Roland VC-2 User Manual [nl]

Handleiding
Bedankt voor en gefeliciteerd met uw aankoop van de “Vocal Designer” VC-2 van Roland.
201a
Lees, alvorens dit product te gebruiken, de volgende dingen door: “Veilig gebruik van dit product” (blz. 2) en “Belangrijke opmerkingen” (blz. 3). Daar vindt u namelijk belangrijke tips en een opsomming van wat u wel en niet mag doen. Bovendien verdient het natuurlijk aanbeveling ook de rest van de handlei­ding door te nemen om kennis te maken met alle functies van dit product. Bewaar de handleiding op een veilige plaats, omdat u ze later beslist nog eens nodig zal hebben.
204
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde han-
delsmerken van Microsoft Corporation.
206j
* De officiële benaming van Windows® is “Micro-
soft® Windows® operating system”.
207
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handels-
merken van Apple Computer, Inc.
209
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Compu-
ter, Inc.
220
* Alle in dit document vermelde productnamen
zijn handelsmerken of geregistreerde handels-
merken van de betreffende eigenaars.
202
Alle rechten voorbehouden. Het kopiëren, verveelvoudigen of openbaar
maken van deze handleiding, hetzij gedeeltelijk, hetzij in z’n geheel, is zonder
de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION verboden.
Copyright ©2005 ROLAND CORPORATION

Veilig gebruik van dit product

INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN
VEILIG GEBRUIK VAN DIT APPARAAT
Over de en labels Over de symbolen
WAARSCHUWING
Wijst de gebruiker op het risico op
WAARSCHUWING
LET OP!
dodelijke ongevallen of zware ver­wondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat.
Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materi le schade.
* "Materi le" schade heeft betrekking op
LET OP
het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald.
Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN
WAARSCHUWING WAARSCHUWING
................................................................................................
001
• Lees vóór het gebruik van dit product eerst de onderstaande instructies en de handleiding.
................................................................................................
002a
• Open het product niet en voer geen enkele interne aanpassingen uit.
................................................................................................
003
• Probeer het product niet te herstellen of interne onderdelen te vervangen (behalve wanneer deze handleiding specifieke instructies geeft). Laat alle herstellingen en onderhoudswerken over aan uw Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of de distributeur (zie de adressen op de “Informa­tion”-pagina).
................................................................................................
004
• Gebruik of sla het product nooit op plaatsen op die:
• Onderhevig zijn aan extreme temperaturen (bv.
direct zonlicht in een gesloten voertuig, bij een verwarming, op apparatuur die warmte gene­reert; of
• Klam zijn (bv. badkuip, wasruimten, natte vloe-
ren); of
• Vochtig zijn; of
• Blootgesteld zijn aan regen; of
• Stoffig zijn; of
• Onderhevig zijn aan harde trillingen.
011
• Zorg dat geen enkel voorwerp (bijv. ontvlambaar materiaal, munten, spelden) of vloeistoffen van welke soort dan ook (bijv. water, frisdrank enz.) het product binnendringen.
................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen dient een vol­wassene toezicht te houden tot het kind in staat is zich aan alle regels voor de veilige bediening van het product te houden.
................................................................................................
014
• Bescherm het product tegen hevige schokken. (Laat het niet vallen!)
106
• Klim nooit op het product en plaats er nooit zware voorwerpen op.
LET OP!

Belangrijke opmerkingen

291a
Lees naast “Veilig gebruik van dit product” (blz. 2) ook de volgende punten even door:
Plaatsing
354a
Zorg dat dit product nooit wordt blootgesteld aan extreme temperaturen (bv. in het directe zonlicht of in een gesloten auto). Overdreven warmte kan er namelijk voor zorgen dat de ombouw vervormt of verkleurt.
Voordat u “V”-kaarten gebruikt
Werken met een “V”-kaart
704
Schuif de kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn plek zit.
705
Raak nooit de aansluitingen van de V-kaart aan. Voor­kom bovendien dat de aansluitingen vuil worden.
Andere voorzorgs­maatregelen
563
De duplicatie, reproductie, het verhuur of het uitlenen van dit product zijn verboden.
Wis nooit bestanden of mappen van de .VC-2 en formatteer ze niet. Anders kan het gebeuren dat de VC-2 gewoon niet meer werkt.
Om schade te voorkomen mag u de VC-2 uit­sluitend op een uitdrukkelijk aanbevolen Rol­and-apparaat aansluiten. Wanneer u de V­Synth/VariOS via USB op uw computer aan­sluit, wordt de VC-2 als gewone “drive” her­kend. Wees dus voorzichtig dat u er geen bestanden van wist. Neem contact op met uw Roland-dealer, een erkende herstellingsdienst of de distributeur, wanneer de data-inhoud van de kaart plots spoorloos blijkt.
3
Inhoud
Veilig gebruik van dit product..................... 2
Belangrijke opmerkingen ............................ 3
Belangrijkste kenmerken............................. 6
Afspraken voor deze handleiding............................ 6
Over de VC-2................................................. 7
Interne opbouw........................................................... 7
Patchalgoritmen .......................................................... 7
Geheugenstructuur..................................................... 8
Gebruik met de V-Synth.............. 9
Bedieningsorganen.................................... 10
Frontpaneel................................................................ 10
Achterpaneel.............................................................. 12
Klanken beluisteren ................................... 14
Inschakelen ................................................................ 14
Eerste pagina van de Patch-mode .......................... 14
Parameters op de Top-pagina................................... 15
Patches kiezen ........................................................... 16
Patches met de VALUE-regelaar kiezen .....................16
Patches uit een lijst selecteren....................................... 16
Patches via het Patch Palette kiezen ........................16
Spelen.......................................................................... 17
Pieptoon activeren/deactiveren ............................. 17
Patches aanmaken/editen (Patch-mode) . 18
Patches programmeren ............................................ 18
Algemene werkwijze voor het editen.................... 18
Tempo wijzigen (PATCH Tune)................................... 18
Data naar een extern MIDI-apparaat doorseinen (Data
Transfer)........................................................................... 19
Naam geven aan uw patch (PATCH Name) ..............20
Patches opslaan (PATCH Write) ..................................20
Controle-instellingen kopiëren (Patch Controller
Copy) ................................................................................21
Patches wissen (PATCH Delete)...................................21
Patches uit een lijst selecteren (PATCH List).............. 21
Top-pagina............................................................... 22
SYSTEM MIC Setting-pagina................................ 22
Andere microfooninstellingen kiezen .........................22
Microfooninstellingen benoemen (Setting Name).....22
PRE-EFX Type (pre-effecttypen) ..................................23
Carrier-pagina......................................................... 24
OSC................................................................................... 24
PITCH............................................................................... 25
EQ GROWL .....................................................................25
TVA................................................................................... 25
CTRL.................................................................................26
Carrier-pagina voor Processor~-algoritmen..... 27
TVA................................................................................... 27
Wave-pagina............................................................ 27
OSC ................................................................................... 27
VARI .................................................................................27
TVA................................................................................... 27
Poly Pitch Shifter-pagina ....................................... 28
OSC ................................................................................... 28
PITCH/EQ GROWL/TVA/CTRL...............................29
Effect-pagina............................................................ 30
Routing.............................................................................30
MFX................................................................................... 31
CHO..................................................................................31
REV ...................................................................................31
Werken met golfvormen (Wave-mode)..... 32
Importeren van golfvormen (Wave Import)......... 32
Werken met de Wave Browser.............................33
Golfvorm kopiëren (WAVE Copy) ..............................33
Golfvorm verplaatsen (WAVE Move) ......................... 33
Golfvormen uitwisselen (WAVE Exchange) ..............33
Golfvorm wissen (WAVE Delete) ................................33
Overkoepelende instellingen (System-
mode)........................................................... 34
Instellen van de systeemparameters ......................34
Systeeminstellingen opslaan (Write) ...........................34
Systeeminstellingen initialiseren (Init) ........................34
Informatie over de VC-2 opvragen (Information) .....34
Systeemparameters................................................... 34
Overkoepelende instellingen (Common)....................35
Controller-parameters (Controller)............................ 36
Gevoeligheid van het display/de Time Trip-pad/
de D Beam-controller................................................ 37
Projecten wegschrijven en laden (Disk-
mode)........................................................... 38
Project naar de VC-2-kaart wegschrijven (Save
Project)........................................................................ 38
Een project van de VC-2 in de V-Synth laden (Load
Project)........................................................................ 38
Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset)............ 39
Data archiveren op uw computer.............. 40
USB Storage-mode van de VC-2 selecteren ........ 40
De VC-2 via USB op uw computer aansluiten...... 40
4
Golfvormen van de computer naar de VC-2
verzenden................................................................... 41
VC-2-projecten archiveren op uw computer ........ 41
USB-aansluiting verbreken...................................... 42
MIDI-communicatie met de computer .................. 42
Gebruik met de VariOS ............. 43
Bedieningsorganen.................................... 44
Frontpaneel................................................................ 44
Achterpaneel.............................................................. 45
Klanken beluisteren ................................... 46
Inschakelen ................................................................ 46
Basisbediening van de VC-2.................................... 47
Display en bediening......................................................47
Paginas kiezen................................................................ 47
Instellingen op het MIDI-klavier ............................ 47
Routings van het MIDI-klavier.....................................47
MIDI-ontvangstkanaal instellen................................... 48
Patches kiezen ........................................................... 49
Patches aanmaken/editen (Patch-menu) . 50
Patches programmeren ............................................ 50
Carr (Carrier)............................................................. 50
Carrier-menu voor Processor~-patches ............ 52
Wave ........................................................................... 53
PolyPShift (poly pitchshifter).................................. 54
Route (routing).......................................................... 55
MFX............................................................................. 55
Rev (reverb/galm).................................................... 55
Cho (chorus) .............................................................. 55
Common..................................................................... 56
Patches opslaan (Write)............................................ 57
Patches wissen (Del)................................................. 57
Controle-instellingen kopiëren (CtrlCopy)........... 57
Microfooninstellingen wijzigen................. 58
Andere microfooninstellingen kiezen.................... 58
EFX Type (pre-effecttypen) ..................................... 58
Overkoepelende instellingen (System-
menu) .......................................................... 60
Systeemparameters................................................... 60
Systeeminstellingen opslaan (Write) ...........................61
Initializing the System Settings (Init)........................... 61
Werken met golfvormen (Wave-menu)..... 62
Importeren van golfvormen (Import).................... 62
Golfvorm wissen (Delete)........................................ 62
Projecten wegschrijven en laden (Disk-
menu)........................................................... 63
Project naar de VC-2-kaart wegschrijven (Save
Project)........................................................................ 63
Een project van de VC-2 in de VariOS laden (Load
Project)........................................................................ 63
Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset)............ 64
Andere functies ..........................................65
Utility-menu............................................................... 65
Data naar een extern MIDI-apparaat doorseinen (Data
Transfer)........................................................................... 65
Informatie over de VC-2 opvragen (Information) .....65
Chord Memory-menu ............................................65
Data archiveren op uw computer.............. 66
De VariOS via USB op uw computer aansluiten.. 66 Golfvormen van de computer naar de VC-2
verzenden................................................................... 66
VC-2-projecten archiveren op uw computer......... 66
USB-aansluiting verbreken...................................... 67
MIDI-communicatie met de computer ..................67
Appendix.................................. 69
Effectoverzicht............................................ 70
MFX-parameters .....................................................70
Chorusparameters..................................................... 88
Reverbparameters..................................................... 89
MIDI-implementatie..................................... 95
MIDI-implementatie..................................... 96
Specificaties ............................................... 97
Index ............................................................98
5

Belangrijkste kenmerken

De VC-2 is een PC-kaart met een systeem dat op de V-Synth/VariOS kan draaien. U hoeft de VC-2 maar in de PC CARD-poort van de V-Synth/VariOS te schuiven en de stroom in te schakelen om ermee te kunnen werken. De systeemprogrammatuur wordt automatisch van de VC-2 geladen – en uw V-Synth/VariOS verandert eensklaps in een Vocal Designer.
Dankzij een modelingprocédé van de menselijke stem kunt u over zangeffecten beschikken door een microfoon aan te sluiten en op het klavier te spelen, terwijl u iets zegt of zingt.
De gesproken lettergrepen blijven verstaanbaar. Dankzij deze technologie kunt u koren en koortjes (van popsongs e.d.) gene­reren, die zelfs uw zang- en ademtechniek volgen. Het werkingsprincipe kent u natuurlijk al van een vocoder (en ook zon effecten zijn hier mogelijk). Het grote voordeel van deze kaart is evenwel dat de tekst duidelijk blijft en dat de stemmen
echt klinken.
Hoogwaardige presets voor elk algoritme.
Via de Auto Note-functie kunt u zelfs de toonhoogte-informatie van het microfoonsignaal voor de controle van de VC-2
gebruiken, zodat u niet eens op het klavier hoeft te spelen.
Omgekeerd kunt u koor-/koortjespartijen genereren zonder een microfoon te gebruiken.
•“Multi Chord Memory”-functie met akkoordenreeksen, zodat u met één vinger complete akkoorden kunt spelen.
Het microfoonsignaal kan met effecten, zoals een equalizer, een ruisonderdrukker, een compressor en nog drie andere blok-
ken (reverb, chorus, multi-effect) worden bewerkt.

Afspraken voor deze handleiding

Knoppen, die u kunt indrukken, zijn met [ ] gemerkt. Voorbeeld: [EXIT]. Verwijzingen herkent u aan (blz. **). Tevens worden de volgende symbolen gebruikt:
Duidt een belangrijke opmerking aan, die u zeker moet lezen.
Slaat op een suggestie i.v.m. de instelling van een functie. Die hoeft u niet per se te lezen.
TIP
6
Slaat op handige dingen die u wel eens zouden kunnen helpen.
Duidt referentiemateriaal en handige weetjes aan.
Over de VC-2

Interne opbouw

De VC-2 bestaat uit een carrier- (drager), een modulator­sectie, een vocoder- en een effectsectie.
De carriersectie genereert het signaal (klankkleur en toon­hoogte) dat als basis voor de voortgebrachte geluiden fungeert.
De modulatorsectie hanteert een microfoonsignaal of golfvorm voor de aanmaak van formantgegevens (stem­karakter).
De vocodersectie implanteert de formantdata (stemka­rakter) van de modulator in het signaal van de carrier.
De effectsectie omvat een reverb-, chorus- en multi-effect­blok.
Effecten
Carrier Vocoder
Modulator
MIC
MFX Reverb Chorus
Uit­gang

Patchalgoritmen

De VC-2 biedt de volgende 12 patchalgoritmen. Elk algoritme stelt de beschikbare parameters zodanig in dat u vrijwel met­een over het gewenste geluid beschikt.
Modelinggroep
Modeling Choir
Genereert een bijzonder duidelijk koor (verschillende stem­men).
Modeling Vocal
Genereert een hoogwaardige solostem.
Modeling Analog
Genereert een goed verstaanbaar synthetisch stemgeluid.
Vocoder-groep
Vocoder Choir
Genereert een gebruikelijk vocodergeluid voor koortjes (meer­dere stemmen).
Vocoder Solo
Genereert een gebruikelijk vocodergeluid voor solos.
Vocoder Vintage
Genereert een traditioneel vocodergeluid op basis van een synthesizergolfvorm.
Poly Pitch Shifter
Poly PShift
Het via de micro ontvangen signaal wordt op de toonhoogte van de op het klavier gespeelde noten weergegeven.
7
Over de VC-2
Keyboard-groep
Keyboard Choir
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klan­kopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen. Zodoende verkrijgt u een koorgeluid (verschillende stem­men).
Keyboard Vocal
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klan­kopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen. Zodoende verkrijgt u een solozangstem.
Keyboard Analog
I.p.v. het microfoonsignaal worden hier samples voor de klan­kopwekking gebruikt. Die samples kunt u zelf toevoegen. Het uiteindelijke geluid heeft een duidelijk synthetisch tintje.
Processor-groep
Processor Type 1
Naast het microfoonsignaal wordt hier tevens het via INPUT L (achterpaneel) ontvangen signaal gebruikt. Het geluid is bij­zonder duidelijk.
* De op het klavier gespeelde noten worden genegeerd.
Processor Type 2
Naast het microfoonsignaal wordt hier tevens het via INPUT L (achterpaneel) ontvangen signaal gebruikt. Hiermee ver­krijgt u een traditioneel vocodergeluid.
* De op het klavier gespeelde noten worden genegeerd.

Geheugenstructuur

Project
De grootste geheugeneenheid van de VC-2 is een Een project bevat maximaal 448 patches, 127 golfvormen, en een reeks systeeminstellingen.
De VC-2 kan telkens maar één project beheren.
Intern geheugen
Het interne geheugen van de V-Synth wordt alleen tijdens het importeren van golfvormdata ( gebruikt.
Wave Import
Werkgeheugen/tijdelijk geheugen
Wanneer u de VC-2 inschakelt of in de Disk-mode een project laadt, worden de betreffende projectgegevens in een tijdelijk geheugen geplaatst dat we
De data van de laatst geladen patch worden van het werkge­heugen naar een Het voordeel daarvan is dat u eventuele wijzigingen niet hoeft te bewaren, als u dat niet wilt – u kunt altijd terug naar de onbewerkte toestand.
Daar staat echter tegenover dat de patchdata tijdens het uit­schakelen worden gewist. U moet ze dus
Write
) om later opnieuw met de gewijzigde versie te kunnen
werden. Na het toevoegen van golfvormdata op de
Import
-pagina moet u het project opslaan (
Project
).
tijdelijk geheugen
werkgeheugen
(buffer) overgebracht.
opslaan (PATCH
project
-pagina)
noemen.
Wave
- of
DISK Save
”.
Wave
8
VC-2 Card
In de regel worden de golfvorm- en patchdata in de VC-2 opgeslagen en van daar geladen. U kunt de VC-2-kaart tevens gebruiken voor het toevoegen van bijkomende projecten.
USB
Als u de VC-2 (V-Synth)/VariOS via een USB-kabel op uw computer aansluit, kunnen de projectdata van de VC-2 naar een computer worden doorgeseind. Daar kunt u ze dan archi­veren.
Gebruik met de
V-Synth
9

Bedieningsorganen

Frontpaneel

1 2 3
5
4
8
9
6 7
17
1
Volumeregelaar
Hiermee regelt u het volume van de signalen, die naar de MAIN OUT-connectors en de PHONES-jack worden uit­gestuurd.
2
INPUT
PEAK (piekindicator)
Licht op, wanneer het ingangsvolume te hoog is.
LEVEL
Regelt het volume van de via de INPUT-connectors (ach­terpaneel) ontvangen signalen.
3
D BEAM
Door uw hand boven deze controller te bewegen kunt u verschillende effecten genereren.
Indicators (L, R)
Als de D Beam-controller actief is, lichten ze op, zodra uw handbewegingen voor controledoeleinden worden gebruikt.
10
1312
11
14 15 16
[ON/OFF] (TIME TRIP, TIME, PITCH, ASSIGNABLE)
Hiermee schakelt u de D Beam-controller in/uit. Druk op de knop van het benodigde effect.
TIME TRIP, TIME, PITCH: De D Beam fungeert als MIDI­afstandsbediening (conform de toewijzing op de SYSTEM Ctrl Beam-pagina, blz. 37).
ASSIGNABLE: De D Beam beïnvloedt de aan BEAM-L of BEAM-R toegewezen parameter van de betreffende Patch Mode-pagina.
* Zie de handleiding van de V-Synth voor meer details.
4
TIME TRIP PAD
Door deze pad aan te raken kunt u de geluiden op ver­schillende manieren beïnvloeden.
Indicator
Licht op, zodra u de Time Trip-pad aanraakt.
[TIME TRIP]
Hiermee activeert u het Time Trip-effect.
* Het Time Trip-effect is alleen voor patches beschikbaar, die het
Keyboard~”-algoritme hanteren (blz. 7).
10
Bedieningsorganen
[ASSIGNABLE]
Hiermee activeert u het voor de gekozen patch gedefini­eerde effect.
[HOLD]
Hiermee schakelt u de Hold-functie voor het via de Time Trip-pad beïnvloede effect in/uit.
* Zie de handleiding van de V-Synth voor meer details.
5
V-LINK
Tijdens het gebruik van de VC-2 schakelt u hiermee de Talk Switch-functie in/uit. Als u hem activeert, wordt de weergave van de VC-2 (V-Synth) uitgeschakeld (bypass) en wordt het onbewerkte microfoonsignaal naar de MAIN OUT-connectors uitgestuurd. Daar kunt u gebruik van maken, als u de voor de VC-2 (V-Synth) gehanteerde microfoon tevens voor het aankondigen van nieuwe nummers wilt gebruiken.
*De VC-2 bevat geen V-LINK-functies.
6
ASSIGNABLE CONTROL
Aan deze regelaars (C1, C2) kunt u twee parameters naar keuze toewijzen en die dan in realtime beïnvloeden.
7
ARPEGGIO
Hiermee kunt u de Chord Memory-functie van de VC-2 bedienen.
[TEMPO]
Hiermee regelt u het patchtempo.
* Deze functie heeft geen invloed op het akkoordgeheugen
(blz. 36).
[TRANSPOSE]
Hiermee kunt u het klavier in stappen van halve tonen transponeren.
Druk op deze knop, terwijl u [-OCT] of [+OCT] ingedrukt houdt om het transpositie-interval in te stellen.
[-OCT], [+OCT]
Met deze knoppen kunt u het klavier in octaafstappen transponeren.
9
PATCH PALETTE
Hiermee kunt u uw favoriete patches vergaren en nadien oproepen.
[NUMBER] (1~8)
Met deze knoppen kiest/registreert u uw favoriete pat­ches.
[BANK]
Om een andere Patch Palette-bank te kiezen moet u deze knop ingedrukt houden, terwijl u op [NUMBER] (1~
8) drukt.
[PATCH ASSIGN]
Door deze knop ingedrukt te houden, terwijl u op [NUM­BER] (1~8) drukt, registreert u de momenteel gekozen patch (evenals de gehanteerde microfooninstellingen) als favoriete patch.
* Deze functie is alleen op de hoogste pagina (“Top”, blz. 14)
beschikbaar.
[ON/OFF]
Hiermee schakelt u het akkoordgeheugen in/uit.
[HOLD]
Hiermee schakelt u de Hold-functie van het akkoordge­heugen in/uit.
KEYBOARD
8
Hiermee kunt u het nootbereik van het klavier wijzigen.
* Deze functie is alleen beschikbaar, wanneer [TRANSPOSE]
oplicht.
10
Display
Het display houdt u op de hoogte van wat u net aan het doen bent.
11
VALUE-regelaar
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Houd [SHIFT] inge­drukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om de waarde in grotere stappen te wijzigen.
11
Bedieningsorganen
[DEC/-], [INC/+]
Hiermee kunt u waarden wijzigen. Als u één knop inge­drukt houdt, terwijl u op de andere drukt, versnelt de waardeverandering. Als u één van deze knoppen indrukt, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, verandert de waarde in grotere stappen.
[ ], [ ], [ ], [ ] (cursorknoppen)
Beweegt de cursor naar boven/onder/links/rechts.
[MODE]
Hiermee opent u het Mode Menu-venster.
[SHIFT]
Door hem samen met de VALUE-regelaar of [DEC/­][INC/+] te gebruiken kunt u de gekozen waarde in gro­tere stappen wijzigen.
[EXIT]
Met deze knop keert u terug naar de hoogste pagina van de Patch-mode (blz. 14) of sluit u een open venster. Op som-
mige pagina’s kunt u hiermee een gemaakte instelling annule-
ren.
12
STRUCTURE
Werkt niet bij gebruik van de VC-2.
13
EFFECTS
Hiermee schakelt u de interne effectblokken (multi-effect, chorus, reverb) in en uit. Als een effect ingeschakeld is, licht de indicator van de toegewezen knop op.
[MFX]
Hiermee schakelt u de multi-effectprocessor in/uit.
[CHORUS]
Hiermee schakelt u de chorus in/uit.
[REVERB]
Schakelt de reverb in/uit.
14
OSC1, OSC2
15
COSM1, COSM2
16
TVA
Werkt niet bij gebruik van de VC-2.
17
Pitchbend-/modulatiehendel
Hiermee kunt u de toonhoogte wijzigen, vibrato toevoe­gen of een zelf gekozen parameter beïnvloeden.

Achterpaneel

POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de stroomtoevoer in/uit.
AC-ingang
Sluit hier de bijgeleverde stroomkabel aan.
12
PC CARD-poort
Schuif de VC-2-kaart in deze poort.
* Schuif de PC-kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn
plek zit.
* Verwijder de kaart nooit, terwijl de VC-2 (en/of de
V-Synth) ingeschakeld is.
USB-connector
Dit is een USB-aansluiting. Verbind hem met uw compu­ter om MIDI-commandos of data te verzenden/te ont­vangen.
DIGITAL AUDIO INTERFACE-connector (OPTICAL IN/OUT, COAXIAL IN/OUT)
Dit zijn digitale in-/uitgangen (stereo). Het uitgaande signaal is identiek aan het signaal dat via de MAIN OUT­connectors wordt uitgestuurd.
*De VC-2 herkent de digitale INgang niet.
* IEC60958 is een digitaal audioformaat voor “consumer”-toe-
passingen.
LCD CONTRAST-regelaar
Past het displaycontrast aan.
Bedieningsorganen
INPUT-connectors (L, R)
Hier kan een externe geluidsbron, zoals een CD-speler, worden aangesloten. Diens signalen kunt u sampelen of in realtime bewerken.
* Bij gebruik van de VC-2 moet u de microfoon op de R-con-
nector aansluiten.
* Tijdens het gebruik van een patch, die op het “Processor
Type 1”- of “Processor Type 2”-algoritme berust (blz. 7),
moet u de externe audiobron op “L” aansluiten. Als u zowel
een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit,
moet u het ingangsniveau van het externe apparaat instellen
door diens uitgangsvolume te wijzigen.
GAIN-schakelaar
Hiermee stelt u de ingangsgevoeligheid voor de INPUT­connectors in.
Kies de “MIC”-stand, wanneer u een microfoon gebruikt. Voor alle andere signaalbronnen moet u de “LINE”-stand kiezen.
MIDI-connectors (IN, OUT, THRU)
Sluit hier externe apparaten aan die MIDI-commandos moeten zenden of ontvangen.
CTRL 1, CTLR 2 PEDAL-connector
Op deze connectors kunt u optionele zwelpedalen (EV-5 enz.) aansluiten. Aan die pedalen kunt u parameters naar keuze toewijzen en die dus met de voet bedienen.
HOLD PEDAL-connector
Op deze connector kunt u een voetschakelaar van de DP­serie aansluiten en als sustainpedaal gebruiken.
DIRECT OUT-connectors (L, R)
Sturen het via de INPUT R-connector ontvangen signaal zonder effectbewerking (blz. 23) naar buiten. L en R geven dan precies hetzelfde signaal weer.
MAIN OUT-connectors (L (MONO), R)
Deze aansluitingen zenden het uitgangssignaal in stereo naar een aangesloten mixer/versterker. Voor monotoe­passingen moet u de L-connector gebruiken.
PHONES-connector
Hierop kunt u een optionele hoofdtelefoon aansluiten.
13

Klanken beluisteren

Inschakelen

Om schade aan de luidsprekers en andere apparaten te voorkomen moet u het volume van alle apparaten op de minimumwaarde zetten en de betrokken apparaten uit­schakelen alvorens ze op elkaar aan te sluiten.
1. Schakel alle benodigde apparaten uit alvorens
ze op elkaar aan te sluiten.
2. Sluit de V-Synth aan op uw geluidssysteem.
3. Zet de INPUT GAIN-schakelaar op het achterpa-
neel van de V-Synth op MIC.
4. Sluit de microfoon aan op de INPUT R-connec-
tor (achterop de V-Synth).
Bij gebruik van een patch die het Processor Type 1- of Processor Type 2-algoritme (blz. 7) hanteert, moet u
de externe signaalbron op de INPUT L-connector (ach­terop de V-Synth) aansluiten. Als u zowel een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit, moet u het ingangsniveau van het externe apparaat instellen door diens uitgangsvolume te wijzigen.
5. Schakel de microfoon of de externe signaalbron
in, die u op de INPUT-connector van de V-Synth hebt aangesloten.
6. Schuif de VC-2-kaart naar behoren in de PC
CARD-poort achterop de V-Synth en zet de POWER-schakelaar in de aan-stand.
Eens het systeem geladen is, verschijnt de hoogste pagina van de Patch-mode (Top). In het display ziet u welke patch er gekozen is.
Schuif de VC-2-kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn plek zit.
Dit product is voorzien van een veiligheidscircuit. Daarom duurt het na het inschakelen even voordat het naar behoren werkt.
Om tijdens het inschakelen niet overdonderd te worden verdient het aanbeveling het volume op de minimum­waarde te zetten alvorens het product in te schakelen. Zelfs als u het volume op de minimumwaarde zet, hoort u tijdens het inschakelen een lichte plof. Dat is echter nor­maal.
Verwijder de kaart nooit, terwijl de VC-2 (en/of de V-Synth) ingeschakeld is.
7. Schakel de versterker en/of de luidsprekers in.
Eerste pagina van de Patch­mode
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <PATCH> aan.
De openingspagina verschijnt.
Na inschakelen van de VC-2 (V-Synth) verschijnt altijd de Top-pagina van de Patch-mode.
De inhoud ervan verschilt naar gelang het gekozen patchalgoritme.
TIP
Om van een andere pagina van de Patch-mode naar de openingspagina terug te gaan moet u <Top> onderaan het display aanraken.
14
Parameters op de Top-pagina
Overkoepelende patchparameters
Parameter Instelling Verklaring
Tempo 20.0–250.0 Hiermee regelt u het patchtempo. Oct
(Octave Shift)
Patch Algorithm
Patch Number
Effect Chorus
Effect Reverb
Als het patchalgoritme= Modeling~
Parameter
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsig-
Carrier Level
Carrier Release
Vocoder Formant Type
Vocoder Level
Vocoder Natural Voice
Als het patchalgoritme= Vocoder~
Parameter
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Carrier Level
Carrier Release
Vocoder Tone
Vocoder Level
Vocoder Natural Voice
-3– +3 Hiermee transponeert u het klavier
Hiermee opent u het PATCH List-
P001–P064, U001–U448
0–127 Uitgangsvolume van het chorussig-
0–127 Uitgangsvolume van het reverbsig-
Instelling
0–127 Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127 Bepaalt de release van de carrier (de tijd
T00–T15 Kies hier de gewenste vocoderformant.
0–127 Uitgangsvolume van de vocoder.
v Uitgangsvolume van het microfoonsig-
Instelling
0–127 Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127 Bepaalt de release van de carrier (de tijd
0–127 Hiermee bepaalt u de helderheid van het
0–127 Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
in octaafstappen. * Deze parameter is met KEY­BOARD [-OCT][+OCT] op het front­paneel verbonden.
venster. (blz. 16)
Hiermee kiest u een patch.
P vertegenwoordigt een preset- patch. Een U slaat op een user­patch.
naal.
naal.
Verklaring
naal voor de vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het geluid verdwijnt).
naal (dat niet bewerkt wordt).
Verklaring
voor de vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het geluid verdwijnt).
vocodergeluid.
(dat niet bewerkt wordt).
Klanken beluisteren
Als het patchalgoritme= Poly PShift
Parameter
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Poly Pitch Shifter TVA Level
Poly Pitch Shifter Release
Poly Pitch Shifter For­mant Style
Poly Pitch Shifter Level
Poly Pitch Shifter Natu­ral Voice
Als het patchalgoritme= Keyboard~
Parameter
Wave Level 0–127 Uitgangsvolume van de golfvorm voor de
Carrier Level
Carrier Release
Vocoder Formant Type
Vocoder Level
Vocoder Natural Voice
Als het patchalgoritme= Processor Type 1
Meer details over de aansluitingen vindt u onder INPUT-connectors (L, R) (blz. 13).
Parameter Instelling Verklaring
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume
Carrier Level 0–127 Uitgangsvolume
Vocoder Formant Type
Vocoder Level 0–127 Uitgangsvolume
Instelling
0–127 TVA-niveau van de poly pitchshifter.
0–127 Bepaalt de release van de poly pitchshifter
S00–S10Kies hier het formanttype voor de poly
0–127 Uitgangsvolume van de poly pitchshifter.
0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Instelling
0–127 Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127 Bepaalt de release van de carrier (de tijd
T00–T15Kies hier de gewenste vocoderformant.
0–127 Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127 Uitgangsvolume van het golfvormsignaal
Verklaring
voor de poly pitchshifter.
(de tijd vanaf het loslaten van een toets tot het geluid verdwijnt).
pitchshifter.
(dat niet bewerkt wordt).
Verklaring
vocoder.
voor de vocoder.
vanaf het loslaten van een toets tot het geluid verdwijnt).
dat niet bewerkt wordt.
van het microfoon­signaal voor de vocoder.
van het carriersig­naal voor de voco­der.
T00–T15 Kies hier de
gewenste vocoder­formant.
van de vocoder.
15
Klanken beluisteren
Parameter Instelling Verklaring
Vocoder Natural Voice
Als het patchalgoritme= Processor Type 2
Meer details over de aansluitingen vindt u onder INPUT-connectors (L, R) (blz. 13).
Parameter
MIC Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Carrier Level
Vocoder Tone
Vocoder Level
Vocoder Natural Voice
0–127 Uitgangsvolume
Instelling
0–127 Uitgangsvolume van het carriersignaal
0–127 Hiermee bepaalt u de helderheid van het
0–127 Uitgangsvolume van de vocoder.
0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
Verklaring
voor de vocoder.
voor de vocoder.
vocodergeluid.
(dat niet bewerkt wordt).
van het microfoon­signaal (dat niet bewerkt wordt).

Patches kiezen

Patches met de VALUE-regelaar kiezen
1. Ga naar de Top-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Raak het patchalgoritme linksboven in het dis-
play aan. U zou echter ook op <MENU> rechtsboven in het display kunnen drukken en in het afrolmenu dan <PATCH List> selecteren.
Het PATCH List-venster verschijnt.
3. Selecteer een patch uit de lijst.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+], [DEC/-] de gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <P001U192>: Oproepen van de buttons P001~U192 aan
weerszijden van het display. <U193U448>: Oproepen van de buttons U193~U448 aan
weerszijden van het display. <Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display (blz. 7).
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina. < >> >: Springen naar de volgende pagina.
4. Druk op <OK> om de patchkeuze te bevestigen.
Patches via het Patch Palette kiezen
Binnen de momenteel actieve “Patch Bank kunt u met NUM­BER [1]~[8] eender welke patch selecteren.
2. Raak het patchnummer aan om die parameter te
selecteren.
3. Draai aan de VALUE-regelaar of druk op [INC/+],
[DEC/-].
TIP
Om sneller te werken kunt u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u deze handelingen uitvoert.
Patches uit een lijst selecteren
Misschien kiest u de benodigde patches liever uit een lijst
1. Ga naar de Top-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
16
1. Ga naar de Top-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Kies met NUMBER [1]~[8] een patch. Om een
andere palletbank te kiezen moet u [BANK] ingedrukt houden, terwijl u op NUMBER [1]~[8] drukt.
Klanken beluisteren

Spelen Pieptoon activeren/

1. Ga naar de Top-pagina van de Patch-mode
(blz. 14).
2. Kies een patch.
3. Spreek of zing in de microfoon, terwijl u met de
INPUT LEVEL-regelaar op het frontpaneel het volume van de INPUT-connector (achterpaneel) instelt.
Stel het volume zo in dat de PEAK-indicator net niet oplicht.
TIP
Om nog andere aspecten in te stellen moet u op <Mic Set­ting> onderaan het display drukken om naar de SYSTEM MIC Setting-pagina (blz. 22) te gaan.
4. Spreek of zing in de microfoon, terwijl u op het
klavier speelt.
deactiveren
U kunt aangeven of er wel of geen pieptoon te horen zal zijn, wanneer u een actief gebied in het display aanraakt. Aanvan­kelijk is deze akoestische feedback actief.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Beep> aan om een
vinkje (
Deze instelling betekent dat de pieptoon actief is. Herhaal deze procedure om de pieptoon weer uit te schakelen (het vinkje verdwijnt).
) toe te voegen.
Bij gebruik van een patch, die het Processor Type 1­of Processor Type 2-algoritme (blz. 7) hanteert, moet u de externe signaalbron op de INPUT L-connector en tevens een microfoon aansluiten om iets te horen. Als u zowel een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit, moet u het ingangsniveau van het externe appa­raat instellen door diens uitgangsvolume te wijzigen.
Na keuze van een patch, die het Keyboard~-algoritme hanteert (blz. 7), hoeft u niet te zingen/spreken: u hoort al iets, als u gewoon op het klavier speelt.
17

Patches aanmaken/editen (Patch-mode)

ook wijzigen door over het touchscreen te sle-

Patches programmeren

pen.
De VC-2 laat toe om op basis van bestaande patches nieuwe klanken aan te maken. Dan begint u namelijk meteen met het goede algoritme.
1. Kies het algoritme dat aan de basis van uw
patch moet liggen (blz. 7).
2. Kies een patch die dat algoritme gebruikt.
3. Wijzig de naam van die patch en sla hem in een
ander geheugen op (blz. 20).
4. Edit de gekopieerde patch.

Algemene werkwijze voor het editen

1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <PATCH> aan.
De “Top”-pagina verschijnt.
Na inschakelen van de VC-2 (V-Synth) verschijnt altijd de openingspagina van de Patch-mode.
3. Kies de patch die u wilt editen.
4. Raak één van de buttons in het display aan om
de groep met de benodigde parameters te selecteren.
De parameters zijn ingedeeld in verschillende groepen.
8. Herhaal stap 4~7 om ook de andere parameters
in te stellen.
Tempo wijzigen (PATCH Tune)
Patches, die op het Processor~-algoritme berusten, hebben dit menu niet.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <PATCH Tune> aan.
De “PATCH Tune”-pagina verschijnt.
3. Edit de parameterwaarden.
Parameter
Coarse (grove patchstem­ming)
Fine (fijnstem­ming van de patch)
Scale Tune (Scale Tune Switch)
C–B (patchtoon­ladder)
Instelling
-48– +48
-50– +50
OFF, ONZet deze aan, als u een ander stem-
-100– +100
Verklaring
Laat toe de patch in stappen van halve tonen hoger of lager te transponeren (±4 octaven).
Hiermee kunt u de patch in stappen van 1 cent fijnstemmen (±50 cent) * Eén cent is 1/100e van een halve toon.
mingssysteem wilt gebruiken dan de gelijkzwevende stemming. De VC-2 biedt de mogelijkheid andere stem­mingssystemen te hanteren. De toon­hoogte wordt aangegeven in eenhe­den van één cent t.o.v. de gelijkzwe­vende stemming.
Hiermee kunt u de noten naar wens stemmen.
5. Raak links in het display één van de tabs aan
om naar de gewenste editpagina te gaan.
6. Druk op de parameter die u wilt editen.
7. Breng de cursor naar het waardehokje van de
parameter wiens waarde u wilt wijzigen. Stel de gewenste waarde vervolgens met de VALUE­regelaar of [INC/+]/[DEC/-] in. U kunt een waarde
18
4. Raak <Exit> aan om de pagina te verlaten.
Gelijkzwevende stemming
Dit systeem verdeelt een octaaf in 12 gelijke stappen en is de meest gangbare temperatuur in de Westerse muziek. Als de Scale Tune-schakelaar op OFF staat, hanteert de V-Synth de gelijkzwevende stemming.
Reine stemming (C/Do-toonladder)
In tegenstelling tot de gelijkzwevende stemming verkrijgt u hiermee perfect gestemde drieklanken. Dit effect wordt echter alleen in één toonaard bereikt. Bij modulaties of het gebruik van andere toonaarden klinkt het al heel wat minder prettig.
Arabische stemming
Hier zijn de E (Mi) en B (Si) een kwarttoon lager gestemd, terwijl de C#, F# en G# een kwarttoon hoger staan. De intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C#, en Eb en F# vertegenwoordigen natuurlijke tertsen – de waarde tussen een grote en een kleine terts. De V-Synth laat het gebruik van de Arabische stemming in G, C en F toe.
<Voorbeeld>
Nootnaam
C 0 0 -6 C# 0 -8 +45 D 0 +4 -2 Eb 0 +16 -12 E 0 -14 -51 F 0 -2 -8 F# 0 -10 +43 G 0 +2 -4 G# 0 +14 +47 A 0 -16 0 Bb 0 +14 -10 B 0 -12 -49
Gelijkzwe­vende stem­ming
Reine stemming (C)
Arabische stemming
Data naar een extern MIDI-apparaat doorseinen (Data Transfer)
Patch-, setup- en systeeminstellingen kunnen naar een extern MIDI-apparaat worden verzonden. Zoiets wordt Bulk Dump” genoemd. Gebruik deze functie, als u een tweede VC-2 (V-Synth) met dezelfde instellingen wilt gebruiken, of om uw gegevens op een extern MIDI-apparaat te archiveren.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Zo bent u er betrekkelijk zeker van geen belangrijke data te verliezen.
Sluit het externe MIDI-apparaat en de V-Synth op elkaar aan zoals hieronder getoond.
MIDI IN
MIDI-sequencer
MIDI OUT
V-Synth
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Data Transfer> aan.
Het Data Transfer-venster verschijnt.
3. Selecteer onder Source het datatype dat u
wilt versturen.
<ALL>: Patch, setup, microfooninstellingen, systeem <SETUP+MIC Sets>: Setup en microfooninstellingen <SYSTEM>: Systeem <PATCH>: Patch
Als u <PATCH> kiest, moet u ook aangeven om welke patch het gaat.
<WORK>: Verzenden van de userpatches. Stel met “FROM”/“TO” in welke patches (U001~U448) u
wilt verzenden. <TEMP>: Patches van het tijdelijke geheugen versturen.
4. Zorg dat het externe MIDI-apparaat de gekozen
data kan ontvangen en raak <Execute> aan om de overdracht te starten.
Tijdens de overdracht beeldt het display de Transmit-
19
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
ting…”-boodschap af. Eens de data verzonden zijn, ver­schijnt de boodschap COMPLETED!.
TIP
Druk op <ABORT> om de overdracht te staken.
Naam geven aan uw patch (PATCH Name)
Ziehier hoe u aan uw kersverse patch een naam geeft alvorens hem op te slaan.
1. Kies de patch die u wilt benoemen (indien
nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Name> aan.
Het PATCH Name-venster verschijnt.
4. Raak de alfabetische of numerieke buttons in
het display aan om de nieuwe naam in de tekst­balk in te voeren.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <><>: Brengt de cursor naar de gewenste positie bin-
nen het tekstvak. <SHIFT>: Activeer hem om hoofdletters of symbolen in
te voeren. <Insert>: Zet deze aan, wanneer u op de plaats van de
cursor een teken wilt invoegen.
<Clear>: Wist alle tekens in het tekstvak. <Delete>: Wist het teken op de plaats van de cursor. <Back>: Wist het teken vóór de cursor.
TIP
U kunt de cursor ook verplaatsen door op [ ][ ] te drukken. Met [ ] verandert u het teken op de plaats van de cursor in een hoofdletter. Met [ ] maakt u er een kleine letter van.
5. Raak <OK> aan, als u klaar bent met het invoe-
ren van de naam.
Patches opslaan (PATCH Write)
Alle wijzigingen, die u maakt, zijn tijdelijk en gaan verloren, wanneer u de stroom uitzet of een ander geluid selecteert. Om de gewijzigde versie te bewaren moet u ze in de VC-2 opslaan.
Als u ook maar iets aan een patch wijzigt, verschijnt in de lin­ker bovenhoek van het display de EDITED-boodschap. Als u de patch eenmaal in de VC-2 hebt opgeslagen, verdwijnt de EDITED-boodschap.
Tijdens de opslag van uw wijzigingen overschrijft u de instellingen in het geheugen van bestemming.
1. Kies de patch die u wilt opslaan (indien nodig).
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Write> aan.
Het PATCH Write-venster verschijnt.
4. Kies met de VALUE-regelaar het patchgeheu-
gen van bestemming.
Indien nodig, kunt u <ReName> aanraken en de naam van de bronpatch wijzigen.
Druk op <Compare> om de patch in het geheugen van bestemming te kunnen beluisteren.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
Patch in het geheugen van bestem­ming beluisteren (Compare)
Alvorens de nieuwe patch op te slaan kunt u de patch in het geheugen van bestemming beluisteren om na te gaan of hij wel degelijk mag worden overschreven. Zo is het vrijwel uit­gesloten dat u klanken overschrijft die u eigenlijk nog nodig hebt.
1. Zie Patches opslaan (PATCH Write) tot aan
stap 4 voor het kiezen van het geheugen van bestemming.
2. Raak <Compare> aan om deze functie in te
schakelen.
Nu kunt u de patch aansturen, die zich op dit moment in het gekozen geheugen bevindt.
20
3. Speel een paar noten om u ervan te overtuigen
dat u de patch in het geheugen van bestemming niet meer nodig hebt.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Patches wissen (PATCH Delete)
1. Kies de patch die u wilt wissen (indien nodig).
Bij gebruik van de Compare-functie klinken de patches soms anders dan onder normale omstandigheden.
4. Om uw wijzigingen in een ander patchgeheugen
op te slaan moet u dat nu met de VALUE-rege­laar kiezen.
5. Raak <Execute> aan om de data op te slaan.
Controle-instellingen kopiëren (Patch Controller Copy)
1. Kies de patch met de controle-instellingen die u
ook elders wilt gebruiken.
2. Raak rechtsboven in het display <▼MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Ctrl> aan.
Het Patch Controller Copy-venster verschijnt.
4. Kies met de VALUE-regelaar het geheugen van
bestemming.
Als u voor Destination FROM en TO dezelfde user­patch kiest, wordt alleen dat geheugen gekopieerd.
Door voor Destination FROM en TO verschillende userpatches te kiezen kunt u meerdere patches kopiëren.
Als u Destination op INIT PATCH zet, wordt de kopie niet uitgevoerd.
De controle-instellingen van het Source-veld worden gekopieerd. De inhoud daarvan verschilt naar gelang het patchalgoritme. Als de patches in het Source- en Des­tination-veld niet hetzelfde algoritme hanteren, worden alleen de gemeenschappelijke instellingen gekopieerd.
5. Raak <Execute> aan om de kopie uit te voeren.
2. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
3. Raak in het afrolmenu <PATCH Delete> aan.
Het PATCH Delete List-venster verschijnt.
4. Selecteer uit de lijst de patch, die u wilt verwij-
deren.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-] de gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <P001-U192>: Oproepen van de buttons P001~U192 aan
weerszijden van het display. <U193-U448>: Oproepen van de buttons U193~U448 aan
weerszijden van het display. <Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display.
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina. < >> >: Springen naar de volgende pagina.
5. Raak <Execute> aan om de data te wissen.
Presetpatches kunt u niet wissen.
Patches uit een lijst selecteren (PATCH List)
TIP
Op de Top-pagina van de Patch-mode kunt u het PATCH List-venster openen door het algoritme links-
boven in het display aan te raken.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <PATCH List> aan.
Het PATCH List-venster verschijnt.
3. Selecteer een patch uit de lijst.
21
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-] de gewenste patch. Patches kunt u tevens selecteren door ze aan te raken.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <P001-U192>: Oproepen van de buttons P001-U192 aan
weerszijden van het display. <U193-U448>: Oproepen van de buttons U193-U448 aan
weerszijden van het display. <Algorithm>: Oproepen van de algoritmebuttons aan
weerszijden van het display.
< << >: Terugkeren naar de vorige pagina. < >> >: Springen naar de volgende pagina.
4. Druk op <OK> om de patchkeuze te bevestigen.
Andere microfooninstellingen kiezen
De VC-2 biedt plaats aan acht microfooninstellingen. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan om een afrol-
menu te openen. Kies daar dan één van de acht sjablonen (templates).
Eventuele instellingswijzigingen worden automatisch onthouden en ook elders gebruikt.
Microfooninstellingen benoemen (Setting Name)

Top-pagina

Om naar de openingspagina terug te gaan moet u in het onderste gedeelte van het display <Top> aanraken.
Zie Eerste pagina van de Patch-mode (blz. 14).

SYSTEM MIC Setting-pagina

Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display <Mic Setting> aanraken.
Patches, die op het Keyboard~-algoritme berusten, hebben deze pagina niet.
Indien nodig, kunt u uw microfooninstellingen een naam geven.
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Setting Name> aan.
De “MIC Setting Name”-pagina verschijnt.
3. Raak de alfabetische of numerieke buttons in
het display aan om de nieuwe naam in de tekst­balk in te voeren.
De buttons in het venster hebben de volgende functies: <><>: Brengt de cursor naar de gewenste positie bin-
nen het tekstvak. <SHIFT>: Activeer hem om hoofdletters of symbolen in
te voeren. <Insert>: Zet deze aan, wanneer u op de plaats van de
cursor een teken wilt invoegen.
<Clear>: Wist alle tekens in het tekstvak. <Delete>: Wist het teken op de plaats van de cursor. <Back>: Wist het teken vóór de cursor.
TIP
U kunt de cursor ook verplaatsen door op [ ][ ] te drukken. Met [ ] verandert u het teken op de plaats van de cursor in een hoofdletter. Met [ ] maakt u er een kleine letter van.
22
4. Raak <OK> aan, als u klaar bent met het invoe-
ren van de naam.
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
PRE-EFX Type (pre-effecttypen)
Er zijn drie pre-effecten: een compressor, een limiter en een ruisonderdrukker. Daarmee kunt u o.a. het niveau van het geluid vormen.
Noise Suppressor: Dit effect laat het oorspronkelijke geluid onaangetast, maar onderdrukt brom en andere bijgeluiden op stille plaatsen.
Compressor: Door hoge niveaus te reduceren en lage niveaus op te halen strijkt dit effect al te grote volumevariaties glad.
Limiter: Door signalen, die het ingestelde volumeniveau over­schrijden, te comprimeren voorkomt dit effect oversturing.
OFF
Er wordt geen pre-effect gebruikt.
EQ LOW/MID/HIGH (3-bands equalizer)
Parameter Instelling Verklaring
EQ LOW
EQ MID Freq 50, 63, 80, 100, 125, 160,
EQ HIGH
Freq 50, 63, 80, 100, 125, 160,
200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000 Hz
Gain -15– +15 dB Hiermee kunt u de
200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000, 5000, 6300, 8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Q 0.3, 0.4, 0.6, 0.8, 1.0, 1.5,
2.0, 2.5. 3.0, 3.5, 4.0, 5.0,
6.0, 7.0, 8.0, 10.0, 12.0,
14.0, 16.0, 18.0, 20.0
Gain -15– +15 dB Niveau van de mid-
Freq 2000, 4000, 5000, 6300,
8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Gain -15– +15 dB Hiermee haalt u de
Kies hier de basfre­quentie.
gekozen frequentie ophalen/afzwakken. Met (+) waarden ver­sterkt u de lage tonen.
Frequentie van de middentonen.
Hiermee bepaalt u de breedte van de mid­denband. Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte frequentieband wordt.
dentonen. Met (+) waarden haalt u de middentonen op.
Kies hier de frequen­tie van de hoge tonen.
gekozen frequentie op c.q. zwakt u ze af. Met positieve (+) waarden versterkt u de hoge tonen.
Parameter Instelling Verklaring
MIC LEVEL 0–127 Hiermee stelt u het
microfoonvolume in. * Deze parameter is met MIC Level op de Top-pagina ver­bonden.
NS-COMP
De compressor en de ruisonderdrukker zijn actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparame­ters.
NOISE SUPRESSOR
Parameter
Thres (Threshold Level)
Release (Release Time)
Instelling
-60–0 dB Slaat op het niveau (drempelwaarde)
0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume
Verklaring
waarop de signaalonderdrukker begint te functioneren. Als het signaal onder het gespecificeerde niveau zakt, wordt het onderdrukt.
tot 0 zakt, wanneer de ruisonderdruk­ker begint te werken.
COMPRESSOR
Parameter
Gain 0–127 Niveau van het uitgangssignaal. Attack
(Attack Time)
Release (Release Time)
Level (Out­put Level)
Instelling
0–127 Hiermee bepaalt u hoe lang het bewerkte
0–127 Bepaalt hoe snel de compressor weer uit-
0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
signaal ongemoeid wordt gelaten.
gaat eens het signaalniveau onder de drem­pel zakt.
* Deze parameter is met MIC Level op de Top-pagina verbonden.
NS-LIMIT
De limiter en ruisonderdrukker zijn actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparame­ters.
Zie NS-COMP voor een beschrijving van de ruisonder­drukker.
23
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
LIMITER
Parameter
Thres (Threshold Level)
Attack (Attack Time)
Release (Release Time)
Ratio 2:1–IN
Level (Out­put Level)
Instelling
-40– 0 dB
0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel de limiter in
0–127 Hiermee bepaalt u hoe lang de limiter nog
F:1 0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
Vertegenwoordigt het niveau dat het sig­naal moet halen om de limiter te activeren.
werking treedt eens het signaalniveau boven de drempel komt te liggen.
actief blijft eens het signaalniveau onder de drempel is gezakt.
Vertegenwoordigt de compressieverhou­ding.
* Deze parameter is met MIC Level op de Top-pagina verbonden.
NOISE SUP
Alleen de ruisonderdrukker is actief.
Zie OFF (blz. 23) voor een beschrijving van de equalizer­parameters.
NOISE SUPRESSOR
Parameter
Thres (Threshold Level)
Release (Release Time)
Level (Out­put Level)
Instelling
-60–0 dB Slaat op het niveau (drempelwaarde)
0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume
0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
waarop de ruisonderdrukker begint te werken. Als het signaal onder het gespe­cificeerde niveau zakt, wordt het onder­drukt.
tot 0 zakt, wanneer de ruisonderdruk­ker begint te werken.
* Deze parameter is met “MIC Level op de Top-pagina verbonden.

Carrier-pagina

Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display <Carrier> aanraken.
OSC
OSC 1/OSC 2
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor het
Analog-oscillatortype.
Parameter
Wave Hiermee kiest u de golfvorm.
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau. Pan L64–0–
Pulse Width -63–
SubOSC OFF,
SubLvl 0–127 Hiermee bepaalt u het volume van de toe-
Detune -63–
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor het
PCM-oscillatortype.
Parameter
Wave Hiermee kiest u de golfvorm.
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau. Pan L64–0–
Offset 0–15 Kies hier de plaats vanaf waar de golfvorm
Instelling
63R
+63
-2,
-1, 0
+63
Instelling
63R
Verklaring
* De beschikbare golfvormen verschillen
naar gelang het patchalgoritme.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Hiermee kunt u de modulatiegolfvorm wij­zigen.
Hier kunt u een kopie van de gekozen golf­vorm activeren. OFF: Geen geluid. –2: De toegevoegde golfvorm is 2 octaven lager. –1: De toegevoegde golfvorm is 1 octaaf lager. 0: De toegevoegde golfvorm hanteert dezelfde toonhoogte.
gevoegde golfvorm. Hiermee bepaalt u de ontstemming van de
toegevoegde golfvorm.
Verklaring
* De beschikbare golfvormen verschillen
naar gelang het patchalgoritme.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
moet worden weergegeven.
Patches, die op het Poly PShift-algoritme berusten, hebben deze pagina niet.
Voor patches, die het Processor~-algoritme hanteren, ziet de Carrier-pagina er iets anders uit. Zie ook “‘Car­rier-pagina voor Processor~-algoritmen (blz. 27).
24
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
PITCH
OSC1 PITCH
Parameter
OctShift (Octave Shift)
Instelling
4~+4 Hiermee kunt u OSC1 in octaafstappen
Verklaring
hoger en lager transponeren (±4 octaven).
OSC2 PITCH
Parameter
Coarse (grove stem­ming)
Fine (fijnstem­ming)
PitchKF (Pitch Key Follow)
Instelling
-48– +48 Laat toe de oscillator in stappen van halve
-50– +50 Laat toe de oscillator in stappen van 1 cent
-200– +200
Verklaring
tonen hoger of lager te stemmen (±4 octa­ven).
fijn te stemmen (±50 cent).
Hiermee bepaalt u in welke mate de toon­hoogte verandert, wanneer u de noot speelt, die zich één octaaf (d.w.z. 12 halve tonen) boven de huidige noot bevindt. Om te zorgen dat de toonhoogte één octaaf stijgt (normaal gebruik) moet u hier +100 kiezen. Als de toonhoogte twee octaven moet klimmen, stelt u dit in op +200. Kies een negatieve waarde, als de toonhoogte moet dalen naarmate u hogere noten speelt. Als u “0” kiest, speelt u met alle toetsen dezelfde toonhoogte.
GLIDE
Parameter
Time 0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel de toonhoogte
OSC1/2 Depth
Instelling
-63– +63
Verklaring
mag veranderen. Stel hier het maximale toonhoogteverschil
in.
VIBRATO
Parameter Instelling Verklaring
Type NORMAL,
Rate 0–127 Bepaalt de vibratosnelheid. OSC1/2
Depth OSC1/2
ModDepth
FEMALE1, FEMALE2, MALE
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate OSC1 en
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met
Kies hier het gewenste vibratotype.
OSC2 van vibrato worden voorzien.
Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp OSC1 of OSC2 van vibrato kan voorzien.
EQ GROWL
EQUALIZER
Mid 1/Mid 2
Parameter Instelling Verklaring
Freq 50, 63, 80, 100, 125,
160, 200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000, 5000, 6300, 8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0, 4.0,
8.0
Gain -15– +15 dB Niveau van de middentonen.
Frequentie van de midden­tonen.
Hiermee bepaalt u de breedte van de middenband. Hoe gro­ter de Q-waarde, hoe smal­ler de bewerkte band wordt.
Met (+) waarden haalt u de middentonen op.
GROWL
Parameter
GrowlSw OFF,ONHiermee schakelt u het growl-effect in/
Intensity 0–127 Hiermee bepaalt u de modulatie-intensiteit. ModDepth -63–
Speed 0–127 Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid. ModDepth -63–
Instelling
+63
+63
Verklaring
uit.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con- troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp modulatie kan toevoegen.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con- troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de modulatiesnelheid kan beïnvloeden.
TVA
Level
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de patch. LevelKF
(Level Key Follow)
Instelling
-200– +200
Verklaring
Met deze parameter zorgt u dat het volume van de patch in functie staat van de gespeelde noten. In relatie tot het volume van de C5 (middelste C) zorgen positieve (+) instellingen dat het volume toeneemt voor noten die hoger zijn dan de C5, terwijl negatieve (–) waarden zorgen dat het volume afneemt voor noten die hoger zijn dan de C5. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
25
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Parameter
VeloSens -63–
LevelMod­Depth
Instelling
+63
-63– +63
Verklaring
Het volume van de patch kan ook via de aanslag worden gewijzigd. Wilt u bv. dat het volume toeneemt, wanneer u hard aan­slaat, dan moet u hier een positieve waarde (+) kiezen. Moet het volume bij een harde aanslag wat dalen, dan kiest u hier een negatieve waarde (–).
Hier bepaalt u in welke mate de met Con- troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het volume kan beïnvloeden.
Pan
Parameter
Pan L64–0–
PanKF (Pan Key Follow)
PanMod­Depth
Instelling
63R
-200– +200
-63– +63
Verklaring
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Met deze parameter kunt u de stereopositie in functie stellen van de gespeelde noten. Positieve (+) instellingen betekenen dat noten rechts van de C5 (middelste C) steeds verder naar rechts gepand worden. Negatieve (–) instellingen zor- gen dat noten rechts van de C5 naar links wor­den gepand. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Hier bepaalt u in welke mate de met Con- troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de stereopositie kan beïnvloeden.
Attack
Parameter
Time 0–127 Bepaalt de aanzet van de envelope (de tijd
VeloSens -63–
Instelling
+63
Verklaring
vanaf het indrukken van een toets tot het envelopeniveau de maximale waarde bereikt).
Hiermee zorgt u dat de attack naar gelang de aanslagwaarden varieert. Als de attack voor krachtig gespeelde noten sneller moet worden, moet u hier een positieve waarde (+) instellen. Om bij hard aangeslagen noten een tragere over­gang te verkrijgen moet u hier een negatieve waarde (–) kiezen.
Release
Parameter
Time 0–127 Bepaalt de release van de envelope (de tijd
Instelling
Verklaring
vanaf het loslaten van een toets tot het envelopeniveau de waarde 0 bereikt).
CTRL
KEY ASSIGN
Parameter
Mono/Poly MONO,
LegatoSw OFF, ON Legato is alleen beschikbaar, wanneer de
Instelling
POLY
Verklaring
Geeft aan of de patch monofoon of poly­foon is. De Mono-instelling is handig voor soloklanken zoals saxofoon of fluit. MONO: Alleen de laatst gespeelde noot klinkt. POLY: U kunt akkoorden spelen.
Mono/Poly-parameter op Mono is ingesteld. Deze instelling geeft aan of de legatofunctie wordt gebruikt (ON) of niet (OFF). Door de legatoschakelaar op ON te zetten zorgt u dat de toonhoogte naar de nieuw gespeelde noot glijdt, wanneer u de toets van de eerder gespeelde noot nog ingedrukt houdt (het geluid stopt dus niet). Dit geeft een vloeiende over­gang tussen de noten, wat handig is voor het simuleren van hammering-on- en pulling-off-technieken van gitaristen.
PORTAMENTO
Portamento is een effect, dat de toonhoogte van de eerst gespeelde noot geleidelijk laat overgaan naar de toonhoogte van de volgende noot. Door portamento toe te passen, wan­neer de Mono/Poly-parameter monofoon is, kunt u glij­dende speeltechnieken op een viool of een gelijksoortig instru­ment simuleren.
Parameter Instelling Verklaring
PortaSw OFF,
ON
Mode NORMAL,
LEGATO
Type RATE,
TIME
Time 0–127 Tijdens het gebruik van portamento
Geeft aan of portamento wordt toege­past (ON) of niet (OFF).
Hiermee bepaalt u wanneer het porta­mento-effect precies beschikbaar is. NORMAL: Het portamento-effect is altijd actief. LEGATO: Er wordt alleen porta­mento toegepast, wanneer u legato (gebonden noten) speelt.
Hiermee kiest u het type portamento­effect. RATE: De snelheid van de overgan­gen hangt af van de afstand tussen de twee noten. TIME: De overgangssnelheid is con­stant en hangt dus niet af van de gespeelde intervallen.
bepaalt deze parameter hoe snel de toonhoogte verandert. Hogere instel­lingen zorgen ervoor dat de overgang naar de volgende noot langer duurt.
26
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
BENDER
Parameter
Range 0–48 Hiermee bepaalt u (in halve tonen) in welke
Instelling
Verklaring
mate de toonhoogte verandert, wanneer u de pitchbend-hendel helemaal naar links/ rechts schuift. Voorbeeld: wanneer deze parameter is ingesteld op 48 en u de pitchbend-hendel helemaal naar links beweegt, daalt de toonhoogte 4 octaven. Als u hier 12 kiest, wordt de toonhoogte één octaaf verhoogd, wanneer u de hendel helemaal naar rechts schuift.
Carrier-pagina voor Processor~-algoritmen
TVA
Level
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de patch. ModDepth -63–
Pan
Parameter
Pan L64–0–
ModDepth -63–
Instelling
+63
Instelling
63R
+63
Verklaring
Hier bepaalt u in welke mate de met Con­troller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het
volume kan beïnvloeden.
Verklaring
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. “L64” is uiterst links, “0” verte­genwoordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Hier bepaalt u in welke mate de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speel­hulp de stereopositie kan beïnvloeden.

Wave-pagina

Voor patches, die het Keyboard~-algoritme hanteren, roept u de Wave-pagina op door onderaan het display op <Wave> te drukken.
OSC
WAVE
Parameter Instelling Verklaring
Wave Hier kunt u een preset- of geïmpor-
Tempo Sync OFF,
Key Mode NORMAL,
ON
ALWAYS
VARI
Parameter
Pitch -63–
ModDepth -63–
Time -63–
ModDepth -63–
Formant -63–
ModDepth -63–
Instelling
+63
+63
+63
+63
+63
+63
teerde golfvorm kiezen. Hiermee bepaalt u of de golfvorm al
(ON) dan niet (OFF) met het gehan­teerde tempo wordt gesynchroni­seerd.
NORMAL: De weergave begint bij het indrukken van een toets en stopt, wanneer u de toets loslaat. ALWAYS: De weergave begint bij het indrukken van een toets en blijft maar doorlopen.
Verklaring
Hier kunt u de toonhoogte instellen.
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de toon­hoogte kan beïnvloeden.
Hiermee bepaalt u in welke mate de weer­gavesnelheid (tijd) varieert.
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp de weer­gavesnelheid beïnvloedt.
Hiermee bepaalt u de variatiegraad van het stemkarakter (formant).
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stem­karakter kan beïnvloeden.
TVA
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de golfvorm. ModDepth -63–
Instelling
+63
Verklaring
Bepaalt in welke mate de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het golf­vormvolume kan beïnvloeden.
27
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Vocoder-pagina
Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display <Vocoder> aanraken.
Patches, die op het Poly PShift-algoritme berusten, hebben deze pagina niet.
VOCODER
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van de vocoder. Atk 0–100 Hiermee bepaalt u de aanzet van het voco-
Rel 0–100 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume tot
LevelMod­Depth
NATURAL VOICE
Parameter
Level 0–127 Hiermee regelt u het uitgangsvolume van
RevSend 0–127 Hiermee bepaalt u het galmaandeel. LevelMod-
Depth
UNVOICE
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Level 0–127 Hiermee bepaalt u hoe nadrukkelijk de her-
Detect 1–50 Gevoeligheid voor de herkenning van
Instelling
-63– +63
Instelling
-63– +63
Instelling
Verklaring
dergeluid.
* Patches, die het Vocoder~- of Proces­sor Type 2-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet.
0 zakt, wanneer de vocoder stopt met werken.
* Patches, die het Vocoder~- of Proces­sor Type 2-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet. Bepaalt in hoeverre de met Controller
(blz. 29) gedefinieerde speelhulp het voco­dervolume kan beïnvloeden.
Verklaring
het microfoonsignaal (dat niet bewerkt wordt) c.q. (voor Keyboard~-patches) van de onbewerkte golfvorm.
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stem­volume kan beïnvloeden.
Verklaring
kende medeklinkers in het vocodersignaal aanwezig moeten zijn.
stemloze medeklinkers.
Formant
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter Instelling Verklaring
Type 00: FLAT–
15: STFEM2
Kies hier het gewenste formanttype.
TONE
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Tone 0–127 Hiermee regelt u de helderheid van het
Instelling
Verklaring
geluid.
Hold Dump
Parameter
Time 0–127 Het karakter van het via INPUT ontvangen
Instelling
Verklaring
signaal kunt u met een voetschakelaar vasthouden. Hier bepaalt u hoe snel dat holdeffect verdwijnt, wanneer u de voet­schakelaar loslaat.
AutoNoteSw
* Patches, die het “Keyboard~”- of “Processor~”-algoritme
hanteren, hebben deze parameter niet.
Als deze parameter actief is, wordt de toonhoogte van het microfoonsignaal geanalyseerd. De VC-2 werkt dan ook, wan­neer u geen noten op het klavier speelt.

Poly Pitch Shifter-pagina

Voor patches, die het Poly PShift-algoritme hanteren, roept u de Wave-pagina op door onderaan het display op <Poly Pitch Shifter> te drukken.
OSC
OSC 1/OSC 2
Parameter Instelling Verklaring
Formant Style
Formant -63– +63 Hiermee bepaalt u de breedte van de
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsni-
00: FLAT– 10: IMPROV
Kies hier het gewenste formanttype (stemkarakter).
formantvariatie.
veau.
28
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
Parameter Instelling Verklaring
Pan L64–0–63R Hiermee bepaalt u de stereopositie
FmtKF -200– +200 Geeft aan in welke mate de For-
OSC 2 switch
OFF, ON
van de patch. L64 is uiterst links,
0 vertegenwoordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
mant-waarde door de gespeelde noten wordt beïnvloed.
Schakelt OSC2 in/uit.
POLY PITCH SHIFTER
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van de poly pitchshifter. ModDepth -63–
Instelling
+63
Verklaring
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het pitchshifter-volume kan beïnvloeden.
NATURAL VOICE
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
RevSend 0–127 Hiermee bepaalt u het galmaandeel. ModDepth -63–
Instelling
+63
Verklaring
(dat niet bewerkt wordt).
Bepaalt in hoeverre de met Controller (blz. 29) gedefinieerde speelhulp het stem­volume kan beïnvloeden.
UNVOICE
Parameter
Level 0–127 Hiermee bepaalt u hoe nadrukkelijk de her-
Detect 1–50 Gevoeligheid voor de herkenning van
Instelling
Verklaring
kende medeklinkers in het vocodersignaal aanwezig moeten zijn.
stemloze medeklinkers.
PITCH/EQ GROWL/TVA/CTRL
Zie PITCH (blz. 25), EQ GROWL (blz. 25), TVA (blz. 25) en CTRL (blz. 26) onder “‘Carrier-pagina.
AutoNoteSw
Als deze parameter actief is, wordt de toonhoogte van het microfoonsignaal geanalyseerd. De VC-2 werkt dan ook, wan­neer u geen noten op het klavier speelt.
Controller
Keuze van de speelhulp voor de beïnvloeding van “Mod- Depth of ~ModDepth”.
OFF: Geen beïnvloeding. CC01~31, 33~95: Controlenummer CC1~31, 33~95 BEND: Pitchbend, AFT: Aftertouch +PAD-X: Het midden van de Time Trip-pad is 0. De
rechterkant vertegenwoordigt het +- en de linkerkant het “–”-bereik.
+PAD-Y: Het midden van de Time Trip-pad is 0. De bovenkant vertegenwoordigt het +- en de onderkant het “–”-bereik.
PAD-X: De linkerrand van de Time Trip-pad is 0. De rechterkant vertegenwoordigt het +-bereik.
PAD-Y: De onderkant van de Time Trip-pad is 0. De bovenkant vertegenwoordigt het +-bereik.
* +PAD-X, +PAD-Y, PAD-X en PAD-Y werken alleen,
wanneer de TIME TRIP PAD [ASSIGNABLE]-indica-
tor op het frontpaneel oplicht.
TRIP-R: De buitenkant van de Time Trip-pad is 0. Het midden vertegenwoordigt het +-bereik.
* TRIP-R werkt alleen, wanneer de TIME TRIP PAD
[TIME TRIP]-indicator op het frontpaneel oplicht.
BEAM-L: D Beam-controller (links) BEAM-R: D Beam-controller (rechts)
* BEAM-L/R werkt alleen, wanneer de D BEAM [ASSIG-
NABLE]-indicator op het frontpaneel oplicht.
KNOB1: C1-regelaar, KNOB2: C2-regelaar VELO: aanslagwaarden, KEYF: toonhoogteverloop
*“VELO” en “KEYF” bestaan niet op de “Controller”-
pagina voor “Wave”-algoritmen c.q. voor “Processor~
”-patches.
BREATH: Volume van de microfoon
29
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)

Effect-pagina

CHO (chorusschakelaar)
Hiermee schakelt u de chorus in/uit.
Om naar deze pagina te gaan moet u onderaan het display <Effect> aanraken.
Routing
MFX (MFX-schakelaar)
Hiermee schakelt u de MFX in of uit.
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [MFX] op het frontpa­neel verbonden.
MFX Type
Hier kunt u één van de 41 beschikbare MFX-typen kiezen. Voor details over de MFX-parameters zie “‘MFX-parame­ters (blz. 70).
Instelling: 00 (Thru)~41
MFX Master Level
Hiermee regelt u het uitgangsniveau van de MFX-processor. Instelling: 0~127
MFX To CHO (chorusaandeel van de MFX)
Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-uitgangssignaal door de chorus wordt bewerkt. Kies 0, als u hier geen cho­rustoevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [CHORUS] op het front­paneel verbonden.
CHO Type (chorustype)
Met deze parameter kunt u één van de 8 beschikbare chorus­typen selecteren. Zie Chorusparameters (blz. 88) voor meer details.
Instelling: 00 (Off)~08
CHO Master Level (chorusniveau)
Hiermee regelt u het niveau aan de uitgang van de chorus. Instelling: 0~127
CHO To REV (galmaandeel van de chorus)
Stelt de hoeveelheid reverb in voor het uitgangssignaal van de chorus. Kies 0, als u hier geen galmtoevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
REV (reverbschakelaar)
Schakelt de reverb in/uit.
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [REVERB] op het front­paneel verbonden.
MFX To REV (galmaandeel van de MFX)
Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-uitgangssignaal door de reverb wordt bewerkt. Kies 0, als u hier geen galm­toevoeging nodig hebt.
Instelling: 0~127
30
REV Type (galmtype)
Met deze parameter kunt u telkens één van de 14 galmtypen kiezen. Zie ook Reverbparameters (blz. 89).
Instelling: 00 (Off)~14
REV Master Level (uitgangsniveau van de chorus)
Regelt het volume aan de uitgang van de reverbprocessor. Instelling: 0~127
Patches aanmaken/editen (Patch-mode)
MFX
MFX Type
Hier kunt u één van de 41 beschikbare MFX-typen kiezen. Voor details over de MFX-parameters zie “‘MFX-parame­ters (blz. 70).
Instelling: 00 (Thru)~41 Hier kunt u de MFX-parameters van het effect instellen dat u
met MFX Type gekozen hebt. Zie ook “‘MFX-parameters (blz. 70).
TIP
Raak <List> aan om het MFX List-venster te openen waar u het gewenste MFX-type kunt selecteren.
MFX (MFX-schakelaar)
Hiermee schakelt u de MFX in of uit.
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [MFX] op het frontpa­neel verbonden.
CHO
CHO Type (chorustype)
Met deze parameter kunt u één van de 8 beschikbare chorus­typen selecteren. Zie Chorusparameters (blz. 88) voor meer details.
Instelling: 00 (Off)~08 Hier kunt u de parameters van het met CHO Type gekozen
effect instellen. Zie ook Chorusparameters (blz. 88).
CHO (chorusschakelaar)
Hiermee schakelt u de chorus in/uit.
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [CHORUS] op het front­paneel verbonden.
REV
REV Type (galmtype)
Met deze parameter kunt u telkens één van de 14 galmtypen kiezen. Zie ook Reverbparameters (blz. 89).
Instelling: 00 (Off)~14 Hier kunt u de parameters van het effect instellen dat u met
REV Type gekozen hebt. Zie ook Reverbparameters (blz. 89).
TIP
Raak <List> aan om in het dan verschijnende Reverb List-venster het benodigde effecttype te kunnen kiezen.
REV (reverbschakelaar)
Schakelt de reverb in/uit.
Instelling: (uit), (aan)
TIP
Deze parameter is met EFFECTS [REVERB] op het front­paneel verbonden.
TIP
Raak <List> aan om het Chorus List-venster te openen waar u het benodigde chorustype uit een lijst kunt selec­teren.
31

Werken met golfvormen (Wave-mode)

Importeren van golfvormen
Schakel de VC-2 (V-Synth) nooit uit, terwijl u in de Wave­mode aan het werken bent. Anders beschadigt u namelijk belangrijke bestanden.
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <WAVE> aan.
De “Wave”-pagina verschijnt.
De op deze pagina doorgevoerde wijzigingen moet u (indien nodig) opslaan. Druk rechtsonder in het display op <Save> om naar de Disk Save Project-pagina te gaan. Daar kunt u het project naar de VC-2-pagina weg­schrijven. Zie de stappen 4 en volgende onder Project naar de VC-2-kaart wegschrijven (Save Project) (blz. 38).
(Wave Import)
U kunt golfvormen in het werkgeheugen importeren.
De data worden altijd in nog vrije golfvormlocaties opge­slagen. Als er geen vrije golfvormgeheugens meer zijn, kunt u niets importeren.
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <WAVE> aan.
De “Wave”-pagina verschijnt.
3. Raak <Import> aan.
De “Wave Import”-pagina verschijnt.
4. Raak <Int> aan om data van het interne geheu-
gen te importeren. Met <Card> kiest u de VC-2­kaart als bron.
32
5. Selecteer uit de lijst het bestand dat u wilt
importeren.
U kunt hier gebruik maken van de volgende functies door op de toegewezen button te drukken.
Prevw: Het geselecteerde bestand (.wav/.aif) eerst even beluisteren.
Info: Informatie over het geselecteerde bestand opvra­gen.
Mark All: Alle bestanden/mappen markeren. Mark: Het gekozen bestand/de gekozen map markeren. Open: De geselecteerde map openen. Close: Naar de vorige (hoger gelegen) map gaan.
6. Raak <OK> aan.
Het WARNING-venster verschijnt.
TIP
Raak <CANCEL> aan om de procedure nu al te annule­ren.
Werken met golfvormen (Wave-mode)
7. Raak <EXECUTE> aan om de functie uit te voe-
ren.
Werken met de Wave Browser
Indien nodig, kunt u een lijst van alle golfvormen in het werk­geheugen opvragen.
U kunt hier gebruik maken van de volgende functies door op de toegewezen button te drukken.
Top: Springen naar het begin van de lijst. End: Springen naar het einde van de lijst. Info: Informatie over het geselecteerde bestand opvra-
gen.
Prevw: Het geselecteerde bestand (.wav/.aif) beluisteren. Search Empty: Kiezen van het eerste vrije golfvormge-
heugen.
Golfvorm kopiëren (WAVE Copy)
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <WAVE Copy> aan.
Het WAVE Copy-venster verschijnt.
3. Breng de cursor naar Source en selecteer de
te kopiëren golfvorm.
4. Breng de cursor naar Destination en selec-
teer het geheugen van bestemming.
5. Raak <Execute> aan om de kopie uit te voeren.
5. Raak <Execute> aan om de verplaatsing uit te
voeren.
Golfvormen uitwisselen (WAVE Exchange)
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <WAVE Exchange> aan.
Het WAVE Exchange-venster verschijnt.
3. Breng de cursor naar Source en selecteer de
eerste van de twee golfvormen.
4. Breng de cursor naar Destination en selec-
teer het tweede geheugen voor de uitwisseling.
5. Raak <Execute> aan om de uitwisseling uit te
voeren.
Golfvorm wissen (WAVE Delete)
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <WAVE Delete> aan.
Het WAVE Delete List-venster verschijnt.
3. Selecteer de sample die u uit de lijst wilt verwij-
deren.
Kies met de VALUE-regelaar of [INC/+][DEC/-] de gewenste golfvorm. Golfvormen kunt u tevens selecteren door ze aan te raken.
4. Raak <Execute> aan.
Golfvorm verplaatsen (WAVE Move)
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <WAVE Move> aan.
Het WAVE Move-venster verschijnt.
3. Breng de cursor naar Source en selecteer de
te verplaatsen golfvorm.
4. Breng de cursor naar Destination en selec-
teer het geheugen van bestemming.
33

Overkoepelende instellingen (System-mode)

Instellingen, die de VC-2 in zn geheel beïnvloeden, zoals de algemene stemming en de ontvangst van MIDI-commandos, noemen we systeemfuncties. Dit hoofdstuk legt uit hoe u die systeemfuncties instelt en wat die parameters precies doen.
Instellen van de systeem­parameters
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <SYSTEM> aan.
De “SYSTEM Com Master”-pagina verschijnt. De parameters zijn ingedeeld in verschillende groepen.
3. Raak één van de buttons in het display aan om
de groep met de benodigde parameters te selecteren.
4. Raak links in het display één van de tabs aan
om naar de gewenste editpagina te gaan.
5. Druk op de parameter die u wilt editen.
6. Breng de cursor naar het waardehokje van de
parameter wiens waarde u wilt wijzigen. Stel de gewenste waarde vervolgens met de VALUE­regelaar of [INC/+]/[DEC/-] in. U kunt een waarde ook wijzigen door over het touchscreen te sle­pen.
7. Herhaal stap 3~6 om ook de andere parameters
in te stellen.
Systeeminstellingen opslaan (Write)
De wijzigingen van de System-mode worden gewist, wanneer u het instrument uitschakelt. Om ze niet te verliezen moet u ze in de VC-2 opslaan.
1. Stel de System-parameters naar wens in en
raak <Write> rechtsonder in het display aan.
Systeeminstellingen initialiseren (Init)
De huidige instellingen van de systeemparameters kunnen worden teruggebracht naar de fabrieksinstellingen.
1. Raak rechtsonder in het display <Init> aan.
Het WARNING-venster verschijnt.
TIP
Raak <CANCEL> aan om de procedure nu al te annule­ren.
2. Raak <EXECUTE> aan om de functie uit te voe-
ren.
TIP
Om te zorgen dat de VC-2 (V-Synth) na het inschakelen opnieuw de fabrieksinstellingen hanteert moet u op <Write> drukken.
Informatie over de VC-2 opvragen (Information)
1. Raak rechtsboven in het display <MENU> aan.
Er verschijnt een afrolmenu.
2. Raak in het afrolmenu <Info> aan.
De “Information”-pagina verschijnt. Slaat op de systeemversie van de VC-2.
3. Sluit het venster door op <EXIT> te drukken.

Systeemparameters

Tijdens de opslag van uw wijzigingen overschrijft u de instellingen in het geheugen van bestemming. Indien nodig, kunt u echter weer de fabrieksinstellingen laden.
34
Laten we nu kijken waar de System-parameter voor staan en hoe ze zijn ingedeeld.
Overkoepelende instellingen (Common)
Master
Parameter
Master Tune 415.3–4
Master Key Shift
Master Level 0–127 Hiermee regelt u het uitgangsvolume van
Instelling
66.2 Hz
-24– +24 Hiermee kunt u de VC-2 in stappen van
Verklaring
Hiermee stemt u de VC-2. Het display toont de frequentie van de noot A4 (middelste A/La).
halve tonen hoger of lager transponeren.
de VC-2.
IO
Parameter
Output Gain -12–
Digital Out­put Freq
Instelling
+12 dB
44.1, 48, 96 KHz
Verklaring
Hiermee regelt u het uitgangsniveau van de signalen, die de VC-2 via zijn analoge en digitale uitgangen weergeeft. Als u maar een klein aantal klanken simultaan gebruikt, zou u deze waarde kunnen verho­gen om te zorgen dat de signalen met een optimale signaal/ruis-verhouding worden opgenomen.
Hiermee bepaalt u samplingfrequentie van de digitale uitgangen.
EQ
Parameter Instelling Verklaring
2 Band EQ OFF, ON Schakelt de 2-bands equalizer in/
LOW Freq 50, 63, 80, 100,
125, 160, 200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000 Hz
LOW Gain -15– +15 dB Hiermee kunt u de gekozen fre-
HIGH Freq 2000, 4000, 5000,
6300, 8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
HIGH Gain -15– +15 dB Hiermee haalt u de gekozen fre-
TOTAL Gain -15– +15 dB Laat een correctie van het niveau
uit. Kies hier de basfrequentie.
quentie ophalen/afzwakken. Met (+) waarden versterkt u de lage tonen.
Kies hier de frequentie van de hoge tonen.
quentie op c.q. zwakt u ze af. Met positieve (+) waarden versterkt u de hoge tonen.
toe.
Overkoepelende instellingen (System-mode)
MIDI/USB
Parameter Instelling Verklaring
Device ID 17–32 Als u ook SysEx-commandos voor
Clock Source INTERNAL,
Rx Sw OFF, ON Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan
Rx Channel 1–16 Stel hier het nummer van het basis-
Rx PC OFF, ON Hiermee bepaalt u of programma-
Rx Bank OFF, ON Hiermee bepaalt u of MIDI-bank-
Rx Sys-Ex OFF, ON Hiermee bepaalt u of SysEx-com-
Tx Edit OFF, ON Hiermee bepaalt u of wijzigingen,
Clock Out OFF, ON Hiermee bepaalt u of het instrument
USB Setup Het SYSTEM Com USB Setting-
Volume Expression Level Con­trol
EXTERNAL
OFF, ON
SYSTEM Com USB Setting-venster
USB Mode: Hier stelt u in waarvoor u de USB-poort wilt gebruiken.
Storage: Storage-mode. Kies deze optie om databe- standen uit te wisselen.
MIDI: MIDI-mode. Kies deze optie om MIDI-data met een sequencer- of ander programma uit te wisselen.
* De USB-mode moet u kiezen alvorens de VC-2 (V-Synth) op de
USB-poort van uw computer aan te sluiten. Als u de instelling
de MIDI-afstandsbediening gebruikt, moet u hier het juiste Device ID-nummer instellen.
De snelheid van de LFO en bepaalde effecten kan met de geko­zen tempobron synchroon lopen. Zolang u tijdens het spelen patches gebruikt, bepaalt deze parameter waar de tempowaarde voor de syn­chronisatie vandaan moet komen. INTERNAL: Het patchtempo wordt gebruikt. EXTERNAL: Het tempo wordt door een externe sequencer bepaald.
niet (OFF) MIDI-commandos ont­vangen worden.
kanaal in (het MIDI-kanaal waarop de VC-2 commandos ontvangt en zendt).
keuze-commandos al (ON) dan niet (OFF) worden ontvangen.
keuzecommandos al (ON) dan niet (OFF) ontvangen worden.
mandos al (ON) dan niet (OFF) ont­vangen worden.
die u aan een patch doorvoert, al (ON) dan niet (OFF) in de vorm van SysEx-commandos worden uitge­stuurd.
MIDI Clock-commandos zendt (ON) of niet (OFF).
venster verschijnt.
Bepaal hier of binnenkomende volume­(CC07) en expressiecommando’s (CC11) al (ON) dan niet (OFF) het volume mogen beïnvloeden.
35
Overkoepelende instellingen (System-mode)
pas wijzigt na de VC-2 (V-Synth) op de computer aangesloten
te hebben, wordt hij waarschijnlijk niet naar behoren herkend.
Meer details over de USB-mode vindt u onder Data archiveren op uw computer (blz. 40).
USB-MIDI Thru Sw: Wanneer u MIDI als USB-mode kiest, kunt u met deze schakelaar bepalen of de ontvangen MIDI­commandos al (ON) dan niet (OFF) naar de MIDI OUT-con­nector worden uitgestuurd.
Chord Memory
Parameter
Chord Memory Sw
Grid Resolu­tion
Code set C–B Wijs aan de noten (toetsen) C~B de
KEEP OFF,ONAls u het akkoord zelf op het klavier
STORE Slaat het op het klavier gespeelde akkoord
Instelling
OFF,ONHiermee kiest u een Multi Chord”-geheu-
Gepunt e 1/8e noot~ 1/64e noot
Verklaring
gen (voor het spelen van eenvingerakkoor­den). * Om de synchronisatie met een extern apparaat te verzekeren moet u Clock Source (blz. 35) op EXTERNAL zetten en zorgen dat het externe apparaat clock­signalen zendt. Anders worden de akkoor­den niet naar behoren afgespeeld.
Elke noot van het akkoord wordt volgens het hier gekozen interval apart weergege­ven.
gewenste akkoorden toe.
speelt, bepaalt deze parameter of de gespeelde noten al (ON) dan niet (OFF) aangehouden worden. Kies dus “ON”, als u elk akkoord maar even wilt spelen, maar wel lang wilt horen.
in een set op.
Controller-parameters (Controller)
Tx
Parameter
Patch Tx Ch 1–16,
Tx PC OFF,
Tx Bank OFF,
Tx Active Sens
Instelling
RX CH, OFF
ON
ON
OFF, ON
Verklaring
Kies hier het zendkanaal dat in de Patch­mode wordt gebruikt. Als u geen MIDI­commandos naar de buitenwereld wilt sturen, moet u hier OFF kiezen. Om te zorgen dat hetzelfde kanaal wordt gehan­teerd als voor de ontvangst moet u RX CH kiezen.
Hiermee bepaalt u of er wel (ON) of geen (OFF) programmakeuze-commandos worden verzonden.
Hiermee bepaalt u of er wel (ON) of geen (OFF) bankkeuze-commandos worden verzonden.
Hiermee bepaalt u of er wel (ON) of niet (OFF) active sensing-commandos wor­den uitgestuurd.
KBD
Parameter Instelling Verklaring
KBD Sens LIGHT,
KBD Velo­city
After Sens 0–200 Hier bepaalt u de aftertouchgevoelig-
Local Sw OFF, ON Met deze schakelaar maakt (ON) of
MEDIUM, HEAVY
REAL, 1–127
Hiermee wijzigt u de aanslaggevoelig­heid. LIGHT: Respons van een synthesizer­klavier.
MEDIUM: Standaard HEAVY: Simulatie van een akoestische
piano Hier bepaalt u welke aanslagwaarde er
wordt verzonden, wanneer u op het klavier speelt. Als de daadwerkelijk gegenereerde aanslagwaarden verzon­den moeten worden, kiest u REAL. Door een waarde (1~127) in te stellen zorgt u dat alle gespeelde noten die aanslagwaarde zenden.
heid. Hoe groter de waarde, hoe snel­ler de aftertouch het geluid beïnvloedt. 100 is vaak de beste instelling.
verbreekt (OFF) u de verbinding tus­sen de controlesectie (klavier, bender-/ modulatiehendel, regelaars, knoppen, Time Trip-pad, D Beam-controller e.d.) en de klankbron. In de regel is ON de betere instelling. Wilt u het klavier van de V-Synth echter uitsluitend voor het aansturen van externe instrumen­ten gebruiken, dan moet u OFF kie­zen.
36
Overkoepelende instellingen (System-mode)
TT Pad/Knob
Parameter Instelling Verklaring
X Assign-XY OFF,
Y Assign-XY Zie hierboven. Kies hier het CC-nummer dat bij
X Assign-TT Zie hierboven. Kies hier het CC-nummer dat bij
Y Assign-TT Zie hierboven. Kies hier het CC-nummer dat bij
Knob 1, 2 Assign
Voice Assign OFF,
CC01–31, CC33–95, BEND UP, BEND DOWN, AFT
Zie hierboven. Hier kunt u CC-nummers aan de
CC01–31, CC33–95
Kies hier het CC-nummer dat bij bewegingen langsheen de X-as van de Time Trip-pad wordt ver­zonden. (Als de Time Trip [ASSIGNABLE]-knop oplicht.) OFF: Er wordt geen commando verzonden. CC01~31, 33~95: Controlenum­mer CC1~31, 33~95 BEND UP: Pitchbend (positieve richting) BEND DOWN: Pitchbend (nega­tieve richting) AFT: Aftertouch
bewegingen langsheen de Y-as van de Time Trip-pad wordt ver­zonden. (Als de Time Trip [ASSIGNABLE]-knop oplicht.)
bewegingen langsheen de X-as van de Time Trip-pad wordt ver­zonden. (Als de Time Trip [TIME TRIP]-knop oplicht.)
bewegingen langsheen de Y-as van de Time Trip-pad wordt ver­zonden. (Als de Time Trip [TIME TRIP]-knop oplicht.)
ASSIGNABLE CONTROL-rege­laars toewijzen (om ze als MIDI­afstandsbediening te gebruiken).
Kies hier het CC-nummer dat voor de volumecontrole moet worden gebruikt. De volumegegevens worden uit het microfoonsignaal gepuurd (!). OFF: Er wordt geen commando verzonden. CC01~31, 33~95: Controlenum­mer CC1~31, 33~95
Parameter
D Beam Assign
Instelling
Hier kunt u het CC-nummer instellen dat voor het verzenden van de D Beam-informatie moet worden gehanteerd. U kunt aan elke D Beam-knop (TIME TRIP, TIME, PITCH, ASSIGNABLE) een ander com­mando toewijzen. Assign L vertegenwoordigt de linkerkant, Assign R de rechter.
OFF: Er wordt geen commando verzonden. CC01~31, 33~95: Controlenummer CC1~31, 33~95 +BEND: Pitchbend (positieve richting)
-BEND: Pitchbend (negatieve richting) AFT: Aftertouch
Verklaring
Pedal
Parameter Instelling Verklaring
Hold Pola­rity
Pedal 1, 2 Assign
Pedal 1, 2 Polarity
STANDARD, REVERSE
Kies hier de functie van de op CTRL 1, CTLR 2 PEDAL aangesloten pedalen.
OFF: Het pedaal doet niets. CC01~31, 33~95: Controlenummer CC01~31, 33~95 BEND UP: Pitchbend (positieve richting) BEND DOWN: Pitchbend (negatieve richting) AFT: Aftertouch
STANDARD, REVERSE
Hier kunt u de polariteit van het sustainpedaal instellen. Sommige voetschakelaars werken namelijk andersom. Als uw voetschake­laar een commando zendt, wan­neer u hem niet intrapt, moet u hier REVERSE kiezen. Bij gebruik van een Roland-pedaal (zonder polariteitschakelaar) moet u hier STANDARD kiezen.
Hier kunt u de polariteit van het pedaal instellen. Sommige pedalen werken namelijk andersom. Als uw pedaal precies “andersom” lijkt te werken, moet u hier “REVERSE” kiezen. Bij gebruik van een Roland­pedaal (zonder polariteitschake­laar) moet u hier STANDARD kiezen.
Beam
Parameter
D Beam Sens L, R
Instelling
0–200 Hier stelt u de gevoeligheid van de D Beam-
Verklaring
controller in. Sens L slaat op de linker­kant. Hoe groter de waarde, hoe sneller de D Beam-controller reageert. 100 is vaak de beste instelling.
Gevoeligheid van het dis­play/de Time Trip-pad/de D Beam-controller
Schakel de VC-2 (V-Synth) uit. Haal de VC-2-kaart uit de poort en schakel de V-Synth opnieuw in. De V-Synth wordt opgestart.
Zie De gevoeligheid van het touchscreen/Time Trip pad/de D Beam controller aanpassen (Kalibratie func­tie) in de handleiding van de V-Synth.
37

Projecten wegschrijven en laden (Disk-mode)

Een project van de VC-2 in de
Schakel de VC-2 (V-Synth) nooit uit, terwijl hij een Disk­functie aan het uitvoeren is. Anders beschadigt u name­lijk belangrijke bestanden.
Project naar de VC-2-kaart wegschrijven (Save Project)
Ziehier hoe je het project in het werkgeheugen naar de VC-2 wegschrijft.
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <DISK> aan.
Het DISK UTILITY MENU-venster verschijnt.
3. Raak <Save Project> aan.
De “Disk Save Project”-pagina verschijnt.
4. Kies het geheugen van bestemming voor uw
project.
TIP
Om de data als nieuw project te bewaren moet u op <New Project> drukken. Het PROJECT Name-venster verschijnt. Geef het nieuwe project een naam.
5. Raak <OK> aan.
Er verschijnt een WARNING-venster.
TIP
Raak <CANCEL> aan om de procedure nu al te annule­ren.
V-Synth laden (Load Project)
Met deze functie laadt u een project van de VC-2 in het werk­geheugen van de V-Synth.
Bij het laden van een project verandert de inhoud van het werkgeheugen. Vergeet dus niet de data naar de VC-2 weg te schrijven alvorens andere data te laden.
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <DISK> aan.
Het DISK UTILITY MENU-venster verschijnt.
3. Raak <Load Project> aan.
De “Disk Load Project”-pagina verschijnt.
4. Selecteer het project dat u wilt laden.
5. Raak <OK> aan.
Er verschijnt een WARNING-venster.
TIP
Raak <CANCEL> aan om de procedure nu al te annule­ren.
6. Raak <EXECUTE> aan om de functie uit te voe-
ren.
Zodra het commando uitgevoerd is, verschijnt COM­PLETED! in het display.
7. Druk op [EXIT] om de Disk-mode te verlaten.
6. Raak <EXECUTE> aan om de functie uit te voe-
ren.
Zodra het commando uitgevoerd is, verschijnt COM­PLETED! in het display.
7. Druk op [EXIT] om de Disk-mode te verlaten.
38

Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset)

Hiermee zorgt u dat de VC-2 weer de fabrieksinstellingen hanteert.
De data (d.w.z. uw eigen instellingen) in de VC-2 worden tijdens deze operatie overschreven. Als u die later nog eens nodig hebt, moet u ze eerst via USB (op een compu­ter, blz. 40) of via MIDI (blz. 19) archiveren.
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <DISK> aan.
Het DISK UTILITY MENU-venster verschijnt.
3. Raak <FACTORY RESET> aan.
De “Factory Reset”-pagina verschijnt.
4. Raak <Execute> aan om de fabrieksinstellingen
te laden.
Als het Factory Reset-commando is uitgevoerd, ver­schijnt de COMPLETED!-boodschap in het display.
Projecten wegschrijven en laden (Disk-mode)
39

Data archiveren op uw computer

U kunt golfvormen van uw computer naar de VC-2 doorsei­nen en de projecten van de VC-2 op uw computer archiveren. Bovendien kunt u de computer als sequencer en de VC-2 (V-Synth) als MIDI-klankbron daarvoor gebruiken.
De VC-2 via USB op uw com­puter aansluiten
USB Storage-mode van de VC-2 selecteren
De “USB Storage”-mode van de VC-2 moet u kiezen alvorens de VC-2 (V-Synth) op de USB-poort van uw computer aan te sluiten.
1. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
2. Raak <SYSTEM> aan.
De “SYSTEM Com Master”-pagina verschijnt.
3. Raak links in het display de <MIDI USB>-tab
aan.
De “SYSTEM Com MIDI/USB”-pagina verschijnt.
4. Raak <USB Setup> aan.
Het SYSTEM Com USB Setting-venster verschijnt.
5. Kies <Storage> als USB-mode.
De “USB Storage”-mode wordt geselecteerd.
6. Raak <OK> aan.
7. Druk, in het eventueel verschijnende WAR-
NING-venster, op <ACCEPT> om het te sluiten.
8. Raak rechtsonder op de SYSTEM Com MIDI/
USB-pagina <Write> aan om de systeempara­meters op te slaan.
Voer nooit de volgende handelingen uit, zolang “Access” (leesindicator) op de USB Storage-pagina knippert. Anders kan uw computer vastlopen c.q. worden de bestanden van de VC-2 of de betreffende PC-drive beschadigd.
Koppel de USB-kabel niet af.
Verwijder de VC-2 nooit, wanneer hij in gebruik is.
Laat uw computer nooit indommelen, kies nooit de slaapstand, herstart hem niet en schakel hem niet uit.
Schakel de VC-2 (V-Synth) niet uit.
De installatieprocedure verschilt naar gelang het gebruikte systeem. In het volgende hoeft u alleen te lezen wat op uw systeem van toepassing is.
Windows XP/2000/Me
Macintosh (blz. 41)
Windows XP/2000/Me
1. Schakel de VC-2 (V-Synth) uit.
2. Start uw computer op.
3. Sluit de VC-2 (V-Synth) met behulp van een
USB-kabel aan op uw computer.
4. Schakel de VC-2 (V-Synth) in (blz. 14).
5. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
6. Raak <USB> aan.
De “USB Storage”-pagina verschijnt.
40
7. Raak <PC Card> aan om de verbinding met uw
computer tot stand te brengen.
Eens de USB-verbinding voor het eerst gemaakt is, begint de driverinstallatie. In de buurt van de Windows-taken­balk verschijnt een dialoogvenster met Nieuwe hard-
ware gevonden. De installatie is volledig automatisch. Wacht echter wel tot hij is voltooid.
Open, na de installatie, Deze computer om het icoontje van de nieuwe drive te zien.
Systeem Icoon
Windows 2000/Me Verwisselbare schijf Windows XP VC-2
Data archiveren op uw computer
VC-2-projecten archiveren op uw computer
1. Kies de Storage-mode van de VC-2 (blz. 40).
2. Sluit de VC-2 met behulp van een USB-kabel
aan op uw computer (blz. 40).
Macintosh
1. Schakel de VC-2 (V-Synth) uit.
2. Start uw computer op.
3. Sluit de VC-2 (V-Synth) met behulp van een
USB-kabel aan op uw computer.
4. Schakel de VC-2 (V-Synth) in (blz. 14).
5. Druk op [MODE].
Het VC-2 MODE MENU-venster verschijnt.
6. Raak <USB> aan.
De “USB Storage”-pagina verschijnt.
7. Raak <PC Card> aan om de verbinding met uw
computer tot stand te brengen.
Als de USB-verbinding actief is, verschijnt er een nieuw drive-icoon (VC-2) op uw bureaublad.
Golfvormen van de computer naar de VC-2 verzenden
1. Kies de Storage-mode van de VC-2 (blz. 40).
2. Sluit de VC-2 met behulp van een USB-kabel
aan op uw computer (blz. 40).
3. Open het venster van de VC-2-drive.
4. Kies de map, die het te archiveren projectbe-
stand bevat.
5. Kopieer de geselecteerde map naar uw compu-
ter.
Principieel moet u altijd de volledige projectmap kopië­ren/archiveren. Als u de bestanden namelijk één voor één kopieert, ziet u er gemakkelijk één over het hoofd – en dat kan problemen veroorzaken.
Gebruik nooit uw computer voor het wissen of hernoe­men van bestanden.
Bovendien mag u bestanden met de extensie “.BIN” nooit overschrijven of wissen. Anders werkt de VC-2 namelijk niet meer.
TIP
Projectmappen, die u in één ruk naar de computer geko­pieerd hebt, kunt u later weer naar de VC-2 kopiëren.
3. Op uw computer: bereid het golfvormbestand
(WAV/AIFF) voor dat u wilt kopiëren.
4. Sleep het golfvormbestand naar de VC-2-drive.
Meer details over de structuur van de VC-2-bestanden vindt u onder Bestandsstructuur van de V-Synth in de handleiding van de V-Synth.
41
Data archiveren op uw computer

USB-aansluiting verbreken

Beëindig de USB-verbinding volgens de regels van de kunst op uw computer en schakel de VC-2 (V-Synth) uit.
1. Kijk eerst of de Access-indicator op de USB
Storage-pagina van de VC-2 niet knippert.
2. Werp de drive op uw computer uit.
Windows XP/2000/Me: Klik, in het Deze computer-venster, met de rechter muisknop op Verwisselbare schijf of VC-2 en kies
Uitwerpen”.
Macintosh:
Selecteer op uw bureaublad het VC-2-icoon en kies in het Speciaal-menu Berg op of sleep het icoon naar de prullenmand. Het drive-icoon verdwijnt van het bureau­blad en de USB-aansluiting wordt verbroken.
3. Druk op [EXIT].
De “USB Storage”-pagina verdwijnt. Nu kunt u de fysieke USB-verbinding verbreken of de
VC-2 (V-Synth) uitschakelen alvorens de USB-kabel uit te trekken.
Als u op [EXIT] drukt zonder op uw computer de uit­werpprocedure uit te voeren, verschijnt er een waarschu­wing (WARNING). Raak <EXECUTE> alleen aan om dit venster te sluiten, als de uitwerpfunctie van de computer niet lijkt te werken.

MIDI-communicatie met de computer

Dit werkt precies zoals op de V-Synth zelf.
Zie dus het betreffende hoofdstuk in diens handleiding.
42
Gebruik met de
VariOS
43

Bedieningsorganen

Frontpaneel

EF
A
A. PC CARD-poort
Schuif de VC-2-kaart in deze poort.
* Schuif de PC-kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn
plek zit.
* Verwijder de kaart nooit, terwijl de VC-2 (en/of de VariOS)
ingeschakeld is.
B. PITCH/TIME/FORMANT-regelaars
PITCH (C1) Hiermee regelt u het ingangsniveau achter het
TIME (C2) Aan deze regelaars (C2, C3) kunt u twee parameters FORMANT
(C3)
C. Indicators
MIDI Licht op, wanneer er MIDI-commandos worden ont-
TEMPO Knippert in de maat van het tempo. PC Licht op, wanneer de MIDI-mode van de VC-2 PC
USB Licht op, zolang de USB-verbinding in gebruik is.
D. Display
Hier komt u te weten wat u momenteel kunt doen enz.
pre-effect (blz. 58). Bij gebruik van een Key­board~-patchalgoritme (blz. 7) bepaalt u hiermee
het uitgangsvolume van de golfvorm. Bij andere patchalgoritmen regelt u echter het volume van het signaal dat via de INPUT-connector wordt ontvan­gen.
naar keuze toewijzen en die dan in realtime beïn­vloeden.
vangen.
(blz. 47) luidt.
B
C
DGHIJK
F. EXIT-knop
Hiermee gaat u terug naar de vorige pagina. Op bepaalde paginas doet hij tevens dienst als CANCEL-knop.
G. CURSOR-knoppen
Hiermee verplaatst u de cursor.
H. VALUE-regelaar
Hiermee kunt u waarden instellen. U kunt de VALUE-rege­laar ook indrukken om iets te bevestigen (ENTER). Door VALUE in te drukken, terwijl u eraan draait. wijzigt u de waarde in grotere stappen.
I. VOLUME-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de signalen die naar de MAIN OUT-connectors en de PHONES-jack worden uitge­stuurd. Druk op de VOLUME-knop om de momenteel geko­zen patch te beluisteren (Preview).
J. PHONES-connector
Hier kunt u een hoofdtelefoon aansluiten. Gebruik liefst een hoofdtelefoon met een impedantie van 32~600.
K. POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de VC-2 (VariOS) in/uit.
E. MENU-knop
Hiermee hebt u toegang tot de verschillende functies van de VariOS (blz. 47).
44

Achterpaneel

LNOPQRM
Bedieningsorganen
L. AC-ingang
Sluit hier het bijgeleverde netsnoer aan.
M. Massaconnector
Soms hebt u misschien de indruk dat het frontpaneel wat vreemd aanvoelt c.q. dat de aangesloten microfoon statische elektriciteit afgeeft. Dat houdt verband met een elektrische lading, die als zodanig volledig onschadelijk is. Als u dat ech­ter niet prettig vindt, moet u de massaconnector (zie de afbeel­ding) met een geschikte massa verbinden. Na het aarden van het apparaat zou er echter een lichte brom kunnen optreden. Als u vragen hebt i.v.m. een geschikte verbinding, neemt u contact op met uw Roland-dealer, een erkende herstellings­dienst of de distributeur (zie de Information-pagina).
Niet geschikte plaatsen:
Waterleidingen (kunnen elektrische schokken of elektro­cutie veroorzaken)
Gasleidingen (kunnen brand of ontploffingen veroorza­ken)
Massa van een telefoonkabel of bliksemafleider (gevaar­lijk bij onweer)
N. USB-connector
Verbind de USB-poort van de VC-2 (VariOS) via een geschikte kabel met uw computer.
O. MIDI-connectors
Hier kunt u externe MIDI-apparaten aansluiten. Daarvoor hebt u optionele MIDI-kabels nodig.
IN Ontvangt de MIDI-commandos van andere instrumenten. OUT Zendt MIDI-commandos naar externe apparatuur.
P. DIGITAL OUT-connectors
Deze aansluitingen sturen een digitaal audiosignaal uit (ste­reo). Er zijn twee typen: een optische en een coaxiale. Wat ze weergeven kunt u op de pagina van de effectverbindingen instellen. Hoewel u ook beide OUT-connectors tegelijk kunt gebruiken, geven ze hetzelfde signaal weer.
Q. INPUT-connectors
AUDIO IN-con­nectors
LEVEL­regelaar
GAIN­schake­laar
Hier kunt u een signaalbron met lijnniveau of een microfoon aansluiten.
* Bij gebruik van de VC-2 moet u de microfoon op de R-connector aansluiten. * Tijdens het gebruik van een patch, die op het Pro­cessor Type 1- of Processor Type 2-algoritme
berust (blz. 7) moet u de externe audiobron op L aansluiten. Als u zowel een microfoon als een signaal­bron met lijnniveau aansluit, moet u het ingangsniveau van het externe apparaat instellen door diens uitgangs­volume te wijzigen.
Hiermee regelt u het ingangsniveau van het via de AUDIO IN-connectors ontvangen signaal vóór het pre­effect (blz. 58).
Hiermee kunt u de gevoeligheid van de AUDIO IN­connectors op lijn- of microfoonniveau zetten.
R. OUTPUT-connectors
Deze connectors moet u op uw versterker of mengpaneel aan­sluiten.
DIRECT OUT Sturen het via de INPUT R-connector ontvangen
MAIN OUT Dit zijn de hoofduitgangen (stereo). Voor een
signaal zonder effectbewerking (blz. 58) naar bui­ten. L en R geven dan precies hetzelfde sig­naal weer.
monoweergave mag u alleen de L gebruiken.
45

Klanken beluisteren

Inschakelen

Om schade aan de luidsprekers en andere apparaten te voorkomen moet u het volume van alle apparaten op de minimumwaarde zetten en de betrokken apparaten uit­schakelen alvorens ze op elkaar aan te sluiten.
1. Schakel alle benodigde apparaten uit alvorens
ze op elkaar aan te sluiten.
2. Sluit de VariOS aan op uw geluidssysteem.
3. Zet de INPUT GAIN-schakelaar op het achterpa-
neel van de VariOS op MIC.
4. Sluit de microfoon aan op de INPUT R-connec-
tor (achterop de VariOS).
Bij gebruik van een patch die het Processor Type 1- of Processor Type 2-algoritme (blz. 7) hanteert, moet u
de externe signaalbron op de INPUT L-connector (ach­terop de VariOS) aansluiten. Als u zowel een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit, moet u het ingangsniveau van het externe apparaat instellen door diens uitgangsvolume te wijzigen.
Dit product is voorzien van een veiligheidscircuit. Daarom duurt het na het inschakelen even voordat het naar behoren werkt.
Om tijdens het inschakelen niet overdonderd te worden verdient het aanbeveling het volume op de minimum­waarde te zetten alvorens het product in te schakelen. Zelfs als u het volume op de minimumwaarde zet, hoort u tijdens het inschakelen een lichte plof. Dat is echter nor­maal.
Verwijder de kaart nooit, terwijl de VC-2 (VariOS) inge­schakeld is.
7. Schakel de versterker en/of de luidsprekers in.
5. Schakel de microfoon of de externe signaal-
bron, die u op de INPUT-connectors van de VariOS hebt aangesloten, in.
6. Schuif de VC-2-kaart naar behoren in de PC
CARD-poort van de VariOS en zet de POWER­schakelaar in de aan-stand.
Schuif de VC-2-kaart volledig in de poort tot hij stevig op zijn plek zit.
46
Basisbediening van de VC-2
Klanken beluisteren
pen verplaatsen, met de VALUE-regelaar waarden instellen (door eraan te draaien) en die dan bevestigen (door op VALUE te drukken).
Display en bediening
De VariOS biedt twee modes:
Patchkeuze (wanneer de MENU-knop niet oplicht)
Op deze pagina kunt u de benodigde patch kiezen.
MENU-mode (als de MENU-knop oplicht)
In deze mode kunt u de VC-2 programmeren.
Paginas kiezen
Patchkeuzepagina
Zorg dat de [MENU]-knop niet oplicht om patches te kunnen kiezen.
MENU-pagina
Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de MENU-pagina op te roepen.
De laatste MENU-pagina, die u vóór het oproepen van de Patch Select-pagina gekozen had, verschijnt.
Als linksboven in het display Menu staat, verschijnen eventueel <- en >-symbolen om u erop te wijzen dat er links en rechts nog andere menu-items zijn.
De hoogste menupagina bevat de vermeldingen Menu linksboven en Patch linksonder.
Naar een hoger niveau gaan
Druk op [EXIT]. Zodoende gaat u naar een hoger niveau.
Instellingen op het MIDI-klavier
Routings van het MIDI-klavier
1. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de
MENU-pagina op te roepen.
* Als linksboven in het display “System” staat, kunt u meteen
met stap 3 vervolgen.
Als het display nu niet Menu (boven) en Patch (onder) afbeeldt, moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat wel het geval is.
2. Kies met de CURSOR-knoppen System en
druk op de VALUE-regelaar.
De cursor bevindt zich nu rechtsboven in het display.
3. Kies met de [VALUE]-regelaar MIDI en breng
de cursor met de CURSOR-knoppen naar de plaats linksonder.
Linksonder in het display moet mode staan.
4. Breng de cursor met de CURSOR-knoppen naar
rechts en kies met de [VALUE]-regelaar de rou­ting.
MIDI Mode
Hiermee kiest u de MIDI-routing van het klavier. Instelling: PC, Internal
Naar een lager niveau gaan
Als linksboven in het display Menu staat, kunt u de cursor met de CURSOR-knoppen verplaatsen. Daarna moet u op de VALUE-regelaar drukken.
Op andere paginas kunt u de cursor met de CURSOR-knop-
47
Klanken beluisteren
Display Betekenis Routing
PC Bij gebruik van een USB-ver-
binding doen de MIDI-connec­tors achterop de VariOS dienst als USB MIDI-interface (Rol­and VariOS External MIDI). * Zie de VariOS-handleiding voor meer details.
Gebruikt u de USB-poort niet (of staat uw computer uit), dan zijn de MIDI-connectors van de VariOS direct met de klank­bron verbonden.
Internal De MIDI-connectors achterop
de VariOS zijn direct met de klankbron verbonden. * Zie de VariOS-handleiding voor meer details.
Computer
Sequencer “Uni-
Quest” (Editor)
VariOS MIDI– IN OUT IN OUT
Klankbron
VariOS
VariOS MIDI
Klankbron
VariOS
Computer
Sequencer Uni-
Quest (Editor)
–VariOS External MIDI
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI IN
;
;
USB
USB
VariOS MIDI– IN OUT IN OUT
Klankbron
VariOS
–VariOS External MIDI
MIDI OUT
MIDI IN
5. Druk op de [MENU]-knop om te zorgen dat zijn indicator dooft.
De “PC”-indicator op het frontpaneel van de VariOS houdt u op de hoogte van de gekozen MIDI-mode. Licht hij op, dan is de PC-mode geselecteerd. Licht hij niet op, dan is de Internal-mode geselecteerd.
MIDI-ontvangstkanaal instellen
Op het hier gekozen kanaal ontvangt de VariOS noot- en controlecommandos. Als u met een MIDI-klavier werkt, moet u zor­gen dat het op het hier gekozen kanaal zendt.
1. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de MENU-pagina op te roepen.
* Als linksboven in het display “System” staat, kunt u meteen met stap 3 vervolgen.
Als het display nu niet Menu (boven) en Patch (onder) afbeeldt, moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat wel het geval is.
2. Kies met de CURSOR-knoppen System en druk op de VALUE-regelaar.
De cursor bevindt zich nu rechtsboven in het display.
48
3. Kies met de VALUE-regelaar MIDI en breng de
cursor met de CURSOR-knoppen naar de plaats linksonder.
4. Kies met de VALUE-regelaar Rx Channel en
breng de cursor met de CURSOR-knoppen naar de plaats rechtsonder.
5. Kies met de VALUE-regelaar het MIDI-ont-
vangstkanaal (1~16).
Rx Channel
Stel hier het nummer van het basiskanaal in (het MIDI­kanaal waarop de VC-2 commandos ontvangt en zendt).
Instelling: 1~16, OFF Als u “Off” kiest, worden er geen MIDI-commandos ont-
vangen.
6. Druk op de [MENU]-knop om te zorgen dat zijn
indicator dooft.

Patches kiezen

Klanken beluisteren
Spelen
1. Kies een patch.
2. Druk op de VALUE-regelaar om de INPUT L R”-
pagina op te roepen.
3. Spreek of zing in de microfoon, terwijl u met de
INPUT LEVEL-regelaar (achterpaneel) en PITCH (C1, frontpaneel) het volume van het via INPUT ontvangen signaal instelt.
Het volume wordt rechts in het display als numerieke waarde getoond. Kies een kleinere waarde dan 0.0 (d.w.z. een negatieve waarde).
Met de INPUT LEVEL-regelaar op het achterpaneel regelt u het ingangsniveau vóór het pre-effect (blz. 58). PITCH (C1) op het frontpaneel bepaalt het volume achter het pre-effect.
1. Roep de patchkeuzepagina op. (Druk op de
[MENU]-knop om te zorgen dat hij dooft.)
2. Draai aan de VALUE-regelaar om een andere
patch te kiezen.
TIP
Om sneller te werken kunt u VALUE ingedrukt houden, terwijl u deze handelingen uitvoert.
Als het ingangsniveau hoger ligt dan 0,0, begint [MENU] te knipperen.
Om dit allemaal wat nauwkeuriger in te stellen moet u op de hoofdpagina MicSet kiezen (blz. 58).
4. Spreek of zing in de microfoon, terwijl u op het
klavier speelt.
Bij gebruik van een patch, die het Processor Type 1­of Processor Type 2-algoritme (blz. 7) hanteert, moet u de externe signaalbron op de INPUT L-connector en tevens een microfoon aansluiten om iets te horen. Als u zowel een microfoon als een signaalbron met lijnniveau aansluit, moet u het ingangsniveau van het externe appa­raat instellen door diens uitgangsvolume te wijzigen.
Na keuze van een patch, die het Keyboard~-algoritme hanteert (blz. 7), hoeft u niet te zingen/spreken: u hoort al iets, als u gewoon op het klavier speelt.
49

Patches aanmaken/editen (Patch-menu)

OSC1Wave/OSC2Wave

Patches programmeren

De VC-2 laat toe om op basis van bestaande patches nieuwe klanken aan te maken. Dan begint u namelijk meteen met het goede algoritme.
1. Kies het algoritme dat aan de basis van uw
patch moet liggen (blz. 7).
2. Kies een patch die dat algoritme gebruikt.
3. Wijzig de naam van die patch en sla hem in een
ander geheugen op (blz. 56, blz. 57).
Edit de gekopieerde patch.
4. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de
MENU-pagina op te roepen.
Als het display nu niet Menu (boven) en Patch (onder) afbeeldt, moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat wel het geval is.
5. Breng de cursor naar Patch in het hoofd-
menu.
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor het
Analog-oscillatortype.
Parameter
Wav Hiermee kiest u de golfvorm.
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau. Pan L64–0–
Pulse Width -63–
SubOSC OFF,
SubLvl 0–127 Hiermee bepaalt u het volume van de toe-
Detune -63–
Instelling
63R
+63
-2,
-1, 0
+63
Verklaring
* De beschikbare golfvormen verschillen
naar gelang het patchalgoritme.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Hiermee kunt u de modulatiegolfvorm wij­zigen.
Hier kunt u een kopie van de gekozen golf­vorm activeren.
OFF: Geen geluid.
-2: De toegevoegde golfvorm is 2 octaven
lager.
-1: De toegevoegde golfvorm is 1 octaaf lager. 0: De toegevoegde golfvorm hanteert dezelfde toonhoogte.
gevoegde golfvorm. Hiermee bepaalt u de ontstemming van de
toegevoegde golfvorm.
6. Druk op de VALUE-regelaar.

Carr (Carrier)

Patches, die op het Poly PShift-algoritme berusten, hebben dit menu niet.
Voor patches, die het Processor~-algoritme hanteren, ziet het carriermenu er iets anders uit. Zie ook “‘Carrier­menu voor Processor~-patches (blz. 52).
50
De volgende parameters zijn alleen beschikbaar voor het
PCM -oscillatortype.
Parameter
Wav Hiermee kiest u de golfvorm.
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau. Pan L64–0–
Offset 0–15 Kies hier de plaats vanaf waar de golfvorm
Instelling
63R
Verklaring
* De beschikbare golfvormen verschillen
naar gelang het patchalgoritme.
Hiermee bepaalt u de stereopositie van de patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
moet worden weergegeven.
OSC1Pitch
Parameter
Octave Shift -4– +4 Hiermee kunt u OSC1 in octaafstappen
Instelling
Verklaring
hoger en lager transponeren (±4 octaven).
Patches aanmaken/editen (Patch-menu)
OSC2Pitch
Parameter
Coarse (grove stem­ming)
Fine (fijnstem­ming)
PitchKF (Pitch Key Follow)
Instelling
-48– +48 Laat toe de oscillator in stappen van halve
-50– +50 Laat toe de oscillator in stappen van 1 cent
-200– +200
Verklaring
tonen hoger of lager te stemmen (±4 octa­ven).
fijn te stemmen (±50 cent).
Hiermee bepaalt u in welke mate de toon­hoogte verandert, wanneer u de noot speelt, die zich één octaaf (d.w.z. 12 halve tonen) boven de huidige noot bevindt. Om te zorgen dat de toonhoogte één octaaf stijgt (normaal gebruik) moet u hier +100 kiezen. Als de toonhoogte twee octaven moet klimmen, stelt u dit in op +200. Kies een negatieve waarde, als de toonhoogte moet dalen naarmate u hogere noten speelt. Als u “0” kiest, speelt u met alle toetsen dezelfde toonhoogte.
Glide
Parameter
Time 0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel de toonhoogte
OSC1/2 Depth
Instelling
-63– +63
Verklaring
mag veranderen. Stel hier het maximale toonhoogteverschil
in.
Vibrato
Parameter Instelling Verklaring
Type NORMAL,
Rate 0–127 Bepaalt de vibratosnelheid. Mod Ctrl blz. 55
OSC1/2 Depth
OSC1/2 ModDepth
FEMALE1, FEMALE2, MALE
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate OSC1 en
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met
Kies hier het gewenste vibratotype.
Zie ook Controller (blz. 55).
OSC2 van vibrato worden voorzien.
Mod Ctrl gedefinieerde speelhulp OSC1 of OSC2 van vibrato kan voor­zien.
Equalizer
Parameter Instelling Verklaring
Mid 1/2 Freq
50, 63, 80, 100, 125, 160, 200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000, 5000, 6300, 8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Frequentie van de middento­nen.
Parameter Instelling Verklaring
Mid 1/2 Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0, 4.0,
Mid 1/2 Gain
8.0
-15– +15 dB Niveau van de middentonen.
Hiermee bepaalt u de breedte van de middenband. Hoe gro­ter de Q-waarde, hoe smal­ler de bewerkte band wordt.
Met positieve (+) waarden haalt u de middentonen op.
Growl
Parameter
Switch OFF,
Intensity 0–127 Hiermee bepaalt u de modulatie-intensi-
Int ModDepth
Speed 0–127 Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid. Spd
ModDepth
Mod Ctrl blz. 55
Instelling
ON
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met Mod
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met Mod
Verklaring
Hiermee schakelt u het “growl”-effect in/ uit.
teit.
Ctrl gedefinieerde speelhulp modulatie kan toevoegen.
Ctrl gedefinieerde speelhulp de modula­tiesnelheid kan beïnvloeden.
Zie ook “Controller” (blz. 55).
TVA
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de patch. LevelKF
(Level Key Follow)
LvlVel Sens -63– +63 Het volume van de patch kan ook via de
Lvl ModDepth
Pan L64–0–63RHiermee bepaalt u de stereopositie van de
Instelling
-200– +200
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met Mod
Verklaring
Met deze parameter zorgt u dat het volume van de patch in functie staat van de gespeelde noten. In relatie tot het volume van de C5 (middelste C) zorgen positieve (+) instellingen dat het volume toeneemt voor noten die hoger zijn dan de C5, terwijl negatieve (–) waarden zor­gen dat het volume afneemt voor noten die hoger zijn dan de C5. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
aanslag worden gewijzigd. Wilt u bv. dat het volume toeneemt, wanneer u hard aanslaat, dan moet u hier een positieve waarde (+) kiezen. Moet het volume bij een harde aanslag wat dalen, dan kiest u hier een negatieve waarde (–).
Ctrl gedefinieerde speelhulp het volume kan beïnvloeden.
patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
51
Patches aanmaken/editen (Patch-menu)
Parameter
PanKF (Pan Key Follow)
Pan ModDepth
Attack Time 0–127 Bepaalt de aanzet van de envelope (de tijd
Atk Vel Sens -63– +63 Hiermee zorgt u dat de attack naar gelang
Release Time
Mod Ctrl blz. 55
Instelling
-200– +200
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met Mod
0–127 Bepaalt de release van de envelope (de
Verklaring
Met deze parameter kunt u de stereoposi­tie in functie stellen van de gespeelde noten. Positieve (+) instellingen beteke­nen dat noten rechts van de C5 (middelste C) steeds verder naar rechts gepand wor­den. Negatieve (–) instellingen zorgen dat noten rechts van de C5 naar links worden gepand. Hoe groter de waarde, hoe meer verschil er is.
Ctrl gedefinieerde speelhulp de stereopo­sitie kan beïnvloeden.
vanaf het indrukken van een toets tot het envelopeniveau de maximale waarde bereikt).
de aanslagwaarden varieert. Als de attack voor krachtig gespeelde noten sneller moet worden, moet u hier een positieve waarde (+) instellen. Om bij hard aange­slagen noten een tragere overgang te ver­krijgen moet u hier een negatieve waarde (–) kiezen.
tijd vanaf het loslaten van een toets tot het envelopeniveau de waarde 0 bereikt).
Zie ook Controller (blz. 55).
Key Assign
Parameter Instelling Verklaring
Mono/Poly MONO,
POLY
LegatoSW OFF, ON Legato is alleen beschikbaar, wanneer de
Geeft aan of de patch monofoon of poly­foon is. De mono-instelling is handig voor soloklanken zoals saxofoon of fluit. MONO: Alleen de laatst gespeelde noot klinkt. POLY: U kunt akkoorden spelen.
Mono/Poly-parameter op Mono is ingesteld. Deze instelling geeft aan of de legatofunctie wordt gebruikt (ON) of niet (OFF). Door de legatoschakelaar op ON te zetten zorgt u dat de toonhoogte naar de nieuw gespeelde noot glijdt, wanneer u de toets van de eerder gespeelde noot nog ingedrukt houdt (het geluid stopt dus niet). Dit geeft een vloeiende over­gang tussen de noten, wat handig is voor het simuleren van hammering-on- en pulling-off-technieken van gitaristen.
Portamento
Portamento is een effect, dat de toonhoogte van de eerst gespeelde noot geleidelijk laat overgaan naar de toonhoogte van de volgende noot. Door portamento toe te passen, wan­neer de Mono/Poly-parameter monofoon is, kunt u glij-
dende speeltechnieken op een viool of een gelijksoortig instru­ment simuleren.
Parameter Instelling Verklaring
Switch OFF,
ON
Mode NORMAL,
LEGATO
Type RATE,
TIME
Time 0–127 Tijdens het gebruik van portamento
Geeft aan of portamento wordt toege­past (ON) of niet (OFF).
Hiermee bepaalt u wanneer het porta­mento-effect precies beschikbaar is. NORMAL: Het portamento-effect is altijd actief. LEGATO: Er wordt alleen porta­mento toegepast, wanneer u legato (gebonden noten) speelt.
Hiermee kiest u het type portamento­effect. RATE: De snelheid van de overgan­gen hangt af van de afstand tussen de twee noten. TIME: De overgangssnelheid is con­stant en hangt dus niet af van de gespeelde intervallen.
bepaalt deze parameter hoe snel de toonhoogte verandert. Hogere instel­lingen zorgen ervoor dat de overgang naar de volgende noot langer duurt.
Bender
Parameter
Range 0–48 Hiermee bepaalt u (in halve tonen) in welke
Instelling
Verklaring
mate de toonhoogte verandert, wanneer u de pitchbend-hendel helemaal naar links/ rechts schuift. Voorbeeld: wanneer deze parameter is ingesteld op 48 en u de pitchbend-hendel helemaal naar links beweegt, daalt de toonhoogte 4 octaven. Als u hier 12 kiest, wordt de toonhoogte één octaaf verhoogd, wanneer u de hendel helemaal naar rechts schuift.
Carrier-menu voor Processor~-patches
TVA
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de patch. Lvl
ModDepth
Pan L64–0–63RHiermee bepaalt u de stereopositie van de
Pan ModDepth
Mod Ctrl blz. 55
Instelling
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met Mod
-63– +63 Hier bepaalt u in welke mate de met Mod
Verklaring
Ctrl gedefinieerde speelhulp het volume
kan beïnvloeden.
patch. L64 is uiterst links, 0 vertegen­woordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
Ctrl gedefinieerde speelhulp de stereopo­sitie kan beïnvloeden.
Zie ook Controller (blz. 55).
52
Patches aanmaken/editen (Patch-menu)

Wave

Alleen patches, die op het Keyboard~-algoritme berus­ten, hebben dit menu.
OSC Wave
Parameter Instelling Verklaring
Wav Hier kunt u een preset- of geïmpor-
Tempo Sync OFF,
KeyMod NORMAL,
ON
ALWAYS
VARI Pitch
Parameter
Pitch -63– +63 Hier kunt u de toonhoogte instellen. Mod Depth -63– +63 Bepaalt in hoeverre de met Mod Ctrl
Mod Ctrl blz. 55
Instelling
VARI Time
Parameter
Time -63– +63 Hiermee bepaalt u in welke mate de
Mod Depth -63– +63 Bepaalt in hoeverre de met Mod Ctrl
Mod Ctrl blz. 55
Instelling
VARIFormant
Parameter
Formant -63– +63 Hiermee bepaalt u de variatiegraad van
Mod Depth -63– +63 Bepaalt in hoeverre de met Mod Ctrl
Mod Ctrl blz. 55
Instelling
teerde golfvorm kiezen. Hiermee bepaalt u of de golfvorm al
(ON) dan niet (OFF) met het gehan­teerde tempo wordt gesynchroni­seerd.
NORMAL: De weergave begint bij het indrukken van een toets en stopt, wanneer u de toets loslaat. ALWAYS: De weergave begint bij het indrukken van een toets en blijft maar doorlopen.
Verklaring
gedefinieerde speelhulp de toonhoogte kan beïnvloeden.
Zie ook Controller (blz. 55).
Verklaring
weergavesnelheid (tijd) varieert.
gedefinieerde speelhulp de weergave­snelheid kan beïnvloeden.
Zie ook Controller (blz. 55).
Verklaring
het stemkarakter (formant).
gedefinieerde speelhulp het stemkarakter kan beïnvloeden.
Zie ook Controller (blz. 55).
TVA
Parameter
Level 0–127 Bepaalt het volume van de golfvorm. Lvl
ModDepth
Mod Ctrl blz. 55
Instelling
-63– +63 Bepaalt in welke mate de met Mod Ctrl
Verklaring
gedefinieerde speelhulp het golfvormvo­lume kan beïnvloeden.
Zie ook Controller (blz. 55).
Vocoder
Patches, die op het Poly PShift-algoritme berusten, hebben dit menu niet.
Vocoder
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van de vocoder. Attack 0–100 Hiermee bepaalt u de aanzet van het voco-
Release 0–100 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume tot
Lvl ModDepth
Natural
Parameter
Level 0–127 Hiermee regelt u het uitgangsvolume van
RevSend 0–127 Hiermee bepaalt u het galmaandeel. Lvl
ModDepth
Unvoice
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Level 0–127 Hiermee bepaalt u hoe nadrukkelijk de her-
Detect 1–50 Gevoeligheid voor de herkenning van
Instelling
-63– +63
Instelling
-63– +63
Instelling
Verklaring
dergeluid.
* Patches, die het Vocoder~- of Proces­sor Type 2-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet.
0 zakt, wanneer de vocoder stopt met werken.
* Patches, die het Vocoder~- of Proces­sor Type 2-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet. Bepaalt in hoeverre de met Mod Ctrl gede-
finieerde speelhulp het vocodervolume kan beïnvloeden.
Verklaring
het microfoonsignaal (dat niet bewerkt wordt) c.q. van de onbewerkte golfvorm (voor Keyboard~-patches).
Bepaalt in hoeverre de met Mod Ctrl gede­finieerde speelhulp het stemvolume kan beïnvloeden.
Verklaring
kende medeklinkers in het vocodersignaal aanwezig moeten zijn.
stemloze medeklinkers.
53
Patches aanmaken/editen (Patch-menu)
Mod Ctrl
Zie ook Controller (blz. 55).
Formant
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter Instelling Verklaring
Type FLAT–
STFEM2
Kies hier het gewenste formanttype.
Tone
* Patches, die het “Vocoder~”- of “Processor Type 2”-algo-
ritme hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Tone 0–127 Hiermee regelt u de helderheid van het
Instelling
Verklaring
geluid.
HoldDump
Parameter
Time 0–127 Het karakter van het via INPUT ontvangen
Instelling
Verklaring
signaal kunt u met een voetschakelaar vasthouden. Hier bepaalt u hoe snel dat holdeffect verdwijnt, wanneer u de voet­schakelaar loslaat.
AutoNote
* Patches, die het “Keyboard~”- of “Processor~”-algoritme
hanteren, hebben deze parameter niet.
Parameter
Switch OFF,ONAls deze parameter actief is, wordt de toon-
Instelling
Verklaring

PolyPShift (poly pitchshifter)

Parameter Instelling Verklaring
Level 0–127 Hiermee bepaalt u het uitgangsniveau. Pan L64–0–63R Hiermee bepaalt u de stereopositie van
Formant KF -200– +200 Geeft aan in welke mate de Formant-
de patch. L64 is uiterst links, 0 ver­tegenwoordigt het midden en 63R is uiterst rechts.
waarde door de gespeelde noten wordt beïnvloed.
PPS
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van de poly pitchshifter. LvMod-
Depth
Instelling
-63– +63
Verklaring
Bepaalt in hoeverre de met Mod Ctrl gede­finieerde speelhulp het pitchshifter-volume kan beïnvloeden.
Natural
Parameter
Level 0–127 Uitgangsvolume van het microfoonsignaal
RevSend 0–127 Hiermee bepaalt u het galmaandeel. LvMod-
Depth
Instelling
-63– +63
Verklaring
(dat niet bewerkt wordt).
Bepaalt in hoeverre de met Mod Ctrl gede­finieerde speelhulp het stemvolume kan beïnvloeden.
PPS/Natural
Parameter
Mod Ctrl blz. 55
Instelling
Verklaring
Zie ook Controller (blz. 55).
Unvoice
Parameter
Level 0–127 Hiermee bepaalt u hoe nadrukkelijk de her-
Detect 1–50 Gevoeligheid voor de herkenning van
Instelling
Verklaring
kende medeklinkers in het vocodersignaal aanwezig moeten zijn.
stemloze medeklinkers.
Alleen patches, die op het Poly PShift-algoritme berusten, hebben dit menu.
OSC1/OSC2
Parameter Instelling Verklaring
Switch OFF,
ON
FmtStyl FLAT–
IMPROV
Formant -63– +63 Hiermee bepaalt u de breedte van de
Schakelt OSC2 in/uit.
Kies hier het gewenste formanttype (stemkarakter).
formantvariatie.
54
OSC1Pitch~Bender
Zie Carr (Carrier) OSC1Pitch (blz. 50) t.e.m. Bender (blz. 52).
AutoNote
Parameter
Switch OFF,ONAls deze parameter actief is, wordt de toon-
Instelling
Verklaring
Patches aanmaken/editen (Patch-menu)
Controller
Keuze van de speelhulp voor de beïnvloeding van “Mod- Depth of ~ModDepth”.
OFF: Geen beïnvloeding. CC01~31, 33~95: Controlenummer CC01~31, 33~95 BEND: Pitchbend, AFT: Aftertouch C2: TIME-regelaar (C2), C3: FORMANT-regelaar (C3) VELO: aanslagwaarden, KEYF: Key Follow
*“VELO” en “KEYF” bestaan niet op de “Mod Ctrl”-
pagina voor “Wave”-algoritmen of voor “Processor~”­patches.
BREATH: Volume van de microfoon

Route (routing)

Effect Sw
Parameter Instelling Verklaring
MFX OFF, ON Hiermee schakelt u de MFX in of uit. Reverb OFF, ON Hiermee schakelt u de chorus in/uit. Chorus OFF, ON Schakelt de reverb in/uit.
MFX
Parameter
Level 0–127 Hiermee regelt u het uitgangsniveau van de
Reverb Send 0–127 Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-
Chorus Send 0–127 Hiermee bepaalt u in welke mate het MFX-
Instelling
Verklaring
MFX-processor.
uitgangssignaal door de reverb wordt bewerkt. Kies 0, als u hier geen galmtoe­voeging nodig hebt.
uitgangssignaal door de chorus wordt bewerkt. Kies 0, als u hier geen chorust­oevoeging nodig hebt.
MFX
Hier kunt u één van de 41 beschikbare MFX-typen kiezen. Voor details over de MFX-parameters zie “‘MFX-parame­ters (blz. 70).
Instelling: 00 (Thru)~41 Hier kunt u de MFX-parameters van het effect instellen dat u
met “§MFX Type gekozen hebt. Zie ook “‘MFX-parameters (blz. 70).

Rev (reverb/galm)

Met deze parameter kunt u één van de 14 galmtypen kiezen. Zie ook Reverbparameters (blz. 89).
Instelling: 00 (Off)~14 Hier kunt u de parameters van het effect instellen dat u met
REV Type gekozen hebt. Zie ook Reverbparameters (blz. 89).

Cho (chorus)

Met deze parameter kunt u één van de 8 beschikbare chorus­typen selecteren. Zie Chorusparameters (blz. 88) voor meer details.
Instelling: 00 (Off)~08 Hier kunt u de parameters van het met CHO Type gekozen
effect instellen. Zie ook Chorusparameters (blz. 88).
Reverb
Parameter
Level 0–127 Regelt het volume aan de uitgang van de
Chorus
Parameter
Level 0–127 Hiermee regelt u het niveau aan de uitgang
Reverb Send 0–127 Stelt de hoeveelheid reverb in voor het uit-
Instelling
Instelling
Verklaring
reverbprocessor.
Verklaring
van de chorus.
gangssignaal van de chorus. Kies “0”, als u hier geen galmtoevoeging nodig hebt.
55
Patches aanmaken/editen (Patch-menu)

Common

Naam geven aan uw patch (Name)
Ziehier hoe u aan uw kersverse patch een naam geeft alvorens hem op te slaan.
1. Breng de cursor met de CURSOR-knoppen naar
de positie waarvoor u een teken wilt invoeren.
2. Kies met de VALUE-regelaar het gewenste
teken.
Houd de VALUE-regelaar ingedrukt, terwijl u erop drukt om afwisselend grote/kleine letters en cijfers/symbolen + spaties in te voeren.
3. Druk op de VALUE-regelaar om de ingevoerde
naam te bevestigen.
Tempo
* Patches, die het “Processor~”-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet.
Hiermee regelt u het patchtempo. Instelling: 20.0~250.0
Tune
* Patches, die het “Processor~”-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet.
Parameter
Coarse (grove stem­ming)
Fine (fijnstem­ming)
Instelling
-48– +48
-50– +50
Verklaring
Laat toe de patch in stappen van halve tonen hoger of lager te transponeren (±4 octaven).
Hiermee kunt u de patch in stappen van 1 cent fijnstemmen (±50 cent)
Gelijkzwevende stemming
Dit systeem verdeelt een octaaf in 12 gelijke stappen en is de meest gangbare temperatuur in de Westerse muziek. Als de Scale Tune-schakelaar op OFF staat, hanteert de VariOS de gelijkzwevende stemming.
Reine stemming (C/Do-toonladder)
In tegenstelling tot de gelijkzwevende stemming verkrijgt u hiermee perfect gestemde drieklanken. Dit effect wordt echter alleen in één toonaard bereikt. Bij modulaties of het gebruik van andere toonaarden klinkt het al heel wat minder prettig.
Arabische stemming
Hier zijn de E (Mi) en B (Si) een kwarttoon lager gestemd, terwijl de C#, F# en G# een kwarttoon hoger staan. De intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, Bb en C#, en Eb en F# vertegenwoordigen natuurlijke tertsen – de waarde tussen een grote en een kleine terts. De VariOS laat het gebruik van de Arabische stemming in G, C en F toe.
<Voorbeeld>
Nootnaam Gelijkzwe-
vende stem­ming
C 0 0 -6 C# 0 -8 +45 D 0 +4 -2 Eb 0 +16 -12 E 0 -14 -51 F 0 -2 -8 F# 0 -10 +43 G 0 +2 -4 G# 0 +14 +47 A 0 -16 0 Bb 0 +14 -10 B 0 -12 -49
Reine stem­ming (C)
Arabische stemming
ScaleTune
* Patches, die het “Processor~”-algoritme hanteren, hebben
deze parameter niet.
Parameter
Switch OFF, ONZet deze aan, als u een ander stemmingssy-
C–B (patchtoon­ladder)
Instelling
-100– +100
Verklaring
steem wilt gebruiken dan de gelijkzwe­vende stemming. De VC-2 biedt de moge­lijkheid andere stemmingssystemen te han­teren. De toonhoogte wordt aangegeven in eenheden van één cent t.o.v. de gelijkzwe­vende stemming.
Hiermee kunt u de noten naar wens stem­men.
56
Patches aanmaken/editen (Patch-menu)

Patches opslaan (Write)

Alle wijzigingen, die u maakt, zijn tijdelijk en gaan verloren, wanneer u de stroom uitzet of een ander geluid selecteert. Om de gewijzigde versie te bewaren moet u ze in de VC-2 opslaan.
Tijdens de opslag van uw wijzigingen overschrijft u de instellingen in het geheugen van bestemming.
1. Kies met de VALUE-regelaar het patchgeheu-
gen van bestemming (U001~U448).
2. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de Patch Write OK? Push ENTER-boodschap.
3. Druk opnieuw op de VALUE-regelaar.

Patches wissen (Del)

1. Kies met de VALUE-regelaar het patchgeheu-
gen dat u wilt wissen (U001~U448).
2. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de Patch Delete OK? Push ENTER-boodschap.
Controle-instellingen kopiëren (CtrlCopy)
1. Kies met de VALUE-regelaar het patchgeheu-
gen van bestemming.
Als u voor beide velden dezelfde userpatch kiest, wordt alleen dat geheugen gekopieerd.
Door verschillende userpatches te kiezen kunt u meer­dere patches kopiëren.
Als u Destination op INIT PATCH zet, wordt de kopie niet uitgevoerd.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de CtrlCopy OK? Push ENTER-boodschap.
3. Druk opnieuw op de VALUE-regelaar.
3. Druk opnieuw op de VALUE-regelaar.
57

Microfooninstellingen wijzigen

1. Kies een patch (blz. 49).
2. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de
MENU-pagina op te roepen.
Als het display nu niet Menu (boven) en Patch (onder) afbeeldt, moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat wel het geval is.
3. Breng de cursor in het hoofdmenu naar Mic-
Set.
4. Druk op de VALUE-regelaar.

Andere microfooninstellingen kiezen

De VC-2 biedt plaats aan acht microfooninstellingen. Kies met de VALUE-regelaar de benodigde microfooninstel-
lingen (zie 1~8 rechtsboven).
Eventuele wijzigingen worden automatisch onthouden en ook elders gebruikt.

EFX Type (pre-effecttypen)

Er zijn drie pre-effecten: een compressor, een limiter en een ruisonderdrukker. Daarmee kunt u het niveau van de signalen bewerken.
Noise suppressor: Dit effect laat het oorspronkelijke geluid onaangetast, maar onderdrukt brom en andere bijgeluiden op stille plaatsen.
Compressor: Door hoge niveaus te reduceren en lage niveaus op te halen strijkt dit effect al te grote volumevariaties glad.
Limiter: Door signalen, die het ingestelde volumeniveau over­schrijden, te comprimeren voorkomt dit effect oversturing.
OFF
Er wordt geen pre-effect gebruikt.
EQ LOW/MID/HIGH (3-bands equalizer)
Parameter Instelling Verklaring
EQ Low Freq 50, 63, 80, 100, 125, 160,
200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000 Hz
Gain -15– +15 dB Hiermee kunt u de
EQ Mid Freq 50, 63, 80, 100, 125, 160,
200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000, 5000, 6300, 8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Q 0.3, 0.4, 0.6, 0.8, 1.0, 1.5,
2.0, 2.5. 3.0, 3.5, 4.0, 5.0,
6.0, 7.0, 8.0, 10.0, 12.0,
14.0, 16.0, 18.0, 20.0
Gain -15– +15 dB Niveau van de mid-
EQ Hi Freq 2000, 4000, 5000, 6300,
8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
Gain -15– +15 dB Hiermee haalt u de
Mic Level 0–127 Hiermee stelt u het
Kies hier de basfre­quentie.
gekozen frequentie ophalen/afzwakken. Met positieve (+) waarden versterkt u de lage tonen.
Frequentie van de middentonen.
Hiermee bepaalt u de breedte van de mid­denband. Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
dentonen. Met posi­tieve (+) waarden haalt u de middento­nen op.
Kies hier de frequen­tie van de hoge tonen.
gekozen frequentie op c.q. zwakt u ze af. Met positieve (+) waarden versterkt u de hoge tonen.
microfoonvolume in.
58
Microfooninstellingen wijzigen
NS-COMP
De compressor en de ruisonderdrukker zijn actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparame­ters.
NS (ruisonderdrukker)
Parameter
NS Threshold
NS Release 0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume
Comp (compressor)
Parameter
Comp Gain 0–127 Niveau van het uitgangssignaal. Comp
Attack Comp
Release
Comp Level
Instelling
-60–0 dB Slaat op het niveau (drempelwaarde)
Instelling
0–127 Hiermee bepaalt u hoe lang het bewerkte
0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume tot
0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Verklaring
waarop de ruisonderdrukker begint te werken. Als het signaal onder het gespe­cificeerde niveau zakt, wordt het onder­drukt.
tot 0 zakt, wanneer de ruisonderdruk­ker begint te werken.
Verklaring
signaal ongemoeid wordt gelaten.
0 zakt, wanneer de compressor begint te werken.
Parameter
LimitLevel 0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Instelling
Verklaring
NS
Alleen de ruisonderdrukker is actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparame­ters.
NS (ruisonderdrukker)
Parameter
NS Threshold
NS Release 0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel het volume
NS Level 0–127 Hiermee stelt u het microfoonvolume in.
Instelling
-60–0 dB Slaat op het niveau (drempelwaarde)
Verklaring
waarop de ruisonderdrukker begint te werken. Als het signaal onder het gespe­cificeerde niveau zakt, wordt het onder­drukt.
tot 0 zakt, wanneer de ruisonderdruk­ker begint te werken.
NS-LMT
De limiter en ruisonderdrukker zijn actief.
Zie OFF voor een beschrijving van de equalizerparame­ters.
Zie NS-COMP voor een beschrijving van de ruisonder­drukker.
Limit (limiter)
Parameter
Limit Thre -40–
Limit Attack
LimitRelease 0–127 Hiermee bepaalt u hoe lang de limiter nog
LimitRatio 2:1–IN
Instelling
0 dB 0–127 Hiermee bepaalt u hoe snel de limiter in
F:1
Verklaring
Vertegenwoordigt het niveau dat het sig­naal moet halen om de limiter te activeren.
werking treedt eens het signaalniveau boven de drempel komt te liggen.
actief blijft eens het signaalniveau onder de drempel is gezakt.
Vertegenwoordigt de compressieverhou­ding.
59

Overkoepelende instellingen (System-menu)

Instellingen, die de VC-2 in zn geheel beïnvloeden, zoals de algemene stemming en de ontvangst van MIDI-commandos, noemen we systeemfuncties. Dit hoofdstuk legt uit hoe u die systeemfuncties instelt en wat die parameters precies doen.
1. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de
MENU-pagina op te roepen.
Als het display nu niet Menu (boven) en Patch (onder) afbeeldt, moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat wel het geval is.
2. Breng de cursor naar System in het hoofd-
menu.
3. Druk op de VALUE-regelaar.

Systeemparameters

Laten we nu kijken waar de System-parameter voor staan en hoe ze zijn ingedeeld.
Master
Parameter
Tune 415.3–4
Key Shift -24– +24 Hiermee kunt u de VC-2 in stappen van
Level 0–127 Hiermee regelt u het uitgangsvolume van
IO
Parameter
Output Level
Instelling
66.2 Hz
Instelling
-12– +12 dB
Verklaring
Hiermee stemt u de VC-2. Het display toont de frequentie van de noot A4 (middelste A/La).
halve tonen hoger of lager transponeren.
de VC-2.
Verklaring
Hiermee regelt u het uitgangsniveau van de signalen, die de VC-2 via zijn analoge en digitale uitgangen weergeeft. Als u maar een klein aantal stemmen simultaan gebruikt, zou u deze waarde kunnen verho­gen om te zorgen dat de signalen met een optimale signaal/ruis-verhouding worden opgenomen.
EQ
Parameter Instelling Verklaring
Switch OFF, ON Schakelt de 2-bands equalizer in/
Low Freq 50, 63, 80, 100,
LowGain -15– +15 dB Hiermee kunt u de gekozen fre-
Hi Freq 2000, 4000, 5000,
Hi Gain -15– +15 dB Hiermee haalt u de gekozen fre-
Total Gain -15– +15 dB Laat een correctie van het niveau
125, 160, 200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000, 1250, 1600, 2000, 2500, 3150, 4000 Hz
6300, 8000, 10000, 12500, 16000, 20000 Hz
uit. Kies hier de basfrequentie.
quentie ophalen/afzwakken. Met positieve (+) waarden ver­sterkt u de lage tonen.
Kies hier de frequentie van de hoge tonen.
quentie op c.q. zwakt u ze af. Met positieve (+) waarden versterkt u de hoge tonen.
toe.
MIDI
Parameter Instelling Verklaring
Mode PC,
INTERNAL
Device ID 17–32 Als u ook SysEx-commandos voor
Clk Src INTERNAL,
EXTERNAL
Rx PC OFF, ON Hiermee bepaalt u of programma-
Rx Bank OFF, ON Hiermee bepaalt u of MIDI-bank-
Rx Sys-Ex OFF, ON Hiermee bepaalt u of SysEx-com-
Zie ook Routings van het MIDI­klavier (blz. 47).
de MIDI-afstandsbediening gebruikt, moet u hier het juiste Device ID-nummer instellen.
De snelheid van de LFO en bepaalde effecten kan met de geko­zen tempobron synchroon lopen. Zolang u tijdens het spelen patches gebruikt, bepaalt deze parameter waar de tempowaarde voor de syn­chronisatie vandaan moet komen. INTERNAL: Het patchtempo wordt gebruikt. EXTERNAL: Het tempo wordt door een externe sequencer bepaald.
keuze-commandos al (ON) dan niet (OFF) worden ontvangen.
keuzecommandos al (ON) dan niet (OFF) ontvangen worden.
mandos al (ON) dan niet (OFF) ont­vangen worden.
60
Overkoepelende instellingen (System-menu)
Parameter Instelling Verklaring
Tx Edit OFF, ON Hiermee bepaalt u of wijzigingen,
Rx Channel 1–16, OFF Zie ook MIDI-ontvangstkanaal
die u aan een patch doorvoert, al (ON) dan niet (OFF) in de vorm van SysEx-commandos worden uitge­stuurd.
instellen (blz. 48).
Ctrl Tx
Parameter
Patch TxCh 1–16,
Tx PC OFF,
Tx Bank OFF,
TxActiveS­ens
Instelling
RX CH, OFF
ON
ON
OFF, ON
Verklaring
Kies hier het zendkanaal dat in de Patch­mode wordt gebruikt. Als u geen MIDI­commandos naar de buitenwereld wilt sturen, moet u hier OFF kiezen. Om te zorgen dat hetzelfde kanaal wordt gehan­teerd als voor de ontvangst moet u RX CH kiezen.
Hiermee bepaalt u of er wel (ON) of geen (OFF) programmakeuze-commandos worden verzonden.
Hiermee bepaalt u of er wel (ON) of geen (OFF) bankkeuze-commandos worden verzonden.
Hiermee bepaalt u of er wel (ON) of niet (OFF) active sensing-commandos wor­den uitgestuurd.
Knob
Parameter Instelling Verklaring
2 Assign OFF,
CC01–31, CC33–95, BEND UP, BEND DW, AFT
3 Assign Zie hierbo-
ven.
Hier kunt u CC-nummers aan de TIME-regelaar (C2) toewijzen (om hem als MIDI-afstandsbediening te gebruiken). OFF: Er wordt geen commando ver­zonden. CC01~31, 33~95: Controlenummer CC01~31, 33~95 BEND UP: Pitchbend (positieve rich­ting) BEND DW: Pitchbend (negatieve rich­ting)
Aftertouch
AFT: Hier kunt u CC-nummers aan de
FORMANT-regelaar (C3) toewijzen (om hem als MIDI-afstandsbediening te gebruiken).
Breath
Parameter Instelling Verklaring
VoiceAsgn OFF,
CC01–31, CC33–95
Kies hier het CC-nummer dat voor de volumecontrole moet worden gebruikt. De volumegegevens worden uit het microfoonsignaal gepuurd (!). OFF: Er wordt geen commando verzon­den. CC01~31, 33~95: Controlenummer CC01~31, 33~95
Systeeminstellingen opslaan
(Write)
De wijzigingen van de System-mode worden gewist, wanneer u het instrument uitschakelt. Om ze niet te verliezen moet u ze in de VC-2 opslaan.
Tijdens de opslag van uw wijzigingen overschrijft u de instellingen in het geheugen van bestemming. Indien nodig, kunt u echter weer de fabrieksinstellingen laden.
1. Kies, na de systeemparameters geëdit te heb-
ben, met de VALUE-regelaar System Write, push ENTER.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de System Write OK? Push ENTER-boodschap.
3. Druk opnieuw op de VALUE-regelaar.
Initializing the System Settings
(Init)
De huidige instellingen van de systeemparameters kunnen worden teruggebracht naar de fabrieksinstellingen.
1. Kies met de VALUE-regelaar “System Init, push
ENTER.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de System Init OK? Push ENTER-boodschap.
3. Druk opnieuw op de VALUE-regelaar.
61

Werken met golfvormen (Wave-menu)

TIP
Schakel de VC-2 (VariOS) nooit uit, terwijl hij een Wave­functie aan het uitvoeren is. Anders beschadigt u name­lijk belangrijke bestanden.
1. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de
MENU-pagina op te roepen.
Als het display nu niet Menu (boven) en Patch (onder) afbeeldt, moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat wel het geval is.
2. Breng de cursor in het hoofdmenu naar
Wave”.
3. Druk op de VALUE-regelaar.
[Patch] slaat op de patchmap van het geselecteerde project. [Wave] verwijst naar de Wave-map van dat project. [..] geeft een hoger niveau aan.
4. Druk op de VALUE-regelaar.
Herhaal de stappen 3~4 om naar een ander niveau te gaan.
5. Kies met de VALUE-regelaar het gewenste
bestand.
Het display beeldt de naam van de patch of golfvorm af. Als er geen bestanden zijn, wordt tijdens het draaien aan
de VALUE-regelaar alleen [..] afgebeeld.
De hier doorgevoerde wijzigingen moet u (indien nodig) opslaan. Selecteer Save Project in het Disk-menu om de projectdata van de VariOS naar de VC-2 weg te schrijven. Zie ook Project naar de VC-2-kaart wegschrij­ven (Save Project) (blz. 63).

Importeren van golfvormen (Import)

U kunt golfvormen in het geheugen van de VariOS importe­ren.
De data worden altijd in nog vrije golfvormlocaties opge­slagen. Als er geen vrije golfvormgeheugens meer zijn, kunt u niets importeren.
1. Breng de cursor naar Import.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
3. Kies met de VALUE-regelaar het geheugen waar
de geïmporteerde data terecht moeten komen.
TIP
Druk op de VOLUME-regelaar om de momenteel geko­zen golfvorm te beluisteren (Preview).
6. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de Import OK? Push ENTER­boodschap.
7. Druk op de VALUE-regelaar om de data te
importeren.

Golfvorm wissen (Delete)

1. Breng de cursor naar Delete.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
3. Kies met de VALUE-regelaar de golfvorm die u
wilt wissen.
4. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de Wave Delete OK? Push ENTER-boodschap.
5. Druk op de VALUE-regelaar om de data te wis-
sen.
62

Projecten wegschrijven en laden (Disk-menu)

Nieuw project opslaan
Schakel de VC-2 (VariOS) nooit uit, terwijl hij een Disk­functie aan het uitvoeren is. Anders beschadigt u name­lijk belangrijke bestanden.
1. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de
MENU-pagina op te roepen.
Als het display nu niet Menu (boven) en Patch (onder) afbeeldt, moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat wel het geval is.
2. Breng de cursor in het hoofdmenu naar Disk.
3. Druk op de VALUE-regelaar.
Project naar de VC-2-kaart wegschrijven (Save Project)
Ziehier hoe je het project in het geheugen van de VariOS naar de VC-2 wegschrijft.
1. Breng de cursor naar Save Project.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
De naam van het huidige project verschijnt.
Om een nieuw project aan te maken en op te slaan moet u op de rechter CURSOR-knop drukken. Zie ook Nieuw project opslaan.
Om een bestaand project te overschrijven moet u dat geheugen met de VALUE-regelaar kiezen.
3. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de Save Project OK? Push ENTER-boodschap.
4. Druk op de VALUE-regelaar om de data op te
slaan.
Alvorens een project op te slaan kunt u er een naam aan geven.
1. Breng de cursor met de CURSOR-knoppen naar
de positie waarvoor u een teken wilt invoeren.
2. Kies met de VALUE-regelaar het gewenste
teken.
Houd de VALUE-regelaar ingedrukt, terwijl u erop drukt om afwisselend grote/kleine letters en cijfers/symbolen + spaties in te voeren.
3. Druk op de VALUE-regelaar om de ingevoerde
naam te bevestigen.
In het display verschijnt de Create Project OK? Push ENTER-boodschap.
4. Druk op de VALUE-regelaar om de data op te
slaan.
Een project van de VC-2 in de VariOS laden (Load Project)
Met deze functie laadt u een project van de VC-2 in het geheu­gen van de VariOS.
Bij het laden van een project verandert de inhoud van het VariOS-geheugen. Vergeet dus niet de data naar de VC-2 weg te schrijven alvorens andere data te laden.
1. Breng de cursor naar Load Project.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
3. Kies met de VALUE-regelaar het project dat u
wilt laden.
4. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de Load Project OK? Push ENTER-boodschap.
5. Druk op de VALUE-regelaar om de data te
laden.
63
Projecten wegschrijven en laden (Disk-menu)

Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset)

Hiermee zorgt u dat de VC-2 weer de fabrieksinstellingen hanteert.
De data (d.w.z. uw eigen instellingen) in de VC-2 worden tijdens deze operatie overschreven. Als u die later nog eens nodig hebt, moet u ze eerst via USB (op een compu­ter, blz. 66) of via MIDI (blz. 65) archiveren.
1. Breng de cursor naar Factory Reset.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
In het display verschijnt de Factory Reset OK? Push ENTER-boodschap.
3. Druk op de VALUE-regelaar om de fabrieksin-
stellingen te laden.
64

Andere functies

Utility-menu

1. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de
MENU-pagina op te roepen.
Als het display nu niet Menu (boven) en Patch (onder) afbeeldt, moet u zo vaak op [EXIT] drukken tot dat wel het geval is.
2. Breng de cursor in het hoofdmenu naar Utility.
3. Druk op de VALUE-regelaar.
Data naar een extern MIDI-apparaat doorseinen (Data Transfer)
Patch-, setup- en systeeminstellingen kunnen naar een extern MIDI-apparaat worden verzonden. Zoiets wordt Bulk Dump” genoemd. Gebruik deze functie, als u een tweede VC-2 (VariOS) met dezelfde instellingen wilt gebruiken, of om uw gegevens op een extern MIDI-apparaat te archiveren. Zo bent u er betrekkelijk zeker van geen belangrijke data te ver­liezen.
Om de data naar een extern apparaat door te seinen moet u de MIDI OUT-connector van de VC-2 (VariOS) op de MIDI IN­connector van het andere apparaat aansluiten.
1. Breng de cursor naar Data Transfer.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
3. Kies met de VALUE-regelaar het datatype dat u
wilt versturen.
ALL: Patch, setup, microfooninstellingen, systeem SETUP+MIC Sets: Setup en microfooninstellingen SYSTEM: Systeem Temporary PATCH: De momenteel gekozen patch User PATCH: De geselecteerde userpatch wordt verzon-
den. Druk op de VALUE-regelaar en stel de nummers van de userpatches (U001~U448) in die u wilt verzenden.
4. Zorg dat het externe MIDI-apparaat de gekozen
data kan ontvangen en druk op de VALUE-rege­laar om de overdracht te starten.
Tijdens de overdracht beeldt het display de Transfer…”­boodschap af. Eens de data verzonden zijn, verschijnt de boodschap Completed!.
TIP
Druk op [EXIT] om de overdracht te staken.
Informatie over de VC-2 opvragen (Information)
1. Breng de cursor naar Information.
2. Druk op de VALUE-regelaar.
Slaat op de systeemversie van de VC-2.

Chord Memory-menu

1. Druk op de [MENU]-knop (licht op) om de
MENU-pagina op te roepen.
2. Breng de cursor in het hoofdmenu naar “Chord
Memory.
3. Druk op de VALUE-regelaar.
Chord Memory
Parameter
Switch OFF,ONHiermee kiest u een Multi Chord-
ENTER Save
Grid Reso­lution
Instelling
C–B Kies rechtsboven in het display de noot
8TH-D
64TH
Verklaring
geheugen (voor het spelen van eenvinge­rakkoorden). * Om de synchronisatie met een extern apparaat te verzekeren moet u Clk Src (blz. 60) op EXTERNAL zetten en zor­gen dat het externe apparaat clocksigna­len zendt. Anders worden de akkoorden niet naar behoren afgespeeld.
(C~B) waarvoor u een akkoord wilt regi­streren, speel het akkoord op het klavier en druk tegelijk op de VALUE-regelaar. Het akkoord wordt voor de geselecteerde noot opgeslagen.
Elke noot van het akkoord wordt volgens het hier gekozen interval apart gespeeld.
8TH-D: Gepunte achtste 8TH: Achtste noten 16TH-D: Gepunte zestiende 16TH: Zestiende noten 32TH: Tweeëndertigste 64TH: Vierenzestigste
65

Data archiveren op uw computer

U kunt golfvormen van uw computer naar de VC-2 doorsei­nen en de projecten van de VC-2 op uw computer archiveren. Bovendien kunt u de computer als sequencer en de VC-2 (VariOS) als MIDI-klankbron daarvoor gebruiken.

De VariOS via USB op uw computer aansluiten

* Eerst en vooral moet u de driver van de “VariOS Driver” CD-
ROM (wordt bij de VariOS geleverd) op uw computer installe-
ren.
1. Schakel de VC-2 (VariOS) uit.
2. Sluit de USB-poort van de VariOS aan op uw
computer en start de computer op.
3. Houd [MENU], [ ] en de VALUE-regelaar inge-
drukt, terwijl u de VariOS inschakelt.
Golfvormen van de computer naar de VC-2 verzenden
1. Sluit de VC-2 met behulp van een USB-kabel
aan op uw computer.
2. Op uw computer: bereid het golfvormbestand
(WAV/AIFF) voor dat u wilt kopiëren.
3. Sleep het golfvormbestand naar de VC-2-drive.
VC-2-projecten archiveren op uw computer
1. Sluit de VC-2 met behulp van een USB-kabel
aan op uw computer.
2. Open het venster van de VC-2-drive.
3. Kies de map, die het te archiveren projectbe-
stand bevat.
4. Schuif de VC-2-kaart in de PC CARD-poort van
de VariOS.
5. De VC-2 in de poort van de VariOS wordt door
de computer herkend en met één van de vol­gende namen afgebeeld.
Systeem Drivenaam
Windows 2000/Me Verwisselbare schijf Windows XP, Macintosh VC-2
66
4. Kopieer de geselecteerde map naar uw computer.
Principieel moet u altijd de volledige projectmap kopië­ren/archiveren. Als u de bestanden namelijk één voor één kopieert, ziet u er gemakkelijk één over het hoofd – en dat kan problemen veroorzaken.
Gebruik nooit uw computer voor het wissen of hernoe­men van bestanden.
Bovendien mag u bestanden met de extensie “.BIN” nooit overschrijven of wissen. Anders werkt de VC-2 namelijk niet meer.
TIP
Projectmappen, die u in één ruk naar de computer geko­pieerd hebt, kunt u later weer naar de VC-2 kopiëren.

USB-aansluiting verbreken

Beëindig de USB-verbinding volgens de regels van de kunst op uw computer en schakel de VariOS uit.
1. Werp de drive op uw computer uit.
Windows XP/2000/Me: Klik, in het Deze computer-venster, met de rechter muisknop op Verwisselbare schijf (of VC-2) en kies
Uitwerpen”.
Macintosh:
Selecteer op uw bureaublad het VC-2-icoon en kies in het Speciaal-menu Berg op of sleep het icoon naar de prullenmand. Het drive-icoon verdwijnt van het bureau­blad en de USB-aansluiting wordt verbroken.
Nu kunt u de fysieke USB-verbinding verbreken of de VariOS uitschakelen alvorens de USB-kabel uit te trekken.

MIDI-communicatie met de computer

Data archiveren op uw computer
Dit werkt precies zoals op de VariOS zelf.
Zie de VariOS-handleiding voor meer details.
67
Memo
68

Appendix

69

Effectoverzicht

MFX-parameters

Er zijn 41 MFX-typen (multi-effecten). Hier gaan we die MFX­typen en hun parameters bekijken.
Zie de vermelde paginas voor meer details over de MFX­typen.
V-Synth VariOS Page
01: Parametric EQ Para EQ p. 70 02: Graphic EQ Graph EQ p. 70 03: Resonant Filter ResoFilt p. 71 04: Isolator and Filter Isolator p. 71 05: Distortion / OD DS / OD p. 72 06: Amp Simulator Gtr Amp p. 72 07: Auto Wah Auto Wah p. 73 08: Humanizer Humanizer p. 73 09: Dynamic Processor Dynamic p. 74 10: Tape Echo Simulator TapeEcho p. 74 11: Stereo Delay St Delay p. 75 12: Multi Tap Delay TapDelay p. 75 13: Reverse Delay RvsDelay p. 76 14: Vocal Echo VocalEcho p. 76 15: Band Pass Delay BP Delay p. 76 16: Analog DelayChorus AD->Cho p. 77 17: Digital Chorus DigiCho p. 77 18: Space Chorus SpaceCho p. 78 19: Hexa Chorus Hex Cho p. 78 20: Analog Flanger Ana Flgr p. 78 21: BOSS Flanger BOSSFlgr p. 78 22: Step Flanger StepFlgr p. 79 23: Analog Phaser Ana Phsr p. 79 24: Digital Phaser DigiPhsr p. 80 25: Rotary Rotary p. 80 26: Tremolo/Auto Pan Trem/Pan p. 80 27: Stereo Pitch Shifter PitchSft p. 81 28: OD/DSCho/Flg OD->Cho p. 81 29: OD/DSDelay OD->Dly p. 82 30: Cho/FlgDelay Cho->Dly p. 82 31: EnhCho/Flg Enh->Cho p. 83 32: EnhDelay Enh->Dly p. 83 33: Vocal Multi VocalMt p. 83 34: Guitar Multi GuitarMt p. 84 35: Bass Multi BASS Mt p. 85 36: E.Piano Multi RhodesMt p. 85 37: Keyboard Multi Kbd Mt p. 86 38: Phonograph Phonogrp p. 86
V-Synth VariOS Page
39: Radio Tuning Radio p. 87 40: Bit Rate Converter Bit Conv p. 87 41: Pseudo Stereo PseudoSt p. 87
01: Parametric EQ (parametrische equalizer)
Dit is een stereo uitgevoerde parametrische 4-bands equalizer (bas, mid x2, hoog).
Parameter Instelling Betekenis
Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Mid 1 Freq 50–20000 Hz Frequentie van middenbereik 1 Mid 1 Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Mid 1 Gain -15– +15 dB Niveau van middenbereik 1 Mid 2 Freq 50–20000 Hz Frequentie van middenbereik 2 Mid 2 Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Mid 2 Gain -15– +15 dB Niveau van middenbereik 2 Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Total Gain -15– +15 dB Uitgangsniveau
Bandbreedte van middenbereik 1 Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
Bandbreedte van middenbereik 2 Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
02: Graphic EQ (grafische equalizer)
Ziehier een grafische 12-bands stereo-equalizer.
Parameter Instelling Betekenis
180Hz Gain -15– +15 dB Niveau van de verschillende fre­250Hz Gain 355Hz Gain 500Hz Gain 710Hz Gain 1000Hz Gain 1400Hz Gain 2000Hz Gain 2800Hz Gain 4000Hz Gain 5600Hz Gain 8000Hz Gain Total Gain -15– +15 dB Uitgangsniveau
quentiebanden
70
Effectoverzicht
LPF HPF
BPF NOTCH
Niveau
Niveau
Niveau
Niveau
Freq. Freq.
Freq. Freq.
03: Resonant Filter
Ziehier een effect met een cyclische controle van de filterfre­quentie met een LFO. Hiermee kunt u frequentierespons van het signaal zo drastisch beïnvloeden dat het helemaal anders begint te klinken.
Parameter Instelling Betekenis
Cutoff Freq 50–20000 Hz Basisfrequentie van het filter
Resonance 0–127 Resonantieniveau van het filter.
Band Mode LOW, MID,
Sweep Wave­form
HIGH, LOW+MID, MID+HIGH, ALL
TRI, SAWUP, SAWDN, SQR
SAWUP SAWDN
De LFO-beïnvloeding hanteert deze waarde als bovengrens.
Hoe groter deze waarde, hoe meer de frequenties rond de cutoffwaarde in de verf worden gezet, wat navenant syntheti­scher klinkt.
Frequentiebereik dat door het filter wordt bewerkt. LOW: lage frequenties MID: middenband HIGH: hoge frequenties LOW+MID: lage frequenties en middenband MID+HIGH: middenband en hoge frequenties ALL: alle gebieden
LFO-golfvorm TRI: Driehoeksgolf SAWUP: Zaagtand SAWDN: Zaagtand SQR: Blokgolf
Parameter
Low Band Level
Mid Band Level
Hi Band Level
AP Low Sw OFF, ON Hiermee activeert u de antifase-functie
AP Low Level
AP Mid Sw OFF, ON Hiermee activeert u de antifase-functie AP Mid
Level
Filter Type Type filter
Instelling
-60– +4 dB Hiermee stelt u het volume van de lage fre-
0–127 Hiermee regelt u het niveau van de lage fre-
0–127
THRU: er wordt geen filter gebruikt LPF: Laat de frequenties onder de cutoffwaarde door. BPF: Laat de frequenties rond de cutoffwaarde door. HPF: Laat de frequenties boven de cutoffwaarde door. NOTCH: Laat alle frequenties behalve die rond de
cutoffwaarde door.
Betekenis
quenties, de middenband en de hoge fre­quenties in. Kies “–60dB om het signaal helemaal te onderdrukken. 0dB betekent dat het volume van het ingangssignaal niet veran­dert.
voor de lage frequenties (c.q. schakelt u ze uit). Als deze parameter actief is, wordt het andere kanaal van stereogeluid omgekeerd en aan het signaal toegevoegd.
quenties. Door het niveau van bepaalde frequenties te veranderen kunt u het karakter van het bewerkte geluid wijzigen. (Dit werkt alleen voor stereosignalen.)
voor de middenband (c.q. schakelt u hem uit). De parameters zijn dezelfde als die voor de lage frequenties.
Sweep Rate 0.05–10.0 Hz, noot Frequentie van de LFO-modula-
Sweep Depth 0–127 Modulatiediepte van de LFO Balance DRY100:0WET–D
RY0:100WET
tie
Volumebalans tussen het droge (DRY) en het effectsignaal (WET).
04: Isolator and Filter
Ziehier een stereo 3-bands isolator, een filter en een low booster, die in serie met elkaar verbonden zijn.
Een isolator is een equalizer die het niveau van bepaalde frequenties zo drastisch vermindert dat die helemaal wegval­len.
Met de filters kunt u de frequentierespons van het inkomende signaal wijzigen en er het gewenste karakter aan geven.
De “low booster” benadrukt de basfrequenties en zorgt dus voor meer buik.
Filter Slope -12, -24
Filter Cutoff 0–127 Grensfrequentie van het filter
Filter Reso­nance
Filter Gain 0– +24 dB Hiermee kun u drastische volumeverliezen
dB/O
0–127 Resonantieniveau van het filter
Filterhelling
24dB per octaaf: steil12dB per octaaf: vlak
Hoe dichter hij bij nul is ingesteld, hoe lager de filterfrequentie. 127 vertegenwoor­digt de hoogste frequentie.
Door deze waarde te verhogen zorgt u dat de frequenties rond de cutoffwaarde wor­den benadrukt, wat een synthetisch karak­ter oplevert.
compenseren die bij een sterke filtering optreden. Hoe groter de waarde, hoe sterker het niveau wordt opgehaald.
71
Effectoverzicht
Parameter
LowBoost Level
Instelling
-15– +15 dBDoor deze waarde op te voeren voorziet u
Betekenis
het signaal van meer laag. * Bij bepaalde isolator- en filterinstellingen bereikt u hiermee nauwelijks een verschil.
05: Distortion / OD (vervorming/ overdrive)
Overdrive zorgt voor een natuurlijke vervorming, die op de oversturing van een buizenversterker lijkt. Distortion levert een iets ruigere vervorming dan overdrive.
Parameter Instelling Betekenis
Input Mode MONO, STE-
Drive Mode OD, DS Hiermee kiest u het overdrive-
Drive 0–127 Vervormingsintensiteit Amp Sim Sw OFF, ON Schakelt de versterkersimulatie
Amp Type SMALL,
Output Level 0–127 Uitgangsniveau Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
REO
BUILT-IN, 2-STACK, 3-STACK
Hiermee bepaalt u of een mono-, dan wel een stereosignaal wordt ontvangen. Als u MONO kiest, worden het linker en rechter kanaal tot een monosignaal gecombineerd.
(OD) of distortioneffect (DS).
in/uit. Type gitaarversterker
SMALL: Kleine versterker BUILT-IN: Comboversterker 2-STACK: Versterker met 2 spea­kerkasten 3-STACK: Versterker met 3 spea­kerkasten
06: Amp Simulator (simulatie van een gitaarversterker)
Dit effect simuleert een gitaarversterker.
Parameter Instelling Betekenis
NS Sw OFF, ON Schakelt de ruisonderdrukker in/uit.
NS Threshold
NS Release 0–127 Bepaalt de overgangstijd vanaf het
0–127 Kies hier het niveau dat het signaal
De ruisonderdrukker laat het originele geluid ongemoeid. Als u niet speelt, wordt het signaal echter onderdrukt.
moet halen om de ruisonderdrukker uit te schakelen. Signalen met een niveau onder deze waarde worden onderdrukt.
begin van de ruisonderdrukking tot het punt waar het volume 0 bereikt.
Parameter Instelling Betekenis
Amp Type (Amp)
Volume 0–127 Volume en vervormingsintensiteit van
Bass 0–127 Toonregeling (bas/middle/treble) Middle Treble Presence 0–127 Niveau van de ultrahoge frequenties. Master
Volume Brightness
Sw (Bright Sw)
Gain Sw LOW, MID,
Sp Sim Sw OFF, ON Schakelt de speakersimulatie in/uit. Sp Type (zie hieron-
Mic Setting 1–10 Past de plaatsing van de (virtuele)
Mic Level 0–127 Volume van het microfoonsignaal Direct Level 0–127 Volume van het droge geluid Level 0–127 Uitgangsniveau
Type gitaarversterker
JC-120: De sound van een Roland JC-120 CLEAN TWIN: Het geluid van een bekende buizenver-
sterker. MATCH DRIVE: Sound van een moderne buizenver­sterker, die vaak voor blues, rock en fusion wordt gebruikt. BG LEAD: Buizenversterker met een sound die eind de jaren 70 en in de jaren 80 populair was. MS1959 I: Grote buizenversterker-stack die voor de Britse hardrock in de jaren 70 onmisbaar was (Input I). MS1959 II: Dezelfde versterker als MS1959 I, maar met Input II aangesloten. MS1959 I+II: Dezelfde versterker als MS1959 I, maar met Input I en II in parallel aangesloten. SLDN LEAD: Buizenversterker die voor verschillende stijlen kan worden gebruikt. METAL 5150: Sound van een grote buizenversterker voor heavy metal. METAL LEAD: Perfect sologeluid voor metal met een karakteristiek middengebied.
OD-1: Sound van het BOSS OD-1 effectpedaal. OD-2 TURBO: Sound van het BOSS OD-2 effectpedaal
met actieve TURBO-schakelaar.
DISTORTION: Distortiongeluid. FUZZ: Fuzzgeluid.
de versterker
* Voor MATCH DRIVE heeft Mid­dle geen functie.
0–127 Algemeen volume van de versterker
OFF, ON Als u hier On kiest, wordt het geluid
HIGH
der)
helderder en bitsiger. * Deze parameter is alleen beschikbaar, wanneer Amp Type= JC-120, CLEAN TWIN of BG LEAD.
Intensiteit van de versterkervervorming
Type speaker
microfoon aan die het geluid van de speaker opneemt. Hoe groter deze waarde, hoe verder de microfoon van de luidspreker vandaan lijkt te staan.
Specificaties van de speakertypen
De speakerkolom geeft de diameter van elke speaker (in inch) en het aantal speakers aan.
72
Effectoverzicht
Type Kast Luid-
SMALL kleine, open kast 10 Dynamisch MIDDLE open kast 12 x 1 Dynamisch JC-120 open kast 12 x 2 Dynamisch BUILT IN 1 open kast 12 x 2 Dynamisch BUILT IN 2 open kast 12 x 2 Condensator BUILT IN 3 open kast 12 x 2 Condensator BUILT IN 4 open kast 12 x 2 Condensator BUILT IN 5 open kast 12 x 2 Condensator BG STACK 1 gesloten kast 12 x 2 Condensator BG STACK 2 grote gesloten kast 12 x 2 Condensator MS STACK 1 grote gesloten kast 12 x 4 Condensator MS STACK 2 grote gesloten kast 12 x 4 Condensator METAL
STACK
grote, dubbele stack 12 x 4 Condensator
spreker
Microfoon
Aanbevolen voorversterker/speaker-combinatie
Versterkertype Speakertype
BG LEAD BG STACK 1–2, MIDDLE MS1959 II BG STACK 1–2, METAL STACK MS1959 I+II BG STACK 1–2, METAL STACK SLDN LEAD BG STACK 1–2, METAL STACK METAL 5150 BG STACK 1–2, METAL STACK METAL LEAD BG STACK 1–2, METAL STACK OD-2 TURBO BUILT IN 1–4 DISTORTION BUILT IN 1–4 FUZZ BUILT IN 1–4
07: Auto Wah
Wah is een effect dat de frequentiekenmerken van een filter voortdurend wijzigt, wat voor een unieke sound zorgt. Het waheffect kan door het volume van het ingangssignaal en/of door een LFO worden gestuurd.
Parameter Instelling Betekenis
Filter Type LPF, BPF Type filter
Polarity DOWN, UP Als u het volume van het inko-
Frequency 0–127 Bepaalt de frequentie waarop het
Peak 0–127 Hiermee bepaalt u hoe sterk het
Trigger Sens 0–127 Bepaalt de gevoeligheid voor de
LPF: Het waheffect wordt op een breed frequentiegebied toegepast. BPF: Het waheffect wordt op een smal frequentiegebied toegepast.
mende signaal gebruikt om het wah­effect te regelen, bepaalt deze instel­ling of de filterfrequentie omhoog (UP) of omlaag (DOWN) gaat.
waheffect wordt toegepast.
waheffect het gekozen frequentiebe­reik bewerkt. Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
wahcontrole.
Parameter Instelling Betekenis
Rate 0.05–10.0 Hz,
Depth 0–127 Modulatiediepte Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
noot
Modulatiefrequentie
08: Humanizer
Dit voegt een klinkerkarakter aan het geluid toe, zodat het op een menselijke stem lijkt.
Parameter Instelling Betekenis
Overdrive SwOFF, ON Schakelt Drive in/uit
Drive 0–127 Vervormingsintensiteit Vowel 1 a, e, i, o, u Eerste klinker Vowel 2 a, e, i, o, u Tweede klinker Rate 0.05–10.0 Hz,
noot
Depth 0–127 Effectintensiteit
Trigger Sens -60–0 dB, LFO Niveau waar de ene klinker in de
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
Frequentie waar de ene klinker in de andere overgaat
De waarde “0” betekent dat u alleen klinker 1 hoort.
andere overgaat –60~0dB: Zodra het niveau boven deze waarde ligt, gaat het geluid met de voor Rate ingestelde snel­heid naar de andere klinker. LFO: De twee klinkergeluiden wis­selen elkaar met de “Rate”-snelheid af.
73
Effectoverzicht
09: Dynamic Processor (dynamische stereoprocessor)
Ziehier een compressor/limiter, een enhancer, een 3-bands equalizer en een ruisonderdrukker in serie.
Comp/Limiter kan worden gebruikt als compressor (afvlakken van niveauverschillen) of als limiter (die alleen de pieken uit een signaal haalt).
De “enhancer” benadrukt de hoogste boventonen en maakt het bewerkte signaal daardoor briljanter en duidelijker hoor­baar.
De 3-bands equalizer bewerkt drie frequentiegebieden: laag (Low), midden (Mid) en hoog (High). U kunt de frequenties kiezen en het niveau ervan ophalen of afzwakken.
De ruisonderdrukker laat het originele geluid ongemoeid. Als u niet speelt, wordt het signaal echter onderdrukt.
Parameter Instelling Betekenis
Comp Sw OFF, ON Schakelt de compressor/limiter in/
Comp Threshold
Comp Attack 0–127 Bepaalt hoe snel de compressie
Comp Release 0–127 Bepaalt hoe snel de compressor
Comp Ratio 1.5:1, 2:1, 4:1,
Comp Gain -60– +12 dB Versterking v/h uitgangssignaal Enhan Sw OFF, ON Zet de enhancer aan/uit. Enhan Sens 0–127 Gevoeligheid van de enhancer Enhan Fre-
quency
Enhan Mix Level
Enhan Level 0–127 Volume van het enhancergeluid EQ Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik EQ Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen EQ Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik EQ Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
EQ Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik EQ Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik EQ Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen NS Sw OFF, ON Schakelt de ruisonderdrukker in/
NS Threshold 0–127 Kies hier het niveau dat het signaal
-60–0 dB Bepaalt het niveau waar de com-
100:1
0–127 Bepaalt de ondergrens van het fre-
0–127 Niveau van de boventonen die door
4.0, 8.0
uit.
pressie begint.
begint, wanneer het signaalniveau boven de compressordrempel komt te liggen.
weer uitgaat eens het signaalniveau onder de drempel zakt.
Hiermee bepaalt u de compressie­verhouding ingangssignaal : uit­gangssignaal.
quentiebereik dat door de enhancer wordt bewerkt.
de enhancer worden voortgebracht
Niveau van het middenbereik Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
uit.
moet halen om de ruisonderdruk­ker uit te schakelen. Signalen met een niveau onder deze waarde worden onderdrukt.
Parameter Instelling Betekenis
NS Release 0–127 Bepaalt de overgangstijd vanaf het
begin van de ruisonderdrukking tot het punt waar het volume 0 bereikt.
10: Tape Echo Simulator
Deze virtuele bandecho klinkt bijna griezelig echt. Dit is een simulatie van de legendarische Roland RE-201 Space Echo.
Parameter Instelling Betekenis
Mode S, M, L,
Repeat Rate 0–127 Bepaalt de bandsnelheid.
Intensity 0–127 Bepaalt het aantal herhalingen van de
Bass -100– +100 Hiermee kunt u de hoge en lage tonen Treble
Head S Pan L63–63R Hiermee kunt u de (links/rechts) stereo­Head M Pan Head L Pan
Tape Distor­tion (Tape DS)
W/F Rate 0–127 Frequentie van de wow &n flutter-
W/F Depth 0–127 Modulatiediepte van “wow & flutter”. Echo Level 0–127 Volume van het echogeluid.
S+M, S+L, M+L, S+M+L
0–5 Voegt die typische bandvervorming toe.
Stelt de combinatie van weergavekop­pen in. De RE-201 had drie weergavekoppen voor evenveel (ook simultaan beschik­bare) vertragingstijden: Short, Medium en Long. Selecteer bijvoor­beeld S+M om de korte en middelste vertraging te gebruiken.
Dit komt overeen met de vertragingstijd van een hedendaags delay-effect.
delay. Op een recenter delay-apparaat zou deze parameter Feedback heten.
van de echo bijregelen. 0 betekent dat de klankkleur niet ver­andert.
positie van de drie koppen (Short, Medium en Long) instellen. * Uiteraard bestond deze parameter op de originele RE-201 niet.
Hoe groter de waarde, hoe duidelijker de vervorming wordt.
modulatie Wow & flutter (schommelingen in de transportsnelheid) wordt veroorzaakt door bandslijtage en een onregelmatig bandtransport.
74
Effectoverzicht
11: Stereo Delay
Ziehier een stereodelay. Naar gelang de gekozen vertragings­tijd verkrijgt u hiermee lange echos, een vettere sound of spacey geluiden.
Parameter Instelling Betekenis
Mode MONO,
Delay Time 0–1300 ms
L-R Shift 0–650 ms, noot De vertragingstijd van één signaal
L-R Order LR, RL In de STEREO- of ALTERNATE-
Feedback -98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq
Hi Damp Gain
STEREO, ALTERNATE
(MONO), 0–650 ms (STE­REO, ALTER­NATE), noot
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie waar-
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarboven
-36–0 dB High Damp-intensiteit
Hiermee kiest u Stereo, Mono of Alternate. MONO: Delay met één in- en twee uitgangen. Stereosignalen worden aan de ingang tot een monosignaal gecombineerd. STEREO: Delay met twee in- en twee uitgangen. De bewerkte signa­len behouden hun stereoplaatsing. ALTERNATE: Het delaysignaal wordt afwisselend via het linker en rechter kanaal weergegeven. (Alternate Delay)
Vertraging tussen het originele sig­naal en het begin van de delay.
(links of rechts) wordt verlengd. Door LR te kiezen zorgt u dat het R-signaal later komt. Bij RL komt het L-signaal later. In de MONO- of ALTERNATE­mode wordt deze instelling gene­geerd.
mode bepaalt deze instelling welk kanaal (links of rechts) vóór het andere klinkt. LR: Het linkerkanaal wordt eerst weergegeven RL: Het rechterkanaal wordt eerst weergegeven * In de MONO-mode wordt deze instelling genegeerd.
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
onder de lage tonen uit het feed­backsignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker delaysignaal zorgt.
het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
Parameter Instelling Betekenis
Balance DRY100:0WET–
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik PS Low
Gain Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
DRY0:100WET
-15– +15 dB Niveau van de lage tonen
Volumebalans tussen het droge (DRY) en het effectgeluid (WET).
12: Multi Tap Delay
Hier zijn er 5 delaylijnen. De Delay-parameters kunnen ook als nootwaarde (in verhouding tot het actuele tempo) worden ingesteld. Bovendien kunt u het volume en de stereopositie van de delaylijnen instellen.
Parameter Instelling Betekenis
Delay 1–5 0–1300 ms,
Fbk Dly Time 0–1300 ms, noot Bepaalt de vertragingstijd van het
Feedback -98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
Delay 1–5 Level
Delay 1–5 Pan
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq
Hi Damp Gain
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
noot
0–127 Bepaalt het volume van Delay 1/2/
L63–63R Bepaalt de stereopositie van Delay
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie waar-
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarboven
-36–0 dB High Damp-intensiteit
Bepaalt de vertraging tussen het inkomende signaal en de eerste her­haling van Delay 1/2/3/4/5.
feedbacksignaal
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
3/4/5.
1/2/3/4/5.
onder de lage tonen uit het feed­backsignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker delaysignaal zorgt.
het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
75
Effectoverzicht
13: Reverse Delay
Keert het ingangssignaal om en stuurt het dan door de delay.
Parameter Instelling Betekenis
Threshold 0–127 Bepaalt het niveau dat het ingangs-
Rvs Dly Time 0–650 ms, noot Bepaalt de vertraging tussen het
Rvs Feedback -98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq
Hi Damp Gain
Balance DRY100:0WET–
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarboven
-36–0 dB High Damp-intensiteit
DRY0:100WET
signaal moet hebben om de delay te starten.
inkomende signaal en de eerste herhaling.
omgekeerde delaysignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met negatieve (–) waar­den keert u de fase om.
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker delaysignaal zorgt.
het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
Volumebalans tussen het droge (DRY) en het effectsignaal (WET).
14: Vocal Echo
Dit effect simuleert een karaoke-echo.
Parameter Instelling Betekenis
Delay Time 0–650 ms, noot Vertraging tussen het originele sig-
Pre LPF Freq 500–15000 Hz,
THRU
Mod Rate 0.05–10.0 Hz,
noot
Mod Depth 0–127 Hiermee bepaalt u de intensiteit van
Diffusion 0–100 Bepaalt de ruimtelijkheid van het
Feedback -98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
naal en het begin van de delay. Bepaalt de filterfrequentie (THRU:
geen filter) Bepaalt de snelheid van het modula-
tie-effect.
het modulatie-effect.
delaysignaal.
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
Parameter Instelling Betekenis
Hi Damp Freq
Echo Level 0–127 Volume van het echosignaal. Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
500–15000 Hz, THRU
Kies hier de frequentie waarboven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
15: Band Pass Delay
Dit is een delay met een bandpasfilter (een filter dat alleen de gekozen frequentieband doorlaat) voor elke delaylijn. Vóór de delay bevindt zich nog een phaser. Een phaser is een effect dat een uit-fase kopie aan het inkomende signaal toevoegt en de kopie dan nog cyclisch verschuift.
Parameter Instelling Betekenis
Phaser Manual
Phaser Rate 0.05–10.0 Hz,
Phaser Depth 0–127 Bepaalt de modulatiediepte. Phaser Reso-
nance
Phaser Mix Level
Delay Time 0–1300 ms, noot Hiermee bepaalt u de vertragings-
Fbk Dly Time 0–1300 ms, noot Bepaalt de vertragingstijd van het
Dly Time Dev 0–1300 ms, noot Bepaalt de vertragingsverschillen
Delay Level 0–127 Bepaalt het volume van de delay-
Delay Feed­back
Delay Pan Type
BPF 1–5 Freq 50–20000 Hz Hiermee regelt u de frequentie
BPF 1/2 Q 0.3–24.0 Kies hier de uitgangsbandbreedte BPF 3/4/5 Q Balance DRY100:0WET–
0–127 Bepaalt de frequentie waarrond
noot
0–127 Bepaalt de hoeveelheid feedback
0–127 Volume van de uit-fase kopie
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
1–10 Hiermee regelt u de stereopositie
DRY0:100WET
het geluid wordt gemoduleerd. Bepaalt de modulatiefrequentie.
voor de phaser. Hoe groter deze waarde, hoe unieker het geluid wordt.
t.o.v. het inkomende signaal.
tijd tussen het inkomende signaal en de eerste herhaling van de ver­schillende lijnen.
feedbacksignaal.
tussen de verschillende delaylij­nen.
lijnen.
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
van de delaysignalen. Voor de stereoplaatsing kunt u kiezen uit 10 verschillende patro­nen (zie hieronder).
van de bandpasfilters (1~5).
van de bandpasfilters (1~5).
Volumebalans tussen het droge (DRY) en het effectgeluid (WET).
76
Effectoverzicht
Delay Pan Type
Waarden Dly 1 Dly 2 Dly 3 Dly 4 Dly 5
1 L63 L32 0 32R 63R 2 L63 32R L32 63R 0 3 L63 63R L32 32R 0 4 32R L32 L63 0 63R 5 63R 0 L63 L32 32R 6 L32 32R L63 63R 0 7 0 63R L63 32R L32 8 0 63R L32 32R L63 9 0 32R L32 63R L63 10 63R 32R 0 L32 L63
16: Analog DelayChorus
Dit effect simuleert de sound van een BOSS CE-1 Chorus Ensemble. Om het historische geluid te verkrijgen passeert het signaal eerst een analoge delay.
Parameter Instelling Betekenis
Dly Sw OFF, ON Schakelt de delay in/uit. Dly Repeat
Rate Dly Intensity 0–127 Komt overeen met de feedbackpara-
Dly Level 0–127 Bepaalt het volume van het vertraagde
Chorus Sw OFF, ON Schakelt chorus of vibrato in/uit. Chorus Mode CHORUS,
Chorus Inten­sity
Vibrato Depth 0–127 Als Chorus Mode= VIBRATO, is
Vibrato Rate 0–127 Als Chorus Mode= VIBRATO,
Chorus Out Mode
0–127 Komt overeen met de vertragingstijd
VIBRATO 0–127 Als Chorus Mode= CHORUS,
MONO, ST-1, ST-2
van een delayprocessor.
meter van een delayprocessor.
signaal.
Hiermee kiest u afwisselend de chorus­en de vibratomode.
bepaalt u hiermee de vibratosnelheid.
bepaalt u hiermee de vibratointensiteit.
bepaalt u hiermee de vibratosnelheid. Kies hier het uitgangsformaat (mono/
stereo). MONO: Monoweergave. ST-1: Mix van het inkomende signaal en het chorusgeluid-annex-vibrato dat voor één kanaal met omgekeerde fase wordt weergegeven. Dat zorgt voor een breder geluid, maar laat geen dui­delijke plaatsing toe. ST-2: Het linker kanaal bevat het inko­mende signaal, terwijl de chorusmodu­latie alleen via het rechter kanaal wordt weergegeven.
17: Digital Chorus
Dit is een stereochorus of -flanger. Vóór (Pre) en achter (Post) de chorus (of flanger) bevinden zich equalizers voor het kleuren.
Parameter Instelling Betekenis
Mode CHORUS,
Rate 0.05–10.0 Hz,
Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van de cho-
Phase 0–180 deg Ruimtelijke spreiding van het cho-
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik (Pre) Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van het lage bereik (Pre) Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik
Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van het hoge bereik (Pre) Pre Dly Time 0–50.0 ms Hiermee stelt u de vertraging tus-
Feedback -98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
Xover Low­Freq
Xover Low Gain
Xover HiFreq 2000–20000 Hz Zwakt het effect boven de hier
Xover Hi Gain -36–0 dB Hier bepaalt u hoe sterk het hoge
Modulation Level
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik
Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van het lage bereik (Post) Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik
Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van het hoge bereik (Post)
FLANGER
noot
50–4000 Hz Zwakt het effect onder de hier inge-
-36–0 dB Hier bepaalt u hoe sterk het lage
0–127 Volume van het chorus- of flanger-
Kies hier het effect: chorus of flan­ger.
Bepaalt de modulatiesnelheid van de chorus of flanger.
rus of flanger.
rus- of flangersignaal.
(Pre)
sen het originele signaal en het begin van de chorus of flanger in.
chorus- of flangersignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
stelde frequentie af.
bereik wordt afgezwakt.
ingestelde frequentie af.
bereik wordt afgezwakt.
signaal.
(Post)
(Post)
77
Effectoverzicht
18: Space Chorus
Ziehier een simulatie van de legendarische SDD-320 van Rol­and die het inkomende signaal breder maakt.
Parameter Instelling Betekenis
Mode 1, 2, 3, 4, 1+4,
2+4, 3+4
Chorus Level 0–127 Volume van het chorusgeluid. Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
Hiermee kiest u de gewenste cho­rusmodulatie. De SDD-320 bezat vier knoppen voor de effectkeuze. Met deze para­meter bepaalt u welke “knoppen” u ingedrukt hebt. (“1+4” betekent dat knop [1] en [4] samen werden inge­drukt.)
19: Hexa Chorus
Een hexa-chorus is een betoverend effect met 6 choruslijnen voor een extra dicht en vet resultaat. (De zes choruslijnen han­teren verschillende vertragingstijden.) Ook deze chorus is aan de in- (Pre) en uitgang (Post) van een equalizer voorzien.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Dly Time 0–50.0 ms Vertraging tussen het originele sig-
Pre Dly Dev 0–50.0 ms Hiermee bepaalt u in welke mate
Rate 0.05–10.0 Hz,
Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van het cho-
Depth Devia­tion
Pan Deviation L63–63R Kies hier de spreiding van de cho-
Chorus Level 0–127 Volume van het chorusgeluid. Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik (Pre) Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van het lage bereik (Pre) Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik
Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van het hoge bereik (Pre) Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
noot
0–127 Hiermee bepaalt u de verschillen in
naal en het begin van de chorus.
de choruslijnen van de Pre Delay-waarde afwijken.
Modulatiefrequentie (snelheid) van het chorusgeluid.
rusgeluid.
modulatie-intensiteit voor de cho­ruslijnen.
ruslijnen in het stereobeeld. 0: Alle choruslijnen bevinden zich in het midden. L20/R20: De choruslijnen bevinden zich telkens 30 graden verder van het midden vandaan.
(Pre)
20: Analog Flanger
Ziehier een simulatie van de analoge flanger SBF-325 van Rol­and. U kunt kiezen uit drie flangertypen (straaljagereffecten) en één chorusimpressie.
Parameter Instelling Betekenis
Mode FL1, FL2, FL3,
Rate 0.02–5.00 Hz,
Depth 0–127 Bepaalt de modulatie-intensiteit van
Manual 0–127 Kies hier de frequentie die vooral door
Feedback 0–127 Bepaalt de intensiteit van het flanger-
CH-R Mod Phase
CH-L Phase NORM, INV Kies hier de fase van het linker en rech­CH-R Phase
CHO
noot
NORM, INV Bepaalt de fase van het rechterkanaal.
Kies hier het gewenste type. FL1: Een algemeen bruikbare monoflanger. FL2: Stereoflanger die de stereoplaat­sing van het brongeluid handhaaft. FL3: Een cross mix-flanger met een intenser effect. CHO: Chorus
Kies hier de aanzwelsnelheid van de flanger.
de flanger.
de flanger moet worden bewerkt.
effect. In de CHO-mode wordt deze instel­ling genegeerd.
In de regel kiest u waarschijnlijk NORM. Kies INV om de modula­tiefase (op/neer) voor het rechterka­naal om te keren (tegenfase).
ter kanaal voor de mix van het inko­mende en het flangersignaal. NORM: Positieve fase (+) INV: Negatieve fase (–)
21: BOSS Flanger
Dit effect bevat twee flangerschakelingen van de BOSS-effect­pedaaltjes. Die werken parallel en laten dus het bewerken van stereo-ingangssignalen toe. Hiermee voorziet u een signaal van een wat blikkerige modulatie.
Parameter Instelling Betekenis
Type NORMAL,
HI-BAND
Manual 0–127 Kies hier de frequentie, die moet
Depth 0–127 Kies hier de intensiteit van het zwel-
Rate 0.05–10.0 Hz,
noot
Kies hier het type flanger dat wordt gesimuleerd. NORMAL: Normaal effect (BOSS BF-2) HI-BAND: High-Band-effect (BOSS HF-2). Kies HI-B, als de flangermodulatie één octaaf hoger moet liggen dan bij NORM (inte­ressant voor bas).
worden bewerkt.
effect. Bepaalt de modulatiesnelheid van
het flangereffect.
78
Effectoverzicht
4 stage
8 stage
Niveau
Freq.
Niveau
Freq.
Parameter Instelling Betekenis
Resonance 0–127 Bepaalt de intensiteit van het flan-
Phase 0–180 deg Ruimtelijke spreiding van de flan-
Feedback Mode
Feedback -98– +98 % Hiermee zorgt u dat het flangerge-
Cross Mix Level
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
NORMAL, CROSS
-100– +100 Hiermee zorgt u dat het linker flan-
gereffect. * Deze parameter wordt genegeerd, wanneer Feedback Mode= CROSS.
ger. Kies hier de ingangen waar het flan-
gergeluid opnieuw naartoe wordt gestuurd. NORMAL: Het linker flangerkanaal wordt naar de linker ingang, en het rechter flangergeluid naar de rech­ter ingang gestuurd. CROSS: Het linker flangerkanaal wordt naar de rechter ingang, en het rechter flangergeluid naar de linker ingang gestuurd.
luid van de twee kanalen naar het telkens andere kanaal wordt gestuurd. Met negatieve (–) waar­den keert u de fase om. * Deze parameter wordt genegeerd, wanneer Feedback Mode= NOR­MAL.
gerkanaal met het rechter –en het rechter met het linker– wordt gemixt. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
22: Step Flanger
Ziehier een flanger die het geluid in duidelijk hoorbare trap­pen moduleert. De modulatiesnelheid kan ook als nootwaarde worden ingesteld (en staat dan in functie van het tempo).
Parameter Instelling Betekenis
Pre Dly Time 0–50.0 ms Hiermee stelt u de vertraging tus-
Rate 0.05–10.0 Hz,
Depth 0–127 Bepaalt de modulatie-intensiteit
Feedback -98– +98 % Kies hier de hoeveelheid flanger-
Phase 0–180 deg Ruimtelijke spreiding van de flan-
Step Rate 0.05–10.0 Hz,
Flanger Level 0–127 Volume van het flangergeluid. Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik
noot
noot
sen het originele signaal en het begin van de flanger in.
Bepaalt modulatiefrequentie (snel­heid) van de flanger.
van de flanger.
signaal die opnieuw naar de flan­ger wordt gestuurd. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
ger. Kies hier de snelheid van de toon-
hoogtewijzigingen.
Parameter Instelling Betekenis
Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
23: Analog Phaser
Dit effect bevat twee parallel verbonden “analoge” phasers en laat dus de bewerking van stereosignalen toe. Het berust op een cyclische faseverschuiving van een signaalkopie die aan het inkomende signaal wordt toegevoegd (zoals bij elke pha­ser).
Parameter Instelling Betekenis
Shift Mode 4STAGE,
Center Freq 0–127 Kies hier de frequentie die vooral
Resonance 0–127 Hoeveelheid feedback.
LFO 1/2 Rate 0.02–5.00 Hz,
LFO 1/2 Depth
LFO 1/2 Phase
8STAGE
noot 0–127 Bepaalt de modulatiediepte.
NORM, INV Stelt de fase van het linker en rechter
Kies hier het aantal trappen van de faseverschuiving: vier (4STAGE) of acht (8STAGE). Als u hier “8STAGE” kiest, wordt het signaal op een groter aantal frequen­tiepunten even onderdrukt, wat een scherper effect oplevert.
door de phaser wordt bewerkt. Kies een grote waarde, als vooral het hoge frequentiebereik moet worden gemoduleerd.
Met deze parameter voorziet u het geluid van een typisch karakter­trekje.
Kies hier de snelheid van het aan­zwellende geluid.
zweleffect in. NORM: Het linker en rechter kanaal hanteren dezelfde fase. INV: Het linker en rechter kanaal hanteren tegenovergestelde fasen.
79
Effectoverzicht
Ni
q
SAWUP SAWDN
24: Digital Phaser
Een phaser is een effect dat een uit-fase kopie aan het inko­mende signaal toevoegt en de kopie dan nog cyclisch ver­schuift.
Parameter Instelling Betekenis
Shift Mode 4STAGE,
Manual 0–127 Bepaalt de frequentie waarrond het
Rate 0.05–10.0 Hz,
Depth 0–127 Bepaalt de modulatiediepte. Phase NORM, INV Stelt de fase van het linker en rechter
Resonance 0–127 Bepaalt de hoeveelheid feedback
Mix Level 0–127 Volume van het phasergeluid t.o.v.
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
8STAGE
veau
Niveau
noot
Kies hier het aantal trappen van de faseverschuiving: vier (4STAGE) of acht (8STAGE). Als u hier 8STAGE kiest, wordt het signaal op een groter aantal fre­quentiepunten even onderdrukt, wat een scherper effect oplevert.
4 stage
8 stage
geluid wordt gemoduleerd. Bepaalt de modulatiefrequentie.
zweleffect in. NORM: Het linker en rechter kanaal hanteren dezelfde fase. INV: Het linker en rechter kanaal hanteren tegenovergestelde fasen.
voor de phaser. Hoe groter deze waarde, hoe unie­ker het geluid wordt.
het droge signaal.
25: Rotary
Het Rotary-effect simuleert het geluid van draaiende luidspre­kers, die vaak worden gebruikt voor elektrische orgels. De beweging van de luidsprekers voor de hoge en lage tonen kan apart worden ingesteld. Hierdoor verkrijgt u een bijzonder realistische simulatie van de originele speakerkast. Dit effect is met name ideaal voor orgelgeluiden.
Freq.
Fre
Parameter Instelling Betekenis
Speed SLOW, FAST Kies hier de snelheid van de rotor
Low Slow Rate
Low Fast Rate
Low Accele­ration
Low Level 0–127 Volume van de Low-rotorsimula-
Hi Slow Rate 0.05–10.0 Hz,
Hi Fast Rate 0.05–10.0 Hz,
Hi Accelera­tion
.
Hi Level 0–127 Volume van de “Hi”-rotorsimulatie Separation 0–127 Ruimtelijke verspreiding van het
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
0.05–10.0 Hz, noot
0.05–10.0 Hz, noot
0–15 Kies hier de overgangssnelheid van
noot
noot 0–15 Kies hier de overgangssnelheid van
voor de hoge en de lage tonen. SLOW: Keuze van de lage snelheid (Slow Rate). FAST: Keuze van de hoge snelheid (Fast Rate).
Lage draaisnelheid (SLOW) van de lage tonen
Hoge draaisnelheid (FAST) van de lage tonen
Slow naar Fast (en vice versa) voor de lage tonen.
tie Lage draaisnelheid (SLOW) van de
hoge tonen Hoge draaisnelheid (FAST) van de
hoge tonen
Slow naar Fast (en vice versa) voor de hoge tonen.
geluid
26: Tremolo/Auto Pan
Dit is een stereo tremolo of auto-pan. Tremolo moduleert het volume cyclisch en zorgt dat het begint te bibberen. Auto Pan zorgt voor een cyclische verschuiving van de ste­reoplaatsing.
Parameter Instelling Betekenis
Mode TREMOLO,
AUTO PAN
Waveform TRI, SAWUP,
SAWDN, SQR, SIN
Rate 0.05–10.0 Hz,
noot Depth 0–127 Modulatiediepte Balance DRY100:0WET–
DRY0:100WET Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik
Kies hier het benodigde effect: tre­molo of auto-pan.
Kies hier het modulatietype. TRI: Driehoeksgolf SAWUP/SAWDN: Zaagtand SQR: Blokgolf SIN: Sinusgolf
Modulatiefrequentie
Volumebalans tussen het droge (DRY) en het effectsignaal (WET).
80
Effectoverzicht
Parameter Instelling Betekenis
Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
27: Stereo Pitch Shifter
This effect features two pitch shifters arranged in parallel, making it stereo compatible. It can shift the pitch of the input signal up to one octave up or down.
Parameter Value Description
Input Mode MONO,
Grade 1–5 Sets the grade of the effect sound.
Coarse Pitch A/B
Fine Pitch A/B-100– +100 cent Adjusts the pitch shift amount in 2-
Pre Delay A/B0–500 ms Adjusts the delay time from the
Level A/B 0–127 Volume of the pitch shift A or B
Pan A/B L63–63R Pan of the pitch shift A or B sound. Direct Level 0–127 Volume of the direct sound. Feedback -98– +98 % Adjusts the proportion of the pitch
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Adjusts the frequency above which
Hi Damp Gain -36–0 dB Degree of High Damp Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequency of the low range Ps Low Gain -15– +15 dB Gain of the low range Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequency of the high range Ps Hi Gain -15– +15 dB Gain of the high range
STEREO
-12– +12 semi­tone
50–4000 Hz Adjusts the frequency below which
-36–0 dB Degree of Low Damp
Selects either stereo input or monaural input.
The higher the value is set, the more natural-sounding can be obtained; however, this increases the delay from the source sound as well.
Specifies the pitch shift amount in semitones for pitch shift A or B.
cent units (1 cent = 1/100 of a semi­tone) for pitch shift A or B.
direct sound until the pitch shift A or B sound is heard.
sound.
shift sound that is fed back into the effect. Negative (-) settings will invert the phase.
sound fed back to the effect will be cut. The Low Damp function damps the low frequency band of the pitch shift sound quicker than other bands.
sound fed back to the effect will be cut. High Damp, by attenuating the higher frequencies first.
28: OD/DSCho/Flg (Overdrive/ DistortionChorus/Flanger)
Dit effect verbindt een overdrive of distortion met een chorus of flanger.
Parameter Instelling Betekenis
Drive Mode OD, DS Hiermee kiest u het overdrive- (OD)
Drive 0–127 Vervormingsintensiteit Amp Sim Sw OFF, ON Schakelt de versterkersimulatie in/
Amp Type SMALL,
Distortion (DS) Level
Mod Mode CHORUS,
Mod Rate 0.05–10.0 Hz,
Mod Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van de chorus
Mod Phase 0–180 deg Spreiding van het chorus- of flan-
Mod Pre Delay
Mod Feed­back
Xover Low­Freq
Xover Low Gain
Xover HiFreq 2000–20000 Hz Zwakt het effect boven de hier inge-
Xover Hi Gain
Mod Level 0–127 Volume van het chorus- of flanger-
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
BUILT-IN, 2-STACK, 3-STACK
0–127 Volume van het overdrive- of dis-
FLANGER
noot
0–50.0 ms Hiermee stelt u de vertraging tus-
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
50–4000 Hz Zwakt het effect onder de hier inge-
-36–0 dB Hier bepaalt u hoe sterk het lage
-36–0 dB Hier bepaalt u hoe sterk het hoge
of distortioneffect (DS).
uit. Type gitaarversterker
SMALL: Kleine versterker BUILT-IN: Comboversterker 2-STACK: Versterker met 2 spea­kerkasten 3-STACK: Versterker met 3 spea­kerkasten
tortiongeluid. Hier kiest u de modulatie: chorus of
flanger. Bepaalt de snelheid van het modu-
latie-effect (chorus of flanger).
of flanger.
gersignaal.
sen het originele signaal en het begin van de chorus of flanger in.
effectsignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
stelde frequentie af.
bereik wordt afgezwakt.
stelde frequentie af.
bereik wordt afgezwakt.
signaal.
81
Effectoverzicht
29: OD/DSDelay (Overdrive/ DistortionDelay)
Dit effect verbindt een overdrive of distortioneffect met een delay in serie.
Parameter Instelling Betekenis
Drive Mode OD, DS Hiermee kiest u het overdrive- (OD)
Drive 0–127 Vervormingsintensiteit Amp Sim Sw OFF, ON Schakelt de versterkersimulatie in/
Amp Type SMALL,
Distortion (DS) Level
Delay Time 0–1300 ms, noot Vertraging tussen het originele sig-
Delay Feedback
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq
Hi Damp Gain
Delay Level 0–127 Volume van het delaygeluid. Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
BUILT-IN, 2-STACK, 3-STACK
0–127 Volume van het overdrive- of dis-
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie waar-
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarboven
-36–0 dB High Damp-intensiteit
of distortioneffect (DS).
uit. Type gitaarversterker
SMALL: Kleine versterker BUILT-IN: Comboversterker 2-STACK: Versterker met 2 spea­kerkasten 3-STACK: Versterker met 3 spea­kerkasten
tortiongeluid.
naal en het begin van de delay.
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
onder de lage tonen uit het feed­backsignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker delaysignaal zorgt.
het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
30: Cho/FlgDelay (Chorus/ FlangerDelay)
Seriële verbinding van een chorus of flanger met een delay.
Parameter Instelling Betekenis
Mod Mode CHORUS,
Mod Rate 0.05–10.0 Hz,
Mod Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van de chorus
Mod Phase 0–180 deg Spreiding van het chorus- of flan-
Mod Pre Delay
Mod Feedback
Xover Low­Freq
Xover Low Gain
Xover HiFreq 2000–20000 Hz Zwakt het effect boven de hier inge-
Xover Hi Gain
Mod Level 0–127 Volume van het chorus- of flanger-
Delay Time 0–1300 ms, noot Vertraging tussen het originele sig-
Delay Feedback
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq
Hi Damp Gain
Delay Level 0–127 Volume van het delaygeluid. Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
FLANGER
noot
0–50.0 ms Hiermee stelt u de vertraging tussen
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
50–4000 Hz Zwakt het effect onder de hier inge-
-36–0 dB Hier bepaalt u hoe sterk het lage
-36–0 dB Hier bepaalt u hoe sterk het hoge
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie waar-
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarboven
-36–0 dB High Damp-intensiteit
Hier kiest u de modulatie: chorus of flanger.
Bepaalt de snelheid van het modula­tie-effect (chorus of flanger).
of flanger.
gersignaal.
het originele signaal en het begin van de chorus of flanger in.
effectsignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
stelde frequentie af.
bereik wordt afgezwakt.
stelde frequentie af.
bereik wordt afgezwakt.
signaal.
naal en het begin van de delay.
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
onder de lage tonen uit het feed­backsignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker delaysignaal zorgt.
het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
82
Effectoverzicht
31: EnhCho/Flg (EnhancerChorus/ Flanger)
Ziehier een seriële verbinding van een enhancer en een chorus of flanger.
Parameter Instelling Betekenis
Enhan Sens 0–127 Gevoeligheid van de enhancer Enhan Fre-
quency
Enhan Mix Level
Enhan Level 0–127 Volume van het enhancergeluid Mod Mode CHORUS,
Mod Rate 0.05–10.0 Hz,
Mod Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van de chorus
Mod Phase 0–180 deg Spreiding van het chorus- of flan-
Mod Pre Delay
Mod Feed­back
Xover Low­Freq
Xover Low Gain
Xover HiFreq 2000–20000 Hz Zwakt het effect boven de hier inge-
Xover Hi Gain
Mod Level 0–127 Volume van het chorus- of flanger-
Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
0–127 Bepaalt de ondergrens van het fre-
0–127 Niveau van de boventonen die door
FLANGER
noot
0–50.0 ms Hiermee stelt u de vertraging tussen
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
50–4000 Hz Zwakt het effect onder de hier inge-
-36–0 dB Hier bepaalt u hoe sterk het lage
-36–0 dB Hier bepaalt u hoe sterk het hoge
quentiebereik dat door de enhancer wordt bewerkt.
de enhancer worden voortgebracht
Hier kiest u de modulatie: chorus of flanger.
Bepaalt de snelheid van het modula­tie-effect (chorus of flanger).
of flanger.
gersignaal.
het originele signaal en het begin van de chorus of flanger in.
effectsignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
stelde frequentie af.
bereik wordt afgezwakt.
stelde frequentie af.
bereik wordt afgezwakt.
signaal.
32: EnhDelay (EnhancerDelay)
Dit effect verbindt een enhancer en een delay in serie.
Parameter Instelling Betekenis
Enhan Sens 0–127 Gevoeligheid van de enhancer Enhan
Frequency
Enhan Mix Level
Enhan Level 0–127 Volume van het enhancergeluid Delay Time 0–1300 ms, noot Vertraging tussen het originele sig-
0–127 Bepaalt de ondergrens van het fre-
quentiebereik dat door de enhancer wordt bewerkt.
0–127 Niveau van de boventonen die door
de enhancer worden voortgebracht
naal en het begin van de delay.
Parameter Instelling Betekenis
Delay Feedback
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq
Hi Damp Gain
Delay Level 0–127 Volume van het delaygeluid. Ps Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Ps Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Ps Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Ps Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie waar-
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarboven
-36–0 dB High Damp-intensiteit
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
onder de lage tonen uit het feed­backsignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker delaysignaal zorgt.
het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
33: Vocal Multi
Ziehier een seriële verbinding van een limiter/de-esser, 3­bands equalizer en een delay.
Een limiter zwakt signaalpieken af en voorkomt zo overstu­ring.
Een de-esser vermindert de sisgeluiden van een stem, wat een iets ronder resultaat oplevert.
Parameter Instelling Betekenis
Limtr Mode LIMITER,
Limtr Threshold
Limtr Release 0–127 Bepaalt hoe snel de limiter stopt
Limtr Gain -60– +12 dB Hiermee kunt u het volume van het
DE Sens 0–127 Gevoeligheid van het effect, d.w.z.
DE Frequency 1000–10000 Hz Frequentie waarop het de-esser-
Enhan Sens 0–127 Gevoeligheid van de enhancer
DE-ESSER
-60–0 dB Kies hier de niveaudrempel van
Kies hier het benodigde effect: limi­ter of de-esser. * Als Limiter Mode= DE-ESSER, worden de limiterparameters gene­geerd. Als Limiter Mode= LIMI­TER, worden de de-esser-parame­ters genegeerd.
waaraf de limiter begint te werken.
met werken eens het signaalniveau onder de drempel is gezakt.
door de limiter bewerkte signaal corrigeren.
in welke mate het door het volume van het ingangssignaal wordt gecontroleerd.
effect wordt toegepast.
83
Effectoverzicht
Parameter Instelling Betekenis
Enhan Fre­quency
Enhan Mix Level
Enhan Level 0–127 Volume van het enhancergeluid EQ Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik EQ Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen EQ Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik EQ Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
EQ Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik EQ Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik EQ Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Delay Time 0–1300 ms, noot Vertraging tussen het originele sig-
Delay Feed­back
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarboven
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Delay Level 0–127 Volume van het delaygeluid.
0–127 Bepaalt de ondergrens van het fre-
0–127 Niveau van de boventonen die
4.0, 8.0
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
quentiebereik dat door de enhancer wordt bewerkt.
door de enhancer worden voortge­bracht
Niveau van het middenbereik Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
naal en het begin van de delay.
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker delaysignaal zorgt.
het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
34: Guitar Multi
Guitar Multi is een seriële verbinding van een compressor/ limiter, overdrive of distortion, chorus of flanger en delay.
Parameter Instelling Betekenis
Comp Sw OFF, ON Schakelt de compressor/limiter in/
Comp Threshold
Comp Attack 0–127 Bepaalt hoe snel de compressie
Comp Release
-60–0 dB Bepaalt het niveau waar de com-
0–127 Bepaalt hoe snel de compressor
uit.
pressie begint.
begint, wanneer het signaalniveau boven de compressordrempel komt te liggen.
weer uitgaat eens het signaalniveau onder de drempel zakt.
Parameter Instelling Betekenis
Comp Ratio 1.5:1, 2:1, 4:1,
Comp Gain -60– +12 dB Niveau van het uitgangssignaal. Od/Ds Sw OFF, ON Kies hier het scheureffect: overdrive
Drive Mode OD, DS Hiermee kiest u het overdrive- (OD)
Drive 0–127 Vervormingsintensiteit Amp Sim Sw OFF, ON Schakelt de versterkersimulatie in/
Amp Type SMALL,
Distortion (DS) Level
Mod Mode CHORUS,
Mod Rate 0.05–10.0 Hz,
Mod Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van de chorus
Mod Phase 0–180 deg Spreiding van het chorus- of flan-
Mod Pre Delay
Mod Feed­back
Mod Xover­LPF
Mod XoverHPF
Mod Level 0–127 Volume van het chorus- of flanger-
Delay Time 0–1300 ms,
Delay Feed­back
Hi Damp Freq
Delay Level 0–127 Volume van het delaygeluid.
100:1
BUILT-IN, 2-STACK, 3-STACK
0–127 Volume van het overdrive- of dis-
FLANGER
noot
0–50.0 ms Hiermee stelt u de vertraging tussen
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
500–15000 Hz, THRU
THRU, 50–800 Hz
noot
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
500–15000 Hz, THRU
Hiermee bepaalt u de compressie­verhouding ingangssignaal : uit­gangssignaal.
of distortion.
of distortioneffect (DS).
uit. Type gitaarversterker
SMALL: Kleine versterker BUILT-IN: Comboversterker 2-STACK: Versterker met 2 speaker­kasten 3-STACK: Versterker met 3 speaker­kasten
tortiongeluid. Hier kiest u de modulatie: chorus of
flanger. Bepaalt de snelheid van het modula-
tie-effect (chorus of flanger).
of flanger.
gersignaal.
het originele signaal en het begin van de chorus of flanger in.
effectsignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
Grensfrequentie van het hoog-af fil­ter. (THRU: geen filter)
Bepaalt de grensfrequentie van het laag-af filter. (THRU: geen filter)
signaal. Vertraging tussen het originele sig-
naal en het begin van de delay.
delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
Kies hier de frequentie waarboven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
84
Effectoverzicht
35: Bass Multi
Bass Multi is een seriële verbinding van een compressor/ limiter, overdrive of distortion, een 3-bands equalizer en cho­rus of flanger. Dit multi-effect is vooral voor bas bedoeld.
Parameter Instelling Betekenis
Comp Sw OFF, ON Schakelt de compressor/limiter in/
Comp Threshold
Comp Attack 0–127 Bepaalt hoe snel de compressie
Comp Release 0–127 Bepaalt hoe snel de compressor
Comp Ratio 1.5:1, 2:1, 4:1,
Comp Gain -60– +12 dB Niveau van het uitgangssignaal. Od/Ds Sw OFF, ON Kies hier het scheureffect: over-
Drive Mode OD, DS Hiermee kiest u het overdrive-
Drive 0–127 Vervormingsintensiteit Amp Sim Sw OFF, ON Schakelt de versterkersimulatie in/
Amp Type SMALL,
Distortion (DS) Level
EQ Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik EQ Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen EQ Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik EQ Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
EQ Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik EQ Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik EQ Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Mod Mode CHORUS,
Mod Rate 0.05–10.0 Hz,
Mod Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van de cho-
Mod Phase 0–180 deg Spreiding van het chorus- of flan-
Mod Pre Delay
-60–0 dB Bepaalt het niveau waar de com-
100:1
BUILT-IN, 2-STACK (STACK)
0–127 Volume van het overdrive- of dis-
4.0, 8.0
FLANGER
noot
0–50.0 ms Hiermee stelt u de vertraging tus-
uit.
pressie begint.
begint, wanneer het signaalniveau boven de compressordrempel komt te liggen.
weer uitgaat eens het signaalni­veau onder de drempel zakt.
Hiermee bepaalt u de compressie­verhouding ingangssignaal : uit­gangssignaal.
drive of distortion.
(OD) of distortioneffect (DS).
uit. Type gitaarversterker
SMALL: Kleine versterker BUILT-IN: Comboversterker 2-STACK: Versterker met 2 spea­kerkasten
tortiongeluid.
Niveau van het middenbereik Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
Hier kiest u de modulatie: chorus of flanger.
Bepaalt de snelheid van het modu­latie-effect (chorus of flanger).
rus of flanger.
gersignaal.
sen het originele signaal en het begin van de chorus of flanger in.
Parameter Instelling Betekenis
Mod Feed­back
Mod Xover­LPF
Mod XoverHPF
Mod Level 0–127 Volume van het chorus- of flanger-
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
500–15000 Hz, THRU
THRU, 50–800 Hz
effectsignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met nega­tieve (–) waarden keert u de fase om.
Grensfrequentie van het hoog-af filter. (THRU: geen filter)
Bepaalt de grensfrequentie van het laag-af filter. (THRU: geen filter)
signaal.
36: E.Piano Multi
Seriële verbinding van een enhancer, phaser, chorus of flanger en tremolo of auto-pan. Dit effect is met name geschikt voor elektrische piano.
Parameter Instelling Betekenis
Enhan Sw OFF, ON Schakelt de enhancer in/uit. Enhan Sens 0–127 Gevoeligheid van de enhancer Enhan Fre-
quency
Enhan Mix Level
Enhan Level 0–127 Volume van het enhancergeluid Phaser
Manual Phaser Rate 0.05–10.0 Hz,
Phaser Depth
Phaser Reso­nance
Phaser Mix Level
Mod Mode CHORUS,
Mod Rate 0.05–10.0 Hz,
Mod Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van de chorus of
Mod Phase 0–180 deg Spreiding van het chorus- of flanger-
Mod Pre Delay
Mod Feed­back
Mod Xover­LPF
Mod XoverHPF
0–127 Bepaalt de ondergrens van het fre-
0–127 Niveau van de boventonen die door de
0–127 Bepaalt de frequentie waarrond het
noot 0–127 Bepaalt de modulatiediepte.
0–127 Bepaalt de hoeveelheid feedback voor
0–127 Volume van de uit-fase kopie t.o.v. het
FLANGER
noot
0–50.0 ms Hiermee stelt u de vertraging tussen
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van het
500–15000 Hz, THRU
THRU, 50–800 Hz
quentiebereik dat door de enhancer wordt bewerkt.
enhancer worden voortgebracht
geluid wordt gemoduleerd. Bepaalt de modulatiefrequentie.
de phaser. Hoe groter deze waarde, hoe “unieker” het geluid wordt.
inkomende signaal. Hier kiest u de modulatie: chorus of
flanger. Bepaalt de snelheid van het modulatie-
effect (chorus of flanger).
flanger.
signaal.
het originele signaal en het begin van de chorus of flanger in.
effectsignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
Grensfrequentie van het hoog-af filter. (THRU: geen filter)
Bepaalt de grensfrequentie van het laag-af filter. (THRU: geen filter)
85
Effectoverzicht
Parameter Instelling Betekenis
Mod Level 0–127 Volume van het chorus- of flangersig-
Trem/Pan SwOFF, ON Schakelt het tremolo/auto-pan-effect
Trem Mode TREMOLO,
Trem Wave­form
Trem Rate 0.05–10.0 Hz,
Trem Depth 0–127 Modulatiediepte
AUTO PAN TRI, SAWUP,
SAWDN, SQR, SIN
SAWUP SAWDN
noot
naal.
in/uit. Kies hier het benodigde effect: tremolo
of auto-pan. Kies hier het modulatietype.
TRI: Driehoeksgolf SAWUP/SAWDN: Zaagtand SQR: Blokgolf SIN: Sinusgolf
Modulatiefrequentie
37: Keyboard Multi
Ziehier een seriële verbinding van een ringmodulator, een 3­bands equalizer, een pitch shifter, een phaser en een delay.
Een ringmodulator moduleert de amplitude/het volume van het ingangssignaal met een interne oscillator en genereert op die manier belachtige geluiden.
Parameter Instelling Betekenis
Ring Freq 0–127 Frequentie die gemoduleerd
Ring Balance DRY100:0WET–
EQ Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik EQ Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen EQ Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik EQ Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
EQ Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik EQ Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik EQ Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen PS Grade 1–5 Hiermee bepaalt u de kwaliteit
PS Coarse –12~+12 halve
PS Fine -100– +100 cent Hiermee stemt u het signaal in
PS Balance DRY100:0WET–
Phaser Manual
DRY0:100WET
4.0, 8.0
tonen
DRY0:100WET 0–127 Bepaalt de frequentie waarrond
wordt. Balans tussen het inkomende
(DRY) en het signaal van de ring­modulator (WET).
Niveau van het middenbereik Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
van het effect. Hoe hoger de ingestelde waarde, hoe natuurlijker het geluid klinkt. Dit gaat dan echter gepaard met een lichte vertraging t.o.v. het inkomende signaal.
Hier stelt u de transpositie (in stappen van een halve toon) in.
stappen van 2 cent (1 cent= 1/ 100e halve toon).
Volumebalans tussen het droge (DRY) en het effectsignaal (WET).
het geluid wordt gemoduleerd.
Parameter Instelling Betekenis
Phaser Rate 0.05~10.0Hz,
Phaser Depth 0–127 Bepaalt de modulatiediepte. Phaser Reso-
nance
Phaser Mix Level
Delay Time 0~650ms, noot Vertraging tussen het originele
Delay Feed­back
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarbo-
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Delay Level 0–127 Volume van het delaygeluid.
noot
0–127 Bepaalt de hoeveelheid feedback
0–127 Volume van de uit-fase kopie
-98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
Bepaalt de modulatiefrequentie.
voor de phaser. Hoe groter deze waarde, hoe unieker het geluid wordt.
t.o.v. het inkomende signaal.
signaal en het begin van de delay.
het delaysignaal opnieuw naar het effect wordt gestuurd. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker delaysig­naal zorgt.
ven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp maakt het delayge­luid natuurlijker, omdat de hoge tonen sneller uitsterven.
38: Phonograph
Dit effect simuleert de sound van een vinylplaat, die op een platenspeler wordt afgespeeld. Dit gaat gepaard met een reeks bijgeluiden, terwijl de weergavesnelheid vaak onregelmatig is.
Parameter Instelling Betekenis
Input Mode MONO, STEREO Hier bepaalt u of de gesimuleerde
Signal Dist 0–127 Vervormingsintensiteit Frequency
Range
Disk Type LP, EP, SP Bepaalt de draaisnelheid.
Total Noise 0–127 Totaal geluidsniveau. Scratch 0–127 Krassen op de plaat. Dust 0–127 Stof op de plaat.
0–127 Stelt de frequentierespons van de
pick-up mono of stereo is.
platenspeler in. Hoe kleiner de waarde, hoe beperk­ter de frequentierespons – en dat klinkt navenant ouder.
LP: 33 1/3 r.p.m. EP: 45 r.p.m. SP: 78 r.p.m.
86
Effectoverzicht
LPF HPF
BPF NOTCH
Niveau
Niveau
Niveau
Niveau
Freq. Freq.
Freq. Freq.
Parameter Instelling Betekenis
Hiss 0–127 Continu sisgeluid.
Total Wow/ Flutter
Wow 0–127 Wow= lange cyclus van onregel-
Flutter 0–127 Flutter= korte cyclus van onre-
Random 0–127 Willekeurige onregelmatigheid in
Balance DRY100:0WET–
0–127 Totale hoeveelheid wow en flut-
DRY0:100WET
Deze parameters voegen typische plaatgeluiden toe. De bijgeluiden worden sterker naarmate de waar­den worden verhoogd. Stel Scratch, Dust en Hiss zo in dat u de gewenste balans krijgt. Met Total Noise kunt u dan het volume van die geluidsmix instellen.
ter
matigheid in de rotatie.
gelmatigheid in de rotatie.
rotatie. Met deze parameters bepaalt u de onregelmatigheden in rotatie van de platenspeler. Stel “Wow”, “Flut- ter en Random zo in dat u de gewenste balans krijgt. Met Total Wow/Flutter bepaalt u dan het algemene volume van deze bijge­luiden.
Volumebalans tussen het droge (DRY) en het effectsignaal (WET).
39: Radio Tuning
Dit effect reproduceert het geluid van een AM-radiozender.
Parameter Instelling Betekenis
Tuning -50– +50 Intensiteit van de ruis, die tijdens
Noise Level 0–127 Stelt het ruisniveau in. Frequency
Range
Balance DRY100:0WET–
0–127 Stelt de frequentierespons van de
DRY0:100WET
het afstemmen op een zender optreedt.
radio in. Hoe kleiner de waarde, hoe smaller de frequentieband. Dit laatste simu­leert dan een piepkleine transistor­radio.
Volumebalans tussen het droge (DRY) en het effectsignaal (WET).
40: Bit Rate Converter
Via een wijziging van de bitresolutie en de samplingfrequen­tie maakt u hiermee heerlijke LoFi-geluiden, die aan de eer­ste samplers doen denken. Achter de LoFi-processor bevindt zich een filter voor het wijzigen van de klankkleur.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Filter SwOFF, ON Dit is de schakelaar van het filter
Sample Rate
1/1, 1/2, 1/4, 1/ 8, 1/16, 1/32
vóór de LoFi-bewerking. Hiermee bepaalt u hoeveel er van de
originele samplingfrequentie mag overblijven.
Parameter Instelling Betekenis
Bit Down 0–15 Hiermee kunt u de bitresolutie ver-
Post Filter SwOFF, ON Schakelaar voor het filter achter de
Balance DRY100:0WET–
Filter Type Type filter
Filter Slope -12, -24 dB/O Filterhelling
Filter Cutoff 0–127 Grensfrequentie van het filter
Filter Reso­nance
Filter Gain 0– +24 dB Hiermee kun u drastische volume-
DRY0:100WET
THRU: er wordt geen filter gebruikt LPF: Laat de frequenties onder de cutoffwaarde door. BPF: Laat de frequenties rond de cutoffwaarde door. HPF: Laat de frequenties boven de cutoffwaarde door. NOTCH: Laat alle frequenties behalve die rond de
cutoffwaarde door.
0–127 Resonantieniveau van het filter
minderen.
LoFi-bewerking. Volumebalans tussen het droge
(DRY) en het effectsignaal (WET).
24dB per octaaf: steil12dB per octaaf: vlak
Hoe dichter hij bij nul is ingesteld, hoe lager de filterfrequentie. 127 vertegenwoordigt de hoogste fre­quentie.
Door deze waarde te verhogen zorgt u dat de frequenties rond de cutoff­waarde worden benadrukt, wat een synthetisch karakter oplevert.
verliezen compenseren die bij een sterke filtering optreden. Hoe groter de waarde, hoe sterker het niveau wordt opgehaald.
41: Pseudo Stereo
Verspreidt de componenten van het mono-ingangssignaal naar links en rechts en zorgt op die manier voor een pseudos­tereo-effect.
Parameter Instelling Betekenis
Depth 0–15 Ruimtelijkheid van het geluidsveld
87
Effectoverzicht

Chorusparameters

Ziehier de parameters van de chorusprocessor.
Chorus Type
01: Chorus 1
Dit is een conventioneel stereo-effect dat het geluid breder maakt. Trage modulatiefrequentie met weinig diepte.
02:Chorus 2
Dit is een conventioneel stereo-effect dat het geluid breder maakt. Snelle modulatiefrequentie met weinig diepte.
03: Chorus 3
Dit is een conventioneel stereo-effect dat het geluid breder maakt. Trage modulatie, maar meer diepte.
04: Chorus 4
Dit is een conventioneel stereo-effect dat het geluid breder maakt. Snelle modulatie en meer diepte.
05: Feedback Chorus
Deze chorus doet aan een flanger denken, maar klinkt wel zachter.
Chorusparameters
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 500–15000 Hz,
THRU
Pre Hi Freq THRU, 50–800 HzFrequentie van het hoge bereik
Pre Dly Time 0–50.0 ms Vertraging tussen het originele
Co LPF Freq 500–15000 Hz,
THRU
Co HPF Freq THRU, 50–800 HzBepaalt de grensfrequentie van
Rate 0.05~10.0Hz,
noot
Depth 0–127 Modulatie-intensiteit van de cho-
Feedback -98– +98 % Hiermee bepaalt u hoeveel van
Cho/Flg Sw CHORUS,
FLANGER
Frequentie van het lage bereik (THRU: geen filter)
(THRU: geen filter)
signaal en het begin van de cho­rus.
Grensfrequentie van het hoog-af filter. (THRU: geen filter) Het effect wordt op het frequen­tiegebied onder de cutoffwaarde toegepast.
het laag-af filter. (THRU: geen fil­ter) Het effect wordt toegepast op het frequentiegebied boven de cutoff­waarde.
Bepaalt de modulatiesnelheid van de chorus of flanger.
rus of flanger.
het effectsignaal opnieuw door het effect wordt bewerkt. Met negatieve (–) waarden keert u de fase om.
Kies hier het effect: chorus of flan­ger.
06: Flanger
Dit effect klinkt een beetje als een opstijgende en landende straaljager.
07: Short Delay
Dit is een delay met een korte vertragingstijd.
08: Fbk Short Delay
Korte delay met veel herhalingen.
88

Reverbparameters

Laten we nu de parameters van de Reverb-processor bekijken.
Een verklaring van de galmtypen vindt u op de hieron­der vermelde paginas.
V-Synth VariOS Page
01: Stereo Plate STPLATE p. 89 02: Stereo OperaHouse OPERA p. 89 03: Stereo StudioSpring SPRING p. 89 04: Stereo Echoes ECHO p. 90 05: Stereo Room ST ROOM p. 90 06: Stereo Cathedral CATHDRL p. 90 07: Stereo Church CHURCH p. 90 08: Room 1 ROOM1 p. 91 09: Room 2 ROOM2 p. 91 10: Room 3 ROOM3 p. 92 11: Hall 1 HALL1 p. 92 12: Hall 2 HALL2 p. 93 13: Hall 3 HALL3 p. 93 14: Garage GARAGE p. 94
01: Stereo Plate
Simuleert een galmplaat (een galmsysteem dat op de trillingen van een metalen plaat berust). Dit is een stereo-effect.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Pre Delay 0–160.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Rev Time 1.00–10.00 sec Galmduur (tijd) LfDamp Gain -36–0 dB “Low Damp”-intensiteit
HfDamp Gain -36–0 dB High Damp-intensiteit
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
Effectoverzicht
02: Stereo OperaHouse
Dit simuleert de galm van een concertzaal in stereo.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Pre Delay 0–160.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Room Size 0–5 Grootte van de gesimuleerde
Rev Time 1.00–10.00 sec Galmduur (tijd) LfDamp Gain -36–0 dB “Low Damp”-intensiteit
HfDamp Gain -36–0 dB High Damp-intensiteit
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
03: Stereo StudioSpring
Simuleert een galmveer (een galmsysteem dat op de trillingen van een veer berust). Dit is een stereo-effect.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Pre Delay 0–160.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Rev Time 1.00–10.00 sec Galmduur (tijd) LfDamp Gain -36–0 dB “Low Damp”-intensiteit
HfDamp Gain -36–0 dB High Damp-intensiteit
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
89
Effectoverzicht
04: Stereo Echoes
Stereogalm die echos simuleert.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Pre Delay 0–500 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Repeat Time 20–500 ms Herhalingsinterval Rev Time 0.06–10.00 sec Galmduur (tijd) LfDamp Gain -36–0 dB “Low Damp”-intensiteit
HfDamp Gain -36–0 dB High Damp-intensiteit
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
05: Stereo Room
Dit stereo-effect simuleert de galm van een kamer.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Pre Delay 0–160.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Room Size 0–5 Grootte van de gesimuleerde
Rev Time 0.40–10.00 sec Galmduur (tijd) LfDamp Gain -36–0 dB “Low Damp”-intensiteit
HfDamp Gain -36–0 dB High Damp-intensiteit
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
06: Stereo Cathedral
Dit stereo-effect simuleert de galm van een kathedraal.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Pre Delay 0–160.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Room Size 0–5 Grootte van de gesimuleerde
Rev Time 0.40–10.00 sec Galmduur (tijd) LfDamp Gain -36–0 dB “Low Damp”-intensiteit
HfDamp Gain -36–0 dB High Damp-intensiteit
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
07: Stereo Church
Dit stereo-effect simuleert de galm van een kerk.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
4.0, 8.0
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Pre Delay 0–160.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Room Size 0–5 Grootte van de gesimuleerde
Rev Time 1.00–10.00 sec Galmduur (tijd) LfDamp Gain -36–0 dB “Low Damp”-intensiteit
HfDamp Gain -36–0 dB High Damp-intensiteit
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
90
Effectoverzicht
08: Room 1
Dit simuleert de galm van een kamer. Dit is zowat de stan­daard voor Room-effecten.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Low Rev Time 0.06–32.0 sec Duur (tijd) van de lage galmfre-
Hi Rev Time 0.06–32.0 sec Duur (tijd) van de hoge galmfre-
Xover Freq 160–15000 Hz,
Pre Dly Time 0–200.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Density 0–99 Densiteit van de galm Room Size 5.6–32.6 m Grootte van de gesimuleerde
Early Ref Level 0–99 Volume van de eerste reflecties Release Den-
sity
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarbo-
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Post HC Freq 160–15000 Hz,
4.0, 8.0
THRU
0–99 Densiteit van het geluid dat de
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
THRU
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
quenties
quenties De voor Low Rev Time gekozen
galm wordt alleen op het bereik onder deze frequentie toegepast. High Rev Timegeldt daarente­gen uitsluitend voor het bereik boven deze frequentie.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
luisteraar na een groot aantal reflecties hoort
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
ven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
Frequentie waar het hoog-af filter begint te werken (THRU: geen fil­ter)
09: Room 2
Dit simuleert de galm van een kamer. Kies dit type voor het simuleren van een vrij kleine kamer (de galm is betrekkelijk helder).
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Rev Time 0.06–32.0 sec Galmduur (tijd) Pre Dly Time 0–200.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Density 0–99 Densiteit van de galm Room Size 1–10 Grootte van de gesimuleerde
Early Ref Level 0–99 Volume van de eerste reflecties Low Damp
Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarbo-
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Post HC Freq 160–15000 Hz,
4.0, 8.0
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
THRU
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
ven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
Frequentie waar het hoog-af filter begint te werken (THRU: geen fil­ter)
91
Effectoverzicht
10: Room 3
Dit simuleert de galm van een kamer. Het is geschikt voor het simuleren van een vrij grote ruimte. Het galmsignaal bevat betrekkelijk veel lage en middentonen.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Rev Time 0.06–32.0 sec Galmduur (tijd) Pre Dly Time 0–200.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Density 0–99 Densiteit van de galm Room Size 1–8 Grootte van de gesimuleerde
Early Ref Level 0–99 Volume van de eerste reflecties Release Den-
sity
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarbo-
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Post HC Freq 160–15000 Hz,
4.0, 8.0
0–99 Densiteit van het geluid dat de
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
THRU
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
luisteraar na een groot aantal reflecties hoort
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
ven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
Frequentie waar het hoog-af filter begint te werken (THRU: geen fil­ter)
11: Hall 1
Simuleert de galm van een concertzaal. Het is een conventio­nele zaalgalm die u met een chorus kunt bewerken om de ruimtelijkheid te benadrukken of een speciaal effect te creëren.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0,
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 HzFrequentie van het hoge bereik
Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Low Rev Time 0.06–64.0 sec Duur (tijd) van de lage galmfre-
Hi Rev Time 0.06–64.0 sec Duur (tijd) van de hoge galmfre-
Xover Freq 160–15000 Hz,
Pre Dly Time 0–200.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Density 0–99 Densiteit van de galm Room Size 5.6–32.6 m Grootte van de gesimuleerde
Early Ref Level 0–99 Volume van de eerste reflecties Release Den-
sity
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 HzKies hier de frequentie waarboven
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Post HC Freq 160–15000 Hz,
Chorus Rate 0–127 Modulatiesnelheid van de reverb Chorus Depth 0–127 Modulatiediepte van de reverb
2.0, 4.0, 8.0
THRU
0–99 Densiteit van het geluid dat de luis-
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie waar-
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
THRU
Bandbreedte van het middengebied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
quenties.
quenties De voor Low Rev Time gekozen
galm wordt alleen op het bereik onder deze frequentie toegepast. High Rev Timegeldt daarentegen uitsluitend voor het bereik boven deze frequentie.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
teraar na een groot aantal reflecties hoort
onder de lage tonen uit het feed­backsignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsignaal zorgt.
het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere frequenties.
Frequentie waar het hoog-af filter begint te werken (THRU: geen fil­ter)
92
Effectoverzicht
12: Hall 2
Simuleert de galm van een concertzaal. Dit is geschikt voor het simuleren van een kleinere ruimte (de reflecties zijn navenant helderder).
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Rev Time 0.06–64.0 sec Galmduur (tijd) Pre Dly Time 0–200.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Density 0–99 Densiteit van de galm Room Size 1–10 Grootte van de gesimuleerde
Early Ref Level 0–99 Volume van de eerste reflecties Low Damp
Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarbo-
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Post HC Freq 160–15000 Hz,
4.0, 8.0
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
THRU
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
ven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
Frequentie waar het hoog-af filter begint te werken (THRU: geen fil­ter)
13: Hall 3
Simuleert de galm van een concertzaal. Het is geschikt voor het simuleren van een vrij grote ruimte. Het galmsignaal bevat betrekkelijk veel lage en middentonen.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Rev Time 0.06–64.0 sec Galmduur (tijd) Pre Dly Time 0–200.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Density 0–99 Densiteit van de galm Room Size 1–8 Grootte van de gesimuleerde
Early Ref Level 0–99 Volume van de eerste reflecties Release Den-
sity
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarbo-
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Post HC Freq 160–15000 Hz,
4.0, 8.0
0–99 Densiteit van het geluid dat de
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
THRU
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
luisteraar na een groot aantal reflecties hoort
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
ven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
Frequentie waar het hoog-af filter begint te werken (THRU: geen fil­ter)
93
Effectoverzicht
14: Garage
Simuleert de galm van een garage. Omdat we hier over muren en andere harde oppervlakken praten, is het aantal reflecties betrekkelijk groot.
Parameter Instelling Betekenis
Pre Low Freq 50–4000 Hz Frequentie van het lage bereik Pre Low Gain -15– +15 dB Niveau van de lage tonen Pre Mid Freq 50–20000 Hz Frequentie van het middenbereik Pre Mid Q 0.5, 0.7, 1.0, 2.0,
Pre Mid Gain -15– +15 dB Niveau van het middenbereik Pre Hi Freq 2000–20000 Hz Frequentie van het hoge bereik Pre Hi Gain -15– +15 dB Niveau van de hoge tonen Rev Time 0.06–32.0 sec Galmduur (tijd) Pre Dly Time 0–200.0 ms Hiermee bepaalt u de vertraging
Density 0–99 Densiteit van de galm Room Size 1–8 Grootte van de gesimuleerde
Early Ref Level 0–99 Volume van de eerste reflecties Release Den-
sity
Low Damp Freq
Low Damp Gain
Hi Damp Freq 2000–20000 Hz Kies hier de frequentie waarbo-
Hi Damp Gain -36–0 dB “High Damp”-intensiteit Post HC Freq 160–15000 Hz,
4.0, 8.0
0–99 Densiteit van het geluid dat de
50–4000 Hz Hiermee kiest u de frequentie
-36–0 dB Low Damp-intensiteit
THRU
Bandbreedte van het middenge­bied Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band wordt.
tussen het inkomende signaal en de eerste galmherhaling.
ruimte
luisteraar na een groot aantal reflecties hoort
waaronder de lage tonen uit het feedbacksignaal worden gefilterd. De Low Damp-functie dempt de lage tonen beduidend sneller, wat voor een duidelijker galmsig­naal zorgt.
ven het opnieuw naar het effect gestuurde signaal gefilterd wordt. High Damp dempt de hoge tonen sneller dan de andere fre­quenties.
Frequentie waar het hoog-af filter begint te werken (THRU: geen fil­ter)
94

MIDI-implementatie

[Vocal Designer] Model VC-2 for V-Synth
Function...
Basic Channel
Mode
Note Number
Velocity
Aftertouch
Pitch Bend
Control Change
Program Change
System Exclusive
System Common
System Realtime
Aux Messages
Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Default Changed
Default Messages Altered
: True Voice
Note ON Note OFF
Key's Channel's
1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95
: True Number
: Song Postion : Song Select : Tune
: Clock : Command
: All Sound Off : Reset All Controllers : Local ON/OFF : All Notes Off : Active Sensing : System Reset
MIDI Implementation Chart
Transmitted Recognized Remarks
1-16 1-16
Mode 3 Mono, Poly *************
0-127 *************
O O
X O
O
0, 32
O
1
O
5
X
6, 38
X
7
X
10
X
11
X
64
O
65
X
66
X
91
X
93
X O O O O O O O O O O O O O O O O
100, 101
O X
O **************
O
X X X
X X
X X X X O X
* 1 O X is selectable. * 2 Recognized as M=1 even if M1. * 3 Transmitted on excuted Data Transfer or receiving RQ1. * 4 ignored when Algorith is Processor Type1 or Processor Type2
Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO
1-16 1-16
Mode 3 Mode 3, 4 (M=1) *2
0-127 0-127
O O
O O
O
O
*1
O O
*1
O
*1
O
*1
O
*1
O
*1
O O
*1
O
*1
O (Reverb)
*1
O (Chorus)
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
X
*1
O
*1
*1
O 0-127
*3
O
X X X
*1
X X
O O X O (123-127) O
*1
X
Memorized
*4 *4
*1 *1
*1
Bank select
*1
Modulation Portamento time Data entry
*1
Volume Panpot
*1
Expression Hold1 Portamento Sostenuto General purpose effects 1 General purpose effects 3
*1
Pedal 1
*1
Pedal 2
*1
Breath
*1
Knob 1
*1
Knob 2
*1
TT Pad XY-X
*1
TT Pad XY-Y
*1
TT Pad TT-X
*1
TT Pad TT-Y
*1
D Beam TT-L
*1
D Beam TT-R
*1
D Beam TIME-L
*1
D Beam TIME-R
*1
D Beam PITCH-L
*1
D Beam PITCH-R
*1
D Beam ASSIGN-L
*1
D Beam ASSIGN-R
*1
RPN LSB, MSB
*1
Program Number 1-128
*1
*1
*4
Date: March 1, 2005
Version: 1.00
(General purpose controller1) (General purpose controller2) (General purpose controller3) (General purpose controller4) (General purpose controller5) (General purpose controller6) (General purpose controller7) (General purpose controller7) (General purpose controller8) (General purpose controller8) (General purpose controller9) (General purpose controller9) (General purpose controller10) (General purpose controller10)
O : Yes X : No

MIDI-implementatie

[Vocal Designer] Model VC-2 for VariOS
Function...
Basic Channel
Mode
Note Number
Velocity
Aftertouch
Pitch Bend
Control Change
Default Changed
Default Messages Altered
: True Voice
Note ON Note OFF
Key's Channel's
1-31, 64-95 1-31, 64-95 1-31, 64-95
0, 32
6, 38
100, 101
1 5
7 10 11 64 65 66 91 93
MIDI Implementation Chart
Transmitted Recognized Remarks
X X
X X *************
X *************
O O
X O
X
O X X X X X X X X X X X O O O X
1-16 1-16
Mode 3 Mode 3, 4 (M=1) *2
0-127 0-127
O O
O O
O
O
*1
O O
*1
O
*1
O
*1
O
*1
O
*1
O O
*1
O
*1
O (Reverb)
*1
O (ChOrus)
*1
X
*1
X
*1
X
*1
O
*1
Memorized
*4 *4
*1 *1
*1
Bank select
*1
Modulation Portamento time Data entry
*1
Volume Panpot
*1
Expression Hold1 Portamento Sostenuto General purpose effects 1 General purpose effects 3
*1
Breath
*1
Knob 1
*1
Knob 2
*1
RPN LSB, MSB
Date: March 1, 2005
Version: 1.00
(General purpose controller1) (General purpose controller2)
Program Change
: True Number
System Exclusive
System Common
System Realtime
: Song Postion : Song Select : Tune
: Clock : Command
: All Sound Off
Aux Messages
: Reset All Controllers : Local ON/OFF : All Notes Off : Active Sensing : System Reset
Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY
O **************
O
X X X
X X
X X X X O X
*1
*3
*1
*1
O 0-127
O
X X X
X X
O O X O (123-127) O X
*1
Program Number 1-128
*1
*1
*4
* 1 O X is selectable. * 2 Recognized as M=1 even if M1. * 3 Transmitted on excuted Data Transfer or receiving RQ1. * 4 ignored when Algorith is Processor Type1 or Processor Type2
Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Yes X : No

Specificaties

VC-2: V-Card Vocal Designer
Belangrijkste functies
Maakt van een zangstem een compleet koor of koortje.
De toonhoogte en akkoorden kunnen via de op het kla-
vier gespeelde noten worden bepaald.
Realtime-verandering van het stemkarakter.
Spelen van hoogwaardige koorpartijen op een klavier.
Algoritme
Modeling Choir
Modeling Vocal
Modeling Analog Voice
Vocoder Choir
Vocoder Solo
Vocoder Vintage
Polyphonic Pitch Shifter
Keyboard Choir
Keyboard Vocal
Keyboard Analog Voice
Processor Type 1
Processor Type 2
Presetgeheugen
Patches: 64
Uitvoering
PC CARD (68 pennen, type II)
Accessoires
Handleiding
Doos voor de kaart
Ondersteunde hardwareconfiguraties
Dit product werkt alleen, zolang de kaart zich in de poort van een compatibel apparaat bevindt.
(1) V-Synth, microfoon voor de signaalinvoer (2) VariOS, microfoon, extern MIDI-klavier e.d.
* In het belang van productverbeteringen zijn de specificaties en/
of het uiterlijk van dit product onderhevig aan wijzigingen zon-
der voorafgaande kennisgeving.
Effecten
Multi-effectprocessors: 41 sets
Chorus: 8 sets
Reverb: 14 sets
Hulpfuncties voor het spelen
Automatische nootkeuze (zonder op het klavier te spe­len)
•‘Multi-Chord Memory-functie
Intern geheugen (User)
Patches: 448
97

Index

A
Algoritme ................................................................. 7
Attack ..................................................................... 26
AutoNote ............................................................... 54
AutoNoteSw .................................................... 28–29
B
Beam ....................................................................... 37
Beep ........................................................................ 17
Bender ............................................................... 27, 52
Breath ...................................................................... 61
C
C1 ................................................................ 11, 44, 49
C2 ................................................................ 11, 44, 61
C3 ...................................................................... 44, 61
Carr ................................................................... 50, 52
Carrier ................................................................. 7, 24
Chord Memory .......................................... 11, 36, 65
Compare ................................................................. 20
Compressor ...................................................... 23, 58
Controller ......................................................... 29, 55
Ctrl Tx ..................................................................... 61
CtrlCopy ................................................................. 57
Cursor ..................................................................... 44
D
D Beam ................................................................... 10
Data Transfer ................................................... 19, 65
Dataoverdracht ............................................... 19, 65
Del ........................................................................... 57
Delete ...................................................................... 62
Digital
Audio Interface ................................................ 13
Out ..................................................................... 45
Direct Out ......................................................... 13, 45
Disk .......................................................................... 63
Load Project ...................................................... 38
Save Project ....................................................... 38
Display .............................................................. 11, 44
Driebands equalizer ........................................ 23, 58
E
Effect .................................................................... 7, 30
EQ ...................................................................... 35, 60
Equalizer ..................................................... 23, 25, 51
EXIT ......................................................................... 44
F
Factory Reset .................................................... 39, 64
Formant ....................................................... 28, 53–54
G
Gain ......................................................................... 13
Glide .................................................................. 25, 51
Golfvorm ................................................................. 33
Growl ................................................................. 25, 51
H
Hold Dump ............................................................ 28
HoldDump ............................................................. 54
I
Import ...................................................................... 62
Indicator .................................................................. 44
Informatie ............................................................... 34
Information ............................................................. 65
Init ...................................................................... 34, 61
INPUT ............................................................... 13–14
Input ................................................ 10, 17, 45–46, 49
Intern geheugen ................................................. 8, 32
98
Index
IO ....................................................................... 35, 60
K
KBD ......................................................................... 36
Key
Assign ............................................................... 26
Key Assign ............................................................. 52
KEYBOARD ........................................................... 11
Knob ........................................................................ 61
L
Laden van de fabrieksinstellingen ............... 39, 64
LCD Contrast ......................................................... 13
Level ................................................................. 25, 27
Limiter .............................................................. 23, 58
Load Project ..................................................... 38, 63
M
Main Out .......................................................... 13, 45
Massaconnector ..................................................... 45
Master ............................................................... 35, 60
MENU ..................................................................... 47
Menu ....................................................................... 44
MIC
Setting Name ................................................... 22
mic ............................................................... 13–14, 46
Mic Setting ............................................................. 22
Microfoon ......................................................... 17, 58
MicSet ..................................................................... 58
MIDI ............................................................ 13, 45, 60
Mode ................................................................. 47
USB .................................................................... 35
Mod Ctrl ................................................................. 54
Modulation ............................................................ 12
Modulator ................................................................ 7
N
Name ...................................................................... 56
Natural ............................................................. 53–54
Natural Voice ................................................... 28–29
NOISE SUP ............................................................. 24
Noise Suppressor ................................................... 23
NS ............................................................................ 59
NS-COMP ......................................................... 23, 59
NS-LIMIT ................................................................ 23
NS-LMT .................................................................. 59
O
Opslaan ............................................................. 57, 61
OSC ........................................................ 24, 28, 50, 54
Wave .................................................................. 53
Output ..................................................................... 45
P
Pan ..................................................................... 26–27
Patch ............................................................ 14, 18, 50
Controller Copy ............................................... 21
Delete ................................................................. 21
Kiezen ................................................................ 47
List ................................................................ 16, 21
Naam ................................................................. 20
Palette .......................................................... 11, 16
Select .................................................................. 49
Tune ................................................................... 18
Write .................................................................. 20
PC
CARD ................................................................. 44
PC CARD ................................................................ 12
Pedal .................................................................. 13, 37
Phones ............................................................... 13, 44
Pieptoon .................................................................. 17
Pitch ................................................................... 25, 50
Pitch Bend ............................................................... 12
Poly Pitch Shifter ............................................. 28–29
PolyPShift ............................................................... 54
Portamento ....................................................... 26, 52
POWER ....................................................... 12, 14, 46
Power ...................................................................... 44
99
Index
PPS .......................................................................... 54
Pre-Effect .......................................................... 23, 58
Project ..................................................... 8, 41, 63, 66
R
Release .................................................................... 26
Ruisonderdrukker .......................................... 23, 58
Rx
Channel ............................................................. 49
S
Save
Project ............................................................... 63
Save Project ............................................................ 38
ScaleTune ............................................................... 56
Setting Name ......................................................... 22
Specificaties ........................................................... 97
Storage .................................................................... 40
SysEx ....................................................................... 19
System .............................................................. 34, 60
V
Value ........................................................................ 44
VARI Pitch .............................................................. 53
VARI Time .............................................................. 53
VC-2 Card ................................................................. 8
Verwijderen ............................................................ 62
Vibrato ............................................................... 25, 51
Vocoder ......................................................... 7, 28, 53
Volume .................................................................... 10
W
Wave ................................................ 27, 41, 53, 62, 66
Browser .............................................................. 33
Copy ................................................................... 33
Delete ................................................................. 33
Exchange ........................................................... 33
Import ................................................................ 32
Move .................................................................. 33
Werkgeheugen ......................................................... 8
Write ............................................................ 34, 57, 61
T
Talk Switch ............................................................ 11
Tempo ..................................................................... 56
Tijdelijk geheugen ................................................... 8
Time
Trip Pad ............................................................ 10
TONE ................................................................ 28, 54
Top .............................................................. 14–15, 22
Top-menu ............................................................... 47
TT Pad/Knob ........................................................ 37
Tune ........................................................................ 56
TVA ................................................................... 51–53
Tx ............................................................................. 36
U
Unvoice ................................................ 28–29, 53–54
USB ........................................ 8, 13, 40, 42, 45, 66–67
Utility ...................................................................... 65
100
Loading...