Bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de “Vocal Designer” VC-2 van
Roland.
201a
Lees, alvorens dit product te gebruiken, de volgende dingen door: “Veilig
gebruik van dit product” (blz. 2) en “Belangrijke opmerkingen” (blz. 3). Daar
vindt u namelijk belangrijke tips en een opsomming van wat u wel en niet mag
doen. Bovendien verdient het natuurlijk aanbeveling ook de rest van de handleiding door te nemen om kennis te maken met alle functies van dit product.
Bewaar de handleiding op een veilige plaats, omdat u ze later beslist nog eens
nodig zal hebben.
204
*Microsoft en Windows zijn geregistreerde han-
delsmerken van Microsoft Corporation.
206j
*De officiële benaming van Windows® is “Micro-
soft® Windows® operating system”.
207
*Apple en Macintosh zijn geregistreerde handels-
merken van Apple Computer, Inc.
209
*Mac OS is een handelsmerk van Apple Compu-
ter, Inc.
220
*Alle in dit document vermelde productnamen
zijn handelsmerken of geregistreerde handels-
merken van de betreffende eigenaars.
202
Alle rechten voorbehouden. Het kopiëren, verveelvoudigen of openbaar
maken van deze handleiding, hetzij gedeeltelijk, hetzij in z’n geheel, is zonder
de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION verboden.
INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labelsOver de symbolen
WAARSCHUWING
Wijst de gebruiker op het risico op
WAARSCHUWING
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware verwondingen als gevolg van een fout
gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan
leiden tot verwondingen en of materi le
schade.
* "Materi le" schade heeft betrekking op
LET OP
het beschadigen van het meubilair of
andere huishoudelijke voorwerpen
evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene
waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit
mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan
wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links
getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het
toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten
worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt
aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde
symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de
uitgang moet worden losgekoppeld.
• Probeer het product niet te herstellen of interne
onderdelen te vervangen (behalve wanneer deze
handleiding specifieke instructies geeft). Laat alle
herstellingen en onderhoudswerken over aan uw
Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of
de distributeur (zie de adressen op de “Information”-pagina).
• Gebruik of sla het product nooit op plaatsen op
die:
• Onderhevig zijn aan extreme temperaturen (bv.
direct zonlicht in een gesloten voertuig, bij een
verwarming, op apparatuur die warmte genereert; of
• Klam zijn (bv. badkuip, wasruimten, natte vloe-
ren); of
• Vochtig zijn; of
• Blootgesteld zijn aan regen; of
• Stoffig zijn; of
• Onderhevig zijn aan harde trillingen.
011
• Zorg dat geen enkel voorwerp (bijv. ontvlambaar
materiaal, munten, spelden) of vloeistoffen van
welke soort dan ook (bijv. water, frisdrank enz.)
het product binnendringen.
• In huishoudens met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot het kind in staat is
zich aan alle regels voor de veilige bediening van
het product te houden.
• Bescherm het product tegen hevige schokken.
(Laat het niet vallen!)
106
• Klim nooit op het product en plaats er nooit zware
voorwerpen op.
LET OP!
Belangrijke opmerkingen
291a
Lees naast “Veilig gebruik van dit product” (blz. 2) ook de volgende punten even door:
Plaatsing
354a
• Zorg dat dit product nooit wordt blootgesteld aan extreme
temperaturen (bv. in het directe zonlicht of in een gesloten
auto). Overdreven warmte kan er namelijk voor zorgen dat
de ombouw vervormt of verkleurt.
Voordat u “V”-kaarten
gebruikt
Werken met een “V”-kaart
704
• Schuif de kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn
plek zit.
705
• Raak nooit de aansluitingen van de “V”-kaart aan. Voorkom bovendien dat de aansluitingen vuil worden.
Andere voorzorgsmaatregelen
563
• De duplicatie, reproductie, het verhuur of het uitlenen van
dit product zijn verboden.
Wis nooit bestanden of mappen van de .VC-2
en formatteer ze niet. Anders kan het gebeuren
dat de VC-2 gewoon niet meer werkt.
Om schade te voorkomen mag u de VC-2 uitsluitend op een uitdrukkelijk aanbevolen Roland-apparaat aansluiten. Wanneer u de VSynth/VariOS via USB op uw computer aansluit, wordt de VC-2 als gewone “drive” herkend. Wees dus voorzichtig dat u er geen
bestanden van wist. Neem contact op met uw
Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst
of de distributeur, wanneer de data-inhoud van
de kaart plots spoorloos blijkt.
3
Inhoud
Veilig gebruik van dit product..................... 2
Index ............................................................98
5
Belangrijkste kenmerken
De VC-2 is een PC-kaart met een systeem dat op de V-Synth/VariOS kan draaien. U hoeft de VC-2 maar in de PC CARD-poort
van de V-Synth/VariOS te schuiven en de stroom in te schakelen om ermee te kunnen werken. De systeemprogrammatuur wordt
automatisch van de VC-2 geladen – en uw V-Synth/VariOS verandert eensklaps in een “Vocal Designer”.
• Dankzij een modelingprocédé van de menselijke stem kunt u over zangeffecten beschikken door een microfoon aan te sluiten
en op het klavier te spelen, terwijl u iets zegt of zingt.
• De gesproken lettergrepen blijven verstaanbaar. Dankzij deze technologie kunt u koren en koortjes (van popsongs e.d.) genereren, die zelfs uw zang- en ademtechniek volgen. Het werkingsprincipe kent u natuurlijk al van een vocoder (en ook zo’n
effecten zijn hier mogelijk). Het grote voordeel van deze kaart is evenwel dat de tekst duidelijk blijft en dat de stemmen
“echt” klinken.
• Hoogwaardige presets voor elk algoritme.
• Via de “Auto Note”-functie kunt u zelfs de toonhoogte-informatie van het microfoonsignaal voor de controle van de VC-2
gebruiken, zodat u niet eens op het klavier hoeft te spelen.
• Omgekeerd kunt u koor-/koortjespartijen genereren zonder een microfoon te gebruiken.
•“Multi Chord Memory”-functie met akkoordenreeksen, zodat u met één vinger complete akkoorden kunt spelen.
• Het microfoonsignaal kan met effecten, zoals een equalizer, een ruisonderdrukker, een compressor en nog drie andere blok-
ken (reverb, chorus, multi-effect) worden bewerkt.
Afspraken voor deze handleiding
Knoppen, die u kunt indrukken, zijn met “[ ]” gemerkt. Voorbeeld: [EXIT].
Verwijzingen herkent u aan “(blz. **)”.
Tevens worden de volgende symbolen gebruikt:
Duidt een belangrijke opmerking aan, die u zeker moet lezen.
Slaat op een suggestie i.v.m. de instelling van een functie. Die hoeft u niet per se te lezen.
TIP
6
Slaat op handige dingen die u wel eens zouden kunnen helpen.
Duidt referentiemateriaal en handige weetjes aan.
Over de VC-2
Interne opbouw
De VC-2 bestaat uit een “carrier-” (“drager”), een “modulatorsectie”, een vocoder- en een effectsectie.
• De carriersectie genereert het signaal (klankkleur en toonhoogte) dat als basis voor de voortgebrachte geluiden
fungeert.
• De modulatorsectie hanteert een microfoonsignaal of
golfvorm voor de aanmaak van formantgegevens (stemkarakter).
• De vocodersectie “implanteert” de formantdata (stemkarakter) van de modulator in het signaal van de carrier.
• De effectsectie omvat een reverb-, chorus- en multi-effectblok.
Effecten
CarrierVocoder
Modulator
MIC
MFX
Reverb
Chorus
Uitgang
Patchalgoritmen
De VC-2 biedt de volgende 12 patchalgoritmen. Elk algoritme
stelt de beschikbare parameters zodanig in dat u vrijwel meteen over het gewenste geluid beschikt.
Modelinggroep
Modeling Choir
Genereert een bijzonder duidelijk koor (verschillende stemmen).
Modeling Vocal
Genereert een hoogwaardige solostem.
Modeling Analog
Genereert een goed verstaanbaar synthetisch stemgeluid.
‘Vocoder’-groep
Vocoder Choir
Genereert een gebruikelijk vocodergeluid voor koortjes (meerdere stemmen).
Vocoder Solo
Genereert een gebruikelijk vocodergeluid voor solo’s.
Vocoder Vintage
Genereert een traditioneel vocodergeluid op basis van een
synthesizergolfvorm.
Poly Pitch Shifter
Poly PShift
Het via de micro ontvangen signaal wordt op de toonhoogte
van de op het klavier gespeelde noten weergegeven.
7
Over de VC-2
‘Keyboard’-groep
Keyboard Choir
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klankopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen.
Zodoende verkrijgt u een koorgeluid (verschillende stemmen).
Keyboard Vocal
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klankopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen.
Zodoende verkrijgt u een solozangstem.
Keyboard Analog
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klankopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen. Het
uiteindelijke geluid heeft een duidelijk synthetisch tintje.
‘Processor’-groep
Processor Type 1
Naast het microfoonsignaal wordt hier tevens het via INPUT
L (achterpaneel) ontvangen signaal gebruikt. Het geluid is bijzonder duidelijk.
* De op het klavier gespeelde noten worden genegeerd.
Processor Type 2
Naast het microfoonsignaal wordt hier tevens het via INPUT
L (achterpaneel) ontvangen signaal gebruikt. Hiermee verkrijgt u een “traditioneel” vocodergeluid.
* De op het klavier gespeelde noten worden genegeerd.
Geheugenstructuur
Project
De grootste geheugeneenheid van de VC-2 is een “
Een project bevat maximaal 448 patches, 127 golfvormen, en
een reeks systeeminstellingen.
De VC-2 kan telkens maar één project beheren.
Intern geheugen
Het interne geheugen van de V-Synth wordt alleen tijdens het
importeren van golfvormdata (“
gebruikt.
Wave Import
Werkgeheugen/tijdelijk geheugen
Wanneer u de VC-2 inschakelt of in de Disk-mode een project
laadt, worden de betreffende projectgegevens in een tijdelijk
geheugen geplaatst dat we
De data van de laatst geladen patch worden van het werkgeheugen naar een
Het voordeel daarvan is dat u eventuele wijzigingen niet hoeft
te bewaren, als u dat niet wilt – u kunt altijd terug naar de
onbewerkte toestand.
Daar staat echter tegenover dat de patchdata tijdens het uitschakelen worden gewist. U moet ze dus
Write
) om later opnieuw met de gewijzigde versie te kunnen
werden.
Na het toevoegen van golfvormdata op de “
Import
”-pagina moet u het project opslaan (
Project
).
tijdelijk geheugen
werkgeheugen
(buffer) overgebracht.
opslaan (PATCH
project
”-pagina)
noemen.
Wave
”- of “
DISK Save
”.
Wave
8
VC-2 Card
In de regel worden de golfvorm- en patchdata in de VC-2
opgeslagen en van daar geladen. U kunt de VC-2-kaart tevens
gebruiken voor het toevoegen van bijkomende projecten.
USB
Als u de VC-2 (V-Synth)/VariOS via een USB-kabel op uw
computer aansluit, kunnen de projectdata van de VC-2 naar
een computer worden doorgeseind. Daar kunt u ze dan archiveren.
Gebruik met de
V-Synth
9
Bedieningsorganen
Frontpaneel
1 23
5
4
8
9
67
17
1
Volumeregelaar
Hiermee regelt u het volume van de signalen, die naar de
MAIN OUT-connectors en de PHONES-jack worden uitgestuurd.
2
INPUT
PEAK (piekindicator)
Licht op, wanneer het ingangsvolume te hoog is.
LEVEL
Regelt het volume van de via de INPUT-connectors (achterpaneel) ontvangen signalen.
3
D BEAM
Door uw hand boven deze controller te bewegen kunt u
verschillende effecten genereren.
Indicators (L, R)
Als de D Beam-controller actief is, lichten ze op, zodra
uw handbewegingen voor controledoeleinden worden
gebruikt.
10
1312
11
141516
[ON/OFF] (TIME TRIP, TIME, PITCH, ASSIGNABLE)
Hiermee schakelt u de D Beam-controller in/uit. Druk op
de knop van het benodigde effect.
TIME TRIP, TIME, PITCH: De D Beam fungeert als MIDIafstandsbediening (conform de toewijzing op de
“SYSTEM Ctrl Beam”-pagina, blz. 37).
ASSIGNABLE: De D Beam beïnvloedt de aan “BEAM-L”
of “BEAM-R” toegewezen parameter van de betreffende
Patch Mode-pagina.
* Zie de handleiding van de V-Synth voor meer details.
4
TIME TRIP PAD
Door deze pad aan te raken kunt u de geluiden op verschillende manieren beïnvloeden.
Indicator
Licht op, zodra u de Time Trip-pad aanraakt.
[TIME TRIP]
Hiermee activeert u het Time Trip-effect.
* Het Time Trip-effect is alleen voor patches beschikbaar, die het
“Keyboard~”-algoritme hanteren (blz. 7).
10
Bedieningsorganen
[ASSIGNABLE]
Hiermee activeert u het voor de gekozen patch gedefinieerde effect.
[HOLD]
Hiermee schakelt u de Hold-functie voor het via de Time
Trip-pad beïnvloede effect in/uit.
* Zie de handleiding van de V-Synth voor meer details.
5
V-LINK
Tijdens het gebruik van de VC-2 schakelt u hiermee de
“Talk Switch”-functie in/uit. Als u hem activeert, wordt
de weergave van de VC-2 (V-Synth) uitgeschakeld
(“bypass”) en wordt het onbewerkte microfoonsignaal
naar de MAIN OUT-connectors uitgestuurd. Daar kunt u
gebruik van maken, als u de voor de VC-2 (V-Synth)
gehanteerde microfoon tevens voor het aankondigen van
nieuwe nummers wilt gebruiken.
*De VC-2 bevat geen V-LINK-functies.
6
ASSIGNABLE CONTROL
Aan deze regelaars (C1, C2) kunt u twee parameters naar
keuze toewijzen en die dan in realtime beïnvloeden.
7
ARPEGGIO
Hiermee kunt u de “Chord Memory”-functie van de
VC-2 bedienen.
[TEMPO]
Hiermee regelt u het patchtempo.
* Deze functie heeft geen invloed op het akkoordgeheugen
(blz. 36).
[TRANSPOSE]
Hiermee kunt u het klavier in stappen van halve tonen
transponeren.
Druk op deze knop, terwijl u [-OCT] of [+OCT] ingedrukt
houdt om het transpositie-interval in te stellen.
[-OCT], [+OCT]
Met deze knoppen kunt u het klavier in octaafstappen
transponeren.
9
PATCH PALETTE
Hiermee kunt u uw favoriete patches vergaren en nadien
oproepen.
[NUMBER] (1~8)
Met deze knoppen kiest/registreert u uw favoriete patches.
[BANK]
Om een andere “Patch Palette”-bank te kiezen moet u
deze knop ingedrukt houden, terwijl u op [NUMBER] (1~
8) drukt.
[PATCH ASSIGN]
Door deze knop ingedrukt te houden, terwijl u op [NUMBER] (1~8) drukt, registreert u de momenteel gekozen
patch (evenals de gehanteerde microfooninstellingen) als
“favoriete patch”.
* Deze functie is alleen op de hoogste pagina (“Top”, blz. 14)
beschikbaar.
[ON/OFF]
Hiermee schakelt u het akkoordgeheugen in/uit.
[HOLD]
Hiermee schakelt u de Hold-functie van het akkoordgeheugen in/uit.
KEYBOARD
8
Hiermee kunt u het nootbereik van het klavier wijzigen.
* Deze functie is alleen beschikbaar, wanneer [TRANSPOSE]
oplicht.
10
Display
Het display houdt u op de hoogte van wat u net aan het
doen bent.
11
VALUE-regelaar
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om de
waarde in grotere stappen te wijzigen.
11
Bedieningsorganen
[DEC/-], [INC/+]
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Als u één knop ingedrukt houdt, terwijl u op de andere drukt, versnelt de
waardeverandering. Als u één van deze knoppen
indrukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, verandert de
waarde in grotere stappen.
[], [], [], [] (cursorknoppen)
Beweegt de cursor naar boven/onder/links/rechts.
[MODE]
Hiermee opent u het “Mode Menu”-venster.
[SHIFT]
Door hem samen met de VALUE-regelaar of [DEC/][INC/+] te gebruiken kunt u de gekozen waarde in grotere stappen wijzigen.
[EXIT]
Met deze knop keert u terug naar de hoogste pagina van
de Patch-mode (blz. 14) of sluit u een open venster. Op som-
mige pagina’s kunt u hiermee een gemaakte instelling annule-
ren.
12
STRUCTURE
Werkt niet bij gebruik van de VC-2.
13
EFFECTS
Hiermee schakelt u de interne effectblokken (multi-effect,
chorus, reverb) in en uit. Als een effect ingeschakeld is,
licht de indicator van de toegewezen knop op.
[MFX]
Hiermee schakelt u de multi-effectprocessor in/uit.
[CHORUS]
Hiermee schakelt u de chorus in/uit.
[REVERB]
Schakelt de reverb in/uit.
14
OSC1, OSC2
15
COSM1, COSM2
16
TVA
Werkt niet bij gebruik van de VC-2.
17
Pitchbend-/modulatiehendel
Hiermee kunt u de toonhoogte wijzigen, vibrato toevoegen of een zelf gekozen parameter beïnvloeden.
Achterpaneel
POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de stroomtoevoer in/uit.
AC-ingang
Sluit hier de bijgeleverde stroomkabel aan.
12
PC CARD-poort
Schuif de VC-2-kaart in deze poort.
* Schuif de PC-kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn
plek zit.
* Verwijder de kaart nooit, terwijl de VC-2 (en/of de
V-Synth) ingeschakeld is.
USB-connector
Dit is een USB-aansluiting. Verbind hem met uw computer om MIDI-commando’s of data te verzenden/te ontvangen.
DIGITAL AUDIO INTERFACE-connector
(OPTICAL IN/OUT, COAXIAL IN/OUT)
Dit zijn digitale in-/uitgangen (stereo). Het uitgaande
signaal is identiek aan het signaal dat via de MAIN OUTconnectors wordt uitgestuurd.
*De VC-2 herkent de digitale INgang niet.
* IEC60958 is een digitaal audioformaat voor “consumer”-toe-
passingen.
LCD CONTRAST-regelaar
Past het displaycontrast aan.
Bedieningsorganen
INPUT-connectors (L, R)
Hier kan een externe geluidsbron, zoals een CD-speler,
worden aangesloten. Diens signalen kunt u sampelen of
in realtime bewerken.
* Bij gebruik van de VC-2 moet u de microfoon op de R-con-
nector aansluiten.
* Tijdens het gebruik van een patch, die op het “Processor
Type 1”- of “Processor Type 2”-algoritme berust (blz. 7),
moet u de externe audiobron op “L” aansluiten. Als u zowel
een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit,
moet u het ingangsniveau van het externe apparaat instellen
door diens uitgangsvolume te wijzigen.
GAIN-schakelaar
Hiermee stelt u de ingangsgevoeligheid voor de INPUTconnectors in.
Kies de “MIC”-stand, wanneer u een microfoon gebruikt.
Voor alle andere signaalbronnen moet u de “LINE”-stand
kiezen.
MIDI-connectors (IN, OUT, THRU)
Sluit hier externe apparaten aan die MIDI-commando’s
moeten zenden of ontvangen.
CTRL 1, CTLR 2 PEDAL-connector
Op deze connectors kunt u optionele zwelpedalen (EV-5
enz.) aansluiten. Aan die pedalen kunt u parameters naar
keuze toewijzen en die dus met de voet bedienen.
HOLD PEDAL-connector
Op deze connector kunt u een voetschakelaar van de DPserie aansluiten en als sustainpedaal gebruiken.
DIRECT OUT-connectors (L, R)
Sturen het via de INPUT R-connector ontvangen signaal
zonder effectbewerking (blz. 23) naar buiten. “L” en “R”
geven dan precies hetzelfde signaal weer.
MAIN OUT-connectors (L (MONO), R)
Deze aansluitingen zenden het uitgangssignaal in stereo
naar een aangesloten mixer/versterker. Voor monotoepassingen moet u de “L”-connector gebruiken.
PHONES-connector
Hierop kunt u een optionele hoofdtelefoon aansluiten.
13
Klanken beluisteren
Inschakelen
Om schade aan de luidsprekers en andere apparaten te
voorkomen moet u het volume van alle apparaten op de
minimumwaarde zetten en de betrokken apparaten uitschakelen alvorens ze op elkaar aan te sluiten.
1. Schakel alle benodigde apparaten uit alvorens
ze op elkaar aan te sluiten.
2. Sluit de V-Synth aan op uw geluidssysteem.
3. Zet de INPUT GAIN-schakelaar op het achterpa-
neel van de V-Synth op “MIC”.
4. Sluit de microfoon aan op de INPUT R-connec-
tor (achterop de V-Synth).
Bij gebruik van een patch die het “Processor Type 1”- of
“Processor Type 2”-algoritme (blz. 7) hanteert, moet u
de externe signaalbron op de INPUT L-connector (achterop de V-Synth) aansluiten. Als u zowel een microfoon
als een signaalbron met lijnniveau aansluit, moet u het
ingangsniveau van het externe apparaat instellen door
diens uitgangsvolume te wijzigen.
5. Schakel de microfoon of de externe signaalbron
in, die u op de INPUT-connector van de V-Synth
hebt aangesloten.
6. Schuif de VC-2-kaart naar behoren in de PC
CARD-poort achterop de V-Synth en zet de
POWER-schakelaar in de “aan”-stand.
Eens het systeem geladen is, verschijnt de hoogste pagina
van de Patch-mode (“Top”). In het display ziet u welke
patch er gekozen is.
Schuif de VC-2-kaart volledig in de poort tot hij stevig op
zijn plek zit.
Dit product is voorzien van een veiligheidscircuit.
Daarom duurt het na het inschakelen even voordat het
naar behoren werkt.
Om tijdens het inschakelen niet overdonderd te worden
verdient het aanbeveling het volume op de minimumwaarde te zetten alvorens het product in te schakelen.
Zelfs als u het volume op de minimumwaarde zet, hoort
u tijdens het inschakelen een lichte plof. Dat is echter normaal.
Verwijder de kaart nooit, terwijl de VC-2 (en/of de
V-Synth) ingeschakeld is.
7. Schakel de versterker en/of de luidsprekers in.
Eerste pagina van de Patchmode
1. Druk op [MODE].
Het “VC-2 MODE MENU”-venster verschijnt.
2. Raak <PATCH> aan.
De openingspagina verschijnt.
Na inschakelen van de VC-2 (V-Synth) verschijnt altijd de
“Top”-pagina van de Patch-mode.
De inhoud ervan verschilt naar gelang het gekozen
patchalgoritme.
TIP
Om van een andere pagina van de Patch-mode naar de
openingspagina terug te gaan moet u <Top> onderaan
het display aanraken.
14
Parameters op de “Top”-pagina
Overkoepelende patchparameters
ParameterInstellingVerklaring
Tempo20.0–250.0Hiermee regelt u het patchtempo.
Oct
(Octave
Shift)
Patch
Algorithm
Patch
Number
Effect
Chorus
Effect
Reverb
Als het patchalgoritme= ‘Modeling~’
Parameter
MIC Level0–127Uitgangsvolume van het microfoonsig-
Carrier
Level
Carrier
Release
Vocoder
Formant
Type
Vocoder
Level
Vocoder
Natural
Voice
Als het patchalgoritme= ‘Vocoder~’
Parameter
MIC Level0–127Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Carrier
Level
Carrier
Release
Vocoder
Tone
Vocoder
Level
Vocoder
Natural
Voice
-3– +3Hiermee transponeert u het klavier
—Hiermee opent u het “PATCH List”-
P001–P064,
U001–U448
0–127Uitgangsvolume van het chorussig-
0–127Uitgangsvolume van het reverbsig-
Instelling
0–127Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127Bepaalt de release van de carrier (de tijd
T00–T15Kies hier de gewenste vocoderformant.
0–127Uitgangsvolume van de vocoder.
vUitgangsvolume van het microfoonsig-
Instelling
0–127Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127Bepaalt de release van de carrier (de tijd
0–127Hiermee bepaalt u de helderheid van het
0–127Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
in octaafstappen.
* Deze parameter is met KEYBOARD [-OCT][+OCT] op het frontpaneel verbonden.
venster.
(blz. 16)
Hiermee kiest u een patch.
“P” vertegenwoordigt een preset-
patch. Een “U” slaat op een userpatch.
naal.
naal.
Verklaring
naal voor de vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het
geluid verdwijnt).
naal (dat niet bewerkt wordt).
Verklaring
voor de vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het
geluid verdwijnt).
vocodergeluid.
(dat niet bewerkt wordt).
Klanken beluisteren
Als het patchalgoritme= ‘Poly PShift’
Parameter
MIC Level0–127Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Poly Pitch
Shifter TVA
Level
Poly Pitch
Shifter
Release
Poly Pitch
Shifter Formant Style
Poly Pitch
Shifter Level
Poly Pitch
Shifter Natural Voice
Als het patchalgoritme= ‘Keyboard~’
Parameter
Wave Level0–127Uitgangsvolume van de golfvorm voor de
Carrier
Level
Carrier
Release
Vocoder
Formant
Type
Vocoder
Level
Vocoder
Natural
Voice
Als het patchalgoritme= ‘Processor Type 1’
Meer details over de aansluitingen vindt u onder
“INPUT-connectors (L, R)” (blz. 13).
ParameterInstellingVerklaring
MIC Level0–127Uitgangsvolume
Carrier Level0–127Uitgangsvolume
Vocoder Formant
Type
Vocoder Level0–127Uitgangsvolume
Instelling
0–127TVA-niveau van de poly pitchshifter.
0–127Bepaalt de release van de poly pitchshifter
S00–S10Kies hier het formanttype voor de poly
0–127Uitgangsvolume van de poly pitchshifter.
0–127Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Instelling
0–127Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127Bepaalt de release van de carrier (de tijd
T00–T15Kies hier de gewenste vocoderformant.
0–127Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127Uitgangsvolume van het golfvormsignaal
Verklaring
voor de poly pitchshifter.
(de tijd vanaf het loslaten van een toets tot
het geluid verdwijnt).
pitchshifter.
(dat niet bewerkt wordt).
Verklaring
vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het
geluid verdwijnt).
dat niet bewerkt wordt.
van het microfoonsignaal voor de
vocoder.
van het carriersignaal voor de vocoder.
T00–T15Kies hier de
gewenste vocoderformant.
van de vocoder.
15
Klanken beluisteren
ParameterInstellingVerklaring
Vocoder Natural
Voice
Als het patchalgoritme= ‘Processor Type 2’
Meer details over de aansluitingen vindt u onder
“INPUT-connectors (L, R)” (blz. 13).
Parameter
MIC Level0–127Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Carrier
Level
Vocoder
Tone
Vocoder
Level
Vocoder
Natural
Voice
0–127Uitgangsvolume
Instelling
0–127Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127Hiermee bepaalt u de helderheid van het
0–127Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Verklaring
voor de vocoder.
voor de vocoder.
vocodergeluid.
(dat niet bewerkt wordt).
van het microfoonsignaal (dat niet
bewerkt wordt).
Patches kiezen
Patches met de VALUE-regelaar
kiezen
1. Ga naar de “Top”-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Raak het patchalgoritme linksboven in het dis-
play aan. U zou echter ook op <▼MENU>
rechtsboven in het display kunnen drukken en
in het afrolmenu dan <PATCH List> selecteren.
Het “PATCH List”-venster verschijnt.
3. Selecteer een patch uit de lijst.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+], [DEC/-] de
gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze
aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies:
<P001–U192>: Oproepen van de buttons P001~U192 aan
weerszijden van het display.
<U193–U448>: Oproepen van de buttons U193~U448 aan
weerszijden van het display.
<Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display (blz. 7).
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina.
< >> >: Springen naar de volgende pagina.
4. Druk op <OK> om de patchkeuze te bevestigen.
Patches via het “Patch Palette”
kiezen
Binnen de momenteel actieve “Patch Bank” kunt u met NUMBER [1]~[8] eender welke patch selecteren.
2. Raak het patchnummer aan om die parameter te
selecteren.
3. Draai aan de VALUE-regelaar of druk op [INC/+],
[DEC/-].
TIP
Om sneller te werken kunt u [SHIFT] ingedrukt houden,
terwijl u deze handelingen uitvoert.
Patches uit een lijst selecteren
Misschien kiest u de benodigde patches liever uit een lijst…
1. Ga naar de “Top”-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
16
1. Ga naar de “Top”-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Kies met NUMBER [1]~[8] een patch. Om een
andere palletbank te kiezen moet u [BANK]
ingedrukt houden, terwijl u op NUMBER [1]~[8]
drukt.
Klanken beluisteren
SpelenPieptoon activeren/
1. Ga naar de “Top”-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Kies een patch.
3. Spreek of zing in de microfoon, terwijl u met de
INPUT LEVEL-regelaar op het frontpaneel het
volume van de INPUT-connector (achterpaneel)
instelt.
Stel het volume zo in dat de PEAK-indicator net niet
oplicht.
TIP
Om nog andere aspecten in te stellen moet u op <Mic Setting> onderaan het display drukken om naar de
‘SYSTEM MIC Setting’-pagina (blz. 22) te gaan.
4. Spreek of zing in de microfoon, terwijl u op het
klavier speelt.
deactiveren
U kunt aangeven of er wel of geen pieptoon te horen zal zijn,
wanneer u een actief gebied in het display aanraakt. Aanvankelijk is deze “akoestische feedback” actief.
1. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Beep> aan om een
vinkje (
Deze instelling betekent dat de pieptoon actief is. Herhaal
deze procedure om de pieptoon weer uit te schakelen
(het vinkje verdwijnt).
✔) toe te voegen.
Bij gebruik van een patch, die het “Processor Type 1”of “Processor Type 2”-algoritme (blz. 7) hanteert, moet
u de externe signaalbron op de INPUT L-connector en
tevens een microfoon aansluiten om iets te horen. Als u
zowel een microfoon als een signaalbron met lijnniveau
aansluit, moet u het ingangsniveau van het externe apparaat instellen door diens uitgangsvolume te wijzigen.
Na keuze van een patch, die het “Keyboard~”-algoritme
hanteert (blz. 7), hoeft u niet te zingen/spreken: u hoort
al iets, als u gewoon op het klavier speelt.
17
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
ook wijzigen door over het touchscreen te sle-
Patches programmeren
pen.
De VC-2 laat toe om op basis van bestaande patches nieuwe
klanken aan te maken. Dan begint u namelijk meteen met het
goede algoritme.
1. Kies het algoritme dat aan de basis van uw
patch moet liggen (blz. 7).
2. Kies een patch die dat algoritme gebruikt.
3. Wijzig de naam van die patch en sla hem in een
ander geheugen op (blz. 20).
4. Edit de “gekopieerde” patch.
Algemene werkwijze voor
het editen
1. Druk op [MODE].
Het “VC-2 MODE MENU”-venster verschijnt.
2. Raak <PATCH> aan.
De “Top”-pagina verschijnt.
Na inschakelen van de VC-2 (V-Synth) verschijnt altijd de
openingspagina van de Patch-mode.
3. Kies de patch die u wilt editen.
4. Raak één van de buttons in het display aan om
de groep met de benodigde parameters te
selecteren.
De parameters zijn ingedeeld in verschillende groepen.
8. Herhaal stap 4~7 om ook de andere parameters
in te stellen.
Tempo wijzigen (PATCH Tune)
Patches, die op het “Processor~”-algoritme berusten,
hebben dit menu niet.
1. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <PATCH Tune> aan.
De “PATCH Tune”-pagina verschijnt.
3. Edit de parameterwaarden.
Parameter
Coarse
(grove
patchstemming)
Fine
(fijnstemming van de
patch)
Scale Tune
(Scale Tune
Switch)
C–B
(patchtoonladder)
Instelling
-48–
+48
-50–
+50
OFF, ONZet deze aan, als u een ander stem-
-100–
+100
Verklaring
Laat toe de patch in stappen van halve
tonen hoger of lager te transponeren
(±4 octaven).
Hiermee kunt u de patch in stappen
van 1 cent fijnstemmen (±50 cent)
* Eén cent is 1/100e van een halve
toon.
mingssysteem wilt gebruiken dan de
gelijkzwevende stemming. De VC-2
biedt de mogelijkheid andere stemmingssystemen te hanteren. De toonhoogte wordt aangegeven in eenheden van één cent t.o.v. de gelijkzwevende stemming.
Hiermee kunt u de noten naar wens
stemmen.
5. Raak links in het display één van de tabs aan
om naar de gewenste editpagina te gaan.
6. Druk op de parameter die u wilt editen.
7. Breng de cursor naar het waardehokje van de
parameter wiens waarde u wilt wijzigen. Stel de
gewenste waarde vervolgens met de VALUEregelaar of [INC/+]/[DEC/-] in. U kunt een waarde
18
4. Raak <Exit> aan om de pagina te verlaten.
Gelijkzwevende stemming
Dit systeem verdeelt een octaaf in 12 gelijke stappen en is
de meest gangbare “temperatuur” in de Westerse
muziek. Als de Scale Tune-schakelaar op “OFF” staat,
hanteert de V-Synth de gelijkzwevende stemming.
Reine stemming (C/Do-toonladder)
In tegenstelling tot de gelijkzwevende stemming verkrijgt
u hiermee perfect gestemde drieklanken. Dit effect wordt
echter alleen in één toonaard bereikt. Bij modulaties of
het gebruik van andere toonaarden klinkt het al heel wat
minder prettig.
Arabische stemming
Hier zijn de E (Mi) en B (Si) een kwarttoon lager gestemd,
terwijl de C#, F# en G# een kwarttoon hoger staan. De
intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C#, en
Eb en F# vertegenwoordigen natuurlijke tertsen – de
waarde tussen een grote en een kleine terts. De V-Synth
laat het gebruik van de Arabische stemming in G, C en F
toe.
Data naar een extern MIDI-apparaat
doorseinen (Data Transfer)
Patch-, setup- en systeeminstellingen kunnen naar een extern
MIDI-apparaat worden verzonden. Zoiets wordt “Bulk Dump” genoemd. Gebruik deze functie, als u een tweede
VC-2 (V-Synth) met dezelfde instellingen wilt gebruiken, of
om uw gegevens op een extern MIDI-apparaat te archiveren.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Zo bent u er betrekkelijk zeker van geen belangrijke data te
verliezen.
Sluit het externe MIDI-apparaat en de V-Synth op elkaar aan
zoals hieronder getoond.
Als u <PATCH> kiest, moet u ook aangeven om welke
patch het gaat.
<WORK>: Verzenden van de userpatches.
Stel met “FROM”/“TO” in welke patches (U001~U448) u
wilt verzenden.
<TEMP>: Patches van het tijdelijke geheugen versturen.
4. Zorg dat het externe MIDI-apparaat de gekozen
data kan ontvangen en raak <Execute> aan om
de overdracht te starten.
Tijdens de overdracht beeldt het display de “Transmit-
19
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
ting…”-boodschap af. Eens de data verzonden zijn, verschijnt de boodschap “COMPLETED!”.
TIP
Druk op <ABORT> om de overdracht te staken.
Naam geven aan uw patch (PATCH
Name)
Ziehier hoe u aan uw kersverse patch een naam geeft alvorens
hem op te slaan.
1. Kies de patch die u wilt benoemen (indien
nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het “PATCH Name”-venster verschijnt.
4. Raak de alfabetische of numerieke buttons in
het display aan om de nieuwe naam in de tekstbalk in te voeren.
De buttons in het venster hebben de volgende functies:
<←><→>: Brengt de cursor naar de gewenste positie bin-
nen het tekstvak.
<SHIFT>: Activeer hem om hoofdletters of symbolen in
te voeren.
<Insert>: Zet deze aan, wanneer u op de plaats van de
cursor een teken wilt invoegen.
<Clear>: Wist alle tekens in het tekstvak.
<Delete>: Wist het teken op de plaats van de cursor.
<Back>: Wist het teken vóór de cursor.
TIP
U kunt de cursor ook verplaatsen door op [][] te
drukken. Met [] verandert u het teken op de plaats
van de cursor in een hoofdletter. Met [] maakt u er
een kleine letter van.
5. Raak <OK> aan, als u klaar bent met het invoe-
ren van de naam.
Patches opslaan (PATCH Write)
Alle wijzigingen, die u maakt, zijn tijdelijk en gaan verloren,
wanneer u de stroom uitzet of een ander geluid selecteert. Om
de gewijzigde versie te bewaren moet u ze in de VC-2 opslaan.
Als u ook maar iets aan een patch wijzigt, verschijnt in de linker bovenhoek van het display de “EDITED”-boodschap. Als
u de patch eenmaal in de VC-2 hebt opgeslagen, verdwijnt de
“EDITED”-boodschap.
Tijdens de opslag van uw wijzigingen overschrijft u de
instellingen in het geheugen van bestemming.
1. Kies de patch die u wilt opslaan (indien nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Write> aan.
Het “PATCH Write”-venster verschijnt.
4. Kies met de VALUE-regelaar het patchgeheu-
gen van bestemming.
Indien nodig, kunt u <ReName> aanraken en de naam
van de bronpatch wijzigen.
Druk op <Compare> om de patch in het geheugen van
bestemming te kunnen beluisteren.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
Patch in het geheugen van bestemming beluisteren (Compare)
Alvorens de nieuwe patch op te slaan kunt u de patch in het
geheugen van bestemming beluisteren om na te gaan of hij
wel degelijk mag worden overschreven. Zo is het vrijwel uitgesloten dat u klanken overschrijft die u eigenlijk nog nodig
hebt.
1. Zie “Patches opslaan (PATCH Write)” tot aan
stap 4 voor het kiezen van het geheugen van
bestemming.
2. Raak <Compare> aan om deze functie in te
schakelen.
Nu kunt u de patch aansturen, die zich op dit moment in
het gekozen geheugen bevindt.
20
3. Speel een paar noten om u ervan te overtuigen
dat u de patch in het geheugen van bestemming
niet meer nodig hebt.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Patches wissen (PATCH Delete)
1. Kies de patch die u wilt wissen (indien nodig).
Bij gebruik van de Compare-functie klinken de patches
soms anders dan onder normale omstandigheden.
4. Om uw wijzigingen in een ander patchgeheugen
op te slaan moet u dat nu met de VALUE-regelaar kiezen.
1. Kies de patch met de controle-instellingen die u
ook elders wilt gebruiken.
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Ctrl> aan.
Het “Patch Controller Copy”-venster verschijnt.
4. Kies met de VALUE-regelaar het geheugen van
bestemming.
Als u voor “Destination FROM” en “TO” dezelfde userpatch kiest, wordt alleen dat geheugen gekopieerd.
Door voor “Destination FROM” en “TO” verschillende
userpatches te kiezen kunt u meerdere patches kopiëren.
Als u “Destination” op “INIT PATCH” zet, wordt de
kopie niet uitgevoerd.
De controle-instellingen van het “Source”-veld worden
gekopieerd. De inhoud daarvan verschilt naar gelang het
patchalgoritme. Als de patches in het “Source”- en “Destination”-veld niet hetzelfde algoritme hanteren, worden
alleen de gemeenschappelijke instellingen gekopieerd.
5. Raak <Execute> aan om de kopie uit te voeren.
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Delete> aan.
Het “PATCH Delete List”-venster verschijnt.
4. Selecteer uit de lijst de patch, die u wilt verwij-
deren.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-] de
gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze
aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies:
<P001-U192>: Oproepen van de buttons P001~U192 aan
weerszijden van het display.
<U193-U448>: Oproepen van de buttons U193~U448 aan
weerszijden van het display.
<Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display.
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina.
< >> >: Springen naar de volgende pagina.
5. Raak <Execute> aan om de data te wissen.
Presetpatches kunt u niet wissen.
Patches uit een lijst selecteren
(PATCH List)
TIP
Op de “Top”-pagina van de Patch-mode kunt u het
“PATCH List”-venster openen door het algoritme links-
boven in het display aan te raken.
1. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <PATCH List> aan.
Het “PATCH List”-venster verschijnt.
3. Selecteer een patch uit de lijst.
21
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-] de
gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze
aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies:
<P001-U192>: Oproepen van de buttons P001-U192 aan
weerszijden van het display.
<U193-U448>: Oproepen van de buttons U193-U448 aan
weerszijden van het display.
<Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display.
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina.
< >> >: Springen naar de volgende pagina.
4. Druk op <OK> om de patchkeuze te bevestigen.
Andere microfooninstellingen kiezen
De VC-2 biedt plaats aan acht microfooninstellingen.
Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan om een afrol-
menu te openen. Kies daar dan één van de acht sjablonen
(“templates”).
Eventuele instellingswijzigingen worden automatisch
onthouden en ook elders gebruikt.
Microfooninstellingen benoemen
(Setting Name)
‘Top’-pagina
Om naar de openingspagina terug te gaan moet u in het
onderste gedeelte van het display <Top> aanraken.
Zie “Eerste pagina van de Patch-mode” (blz. 14).
‘SYSTEM MIC Setting’-pagina
Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display
<Mic Setting> aanraken.
Patches, die op het “Keyboard~”-algoritme berusten,
hebben deze pagina niet.
Indien nodig, kunt u uw microfooninstellingen een naam
geven.
1. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Setting Name> aan.
De “MIC Setting Name”-pagina verschijnt.
3. Raak de alfabetische of numerieke buttons in
het display aan om de nieuwe naam in de tekstbalk in te voeren.
De buttons in het venster hebben de volgende functies:
<←><→>: Brengt de cursor naar de gewenste positie bin-
nen het tekstvak.
<SHIFT>: Activeer hem om hoofdletters of symbolen in
te voeren.
<Insert>: Zet deze aan, wanneer u op de plaats van de
cursor een teken wilt invoegen.
<Clear>: Wist alle tekens in het tekstvak.
<Delete>: Wist het teken op de plaats van de cursor.
<Back>: Wist het teken vóór de cursor.
TIP
U kunt de cursor ook verplaatsen door op [][] te
drukken. Met [] verandert u het teken op de plaats
van de cursor in een hoofdletter. Met [] maakt u er
een kleine letter van.
22
4. Raak <OK> aan, als u klaar bent met het invoe-
ren van de naam.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
PRE-EFX Type (pre-effecttypen)
Er zijn drie pre-effecten: een compressor, een limiter en een
ruisonderdrukker. Daarmee kunt u o.a. het niveau van het
geluid “vormen”.
Noise Suppressor: Dit effect laat het oorspronkelijke geluid
onaangetast, maar onderdrukt brom en andere bijgeluiden op
stille plaatsen.
Compressor: Door hoge niveaus te reduceren en lage niveaus
op te halen strijkt dit effect al te grote volumevariaties glad.
Limiter: Door signalen, die het ingestelde volumeniveau overschrijden, te comprimeren voorkomt dit effect oversturing.
gekozen frequentie
ophalen/afzwakken.
Met (+) waarden versterkt u de lage tonen.
Frequentie van de
middentonen.
Hiermee bepaalt u de
breedte van de middenband. Hoe groter
de “Q”-waarde, hoe
smaller de bewerkte
frequentieband
wordt.
dentonen. Met (+)
waarden haalt u de
middentonen op.
Kies hier de frequentie van de hoge tonen.
gekozen frequentie op
c.q. zwakt u ze af. Met
positieve (+) waarden
versterkt u de hoge
tonen.
ParameterInstellingVerklaring
MIC LEVEL0–127Hiermee stelt u het
microfoonvolume in.
* Deze parameter is
met “MIC Level” op
de “Top”-pagina verbonden.
NS-COMP
De compressor en de ruisonderdrukker zijn actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparameters.
NOISE SUPRESSOR
Parameter
Thres
(Threshold
Level)
Release
(Release
Time)
Instelling
-60–0 dBSlaat op het niveau (drempelwaarde)
0–127Hiermee bepaalt u hoe snel het volume
Verklaring
waarop de signaalonderdrukker begint
te functioneren. Als het signaal onder het
gespecificeerde niveau zakt, wordt het
onderdrukt.
tot “0” zakt, wanneer de ruisonderdrukker begint te werken.
COMPRESSOR
Parameter
Gain0–127Niveau van het uitgangssignaal.
Attack
(Attack
Time)
Release
(Release
Time)
Level (Output Level)
Instelling
0–127Hiermee bepaalt u hoe lang het bewerkte
0–127Bepaalt hoe snel de compressor weer uit-
0–127Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
signaal ongemoeid wordt gelaten.
gaat eens het signaalniveau onder de drempel zakt.
* Deze parameter is met “MIC Level” op de
“Top”-pagina verbonden.
NS-LIMIT
De limiter en ruisonderdrukker zijn actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparameters.
Zie NS-COMP voor een beschrijving van de ruisonderdrukker.
23
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
LIMITER
Parameter
Thres
(Threshold
Level)
Attack
(Attack
Time)
Release
(Release
Time)
Ratio2:1–IN
Level (Output Level)
Instelling
-40–
0 dB
0–127Hiermee bepaalt u hoe snel de limiter in
0–127Hiermee bepaalt u hoe lang de limiter nog
F:1
0–127Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
Vertegenwoordigt het niveau dat het signaal moet halen om de limiter te activeren.
werking treedt eens het signaalniveau
boven de drempel komt te liggen.
actief blijft eens het signaalniveau onder de
drempel is gezakt.
Vertegenwoordigt de compressieverhouding.
* Deze parameter is met “MIC Level” op de
“Top”-pagina verbonden.
NOISE SUP
Alleen de ruisonderdrukker is actief.
Zie OFF (blz. 23) voor een beschrijving van de equalizerparameters.
NOISE SUPRESSOR
Parameter
Thres
(Threshold
Level)
Release
(Release
Time)
Level (Output Level)
Instelling
-60–0 dBSlaat op het niveau (drempelwaarde)
0–127Hiermee bepaalt u hoe snel het volume
0–127Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
waarop de ruisonderdrukker begint te
werken. Als het signaal onder het gespecificeerde niveau zakt, wordt het onderdrukt.
tot “0” zakt, wanneer de ruisonderdrukker begint te werken.
* Deze parameter is met “MIC Level” op
de “Top”-pagina verbonden.
‘Carrier’-pagina
Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display
<Carrier> aanraken.
OSC
OSC 1/OSC 2
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor het
“Analog”-oscillatortype.
Parameter
Wave—Hiermee kiest u de golfvorm.
Level0–127Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau.
PanL64–0–
Pulse Width -63–
SubOSCOFF,
SubLvl0–127Hiermee bepaalt u het volume van de toe-
Detune-63–
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor het “
PCM”-oscillatortype.
Parameter
Wave—Hiermee kiest u de golfvorm.
Level0–127Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau.
PanL64–0–
Offset0–15Kies hier de plaats vanaf waar de golfvorm
Instelling
63R
+63
-2,
-1,
0
+63
Instelling
63R
Verklaring
* De beschikbare golfvormen verschillen
naar gelang het patchalgoritme.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de
patch. “L64” is uiterst links, “0” vertegenwoordigt het midden en “63R” is uiterst
rechts.
Hiermee kunt u de modulatiegolfvorm wijzigen.
Hier kunt u een kopie van de gekozen golfvorm activeren.
OFF: Geen geluid.
–2: De toegevoegde golfvorm is 2 octaven
lager.
–1: De toegevoegde golfvorm is 1 octaaf
lager.
0: De toegevoegde golfvorm hanteert
dezelfde toonhoogte.
gevoegde golfvorm.
Hiermee bepaalt u de ontstemming van de
toegevoegde golfvorm.
Verklaring
* De beschikbare golfvormen verschillen
naar gelang het patchalgoritme.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de
patch. “L64” is uiterst links, “0” vertegenwoordigt het midden en “63R” is uiterst
rechts.
moet worden weergegeven.
Patches, die op het “Poly PShift”-algoritme berusten,
hebben deze pagina niet.
Voor patches, die het “Processor~”-algoritme hanteren,
ziet de “Carrier”-pagina er iets anders uit. Zie ook “‘Carrier’-pagina voor ‘Processor~’-algoritmen” (blz. 27).
24
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
PITCH
OSC1 PITCH
Parameter
OctShift
(Octave
Shift)
Instelling
–4~+4Hiermee kunt u OSC1 in octaafstappen
Verklaring
hoger en lager transponeren (±4 octaven).
OSC2 PITCH
Parameter
Coarse
(grove stemming)
Fine
(fijnstemming)
PitchKF
(Pitch Key
Follow)
Instelling
-48– +48Laat toe de oscillator in stappen van halve
-50– +50Laat toe de oscillator in stappen van 1 cent
-200–
+200
Verklaring
tonen hoger of lager te stemmen (±4 octaven).
fijn te stemmen (±50 cent).
Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte verandert, wanneer u de noot
speelt, die zich één octaaf (d.w.z. 12 halve
tonen) boven de huidige noot bevindt.
Om te zorgen dat de toonhoogte één
octaaf stijgt (normaal gebruik) moet u
hier “+100” kiezen. Als de toonhoogte
twee octaven moet klimmen, stelt u dit in
op “+200”. Kies een negatieve waarde, als
de toonhoogte moet dalen naarmate u
hogere noten speelt. Als u “0” kiest, speelt
u met alle toetsen dezelfde toonhoogte.
GLIDE
Parameter
Time0–127Hiermee bepaalt u hoe snel de toonhoogte
OSC1/2
Depth
Instelling
-63–
+63
Verklaring
mag veranderen.
Stel hier het maximale toonhoogteverschil
in.
VIBRATO
ParameterInstellingVerklaring
TypeNORMAL,
Rate0–127Bepaalt de vibratosnelheid.
OSC1/2
Depth
OSC1/2
ModDepth
FEMALE1,
FEMALE2,
MALE
-63– +63Hier bepaalt u in welke mate OSC1 en
-63– +63Hier bepaalt u in welke mate de met
Kies hier het gewenste vibratotype.
OSC2 van vibrato worden voorzien.
Controller (blz. 29) gedefinieerde
speelhulp OSC1 of OSC2 van vibrato
kan voorzien.
Hiermee bepaalt u de breedte
van de middenband. Hoe groter de “Q”-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
Met (+) waarden haalt u de
middentonen op.
GROWL
Parameter
GrowlSwOFF,ONHiermee schakelt u het “growl”-effect in/
Intensity0–127Hiermee bepaalt u de modulatie-intensiteit.
ModDepth-63–
Speed0–127Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid.
ModDepth-63–
Instelling
+63
+63
Verklaring
uit.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con-troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp
modulatie kan toevoegen.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con-troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de
modulatiesnelheid kan beïnvloeden.
TVA
Level
Parameter
Level0–127Bepaalt het volume van de patch.
LevelKF
(Level Key
Follow)
Instelling
-200–
+200
Verklaring
Met deze parameter zorgt u dat het volume
van de patch in functie staat van de
gespeelde noten. In relatie tot het volume
van de C5 (middelste C) zorgen positieve
(+) instellingen dat het volume toeneemt
voor noten die hoger zijn dan de C5, terwijl
negatieve (–) waarden zorgen dat het
volume afneemt voor noten die hoger zijn
dan de C5. Hoe groter de waarde, hoe meer
verschil er is.
25
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Parameter
VeloSens-63–
LevelModDepth
Instelling
+63
-63–
+63
Verklaring
Het volume van de patch kan ook via de
aanslag worden gewijzigd. Wilt u bv. dat
het volume toeneemt, wanneer u hard aanslaat, dan moet u hier een positieve waarde
(+) kiezen. Moet het volume bij een harde
aanslag wat dalen, dan kiest u hier een
negatieve waarde (–).
Hier bepaalt u in welke mate de met Con-troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het
volume kan beïnvloeden.
Pan
Parameter
PanL64–0–
PanKF
(Pan Key
Follow)
PanModDepth
Instelling
63R
-200–
+200
-63–
+63
Verklaring
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de
patch. “L64” is uiterst links, “0” vertegenwoordigt het midden en “63R” is uiterst
rechts.
Met deze parameter kunt u de stereopositie in
functie stellen van de gespeelde noten. Positieve
(+) instellingen betekenen dat noten rechts van
de C5 (middelste C) steeds verder naar rechts
gepand worden. Negatieve (–) instellingen zor-
gen dat noten rechts van de C5 naar links worden gepand. Hoe groter de waarde, hoe meer
verschil er is.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con-troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de
stereopositie kan beïnvloeden.
Attack
Parameter
Time0–127Bepaalt de aanzet van de envelope (de tijd
VeloSens-63–
Instelling
+63
Verklaring
vanaf het indrukken van een toets tot het
envelopeniveau de maximale waarde
bereikt).
Hiermee zorgt u dat de attack naar gelang de
aanslagwaarden varieert. Als de attack voor
krachtig gespeelde noten sneller moet worden,
moet u hier een positieve waarde (+) instellen.
Om bij hard aangeslagen noten een tragere overgang te verkrijgen moet u hier een negatieve
waarde (–) kiezen.
Release
Parameter
Time0–127Bepaalt de release van de envelope (de tijd
Instelling
Verklaring
vanaf het loslaten van een toets tot het
envelopeniveau de waarde “0” bereikt).
CTRL
KEY ASSIGN
Parameter
Mono/PolyMONO,
LegatoSwOFF, ONLegato is alleen beschikbaar, wanneer de
Instelling
POLY
Verklaring
Geeft aan of de patch monofoon of polyfoon is. De “Mono”-instelling is handig
voor soloklanken zoals saxofoon of fluit.
MONO: Alleen de laatst gespeelde noot
klinkt.
POLY: U kunt akkoorden spelen.
“Mono/Poly”-parameter op “Mono” is
ingesteld. Deze instelling geeft aan of de
legatofunctie wordt gebruikt (ON) of
niet (OFF).
Door de legatoschakelaar op “ON” te
zetten zorgt u dat de toonhoogte naar de
nieuw gespeelde noot glijdt, wanneer u
de toets van de eerder gespeelde noot
nog ingedrukt houdt (het geluid stopt
dus niet). Dit geeft een vloeiende overgang tussen de noten, wat handig is voor
het simuleren van “hammering-on”- en
“pulling-off”-technieken van gitaristen.
PORTAMENTO
Portamento is een effect, dat de toonhoogte van de eerst
gespeelde noot geleidelijk laat overgaan naar de toonhoogte
van de volgende noot. Door portamento toe te passen, wanneer de “Mono/Poly”-parameter monofoon is, kunt u glijdende speeltechnieken op een viool of een gelijksoortig instrument simuleren.
ParameterInstellingVerklaring
PortaSwOFF,
ON
ModeNORMAL,
LEGATO
TypeRATE,
TIME
Time0–127Tijdens het gebruik van portamento
Geeft aan of portamento wordt toegepast (ON) of niet (OFF).
Hiermee bepaalt u wanneer het portamento-effect precies beschikbaar is.
NORMAL: Het portamento-effect is
altijd actief.
LEGATO: Er wordt alleen portamento toegepast, wanneer u legato
(gebonden noten) speelt.
Hiermee kiest u het type portamentoeffect.
RATE: De snelheid van de overgangen hangt af van de afstand tussen de
twee noten.
TIME: De overgangssnelheid is constant en hangt dus niet af van de
gespeelde intervallen.
bepaalt deze parameter hoe snel de
toonhoogte verandert. Hogere instellingen zorgen ervoor dat de overgang
naar de volgende noot langer duurt.
26
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
BENDER
Parameter
Range0–48Hiermee bepaalt u (in halve tonen) in welke
Instelling
Verklaring
mate de toonhoogte verandert, wanneer u
de pitchbend-hendel helemaal naar links/
rechts schuift. Voorbeeld: wanneer deze
parameter is ingesteld op “48” en u de
pitchbend-hendel helemaal naar links
beweegt, daalt de toonhoogte 4 octaven.
Als u hier “12” kiest, wordt de toonhoogte
één octaaf verhoogd, wanneer u de hendel
helemaal naar rechts schuift.
‘Carrier’-pagina voor
‘Processor~’-algoritmen
TVA
Level
Parameter
Level0–127Bepaalt het volume van de patch.
ModDepth-63–
Pan
Parameter
PanL64–0–
ModDepth-63–
Instelling
+63
Instelling
63R
+63
Verklaring
Hier bepaalt u in welke mate de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het
volume kan beïnvloeden.
Verklaring
Hiermee bepaalt u de stereopositie van
de patch. “L64” is uiterst links, “0” vertegenwoordigt het midden en “63R” is
uiterst rechts.
Hier bepaalt u in welke mate de met
Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de stereopositie kan beïnvloeden.
‘Wave’-pagina
Voor patches, die het “Keyboard~”-algoritme hanteren, roept
u de “Wave”-pagina op door onderaan het display op
<Wave> te drukken.
OSC
WAVE
ParameterInstellingVerklaring
Wave—Hier kunt u een preset- of geïmpor-
Tempo Sync OFF,
Key ModeNORMAL,
ON
ALWAYS
VARI
Parameter
Pitch-63–
ModDepth-63–
Time-63–
ModDepth-63–
Formant-63–
ModDepth-63–
Instelling
+63
+63
+63
+63
+63
+63
teerde golfvorm kiezen.
Hiermee bepaalt u of de golfvorm al
(ON) dan niet (OFF) met het gehanteerde tempo wordt gesynchroniseerd.
NORMAL: De weergave begint bij het
indrukken van een toets en stopt,
wanneer u de toets loslaat.
ALWAYS: De weergave begint bij het
indrukken van een toets en blijft maar
doorlopen.
Verklaring
Hier kunt u de toonhoogte instellen.
Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp de toonhoogte kan beïnvloeden.
Hiermee bepaalt u in welke mate de weergavesnelheid (tijd) varieert.
Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp de weergavesnelheid beïnvloedt.
Hiermee bepaalt u de variatiegraad van het
stemkarakter (formant).
Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stemkarakter kan beïnvloeden.
TVA
Parameter
Level0–127Bepaalt het volume van de golfvorm.
ModDepth-63–
Instelling
+63
Verklaring
Bepaalt in welke mate de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp het golfvormvolume kan beïnvloeden.
27
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
‘Vocoder’-pagina
Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display
<Vocoder> aanraken.
Patches, die op het “Poly PShift”-algoritme berusten,
hebben deze pagina niet.
VOCODER
Parameter
Level0–127Uitgangsvolume van de vocoder.
Atk0–100Hiermee bepaalt u de aanzet van het voco-
Rel0–100Hiermee bepaalt u hoe snel het volume tot
LevelModDepth
NATURAL VOICE
Parameter
Level0–127Hiermee regelt u het uitgangsvolume van
RevSend0–127Hiermee bepaalt u het galmaandeel.
LevelMod-
Depth
UNVOICE
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Level0–127Hiermee bepaalt u hoe nadrukkelijk de her-
Detect1–50Gevoeligheid voor de herkenning van
Instelling
-63–
+63
Instelling
-63–
+63
Instelling
Verklaring
dergeluid.
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet.
“0” zakt, wanneer de vocoder stopt met
werken.
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet.
Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp het vocodervolume kan beïnvloeden.
Verklaring
het microfoonsignaal (dat niet bewerkt
wordt) c.q. (voor “Keyboard~”-patches)
van de onbewerkte golfvorm.
Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stemvolume kan beïnvloeden.
Verklaring
kende medeklinkers in het vocodersignaal
aanwezig moeten zijn.
stemloze medeklinkers.
Formant
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
ParameterInstellingVerklaring
Type00: FLAT–
15: STFEM2
Kies hier het gewenste formanttype.
TONE
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Tone0–127Hiermee regelt u de helderheid van het
Instelling
Verklaring
geluid.
Hold Dump
Parameter
Time0–127Het karakter van het via INPUT ontvangen
Instelling
Verklaring
signaal kunt u met een voetschakelaar
“vasthouden”. Hier bepaalt u hoe snel dat
holdeffect verdwijnt, wanneer u de voetschakelaar loslaat.
AutoNoteSw
* Patches, die het “Keyboard~”- of “Processor~”-algoritme
hanteren, hebben deze parameter niet.
Als deze parameter actief is, wordt de toonhoogte van het
microfoonsignaal geanalyseerd. De VC-2 werkt dan ook, wanneer u geen noten op het klavier speelt.
‘Poly Pitch Shifter’-pagina
Voor patches, die het “Poly PShift”-algoritme hanteren, roept
u de “Wave”-pagina op door onderaan het display op <Poly Pitch Shifter> te drukken.
OSC
OSC 1/OSC 2
ParameterInstellingVerklaring
Formant
Style
Formant-63– +63Hiermee bepaalt u de breedte van de
Level0–127Hiermee bepaalt u het uitgangsni-
00: FLAT–
10: IMPROV
Kies hier het gewenste formanttype
(stemkarakter).
formantvariatie.
veau.
28
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
ParameterInstellingVerklaring
PanL64–0–63RHiermee bepaalt u de stereopositie
FmtKF-200– +200Geeft aan in welke mate de “For-
OSC 2
switch
OFF,
ON
van de patch. “L64” is uiterst links,
“0” vertegenwoordigt het midden en
“63R” is uiterst rechts.
mant”-waarde door de gespeelde
noten wordt beïnvloed.
Schakelt OSC2 in/uit.
POLY PITCH SHIFTER
Parameter
Level0–127Uitgangsvolume van de poly pitchshifter.
ModDepth-63–
Instelling
+63
Verklaring
Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp het
pitchshifter-volume kan beïnvloeden.
NATURAL VOICE
Parameter
Level0–127Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
RevSend0–127Hiermee bepaalt u het galmaandeel.
ModDepth-63–
Instelling
+63
Verklaring
(dat niet bewerkt wordt).
Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stemvolume kan beïnvloeden.
UNVOICE
Parameter
Level0–127Hiermee bepaalt u hoe nadrukkelijk de her-
Detect1–50Gevoeligheid voor de herkenning van
Instelling
Verklaring
kende medeklinkers in het vocodersignaal
aanwezig moeten zijn.
stemloze medeklinkers.
PITCH/EQ GROWL/TVA/CTRL
Zie PITCH (blz. 25), EQ GROWL (blz. 25), TVA (blz. 25)
en CTRL (blz. 26) onder “‘Carrier’-pagina”.
AutoNoteSw
Als deze parameter actief is, wordt de toonhoogte van het
microfoonsignaal geanalyseerd. De VC-2 werkt dan ook, wanneer u geen noten op het klavier speelt.
Controller
Keuze van de speelhulp voor de beïnvloeding van “Mod-
Depth” of “~ModDepth”.
OFF: Geen beïnvloeding.
CC01~31, 33~95: Controlenummer CC1~31, 33~95
BEND: Pitchbend, AFT: Aftertouch
+PAD-X: Het midden van de Time Trip-pad is “0”. De
rechterkant vertegenwoordigt het “+”- en de linkerkant
het “–”-bereik.
+PAD-Y: Het midden van de Time Trip-pad is “0”. De
bovenkant vertegenwoordigt het “+”- en de onderkant
het “–”-bereik.
PAD-X: De linkerrand van de Time Trip-pad is “0”. De
rechterkant vertegenwoordigt het “+”-bereik.
PAD-Y: De onderkant van de Time Trip-pad is “0”. De
bovenkant vertegenwoordigt het “+”-bereik.
* +PAD-X, +PAD-Y, PAD-X en PAD-Y werken alleen,
wanneer de TIME TRIP PAD [ASSIGNABLE]-indica-
tor op het frontpaneel oplicht.
TRIP-R: De buitenkant van de Time Trip-pad is “0”. Het
midden vertegenwoordigt het “+”-bereik.
* TRIP-R werkt alleen, wanneer de TIME TRIP PAD
[TIME TRIP]-indicator op het frontpaneel oplicht.
BEAM-L: D Beam-controller (links)
BEAM-R: D Beam-controller (rechts)
* BEAM-L/R werkt alleen, wanneer de D BEAM [ASSIG-