Roland VC-2 User Manual [nl]

Handleiding
Bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de “Vocal Designer” VC-2 van Roland.
201a
Lees, alvorens dit product te gebruiken, de volgende dingen door: “Veilig gebruik van dit product” (blz. 2) en “Belangrijke opmerkingen” (blz. 3). Daar vindt u namelijk belangrijke tips en een opsomming van wat u wel en niet mag doen. Bovendien verdient het natuurlijk aanbeveling ook de rest van de handlei­ding door te nemen om kennis te maken met alle functies van dit product. Bewaar de handleiding op een veilige plaats, omdat u ze later beslist nog eens nodig zal hebben.
204
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde han-
delsmerken van Microsoft Corporation.
206j
* De officiële benaming van Windows® is “Micro-
soft® Windows® operating system”.
207
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handels-
merken van Apple Computer, Inc.
209
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Compu-
ter, Inc.
220
* Alle in dit document vermelde productnamen
zijn handelsmerken of geregistreerde handels-
merken van de betreffende eigenaars.
202
Alle rechten voorbehouden. Het kopiëren, verveelvoudigen of openbaar
maken van deze handleiding, hetzij gedeeltelijk, hetzij in z’n geheel, is zonder
de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION verboden.
Copyright ©2005 ROLAND CORPORATION

Veilig gebruik van dit product

INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labels Over de symbolen
WAARSCHUWING
Wijst de gebruiker op het risico op
WAARSCHUWING
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materi le schade.
* "Materi le" schade heeft betrekking op
LET OP
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
................................................................................................
001
• Lees vóór het gebruik van dit product eerst de onderstaande instructies en de handleiding.
................................................................................................
002a
• Open het product niet en voer geen enkele interne aanpassingen uit.
................................................................................................
003
• Probeer het product niet te herstellen of interne onderdelen te vervangen (behalve wanneer deze handleiding specifieke instructies geeft). Laat alle herstellingen en onderhoudswerken over aan uw Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of de distributeur (zie de adressen op de “Informa­tion”-pagina).
................................................................................................
004
• Gebruik of sla het product nooit op plaatsen op die:
• Onderhevig zijn aan extreme temperaturen (bv.
direct zonlicht in een gesloten voertuig, bij een verwarming, op apparatuur die warmte gene­reert; of
• Klam zijn (bv. badkuip, wasruimten, natte vloe-
ren); of
• Vochtig zijn; of
• Blootgesteld zijn aan regen; of
• Stoffig zijn; of
• Onderhevig zijn aan harde trillingen.
011
• Zorg dat geen enkel voorwerp (bijv. ontvlambaar materiaal, munten, spelden) of vloeistoffen van welke soort dan ook (bijv. water, frisdrank enz.) het product binnendringen.
................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen dient een vol­wassene toezicht te houden tot het kind in staat is zich aan alle regels voor de veilige bediening van het product te houden.
................................................................................................
014
• Bescherm het product tegen hevige schokken. (Laat het niet vallen!)
106
• Klim nooit op het product en plaats er nooit zware voorwerpen op.
LET OP!

Belangrijke opmerkingen

291a
Lees naast “Veilig gebruik van dit product” (blz. 2) ook de volgende punten even door:
Plaatsing
354a
Zorg dat dit product nooit wordt blootgesteld aan extreme temperaturen (bv. in het directe zonlicht of in een gesloten auto). Overdreven warmte kan er namelijk voor zorgen dat de ombouw vervormt of verkleurt.
Voordat u “V”-kaarten gebruikt
Werken met een “V”-kaart
704
Schuif de kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn plek zit.
705
Raak nooit de aansluitingen van de V-kaart aan. Voor­kom bovendien dat de aansluitingen vuil worden.
Andere voorzorgs­maatregelen
563
De duplicatie, reproductie, het verhuur of het uitlenen van dit product zijn verboden.
Wis nooit bestanden of mappen van de .VC-2 en formatteer ze niet. Anders kan het gebeuren dat de VC-2 gewoon niet meer werkt.
Om schade te voorkomen mag u de VC-2 uit­sluitend op een uitdrukkelijk aanbevolen Rol­and-apparaat aansluiten. Wanneer u de V­Synth/VariOS via USB op uw computer aan­sluit, wordt de VC-2 als gewone “drive” her­kend. Wees dus voorzichtig dat u er geen bestanden van wist. Neem contact op met uw Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of de distributeur, wanneer de data-inhoud van de kaart plots spoorloos blijkt.
3
Inhoud
Veilig gebruik van dit product..................... 2
Belangrijke opmerkingen ............................ 3
Belangrijkste kenmerken............................. 6
Afspraken voor deze handleiding............................ 6
Over de VC-2................................................. 7
Interne opbouw........................................................... 7
Patchalgoritmen .......................................................... 7
Geheugenstructuur..................................................... 8
Gebruik met de V-Synth.............. 9
Bedieningsorganen.................................... 10
Frontpaneel................................................................ 10
Achterpaneel.............................................................. 12
Klanken beluisteren ................................... 14
Inschakelen ................................................................ 14
Eerste pagina van de Patch-mode .......................... 14
Parameters op de Top-pagina................................... 15
Patches kiezen ........................................................... 16
Patches met de VALUE-regelaar kiezen .....................16
Patches uit een lijst selecteren....................................... 16
Patches via het Patch Palette kiezen ........................16
Spelen.......................................................................... 17
Pieptoon activeren/deactiveren ............................. 17
Patches aanmaken/editen (Patch-mode) . 18
Patches programmeren ............................................ 18
Algemene werkwijze voor het editen.................... 18
Tempo wijzigen (PATCH Tune)................................... 18
Data naar een extern MIDI-apparaat doorseinen (Data
Transfer)........................................................................... 19
Naam geven aan uw patch (PATCH Name) ..............20
Patches opslaan (PATCH Write) ..................................20
Controle-instellingen kopiëren (Patch Controller
Copy) ................................................................................21
Patches wissen (PATCH Delete)...................................21
Patches uit een lijst selecteren (PATCH List).............. 21
Top-pagina............................................................... 22
SYSTEM MIC Setting-pagina................................ 22
Andere microfooninstellingen kiezen .........................22
Microfooninstellingen benoemen (Setting Name).....22
PRE-EFX Type (pre-effecttypen) ..................................23
Carrier-pagina......................................................... 24
OSC................................................................................... 24
PITCH............................................................................... 25
EQ GROWL .....................................................................25
TVA................................................................................... 25
CTRL.................................................................................26
Carrier-pagina voor Processor~-algoritmen..... 27
TVA................................................................................... 27
Wave-pagina............................................................ 27
OSC ................................................................................... 27
VARI .................................................................................27
TVA................................................................................... 27
Poly Pitch Shifter-pagina ....................................... 28
OSC ................................................................................... 28
PITCH/EQ GROWL/TVA/CTRL...............................29
Effect-pagina............................................................ 30
Routing.............................................................................30
MFX................................................................................... 31
CHO..................................................................................31
REV ...................................................................................31
Werken met golfvormen (Wave-mode)..... 32
Importeren van golfvormen (Wave Import)......... 32
Werken met de Wave Browser.............................33
Golfvorm kopiëren (WAVE Copy) ..............................33
Golfvorm verplaatsen (WAVE Move) ......................... 33
Golfvormen uitwisselen (WAVE Exchange) ..............33
Golfvorm wissen (WAVE Delete) ................................33
Overkoepelende instellingen (System-
mode)........................................................... 34
Instellen van de systeemparameters ......................34
Systeeminstellingen opslaan (Write) ...........................34
Systeeminstellingen initialiseren (Init) ........................34
Informatie over de VC-2 opvragen (Information) .....34
Systeemparameters................................................... 34
Overkoepelende instellingen (Common)....................35
Controller-parameters (Controller)............................ 36
Gevoeligheid van het display/de Time Trip-pad/
de D Beam-controller................................................ 37
Projecten wegschrijven en laden (Disk-
mode)........................................................... 38
Project naar de VC-2-kaart wegschrijven (Save
Project)........................................................................ 38
Een project van de VC-2 in de V-Synth laden (Load
Project)........................................................................ 38
Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset)............ 39
Data archiveren op uw computer.............. 40
USB Storage-mode van de VC-2 selecteren ........ 40
De VC-2 via USB op uw computer aansluiten...... 40
4
Golfvormen van de computer naar de VC-2
verzenden................................................................... 41
VC-2-projecten archiveren op uw computer ........ 41
USB-aansluiting verbreken...................................... 42
MIDI-communicatie met de computer .................. 42
Gebruik met de VariOS ............. 43
Bedieningsorganen.................................... 44
Frontpaneel................................................................ 44
Achterpaneel.............................................................. 45
Klanken beluisteren ................................... 46
Inschakelen ................................................................ 46
Basisbediening van de VC-2.................................... 47
Display en bediening......................................................47
Paginas kiezen................................................................ 47
Instellingen op het MIDI-klavier ............................ 47
Routings van het MIDI-klavier.....................................47
MIDI-ontvangstkanaal instellen................................... 48
Patches kiezen ........................................................... 49
Patches aanmaken/editen (Patch-menu) . 50
Patches programmeren ............................................ 50
Carr (Carrier)............................................................. 50
Carrier-menu voor Processor~-patches ............ 52
Wave ........................................................................... 53
PolyPShift (poly pitchshifter).................................. 54
Route (routing).......................................................... 55
MFX............................................................................. 55
Rev (reverb/galm).................................................... 55
Cho (chorus) .............................................................. 55
Common..................................................................... 56
Patches opslaan (Write)............................................ 57
Patches wissen (Del)................................................. 57
Controle-instellingen kopiëren (CtrlCopy)........... 57
Microfooninstellingen wijzigen................. 58
Andere microfooninstellingen kiezen.................... 58
EFX Type (pre-effecttypen) ..................................... 58
Overkoepelende instellingen (System-
menu) .......................................................... 60
Systeemparameters................................................... 60
Systeeminstellingen opslaan (Write) ...........................61
Initializing the System Settings (Init)........................... 61
Werken met golfvormen (Wave-menu)..... 62
Importeren van golfvormen (Import).................... 62
Golfvorm wissen (Delete)........................................ 62
Projecten wegschrijven en laden (Disk-
menu)........................................................... 63
Project naar de VC-2-kaart wegschrijven (Save
Project)........................................................................ 63
Een project van de VC-2 in de VariOS laden (Load
Project)........................................................................ 63
Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset)............ 64
Andere functies ..........................................65
Utility-menu............................................................... 65
Data naar een extern MIDI-apparaat doorseinen (Data
Transfer)........................................................................... 65
Informatie over de VC-2 opvragen (Information) .....65
Chord Memory-menu ............................................65
Data archiveren op uw computer.............. 66
De VariOS via USB op uw computer aansluiten.. 66 Golfvormen van de computer naar de VC-2
verzenden................................................................... 66
VC-2-projecten archiveren op uw computer......... 66
USB-aansluiting verbreken...................................... 67
MIDI-communicatie met de computer ..................67
Appendix.................................. 69
Effectoverzicht............................................ 70
MFX-parameters .....................................................70
Chorusparameters..................................................... 88
Reverbparameters..................................................... 89
MIDI-implementatie..................................... 95
MIDI-implementatie..................................... 96
Specificaties ............................................... 97
Index ............................................................98
5

Belangrijkste kenmerken

De VC-2 is een PC-kaart met een systeem dat op de V-Synth/VariOS kan draaien. U hoeft de VC-2 maar in de PC CARD-poort van de V-Synth/VariOS te schuiven en de stroom in te schakelen om ermee te kunnen werken. De systeemprogrammatuur wordt automatisch van de VC-2 geladen – en uw V-Synth/VariOS verandert eensklaps in een Vocal Designer.
Dankzij een modelingprocédé van de menselijke stem kunt u over zangeffecten beschikken door een microfoon aan te sluiten en op het klavier te spelen, terwijl u iets zegt of zingt.
De gesproken lettergrepen blijven verstaanbaar. Dankzij deze technologie kunt u koren en koortjes (van popsongs e.d.) gene­reren, die zelfs uw zang- en ademtechniek volgen. Het werkingsprincipe kent u natuurlijk al van een vocoder (en ook zon effecten zijn hier mogelijk). Het grote voordeel van deze kaart is evenwel dat de tekst duidelijk blijft en dat de stemmen
echt klinken.
Hoogwaardige presets voor elk algoritme.
Via de Auto Note-functie kunt u zelfs de toonhoogte-informatie van het microfoonsignaal voor de controle van de VC-2
gebruiken, zodat u niet eens op het klavier hoeft te spelen.
Omgekeerd kunt u koor-/koortjespartijen genereren zonder een microfoon te gebruiken.
•“Multi Chord Memory”-functie met akkoordenreeksen, zodat u met één vinger complete akkoorden kunt spelen.
Het microfoonsignaal kan met effecten, zoals een equalizer, een ruisonderdrukker, een compressor en nog drie andere blok-
ken (reverb, chorus, multi-effect) worden bewerkt.

Afspraken voor deze handleiding

Knoppen, die u kunt indrukken, zijn met [ ] gemerkt. Voorbeeld: [EXIT]. Verwijzingen herkent u aan (blz. **). Tevens worden de volgende symbolen gebruikt:
Duidt een belangrijke opmerking aan, die u zeker moet lezen.
Slaat op een suggestie i.v.m. de instelling van een functie. Die hoeft u niet per se te lezen.
TIP
6
Slaat op handige dingen die u wel eens zouden kunnen helpen.
Duidt referentiemateriaal en handige weetjes aan.
Over de VC-2

Interne opbouw

De VC-2 bestaat uit een carrier- (drager), een modulator­sectie, een vocoder- en een effectsectie.
De carriersectie genereert het signaal (klankkleur en toon­hoogte) dat als basis voor de voortgebrachte geluiden fungeert.
De modulatorsectie hanteert een microfoonsignaal of golfvorm voor de aanmaak van formantgegevens (stem­karakter).
De vocodersectie implanteert de formantdata (stemka­rakter) van de modulator in het signaal van de carrier.
De effectsectie omvat een reverb-, chorus- en multi-effect­blok.
Effecten
Carrier Vocoder
Modulator
MIC
MFX Reverb Chorus
Uit­gang

Patchalgoritmen

De VC-2 biedt de volgende 12 patchalgoritmen. Elk algoritme stelt de beschikbare parameters zodanig in dat u vrijwel met­een over het gewenste geluid beschikt.
Modelinggroep
Modeling Choir
Genereert een bijzonder duidelijk koor (verschillende stem­men).
Modeling Vocal
Genereert een hoogwaardige solostem.
Modeling Analog
Genereert een goed verstaanbaar synthetisch stemgeluid.
Vocoder-groep
Vocoder Choir
Genereert een gebruikelijk vocodergeluid voor koortjes (meer­dere stemmen).
Vocoder Solo
Genereert een gebruikelijk vocodergeluid voor solos.
Vocoder Vintage
Genereert een traditioneel vocodergeluid op basis van een synthesizergolfvorm.
Poly Pitch Shifter
Poly PShift
Het via de micro ontvangen signaal wordt op de toonhoogte van de op het klavier gespeelde noten weergegeven.
7
Over de VC-2
Keyboard-groep
Keyboard Choir
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klan­kopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen. Zodoende verkrijgt u een koorgeluid (verschillende stem­men).
Keyboard Vocal
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klan­kopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen. Zodoende verkrijgt u een solozangstem.
Keyboard Analog
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klan­kopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen. Het uiteindelijke geluid heeft een duidelijk synthetisch tintje.
Processor-groep
Processor Type 1
Naast het microfoonsignaal wordt hier tevens het via INPUT L (achterpaneel) ontvangen signaal gebruikt. Het geluid is bij­zonder duidelijk.
* De op het klavier gespeelde noten worden genegeerd.
Processor Type 2
Naast het microfoonsignaal wordt hier tevens het via INPUT L (achterpaneel) ontvangen signaal gebruikt. Hiermee ver­krijgt u een traditioneel vocodergeluid.
* De op het klavier gespeelde noten worden genegeerd.

Geheugenstructuur

Project
De grootste geheugeneenheid van de VC-2 is een Een project bevat maximaal 448 patches, 127 golfvormen, en een reeks systeeminstellingen.
De VC-2 kan telkens maar één project beheren.
Intern geheugen
Het interne geheugen van de V-Synth wordt alleen tijdens het importeren van golfvormdata ( gebruikt.
Wave Import
Werkgeheugen/tijdelijk geheugen
Wanneer u de VC-2 inschakelt of in de Disk-mode een project laadt, worden de betreffende projectgegevens in een tijdelijk geheugen geplaatst dat we
De data van de laatst geladen patch worden van het werkge­heugen naar een Het voordeel daarvan is dat u eventuele wijzigingen niet hoeft te bewaren, als u dat niet wilt – u kunt altijd terug naar de onbewerkte toestand.
Daar staat echter tegenover dat de patchdata tijdens het uit­schakelen worden gewist. U moet ze dus
Write
) om later opnieuw met de gewijzigde versie te kunnen
werden. Na het toevoegen van golfvormdata op de
Import
-pagina moet u het project opslaan (
Project
).
tijdelijk geheugen
werkgeheugen
(buffer) overgebracht.
opslaan (PATCH
project
-pagina)
noemen.
Wave
- of
DISK Save
”.
Wave
8
VC-2 Card
In de regel worden de golfvorm- en patchdata in de VC-2 opgeslagen en van daar geladen. U kunt de VC-2-kaart tevens gebruiken voor het toevoegen van bijkomende projecten.
USB
Als u de VC-2 (V-Synth)/VariOS via een USB-kabel op uw computer aansluit, kunnen de projectdata van de VC-2 naar een computer worden doorgeseind. Daar kunt u ze dan archi­veren.
Gebruik met de
V-Synth
9

Bedieningsorganen

Frontpaneel

1 2 3
5
4
8
9
6 7
17
1
Volumeregelaar
Hiermee regelt u het volume van de signalen, die naar de MAIN OUT-connectors en de PHONES-jack worden uit­gestuurd.
2
INPUT
PEAK (piekindicator)
Licht op, wanneer het ingangsvolume te hoog is.
LEVEL
Regelt het volume van de via de INPUT-connectors (ach­terpaneel) ontvangen signalen.
3
D BEAM
Door uw hand boven deze controller te bewegen kunt u verschillende effecten genereren.
Indicators (L, R)
Als de D Beam-controller actief is, lichten ze op, zodra uw handbewegingen voor controledoeleinden worden gebruikt.
10
1312
11
14 15 16
[ON/OFF] (TIME TRIP, TIME, PITCH, ASSIGNABLE)
Hiermee schakelt u de D Beam-controller in/uit. Druk op de knop van het benodigde effect.
TIME TRIP, TIME, PITCH: De D Beam fungeert als MIDI­afstandsbediening (conform de toewijzing op de SYSTEM Ctrl Beam-pagina, blz. 37).
ASSIGNABLE: De D Beam beïnvloedt de aan BEAM-L of BEAM-R toegewezen parameter van de betreffende Patch Mode-pagina.
* Zie de handleiding van de V-Synth voor meer details.
4
TIME TRIP PAD
Door deze pad aan te raken kunt u de geluiden op ver­schillende manieren beïnvloeden.
Indicator
Licht op, zodra u de Time Trip-pad aanraakt.
[TIME TRIP]
Hiermee activeert u het Time Trip-effect.
* Het Time Trip-effect is alleen voor patches beschikbaar, die het
Keyboard~”-algoritme hanteren (blz. 7).
10
Bedieningsorganen
[ASSIGNABLE]
Hiermee activeert u het voor de gekozen patch gedefini­eerde effect.
[HOLD]
Hiermee schakelt u de Hold-functie voor het via de Time Trip-pad beïnvloede effect in/uit.
* Zie de handleiding van de V-Synth voor meer details.
5
V-LINK
Tijdens het gebruik van de VC-2 schakelt u hiermee de Talk Switch-functie in/uit. Als u hem activeert, wordt de weergave van de VC-2 (V-Synth) uitgeschakeld (bypass) en wordt het onbewerkte microfoonsignaal naar de MAIN OUT-connectors uitgestuurd. Daar kunt u gebruik van maken, als u de voor de VC-2 (V-Synth) gehanteerde microfoon tevens voor het aankondigen van nieuwe nummers wilt gebruiken.
*De VC-2 bevat geen V-LINK-functies.
6
ASSIGNABLE CONTROL
Aan deze regelaars (C1, C2) kunt u twee parameters naar keuze toewijzen en die dan in realtime beïnvloeden.
7
ARPEGGIO
Hiermee kunt u de Chord Memory-functie van de VC-2 bedienen.
[TEMPO]
Hiermee regelt u het patchtempo.
* Deze functie heeft geen invloed op het akkoordgeheugen
(blz. 36).
[TRANSPOSE]
Hiermee kunt u het klavier in stappen van halve tonen transponeren.
Druk op deze knop, terwijl u [-OCT] of [+OCT] ingedrukt houdt om het transpositie-interval in te stellen.
[-OCT], [+OCT]
Met deze knoppen kunt u het klavier in octaafstappen transponeren.
9
PATCH PALETTE
Hiermee kunt u uw favoriete patches vergaren en nadien oproepen.
[NUMBER] (1~8)
Met deze knoppen kiest/registreert u uw favoriete pat­ches.
[BANK]
Om een andere Patch Palette-bank te kiezen moet u deze knop ingedrukt houden, terwijl u op [NUMBER] (1~
8) drukt.
[PATCH ASSIGN]
Door deze knop ingedrukt te houden, terwijl u op [NUM­BER] (1~8) drukt, registreert u de momenteel gekozen patch (evenals de gehanteerde microfooninstellingen) als favoriete patch.
* Deze functie is alleen op de hoogste pagina (“Top”, blz. 14)
beschikbaar.
[ON/OFF]
Hiermee schakelt u het akkoordgeheugen in/uit.
[HOLD]
Hiermee schakelt u de Hold-functie van het akkoordge­heugen in/uit.
KEYBOARD
8
Hiermee kunt u het nootbereik van het klavier wijzigen.
* Deze functie is alleen beschikbaar, wanneer [TRANSPOSE]
oplicht.
10
Display
Het display houdt u op de hoogte van wat u net aan het doen bent.
11
VALUE-regelaar
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Houd [SHIFT] inge­drukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om de waarde in grotere stappen te wijzigen.
11
Bedieningsorganen
[DEC/-], [INC/+]
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Als u één knop inge­drukt houdt, terwijl u op de andere drukt, versnelt de waardeverandering. Als u één van deze knoppen indrukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, verandert de waarde in grotere stappen.
[ ], [ ], [ ], [ ] (cursorknoppen)
Beweegt de cursor naar boven/onder/links/rechts.
[MODE]
Hiermee opent u het Mode Menu-venster.
[SHIFT]
Door hem samen met de VALUE-regelaar of [DEC/­][INC/+] te gebruiken kunt u de gekozen waarde in gro­tere stappen wijzigen.
[EXIT]
Met deze knop keert u terug naar de hoogste pagina van de Patch-mode (blz. 14) of sluit u een open venster. Op som-
mige pagina’s kunt u hiermee een gemaakte instelling annule-
ren.
12
STRUCTURE
Werkt niet bij gebruik van de VC-2.
13
EFFECTS
Hiermee schakelt u de interne effectblokken (multi-effect, chorus, reverb) in en uit. Als een effect ingeschakeld is, licht de indicator van de toegewezen knop op.
[MFX]
Hiermee schakelt u de multi-effectprocessor in/uit.
[CHORUS]
Hiermee schakelt u de chorus in/uit.
[REVERB]
Schakelt de reverb in/uit.
14
OSC1, OSC2
15
COSM1, COSM2
16
TVA
Werkt niet bij gebruik van de VC-2.
17
Pitchbend-/modulatiehendel
Hiermee kunt u de toonhoogte wijzigen, vibrato toevoe­gen of een zelf gekozen parameter beïnvloeden.

Achterpaneel

POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de stroomtoevoer in/uit.
AC-ingang
Sluit hier de bijgeleverde stroomkabel aan.
12
PC CARD-poort
Schuif de VC-2-kaart in deze poort.
* Schuif de PC-kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn
plek zit.
* Verwijder de kaart nooit, terwijl de VC-2 (en/of de
V-Synth) ingeschakeld is.
USB-connector
Dit is een USB-aansluiting. Verbind hem met uw compu­ter om MIDI-commandos of data te verzenden/te ont­vangen.
DIGITAL AUDIO INTERFACE-connector (OPTICAL IN/OUT, COAXIAL IN/OUT)
Dit zijn digitale in-/uitgangen (stereo). Het uitgaande signaal is identiek aan het signaal dat via de MAIN OUT­connectors wordt uitgestuurd.
*De VC-2 herkent de digitale INgang niet.
* IEC60958 is een digitaal audioformaat voor “consumer”-toe-
passingen.
LCD CONTRAST-regelaar
Past het displaycontrast aan.
Bedieningsorganen
INPUT-connectors (L, R)
Hier kan een externe geluidsbron, zoals een CD-speler, worden aangesloten. Diens signalen kunt u sampelen of in realtime bewerken.
* Bij gebruik van de VC-2 moet u de microfoon op de R-con-
nector aansluiten.
* Tijdens het gebruik van een patch, die op het “Processor
Type 1”- of “Processor Type 2”-algoritme berust (blz. 7),
moet u de externe audiobron op “L” aansluiten. Als u zowel
een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit,
moet u het ingangsniveau van het externe apparaat instellen
door diens uitgangsvolume te wijzigen.
GAIN-schakelaar
Hiermee stelt u de ingangsgevoeligheid voor de INPUT­connectors in.
Kies de “MIC”-stand, wanneer u een microfoon gebruikt. Voor alle andere signaalbronnen moet u de “LINE”-stand kiezen.
MIDI-connectors (IN, OUT, THRU)
Sluit hier externe apparaten aan die MIDI-commandos moeten zenden of ontvangen.
CTRL 1, CTLR 2 PEDAL-connector
Op deze connectors kunt u optionele zwelpedalen (EV-5 enz.) aansluiten. Aan die pedalen kunt u parameters naar keuze toewijzen en die dus met de voet bedienen.
HOLD PEDAL-connector
Op deze connector kunt u een voetschakelaar van de DP­serie aansluiten en als sustainpedaal gebruiken.
DIRECT OUT-connectors (L, R)
Sturen het via de INPUT R-connector ontvangen signaal zonder effectbewerking (blz. 23) naar buiten. L en R geven dan precies hetzelfde signaal weer.
MAIN OUT-connectors (L (MONO), R)
Deze aansluitingen zenden het uitgangssignaal in stereo naar een aangesloten mixer/versterker. Voor monotoe­passingen moet u de L-connector gebruiken.
PHONES-connector
Hierop kunt u een optionele hoofdtelefoon aansluiten.
13

Klanken beluisteren

Inschakelen

Om schade aan de luidsprekers en andere apparaten te voorkomen moet u het volume van alle apparaten op de minimumwaarde zetten en de betrokken apparaten uit­schakelen alvorens ze op elkaar aan te sluiten.
1. Schakel alle benodigde apparaten uit alvorens
ze op elkaar aan te sluiten.
2. Sluit de V-Synth aan op uw geluidssysteem.
3. Zet de INPUT GAIN-schakelaar op het achterpa-
neel van de V-Synth op MIC.
4. Sluit de microfoon aan op de INPUT R-connec-
tor (achterop de V-Synth).
Bij gebruik van een patch die het Processor Type 1- of Processor Type 2-algoritme (blz. 7) hanteert, moet u
de externe signaalbron op de INPUT L-connector (ach­terop de V-Synth) aansluiten. Als u zowel een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit, moet u het ingangsniveau van het externe apparaat instellen door diens uitgangsvolume te wijzigen.
5. Schakel de microfoon of de externe signaalbron
in, die u op de INPUT-connector van de V-Synth hebt aangesloten.
6. Schuif de VC-2-kaart naar behoren in de PC
CARD-poort achterop de V-Synth en zet de POWER-schakelaar in de aan-stand.
Eens het systeem geladen is, verschijnt de hoogste pagina van de Patch-mode (Top). In het display ziet u welke patch er gekozen is.
Schuif de VC-2-kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn plek zit.
Dit product is voorzien van een veiligheidscircuit. Daarom duurt het na het inschakelen even voordat het naar behoren werkt.
Om tijdens het inschakelen niet overdonderd te worden verdient het aanbeveling het volume op de minimum­waarde te zetten alvorens het product in te schakelen. Zelfs als u het volume op de minimumwaarde zet, hoort u tijdens het inschakelen een lichte plof. Dat is echter nor­maal.
Verwijder de kaart nooit, terwijl de VC-2 (en/of de V-Synth) ingeschakeld is.
7. Schakel de versterker en/of de luidsprekers in.
Eerste pagina van de Patch­mode
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <PATCH> aan.
De openingspagina verschijnt.
Na inschakelen van de VC-2 (V-Synth) verschijnt altijd de Top-pagina van de Patch-mode.
De inhoud ervan verschilt naar gelang het gekozen patchalgoritme.
TIP
Om van een andere pagina van de Patch-mode naar de openingspagina terug te gaan moet u <Top> onderaan het display aanraken.
14
Parameters op de Top-pagina
Overkoepelende patchparameters
Parameter Instelling Verklaring
Tempo 20.0–250.0 Hiermee regelt u het patchtempo. Oct
(Octave Shift)
Patch Algorithm
Patch Number
Effect Chorus
Effect Reverb
Als het patchalgoritme= Modeling~
Parameter
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsig-
Carrier Level
Carrier Release
Vocoder Formant Type
Vocoder Level
Vocoder Natural Voice
Als het patchalgoritme= Vocoder~
Parameter
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Carrier Level
Carrier Release
Vocoder Tone
Vocoder Level
Vocoder Natural Voice
-3– +3 Hiermee transponeert u het klavier
Hiermee opent u het PATCH List-
P001–P064, U001–U448
0–127 Uitgangsvolume van het chorussig-
0–127 Uitgangsvolume van het reverbsig-
Instelling
0–127 Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127 Bepaalt de release van de carrier (de tijd
T00–T15 Kies hier de gewenste vocoderformant.
0–127 Uitgangsvolume van de vocoder.
v Uitgangsvolume van het microfoonsig-
Instelling
0–127 Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127 Bepaalt de release van de carrier (de tijd
0–127 Hiermee bepaalt u de helderheid van het
0–127 Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
in octaafstappen. * Deze parameter is met KEY­BOARD [-OCT][+OCT] op het front­paneel verbonden.
venster. (blz. 16)
Hiermee kiest u een patch.
P vertegenwoordigt een preset- patch. Een U slaat op een user­patch.
naal.
naal.
Verklaring
naal voor de vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het geluid verdwijnt).
naal (dat niet bewerkt wordt).
Verklaring
voor de vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het geluid verdwijnt).
vocodergeluid.
(dat niet bewerkt wordt).
Klanken beluisteren
Als het patchalgoritme= Poly PShift
Parameter
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Poly Pitch Shifter TVA Level
Poly Pitch Shifter Release
Poly Pitch Shifter For­mant Style
Poly Pitch Shifter Level
Poly Pitch Shifter Natu­ral Voice
Als het patchalgoritme= Keyboard~
Parameter
Wave Level 0–127 Uitgangsvolume van de golfvorm voor de
Carrier Level
Carrier Release
Vocoder Formant Type
Vocoder Level
Vocoder Natural Voice
Als het patchalgoritme= Processor Type 1
Meer details over de aansluitingen vindt u onder INPUT-connectors (L, R) (blz. 13).
Parameter Instelling Verklaring
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume
Carrier Level 0–127 Uitgangsvolume
Vocoder Formant Type
Vocoder Level 0–127 Uitgangsvolume
Instelling
0–127 TVA-niveau van de poly pitchshifter.
0–127 Bepaalt de release van de poly pitchshifter
S00–S10Kies hier het formanttype voor de poly
0–127 Uitgangsvolume van de poly pitchshifter.
0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Instelling
0–127 Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127 Bepaalt de release van de carrier (de tijd
T00–T15Kies hier de gewenste vocoderformant.
0–127 Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127 Uitgangsvolume van het golfvormsignaal
Verklaring
voor de poly pitchshifter.
(de tijd vanaf het loslaten van een toets tot het geluid verdwijnt).
pitchshifter.
(dat niet bewerkt wordt).
Verklaring
vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het geluid verdwijnt).
dat niet bewerkt wordt.
van het microfoon­signaal voor de vocoder.
van het carriersig­naal voor de voco­der.
T00–T15 Kies hier de
gewenste vocoder­formant.
van de vocoder.
15
Klanken beluisteren
Parameter Instelling Verklaring
Vocoder Natural Voice
Als het patchalgoritme= Processor Type 2
Meer details over de aansluitingen vindt u onder INPUT-connectors (L, R) (blz. 13).
Parameter
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Carrier Level
Vocoder Tone
Vocoder Level
Vocoder Natural Voice
0–127 Uitgangsvolume
Instelling
0–127 Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127 Hiermee bepaalt u de helderheid van het
0–127 Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Verklaring
voor de vocoder.
voor de vocoder.
vocodergeluid.
(dat niet bewerkt wordt).
van het microfoon­signaal (dat niet bewerkt wordt).

Patches kiezen

Patches met de VALUE-regelaar kiezen
1. Ga naar de Top-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Raak het patchalgoritme linksboven in het dis-
play aan. U zou echter ook op <MENU> rechtsboven in het display kunnen drukken en in het afrolmenu dan <PATCH List> selecteren.
Het PATCH List-venster verschijnt.
3. Selecteer een patch uit de lijst.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+], [DEC/-] de gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <P001U192>: Oproepen van de buttons P001~U192 aan
weerszijden van het display. <U193U448>: Oproepen van de buttons U193~U448 aan
weerszijden van het display. <Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display (blz. 7).
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina. < >> >: Springen naar de volgende pagina.
4. Druk op <OK> om de patchkeuze te bevestigen.
Patches via het Patch Palette kiezen
Binnen de momenteel actieve “Patch Bank kunt u met NUM­BER [1]~[8] eender welke patch selecteren.
2. Raak het patchnummer aan om die parameter te
selecteren.
3. Draai aan de VALUE-regelaar of druk op [INC/+],
[DEC/-].
TIP
Om sneller te werken kunt u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u deze handelingen uitvoert.
Patches uit een lijst selecteren
Misschien kiest u de benodigde patches liever uit een lijst
1. Ga naar de Top-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
16
1. Ga naar de Top-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Kies met NUMBER [1]~[8] een patch. Om een
andere palletbank te kiezen moet u [BANK] ingedrukt houden, terwijl u op NUMBER [1]~[8] drukt.
Klanken beluisteren

Spelen Pieptoon activeren/

1. Ga naar de Top-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Kies een patch.
3. Spreek of zing in de microfoon, terwijl u met de
INPUT LEVEL-regelaar op het frontpaneel het volume van de INPUT-connector (achterpaneel) instelt.
Stel het volume zo in dat de PEAK-indicator net niet oplicht.
TIP
Om nog andere aspecten in te stellen moet u op <Mic Set­ting> onderaan het display drukken om naar de SYSTEM MIC Setting-pagina (blz. 22) te gaan.
4. Spreek of zing in de microfoon, terwijl u op het
klavier speelt.
deactiveren
U kunt aangeven of er wel of geen pieptoon te horen zal zijn, wanneer u een actief gebied in het display aanraakt. Aanvan­kelijk is deze akoestische feedback actief.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Beep> aan om een
vinkje (
Deze instelling betekent dat de pieptoon actief is. Herhaal deze procedure om de pieptoon weer uit te schakelen (het vinkje verdwijnt).
) toe te voegen.
Bij gebruik van een patch, die het Processor Type 1­of Processor Type 2-algoritme (blz. 7) hanteert, moet u de externe signaalbron op de INPUT L-connector en tevens een microfoon aansluiten om iets te horen. Als u zowel een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit, moet u het ingangsniveau van het externe appa­raat instellen door diens uitgangsvolume te wijzigen.
Na keuze van een patch, die het Keyboard~-algoritme hanteert (blz. 7), hoeft u niet te zingen/spreken: u hoort al iets, als u gewoon op het klavier speelt.
17

Patches aanmaken/editen (Patch-mode)

ook wijzigen door over het touchscreen te sle-

Patches programmeren

pen.
De VC-2 laat toe om op basis van bestaande patches nieuwe klanken aan te maken. Dan begint u namelijk meteen met het goede algoritme.
1. Kies het algoritme dat aan de basis van uw
patch moet liggen (blz. 7).
2. Kies een patch die dat algoritme gebruikt.
3. Wijzig de naam van die patch en sla hem in een
ander geheugen op (blz. 20).
4. Edit de gekopieerde patch.

Algemene werkwijze voor het editen

1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <PATCH> aan.
De “Top”-pagina verschijnt.
Na inschakelen van de VC-2 (V-Synth) verschijnt altijd de openingspagina van de Patch-mode.
3. Kies de patch die u wilt editen.
4. Raak één van de buttons in het display aan om
de groep met de benodigde parameters te selecteren.
De parameters zijn ingedeeld in verschillende groepen.
8. Herhaal stap 4~7 om ook de andere parameters
in te stellen.
Tempo wijzigen (PATCH Tune)
Patches, die op het Processor~-algoritme berusten, hebben dit menu niet.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <PATCH Tune> aan.
De “PATCH Tune”-pagina verschijnt.
3. Edit de parameterwaarden.
Parameter
Coarse (grove patchstem­ming)
Fine (fijnstem­ming van de patch)
Scale Tune (Scale Tune Switch)
C–B (patchtoon­ladder)
Instelling
-48– +48
-50– +50
OFF, ONZet deze aan, als u een ander stem-
-100– +100
Verklaring
Laat toe de patch in stappen van halve tonen hoger of lager te transponeren (±4 octaven).
Hiermee kunt u de patch in stappen van 1 cent fijnstemmen (±50 cent) * Eén cent is 1/100e van een halve toon.
mingssysteem wilt gebruiken dan de gelijkzwevende stemming. De VC-2 biedt de mogelijkheid andere stem­mingssystemen te hanteren. De toon­hoogte wordt aangegeven in eenhe­den van één cent t.o.v. de gelijkzwe­vende stemming.
Hiermee kunt u de noten naar wens stemmen.
5. Raak links in het display één van de tabs aan
om naar de gewenste editpagina te gaan.
6. Druk op de parameter die u wilt editen.
7. Breng de cursor naar het waardehokje van de
parameter wiens waarde u wilt wijzigen. Stel de gewenste waarde vervolgens met de VALUE­regelaar of [INC/+]/[DEC/-] in. U kunt een waarde
18
4. Raak <Exit> aan om de pagina te verlaten.
Gelijkzwevende stemming
Dit systeem verdeelt een octaaf in 12 gelijke stappen en is de meest gangbare temperatuur in de Westerse muziek. Als de Scale Tune-schakelaar op OFF staat, hanteert de V-Synth de gelijkzwevende stemming.
Reine stemming (C/Do-toonladder)
In tegenstelling tot de gelijkzwevende stemming verkrijgt u hiermee perfect gestemde drieklanken. Dit effect wordt echter alleen in één toonaard bereikt. Bij modulaties of het gebruik van andere toonaarden klinkt het al heel wat minder prettig.
Arabische stemming
Hier zijn de E (Mi) en B (Si) een kwarttoon lager gestemd, terwijl de C#, F# en G# een kwarttoon hoger staan. De intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C#, en Eb en F# vertegenwoordigen natuurlijke tertsen – de waarde tussen een grote en een kleine terts. De V-Synth laat het gebruik van de Arabische stemming in G, C en F toe.
<Voorbeeld>
Nootnaam
C 0 0 -6 C# 0 -8 +45 D 0 +4 -2 Eb 0 +16 -12 E 0 -14 -51 F 0 -2 -8 F# 0 -10 +43 G 0 +2 -4 G# 0 +14 +47 A 0 -16 0 Bb 0 +14 -10 B 0 -12 -49
Gelijkzwe­vende stem­ming
Reine stemming (C)
Arabische stemming
Data naar een extern MIDI-apparaat doorseinen (Data Transfer)
Patch-, setup- en systeeminstellingen kunnen naar een extern MIDI-apparaat worden verzonden. Zoiets wordt Bulk Dump” genoemd. Gebruik deze functie, als u een tweede VC-2 (V-Synth) met dezelfde instellingen wilt gebruiken, of om uw gegevens op een extern MIDI-apparaat te archiveren.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Zo bent u er betrekkelijk zeker van geen belangrijke data te verliezen.
Sluit het externe MIDI-apparaat en de V-Synth op elkaar aan zoals hieronder getoond.
MIDI IN
MIDI-sequencer
MIDI OUT
V-Synth
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Data Transfer> aan.
Het Data Transfer-venster verschijnt.
3. Selecteer onder Source het datatype dat u
wilt versturen.
<ALL>: Patch, setup, microfooninstellingen, systeem <SETUP+MIC Sets>: Setup en microfooninstellingen <SYSTEM>: Systeem <PATCH>: Patch
Als u <PATCH> kiest, moet u ook aangeven om welke patch het gaat.
<WORK>: Verzenden van de userpatches. Stel met “FROM”/“TO” in welke patches (U001~U448) u
wilt verzenden. <TEMP>: Patches van het tijdelijke geheugen versturen.
4. Zorg dat het externe MIDI-apparaat de gekozen
data kan ontvangen en raak <Execute> aan om de overdracht te starten.
Tijdens de overdracht beeldt het display de Transmit-
19
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
ting…”-boodschap af. Eens de data verzonden zijn, ver­schijnt de boodschap COMPLETED!.
TIP
Druk op <ABORT> om de overdracht te staken.
Naam geven aan uw patch (PATCH Name)
Ziehier hoe u aan uw kersverse patch een naam geeft alvorens hem op te slaan.
1. Kies de patch die u wilt benoemen (indien
nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het PATCH Name-venster verschijnt.
4. Raak de alfabetische of numerieke buttons in
het display aan om de nieuwe naam in de tekst­balk in te voeren.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <><>: Brengt de cursor naar de gewenste positie bin-
nen het tekstvak. <SHIFT>: Activeer hem om hoofdletters of symbolen in
te voeren. <Insert>: Zet deze aan, wanneer u op de plaats van de
cursor een teken wilt invoegen.
<Clear>: Wist alle tekens in het tekstvak. <Delete>: Wist het teken op de plaats van de cursor. <Back>: Wist het teken vóór de cursor.
TIP
U kunt de cursor ook verplaatsen door op [ ][ ] te drukken. Met [ ] verandert u het teken op de plaats van de cursor in een hoofdletter. Met [ ] maakt u er een kleine letter van.
5. Raak <OK> aan, als u klaar bent met het invoe-
ren van de naam.
Patches opslaan (PATCH Write)
Alle wijzigingen, die u maakt, zijn tijdelijk en gaan verloren, wanneer u de stroom uitzet of een ander geluid selecteert. Om de gewijzigde versie te bewaren moet u ze in de VC-2 opslaan.
Als u ook maar iets aan een patch wijzigt, verschijnt in de lin­ker bovenhoek van het display de EDITED-boodschap. Als u de patch eenmaal in de VC-2 hebt opgeslagen, verdwijnt de EDITED-boodschap.
Tijdens de opslag van uw wijzigingen overschrijft u de instellingen in het geheugen van bestemming.
1. Kies de patch die u wilt opslaan (indien nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Write> aan.
Het PATCH Write-venster verschijnt.
4. Kies met de VALUE-regelaar het patchgeheu-
gen van bestemming.
Indien nodig, kunt u <ReName> aanraken en de naam van de bronpatch wijzigen.
Druk op <Compare> om de patch in het geheugen van bestemming te kunnen beluisteren.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
Patch in het geheugen van bestem­ming beluisteren (Compare)
Alvorens de nieuwe patch op te slaan kunt u de patch in het geheugen van bestemming beluisteren om na te gaan of hij wel degelijk mag worden overschreven. Zo is het vrijwel uit­gesloten dat u klanken overschrijft die u eigenlijk nog nodig hebt.
1. Zie Patches opslaan (PATCH Write) tot aan
stap 4 voor het kiezen van het geheugen van bestemming.
2. Raak <Compare> aan om deze functie in te
schakelen.
Nu kunt u de patch aansturen, die zich op dit moment in het gekozen geheugen bevindt.
20
3. Speel een paar noten om u ervan te overtuigen
dat u de patch in het geheugen van bestemming niet meer nodig hebt.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Patches wissen (PATCH Delete)
1. Kies de patch die u wilt wissen (indien nodig).
Bij gebruik van de Compare-functie klinken de patches soms anders dan onder normale omstandigheden.
4. Om uw wijzigingen in een ander patchgeheugen
op te slaan moet u dat nu met de VALUE-rege­laar kiezen.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
Controle-instellingen kopiëren (Patch Controller Copy)
1. Kies de patch met de controle-instellingen die u
ook elders wilt gebruiken.
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Ctrl> aan.
Het Patch Controller Copy-venster verschijnt.
4. Kies met de VALUE-regelaar het geheugen van
bestemming.
Als u voor Destination FROM en TO dezelfde user­patch kiest, wordt alleen dat geheugen gekopieerd.
Door voor Destination FROM en TO verschillende userpatches te kiezen kunt u meerdere patches kopiëren.
Als u Destination op INIT PATCH zet, wordt de kopie niet uitgevoerd.
De controle-instellingen van het Source-veld worden gekopieerd. De inhoud daarvan verschilt naar gelang het patchalgoritme. Als de patches in het Source- en Des­tination-veld niet hetzelfde algoritme hanteren, worden alleen de gemeenschappelijke instellingen gekopieerd.
5. Raak <Execute> aan om de kopie uit te voeren.
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Delete> aan.
Het PATCH Delete List-venster verschijnt.
4. Selecteer uit de lijst de patch, die u wilt verwij-
deren.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-] de gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <P001-U192>: Oproepen van de buttons P001~U192 aan
weerszijden van het display. <U193-U448>: Oproepen van de buttons U193~U448 aan
weerszijden van het display. <Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display.
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina. < >> >: Springen naar de volgende pagina.
5. Raak <Execute> aan om de data te wissen.
Presetpatches kunt u niet wissen.
Patches uit een lijst selecteren (PATCH List)
TIP
Op de Top-pagina van de Patch-mode kunt u het PATCH List-venster openen door het algoritme links-
boven in het display aan te raken.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <PATCH List> aan.
Het PATCH List-venster verschijnt.
3. Selecteer een patch uit de lijst.
21
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-] de gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <P001-U192>: Oproepen van de buttons P001-U192 aan
weerszijden van het display. <U193-U448>: Oproepen van de buttons U193-U448 aan
weerszijden van het display. <Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display.
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina. < >> >: Springen naar de volgende pagina.
4. Druk op <OK> om de patchkeuze te bevestigen.
Andere microfooninstellingen kiezen
De VC-2 biedt plaats aan acht microfooninstellingen. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan om een afrol-
menu te openen. Kies daar dan één van de acht sjablonen (templates).
Eventuele instellingswijzigingen worden automatisch onthouden en ook elders gebruikt.
Microfooninstellingen benoemen (Setting Name)

Top-pagina

Om naar de openingspagina terug te gaan moet u in het onderste gedeelte van het display <Top> aanraken.
Zie Eerste pagina van de Patch-mode (blz. 14).

SYSTEM MIC Setting-pagina

Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display <Mic Setting> aanraken.
Patches, die op het Keyboard~-algoritme berusten, hebben deze pagina niet.
Indien nodig, kunt u uw microfooninstellingen een naam geven.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Setting Name> aan.
De “MIC Setting Name”-pagina verschijnt.
3. Raak de alfabetische of numerieke buttons in
het display aan om de nieuwe naam in de tekst­balk in te voeren.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <><>: Brengt de cursor naar de gewenste positie bin-
nen het tekstvak. <SHIFT>: Activeer hem om hoofdletters of symbolen in
te voeren. <Insert>: Zet deze aan, wanneer u op de plaats van de
cursor een teken wilt invoegen.
<Clear>: Wist alle tekens in het tekstvak. <Delete>: Wist het teken op de plaats van de cursor. <Back>: Wist het teken vóór de cursor.
TIP
U kunt de cursor ook verplaatsen door op [ ][ ] te drukken. Met [ ] verandert u het teken op de plaats van de cursor in een hoofdletter. Met [ ] maakt u er een kleine letter van.
22
4. Raak <OK> aan, als u klaar bent met het invoe-
ren van de naam.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
PRE-EFX Type (pre-effecttypen)
Er zijn drie pre-effecten: een compressor, een limiter en een ruisonderdrukker. Daarmee kunt u o.a. het niveau van het geluid vormen.
Noise Suppressor: Dit effect laat het oorspronkelijke geluid onaangetast, maar onderdrukt brom en andere bijgeluiden op stille plaatsen.
Compressor: Door hoge niveaus te reduceren en lage niveaus op te halen strijkt dit effect al te grote volumevariaties glad.
Limiter: Door signalen, die het ingestelde volumeniveau over­schrijden, te comprimeren voorkomt dit effect oversturing.
OFF
Er wordt geen pre-effect gebruikt.
EQ LOW/MID/HIGH (3-bands equalizer)
Parameter Instelling Verklaring
EQ LOW
EQ MID Freq 50, 63, 80, 100, 125, 160,
EQ HIGH
Freq 50, 63, 80, 100, 125, 160,
200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000 Hz
Gain -15– +15 dB Hiermee kunt u de
200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000, 5000, 6300, 8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Q 0.3, 0.4, 0.6, 0.8, 1.0, 1.5,
2.0, 2.5. 3.0, 3.5, 4.0, 5.0,
6.0, 7.0, 8.0, 10.0, 12.0,
14.0, 16.0, 18.0, 20.0
Gain -15– +15 dB Niveau van de mid-
Freq 2000, 4000, 5000, 6300,
8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Gain -15– +15 dB Hiermee haalt u de
Kies hier de basfre­quentie.
gekozen frequentie ophalen/afzwakken. Met (+) waarden ver­sterkt u de lage tonen.
Frequentie van de middentonen.
Hiermee bepaalt u de breedte van de mid­denband. Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte frequentieband wordt.
dentonen. Met (+) waarden haalt u de middentonen op.
Kies hier de frequen­tie van de hoge tonen.
gekozen frequentie op c.q. zwakt u ze af. Met positieve (+) waarden versterkt u de hoge tonen.
Parameter Instelling Verklaring
MIC LEVEL 0–127 Hiermee stelt u het
microfoonvolume in. * Deze parameter is met MIC Level op de Top-pagina ver­bonden.
NS-COMP
De compressor en de ruisonderdrukker zijn actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparame­ters.
NOISE SUPRESSOR
Parameter
Thres (Threshold Level)
Release (Release Time)
Instelling
-60–0 dB Slaat op het niveau (drempelwaarde)
0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume
Verklaring
waarop de signaalonderdrukker begint te functioneren. Als het signaal onder het gespecificeerde niveau zakt, wordt het onderdrukt.
tot 0 zakt, wanneer de ruisonderdruk­ker begint te werken.
COMPRESSOR
Parameter
Gain 0–127 Niveau van het uitgangssignaal. Attack
(Attack Time)
Release (Release Time)
Level (Out­put Level)
Instelling
0–127 Hiermee bepaalt u hoe lang het bewerkte
0–127 Bepaalt hoe snel de compressor weer uit-
0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
signaal ongemoeid wordt gelaten.
gaat eens het signaalniveau onder de drem­pel zakt.
* Deze parameter is met MIC Level op de Top-pagina verbonden.
NS-LIMIT
De limiter en ruisonderdrukker zijn actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparame­ters.
Zie NS-COMP voor een beschrijving van de ruisonder­drukker.
23
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
LIMITER
Parameter
Thres (Threshold Level)
Attack (Attack Time)
Release (Release Time)
Ratio 2:1–IN
Level (Out­put Level)
Instelling
-40– 0 dB
0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel de limiter in
0–127 Hiermee bepaalt u hoe lang de limiter nog
F:1 0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
Vertegenwoordigt het niveau dat het sig­naal moet halen om de limiter te activeren.
werking treedt eens het signaalniveau boven de drempel komt te liggen.
actief blijft eens het signaalniveau onder de drempel is gezakt.
Vertegenwoordigt de compressieverhou­ding.
* Deze parameter is met MIC Level op de Top-pagina verbonden.
NOISE SUP
Alleen de ruisonderdrukker is actief.
Zie OFF (blz. 23) voor een beschrijving van de equalizer­parameters.
NOISE SUPRESSOR
Parameter
Thres (Threshold Level)
Release (Release Time)
Level (Out­put Level)
Instelling
-60–0 dB Slaat op het niveau (drempelwaarde)
0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume
0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
waarop de ruisonderdrukker begint te werken. Als het signaal onder het gespe­cificeerde niveau zakt, wordt het onder­drukt.
tot 0 zakt, wanneer de ruisonderdruk­ker begint te werken.
* Deze parameter is met “MIC Level op de Top-pagina verbonden.

Carrier-pagina

Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display <Carrier> aanraken.
OSC
OSC 1/OSC 2
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor het
Analog-oscillatortype.
Parameter
Wave Hiermee kiest u de golfvorm.
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau. Pan L64–0–
Pulse Width -63–
SubOSC OFF,
SubLvl 0–127 Hiermee bepaalt u het volume van de toe-
Detune -63–
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor het
PCM-oscillatortype.
Parameter
Wave Hiermee kiest u de golfvorm.
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau. Pan L64–0–
Offset 0–15 Kies hier de plaats vanaf waar de golfvorm
Instelling
63R
+63
-2,
-1, 0
+63
Instelling
63R
Verklaring
* De beschikbare golfvormen verschillen
naar gelang het patchalgoritme.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Hiermee kunt u de modulatiegolfvorm wij­zigen.
Hier kunt u een kopie van de gekozen golf­vorm activeren. OFF: Geen geluid. –2: De toegevoegde golfvorm is 2 octaven lager. –1: De toegevoegde golfvorm is 1 octaaf lager. 0: De toegevoegde golfvorm hanteert dezelfde toonhoogte.
gevoegde golfvorm. Hiermee bepaalt u de ontstemming van de
toegevoegde golfvorm.
Verklaring
* De beschikbare golfvormen verschillen
naar gelang het patchalgoritme.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
moet worden weergegeven.
Patches, die op het Poly PShift-algoritme berusten, hebben deze pagina niet.
Voor patches, die het Processor~-algoritme hanteren, ziet de Carrier-pagina er iets anders uit. Zie ook “‘Car­rier-pagina voor Processor~-algoritmen (blz. 27).
24
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
PITCH
OSC1 PITCH
Parameter
OctShift (Octave Shift)
Instelling
4~+4 Hiermee kunt u OSC1 in octaafstappen
Verklaring
hoger en lager transponeren (±4 octaven).
OSC2 PITCH
Parameter
Coarse (grove stem­ming)
Fine (fijnstem­ming)
PitchKF (Pitch Key Follow)
Instelling
-48– +48 Laat toe de oscillator in stappen van halve
-50– +50 Laat toe de oscillator in stappen van 1 cent
-200– +200
Verklaring
tonen hoger of lager te stemmen (±4 octa­ven).
fijn te stemmen (±50 cent).
Hiermee bepaalt u in welke mate de toon­hoogte verandert, wanneer u de noot speelt, die zich één octaaf (d.w.z. 12 halve tonen) boven de huidige noot bevindt. Om te zorgen dat de toonhoogte één octaaf stijgt (normaal gebruik) moet u hier +100 kiezen. Als de toonhoogte twee octaven moet klimmen, stelt u dit in op +200. Kies een negatieve waarde, als de toonhoogte moet dalen naarmate u hogere noten speelt. Als u “0” kiest, speelt u met alle toetsen dezelfde toonhoogte.
GLIDE
Parameter
Time 0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel de toonhoogte
OSC1/2 Depth
Instelling
-63– +63
Verklaring
mag veranderen. Stel hier het maximale toonhoogteverschil
in.
VIBRATO
Parameter Instelling Verklaring
Type NORMAL,
Rate 0–127 Bepaalt de vibratosnelheid. OSC1/2
Depth OSC1/2
ModDepth
FEMALE1, FEMALE2, MALE
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate OSC1 en
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met
Kies hier het gewenste vibratotype.
OSC2 van vibrato worden voorzien.
Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp OSC1 of OSC2 van vibrato kan voorzien.
EQ GROWL
EQUALIZER
Mid 1/Mid 2
Parameter Instelling Verklaring
Freq 50, 63, 80, 100, 125,
160, 200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000, 5000, 6300, 8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0, 4.0,
8.0
Gain -15– +15 dB Niveau van de middentonen.
Frequentie van de midden­tonen.
Hiermee bepaalt u de breedte van de middenband. Hoe gro­ter de Q-waarde, hoe smal­ler de bewerkte band wordt.
Met (+) waarden haalt u de middentonen op.
GROWL
Parameter
GrowlSw OFF,ONHiermee schakelt u het growl-effect in/
Intensity 0–127 Hiermee bepaalt u de modulatie-intensiteit. ModDepth -63–
Speed 0–127 Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid. ModDepth -63–
Instelling
+63
+63
Verklaring
uit.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con- troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp modulatie kan toevoegen.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con- troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de modulatiesnelheid kan beïnvloeden.
TVA
Level
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de patch. LevelKF
(Level Key Follow)
Instelling
-200– +200
Verklaring
Met deze parameter zorgt u dat het volume van de patch in functie staat van de gespeelde noten. In relatie tot het volume van de C5 (middelste C) zorgen positieve (+) instellingen dat het volume toeneemt voor noten die hoger zijn dan de C5, terwijl negatieve (–) waarden zorgen dat het volume afneemt voor noten die hoger zijn dan de C5. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
25
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Parameter
VeloSens -63–
LevelMod­Depth
Instelling
+63
-63– +63
Verklaring
Het volume van de patch kan ook via de aanslag worden gewijzigd. Wilt u bv. dat het volume toeneemt, wanneer u hard aan­slaat, dan moet u hier een positieve waarde (+) kiezen. Moet het volume bij een harde aanslag wat dalen, dan kiest u hier een negatieve waarde (–).
Hier bepaalt u in welke mate de met Con- troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het volume kan beïnvloeden.
Pan
Parameter
Pan L64–0–
PanKF (Pan Key Follow)
PanMod­Depth
Instelling
63R
-200– +200
-63– +63
Verklaring
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Met deze parameter kunt u de stereopositie in functie stellen van de gespeelde noten. Positieve (+) instellingen betekenen dat noten rechts van de C5 (middelste C) steeds verder naar rechts gepand worden. Negatieve (–) instellingen zor- gen dat noten rechts van de C5 naar links wor­den gepand. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con- troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de stereopositie kan beïnvloeden.
Attack
Parameter
Time 0–127 Bepaalt de aanzet van de envelope (de tijd
VeloSens -63–
Instelling
+63
Verklaring
vanaf het indrukken van een toets tot het envelopeniveau de maximale waarde bereikt).
Hiermee zorgt u dat de attack naar gelang de aanslagwaarden varieert. Als de attack voor krachtig gespeelde noten sneller moet worden, moet u hier een positieve waarde (+) instellen. Om bij hard aangeslagen noten een tragere over­gang te verkrijgen moet u hier een negatieve waarde (–) kiezen.
Release
Parameter
Time 0–127 Bepaalt de release van de envelope (de tijd
Instelling
Verklaring
vanaf het loslaten van een toets tot het envelopeniveau de waarde 0 bereikt).
CTRL
KEY ASSIGN
Parameter
Mono/Poly MONO,
LegatoSw OFF, ON Legato is alleen beschikbaar, wanneer de
Instelling
POLY
Verklaring
Geeft aan of de patch monofoon of poly­foon is. De Mono-instelling is handig voor soloklanken zoals saxofoon of fluit. MONO: Alleen de laatst gespeelde noot klinkt. POLY: U kunt akkoorden spelen.
Mono/Poly-parameter op Mono is ingesteld. Deze instelling geeft aan of de legatofunctie wordt gebruikt (ON) of niet (OFF). Door de legatoschakelaar op ON te zetten zorgt u dat de toonhoogte naar de nieuw gespeelde noot glijdt, wanneer u de toets van de eerder gespeelde noot nog ingedrukt houdt (het geluid stopt dus niet). Dit geeft een vloeiende over­gang tussen de noten, wat handig is voor het simuleren van hammering-on- en pulling-off-technieken van gitaristen.
PORTAMENTO
Portamento is een effect, dat de toonhoogte van de eerst gespeelde noot geleidelijk laat overgaan naar de toonhoogte van de volgende noot. Door portamento toe te passen, wan­neer de Mono/Poly-parameter monofoon is, kunt u glij­dende speeltechnieken op een viool of een gelijksoortig instru­ment simuleren.
Parameter Instelling Verklaring
PortaSw OFF,
ON
Mode NORMAL,
LEGATO
Type RATE,
TIME
Time 0–127 Tijdens het gebruik van portamento
Geeft aan of portamento wordt toege­past (ON) of niet (OFF).
Hiermee bepaalt u wanneer het porta­mento-effect precies beschikbaar is. NORMAL: Het portamento-effect is altijd actief. LEGATO: Er wordt alleen porta­mento toegepast, wanneer u legato (gebonden noten) speelt.
Hiermee kiest u het type portamento­effect. RATE: De snelheid van de overgan­gen hangt af van de afstand tussen de twee noten. TIME: De overgangssnelheid is con­stant en hangt dus niet af van de gespeelde intervallen.
bepaalt deze parameter hoe snel de toonhoogte verandert. Hogere instel­lingen zorgen ervoor dat de overgang naar de volgende noot langer duurt.
26
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
BENDER
Parameter
Range 0–48 Hiermee bepaalt u (in halve tonen) in welke
Instelling
Verklaring
mate de toonhoogte verandert, wanneer u de pitchbend-hendel helemaal naar links/ rechts schuift. Voorbeeld: wanneer deze parameter is ingesteld op 48 en u de pitchbend-hendel helemaal naar links beweegt, daalt de toonhoogte 4 octaven. Als u hier 12 kiest, wordt de toonhoogte één octaaf verhoogd, wanneer u de hendel helemaal naar rechts schuift.
Carrier-pagina voor Processor~-algoritmen
TVA
Level
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de patch. ModDepth -63–
Pan
Parameter
Pan L64–0–
ModDepth -63–
Instelling
+63
Instelling
63R
+63
Verklaring
Hier bepaalt u in welke mate de met Con­troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het
volume kan beïnvloeden.
Verklaring
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. “L64” is uiterst links, “0” verte­genwoordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Hier bepaalt u in welke mate de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speel­hulp de stereopositie kan beïnvloeden.

Wave-pagina

Voor patches, die het Keyboard~-algoritme hanteren, roept u de Wave-pagina op door onderaan het display op <Wave> te drukken.
OSC
WAVE
Parameter Instelling Verklaring
Wave Hier kunt u een preset- of geïmpor-
Tempo Sync OFF,
Key Mode NORMAL,
ON
ALWAYS
VARI
Parameter
Pitch -63–
ModDepth -63–
Time -63–
ModDepth -63–
Formant -63–
ModDepth -63–
Instelling
+63
+63
+63
+63
+63
+63
teerde golfvorm kiezen. Hiermee bepaalt u of de golfvorm al
(ON) dan niet (OFF) met het gehan­teerde tempo wordt gesynchroni­seerd.
NORMAL: De weergave begint bij het indrukken van een toets en stopt, wanneer u de toets loslaat. ALWAYS: De weergave begint bij het indrukken van een toets en blijft maar doorlopen.
Verklaring
Hier kunt u de toonhoogte instellen.
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de toon­hoogte kan beïnvloeden.
Hiermee bepaalt u in welke mate de weer­gavesnelheid (tijd) varieert.
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de weer­gavesnelheid beïnvloedt.
Hiermee bepaalt u de variatiegraad van het stemkarakter (formant).
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stem­karakter kan beïnvloeden.
TVA
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de golfvorm. ModDepth -63–
Instelling
+63
Verklaring
Bepaalt in welke mate de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het golf­vormvolume kan beïnvloeden.
27
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Vocoder-pagina
Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display <Vocoder> aanraken.
Patches, die op het Poly PShift-algoritme berusten, hebben deze pagina niet.
VOCODER
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van de vocoder. Atk 0–100 Hiermee bepaalt u de aanzet van het voco-
Rel 0–100 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume tot
LevelMod­Depth
NATURAL VOICE
Parameter
Level 0–127 Hiermee regelt u het uitgangsvolume van
RevSend 0–127 Hiermee bepaalt u het galmaandeel. LevelMod-
Depth
UNVOICE
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Level 0–127 Hiermee bepaalt u hoe nadrukkelijk de her-
Detect 1–50 Gevoeligheid voor de herkenning van
Instelling
-63– +63
Instelling
-63– +63
Instelling
Verklaring
dergeluid.
* Patches, die het Vocoder~- of Proces­sor Type 2-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet.
0 zakt, wanneer de vocoder stopt met werken.
* Patches, die het Vocoder~- of Proces­sor Type 2-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet. Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp het voco­dervolume kan beïnvloeden.
Verklaring
het microfoonsignaal (dat niet bewerkt wordt) c.q. (voor Keyboard~-patches) van de onbewerkte golfvorm.
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stem­volume kan beïnvloeden.
Verklaring
kende medeklinkers in het vocodersignaal aanwezig moeten zijn.
stemloze medeklinkers.
Formant
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter Instelling Verklaring
Type 00: FLAT–
15: STFEM2
Kies hier het gewenste formanttype.
TONE
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Tone 0–127 Hiermee regelt u de helderheid van het
Instelling
Verklaring
geluid.
Hold Dump
Parameter
Time 0–127 Het karakter van het via INPUT ontvangen
Instelling
Verklaring
signaal kunt u met een voetschakelaar vasthouden. Hier bepaalt u hoe snel dat holdeffect verdwijnt, wanneer u de voet­schakelaar loslaat.
AutoNoteSw
* Patches, die het “Keyboard~”- of “Processor~”-algoritme
hanteren, hebben deze parameter niet.
Als deze parameter actief is, wordt de toonhoogte van het microfoonsignaal geanalyseerd. De VC-2 werkt dan ook, wan­neer u geen noten op het klavier speelt.

Poly Pitch Shifter-pagina

Voor patches, die het Poly PShift-algoritme hanteren, roept u de Wave-pagina op door onderaan het display op <Poly Pitch Shifter> te drukken.
OSC
OSC 1/OSC 2
Parameter Instelling Verklaring
Formant Style
Formant -63– +63 Hiermee bepaalt u de breedte van de
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsni-
00: FLAT– 10: IMPROV
Kies hier het gewenste formanttype (stemkarakter).
formantvariatie.
veau.
28
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Parameter Instelling Verklaring
Pan L64–0–63R Hiermee bepaalt u de stereopositie
FmtKF -200– +200 Geeft aan in welke mate de For-
OSC 2 switch
OFF, ON
van de patch. L64 is uiterst links,
0 vertegenwoordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
mant-waarde door de gespeelde noten wordt beïnvloed.
Schakelt OSC2 in/uit.
POLY PITCH SHIFTER
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van de poly pitchshifter. ModDepth -63–
Instelling
+63
Verklaring
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het pitchshifter-volume kan beïnvloeden.
NATURAL VOICE
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
RevSend 0–127 Hiermee bepaalt u het galmaandeel. ModDepth -63–
Instelling
+63
Verklaring
(dat niet bewerkt wordt).
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stem­volume kan beïnvloeden.
UNVOICE
Parameter
Level 0–127 Hiermee bepaalt u hoe nadrukkelijk de her-
Detect 1–50 Gevoeligheid voor de herkenning van
Instelling
Verklaring
kende medeklinkers in het vocodersignaal aanwezig moeten zijn.
stemloze medeklinkers.
PITCH/EQ GROWL/TVA/CTRL
Zie PITCH (blz. 25), EQ GROWL (blz. 25), TVA (blz. 25) en CTRL (blz. 26) onder “‘Carrier-pagina.
AutoNoteSw
Als deze parameter actief is, wordt de toonhoogte van het microfoonsignaal geanalyseerd. De VC-2 werkt dan ook, wan­neer u geen noten op het klavier speelt.
Controller
Keuze van de speelhulp voor de beïnvloeding van “Mod- Depth of ~ModDepth”.
OFF: Geen beïnvloeding. CC01~31, 33~95: Controlenummer CC1~31, 33~95 BEND: Pitchbend, AFT: Aftertouch +PAD-X: Het midden van de Time Trip-pad is 0. De
rechterkant vertegenwoordigt het +- en de linkerkant het “–”-bereik.
+PAD-Y: Het midden van de Time Trip-pad is 0. De bovenkant vertegenwoordigt het +- en de onderkant het “–”-bereik.
PAD-X: De linkerrand van de Time Trip-pad is 0. De rechterkant vertegenwoordigt het +-bereik.
PAD-Y: De onderkant van de Time Trip-pad is 0. De bovenkant vertegenwoordigt het +-bereik.
* +PAD-X, +PAD-Y, PAD-X en PAD-Y werken alleen,
wanneer de TIME TRIP PAD [ASSIGNABLE]-indica-
tor op het frontpaneel oplicht.
TRIP-R: De buitenkant van de Time Trip-pad is 0. Het midden vertegenwoordigt het +-bereik.
* TRIP-R werkt alleen, wanneer de TIME TRIP PAD
[TIME TRIP]-indicator op het frontpaneel oplicht.
BEAM-L: D Beam-controller (links) BEAM-R: D Beam-controller (rechts)
* BEAM-L/R werkt alleen, wanneer de D BEAM [ASSIG-
NABLE]-indicator op het frontpaneel oplicht.
KNOB1: C1-regelaar, KNOB2: C2-regelaar VELO: aanslagwaarden, KEYF: toonhoogteverloop
*“VELO” en “KEYF” bestaan niet op de “Controller”-
pagina voor “Wave”-algoritmen c.q. voor “Processor~
”-patches.
BREATH: Volume van de microfoon
29
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)

Effect-pagina

CHO (chorusschakelaar)
Hiermee schakelt u de chorus in/uit.
Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display <Effect> aanraken.
Routing
MFX (MFX-schakelaar)
Hiermee schakelt u de MFX in of uit.
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [MFX] op het frontpa­neel verbonden.
MFX Type
Hier kunt u één van de 41 beschikbare MFX-typen kiezen. Voor details over de MFX-parameters zie “‘MFX-parame­ters (blz. 70).
Instelling: 00 (Thru)~41
MFX Master Level
Hiermee regelt u het uitgangsniveau van de MFX-processor. Instelling: 0~127
MFX To CHO (chorusaandeel van de MFX)
Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-uitgangssignaal door de chorus wordt bewerkt. Kies 0, als u hier geen cho­rustoevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [CHORUS] op het front­paneel verbonden.
CHO Type (chorustype)
Met deze parameter kunt u één van de 8 beschikbare chorus­typen selecteren. Zie Chorusparameters (blz. 88) voor meer details.
Instelling: 00 (Off)~08
CHO Master Level (chorusniveau)
Hiermee regelt u het niveau aan de uitgang van de chorus. Instelling: 0~127
CHO To REV (galmaandeel van de chorus)
Stelt de hoeveelheid reverb in voor het uitgangssignaal van de chorus. Kies 0, als u hier geen galmtoevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
REV (reverbschakelaar)
Schakelt de reverb in/uit.
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [REVERB] op het front­paneel verbonden.
MFX To REV (galmaandeel van de MFX)
Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-uitgangssignaal door de reverb wordt bewerkt. Kies 0, als u hier geen galm­toevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
30
REV Type (galmtype)
Met deze parameter kunt u telkens één van de 14 galmtypen kiezen. Zie ook Reverbparameters (blz. 89).
Instelling: 00 (Off)~14
REV Master Level (uitgangsniveau van de chorus)
Regelt het volume aan de uitgang van de reverbprocessor. Instelling: 0~127
Loading...
+ 74 hidden pages