cursortoetsen
Druk op [ ], [ ], [ ] of [ ] (de cursortoetsen) om de cursor te verplaatsen.
Snelle start
[ ]: beweegt de cursor naar boven. [ ]: beweegt de cursor naar beneden. [ ]: beweegt de cursor naar links. [ ]: beweegt de cursor naar rechts.
Touchscreen
U kunt de cursor ook “verplaatsen” door de gewenste parameter direct aan te raken.
25
Basisbediening van het touchscreen

Waarden wijzigen

Om een waarde te wijzigen kunt u de VALUE-regelaar of [INC][DEC] gebruiken of over het touchscreen slepen.
Op alle paginas van het V-Synth XT-display kunt u de benodigde waarde zoals eerder beschreven (met de cursor) selecteren en wijzigen.
Elke parameter heeft zijn eigen instelbereik. Bovendien heeft elk instelbereik een boven- en een ondergrens.
VALUE-regelaar
Als u de VALUE-regelaar naar rechts draait, wordt de waarde verhoogd. Draai hem tegen de klok in om de waarde te verminderen. Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om de waarde in grotere stappen te verhogen en zo sneller grote waardeveranderingen te kunnen maken.
[INC] en [DEC]
Druk op [INC] om de geselecteerde waarde te verhogen. Druk op [DEC] om hem te verlagen. Houd de knop ingedrukt voor continue wijzigingen. Houd [INC] inge­drukt en druk op [DEC] voor snellere waardeverhogingen. Houd [DEC] ingedrukt en druk op [INC] om sneller een beduidend kleinere waarde te kiezen.
Touchscreen
Raak een parameter waarde aan en sleep uw vinger op/neer of naar links/rechts. Naar boven of naar rechts slepen verhoogt de waarde. Omlaag of naar links slepen vermindert de waarde.
26
Basisbediening van het touchscreen
De cijferknoppen kunnen ook als Patch Palette (blz. 30) fungeren.
Dergelijke lijsten kunt u tevens oproepen door op de VALUE­regelaar (ENTER) te drukken.

Werken met de cijferknoppen

Patches met de cijferknoppen kiezen
Als de cursor zich bij een patchnummer bevindt, kunt u met de cijferknoppen andere patches kiezen.
Het nummer van de patch verschijnt in het numerieke veld.
[0]~[9]-knoppen: dienen voor het invoeren van een patchnummer.
[BANK-], [BANK+]-knoppen: Fungeren als ENTER-functie.
Snelle start
Werken met de cijferknoppen voor het invoeren van waarden
Wanneer de cursor zich bij bepaalde invoervelden bevindt, kunt u met de cijferknoppen soms een waardenlijst voor de betreffende parameter kiezen.
Invoeren van numerieke waarden
Gebruik de cijferknoppen voor het invoeren van een numerieke waarde.
[0]~[9]-knoppen: invoeren van cijfers.
[BANK]-knop: maakt het getal negatief (c.q. weer positief).
[BANK+]-knop: wissen van de ingevoerde waarde.
[KEY PAD]-knop: terugkeer naar het midden van de lijst.
Directe waarde-ingave
In het voor de invoer geselecteerde veld verschijnt SELECT”.
Druk op een knop om de overeenkomstige waarde in te voeren. De [0]~[9]-knop-
pen zijn van boven naar onder aan de items in de lijst toegewezen.
De beschikbare knoppen lichten op, terwijl de huidige waarde knippert.
27

Klanken beluisteren

Patches kunt u bovendien kie­zen door het patchveld aan te raken en de cijferknoppen te gebruiken (blz. 27).
Nog een andere aanpak is het aanraken van het patchnum­mer en het op- of neerwaarts (c.q. naar links/rechts) slepen van uw vinger.

Patches kiezen en bespelen

De V-Synth XT bevat een groot aantal klanken en biedt o.m. de mogelijkheid telkens één (een zogeheten patch) ervan te bespelen. Laten we een aantal patches kiezen om te kijken wat de V-Synth XT zoal in zijn mars heeft.
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
Als de PATCH PLAY-pagina (zie hieronder) niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op [EXIT] drukken om te zorgen dat die pagina verschijnt.
Patchnummer
2
Druk op de [PREVIEW]-knop om de patch te horen.
3
Om een andere patch te kiezen moet u het patchnummer aanraken en
dan de VALUE-regelaar of [INC][DEC] werken. Om sneller te werken
kunt u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u deze handelingen uitvoert.
TIP
TIP
28
Klanken beluisteren
Tijdens het laden van de fabrieksinstellingen kiest de V-Synth XT weer kanaal 1 voor de Patch-mode. Als u liever een ander ont­vangstkanaal dan “1” gebruikt, moet u het met Part MIDI (blz. 126) aan Part 1 toewij­zen.
Zie de Sound List voor de voorgeprogrammeerde pat­ches van de V-Synth XT.
Als u een patch uit de lijst selecteert en vervolgens op het externe MIDI-klavier speelt, hoort u de geselecteerde patch. Zo weet u meteen of u de juiste patch te pakken hebt.
Patches van de V-Synth XT via een MIDI­klavier aansturen
De V-Synth XT kan vanop een extern MIDI-apparaat (klavier of sequencer) worden aangestuurd.
Hiervoor moet u een externe stuurbron op de V-Synth XT aansluiten.
MIDI-klavier aansluiten
Sluit het MIDI-klavier zoals hierna getoond aan.
V-Synth XT
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI-klavier
MIDI-kanaal instellen
De V-Synth XT reageert alleen op MIDI-data, wanneer het externe apparaat op het MIDI-kanaal zendt waarop hij ontvangt (soms worden meerdere kanalen gehan­teerd).
Snelle start

Patches uit een lijst selecteren

Misschien kiest u de benodigde patches liever uit een lijst
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
Als de PATCH PLAY-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op [EXIT] drukken.
2
Raak linksboven in het display <List> aan.
Het PATCH List-venster verschijnt.
TIP
3
Selecteer een patch uit de lijst.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] de gewenste patch. U kunt ook een patch selecteren door hem aan te raken.
29
Klanken beluisteren
Het Patch Palette kunt u alleen op de PATCH PLAY­pagina selecteren.
Met de knoppen [0] en [9] kunt u in stappen van 100 patches voor- of achteruit gaan.
Voor details over hoe u een patch in het Patch Palette registreert, zie Favoriete pat­ches definiëren (Patch Palette) (blz. 76).
4
Raak <017–032>~<241–256> links en rechts in het display aan om
andere patches te zien. Om hoger genummerde patches te bekijken
moet u op <257–512> onderaan het display drukken.
5
Raak <OK> aan.
De patch wordt geladen en het PATCH List-venster verdwijnt.
Patches volgens categorieën kiezen (blz. 61)

Favoriete patches kiezen (Patch Palette)

Vaak benodigde patches kunt u in het Patch Palette opnemen en vervolgens via de cijferknoppen [0]~[9] oproepen.
Elk pallet kan acht patches bevatten. Die kunt u met [1]~[8] direct oproepen. Met de [BANK]-knop kunt u de benodigde bank selecteren. Er zijn acht banken, zodat u dus 64 patches kunt registreren.
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
2
Druk op [KEY PAD]. Het display beeldt het Patch Palette af.
3
Druk op de cijferknop van de gewenste patch
([1]~[8]).
U kunt een patch tevens selecteren door het
scherm aan te raken.
4
Kies met [BANK–]/[BANK+] de benodigde
Palette-bank.
5
Druk opnieuw op [KEY PAD] om het Patch Palette te verlaten.
30
Klanken beluisteren
Zie Programmeren van Rhythm Kits (Rhythm-
mode) (blz. 102) voor het edi­ten van de Rhythm-parame­ters.

Drummen (Rhythm-mode)

In de Rhythm-mode wordt aan elke noot (elke toets) een andere klank toegewezen. De V-Synth XT doet dan dus dienst als drummodule.
1
Druk op [MODE].
2
Druk, in het V-SYNTH XT MODE MENU-venster, op <RHYTHM>.
3
Druk verschillende toetsen van het externe MIDI-klavier in om de
drumklanken te bespelen.
Snelle start
4
Om een andere kit te kiezen moet u op het veld van het patchnummer
drukken (het wordt negatief afgebeeld) en de VALUE-regelaar of
[INC][DEC] gebruiken.
5
Om de RHYTHM-mode weer te verlaten moet u op [MODE] en in het
dan verschijnende MODE MENU-venster op <PATCH> drukken.
31

Speelhulpen gebruiken

Wat is de Time Trip-functie?
Eén van de voordelen van VariPhrase is dat de plaats van weergave en snelheid van een golfvorm in realtime kunnen worden gewijzigd. De Time Trip-functie borduurt daarop verder en laat o.m. toe de plaats en snelheid van de weergave handmatig te bepa­len. Om die functie te kunnen gebruiken voor patches, die op de VariPhrase-technologie berusten, moet u als Time Trip-functie TIME TRIP kie­zen. Raak, terwijl u op het externe klavier speelt, de Time Trip-pad aan: de aange­stuurde golfvorm stopt op de plaats die hij op dat moment bereikt heeft. Beweeg uw vin­ger van dat punt af in een cir­kel om te zorgen dat de weer­gave wordt vervolgd: met de klok mee voor de normale weergave, tegen de klok in om de golfvorm in omgekeerde richting te doorlopen. In tegen­stelling tot het scratchen met een pick-up hebben deze bewegingen geen invloed op de toonhoogte. Deze laatste wordt uitsluitend bepaald door de ingedrukte klavier­toetsen.
De Time Trip-pad werkt alleen voor PCM-oscillatoren (OSC1/ OSC2) en ook dan alleen, als Time Trip Sw (Time Trip­schakelaar) (blz. 87) op ON staat.
De V-Synth XT bevat een groot aantal functies voor het toevoegen van expressie aan uw partijen. De Time Trip-pad en de arpeggiator zijn wellicht de interessantste. Laten we een aantal speelhulpen van de V-Synth XT eens van naderbij bekijken.

Geluid met de Time Trip-pad beïnvloeden

Met de Time Trip-functie kunt u, door een vinger heen en weer te bewegen, een groot aantal dingen beïnvloeden.
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
Als de PATCH PLAY-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op [EXIT] drukken.
2
Druk op [CTRL] om naar de Control-pagina te gaan.
3
Kies de functie die u met de Time Trip-pad wilt beïnvloeden door op
de toegewezen TIME TRIP PAD-button te drukken.
: Het Time Trip-effect toepassen.
: Beïnvloeden van het effect dat voor de betreffende patch is gekozen.
32
Speelhulpen gebruiken
De Time Trip-functie wordt samen met de overige Patch­parameters opgeslagen. U kunt de Time Trip-pad dus voor elke patch anders programme­ren.
Zie Geluid beïnvloeden met de Time Trip-pad (blz. 69) voor meer details.
4
Speel op het externe MIDI-klavier, plaats uw vingertop op de Time
Trip-pad en beweeg uw vinger op de volgende manier.
Als actief is
Het effect wordt toegepast, wanneer u uw vinger in een cirkel over de Time Trip-pad beweegt.
Als actief is
Het effect wordt toegepast, wanneer u uw vinger op de Time Trip-pad naar boven/ beneden/links/rechts beweegt.
Snelle start
TIP
33
Speelhulpen gebruiken

Realtime-wijzigingen van het geluid met de regelaars E1~E8

Aan de E1~E8-regelaars kunt u parameters naar keuze toewijzen en die dan tijdens het spelen beïnvloeden.
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op (blz. 60).
Als de PATCH PLAY-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op [EXIT] drukken.
2
Speel op het externe MIDI-klavier, terwijl u aan de regelaars E1~E8
draait.
Het geluid verandert op verschillende manieren (naar gelang de functies die u aan de regelaars hebt toegewezen).
De cijfers (1~8) op de PATCH PLAY-pagina vertegenwoordigen de E1~E8-rege­laars:
Door, op de PATCH PLAY-pagina, de [SHIFT]-knop ingedrukt te houden en de [ ][ ]-cursorknoppen te gebruiken kunt u andere functies aan de regelaars toe­wijzen.
Raak, rechtsboven op de PATCH PLAY-pagina, <MENU> en vervolgens Global Knob aan. Met de buttons kunt u nu een ander toewijzingsgeheel voor de E1~E8-knoppen kiezen. De toewijzingen worden samen met de Patch-parameters opgeslagen.
34
Presets
Eigen instellingen
Met de System-parameters E1 - E8 Knob (blz. 128) kunt u de “User”-toewijzingen wijzigen.
Speelhulpen gebruiken
Functie van de E1~E8-regelaars op editpaginas
Op de editpaginas, die u via de buttons onderaan de PATCH PLAY-pagina oproept (Com, OSC1, OSC2 enz.), werken de E1~E8-regelaars als volgt.
Kijk in het menu, dat na het drukken op <MENU> verschijnt, wat er bij Indiv Knob staat.
Als Indiv Knob geselecteerd is:
De regelaars zijn aan de parameters met de overeenkomstige cijfers toegewezen.
Snelle start
* De toewijzingen van de regelaars op de editpagina’s kunt u niet wijzigen.
Als Indiv Knob niet geselecteerd is:
Er verschijnen geen cijfers op de editpaginas. De regelaars hebben dan de functies, die op de PATCH PLAY-pagina vermeld staan.
35
Speelhulpen gebruiken

Arpeggios spelen (arpeggiator)

De V-Synth XT bevat een functie die automatische riedeltjes kan weergeven (een arpeggiator). Schakel de arpeggiator in en speel wat op het externe MIDI-klavier om te achterhalen hoe de arpeggiator uw noten verwerkt.
Als u bv. een C-majeurakkoord speelt, maakt de V-Synth XT daar de volgende noot­sequens van: C E G C E G
C4E4G4
E4 G4
C4
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
Als de PATCH PLAY-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op [EXIT] drukken.
2
Druk op Arpeggio <ON/OFF> om te zorgen dat de indicator oplicht.
De arpeggiator wordt ingeschakeld.
3
Speel op het externe klavier.
De V-Synth XT breekt de door u gespeelde akkoorden nu.
C4
E4 G4
C4
E4
36
Speelhulpen gebruiken
De arpeggiatorinstellingen worden voor elke patch apart bewaard. U kunt dus voor elke patch andere arpeggios enz. programmeren.
Zie ook Arpeggios spelen (Arpeggiator) (blz. 64).
4
Druk, indien nodig, op <TEMPO> (zie hieronder) en stel met de
[VALUE]-regelaar een ander tempo in.
Draai de regelaar naar rechts om het tempo op te voeren en naar links om het te ver­minderen. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om de waarde in grotere stappen te wijzigen.
5
Druk opnieuw op ARPEGGIO <ON/OFF> (indicator dooft) om de
arpeggiator weer uit te schakelen.
Snelle start
TIP
37
Speelhulpen gebruiken
De multi-step modulator kunt u ook met de hieronder getoonde buttons op de PATCH PLAY-pagina inschakelen.
Zie ook Geluid met de multi­step modulator wijzigen (blz. 68).
Het geluid in trappen wijzigen (Multi-Step Modulator)
De multi-step modulator kan de parameterinstellingen op basis van een sequence (16 stappen) wijzigen. De V-Synth XT hanteert sporen (tracks) voor dergelijke modulatiepatronen. U kunt telkens vier sporen tegelijk gebruiken. Elk spoor kan uiteraard een andere sequence “afspelen”. Met de regelaars op het frontpaneel kunt u het sequencepatroon dan nog wijzigen.
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
Als de PATCH PLAY-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op [EXIT] drukken.
2
Raak onderaan het scherm <Com>
aan.
3
Raak links op het scherm
<Step Mod> aan.
De Multi Step Modulator-pagina verschijnt.
4
Zet <Step Switch> bovenaan het scherm op ON.
De multi-step modulator beïnvloedt telkens de momenteel gekozen patch.
5
Speel op het externe klavier om iets te horen en wijzig vervolgens de
instellingen voor de stappen 1~16.
Druk op <MENU> en kies Hand Draw om de instellingen met uw vinger te kun­nen tekenen.
6
Zet de <stepschakelaar> bovenaan het display op OFF.
38
Speelhulpen gebruiken
Tijdens het inschakelen van de V-Synth XT wordt de Key Hold-functie telkens gedeacti­veerd.
Gespeelde noten laten doorklinken (Key Hold)
Met de Key Hold-functie kunt u bepalen wat er met de noten gebeurt, die u op het externe klavier speelt. Als Key Hold actief is, start c.q. stopt de patchweergave tel­kens, wanneer u een klaviertoets indrukt. De patch klinkt dus, wanneer de V-Synth XT een noot-aan-commando ontvangt. Hij stopt zodra het volgende noot­aan-commando binnenkomt.
1
Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
Snelle start
2
Raak in het afrolmenu <Key Hold> aan.
Het Key Hold-venster verschijnt.
3
Zet <Hold Switch> op ON.
4
Speel op het MIDI-klavier.
U hoort nu de gespeelde noot. Druk de betreffende toets opnieuw in om de noot weer uit te schakelen.
* Zolang de Key Hold-functie actief is kunt u afgespeelde noten alleen uitschakelen door de
juiste toetsen in te drukken. Weet u niet meer welke toetsen dat zijn, druk dan op de als “Panic Key” gedefinieerde toets (zie het “Key Hold”-venster). Daarmee stopt u de weergave van alle op dat moment klinkende noten.
* De definitie van de “Panic Key” is een System-parameter die als zodanig moet worden opge-
slagen. Zie “Systeeminstellingen opslaan (Write)” (blz. 122).
39

Patches programmeren

Laten we nu kijken hoe je op de V-Synth XT een patch programmeert. Patches kunt u op twee manieren aanmaken.
Werken met sjablonen (Sound Shaper-functie)
U kunt al patches programmeren door gewoon een groep en een sjabloon (tem­plate) te kiezen.
Zie Intuïtief patches programmeren (Sound Shaper) (blz. 40).
Alles zelf programmeren
Hier willen we alleen de belangrijkste dingen voor het programmeren van V-Synth XT-patches uit de doeken doen.
Zie Patchinstellingen initialiseren (blz. 42).
Intuïtief patches programmeren (Sound Shaper)
Met de Sound Shaper-functie kunt u patches programmeren door gewoon een groep en een sjabloon te kiezen en vervolgens de minder fraaie dingen te wijzigen.
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
2
Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3
Raak in het afrolmenu <Sound Shaper> aan.
Het volgende venster verschijnt.
40
Kies voor “Group” en “Template” het item dat het dichtst bij de benodigde klank in de buurt komt. In de lijst links kiest u groepen. De rechter lijst dient voor het selec­teren van een sjabloon. Druk tenslotte op <Enter>.
Patches programmeren
Elk sjabloon wijst automatisch de meest logische parame­ters aan de acht knoppen en regelaars toe.
Zie ook Effectoverzicht (blz. 164).
Meer details over deze functie vindt u onder Intuïtief pat­ches programmeren (Sound Shaper) (blz. 77).
4
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
Speel op het externe MIDI-klavier, terwijl u het geluid met de acht
knoppen en regelaars naar uw hand zet.
De [E1]~[E8]-regelaars zijn aan de in het display getoonde parameters toegewe­zen.
Sommige buttons zijn aan/uit-schakelaars, terwijl u met andere een lijst opent.
Snelle start
5
Raak onderaan het scherm de <FX>-tab aan om ook de effecten in te
stellen.
De beschikbare effecten zijn (van boven naar onder): MFX (multi-effect), chorus en reverb.
Met de afgebeelde buttons kunt u het betreffende effectblok in- of uitschakelen.
Om een ander effecttype te kiezen moet u op de effectnaam drukken (wordt geïn-
verteerd afgebeeld) en vervolgens de VALUE-regelaar of [INC][DEC] gebruiken.
Met de Sound Shaper-functie kunt u alleen de belangrijkste effectparameter editen – en ook alleen met de regelaaricoontjes.
6
Druk rechtsonder in het display op <Write> om naar de PATCH
Write-pagina te gaan. Daar kunt u uw patch opslaan.
Zie Patches opslaan (PATCH Write) (blz. 53) voor de opslag van uw pat-
ches.
41
Patches programmeren

Patchinstellingen initialiseren

Laten we nu kijken hoe je zonder hulp van de V-Synth XT patches programmeert. We gaan de instellingen van de momenteel geselecteerde patch eerst naar stan-
daardwaarden terugbrengen.
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
2
Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3
Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
4
Raak <EXECUTE> aan.
De initialisatie wordt uitgevoerd en u keert terug naar de PATCH PLAY-pagina.
42
Patches programmeren

Structuur kiezen

De geluiden van de V-Synth XT berusten op zes bestanddelen (secties). Met het structuurtype bepaalt u of en hoe die met elkaar worden gecombineerd.
Naam v.d. sectie Functie
OSC1, OSC2 Hier ontstaat het geluid waarop een patch is
MOD Dit gedeelte mixt en moduleert de twee audio-
COSM1, COSM2 Deze sectie bewerkt de signalen op verschil-
TVA Deze sectie bepaalt het volumeverloop en de ste-
Snelle start
gebaseerd. Het geluid wordt geproduceerd door interne golven of gesampelde golfvormen c.q. door een berekening van een analoog golfvorm­model. U zou echter ook een externe signaalbron kunnen gebruiken.
signalen.
lende manieren (o.m. door ze te filteren). Het gaat hier echter niet om effecten, omdat effec­ten pas aan het finale geluidsgeheel worden toegevoegd, terwijl COSM elke gespeelde noot apart onder handen neemt.
reopositie van de gegenereerde signalen.
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
2
Raak in het onderste gedeelte van het display <COM> aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina. Is dat niet het geval, dan moet u op de <General>-tab links in het display drukken.
43
Patches programmeren
3
Kies met Structure Type <TYPE 1>~<TYPE 3> de gewenste struc-
tuur.
Structuurtype Betekenis
Dit is de meest gebruikelijke structuur van de V-Synth XT. De signalen van OSC1 en OSC2 worden door MOD gemixt, door COSM1 bewerkt (door het frequentiespectrum bv. met SBF te wijzigen) en dan voor het fijne werk naar COSM2 gestuurd (die bv. een TVF toepast).
Deze structuur verbindt OSC1 en OSC2 asym­metrisch met elkaar. Dat is handig voor alle modulatietypen behalve “MIX”. Het basisgeluid wordt in de regel door OSC1 en COSM1 bepaald. Met het OSC2-signaal en de MOD­parameters kunt u dat dan wijzigen. Door COSM2 als TVF te gebruiken kunt u het resultaat tenslotte nog filteren.
Hier is OSC1 aan COSM1 toegewezen, terwijl OSC2 door COSM2 wordt bewerkt. U kunt een speelhulp zoals de Time Trip-pad gebruiken om tussen de geluiden van OSC1 + COSM1 en OSC2 + COSM2 heen en weer te morphen.
44
Patches programmeren

Secties in- en uitschakelen

Na de keuze van het structuurtype moe u aangeven welke secties u daadwerkelijk nodig hebt.
1
Raak <Exit> aan. Roep de PATCH PLAY-pagina op.
2
Houd de [SHIFT]-knop (frontpaneel) ingedrukt, terwijl u verschillende
blokken van de PATCH PLAY-pagina aanraakt om de betreffende
secties in of uit te schakelen.
Secties wier namen in het wit worden afgebeeld zijn actief. Grijze namen slaan op uitgeschakelde blokken.
Aan
Uit
Snelle start
Houd goed in de gaten dat u niets meer hoort, wanneer u zowel “OSC1” als “OSC2” uitschakelt.
45
Patches programmeren
Zie Golfvormen wijzigen (OSC1/OSC2) (blz. 86) voor meer details over de oscillato­ren.

Oscillatoren instellen (OSC1/2)

De oscillatoren leveren het geluid dat kan worden bewerkt. Dat geluid kan een interne PCM-golfvorm, een sample of een analoog golfvormmodel zijn.
Golfvorm kiezen
1
Roep de PATCH PLAY-pagina op.
2
Raak in het onderste gedeelte van het display <OSC1> (of <OSC2>)
aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina. Is dat niet het geval, dan moet u op de <OSC Type>-tab links in het display drukken.
Analoge oscillator
3
Druk op <ANALOG> of <PCM> om het oscillatortype te kiezen.
4
Druk in het Waveform-veld op de naam van de gewenste golfvorm.
Speel op het externe MIDI-klavier om het resultaat van uw keuze te beoordelen.
PCM-oscillator
46
Patches programmeren
OSC SYNC is alleen beschik­baar, als OSC2 als analoge oscillator fungeert.
Zie Twee geluiden mixen/ moduleren (MOD) (blz. 93) voor meer details.

Twee geluiden mixen/moduleren (Mod)

De modulator mixt en moduleert de twee audiosignalen.
Modulatortype kiezen
1
Raak in het onderste gedeelte van het display <Mod> aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina.
Snelle start
2
Druk op de button van het gewenste modulatortype.
Modulatortype Betekenis
MIX Combineert OSC1 met OSC2.
RING OSC2 wordt voor de ringmodulatie van OSC1 gebruikt.
FM OSC2 wordt voor de frequentiemodulatie (FM) van OSC1
gebruikt.
ENV RING De envelope van OSC2 bepaalt het volume van OSC1.
OSC SYNC De door OSC1 uitgestuurde golfvorm wordt met die van
OSC2 gesynchroniseerd.
47
Patches programmeren
Zie Effecten toepassen op de gespeelde noten (COSM1/ COSM2) (blz. 93) voor meer details over COSM.

Oscillatoren met COSM-modellen bewerken (COSM1/2)

De COSM-blokken kunnen voor het wijzigen van het geluid (bv. als filters) worden gebruikt. COSM heeft niet echt iets met de effecten te maken. Deze laatste worden immers toegepast op de eindmix van het geluid. COSM daarentegen beïnvloedt elke noot apart.
COSM-type kiezen
1
Raak in het onderste gedeelte van het display <COSM1> (of
<COSM2>) aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina.
2
Druk op de button van het benodigde COSM-type.
Speel op het externe MIDI-klavier om het resultaat van uw keuze te beoordelen.
48
Patches programmeren
Zie Volume en stereopositie instellen (TVA) (blz. 94) voor details over deze instellingen.

Volume van het geluid laten variëren (TVA)

Met parameters zoals Attack en Decay kunt u zorgen dat het volume van een patch varieert.
1
Raak in het onderste gedeelte van het display <TVA> aan.
Nu verschijnt ongeveer de volgende pagina.
2
Stel met de ADSR-regelaars in het onderste displaygedeelte de
gewenste envelope in.
De “ENVELOPE”-grafiek rechts daarvan toont hoe het volume onder invloed van de gemaakte instellingen evolueert.
Snelle start
Regelaar
Ziehier een voorbeeld: met een betrekkelijk korte Attack en een iets langere Release verkrijgt u de envelope van een piano. Voor orgelgeluiden moet u het Sustain­niveau in de regel op de maximumwaarde zetten. Met een lange Attack-tijd simu­leert u dan weer de envelope van een strijkersectie.
Functie
[A] Attack
Hiermee bepaalt u hoe snel elke gespeelde noot het maximale volume bereikt. Hoe groter de waarde, hoe langer het duurt.
[D] Decay
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume van de hoogste waarde naar het S-niveau daalt. Als u S op de maximale waarde zet, heeft deze para­meter geen effect.
[S] Sustain
Slaat op het niveau dat zo lang wordt aangehouden tot u de ingedrukte toets weer loslaat. Dit niveau wordt dus (indien nodig) oneindig lang aangehouden.
[R] Release
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume van een noot na het loslaten van de toets weer naar nul daalt.
49
Patches programmeren
Zie Effecten voor de patch programmeren (Effect) (blz. 97) voor details over de effectparameters.
Effecten van de V-Synth XT
Omdat de effecten zon belangrijke invloed op het V-Synth XT-geluid hebben, zet u ze tijdens het programmeren van klanken het best uit om de doorgevoerde wijzigin­gen beter te kunnen beoordelen. Vaak volstaat het trouwens de effecten wat te editen om precies bij het gewenste geluid uit te komen.
De V-Synth XT bevat drie effectsecties die u apart kunt editen.
MFX (multi-effect) De V-Synth XT bevat 41 multi-effecttypen met o.a. ver-
vorming en de simulatie van een draaiende orgelluid­spreker.
Chorus Chorus voorziet het geluid van meer diepte.
Reverb Reverb simuleert de akoestiek (galm) van een bepaalde
ruimte en wekt de indruk dat u in een concertzaal, een auditorium e.d. zit te spelen.
50
Patches programmeren

Een patch opslaan

Zodra u ook maar iets aan een patch wijzigt, verschijnt de <EDITED>-boodschap op de PATCH PLAY-pagina om duidelijk te maken dat de instellingen niet meer met de opgeslagen versie overeenkomen. Kiest u een andere patch c.q. schakelt u het instrument uit, terwijl <EDITED> wordt afgebeeld, dan gaan die wijzigingen verlo­ren. Instellingen, die u later nog eens nodig hebt, moet u dan ook opslaan.
Naam geven aan een patch (PATCH Name)
Alvorens een patch op te slaan geeft u er het best een duidelijke naam aan.
Snelle start
1
Selecteer de patch wiens naam u wilt wijzigen.
2
Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
51
Patches programmeren
3
Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het PATCH Name-venster verschijnt.
4
Gebruik het tekstvenster voor het invoeren van de gewenste tekens.
In dit voorbeeld gaan we de naam My Patch1 invoeren.
4-1. Raak <Clear> aan om alle tekens in het tekstvak te wissen.
4-2. Raak <Shift> en vervolgens <M> aan om een grote “M” in te voe-
ren.
4-3. Raak <Shift> opnieuw aan (om het te deactiveren) en druk op <y>
aan om een kleine “y” in te voeren.
4-4. Druk op <> om de cursor één positie verder naar rechts te ver-
plaatsen.
4-5. Raak <Shift> en vervolgens <P> aan om “P” in te voeren.
4-6. Raak <Shift> opnieuw aan (om het te deactiveren) en druk achter-
eenvolgens op <a><t><c><h><1>.
5
Als de naam compleet is, kunt u op <OK> drukken om het PATCH
Name-venster te sluiten.
52
Patches programmeren
Bij levering bevat de V-Synth XT al een hele reeks patches. Die worden over­schreven, wanneer u eigen pat­ches begint op te slaan. Indien nodig, kunt u op een later tijd­stip echter weer de fabrieks­klanken laden (Factory Reset, blz. 147).
Patches opslaan (PATCH Write)
Na het invoeren van de naam kunt u de patch opslaan.
1
Kies de patch die u wilt opslaan (indien nodig).
2
Raak linksboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3
Raak in het afrolmenu <PATCH Write> aan.
Het PATCH Write-venster verschijnt.
Snelle start
4
Kies het geheugen van bestemming (Destination). Kies met de
VALUE-regelaar een geheugen dat mag worden overschreven.
* De patch in het geheugen van bestemming wordt door de nieuwe patch overschreven.
Om sneller naar een verder verwijderd patchgeheugen te gaan moet u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait.
Druk op <Compare> en speel een paar noten op het externe klavier om de patch in het geheugen van bestemming (Destination) te horen.
Wanneer u <List> aanraakt, verschijnt het PATCH List-venster waar u het geheugen van bestemming eveneens kunt selecteren.
5
Raak <Execute> aan.
53
Patches programmeren

Uitschakelen

1
Ga vóór het uitschakelen even het volgende na:
Hebt u het volume van de V-Synth XT en de overige apparaten op nul gezet?
Hebt u de geluiden en andere gewijzigde V-Synth XT-instellingen opgeslagen
(blz. 53)?
2
Schakel eerst alle aangesloten audioapparaten uit.
3
Druk de POWER-schakelaar op het frontpaneel van de V-Synth XT in.
UITAAN
945
* Om de verbinding op het lichtnet volledig te verbreken moet u, na op POWER gedrukt te heb-
ben, ook de stekker uit het stopcontact trekken. Zie ook “Stroomvoorziening” (blz. 4).
54

Referentie

55
Overzicht van de V-Synth XT
Indeling van de V-Synth XT
Basisstructuur
Klankopwekking
De geluiden, die u op de V-Synth XT speelt, heten patches. Elke patch omvat een structuur (een combinatie van de zes blokken), zones (die toelaten tot zestien individuele instellingen voor even­veel klavierzones voor te bereiden) en drie effecten.
Zone 16
Zone 15
Zone 2
Zone 1
STRUCTURE
1
STRUCTURE
2
STRUCTURE
3
Patch
EFFECTEN
Effecten Functie
MFX De multi-effecten zijn effecten die voor ver-
schillende doeleinden kunnen worden gebruikt. Ze hebben vaak een grote invloed op het uiteindelijke geluid van een patch. Er zijn 41 verschillende effecttypen. Selec­teer en gebruik het type dat voor uw doel geschikt is.
CHORUS Voorziet het geluid van meer diepte en
breedte.
REVERB Voegt galm toe en simuleert dus de akoes-
tiek van een bepaalde ruimte.
Polyfonie
De maximale polyfonie van de V-Synth XT is afhankelijk van de OSC- en COSM-typen, die door de patch worden gebruikt.
De keuze van de effecttypen en de status (aan/uit) van de effect­blokken hebben geen invloed op de polyfonie.
Wat is multitimbraal?
De V-Synth XT is 16-parts multitimbraal. Dat betekent dat hij alle partijen van een MIDI-arrangement (van bv. een sequencer) met de juiste klanken kan spelen. De V-Synth XT kan dus ook als module voor een sequencer worden gebruikt. Speelt u echter op een extern MIDI-klavier, dan hoort u alleen de patch, die aan part 1 is toege­wezen. In het PATCH Information-venster ziet u welke patches momenteel aan de verschillende parts toegewezen zijn (blz. 147).
Een geluidsmodule, die verschillende partijen met verschillende klanken kan weergeven, noem je een multitimbrale klankbron.
Naam v.d. sectie Functie
OSC1, OSC2 Deze sectie maakt het geluid waarop een
patch is gebaseerd. Het geluid berust op voorgeprogrammeerde golfvormen, sam­ples of een analoog modelingprocédé. U zou echter ook een externe signaalbron kunnen gebruiken.
MOD Dit gedeelte mixt en moduleert de twee
audiosignalen.
COSM1, COSM2 Dit gedeelte bewerkt de audiosignalen
d.m.v. een filter en andere procedures. Het gaat hier echter niet om effecten, omdat effecten pas aan het finale geluidsgeheel worden toegevoegd, terwijl COSM elke gespeelde noot apart onder handen neemt.
TVA Deze sectie bepaalt het volumeverloop en
de stereopositie van de gegenereerde signa­len.
56
Overzicht van de V-Synth XT

Geheugen

Geheugenstructuur
V-Synth XT
Intern geheugen
Project
Patches
512
Golfvormen
999
Systeem
Kiezen Opslag
Werkgeheugen Tijdelijk geheugen
USB
Computer
Presetgeheugen
Geheugenkaart
Project
Patches
512
Golfvormen
999
Systeem
Laden
Opslag
Werkgeheugen/tijdelijk geheugen
Wanneer u de V-Synth XT inschakelt of in de Disk-mode een project laadt, worden de betreffende projectgegevens in een tijdelijk geheu­gen geplaatst dat we werkgeheugen noemen.
De opname en het editen van samples slaan altijd op de data die zich momenteel in het werkgeheugen bevinden.
De data van de laatst geladen patch worden van het werkgeheugen naar een tijdelijk geheugen (buffer) overgebracht. Het voordeel daarvan is dat u eventuele wijzigingen niet hoeft te bewaren, als u dat niet wilt – u kunt altijd terug naar de onbewerkte toestand.
Daar staat echter tegenover dat sample- en patchdata tijdens het uit­schakelen worden gewist. U moet ze dus opslaan (SAVE/WRITE) om later opnieuw met die gewijzigde versies te kunnen werden.
Geheugenkaarten
Het interne geheugen kan telkens maar één project bevatten. Als u echter een geheugenkaart koopt, kunt u er bijkomende projecten naar wegschrijven.
Samplegeheugen
Hoeveel geheugen er nog voor het sampelen ter beschikking staat is afhankelijk van de status van het project dat zich in het werkgeheu­gen bevindt. In het geval van het voorgeprogrammeerde project pra­ten we over ±115 seconden (stereo)/230 seconden (mono) voor het sampelen. Als u de voorgeprogrammeerde golfvormen wist (dit is vooral theorie), bedraagt de samplecapaciteit ±280 seconden (ste­reo)/560 seconden (mono). Een sample, die u intern wilt opslaan, mag maximaal ±56 seconden (stereo)/113 seconden (mono) lang zijn. Langere of meer samples moet u hoe dan ook naar een optio­nele geheugenkaart wegschrijven.
* De bovenstaande waarden slaan op samples met “LITE”-codering
(blz. 119).
Indien nodig, kunt u de overschreven/gewiste fabrieksgolfvor­men met Factory Reset herstellen (blz. 147).
Overzicht
Project
De grootste geheugeneenheid van de V-Synth XT is een project. Een project bevat maximaal 512 patches, 999 golfvormen, en een reeks systeeminstellingen.
De V-Synth XT kan telkens maar één project beheren.
Intern geheugen
De V-Synth XT heeft een intern geheugen waar het project zich bevindt. Bij levering van de V-Synth XT bevat dit geheugen al patch­en golfvormdata, maar die kunt u overschrijven. Indien nodig, kunt u de fabrieksinstellingen op een later tijdstip echter weer herstellen (Factory Reset).
Presetgeheugen
Met presetgeheugen bedoelen we hier de toestand van het interne geheugen bij levering van dit instrument. De inhoud ervan kunt u overschrijven en door eigen data/golfvormen vervangen. Hebt u de fabrieksklanken later echter weer nodig, dan kunt u ze met Factory Reset (geheel) of in de Disk-mode (gedeeltelijk) herstellen.
USB
Als u de V-Synth XT via een USB-kabel op uw computer aansluit, kunnen projecten, patches en golfvormdata van het interne V-Synth XT-geheugen c.q. een kaart naar een computer worden doorgeseind. Die kunt u dan archiveren.
Golfvormdata, die op de V-Synth XT zijn gemaakt, kunnen trouwens ook door andere audioprogrammas worden gebruikt. Omgekeerd kan de V-Synth XT golfvormen van andere audioprogrammas importeren.
57
Overzicht van de V-Synth XT
Basisbediening van de V-Synth XT
Mode kiezen ([MODE])
De V-Synth XT heeft negen modes: Patch-, Rhythm-, Sample-, System-, Disk-, USB-mode, Calibration-, Factory Reset- en Demo­mode. Elke mode herbergt specifieke functies van de V-Synth XT, die u eerst moet kiezen.
Modes kiest u op de volgende manier.
1. Druk op [MODE].
Het V-Synth XT MODE MENU-venster verschijnt.
Patch-mode (blz. 60, blz. 72)
In deze mode kunt u telkens één patch aansturen en zijn instel­lingen wijzigen.
Rhythm-mode (blz. 102)
2. Raak de button van de gewenste mode aan.
Als u een mode selecteert, verschijnt de bijbehorende displaypa­gina. De naam van de momenteel gekozen mode wordt linksbo­ven weergegeven.
In deze mode kunt u een Rhythm Kit aansturen en er de instel­lingen van wijzigen.
Sample-mode (blz. 104)
In deze mode kunt u golfvormen sampelen en als grondstof voor nieuwe klanken gebruiken. Ook hier zijn er editfuncties.
58
Overzicht van de V-Synth XT
Disk-mode (blz. 131)
In deze mode vindt u functies die met schijven te maken hebben, zoals het wegschrijven en laden van gegevens.
USB-mode (blz. 138)
Factory Reset-mode (blz. 147)
Overzicht
Hier kunt u de fabrieksinstellingen laden.
Demo-mode
In deze mode worden de mogelijkheden van de V-Synth XT geïl- lustreerd.
System-mode (blz. 122)
In deze mode kunt u de V-Synth XT op uw computer aansluiten en patch- of golfvormdata uitwisselen.
Calibration-mode (blz. 148)
In deze mode kunt u de respons van het drukgevoelige scherm optimeren.
Hier kunt u het algemene gedrag van de V-Synth XT instellen, zoals de stemming en de ontvangst van MIDI-data.
59

Spelen in de Patch-mode

Patchnummer
In de Patch-mode kunt u telkens één geluid (patch of Rhythm Set) vanop een extern klavier aansturen.
Over de PATCH PLAY­pagina
De PATCH PLAY-pagina oproepen
Ziehier hoe u de PATCH PLAY-pagina oproept.
1. Druk op [MODE].
Het V-Synth XT MODE MENU-venster verschijnt.
Functies op de PATCH PLAY-pagina
Slaat op een patchoverzicht.
Gekozen mode
Slaat op het patchnummer (cijferknop).
Ingesteld tempo (kunt u wijzigen).
Arpeggio, Arpeggio Hold, Multi Step Modulator
Naam en klavierbereik van de gekozen patch.
Zone (kunt u wijzigen).
Opent het afrolmenu.
Nummer en naam van de gekozen patch.
Grafische weergave van de parameter­waarden voor de geko­zen patch.
Paginas van de beschikbare Patch-parameters. Terug naar de PATCH PLAY-pagina.
2. Raak <PATCH> aan.
U belandt in de Patch-mode en de PATCH PLAY-pagina ver­schijnt.

Patches kiezen

De V-Synth XT bevat 512 patches. Al deze patches kunnen worden overschreven.
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
2. Beweeg de cursor naar het patchnummer: gebruik de curs-
orknoppen of raak gewoon het patchnummer in het display
aan.
3. Kies met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] de gewenste
patch. U kunt dit ook doen door over het touchscreen te sle-
pen.
60
Patches kunt u bovendien kiezen door het patchveld aan te raken en de cijferknoppen te gebruiken (blz. 27).
Spelen in de Patch-mode
Favoriete patches kiezen (Patch Palette)
U kunt uw favoriete en meest frequent gebruikte patches op één plaats samenbrengen door ze in het Patch Palette te registreren. Dankzij deze functie kunt u snel favoriete patches van het interne geheugen of een Wave Expansion-bord (golfvormuitbreiding) selec­teren.
Elk pallet kan acht patches bevatten. Die kunt u met [1]~[8] direct oproepen. Met de [BANK]-knop kunt u de benodigde bank selecte­ren. Er zijn acht banken, zodat u dus 64 patches kunt registreren.
Voor details over het registreren van een patch in het Patch Palette zie Favoriete patches definiëren (Patch Palette) (blz. 76).
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
* Het “Patch Palette” kunt u alleen op de “PATCH PLAY”-pagina
selecteren.
2. Druk op [KEY PAD]. Het display beeldt het Patch Palette
af.
Patches volgens categorieën kiezen
De V-Synth XT biedt een Patch Search-functie voor het zoeken van patches die aan bepaalde (categorie)criteria voldoen. Er zijn 16 cate­gorieën.
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina.
2. Raak linksboven in het display de categoriebutton aan.
Het PATCH List-venster verschijnt. Links en rechts in het dis­play ziet u de namen van de beschikbare categorieën.
Spelen in de Patch-mode
3. Druk op de cijferknop van de
gewenste patch ([1]~[8]).
U kunt een patch tevens selecte-
ren door het scherm aan te raken.
Met de knoppen [0] en [9] kunt u in stappen van 100 patches voor- of achteruit gaan.
4. Kies met [BANK–]/[BANK+] de
benodigde Palette-bank.
5. Druk opnieuw op [KEY PAD] om het “Patch Palette te verla-
ten.
Button voor de paginakeuze
61
Spelen in de Patch-mode
3. Druk op de button van de gewenste categorie en kies een
patch uit de lijst.
Met de pijlbutton onderaan kunt u andere paginas van de geko­zen categorie oproepen.
Categorie Inhoud
SYNTH Synth Synthesizers LEAD Lead Soloklanken PAD/STRING Pad/Strings Tapijten/strijkers VOX/CHOIR Vox/Choir Stemmen/koor PIANO/KBD Piano/Keyboards Piano/toetsen BASS/GUITAR Bass/Guitar Bas/gitaar WINDS Winds Houtblazers BELL/
MALLET MELO SEQ Melodic Sequence Melodische frasen RHY SEQ Rhythmic Sequence Ritmische loopjes
ARPEG Arpeggio Arpeggio FX/AMBI FX/Noise/
ETHNIC Ethnic Etnische geluiden DRUM/PERC Drum/Percussion Drums/percussie COMBI/
OTHERS NO ASSIGN No Assign Niet toegewezen
Patches aan een categorie toewijzen (blz. 74)
Bell/Mallet/Hit Klokken/percussie/
hits
(grooves)
Geluidseffecten/
Ambient
Combination/ Others
sfeer
Combinaties (zones)/andere
Patches uit een lijst selecteren
U kunt een lijst oproepen en een patch van die lijst selecteren.
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
2. Raak linksboven in het display <List> aan.
Het PATCH List-venster verschijnt.
3. Selecteer een patch uit de lijst.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] de gewenste patch. U kunt een patch tevens selecteren door hem aan te raken.
TIP
Als u een patch uit de lijst selecteert en vervolgens op het externe MIDI-klavier speelt, hoort u de gekozen klank. Zo weet u met­een of u de juiste patch te pakken hebt.
4. Raak <017–032>~<241256> links en rechts in het display
aan om andere patches te zien. Om hoger genummerde pat-
ches te bekijken moet u op <257–512> onderaan het display
drukken.
5. Raak <OK> aan.
De patch wordt geladen en het PATCH List”-venster verdwijnt.
62
Spelen in de Patch-mode

Eenstemmige partijen spelen (Mono)

Wanneer u een patch van een monofoon instrument, zoals een saxo­foon of fluit, kiest, stuurt u die het best in de monomode aan.
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
2. Raak onderaan het display <Com> aan.
3. Raak links in het display de <General>-tab aan.
De “Patch Edit Com General”-pagina verschijnt.
4. Raak in het Mono/Poly-veld < > aan.
U kunt nu in de monomode spelen.
Vloeiende toonhoogtewijzi­gingen (Portamento)
Zie blz. 79 voor de functies van deze parameters.
Speelhulpen definiëren (Control)
Druk op de [CTRL]-knop om naar de Control-pagina te gaan.
Spelen in de Patch-mode
De “Control”-pagina bevat de volgende functies:
<External Control>
Als deze button actief is, dienen de E1~E8-regelaars voor de afstandsbediening van een extern MIDI-apparaat. U kunt zelf bepa­len welke controlenummers de E1~E8-regelaars moeten zenden. Zie E1 - E8 ExtCC (E1~E8 External CC) (blz. 129).
Portamento is een effect, dat de toonhoogte van de eerst gespeelde noot geleidelijk laat overgaan naar de toonhoogte van de volgende noot. Door in de Mono-mode portamento toe te passen (zie hierbo­ven) kunt u effecten zoals het glijden van een viool simuleren.
1. Ga naar de PATCH Edit Com General-pagina (blz. 63).
2. Raak in het Portamento-veld de ON/OFF-schakelaar aan
om ON” te kiezen.
Nu kunt u met portamento spelen.
3. Pas op de pagina van stap 2 de volgende parameters aan,
als u nog niet helemaal tevreden bent met het portamento-
effect. Mode (portamentomode), Type (portamentotype), Time (porta-
mentosnelheid), Time Velo Sens (aanslaggevoeligheid van de snelheid)
<V-LINK>
Als deze button actief is, bevindt de V-Synth XT zich in de V-LINK­mode en kunt u aangesloten videoapparatuur aansturen (blz. 71).
<Time Trip-pad>
Hier kunt u de Time Trip Pad-functie gebruiken (blz. 69) en het geluid op de meest waanzinnige manieren beïnvloeden door een vinger over het display te schuiven.
<Arpeggio>
Hiermee schakelt u de arpeggiofunctie (blz. 64) in/uit.
63
Spelen in de Patch-mode

Arpeggios spelen (Arpeggiator)

De V-Synth XT bevat een arpeggiator die automatisch arpeggios kan spelen. Als u de arpeggiator aanzet, worden de gespeelde noten automatisch gebroken.
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
2. Druk op Arpeggio <ON/OFF> om te zorgen dat de indicator
oplicht.
De arpeggiator is ingeschakeld.
3. Speel op het externe klavier.
De V-Synth XT breekt de door u gespeelde akkoorden nu.
4. Druk, indien nodig, op <TEMPO> (zie hieronder) en stel met
de [VALUE]-regelaar een ander tempo in.
Draai de regelaar naar rechts om het tempo op te voeren, of naar links om het te verminderen. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om de waarde in grotere stappen te wijzigen.
Een arpeggio aanhouden
U kunt er tevens voor zorgen dat de arpeggio blijft spelen, wanneer u alle ingedrukte klaviertoetsen loslaat.
1. Druk op Arpeggio <ON/OFF> om de arpeggiator te activeren.
2. Druk op Arpeggio <HOLD> om te zorgen dat de indicator
oplicht.
3. Speel op het MIDI-klavier.
4. Als u een ander akkoord/andere noten speelt, terwijl de
arpeggio wordt aangehouden, neemt de arpeggiator die
over.
5. Druk nogmaals op <HOLD> om de Hold-functie weer uit te
zetten.
5. Druk opnieuw op Arpeggio <ON/OFF> (indicator dooft) om
de arpeggiator weer uit te schakelen.
Wanneer u een demperpedaal gebruikt
U kunt een arpeggio ook aanhouden door het gewenste akkoord te spelen, het demperpedaal (Hold-voetschakelaar) in te trappen en de klaviertoetsen vervolgens los te laten.
1. Sluit een voetschakelaar van de DP-serie e.d. aan op de
HOLD PEDAL-connector van het MIDI-klavier.
2. Druk op Arpeggio <ON/OFF> om de arpeggiator te activeren.
3. Speel op het klavier, terwijl u het pedaal intrapt.
4. Laat het pedaal los, speel een ander akkoord en trap het
pedaal weer in.
64
Spelen in de Patch-mode
Patrooninvoergebied
Cursor
Arpeggiatorinstellingen
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
2. Raak onderaan het display <Com> aan.
3. Raak links in het display de <Arpeggio>-tab aan.
De “PATCH Edit Com Arpeggio”-pagina verschijnt.
Hier kunt u de volgende arpeggioparameters instellen.
Arpeggio Switch: Schakelt de arpeggiator in/uit. Hold: Schakelt de Hold-functie van de arpeggiator in/uit. Patch Tempo: Hiermee wijzigt u het arpeggiatortempo. Octave Range: Hier bepaalt u over hoeveel octaven de arpeg-
gios zich mogen uitstrekken. KBD Velo: Hiermee bepaalt u of uw aanslagwaarden al dan niet
worden overgenomen. Duration: Varieert de sterkte en duur van de accenten en zorgt
zo voor een levendiger/groovy patroon.
Motif: Geeft aan hoe de arpeggio precis wordt afgespeeld. Shuffle Rate: Zorgt voor wat swing/syncopen door sommige
arpeggionoten te verschuiven. Shuffle Resolution: Hiermee kiest u de nootwaarden die door
Shuffle mogen worden verschoven.
Voor details met betrekking tot deze parameters zie Arpeggio (blz. 82).
TIP
De arpeggiatorinstellingen maken deel uit van de Patch-parame­ters en worden dus als zodanig opgeslagen. Dit laat toe om voor elke patch de geschikte arpeggioparameters te programmeren.
Eigen arpeggiopatronen aanmaken (Pattern Edit)
U kunt ook zelf arpeggiopatronen programmeren en op die manier zorgen dat precies het gewenste riedeltje wordt afgespeeld.
Een arpeggiopatroon is opgebouwd uit maximaal 32 stappen (hori­zontaal) en 16 regels (verticaal) – althans in het display.
TIP
Het arpeggiopatroon kan als onderdeel van de patchinstellingen worden bewaard. Dit betekent dat u voor elke patch een ander arpeggiopatroon zou kunnen voorbereiden.
Over het Pattern Edit-venster
1. Ga naar de PATCH Edit Com Arpeggio-pagina (blz. 65).
2. Raak <Pattern Edit> aan.
Het Pattern Edit-venster verschijnt.
State
Geeft de functie van elke regel aan.
NOTE: Toonhoogte van de noot CTRL: Controlecommando
Note/CC (Note/Control Change)
Geeft het nummer van de noot of het controlecommando aan dat/ die aan elke regel is toegekend. Als de Status NOTE luidt, is dit een nootnummer (C-1~G9). Gaat het om “CTRL”, dan verschijnt hier het controlenummer (0~127).
Spelen in de Patch-mode
Patrooninvoergebied
Hier voert u noten of controlecommandos in of bewerkt u ze. De symbolen hebben de volgende betekenis:
: Noot =: Boog : Controlecommando
Value
Geeft de aanslagwaarde van de noot c.q. de waarde van het controle­commando aan die/dat in het patroongebied is geselecteerd.
65
Spelen in de Patch-mode
0, 32, 64, 96, 127, Tie/Clr
Wanneer u noten invoert: Wanneer u één van deze buttons aan- raakt, wordt er op de plaats van de cursor een noot met de aangege­ven aanslagwaarde ingevoerd. Als u <Tie> aanraakt, wordt er een boog ingevoerd op de cursorlocatie.
Voor controlecommandos: Er wordt een controlecommando met de aangegeven waarde ingevoerd. Als u <Clr> aanraakt, wordt het geselecteerde controlecommando gewist.
Tijdens het editen kunt u met deze buttons de aanslag- of controle­waarde van het gekozen item (noot of controlecommando) wijzigen.
TIP
De noot- of controlewaarde kunt u tevens met de VALUE-rege­laar of [INC][DEC] wijzigen.
Grid
Geeft de nootwaarde aan die overeenkomt met “één stap van het arpeggiopatroon.
(kwartnoot), (achtste noot), (gepunte achtste), (zestiende),
(gepunte zestiende), (tweeëndertigste)
End Point
Geeft de lengte (aantal stappen) van het patroon aan (1~32).
Een patroon in realtime inspelen (Real Rec)
Met deze methode kunt u een patroon nagenoeg op dezelfde manier inspelen als een sequencerpartij. Uw spel op het externe MIDI-kla­vier en het gebruik van de speelhulpen worden vastgelegd zoals ze zijn.
1. Geef de resolutie (“Grid) en het eindpunt (End Point) van
het aan te maken patroon aan.
Beweeg de cursor naar elk waardehokje en stel de waarde in.
2. Raak <Real Rec> aan.
De V-Synth XT is nu klaar voor de realtime-opname en de metronoom tikt in de maat.
Clear
Wist de patroondata (blz. 67).
Real Rec (Realtime Recording)
Het patroon kan in realtime worden opgenomen (blz. 66).
Step Rec (Step Recording)
Het patroon kan stapsgewijs worden geprogrammeerd (blz. 67).
3. Speel de noten en voeg de gewenste versieringen in de maat
van de metronoom toe.
Indien nodig, kunt u het patroon ook meerdere keren laten her­halen (in functie van de in stap 1 gekozen lengte). Bij elke pas­sage kunt u nieuwe noten en controlecommandos toevoegen om het patroon op te bouwen.
U kunt maximaal 16 noten (toonhoogten) en controlecom­mandos opnemen. Alle verdere (zeventiende en later) noten/ controlecommandos worden niet opgenomen.
4. Raak <Stop> aan, als u klaar bent met de realtime-invoer.
De metronoom stopt.
66
Spelen in de Patch-mode
Patronen stap voor stap program­meren (Step Rec)
Ziehier de werkwijze voor de aanmak van arpeggiopatronen vol­gens de werkwijze die u op een drumcomputer of in de Step-mode van een sequencer hanteert. Hier worden de noten en controlecom­mandos één voor één ingevoerd.
1. Geef het einde van het arpeggiopatroon aan.
Breng de cursor naar het End Point-waardehokje en stel de gewenste waarde in.
2. Raak <Step Rec> aan.
De V-Synth XT is nu klaar voor de Step-programmering.
Een patroon wissen (Clear)
Ziehier hoe u gegevens van een patroon kunt wissen. U kunt een specifieke regel of meteen het hele patroon wissen.
1. Breng de cursor naar de te wissen lijn.
2. Raak <Clear> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
Spelen in de Patch-mode
3. Raak <LINE CLEAR> aan om één regel met gegevens te wis-
sen. Raak <ALL CLEAR> aan om het hele patroon te wissen.
Om helemaal niets te wissen moet u <CANCEL> aanraken.
3. Speel op het externe klavier of beweeg de gewenste speel-
hulp om de eerste stap in te voeren.
Indien nodig, kunt u de onder 1 gekozen stappen ook meerdere keren doorlopen en telkens iets (een noot of controlecommando) toevoegen.
TIP
Om een boogje in te voeren: houd de toets van de noot, die u wilt verbinden, ingedrukt en druk op [ ]. U gaat nu net zoveel stappen vooruit als het aantal keren dat u op [ ] drukt.
Ook tijdens de stapsgewijze invoer worden de daadwerkelijke aanslagwaarden overgenomen. zo kunt u voor wat dynamische afwisseling zorgen.
Controlecommandos worden ingevoerd met de waarde die u bereikt had op het moment dat u op [ ] drukte.
Per patroon kunt u maximaal 16 noten en controlecommandos opnemen. Elke noot (toonhoogte) of elk controlecommando, die/dat dit maximum overschrijdt, wordt niet opgenomen.
Houd in de gaten dat noten die u speelt, terwijl u de toets van de vorige noot nog ingedrukt houdt, als akkoordbestanddelen (en dus op dezelfde plaats) worden opgetekend.
4. Als u met stapinvoer klaar bent, drukt u op <Stop>.
67
Spelen in de Patch-mode

Geluid met de multi-step modulator wijzigen

De “multi-step modulator” kan de parameterinstellingen op basis van een sequence (16 stappen) wijzigen. De V-Synth XT hanteert sporen (tracks) voor dergelijke modulatiepatronen. U kunt tel­kens vier sporen tegelijk gebruiken. Elk spoor kan uiteraard een andere sequence afspelen. Met de regelaars op het frontpaneel kunt u het sequencepatroon dan nog wijzigen.
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
2. Raak onderaan het display <Com> aan.
3. Raak links in het display <Step Mod> aan.
De “Multi Step Modulator”-pagina verschijnt.
6. Stel de parameters van een spoor in.
Druk op de tab van een spoor dat u in stap 5 geactiveerd hebt.
7. Speel op het externe klavier om iets te horen en wijzig ver-
volgens de instellingen voor de stappen 1~16.
De E1~E8-knoppen van de V-Synth XT zijn aan de regelaari­coontjes 1~8 en 9~16 toegewezen. Om van 1~8 naar 9~16 (en vice versa) te gaan moet u de [SHIFT]-knop ingedrukt houden, ter-
wijl u op [ ][ ] drukt (het display springt dan naar het andere gedeelte).
TIP
Druk op <MENU> en kies Hand Draw om de instellingen met uw vinger te kunnen tekenen.
4. Zet de <stepschakelaar> op ON.
De multi-step modulator beïnvloedt telkens de momenteel geko­zen patch.
De multi-step modulator kunt u ook met de hieronder getoonde buttons op de PATCH PLAY-pagina inschakelen.
5. Kies met <A>~<D> de sporen die (niet) mogen worden afge-
speeld.
* Als u alle sporen uitschakelt, heeft de status van <stepschakelaar> geen
enkele betekenis meer.
TIP
Raak <SMOOTH> aan om al te grote verschillen af te vlakken. Het geluid verandert dan in een vloeiende beweging die eerder aan een LFO herinnert.
TIP
De stapbalk uiterst rechts (17) is aan de balk uiterst links (1) gekoppeld. Daar kunt u gebruik van maken om te zorgen dat de sequence ook bij loop-gebruik perfect overkomt.
TIP
Welke parameters door de verschillende sporen worden gemo­duleerd hangt af van de patchinstellingen. Om de toewijzing te wijzigen moet u op <Destination List> drukken.
8. Wijzig nu ook de instellingen van de overige sporen die u in
stap 5 geactiveerd hebt.
9. Als u de multi-step modulator niet meer nodig hebt, moet u
de <stepschakelaar> weer op OFF zetten.
Voor details met betrekking tot deze parameters zie Multi Step Modulator (blz. 83).
68
Spelen in de Patch-mode

Verschillende effecten op het geluid toepassen

De V-Synth XT biedt een aantal speelhulpen voor het toevoegen van expressie aan uw spel (bv. de Time Trip-pad en de E1~E8-regelaars).
Geluid beïnvloeden met de Time Trip-pad
U kunt een hele reeks effecten creëren door met uw vingertop de Time Trip-pad van de V-Synth XT aan te raken.
Wat is de Time Trip-functie?
Eén van de voordelen van VariPhrase is dat de plaats van weer­gave en de snelheid van de golfvorm in realtime kunnen wor­den gewijzigd. De Time Trip-functie borduurt daarop verder en laat o.m. toe de plaats en snelheid van de weergave handmatig te bepalen. Stel in patches, die VariPhrase gebruiken, de Time Trip-functie in op TIME TRIP om deze functie te gebruiken. Raak, terwijl u op het klavier speelt, de Time Trip-pad aan. De momenteel gehanteerde golfvorm wordt op die plaats gestopt. Beweeg uw vinger van dat punt af in een cirkel om te zorgen dat de weergave wordt vervolgd: met de klok mee voor de nor­male weergave, tegen de klok in om de golfvorm in omge­keerde richting te doorlopen. In tegenstelling tot het scratchen met een pick-up hebben deze bewegingen geen invloed op de toonhoogte. Deze laatste wordt uitsluitend bepaald door de ingedrukte klaviertoetsen.
<>: Het Time Trip-effect wordt gehanteerd.
<>: Het voor de gekozen patch gedefinieerde effect wordt
gehanteerd.
Als < > is ingeschakeld, wordt het effect via de matrix con­trole toegepast. Dit betekent dat u ook de Matrix Control-para­meters moet instellen. Zet Matrix Control Source op PAD-X of PAD-Y en kies met Destination de parameter die moet worden beïnvloed. Voor details over deze instellingen zie Matrix Ctrl (blz. 81). Door Matrix Control Source op TRIP-R te zetten zorgt u dat het Time Trip- en het Matrix Control-effect simultaan kunnen
worden gebruikt. Schakel in dit geval < > in.
4. Speel iets op het externe klavier, plaats uw vingertop op de
Time Trip-pad, en beweeg uw vinger op de volgende wijze.
Als < > actief is
Het effect wordt toegepast, wanneer u een vinger in een cirkel over de Time Trip-pad beweegt.
Spelen in de Patch-mode
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
2. Druk op [CTRL] om naar de Control-pagina te gaan.
3. Kies de functie die u met de Time Trip-pad wilt beïnvloeden
door op de toegewezen TIME TRIP PAD-button te drukken.
Als u tevens de Matrix Control-functie gebruikt, wordt het effect toegepast, wanneer u uw vinger van de rand van de Time Trip­pad naar het midden beweegt.
69
Spelen in de Patch-mode
Als < > actief is
Het effect wordt toegepast, wanneer u een vinger op de Time Trip-pad naar boven/beneden/links/rechts beweegt.
TIP
Door TIME TRIP PAD [HOLD] in te drukken zorgt u dat het effect wordt aangehouden, wanneer u uw vinger van de Time Trip-pad haalt.
Het geluid met de E1~E8-regelaars beïnvloeden
Aan de E1~E8-regelaars kunt u parameters naar keuze toewijzen en die dan tijdens het spelen beïnvloeden.
1. Roep de PATCH PLAY-pagina op.
Als de PATCH PLAY-pagina niet wordt afgebeeld, moet u één of twee keer op [EXIT] drukken om te zorgen dat ze verschijnt.
2. Speel op het externe MIDI-klavier, terwijl u aan de regelaars
E1~E8 draait.
Het geluid verandert nu naar gelang de functies die u aan de regelaars hebt toegewezen.
De cijfers (1~8) op de PATCH PLAY-pagina (blz. 60) vertegen­woordigen de E1~E8-regelaars:
De Time Trip-instellingen worden samen met de gekozen patch bewaard. Op die manier kunt u voor elke patch zorgen dat de Time Trip-pad precies doet wat u ervan verwacht.
Door, op de PATCH PLAY-pagina, de [SHIFT]-knop inge­drukt te houden en de [ ][ ]-cursorknoppen te gebruiken
kunt u andere functies aan de regelaars toewijzen.
Op de Sound Shaper-pagina (blz. 77) zijn de regelaars aan de afgebeelde icoontjes toegewezen.
TIP
Door MIDI-controlenummers aan de E1~E8-regelaars toe te wij­zen zorgt u dat [E1]~[E8] als afstandsbediening van een extern MIDI-apparaat fungeren. Zie E1–E8 Assign (blz. 129).
70
Spelen in de Patch-mode
Muziek en videobeelden synchroniseren terwijl u op de V-Synth XT speelt (V-LINK)
U kunt de Time Trip-pad en de E1~E8-regelaars van de V-Synth XT ook gebruiken om een extern V-LINK-compatibel videoapparaat te bedienen. Zo koppelt u de visuele kant van uw optredens aan de muziek die u met de V-Synth XT speelt, wat vooral live zn voorde­len heeft.
V-LINK ( ) is een functie die de controle van videobeelden vanop een muziekinstrument toelaat. Met V­LINK-compatibele videoapparaten, die u via MIDI aansluit, kunt u beeldmateriaal bij uw spel betrekken en op die manier ook de visuele kant van uw optredens bepalen.
Aansluitvoorbeelden
Edirol PR-80
Projector
Edirol UM-1X
Monitor
3. Druk op <V-LINK>, zodat de indicator oplicht.
Op de PATCH PLAY-pagina (blz. 60) verschijnt “V-LINK” om duidelijk te maken dat de V-Synth XT zich nu in de V-LINK­mode bevindt.
Spelen in de Patch-mode
Op deze pagina kunt u nagaan welke de V-LINK-functies de beschikbare speelhulpen hebben.
De toewijzing van V-LINK-functies aan de speelhulpen wordt onder V-LINK-parameters (V-LINK) (blz. 129) uit de doeken gedaan.
4. Druk op <EXIT V-LINK> om de V-LINK-mode weer te verla-
ten.
V-LINK-functies die de V-Synth XT kan aansturen en MIDI-com­mandos
U kunt de volgende functies aan de speelhulpen van de V-Synth XT toekennen om een V-LINK-compatibel videoapparaat te bedienen.
MIDI OUT
POWER
V-Synth XT
V-LINK-mode selecteren
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina (blz. 60).
2. Druk op [CTRL] om naar de Control-pagina te gaan.
V-LINK-functie MIDI-commando
Weergavesnelheid CC 10 (Panpot) Dissolve Time (overlappings-
duur van de videoclips) Audio (volume van de geluids-
weergave) Color Cb (kleurverschilsignaal) CC 72 (Release) Color Cr (kleurverschilsignaal) CC 71 (Resonance) Helderheid CC 74 (Cutoff) VFX1 (visueel effect 1) CC 1 (Modulation) VFX2 (visueel effect 2) CC 91 (Reverb) VFX3 (visueel effect 3) CC 94 (Celeste) VFX4 (visueel effect 4) CC 95 (Phaser) Output Fade CC 73 (Attack) T Bar CC 11 (Expression) Dual Stream CC 64 (Hold 1) Time Trip CC 92 (Tremolo)
Palette1~8 (Palette-keuze) CC00 (bankkeuze): 00H~07H Clip1~8 (videoclip selecteren) Programmakeuze: 00H~07H
CC 5 (Portamento Time)
CC 7 (Volume)
CC 93 (Chorus)
71

Patches programmeren

De V-Synth XT biedt een verregaande controle over de geluiden. Elk item dat kan worden ingesteld noemen we een parameter. Wan­neer u de waarden van parameters wijzigt, doet u iets dat editen wordt genoemd. Dit hoofdstuk legt zowel de werkwijze voor het maken van patches, als de functies van de parameters uit.

Werkwijze voor het editen van patches

Begin met een bestaande patch en bewerk deze om zo een nieuwe patch te maken. Het geluid van een patch wordt bepaald door zes blokken (blz. 43). Tijdens het editen van een patch dient u zich ervan bewust te zijn hoe elk blok het uiteindelijke geluid beïnvloedt.
Vijf tips voor het editen van patches
Werk met de Sound Shaper-functie (blz. 77)
Met de Sound Shaper-functie kunt u op een intuïtieve manier nieuwe klanken maken. Kies een groep, een sjabloon en wijzig vervolgens de (volgens u) minder geslaagde dingen.
Selecteer een patch die lijkt op het geluid dat u wilt
maken.
Door eender welke patch te kiezen spendeert u in de regel teveel tijd aan het wijzigen ervan. Vertrek dus altijd van iets dat al in de buurt komt bij wat u in gedachten hebt.
Kijk welke structuur er wordt gebruikt.
Het structuurtype is bijzonder belangrijk, omdat het bepaalt hoe de zes blokken worden gecombineerd. Alvorens met het echte werk te beginnen probeert u best eerst uit te pluizen wat die verschillende blokken precies doen (blz. 43).
Beslis welk(e) blokken u daadwerkelijk nodig hebt.
Ook de keuze van de actieve blokken heeft een belangrijke invloed op het patchgeluid. Met de aan/uit-schakelaar in het editvenster van elk blok kunt u de wel benodigde blokken acti­veren en de overige uitschakelen.
Schakel de effecten uit.
De effecten van de V-Synth XT hebben vaak een belangrijke invloed op het geluid. Zet ze daarom aanvankelijk uit om beter uit te kunnen maken of uw wijzigingen wel degelijk de goede kant opgaan. Vaak volstaat het trouwens de effecten wat te edi­ten om precies bij het gewenste geluid uit te komen.
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina en selecteer de patch
waarvan u de instellingen wilt aanpassen (blz. 60).
TIP
Wilt u liever alles zelf programmeren, dan moet u de momenteel gekozen patch initialiseren (blz. 73).
2. De parameters zijn ingedeeld in verschillende groepen. Raak
één van de buttons in het display aan om de groep te selec-
teren, die de benodigde parameters bevat.
TIP
De groep kunt u tevens kiezen door, op de PATCH PLAY­pagina, op het gebied van de benodigde parameter te drukken.
3. Raak links in het display één van de tabs aan om het
gewenste editpagina te selecteren.
Zie Patch-parameters (blz. 150) voor de indeling van de beschikbare parameters.
4. Druk op de parameter die u wilt editen.
Zie Basisbediening van het touchscreen (blz. 24) voor details over het gebruik van het touchscreen.
5. Breng de cursor naar het waardehokje van een parameter
wiens waarde u kunt wijzigen. Stel de gewenste waarde ver-
volgens in met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-]. U kunt
een waarde ook aanpassen door over het touchscreen te
slepen.
6. Herhaal de stappen 2~5 om de patch te voltooien.
7. Als u de gemaakte wijzigingen wilt bewaren, moet u ze
opslaan (blz. 74). Wilt u ze niet bewaren, dan moet u op
[EXIT] drukken om terug te keren naar de PATCH PLAY-
pagina.
Als u naar de PATCH PLAY-pagina terugkeert zonder de wij­zigingen op te slaan, verschijnt de EDITED-boodschap in het display om duidelijk te maken dat de patchinstellingen werden gewijzigd.
Als u de stroom uitzet of een andere patch selecteert, terwijl het display EDITED aangeeft, gaat uw bewerkte patch verloren.
72
Patches programmeren
Patchinstellingen initialiseren (PATCH Init)
Initialiseren betekent dat de instellingen van de geselecteerde patch naar standaardwaarden worden teruggebracht.
De Initialize-functie heeft alleen invloed op het tijdelijke geheu­gen. De patches in het interne en het werkgeheugen veranderen dus niet. Voer Factory Reset uit om weer de fabrieksinstellin­gen van de V-Synth XT te kiezen (blz. 147).
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina en kies de patch die u
wilt initialiseren (blz. 60).
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Copy> aan.
Het PATCH Copy-venster verschijnt.
Patches programmeren
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Init> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
4. Raak <EXECUTE> aan.
De initialisatie wordt uitgevoerd en u keert terug naar de “Patch Edit-pagina.
Patchinstellingen kopiëren (PATCH Copy)
Deze functie kopieert de instellingen van een andere patch naar de momenteel geselecteerde patch. Deze aanpak heeft het voordeel dat u van bestaande instellingen kunt vertrekken.
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina en selecteer de patch van
bestemming (Dest Patch, blz. 60).
4. Raak links in het display de button van instellingen aan die u
wilt kopiëren. <ZONE>: Patch-instellingen voor één zone. <OSC>: Oscillatorparameters. Kies de bron- (Source) en doel-
oscillator (Destination, OSC1/OSC2). <COSM>: COSM-parameters. Kies het te kopiëren (Source)
COSM-blok en het blok van bestemming (Destination, COSM1/COSM2).
<TVA>: TVA-parameters. <MFX>: MFX-instellingen. <CHO>:Chorusinstellingen. <REV>: Reverbinstellingen. <ARP>: Arpeggiatorparameters. <STEP>:Kopiëren van de multi-step modulator-parameters.
5. Kies de zone (Zone 01~16) van de bron (Source) en de
bestemming (Destination). Breng de cursor naar Zone**
en maak uw keuze.
6. Breng de cursor naar Src Patch en kies het nummer van
de bronpatch.
TIP
Voor Zone Copy, Oscillator Copy, COSM Copy en TVA Copy kunt u ook de op dat moment gekozen patch selecteren door Scr Patch op TEMP te zetten.
7. Raak <Execute> aan om de kopieerfunctie uit te voeren.
73
Patches programmeren

Naam geven aan uw patch (PATCH Name)

Ziehier hoe aan uw kersverse patch een naam geeft alvorens hem op te slaan.
1. Kies de patch die u wilt benoemen (indien nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het PATCH Name-venster verschijnt.

Patches aan een categorie toewijzen

Door uw eigen patches aan een categorie toe te wijzen kunt u ze sneller in het PATCH List-venster vinden.
Voor patches, die aan geen enkele categorie zijn toegewezen, wordt No Assign afgebeeld.
1. Kies de patch die u aan een categorie wilt toewijzen.
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het PATCH Name-venster verschijnt.
4. Raak de alfabetische of numerieke buttons in het display
aan om de nieuwe naam in het tekstvak in te voeren.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <><>: Beweegt de cursor binnen het tekstvak naar de
gewenste positie.
<Shift>: Activeer hem om hoofdletters of symbolen in te voeren. <Insert>: Activeer hem om op de plaats van de cursor een teken
in te voeren.
<Clear>: Wist alle tekens in het tekstvak. <Delete>: Wist het teken op de plaats van de cursor. <Back>: Wist het teken dat vóór de cursor staat.
TIP
U kunt de cursor ook bewegen door op [ ][ ] te drukken. Door op [ ] te drukken verandert u het teken op de plaats van de cursor in een hoofdletter. Met [ ] maakt u er een kleine let­ter van.
5. Raak <OK> aan, als u klaar bent met het invoeren van de
patchnaam.
* Kiest u een andere patch c.q. schakelt u het instrument uit, dan gaan
uw wijzigingen verloren. Instellingen, die u later nog eens nodig hebt,
moet u dan ook opslaan (blz. 75).
4. Raak de <Category>-tab in de onderste helft van het display
aan.
5. Selecteer een categorie uit de lijst.
74
Patches programmeren
6. Raak <OK> aan om de categorie te bevestigen.
De categorie kunt u tevens toewijzen door in het Patch Write­venster op <Category> te drukken.
* Kiest u een andere patch c.q. schakelt u het instrument uit, dan gaan
uw wijzigingen verloren. Instellingen, die u later nog eens nodig hebt,
moet u dan ook opslaan (blz. 75).

Patches opslaan (PATCH Write)

Alle wijzigingen, die u maakt, zijn tijdelijk en gaan verloren, wan­neer u de stroom uitzet of een ander geluid selecteert. Om de gewij­zigde versie te bewaren moet u ze in het interne geheugen opslaan.
Wanneer u de instellingen van een patch edit, verschijnt op de PATCH PLAY-pagina de EDITED-boodschap. Als u de patch eenmaal in het interne geheugen heeft opgeslagen, verdwijnt dit bericht.
Tijdens de opslag van uw wijzigingen overschrijft u de instellin­gen in het geheugen van bestemming. Indien nodig, kunt u ech­ter weer sommige of alle fabrieksinstellingen laden (blz. 147).
1. Kies de patch die u wilt opslaan (indien nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
Patches programmeren
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Write> aan.
Het PATCH Write-venster verschijnt.
4. Kies met de VALUE-regelaar het patchgeheugen van
bestemming.
75
Patches programmeren
TIP
U kunt op <Compare> drukken en een paar noten op het externe MIDI-klavier spelen om de patch in het geheugen van bestem­ming te beluisteren.
Wanneer u <List> aanraakt, verschijnt het PATCH List-ven­ster. Daar kunt u de patch van bestemming uit een lijst selecte­ren.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
De patch in het geheugen van bestemming beluisteren
Alvorens de nieuwe patch op te slaan kunt u de patch in het geheu­gen van bestemming beluisteren om na te gaan of hij wel degelijk mag worden overschreven. Zo is het vrijwel uitgesloten dat u klan­ken overschrijft die u eigenlijk nog nodig hebt.
1. Zie Patches opslaan (PATCH Write) tot aan stap 4 voor het
kiezen van het geheugen van bestemming.
2. Raak <Compare> aan om de functie in te schakelen.
Nu kunt u de patch aansturen, die zich op dit moment op de opslagplaats bevindt.
(Compare)
Favoriete patches definiëren (Patch Palette)
U kunt uw favoriete en meest frequent gebruikte patches op één plaats samenbrengen door ze in het Patch Palette te registreren. Via die functie kunt u snel favoriete patches selecteren vanuit het interne geheugen.
Meer details over het selecteren van patches via het Patch Palette vindt u onder Favoriete patches kiezen (Patch Palette) (blz. 61).
1. Ga naar de “PATCH PLAY-pagina en selecteer de patch die
u wilt registreren (blz. 60).
2. Druk op [KEY PAD].
Het display beeldt het Patch Palette af.
3. Speel een paar noten op het MIDI-klavier om de patch in het
geheugen van bestemming te beluisteren.
Bij gebruik van de Compare-functie klinken de patches soms anders dan tijdens het normale gebruik.
4. Om uw wijzigingen in een ander patchgeheugen op te slaan
moet u dat nu met de VALUE-regelaar kiezen.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
3. Houd [BANK]/[BANK+] ingedrukt om de bank te selecteren
waarin u het geluid wilt registreren.
4. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op het Patch Palette in
het display drukt (of druk op een cijferknop).
De patch wordt aan het gekozen pallet toegewezen.
76
Patches programmeren

Patches wissen (PATCH Delete)

Patches, die u niet meer nodig hebt, kunt u uit het interne geheugen verwijderen.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <PATCH Delete> aan.
Het PATCH Delete List-venster verschijnt.
Intuïtief patches program­meren (Sound Shaper)
Met de Sound Shaper-functie kunt u, via de keuze van een groep en een sjabloon, klanken voorbereiden, die u dan alleen nog op bepaalde plaatsen hoeft te wijzigen.
1. Roep de PATCH PLAY-pagina op.
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
Patches programmeren
3. Raak in het afrolmenu <Sound Shaper> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
3. Selecteer uit de lijst de patch, die u wilt verwijderen.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC][DEC] de gewenste patch. U kunt een patch tevens selecteren door hem aan te raken.
TIP
Elke pagina in het “PATCH Delete List”-venster toont een groep van 16 patches. Raak <017–032>~<241–256> links en rechts in het display aan om andere patches te zien. Om hoger genum­merde patches te bekijken moet u op <257–512> onderaan het display drukken.
4. Raak <Execute> aan.
De geselecteerde patch wordt verwijderd.
5. Herhaal stap 3 en 4 om nog andere patches te verwijderen.
6. Druk op [EXIT].
Het PATCH Delete List-venster wordt gesloten.
Kies de groep en het sjabloon die het dichtst bij de benodigde patch aanleunen.
De groepen bevinden zich links in het display. De sjablonen (templates) vindt u rechts. Druk tenslotte op <Enter>.
77
Patches programmeren
4. Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
Speel op het externe klavier om iets te horen en wijzig ver-
volgens de instellingen die u niet goed vindt.
De acht regelaars en knoppen zijn telkens aan de belangrijkste parameters van het gekozen sjabloon toegewezen.
De [E1]~[E8]-regelaars zijn aan de in het display getoonde para­meters toegewezen.
Sommige buttons zijn aan/uit-schakelaars, terwijl u met andere een lijst opent.
Druk op onderaan het display om naar de Virtual Pad­pagina te gaan.
Als de waarde van een parameter buiten het instelbereik ligt, verschijnt er een pijl, die de richting van de overdrijving aan­geeft.
5. Raak onderaan het display de <FX>-tab aan om ook de effec-
ten in te stellen.
De beschikbare effecten zijn (van boven naar onder): MFX (multi-effect), chorus en reverb.
Met de afgebeelde buttons kunt u het betreffende effectblok in­of uitschakelen.
Om een ander effecttype te kiezen moet u op de effectnaam drukken (wordt geïnverteerd afgebeeld) en vervolgens de VALUE-regelaar of [INC][DEC] gebruiken.
Via de Sound Shaper-functie kunt u alleen de belangrijkste effectparameter editen – en alleen met de regelaaricoontjes.
Zie ook Effectoverzicht (blz. 164).
6. Druk rechtsonder in het display op <Write> om naar de
PATCH Write-pagina te gaan. Daar kunt u uw patch
opslaan.
Max Min
Hier kunt u vier parameters tegelijk editen: X1, Y1, X2 en Y2. (Elk sjabloon wijst automatisch de meest logische parameters aan X1, Y1, X2 en Y2 toe.)
Schakel de <XY1>- en <XY2>-button rechtsonder in en beweeg een vinger over de virtuele pad om de beschikbare parameters in realtime te wijzigen.
U hoeft de <XY>-button niet per se in te schakelen: u kunt de vier parameters immers ook apart editen door X1, Y1, X2 en Y2 in de vier hoeken van de pad aan te raken.
Druk op de [EXIT]-knop om de Virtual Pad-pagina weer te verlaten.
Zie Patches opslaan (PATCH Write) (blz. 75) voor de opslag van uw patch.
78

Functies van Patch-parameters

Laten we nu de beschikbare Patch-parameters bekijken.
Parameters met een kunnen ook via MIDI worden beïn­vloed (Matrix Control). Op de PATCH Edit Com Matrix Ctrl-pagina kunt u aangeven hoe zon parameter beïnvloed wordt (blz. 81).
Patches programmeren
Portamento
Portamento is een effect, dat de toonhoogte van de eerst gespeelde noot geleidelijk laat overgaan naar de toonhoogte van de volgende noot. Door portamento toe te passen, wanneer de Mono/Poly-parameter monofoon is, kunt u glijdende speeltechnieken op een viool of een gelijksoortig instrument simuleren.
Algemene instellingen voor de hele patch (Common)
General
Structure Type
Hiermee bepaalt u hoe de verschillende geluidsblokken met elkaar worden gecombineerd.
Waarde TYPE1: Dit is de meest gebruikelijke structuur. Verschillende gelui-
den van OSC1 en OSC2 worden gemengd door MOD, met COSM1 bewerkt om het tonale karakter te bepalen (bv. met behulp van een SBF= sideband filter) en tenslotte door COSM2 gewijzigd (die bv. dienst doet als TVF).
TYPE2:Deze structuur verbindt OSC1 en OSC2 asymmetrisch met elkaar. Dat is bv. handig voor alle modulatietypen behalve MIX. Het basisgeluid wordt in de regel door OSC1 en COSM1 bepaald. Met het OSC2-signaal en de MOD-parameters kunt u dat dan wijzi­gen. Door COSM2 als TVF te gebruiken kunt u het resultaat tenslotte nog filteren.
TYPE3:Hier is OSC1 aan COSM1 toegewezen, terwijl OSC2 door COSM2 wordt bewerkt. U kunt een speelhulp zoals de Time Trip­pad gebruiken om tussen de geluiden van OSC1 + COSM1 en OSC2 + COSM2 heen en weer te morphen.
Portamento (portamentoschakelaar)
Geeft aan of het portamento wordt toegepast (ON) of niet (OFF). Instelling: OFF, ON
Mode (portamentomode)
Hiermee bepaalt u wanneer het portamento-effect precies beschik­baar is.
Instelling NORMAL: Het portamento-effect is altijd actief. LEGATO: Er wordt alleen portamento toegepast, wanneer u legato
(gebonden noten) speelt.
Type (portamentotype)
Hiermee kiest u het type portamento-effect.
Instelling RATE: De snelheid van de overgangen hangt af van de afstand tus-
sen de twee noten. TIME:De overgangssnelheid is constant en hangt dus niet af van de
gespeelde intervallen.
Time (portamentotijd)
Tijdens het gebruik van portamento bepaalt deze parameter hoe snel de toonhoogte verandert. Hogere instellingen zorgen ervoor dat de overgang naar de volgende noot langer duurt.
Instelling: 0~127
Time Velo Sens (aanslaggevoeligheid van de portamentotijd)
Hiermee zorgt u dat de overgangssnelheid in functie staat van de aanslagwaarden. Als u wilt dat de portamentotijd versnelt voor hard aangeslagen noten, zet u de parameter op een positieve (+) waarde. Als u wilt dat hij vertraagt, stelt u dit in op een negatieve (–) waarde.
Instelling:63~+63
Mono/Poly
Geeft aan of de patch monofoon of polyfoon is. De mono-instelling is handig voor soloklanken zoals saxofoon of fluit.
Instelling
: Alleen de laatst gespeelde noot klinkt.
: U kunt akkoorden spelen.
Patches programmeren
79
Patches programmeren
Legato (legatoschakelaar)
Legato is alleen beschikbaar, wanneer de Mono/Poly-parameter op Mono is ingesteld. Deze instelling geeft aan of de legatofunctie wordt gebruikt (ON) of niet (OFF).
Instelling: OFF, ON
TIP
Door de legatoschakelaar op ON te zetten zorgt u dat de toon­hoogte naar de nieuw gespeelde noot glijdt, als u de toets van de eerder gespeelde noot nog ingedrukt houdt (het geluid stopt dus niet). Dit geeft een vloeiende overgang tussen de noten, wat effectief is als u de “hammering-on”- en “pulling-off”-technieken van gitaristen wilt simuleren.
Bender
Octave Shift
Hiermee kunt u de patch in octaafstappen hoger en lager transpone­ren (±3 octaven).
Instelling:3~+3
TT Pad
Mode (Time Trip-padmode)
Hiermee kiest u de werking van de Time Trip-pad.
Instelling
: XY-mode. Het effect wordt toegepast, wanneer u een vinger
op de Time Trip-pad naar boven/beneden/links/rechts beweegt.
: Time Trip-mode. Het effect wordt toegepast, wanneer u uw
vinger in een cirkel over de Time Trip-pad beweegt.
Hold (Hold-schakelaar voor de Time Trip-pad)
Geeft aan of de huidige waarde wordt aangehouden (ON), wanneer u uw vinger van de Time Trip-pad afhaalt of niet (OFF).
Instelling: OFF, ON
Voor details over het Time Trip-effect, zie Matrix Ctrl (blz. 81) en TT Pad (blz. 130).
Bend Range Up (pitchbend-interval opwaarts)
Hiermee bepaalt u (in halve tonen) in welke mate de toonhoogte ver­andert, wanneer u de pitchbend-hendel van een extern MIDI-klavier helemaal naar rechts (c.q. boven) schuift. Voorbeeld: als u hier 12 kiest, wordt de toonhoogte één octaaf verhoogd, wanneer u de speel­hulp helemaal naar rechts schuift.
Instelling: 0~48
Bend Range Down (pitchbend-interval omlaag)
Hiermee bepaalt u (in halve tonen) in welke mate de toonhoogte ver­andert, wanneer u de pitchbend-hendel van een extern MIDI-klavier helemaal naar links (c.q. beneden) schuift. Voorbeeld: wanneer deze parameter is ingesteld op “–48 en u de pitchbend-hendel helemaal naar links beweegt, zal de toonhoogte 4 octaven dalen.
Instelling: 0~48
80
Patches programmeren
Matrix Ctrl
Matrix-controle
De MIDI-standaard schrijft eigenlijk voor dat u specifieke klankparameters van de V-Synth XT uitsluitend met zogeheten SysEx-commandos kunt wijzigen, als dit via MIDI dient te gebeuren. SysEx-boodschappen zijn echter betrekkelijk inge­wikkeld, terwijl er vaak massas data verzonden moeten wor­den.
Daarom kunnen bepaalde Patch-parameters van de V-Synth XT met behulp van controle- en andere MIDI-boodschappen wor­den beïnvloed. Voor livegebruik is een dergelijke MIDI­afstandsbediening vaak van onschatbare waarde. Zo zou u de LFO-snelheid bv. met de pitchbend-hendel van het MIDI-kla­vier kunnen beïnvloeden – of zorgen dat het filter open en dicht gaat (sweeps).
De functie waarmee u zorgt dat de gewenste parameters op de binnenkomende MIDI-commandos reageren noemen we Matrix Control.
Matrix Control werkt als volgt: u wijst een MIDI-commando (Source) aan de gewenste parameter (Destination) toe en u bepaalt hoe sterk de parameter kan worden beïnvloed (Sns).
Per patch kunt u acht dergelijke Matrix Control-toewijzingen pro­grammeren. Druk op Control 1/2~7/8 rechts in het display om een matrixfunctie te selecteren.
Source (Matrix Control-bron)
Kies hier het MIDI-commando waarmee u een bepaalde patchpara­meter wilt beïnvloeden.
Instelling OFF: Geen matrixcontrole. CC01~31, 33~95: Controlecommandos 1~31, 33~95 BEND: Pitchbend AFT: Aftertouch +PAD-X: Time Trip-pad (horizontale richting vanaf het midden) +PAD-Y: Time Trip-pad (verticale richting vanaf het midden)
PAD-X: Time Trip-pad (horizontale richting) PAD-Y: Time Trip-pad (verticale richting) TRIP-R: Time Trip-pad (midden vanaf de rand)
BEAM-L*: D Beam links
BEAM-R*: D Beam rechts KNOB1*: Toewijsbare regelaar [C1] KNOB2*: Toewijsbare regelaar [C2] VELO: Aanslagwaarde (kracht waarmee u een toets indrukt) KEYF: Nootnummer
* Parameters met een “*” slaan op speelhulpen die de V-Synth XT
(module) niet heeft. U kunt ze echter beïnvloeden door de V-Synth XT
vanop een V-Synth (klavierversie) aan te sturen (wat via MIDI dient te
gebeuren). Bovendien komen ze van pas, wanneer u een V-Synth XT-
patch naar een V-Synth kopieert en hem daar gebruikt.
Sens (Matrix Control-gevoeligheid)
Hiermee bepaalt u in welke mate de parameter via de Matrix Con­trol kan worden beïnvloed. Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting wilt beïnvloeden (hogere waarde, naar rechts, sneller enz.), selecteert u een positieve (+) waarde. Om de geselec­teerde parameter in een negatieve (–) richting (lagere waarde, naar links, langzamer enz.) vanaf de huidige instelling te wijzigen moet u een negatieve waarde (–) kiezen. Hoe groter de positieve of nega­tieve waarde, hoe sterker de toegewezen parameter kan worden gewijzigd. Kies “0”, als u dit effect niet wilt.
Instelling:63~+63
Destination 1, 2 (Matrix Control-bestemming 1,
2)
Kies hier de parameters die via Matrix Control moeten worden beïn­vloed. Kies OFF, wanneer u geen parameters met de matrixcon­trole wilt beïnvloeden. Er kunnen telkens twee parameters voor elke Matrix Control worden aangegeven en tegelijkertijd worden gere­geld.
Instelling
U kunt de volgende parameters beïnvloeden. Zie de vermelde paginas voor meer details i.v.m. de parameters.
In deze handleiding worden parameters, die met de Matrix Con­trol kunnen worden geregeld, aangegeven met een
OSC1/2-PITCH: Oscillator Pitch (blz. 88) OSC1/2-TIME/PW: Time/Pulse Width (blz. 91) OSC1/2-FORMA/FAT: Formant/Fat (blz. 89, blz. 92) OSC1/2-LVL: Level (blz. 92) OSC1/2-PENV-ATK: Pitch Envelope Attack Time (blz. 95) OSC1/2-PENV-DCY: Pitch Envelope Decay Time (blz. 95) OSC1/2-PENV-REL: Pitch Envelope Release Time (blz. 95) OSC1/2-TENV-ATK: Time Envelope Attack Time (blz. 95) OSC1/2-TENV-DCY: Time Envelope Decay Time (blz. 95) OSC1/2-TENV-REL: Time Envelope Release Time (blz. 95) OSC1/2-FENV-ATK: Formant Envelope Attack Time (blz. 95) OSC1/2-FENV-DCY: Formant Envelope Decay Time (blz. 95) OSC1/2-FENV-REL: Formant Envelope Release Time (blz. 95) OSC1/2-AENV-ATK: Oscillator TVA Envelope Attack Time (blz. 95) OSC1/2-AENV-DCY: Oscillator TVA Envelope Decay Time (blz. 95)
”.
Patches programmeren
81
Patches programmeren
OSC1/2-AENV-REL: Oscillator TVA Envelope Release Time (blz. 95) OSC1/2-LFO-RATE: Oscillator LFO Rate (blz. 96) OSC1/2-LFO-PCH: Oscillator Pitch LFO Depth (blz. 88) OSC1/2-LFO-TM/PW: Time/Pulse Width LFO Depth (blz. 88,
blz. 91)
OSC1/2-LFO-FR/FT: Formant/Fat LFO Depth (blz. 89, blz. 92) OSC1/2-LFO-LVL: Oscillator Level LFO Depth (blz. 92) CSM1/2-PRM1: (blz. 159) CSM1/2-PRM2: (blz. 159) CSM1/2-ENV1-ATK: COSM Envelope Attack Time (blz. 95) CSM1/2-ENV1-DCY: COSM Envelope Decay Time (blz. 95) CSM1/2-ENV1-REL: COSM Envelope Release Time (blz. 95) CSM1/2-ENV2-ATK: COSM Envelope Attack Time (blz. 95) CSM1/2-ENV2-DCY: COSM Envelope Decay Time (blz. 95) CSM1/2-ENV2-REL: COSM Envelope Release Time (blz. 95) CSM1/2-LFO-RATE: COSM LFO Rate (blz. 96) CSM1/2-LFO-PRM1: (blz. 159) CSM1/2-LFO-PRM2: (blz. 159) TVA-LVL: Level (blz. 94) TVA-ENV-ATK: TVA Envelope Attack Time (blz. 95) TVA-ENV-DCY: TVA Envelope Decay Time (blz. 95) TVA-ENV-REL: TVA Envelope Release Time (blz. 95) TVA-LFO-RATE: TVA LFO Rate (blz. 96) TVA-LFO-LVL: Level LFO Depth (blz. 94) TVA-LFO-PAN: Pan LFO Depth (blz. 94) MFX-SEND: MFX Send Level (blz. 97) CHO-SEND: Chorus Send Level (blz. 97) REV-SEND: Reverb Send Level (blz. 97) MFX1–3: (blz. 164) TVA-PAN: Pan (blz. 94)
TIP
Wanneer u <List> aanraakt, verschijnt het Destination List­venster waar u de gewenste parameter kunt kiezen.
Arpeggio
Arpeggioschakelaar
Schakelt de arpeggiator in/uit. Instelling: OFF, ON
Patch Tempo
Hiermee wijzigt u het arpeggiatortempo. Deze waarde wordt alleen gehanteerd, als Clock Source= INTERNAL (blz. 125).
Instelling: 20.0~250.0
Hold (Hold-functie van de arpeggiator)
Schakelt de Hold-functie van de arpeggiator in/uit. Instelling: OFF, ON
Octave Range (octaafbereik van de arpeggios)
Hiermee bepaalt u over hoeveel octaven de arpeggio zich uitstrekt. Als de arpeggio alleen de gespeelde noten mag hanteren, moet u “0” kiezen. Om de arpeggio te laten klinken met de noten die u speelt en noten 1 octaaf erboven stelt u deze parameter in op +1. Bij een instelling van “–1 klinkt de arpeggio met de noten die u speelt en noten 1 octaaf eronder.
Instelling:3~+3
82
Pattern Edit
Druk hierop om een origineel arpeggiopatroon aan te maken.
Voor details over het maken van een arpeggio patroon, zie Eigen arpeggiopatronen aanmaken (Pattern Edit) (blz. 65).
KBD Velo (aanslaggevoeligheid van de arpeggiator)
Hiermee bepaalt u het volume van de noten. Stel deze parameter in op REAL, als de aanslagwaarde van elke
moet afhangen van uw aanslag. Kies een vaste waarde (1~127), als het volume van de arpeggionoten niet door uw aanslag mag worden bepaald.
Instelling: REAL, 1~127
Patches programmeren
Duration (arpeggioduur)
Hiermee regelt u de duur van de arpeggionoten en zodoende de groove. Met een instelling van 100% wordt de meest uitgespro­ken groove bereikt.
Instelling: 0~100%
Motif (arpeggiomotief)
Hiermee bepaalt u in welke volgorde de akkoordnoten worden gespeeld.
Instelling UP: De gespeelde noten worden van laag naar hoog weergegeven. DOWN: De gespeelde noten worden van laag naar hoog weergege-
ven. UP&DOWN: De gespeelde noten worden van laag naar hoog en ver-
volgens van hoog naar laag weergegeven. RANDOM: De gespeelde noten worden in willekeurige volgorde
weergegeven. NOTE ORDER: De noten worden weergegeven in de volgorde
waarin u ze hebt gespeeld. Door de toetsen in de juiste volgorde in te drukken kunt u dus melodielijnen produceren. Er worden maxi­maal 128 noten onthouden.
RHYTHM: In tegenstelling tot een conventionele arpeggio worden hier altijd alle geprogrammeerde arpeggionoten afgespeeld. Het maakt zelfs niet uit welke toetsen u indrukt, omdat hier alleen het triggersignaal van belang is. Dit komt met name voor drumpat­ches van pas (blz. 101).
PHRASE: U hoeft maar één toets in te drukken om te zorgen dat de toegewezen frase in de betreffende toonaard wordt weergegeven. Als er meerdere toetsen worden ingedrukt, wordt alleen de toon­hoogte van de laatst gespeelde noot weerhouden.
AUTO: De timing van de weergegeven noten wordt bepaald door de manier waarop u de toetsen indrukt (te beginnen vanaf de laagste noot).
Multi Step Modulator
Stapindicatie
Regelbalken
Stap (indicatie)
Hier komt u te weten welke sequencestap u momenteel bereikt hebt.
Regelbalken
Dit is een grafische weergave van de 16 stappen. De stapbalk uiterst rechts (“17”) is aan de balk uiterst links (“1”) gekoppeld. Daar kunt u gebruik van maken om te zorgen dat de sequence ook bij loop­gebruik perfect overkomt.
TIP
Druk op <MENU> en kies Hand Draw om de instellingen met uw vinger te kunnen tekenen.
TIP
Raak <SMOOTH> aan om al te grote sprongen af te vlakken. Raak <STEP> aan om weer de oorspronkelijke stappen te hante­ren.
Stapregelaars
Met deze regelaaricoontjes kunt u de zestien stappen programme­ren.
Patches programmeren
Shuffle Rate (shuffle-intensiteit)
Met deze instelling kunt u de noottiming wijzigen om een shuffle­feel te verkrijgen.
50% betekent dat de noten zich op gelijke afstanden bevinden. Hoe groter de waarde, hoe sterker bepaalde noten gesyncopeerd worden (dat noem je dan een shuffle).
Instelling: 0~100%
Shuffle Rate = 50%
50 50 50 50
Shuffle Rate = 90%
90 10 90 10
Shuffle Resolution (shuffle-resolutie)
Hiermee bepaalt u de timingresolutie (en dus de snelheid). De noot­waarde kan een zestiende of achtste zijn.
Instelling: ,
TIP
De E1~E8-knoppen van de V-Synth XT zijn aan de regelaari­coontjes 1~8 en 9~16 toegewezen. Om van 1~8 naar 9~16 (en vice versa) te gaan moet u de [SHIFT]-knop ingedrukt houden, ter-
wijl u op [ ][ ] drukt (het display springt dan naar het andere gedeelte).
Stapschakelaar
Hiermee schakelt u de multi-step modulator in/uit. Instelling: OFF, ON
* Deze instelling geldt voor alle sporen (A~D).
83
Patches programmeren
Key Sync (nootsynchronisatie van de step modulator)
Hiermee bepaalt u of de sequence bij elke nieuw gespeelde noot al dan niet naar het begint terugkeert.
Instelling Off: De sequence springt niet terug naar het begin, wanneer u een
nieuwe noot speelt. Part: De sequence springt terug naar het begin, wanneer u een
nieuwe noot speelt – als u tenminste niet legato speelt. Voice:De sequence springt terug naar het begin, wanneer u een
nieuwe noot speelt.
* Deze instelling geldt voor alle sporen (A~D).
Spoorbuttons (A~D)
Hiermee schakelt u de vier sporen (A~D) van de multi-step modula­tor in of uit.
Instelling: OFF, ON
Track A~D (tabbladen A~D)
Hiermee gaat u naar de editpagina van het betreffende sequence­spoor.
Loop (loop-schakelaar)
Hiermee schakelt u de weergavelus (loop) van de multi-step modulator in/uit.
Instelling: OFF, ON
Grid (stappenraster)
Hiermee bepaalt u de nootwaarde van de stappen. Instelling:
(kwartnoot), (gepunte achtste),(achtste noot),
(zestiende noot), (gepunte zestiende), (tweeëndertigste)
Dir (richting van de step modulator)
Hiermee kiest u de weergaverichting van de stepsequence.
Instelling:
FWD1
FWD2
FWD3
BWD1
BWD2
BWD3
1 2 3 14 15 16
1 2 3 14 15 16 2 3 14 15
1 2 3 14 15 16 1 2 3 14 15 16
16 15 14 3 2 1
16 15 14 3 2 1 15 14 3 2
16 15 14 3 2 1 16 15 14 3 2 1
Zone (zone van de step modulator)
Kies hier de zone die de step modulator mag beïnvloeden. Instelling: 1~16
Destination (step modulator-parameter)
U kunt voor elke patch bepalen welke parameters door de sequence worden beïnvloed. Druk op <List> en kies de gewenste parameter.
STEP/SMOOTH (Step/Smooth-schakelaar)
Druk op <SMOOTH> om een curve te laten berekenen (geleidelijke overgangen). Kies <STEP>, als u liever met de geprogrammeerde trappen werkt.
Instelling: STEP, SMOOTH
Menu van de multi-step modulator
Op de Multi Step Modulator-pagina kunt u met <MENU> het volgende menu oproepen.
End P (einde van de stepsequence)
Hiermee kiest u de lengte (aantal stappen) van de sequence. Instelling: 1~16
84
Reset Value Zet de stapbalk terug Invert Value Keert de stapbalk om (verticale richting) Reverse Value Keert de stapbalk om (links/rechts) Shift Value R Verschuift de stapbalk één stap verder naar
rechts
Shift Value L Verschuift de stapbalk één stap verder naar
links
Preset... Hiermee kiest u een voorgeprogrammeerde
grafiek
Copy Graph... Hiermee kopieert u de stappengrafiek. Der-
gelijke grafieken kunt u naar andere patches of sporen (A~D) kopiëren.
Hand Draw Als hier een vinkje staat, kunt u de balken
met uw vinger verschuiven (en dus instel­len).
Tune
Patch Coarse Tune
Laat toe de patch in stappen van halve tonen hoger of lager te trans­poneren (±4 octaven).
Instelling:48~+48
Patch Fine Tune
Hiermee kunt u de patch in stappen van 1 cent fijnstemmen (±50 cent)
Instelling:50~+50
Een cent is 1/100 van een halve toon.
Scale Tune (Scale Tune-schakelaar)
Zet deze aan, als u een ander stemmingssysteem wilt gebruiken dan de gelijkzwevende stemming.
Instelling: OFF, ON De V-Synth XT biedt de mogelijkheid andere stemmingssystemen te
hanteren. De toonhoogte wordt aangegeven in eenheden van één cent in relatie tot de gelijkzwevende stemming.
Eén cent is 1/100e van een halve toon.
De geselecteerde stemming is van toepassing op MIDI-com- mandos die van een extern instrument worden ontvangen.
Patches programmeren
Gelijkzwevende stemming
Dit systeem verdeelt een octaaf in 12 gelijke stappen en is de meest gangbare temperatuur in de Westerse muziek. Als de Scale Tune-schakelaar op OFF staat, hanteert de V-Synth XT de gelijkzwevende stemming.
Reine stemming (C/Do-toonladder)
In tegenstelling tot de gelijkzwevende stemming verkrijgt u hiermee perfect gestemde drieklanken. Echter, dit effect wordt alleen in één toonaard bereikt. Bij modulaties of het gebruik van andere toonaarden klinkt het al heel wat minder prettig.
Arabische toonladder
Hier zijn de E (Mi) en B (si) een kwarttoon lager gestemd, ter­wijl de C#, F# en G# een kwarttoon hoger staan t.o.v. de gelijk­zwevende stemming. De intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C#, en Eb en F# vertegenwoordigen natuurlijke tert­sen – de waarde tussen een grote en een kleine terts. De V-Synth XT laat het gebruik van de Arabische stemming in G, C en F toe.
<Voorbeeld>
Noot­naam
Scale Tune C~B
Hiermee kunt u de noten naar wens stemmen.
Instelling: –100~+100
Gelijkzwevende
stemming
C 0 0 -6
C# 0 -8 +45
D 0 +4 -2
Eb 0 +16 -12
E 0 -14 -51 F 0 -2 -8
F# 0 -10 +43
G 0 +2 -4
G# 0 +14 +47
A 0 -16 0
Bb 0 +14 -10
B 0 -12 -49
Reine stemming
(C)
Arabische stemming
Patches programmeren
85
Patches programmeren
Golfvormen wijzigen (OSC1/OSC2)
Oscillatorschakelaar
Schakelt de oscillator in/uit. Instelling: OFF, ON
OSC Type
Analoge oscillator
PCM-oscillator
Oscillatortype
Kies hier het gewenste oscillatortype. Als u EXT IN kiest, fungeert het via de MIC-connector (frontpa-
neel), de INPUT-aansluitingen (achterpaneel) of via de USB-poort ontvangen audiosignaal als oscillator. Zo kunt u het externe sig­naal via het klavier bespelen.
Instelling ANALOG: Analoge oscillator PCM: PCM-oscillator EXT IN: Extern audiosignaal
Wave Gain
Stelt het niveau (de versterking) van de golfvorm in. Instelling:12~+12dB
ANALOG OSC
Waveform (golfvorm van de analoge oscilla­tor)
Selecteert de golfvorm waarop het geluid gebaseerd dient te worden, wanneer u een analoge oscillator gebruikt.
Instelling
Golfvorm Derde tab Vierde tab SAW: Zaagtand Pulse Width
(blz. 88)
SQUARE: Blokgolf Pulse Width
(blz. 88)
TRI: Driehoekige golf Pulse Width
(blz. 88)
SINE: Sinusgolf Pulse Width
(blz. 88)
RAMP: Ramp-golfvorm Pulse Width
(blz. 88)
JUNO: Gemoduleerde zaagtand Pulse Width
(blz. 88)
HQ-SAW: Hoogwaardige zaag­tand
HQ-SQUARE: Hoogwaardige blokgolf
NOISE: Ruisgolfvorm Pulse Width
LA-SAW: LA-zaagtand *2 Pulse Width
LA-SQUARE: LA-blokgolf *2 Pulse Width
SUPER-SAW: Super Saw *3 Detune
FEEDBACK-OSC:
Feedback-oscillator *3 X-MOD-OSC:
Cross Modulation-oscillator *3
*1 Bij gebruik van de suboscillator (blz. 87) verandert “Fat” in
“Detune”.
*2 “LA-SAW” en “LA-SQR” simuleren golfvormen van een LA-klank-
bron (“Linear Arithmetic”, van o.a. de Roland D-50). Daarmee
bereikt u een “milder” en tegelijk vetter resultaat dan met “SAW” of
“SQR”.
*3 “SUPER-SAW”, “FEEDBACK-OSC” en “X-MOD-OSC” simule-
ren golfvormen van de JP-8000/JP-8080 van Roland. De V-Synth XT
gaat echter veel verder dan zijn voorgangers, omdat u de parameters
nog met een envelope en de COSM-technologie kunt beïnvloeden.
SUPER-SAW (Super Saw)
Deze klinkt als zeven gestapelde zaagtandgolfvormen. Het centrale geluid wordt licht ontstemd. Zoiets is bijzonder handig voor vette strijkersklanken.
Pulse Width (blz. 88)
Pulse Width (blz. 88)
(blz. 88)
(blz. 88)
(blz. 88)
(blz. 89) Harmonics
(blz. 90) X-MOD
(blz. 91)
Fat (blz. 89) / Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) / Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) / Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) / Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) / Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) / Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89)
Fat (blz. 89)
Fat (blz. 89)
Fat (blz. 89) / Detune (blz. 89) *1
Fat (blz. 89) / Detune (blz. 89) *1
Mix (blz. 90)
FBK Amount (blz. 90)
Fat (blz. 89)
86
FEEDBACK OSC (Feedback Oscillator)
Dit geluid doet denken aan het rondzingen van een gitaar. Hiermee kunt u bijzonder ruige klanken maken.
X-MOD-OSC (Cross Modulation Oscillator)
Cross Modulation betekent dat OSC2 het frequentiespec­trum van OSC1 wijzigt.
Patches programmeren
Sub-Oscillator (ANALOG)
De suboscillator voegt een lage toonhoogte toe en zorgt zo voor een vetter geluid. Met de Detune-parameter kunt u het geluid nog vet­ter maken.
Detune betekent dat een toegevoegd geluid licht anders/vals wordt gestemd. Bij gebruik van de suboscillator bereikt u met alle waarden behalve 0 een nóg vetter geluid.
Octave Select (octaaf van de suboscillator)
Hiermee bepaalt u hoeveel octaven de suboscillator lager staat gestemd dan de gekozen toonhoogte.
Instelling OFF: De suboscillator wordt niet gebruikt.
2: De suboscillator is twee octaven lager.1: De suboscillator is één octaaf lager.
0: De suboscillator hanteert dezelfde toonhoogte.
Bij gebruik van de suboscillator (d.w.z. als u hier –2, –1 of 0 kiest), wordt de “Fat”-instelling genegeerd.
Sub Level (volume van de suboscillator)
Hiermee regelt het volume van de suboscillator. Instelling: 0~127
Impact (impact van de analoge oscillator)
Bepaalt de attacksnelheid van analoge oscillator. Hoge instellingen zorgen voor een agressiever resultaat.
Instelling: 0.0~4.0
Playback Mode (weergavemethode van de PCM-oscillator)
Geeft aan hoe de golfvorm aan het klavier wordt toegekend.
Instelling RETRIGGER: Telkens, wanneer u een noot speelt, wordt de sample
vanaf het begin weergegeven. LEGATO: Wanneer u legato speelt, wordt de weergavepositie
gesynchroniseerd met de positie van de op dat moment al klinkende noot.
STEP: Telkens wanneer u een noot speelt, wordt de sample weerge­geven tot aan het volgende event (blz. 120). Daar stopt hij.
EVENT: De sample wordt in verschillende schijven verdeeld, die aan aparte toetsen worden toegewezen. Bij het indrukken van een toets hoort u dus alleen het daaraan toegewezen golfvormfragment.
Vari Sw (VariPhrase-schakelaar van de PCM-oscillator)
Hiermee bepaalt u of de weergave al (ON) dan niet (OFF) op de VariPhrase-technologie berust.
Instelling: OFF, ON
Time Trip Sw (Time Trip-schakelaar)
Bepaalt of Time Trip operationeel is (ON) of niet (OFF). Instelling: OFF, ON
Beat Keep (Time Trip-weergave)
Bij gebruik van de Time Trip-functie bepaalt u hiermee of de weer­gave al (ON) dan niet (OFF) overeenkomt met de positie die “norma- liter op dat moment bereikt zou moeten zijn.
Instelling: OFF, ON
Patches programmeren
PCM OSC
Waveform (PCM-golfvorm)
Selecteert de golfvorm die bij gebruik van de PCM-oscillator wordt gehanteerd.
Instelling: 1~999 (golfvormnummer)
TIP
Als u <List> aanraakt verschijnt het Wave List-venster waar u de golfvorm vanuit een lijst kunt selecteren.
Wanneer u een golfvorm selecteert, worden de naam ervan, het coderingstype en de stereo/mono-status afgebeeld.
Start Offset (begin van de PCM-oscillator­weergave)
Geeft het startadres van de golfvorm aan. Instelling: 0~**
Loop (loop-schakelaar voor de PCM-oscillator)
Hiermee bepaalt u of de golfvorm al (ON) dan niet (OFF) in een lus wordt afgespeeld.
Instelling: OFF, ON
Robot Voice (robotstem voor de PCM-oscillator)
Hiermee bepaalt u of de toonhoogte van de golfvorm al (ON) dan niet (OFF) constant moet blijven.
Instelling: OFF, ON
Tempo Sync (temposynchronisatie PCM-oscillator)
Hiermee bepaalt u of de golfvorm al (ON) dan niet (OFF) met het gehanteerde tempo wordt gesynchroniseerd.
Instelling: OFF, ON
87
Patches programmeren
Pitch
Pitch (oscillatortoonhoogte)
Past de toonhoogte van de oscillator aan. Instelling:63~+63
Pitch KF (toonhoogteverloop van de oscillator)
Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte verandert, wanneer u de noot speelt, die zich één octaaf (d.w.z. 12 halve tonen) boven de huidige noot bevindt.
Om te zorgen dat de toonhoogte één octaaf stijgt (normaal gebruik) moet u hier +100 kiezen. Als de toonhoogte twee octaven moet klimmen, stelt u dit in op +200. Kies een negatieve waarde, als de toonhoogte moet dalen naarmate u hogere noten speelt. Bij keuze van 0 produceren alle toetsen dezelfde toonhoogte.
Instelling:200~+200
Random (willekeurige toonhoogtevariatie)
Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte (stemming) bij het indrukken van een toets kan variëren. Kies 0, als alle gespeelde noten telkens perfect gestemd moeten zijn. De gekozen waarde slaat op een afwijking in cent (1/100e van een halve toon).
Instelling: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90, 100, 200, 300, 400, 500, 600, 700, 800, 900, 1000, 1100, 1200
Pit LFO Dp (LFO-intensiteit toonhoogte­modulatie)
Geeft aan in welke mate de LFO de toonhoogte beïnvloedt. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope voor het toonhoogteverloop instellen. Zie Envelopes programmeren (blz. 95) voor details over de envelope-instellingen.
Pulse Width (ANALOG)
Toonhoogte
+200
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+100
+50
0
-50
-100-200
Noot
Coarse (grove oscillatorstemming)
Laat toe de oscillator in stappen van halve tonen hoger of lager te stemmen (±4 octaven).
Instelling:48~+48
Fine (oscillatorfijnstemming)
Laat toe de oscillator in stappen van 1 cent fijn te stemmen (±50 cent).
Instelling:50~+50
Pulse Width
Hiermee kunt u de modulatiegolfvorm wijzigen. Instelling:63~+63
PW KF (toonhoogteverloop pulsbreedte)
Geeft aan in welke mate de pulsbreedte wordt beïnvloed door de toonhoogte van de gespeelde noten.
Instelling:200~+200
PW LFO Depth (LFO-intensiteit pulsbreedte)
Geeft aan in welke mate de LFO de pulsbreedte beïnvloedt. Instelling:63~+63
Hier kunt u instellingen maken voor de envelope die de puls­breedte beïnvloedt. Zie Envelopes programmeren (blz. 95) voor details over de envelope-instellingen.
Een cent is 1/100e van een halve toon.
88
Patches programmeren
Fat (ANALOG)
Fat
Benadrukt de lage frequenties van het geluid. Instelling: 0~127
Fat KF (Fat-toonhoogteverloop)
Geeft aan in welke mate de Fat-waarde wordt beïnvloed door de noten die u speelt.
Instelling:200~+200
Fat LFO Depth
Geeft aan in welke mate de LFO de Fat-instelling beïnvloedt. Instelling:63~+63
Detune KF (toonhoogteverloop ontstemming)
Hiermee bepaalt u in hoeverre de ontstemming afhangt van de toon­hoogte van de gespeelde noten.
Instelling:200~+200
Detune LFO Depth
Bepaalt in welke mate de LFO de ontstemming beïnvloedt. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope voor de Detune-beïnvloeding instel­len. Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
Detune
(ANALOG, wanneer u
SUPER-SAW kiest)
Patches programmeren
Hier kunt u de envelope voor de Fat-variatie instellen. Zie Envelopes programmeren (blz. 95) voor details over de enve-
lope-instellingen.
Detune (ANALOG bij gebruik van Sub OSC)
Detune
Hiermee ontstemt u de suboscillator. Deze instelling wordt alleen gehanteerd, wanneer het suboscillator-octaaf op “–2, “–1 of 0 staat.
Instelling:63~+63
Detune
Hiermee bepaalt u de ontstemmingsgraad. Hoe verder u de regelaar naar rechts draait, hoe sterker het geluid wordt ontstemd (wat het ruimtelijker maakt).
Instelling:63~+63
Detune KF (toonhoogteverloop ontstemming)
Hiermee bepaalt u in hoeverre de ontstemming afhangt van de toon­hoogte van de gespeelde noten.
Instelling:200~+200
Detune LFO Depth
Bepaalt in welke mate de LFO de ontstemming beïnvloedt. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope voor de Detune-beïnvloeding instel­len. Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
89
Patches programmeren
Mix
(ANALOG, wanneer u ‘SUPER-SAW’
kiest)
Mix
Hiermee regelt u het volume van de ontstemde signalen t.o.v. het hoofdsignaal. Draai de regelaar naar rechts om het volume te verho­gen (en het geluid zodoende vetter te maken).
Instelling:63~+63
Mix KF (mix-toonhoogteverloop)
Bepaalt in welke mate de Mix-waarde wordt beïnvloed door de gespeelde noten.
Instelling: –200~+200
Instelling: –200~+200
Harmonics LFO Depth
Bepaalt in welke de LFO het boventoongehalte beïnvloedt. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope voor de boventoonmodulatie instellen. Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
TIP
Om echt originele geluiden te verkrijgen zou u HARMONICS of FBK AMOUNT eens met de LFO of de envelope moeten moduleren.
FBK Amount (ANALOG, wanneer u FEEDBACK-OSC kiest)
Mix LFO Depth
Geeft aan in welke mate de LFO de Mix-instelling beïnvloedt. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope voor de Mix-beïnvloeding program­meren. Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
Harmonics (ANALOG, wanneer u FEEDBACK-OSC kiest)
Harmonics
Hiermee varieert u het boventoongehalte (structuur van de harmoni­schen).
Instelling:63~+63
FBK Amount (terugkoppelingsintensiteit)
Bepaalt de hoeveelheid terugkoppeling die op de boventonen wordt toegepast.
Instelling:63~+63
Amount KF (Amount-toonhoogteverloop)
Bepaalt in welke mate de terugkoppeling wordt beïnvloed door de gespeelde noten.
Instelling:200~+200
Amount LFO Depth
Geeft aan in welke mate de LFO de terugkoppeling beïnvloedt. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope voor de terugkoppeling instellen. Zie blz. 95 voor details over de envelope-instellingen.
TIP
Om echt originele geluiden te verkrijgen zou u HARMONICS of FBK AMOUNT eens met de LFO of de envelope moeten moduleren.
Harmonics KF (toonhoogteverloop van de harmonischen)
Bepaalt in welke mate de harmonischen worden beïnvloed door de gespeelde noten.
90
Patches programmeren
X-MOD
(ANALOG, wanneer u
X-MOD-OSC kiest)
X-MOD (intensiteit van de kruismodulatie)
Cross Modulation betekent dat OSC2 het frequentiespectrum van OSC1 wijzigt. Met [X-MOD] bepaalt u de intensiteit van deze gekruiste modulatie. Hoe verder u de regelaar naar rechts draait, des te complexer wordt het geluid van OSC1. Er worden dan namelijk steeds meer boventonen toegevoegd die voor een klokachtig geluid zorgen.
Instelling:63~+63
Cross Modulation Depth kan alleen voor OSC1 worden geko-
zen.
Time (PCM)
Time
Hiermee bepaalt u in welke mate de weergavesnelheid (tijd) varieert.
Instelling: –63~+63
<Verband tussen de Time-parameter en de weergavesnelheid>
Tijd –40 –20 0 20 40
FWD Omge-
keerde weergave
ZERO Snelheid
x–2
BWD Snelheid x4Snelheid
Stop Normale
Omge­keerde weergave
x–2
snelheid
Stop Normale
Omge­keerde weergave
Snelheid x2Snelheid
snelheid
Stop Normale
x4
Snelheid x2
snelheid
Patches programmeren
Als OSC2 niet actief is, heeft Cross Modulation Depth geen effect.
X-MOD KF (X-MOD-toonhoogteverloop)
Bepaalt in welke mate de kruismodulatie door de gespeelde noten wordt beïnvloed.
Instelling:200~+200
X-MOD LFO Depth
Bepaalt in welke mate de LFO de kruismodulatie beïnvloedt. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope voor de kruismodulatie instellen. Zie Envelopes programmeren (blz. 95) voor details over de enve­lope-instellingen.
Time KF (Time-toonhoogteverloop)
Geeft aan in welke mate de “Time”-waarde door de gespeelde noten wordt beïnvloed.
Instelling:200~+200
Time Offset
Vertegenwoordigt de basissnelheid, wanneer Time= 0.
Instelling BWD: Slaat op de achterwaartse richting. ZERO: Vertegenwoordigt een pauze. FWD:Slaat op de voorwaartse richting.
Time LFO Depth
Bepaalt in welke mate de LFO de Time-waarde kan beïnvloeden. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope voor de Time-waarde programme­ren. Zie Envelopes programmeren (blz. 95) voor details over de envelope-instellingen.
91
Patches programmeren
Formant (PCM)
De parameters van deze pagina worden genegeerd, wanneer der VARI-schakelaar uit staat (blz. 87) en wanneer u als codering (blz. 119) BACKING of ENSEMBLE gekozen hebt.
Formant
Hiermee bepaalt u de variatiegraad van het stemkarakter (formant). Instelling:63~+63
Formant KF (Formant-toonhoogteverloop)
Geeft aan in welke mate de Formant-waarde door de gespeelde noten wordt beïnvloed.
Instelling:200~+200
OSC TVA
Level
Bepaalt het volume van de oscillator. Instelling: 0~127
Level KF (toonhoogteverloop van het volume)
Met deze parameter kunt u zorgen dat het volume van de patch gedeeltelijk door de toonhoogte van de gespeelde noten wordt bepaald. In relatie tot het volume van de C4 (middelste C) zorgen positieve (+) instellingen dat het volume toeneemt voor noten die hoger zijn dan de C4, terwijl negatieve (–) waarden zorgen dat het volume afneemt voor noten rechts van de C4. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Instelling:200~+200
Energy
Geeft aan in hoeverre de fundamentele toonhoogte wordt bena­drukt, wat voor een duidelijker geluid zorgt. Kies OFF, als u de Energy-parameter niet wilt gebruiken.
Instelling: OFF, 1~127
Fmt LFO Depth (LFO-intensiteit voor For­mant)
Geeft aan in welke mate de LFO de formant kan beïnvloeden. Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope programmeren, die de formant beïn­vloedt. Zie Envelopes programmeren (blz. 95) voor details over de envelope-instellingen.
Level LFO Dp (LFO-invloed op het volume)
Bepaalt in welke mate de LFO het volume van de oscillator kan beïn- vloeden.
Instelling:63~+63
Hier kunt u de envelope van de Sub-TVA programmeren. Zie Envelopes programmeren (blz. 95) voor details over de enve­lope-instellingen.
LFO
92
Hier kunt u de LFO programmeren die de oscillator beïnvloedt. Zie LFO-instellingen (blz. 96) voor details over LFO-instellin­gen.
Twee geluiden mixen/moduleren (MOD)
Modulatieschakelaar
Schakelt de modulator in/uit. Instelling: OFF, ON
Patches programmeren
Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer Modulator Type= ENV RING.
Effecten toepassen op de gespeelde noten (COSM1/COSM2)
Mod Type
MOD Type
Selecteert het type modulator.
Instelling MIX: Combineert OSC1 met OSC2. RING: OSC2 wordt voor de ringmodulatie van OSC1 gebruikt. FM: OSC2 wordt voor de frequentiemodulatie (FM) van OSC1
gebruikt.
ENV RING: De envelope van OSC2 bepaalt het volume van OSC1. OSC SYNC: De door OSC1 uitgestuurde golfvorm wordt met die
van OSC2 gesynchroniseerd.
COSM-schakelaar
Schakelt de COSM-bewerking in/uit. Instelling: OFF, ON
COSM Type
Patches programmeren
COSM Type
Gebruik deze parameter om één van de 16 beschikbare COSM-typen te kiezen. Voor details over de COSM-parameters zie COSM-para­meters (blz. 159).
Instelling: THRU, OD/DS, W-SHAPE, AMP, SPEAKER, RESONA­TOR, SBF1/2, COMB, DUAL, TVF, DYN-TVF, COMP, LIMITER, F­SHIFT, LO-FI, TB FILTER
OSC SYNC is alleen beschikbaar, als OSC2 als analoge oscillator fungeert.
Original Level (basisniveau voor de modula­tie)
Bepaalt het volume van het oorspronkelijke geluid van OSC1. Instelling: 0~127
Dit kan worden ingesteld, als Modulator Type= RING of FM.
Attack (attack van de modulator)
Regelt de attack van de OSC2-envelope. Instelling: 0~127
Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer Modulator Type= ENV RING.
Release (release van de modulator)
Bepaalt de release van de OSC2-envelope. Instelling: 0~127
LFO
Voor sommige COSM-typen is er tevens een LFO die u kunt instellen. Zie LFO-instellingen (blz. 96) voor details over de LFO-instellingen.
93
Patches programmeren
Volume en stereopositie instellen (TVA)
TVA-schakelaar
Schakelt de TVA in/uit. Instelling: OFF, ON
TVA
Level
Bepaalt het volume van de patch. Instelling: 0~127
Level KF (toonhoogteverloop van het volume)
Gebruik deze parameter om te zorgen dat het volume van de patch in functie staat van de gespeelde noten. In relatie tot het volume van de C4 (middelste C) zorgen positieve (+) instellingen dat het volume toeneemt voor noten die hoger zijn dan de C4, terwijl negatieve (–) waarden zorgen dat het volume afneemt voor noten die hoger zijn dan de C4. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Instelling:200~+200
Pan KF (Pan-toonhoogteverloop)
Met deze parameter kunt u de stereopositie in functie stellen van de gespeelde noten. Positieve (+) instellingen betekenen dat noten rechts van de C4 (middelste C) steeds verder naar rechts gepand worden. Negatieve (–) instellingen zorgen dat noten rechts van de C4 naar links worden gepand. Hoe groter de waarde, hoe meer ver­schil er is.
Instelling:200~+200
Pan (Panorama)
R
o
L
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+100
+50
0
-50
-100
Noot
Pan LFO Dp (LFO-intensiteit voor Pan)
Bepaalt in welke mate de LFO de stereopositie kan beïnvloeden. Instelling:63~+63
Hier kunt u de TVA-envelope programmeren. Zie Envelopes programmeren (blz. 95) voor details over de envelope-instellin­gen.
LFO
Lvl LFO Dp (LFO-invloed op het volume)
Bepaalt in welke mate de LFO het volume van de oscillator beïn­vloedt.
Instelling:63~+63
Pan
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegenwoordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Instelling: L64~0~63R
Hier kunt u instellingen maken voor de LFO die de TVA beïn­vloedt. Zie LFO-instellingen (blz. 96) voor details over de LFO-instellingen.
94
Patches programmeren
Envelopes programmeren
Hier wordt uitgelegd hoe u op de envelope-paginas tewerk kunt gaan.
Velocity Curve (aanslagcurve voor de envelope)
Kies één van de zeven curven om aan te geven op welke manier uw aanslagwaarden de intensiteit van de envelope kunnen wijzigen. Als de envelopediepte niet in functie van uw aanslag mag staan, moet u hier 0 kiezen.
Instelling: 0~7
0123
4567
Velocity Sens (aanslaggevoeligheid van de envelope)
Indien nodig, kunt u de diepte van de envelope in functie stellen van de kracht waarmee u de toetsen indrukt. Wilt u bv. dat de envelope veel duidelijker hoorbaar is, wanneer u hard aanslaat, dan moet u hier een positieve waarde (+) kiezen. Moet de envelope bij een harde aanslag net vlakker zijn, dan kiest u hier een negatieve waarde (–).
Instelling:63~+63
Velocity A-Sens (aanslaggevoeligheid van Attack)
Hiermee zorgt u dat de attack naar gelang de aanslagwaarden vari­eert. Als u wilt dat de attack voor krachtig gespeelde noten sneller wordt, moet u hier een positieve waarde (+) kiezen. Om bij hard aan­geslagen noten een tragere attack te verkrijgen moet u hier een nega­tieve waarde (–) kiezen.
Instelling:63~+63
eert. Als u wilt dat de release voor krachtig gespeelde noten versnelt, zet u deze parameter in op een positieve (+) waarde. Om bij hard aangeslagen noten een tragere overgang te verkrijgen moet u hier een negatieve waarde (–) kiezen.
Instelling:63~+63
ADSR Attack (attack van de envelope)
Bepaalt de aanzet van de envelope (de tijd vanaf het indrukken van een toets tot de het envelopeniveau de maximale waarde bereikt).
Instelling:0~127, noot
ADSR Decay (decay van de envelope)
Hiermee bepaalt u de decay van de envelope (de tijd vanaf het moment waarop het envelopeniveau de maximale waarde bereikt tot het naar een constante waarde valt).
Instelling:0~127, noot
ADSR Sustain (sustain van de envelope)
Hiermee regelt u het sustainniveau van de envelope (het niveau waarop de envelope constant blijft).
Instelling: 0~127
ADSR Release (release van de envelope)
Bepaalt de release van de envelope (de tijd vanaf het loslaten van een toets tot het envelopeniveau de waarde 0 bereikt).
Instelling:0~127, noot
De “ENVELOPE”-grafiek rechts toont hoe het niveau onder invloed van de gemaakte envelope-instellingen evolueert.
Env Time KF (toonhoogteverloop van de envelope)
Hiermee zorgt u dat de decay en de volgende tijdwaarden van de envelope worden beïnvloed door de toonhoogte van de gespeelde noten. Uitgaande van de ingestelde envelopetijden voor de C4-toets (middelste C), zorgen positieve (+) instellingen ervoor dat noten, die hoger zijn dan C4, steeds sneller veranderen. Negatieve (–) instellin­gen betekenen daarentegen dat hoge noten alsmaar trager verande­ren. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Instelling:200~+200
Tijd
+100
Patches programmeren
Velocity D-Sens (aanslaggevoeligheid van Decay)
Hiermee zorgt u dat de decay naar gelang de aanslagwaarden vari­eert. Als u wilt dat de decay voor krachtig gespeelde noten sneller wordt, moet u hier een positieve waarde (+) kiezen. Om bij hard aan­geslagen noten een tragere overgang te verkrijgen moet u hier een negatieve waarde (–) kiezen.
Instelling:63~+63
Velocity R-Sens (aanslaggevoeligheid van Release)
Hiermee zorgt u dat de decay naar gelang de aanslagwaarden vari-
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+50
0
-50
-100
Noot
95
Patches programmeren
LFO-instellingen
Laten we nu de LFO-parameters bekijken.
Waveform (LFO-golfvorm)
Kies hier de golfvorm voor de LFO.
Instelling SIN: Sinusgolf TRI: Driehoeksgolf SAW: Zaagtand SQR: Blokgolf RND: Willekeurige golfvorm TRP: Trapeziumgolf S&H: Sample & Hold-golfvorm (de LFO verandert één keer per
cyclus) CHAOS: Chaosgolfvorm
Rate (LFO-snelheid)
Bepaalt de modulatiesnelheid van de LFO. Instelling:0~127, noot Wanneer u de LFO-snelheid met het tempo van een MIDI-sequencer
e.d. synchroniseert (zie Patch Tempo), kunt u met LFO Rate de resolutie (nootduur) instellen.
(Voorbeeld) Wanneer het tempo= 120 (120 kwartnoten per minuut; 60 seconden)
Instelling Delay
(halve noot) (kwartnoot)
(achtste noot)
Wanneer u als golfvorm CHAOS kiest, wordt deze instelling genegeerd.
Rechtsonder ziet u een LFO-venster met een grafiek van de golfvormcyclus voor de momenteel gehanteerde instellingen.
1 seconde (60/60= 1 (seconde)) 0,5 seconden (60/120= 0,5 (seconden)) 0,25 seconden (60/240= 0,25 (secon-
den))
Fade Mode (LFO-fade)
Hiermee bepaalt u hoe de LFO precies in (of uit) actie schiet. Instelling: ON <<, ON >>, OFF <<, OFF >>
Rechtsonder in het display (LFO-veld) vindt u een grafiek die de huidige instellingen weergeeft.
Offset (LFO-verschuiving)
Verschuift de LFO-golfvorm naar boven of onder. Positieve (+) instellingen zorgen ervoor dat de modulatie bij de centrale waarde begint en dan opwaarts gaat. Negatieve (–) instellingen zorgen voor neerwaartse bewegingen vanaf de centrale waarde.
Instelling:100, 50, 0, +50, +100
Key Sync (LFO-nootsynchronisatie)
Hiermee bepaalt u of de LFO-cyclus bij elke gespeelde noot al (ON) dan niet (OFF) naar het begin van de golfvorm terugkeert.
Instelling: OFF, ON
Delay Time (LFO-vertraging)
Met Delay Time bepaalt u hoe lang het na indrukken (of loslaten) van een toets duurt eer de LFO begint te werken.
Instelling: 0~127
Lees eerst Toepassingsvoorbeelden voor de LFO (blz. 97) en kies dan de instelling waarmee u het gewenste effect bereikt.
Lees eerst Toepassingsvoorbeelden voor de LFO (blz. 97) en kies dan de instelling waarmee u het gewenste effect bereikt.
Fade Time (LFO-fadesnelheid)
Hier bepaalt u hoe snel de LFO-amplitude het maximum (of mini­mum) bereikt.
Instelling: 0~127
Lees eerst Toepassingsvoorbeelden voor de LFO (blz. 97) en kies dan de instelling waarmee u het gewenste effect bereikt.
96
Patches programmeren
Toepassingsvoorbeelden voor de LFO
Laten opkomen van de LFO na het indruk­ken van een toets
Pan
Pan
Pan
Delay
Time
Noot-aan
Noot­aan
Noot-
aan
Delay Time
Delay
Time
Noot-
uit
Fade Time
Delay
Noot-uitNoot-aan
Fade Time
Time
Diepte
Fade Time
Diepte
Diepte
Fade Time
Diepte
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff-frequentie
Niveau
laag (minder)
Fade Mode: ON << Fade Time: Snelheid waarmee de LFO-amplitude, na afloop van de
Delay-tijd, het maximum bereikt. Delay Time: Tijdsduur tussen het indrukken van een toets en het
begin van de LFO.
LFO meteen bij het indrukken van een toets laten beginnen en dan laten wegebben
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff-frequentie
Niveau
laag (minder)
Fade Mode: ON >> Fade Time: Snelheid waarmee de LFO-amplitude, na afloop van de
Delay-tijd, het minimum bereikt. Delay Time: Tijdsduur tussen het indrukken van een toets en het
einde van de LFO.
De LFO geleidelijk toepassen na het loslaten van een toets
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff-frequentie
Niveau
Pan
laag (minder)
Fade Mode: OFF << Fade Time: Snelheid waarmee de LFO-amplitude, na afloop van de
Delay-tijd, het maximum bereikt. Delay Time: Duur tussen het loslaten van een toets en het opkomen
van de LFO.
LFO bij het indrukken van een toets starten en bij het loslaten ervan laten wegebben
hoog (meer)
Toonhoogte
Cutoff-frequentie
Fade Mode: OFF >> Fade Time: Snelheid waarmee de LFO-amplitude, na afloop van de
Delay-tijd, het minimum bereikt. Delay Time: Bepaalt u hoe lang de LFO na het loslaten van een toets
nog blijft draaien.
Niveau
laag (minder)
Effecten voor de patch programmeren (Effect)
Routing
Patches programmeren
MFX Send (MFX-aandeel)
Hiermee bepaalt u het niveau van het signaal dat naar de MFX wordt gestuurd.
Instelling: 0~127
CHO Send (chorusaandeel)
Niveau van het signaal dat naar de chorus wordt gestuurd. Instelling: 0~127
REV Send (galmaandeel)
Niveau van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd. Instelling: 0~127
Output Assign
Hiermee bepaalt u wat er met het onbewerkte signaal gebeurt.
Instelling MULTI: Stereoweergave via de MFX. Het MFX-signaal kan op zijn
beurt met de chorus en/of reverb worden bewerkt. MAIN: Directe stereoverbinding met de MAIN OUT-connectors
(zonder bewerking door de MFX). DIR:Directe stereoverbinding met de DIRECT OUT-connectors (zon-
der bewerking door de MFX). Kies deze instelling, als u liever met een externe effectprocessor werkt.
MFX (MFX-schakelaar)
Hiermee schakelt u de MFX in of uit.
Instelling: (aan), (uit)
MFX Type
Gebruik deze parameter om één van de 41 beschikbare MFX-typen te kiezen. Voor details over de MFX-parameters zie MFX-parame­ters (blz. 164).
Instelling: 00 (Thru)~41
MFX-niveau
Hiermee regelt u het uitgangsniveau van de MFX-processor. Instelling: 0~127
97
Patches programmeren
MFX To CHO (chorusaandeel van de MFX)
Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-uitgangssignaal door de chorus wordt bewerkt. Kies 0, als u hier geen chorustoevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
MFX To REV (galmaandeel van de MFX)
Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-uitgangssignaal door de reverb wordt bewerkt. Kies 0, als u hier geen galmtoevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
CHO (chorusschakelaar)
Hiermee schakelt u de chorus in/uit.
Instelling: (OFF), (ON)
CHO Type (chorustype)
Met deze parameter kunt u één van de 8 beschikbare chorustypen selecteren. Zie Chorusparameters (blz. 186) voor meer details.
Instelling: 00 (Off)~08
CHO Master Level (chorusniveau)
Hiermee regelt u het niveau aan de uitgang van de chorus. Instelling: 0~127
CHO To REV (galmaandeel van de chorus)
Stelt de hoeveelheid reverb in dat op het uitgangssignaal van de cho­rus wordt toegepast. Kies 0, als u hier geen galmtoevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
MFX
MFX Type
Hier kunt u één van de 41 beschikbare MFX-typen kiezen. Voor details over de MFX-parameters zie MFX-parameters (blz. 164).
Instelling: 00 (Thru)~41 Hier kunt u de MFX-parameters van het effect instellen dat u met
MFX Type gekozen hebt. Zie ook MFX-parameters (blz. 164).
TIP
Raak <List> aan om het MFX List-venster te openen waar u het gewenste MFX-type kunt selecteren.
MFX-schakelaar
Schakelt de MFX in/uit. Instelling: OFF, ON
CHO
REV (reverbschakelaar)
Schakelt de reverb in/uit.
Instelling: (OFF), (ON)
REV Type (galmtype)
Met deze parameter kunt u telkens één van de 10 galmtypen kiezen. Zie ook Reverbparameters (blz. 187).
Instelling: 00 (Off)~10
REV Master Level (uitgangsniveau van de cho­rus)
Regelt het volume aan de uitgang van de reverbprocessor. Instelling: 0~127
CHO Type (chorustype)
Met deze parameter kunt u één van de 8 beschikbare chorustypen selecteren. Zie Chorusparameters (blz. 186) voor meer details.
Instelling: 00 (Off)~08 Hier kunt u de parameters van het met CHO Type gekozen effect
instellen. Zie ook Chorusparameters (blz. 186).
TIP
Raak <List> aan om het Chorus List-venster te openen waar u het benodigde chorustype uit een lijst kunt selecteren.
Chorusschakelaar
Schakelt de chorus in/uit. Instelling: OFF, ON
98
Patches programmeren
REV
REV Type (galmtype)
Met deze parameter kunt u telkens één van de 10 galmtypen kiezen. Zie ook Reverbparameters (blz. 187).
Instelling: 00 (Off)~10 Hier kunt u de parameters van het effect instellen dat u met REV
Type gekozen hebt. Zie ook Reverbparameters (blz. 187).
TIP
Raak <List> aan om in het dan verschijnende Reverb List-ven­ster het benodigde effecttype te kunnen kiezen.

Zone-instellingen

De V-Synth XT laat toe het klavier in maximaal 16 zones in te delen. Elke zone kan een andere klank aansturen.
De momenteel gekozen zone staat rechtsboven op de PATCH PLAY- en EDIT-pagina vermeld. Om een andere zone te kie­zen moet u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u op [ ]/[ ] drukt.
De volgende patchinstellingen gelden telkens voor alle momen­teel gedefinieerde zones:
•“Common”-groep (alles behalve Structure Type”)
•“Effect”-groep (MFX, chorus en reverb)
Klavier opsplitsen om verschillende geluiden te spelen (Split)
Een instelling met patchtoewijzingen voor aparte klavierzones noe­men we een Split-patch. Split-patches programmeer je als volgt.
Patches programmeren
Reverbschakelaar
Schakelt de galm in/uit.
TIP
Instelling: OFF, ON
Indicatie van de gespeelde noot
Indicatie van de zone waartoe de gespeelde noot behoort
1. Ga naar de PATCH PLAY-pagina en kies de patch wiens
instellingen u wilt wijzigen (blz. 60).
TIP
Om de patches helemaal zelf te programmeren (en dus niet te vertrekken van bestaande instellingen) moet u het werkgeheu­gen eerst initialiseren (blz. 73).
99
Patches programmeren
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <Zone> aan.
Het PATCH Zone-venster verschijnt.
9. Eens u de juiste klank voor zone 01 gevonden hebt, kunt u
aan zone 02 een klank toewijzen.
De momenteel gekozen zone staat rechtsboven op de PATCH PLAY- en EDIT-pagina vermeld. Om een andere zone te kie­zen moet u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u op [ ], [ ] drukt.
10.Wijs het gewenste geluid aan zone 02 toe.
Op deze wijze kunt u een patch voorbereiden die voor de in stap 6 gekozen zones verschillende klanken hanteert.
11.Vergeet niet de patch op te slaan (blz. 74).
4. Raak in het onderste gedeelte van het display <Split> aan.
Nu verschijnt ongeveer het volgende venster.
5. Raak <01> aan.
Zone 01 wordt geselecteerd en het nummer van de hoogste noot van zone 01 wordt rechtsboven in het display weergegeven.
6. Definieer het splitpunt tussen zone 01 en 02. Kies het
gewenste nootnummer met de VALUE-regelaar of
[INC][DEC].
TIP
Om met drie zones te kunnen werken moet u voor zone 02 een lagere bovengrens kiezen en vervolgens het splitpunt tussen zone 02 en 03 definiëren. Door de bovengrens van de meest rechtse zone te verlagen kunt u bijkomende zones toevoegen. U kunt maximaal zestien zones definiëren.
7. Raak <OK> aan.
De zones worden vastgelegd en u keert terug naar de PATCH PLAY-pagina.
8. In deze toestand is zone 01 al geselecteerd. U kunt dus met-
een het gewenste geluid aan zone 01 toewijzen.
100
Loading...