Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de BOSS DR-880 Dr. Rhythm.
Lees alvorens dit toestel te gebruiken aandachtig de volgende pagina's:
• VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL (p. 2–3)
• BELANGRIJKE OPMERKINGEN (p. 4–5)
Deze pagina's bevatten belangrijke informatie i.v.m. de correcte bediening van het toestel.
Om zeker te zijn dat u alle functies van uw nieuwe toestel voldoende beheerst, dient u de
handleiding in haar geheel te lezen. Bewaar de handleiding binnen handbereik als een
handige referentie.
■ Opmaak van deze handleiding
• Tekst of een cijfer tussen rechte haken [ ] verwijst naar toetsen.
[EFFECT]EFFECT-toets
[PATTERN]PATTERN-toets
• Referenties zoals (p. **) verwijzen naar andere pagina's in deze handleiding.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag, in welke vorm dan ook, worden gereproduceerd
zonder schriftelijke toestemming van BOSS CORPORATION.
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL
INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN
Over
WAARSCHUWING en OPGEPAST
Wordt gebruikt voor instructies die de
WAARSCHUWING
OPGEPAST
gebruiker wijzen op levensgevaar of
ernstige verwondingen bij onjuist
gebruik van het toestel.
Wordt gebruikt voor instructies die de
gebruiker wijzen op het risico op
verwondingen of materiële schade bij
onjuist gebruik van het toestel.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten die aan
het huis en de hele inboedel, huisdieren
inbegrepen, worden toegebracht.
NEEM STEEDS HET VOLGENDE IN ACHT
Over de Symbolen
Het -symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het
symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het
symbool hier links duidt op algemene verwittigingen of waarschuwingen, of vestigt de aandacht op gevaar.
Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die
nooit mogen worden uitgevoerd (verboden zijn). De tekening
in de cirkel geeft aan wat er precies verboden is. Het symbool
hier links betekent dat het toestel nooit mag worden
gedemonteerd.
Het ● -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die
moeten worden uitgevoerd. De tekening in de cirkel geeft aan
wat er precies dient te gebeuren. Het symbool hier links
betekent dat de stekker van de stroomkabel moet worden
uitgetrokken.
WaarschuwingWaarschuwing
001
• Lees onderstaande instructies en de
handleiding voor u dit toestel
gebruikt.
• Probeer het toestel niet zelf te
herstellen of vervang geen onderdelen
(behalve als deze handleiding
specifieke instructies hiertoe geeft).
Wend u voor onderhoud steeds tot uw
verkoper, het dichtstbijzijnde Roland
Service Center of een erkende Rolandverdeler (zie 'Informatie').
• Gebruik alleen de adapter die bij het
toestel wordt geleverd. Zorg er ook
voor dat de netspanning overeenstemt
met de ingangsspanning die op de
adapter vermeld staat. Sommige
adapters gebruiken een verschillende
polariteit of zijn voor een andere
spanning ontworpen. Het gebruik van
dergelijke adapters kan schade,
defecten of elektrische schokken veroorzaken.
• Plooi of buig de stroomkabel niet
overmatig en plaats er geen zware
voorwerpen op. Anders zou de kabel
beschadigd kunnen raken, wat schade
en kortsluiting zou veroorzaken. Bij
beschadigde kabels is er gevaar voor
brand of schokken!
• Dit toestel kan, al dan niet in
combinatie met een versterker en een
hoofdtelefoon of luidsprekers,
mogelijk een geluidsniveau
produceren dat permanente
gehoorschade kan veroorzaken.
Vermijd langdurig gebruik bij een
hoog of onaangenaam volumeniveau.
Als u gehoorverlies of suizende oren
gewaarwordt, stop dan meteen het gebruik
van dit toestel en raadpleeg een oorspecialist.
• Zorg dat er geen voorwerpen (bv.
brandbare materialen, muntstukken,
spelden) of vloeistoffen (water,
frisdrank enz.) in het toestel kunnen
binnendringen.
2
Waarschuwing
012b
•
Zet het toestel onmiddellijk uit, haal
de adapter uit het stopcontact en vraag
een nazicht bij uw verkoper, het
dichtstbijzijnde Roland Service Center
of een erkende Roland-verdeler (zie
onder “Informatie”) indien:
• de adapter, de stroomkabel of de stekker
beschadigd zijn;
• rook of ongewone geuren vrijkomen;
• voorwerpen of vloeistof in het toestel
terechtgekomen zijn;
• het toestel in de regen heeft gestaan (of op
een andere manier nat is geworden);
• het toestel niet normaal schijnt te werken
of een duidelijke verandering in prestaties
vertoont.
In gezinnen met kleine kinderen moet
een volwassene toezicht houden tot de
kinderen zelf alle essentiële regels voor
een veilig gebruik van het toestel
kunnen volgen.
• Vermijd om dit toestel samen met een
overdreven aantal andere toestellen op
hetzelfde stopcontact aan te sluiten.
Wees vooral voorzichtig met
verlengsnoeren: het totale vermogen
van alle toestellen die u op het
verlengsnoer aansluit, mag nooit het
nominale vermogen (watt/ampère) van het
verlengsnoer overschrijden. Een overdreven
belasting kan de isolatie van het snoer doen
opwarmen en zelfs doen doorsmelten.
• Voor u dit toestel in het buitenland
gebruikt, raadpleegt u best uw
verkoper, het dichtstbijzijnde Roland
Service Center of een erkende Rolandverdeler (u vindt een lijst onder "Informatie").
• Speel een cd-rom niet af op een
gewone audio-cd-speler. Het
geluidsniveau zou zo hoog kunnen
zijn dat het permanente gehoorschade
veroorzaakt. Ook beschadiging van
luidsprekers of andere apparaten is mogelijk.
• Op gezette tijden moet u de adapter
loskoppelen en met een droge doek
schoonmaken om al het stof en ander
vuil van de pinnen te verwijderen.
Trek de stekker ook uit het stopcontact
als het apparaat voor een langere tijd
niet gebruikt wordt. Als er zich tussen de
stekker en het stopcontact stof ophoopt,
wordt de isolatie minder betrouwbaar en is er
mogelijk brandgevaar.
Behalve de punten onder “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL” op pagina 2–3 moet u ook het
volgende lezen en naleven:
Stroomvoorziening
301
• Sluit dit toestel niet aan op een stopcontact
dat al gebruikt wordt door een apparaat met
een omvormer (zoals een koelkast,
wasmachine, magnetron of airco) of met een
motor. Naar gelang van de manier waarop dit
elektrische apparaat wordt gebruikt, kan de
stroombron storingen of een hoorbaar
gebrom veroorzaken. Als het niet haalbaar is
om een apart stopcontact te gebruiken, sluit
dan een ontstoringsfilter aan tussen dit toestel
en het stopcontact.
302
• De adapter zal bij langdurig, ononderbroken
gebruik opwarmen. Dat is normaal, dus u
hoeft zich geen zorgen te maken.
307
• Voor u dit toestel op andere apparaten
aansluit, dient u alle toestellen uit te
schakelen. Zo voorkomt u defecten en/of
schade aan luidsprekers of andere apparaten.
Plaatsing
351
• Het gebruik van dit apparaat in de buurt van
versterkers (of andere apparatuur met grote
stroomtransformators) kan gebrom
veroorzaken. In dat geval kunt u het toestel
anders richten of verder van de bron van
interferentie plaatsen.
352a
• Dit toestel kan de ontvangst van radio of
televisie verstoren. Gebruik dit toestel niet in
de buurt van dergelijke ontvangers.
352b
• Storing kan optreden als apparaten voor
draadloze communicatie, zoals mobiele
telefoons, in de buurt van dit toestel worden
gebruikt. Deze storingen kunnen voorkomen
bij een inkomende of uitgaande oproep, of
tijdens het gesprek. Als u dit probleem hebt,
kunt u de draadloze apparaten verder uit de
buurt van het toestel plaatsen of uitschakelen.
354a
• Stel het toestel niet aan direct zonlicht bloot,
zet het niet naast een warmtebron, laat het
niet in een afgesloten voertuig staan of stel
het op geen enkele wijze aan extreme
temperaturen bloot. Overmatige hitte kan het
toestel vervormen of verkleuren.
355b
• Wanneer het toestel verplaatst wordt naar een
plek waar de temperatuur en/of vochtigheid
erg verschillend is, kunnen zich
waterdruppeltjes (condensatie) in het toestel
vormen. Schade of storingen kunnen het
gevolg zijn, als u het toestel in deze toestand
gebruikt. Laat daarom het toestel een aantal
uren staan voor u het gebruikt, tot de
condensatie volledig verdampt is.
Onderhoud
401a
• Voor een gewone schoonmaakbeurt gebruikt
u een zachte, droge doek, eventueel licht
bevochtigd met water. Voor hardnekkig vuil
gebruikt u een doek met een mild, nietagressief detergent. Veeg daarna het toestel
goed droog met een zachte, droge doek.
402
• Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of
eender welk oplosmiddel, om mogelijke
verkleuring en/of vervorming te vermijden.
Herstellingen en data
452
• Houd er rekening mee dat de data in het
geheugen van het toestel bij een herstelling
gewist kunnen worden. Maak altijd een backup van belangrijke data met een MIDIapparaat (bv. een sequencer) of computer, of
maak notities (indien mogelijk). Bij reparaties
wordt het nodige gedaan om dataverlies te
vermijden. Helaas is het soms onmogelijk om
data te herstellen (bv. als de schakelingen van
het geheugen zelf defect zijn). Roland
Corporation wijst elke verantwoordelijkheid
voor dergelijk gegevensverlies af.
4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Verdere voorzorgen
551
• Onthoud dat de inhoud van het geheugen
onherroepelijk verloren kan gaan als gevolg
van een defect of verkeerd gebruik van het
toestel. Om het risico te vermijden dat u
belangrijke gegevens zou verliezen, raden we
u aan dat u regelmatig een back-up van
dergelijke gegevens maakt met een MIDIapparaat (bv. een sequencer) of computer.
552
• Gegevens die in het geheugen opgeslagen
werden, kunnen jammer genoeg niet hersteld
worden als ze eenmaal gewist zijn. Roland
Corporation wijst elke verantwoordelijkheid
voor dergelijk gegevensverlies af.
553
• Wees voorzichtig genoeg bij het gebruik van
de knoppen, schuifknoppen en andere
bedieningsorganen, en bij het gebruik van
jacks en aansluitingen. Een ruw gebruik kan
defecten veroorzaken.
554
• Sla of druk nooit hard op het scherm.
556
• Neem bij het aansluiten en losmaken van de
kabels steeds de stekker zelf vast. Trek nooit
aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen of
561
• Gebruik alleen het juiste zwelpedaal (EV-5;
wordt apart verkocht). Als u andere
zwelpedalen aansluit, riskeert u storingen of
beschadiging van het toestel.
562
• Gebruik een kabel van Roland om de
verbinding te maken. Als u een kabel van een
andere producent gebruikt, neem dan de
volgende voorzorgen:
• Sommige verbindingskabels hebben een
weerstand. Gebruik geen kabels met een
weerstand om dit toestel aan te sluiten. Bij
het gebruik van een dergelijke kabel kan
het geluidsniveau erg laag of onhoorbaar
zijn. Contacteer de producent van de kabel
voor meer informatie over de specificaties
van de kabel.
985
• De verklaringen in deze handleiding gaan
gepaard met afbeeldingen van wat op het
scherm te zien zou moeten zijn. Het kan
echter zijn dat uw toestel een nieuwe,
verbeterde versie is (bv. met nieuwe klanken),
zodat de schermweergave niet altijd exact
overeenstemt met de afbeelding in de
handleiding.
schade aan interne elementen van de kabel.
558a
• Probeer het volume op een redelijk niveau te
houden, om uw buren niet te storen. U kunt
ook een hoofdtelefoon gebruiken, zodat u
zich geen zorgen hoeft te maken over de
mensen rondom u (vooral later op de avond).
559a
• Als u het toestel gaat vervoeren, verpakt u het
indien mogelijk in de oorspronkelijke doos
(inclusief vulling). Zoniet dient u voor een
gelijkaardige verpakking te zorgen.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.
209
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.
220
*
Alle productnamen die in deze handleiding genoemd worden zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van
hun respectieve eigenaars.
231
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc.
232
* FreeMIDI is een handelsmerk van Mark of the Unicorn, Inc.
Gebruik van cd-roms
801
• Vermijd aanraking van of krassen op de
glanzende onderzijde van het schijfje (hier
zijn de gegevens opgeslagen). Beschadigde of
vuile cd-roms kunnen niet altijd correct
gelezen worden. Houd uw cd-roms schoon
met een cd-reiniger van een gespecialiseerde
winkel.
5
Inhoud
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL.................................................. 2
Index .................................................................................................... 163
10
Voornaamste eigenschappen
■ Hoogwaardige sound
● Vlijmscherpe, hoogwaardige klanken
Met de DR-880 wordt het kinderspel om
ritmepatronen met drums en bas te spelen. Het
toestel biedt 440 hoogwaardige, recente drum-
en percussieklanken plus 40 verschillende
basklanken. Een expressieve aanslag stuurt het
volume en de klankkleur. Een brede waaier aan
expressieve mogelijkheden ligt nu binnen
handbereik: creëer nu de meest realistische
geluiden, zo krachtig of subtiel als u zelf wenst.
Behalve honderd voorgeprogrammeerde
drumkits kunt u zelf nog eens honderd kits
creëren en opslaan.
● “Insert effects” voor gedurfde,
creatieve klankmanipulatie
De drumpartij biedt drie insert effects processors
(driebands-equalizer en compressor). Aangezien
u aan basdrum, snare en andere instrumenten
elk afzonderlijk effecten kunt toekennen, kunt u
deze effecten intensief gebruiken voor maximale
creatieve mogelijkheden.
De baspartij biedt een compressor en COSMversterker, wat de realistische sound geeft van
een bas die door een versterker weerklinkt.
COSM
(Composite Object Sound Modeling)
Composite Object Sound Modeling (COSM) is een
originele technologie voor geluidsmodellering die
door Roland werd ontwikkeld. De vele factoren
die het originele geluid bepalen, zoals de
elektrische schakelingen, structurele
eigenschappen, gebruikte materialen en
akoestische kenmerken worden hierbij
■ Ritmepatronen en songs
De DR-880 bevat 500 voorgeprogrammeerde
ritmepatronen. Daarnaast kunt u nog eens 500
ritmepatronen zelf creëren. Naast opnames in
real time of stap voor stap kunt u dankzij de EZ
Compose functies of de Groove Modify functie
gemakkelijk originele patronen creëren.
U kunt verschillende ritmepatronen combineren
om een “song” te maken. Het toestel kan
maximaal honderd songs opslaan.
● EZ Compose
Dankzij de EZ Compose functies kunt u
gemakkelijk geavanceerde, originele patronen
met bijzonder lekkere ritmes creëren zonder dat
u de noten een voor een hoeft in te spelen. Met
de drie EZ COMPOSE knoppen op het
bedieningspaneel kunt u deze functies
combineren.
[PATTERN]
Creëer een origineel ritmepatroon door een frase
te selecteren voor elke component (hi-hat,
basdrum, snaardrum, percussie en bas).
[CHORD PROGRESSION]
Kies een akkoordenschema voor de baspartij
door een geschikte akkoordentemplate te
selecteren. Dit is een uiterst eenvoudige manier
om een terugkerend akkoordenschema of
bluesschema in te stellen.
[FILL IN]
Het toestel biedt een rijke verzameling
overgangen, van korte fill-ins tot overgangen
van een hele maat. Kies gewoon een geschikte
overgang en voeg hem toe aan het ritmepatroon.
● TSC-functie (Total Sound Control)
De TSC-functie regelt het algemene karakter van
het geluid en de galm. Met de stereo driebandsequalizer en hoogwaardige reverb verkrijgt u
om het even welke sfeer, van een natuurlijke
sound tot de galm van allerlei grote ruimtes.
De TSC-instellingen worden als patches
opgeslagen en zijn gemakkelijk te wisselen. Er
zijn twintig voorgeprogrammeerde patches en u
kunt er ook twintig zelf creëren en opslaan.
● Groove Modify functie
Met deze functie kunt u gemakkelijk “ghost
notes” toevoegen. Als u de noten een voor een
zou spelen, zou dat heel wat moeilijker zijn. U
kunt Shuffle of Velocity regelen om uw
ritmepatroon de perfecte groove te geven.
11
Voornaamste eigenschappen
■ Gitaar/bas ingang
De DR-880 biedt een gitaar/bas ingang en
hoogwaardige, ingebouwde multi-effecten,
waaronder een COSM AMP effect. U kunt een
gitaar/bas rechtstreeks op de DR-880 aansluiten
en met de ritmepatronen meespelen. De gitaar/
bas klinkt even realistisch als wanneer u door
een echte versterker speelt.
De ingebouwde multi-effectprocessor biedt
algoritmes voor elektrische gitaar, akoestische
gitaar en bas. De instellingen voor elk effect
worden opgeslagen als “patches”. U kunt kiezen
uit vijftig voorgeprogrammeerde patches, en u
kunt zelf nog eens vijftig patches met uw eigen
instellingen opslaan. Er is ook een stemfunctie
om uw gitaar/bas te stemmen zolang die is
aangesloten.
■ Gebruiksgemak en talrijke
aansluitingen
● Groot, verlicht scherm
Het grote LCD-scherm toont op een duidelijke
manier akkoordenschema's, patronen en informatie
over gespeelde en bewerkte gegevens.
● FAVORITE-functie
Vaak gebruikte patronen, songs of effect-patches
kunt u aan een knop toewijzen, zodat ze
onmiddellijk beschikbaar zijn. Zo kunt u een
patroon/song afspelen of een effect selecteren
door gewoon op een knop te drukken. Deze
functie biedt vier knoppen x 20 banken, zodat u
in totaal 80 patronen, songs of effect-patches
kunt toewijzen.
● Bediening met een voetschakelaar
U kunt vier voetschakelaars aansluiten (worden
apart verkocht). Zelfs terwijl u gitaar of bas
speelt, kunt u de DR-880 met uw voeten
bedienen – ideaal voor jamsessions of concerten.
Als u de voetschakelaars toewijst, kunt u kiezen
uit een hele reeks functies, waaronder starten/
stoppen van de weergave, selecteren van
patronen, instellen van “tap tempo” of selecteren
van gitaareffecten.
Sluit een zwelpedaal aan om het volume te
regelen of om als wah-wah-pedaal te gebruiken.
● Een hele reeks uitgangen
De master output van het toestel biedt behalve
gewone jacks ook RCA/cinch-uitgangen, zodat
de DR-880 gemakkelijk op allerlei apparaten kan
worden aangesloten (waaronder mengpanelen,
versterkers en audioapparatuur).
Er is ook een coaxiale digitale uitgang, zodat u
de output van de DR-880 rechtstreeks in digitale
vorm op uw digitale recorder kunt opnemen,
zonder verlies aan geluidskwaliteit.
Er zijn ook twee individuele uitgangen. Die kunt
u gebruiken om enkel de signalen van een
aangesloten gitaar/bas naar uw versterker te
sturen of om voor een specifiek instrument een
externe effectprocessor te gebruiken
● USB-aansluiting
Als u de DR-880 via de USB-connector op uw
computer aansluit, kunt u SMF-data laden en als
ritmepatronen gebruiken. De USB-connector kan
ook voor een MIDI-interface worden gebruikt.
● Gesynchroniseerde weergave met
digitale recorders en MIDI-sequencer
Dankzij MIDI kunt u de DR-880 synchroniseren
met digitale recorders, zoals die van de BRreeks, of met uw MIDI-sequencer. De weergave
van een extern MIDI-toestel kunt u met de DR880 ook opnemen.
● Aanslaggevoelige pads
De pads zijn aanslaggevoelig. U kunt het volume
of de klank wijzigen naar gelang van de kracht
waarmee u de pads aanslaat. Als u een patroon
opneemt en u varieert de kracht waarmee u de
pads aanslaat, dan kan dat een effect hebben op
de sterkte (velocity) van de noten.
12
Bedieningspanelen
Voorpaneel
fig.001-010
1123
7
6
8,9,
10
12,13,14,15,16
17,18,19
20,21,22
23
,24,
25
1. [GUITAR/BASS INPUT]-knop
Regelt het niveau van de gitaar of bas die op
de GUITAR/BASS INPUT is aangesloten.
2. PART LEVEL
[DRUM]-knop
Regelt het volume van de drumpartij.
[BASS]-knop
Regelt het volume van de baspartij.
3. [MASTER VOLUME]-knop
Regelt het algemene volume van de DR-880.
4. Scherm
Toont de huidige modus en instellingen.
5. VALUE-schijf
Om de waarde van een instelling te regelen.
11
45
303231
6. GUITAR/BASS INPUT
Gebruik deze knoppen voor een gitaar of bas
die u op de “GUITAR/BASS INPUT”-jack
hebt aangesloten.
[EFFECT]-toets
Gebruik deze toets om het gitaar- of baseffect
te selecteren, in of uit te schakelen of om de
instellingen te wijzigen.
[TUNER]-toets
Gebruik deze toets om uw gitaar/bas te
stemmen.
7. [OUTPUT SETTING]-toets
Met deze toets regelt u het uitgangssignaal.
8. [SONG/PATTERN]-toets
Schakelt tussen song- en patroon-modus.
9.[KIT]-toets
Met deze toets selecteert u een drumkit.
26
27
28
29
13
Bedieningspanelen
fig.001-010
1123
7
6
8,9,
10
12,13,14,15,16
17,18,19
20,21,22
23
,24,
25
10.
[PAD]-toets
Met deze toets selecteert u een padbank.
11.
[CURSOR]-toetsen
Met deze toetsen verplaatst u de cursor.
12.
[SHIFT]-toets
Gebruik deze toets om de functie van de
andere toetsen te wijzigen.
13.
[DISPLAY]-toets
Met deze toets wijzigt u de inhoud van het
“Pattern Play”- of “Song Play”-scherm.
14.
[EDIT]-toets
Gebruik deze toets om instellingen aan te
passen.
15.
[EXIT]-toets
Gebruik deze toets om een Edit-scherm te
verlaten.
16.
[ENTER]-toets
Gebruik deze toets om een selectie te maken
of een waarde te bevestigen.
11
45
26
27
28
29
303231
17.
(Reset)-toets
Hiermee keert u terug naar het begin van de
song of het patroon.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
(Rewind)-toets
Om terug te spoelen naar het begin van de
song of het patroon.
(Fast-Forward)-toets
Hiermee spoelt u verder door in de song of
het patroon.
(Stop)-toets
Beëindigt de weergave van de song of het
patroon.
(Play)-toets
Start de weergave van de song of het patroon.
[REC]-toets (opnametoets)
Druk op deze toets om een patroon in real
time op te nemen (p. 54).
[LOOP]-toets
Schakelt loop-weergave (p. 82) in of uit.
14
24.
[KEY]-toets
Gebruik deze toets om de toonsoort van een
song of patroon te wijzigen.
25.
[TEMPO (TAP)]-toets
Gebruik deze toets om het tempo van een
song of patroon in te stellen.
U kunt het tempo ook instellen door
meermaals op deze toets te drukken. Tik
lichtjes en regelmatig (de Tap-Tempofunctie).
26.
[EZ COMPOSE]
Druk op deze toetsen om de EZComposefuncties te gebruiken.
[PATTERN]-toets
Gebruik deze toets om gemakkelijk patronen
te creëren.
[CHORD PROGRESSION]-toets
Gebruik deze toets om gemakkelijk
akkoordenschema's toe te voegen.
[FILL IN]-toets
Gebruik deze toets om gemakkelijk
overgangen toe te voegen.
Bedieningspanelen
31.
PHONES-jack (hoofdtelefoon)
Op deze jack kunt u een hoofdtelefoon
aansluiten.
32.
“GUITAR/BASS INPUT”-jack
Op deze jack kunt u uw gitaar of bas
aansluiten.
27.
[GROOVE MODIFY]-toets
Druk op deze toets als u de GrooveModifyfunctie wilt gebruiken.
28.
[TSC]-toets (Total Sound Control)
Gebruik deze toets om de TSC-patch in of uit
te schakelen, of om de instellingen te
wijzigen. (p. 30, p. 100)
29.
Pads
Met deze pads speelt u drum- en basklanken.
30.
FAVORITE
Aan deze knoppen kunt u tachtig (20 banken
x 4) van uw favoriete patronen/songs of
gitaareffect-patches toewijzen.
1–4 toetsen
Druk op een van deze toetsen om een
patroon, song of gitaareffect-patch op te
roepen.
[BANK]-toets
Selecteer een bank door deze knop ingedrukt
te houden en op een pad te drukken.
15
Bedieningspanelen
Achterpaneel
fig.001-020
10
11
1 2 35 7 648
1. “AC IN”-aansluiting (adapter)
Sluit hier de bijgeleverde adapter van de
BRC-reeks aan.
Sluit enkel een BRC-adapter aan. Andere modellen
kunnen defecten veroorzaken.
2. POWER-schakelaar
Dit is de power-schakelaar waarmee u de
DR-880 in- en uitschakelt.
3. USB-connector
Met deze aansluiting kunt u de DR-880 via
een USB-kabel op uw computer aansluiten.
4. MIDI-aansluitingen (IN/OUT)
Deze aansluitingen ontvangen (IN) en
versturen (OUT) MIDI-gegevens.
Gebruik MIDI-kabels om het toestel op uw
MIDI-sequencer of MIDI-klankmodule aan te
sluiten.
5. “DIGITAL OUT”-uitgang
Dit is een coaxiale uitgang voor digitale
geluidssignalen.
Deze uitgang verstuurt dezelfde geluiden als
de “MASTER OUT”-jacks.
Sluit deze uitgang aan op uw digitale
recorder.
9
6. CTL 1, 2 jack
Hier kunt u voetschakelaars aansluiten (FS-6
of FS-5U; worden apart verkocht) om allerlei
functies van de DR-880 te bedienen.
7. “CTL 3, 4/EXP PEDAL”-jack
Hier kunt u voetschakelaars aansluiten (FS-6
of FS-5U; worden apart verkocht) of een
zwelpedaal (Roland EV-5; wordt apart
verkocht) aansluiten om allerlei functies van
de DR-880 te bedienen.
8. “INDIVIDUAL A, B”-jacks
Alleen de klanken die u bepaalt, komen uit
deze uitgangen.
9. “MASTER OUT”-jacks R/L (MONO)
Dit zijn de uitgangen van de geluidssignalen.
Zowel jacks als RCA/cinch-aansluitingen zijn
aanwezig.
Als u jacks gebruikt en in mono werkt, sluit u
uw toestel aan op de “L (MONO)”-uitgang.
10.Kabelhaak
Wikkel de kabel van de bijgeleverde adapter
rond deze haak. Als er per ongeluk aan de
kabel wordt getrokken, blijft de stekker veilig
in het toestel zitten en wordt de stroom niet
onderbroken. Zo wordt bovendien schade
aan de stekker van de adapter vermeden.
16
11.
Veiligheidssleuf (SECURITY
LOCK)
http://www.kensington.com/
Voor u begint te spelen
Het toestel aansluiten
De DR-880 heeft geen versterker of luidsprekers. Om geluid te produceren, moet u een
versterker, audiosysteem of hoofdtelefoon aansluiten.
Geluidskabels, MIDI-kabels, hoofdtelefoon en voetschakelaars worden niet meegeleverd. U
kunt ze apart kopen bij uw dealer.
fig.002-010
Pad controller
etc.
Digital recorder etc.
Computer
MIDI sequencer
etc.
Audio set
Monitor speakers
(Powered)
AC adaptor
(BRC-series)
Stereo headphones
Om defecten en/of schade aan luidsprekers of andere toestellen te voorkomen, moet u
steeds het volume dicht zetten en alle toestellen uitschakelen alvorens ze aan te sluiten.
Expression pedal
(Roland EV-5)
Foot switch (FS-6 etc.)
Mixer, Guitar amp, etc.
Guitar
or
Bass
17
Voor u begint te spelen
* Om ongewenste stroomonderbrekingen te vermijden (als de stekker per ongeluk uit het toestel
wordt getrokken) en om overmatige druk op de adapter te voorkomen, bevestigt u de stroomkabel
met behulp van de kabelhaak, zoals op de afbeelding.
fig.002-020
1
Voor u het toestel aansluit, moet u het volgende controleren:
• Hebt u de volumeregelaars van de DR-880 en de aangesloten versterker of andere
apparaten op nul gezet?
• Hebt u de DR-880 en de aangesloten versterker of andere apparaten uitgeschakeld?
2
Sluit uw versterker of audiosysteem (of hoofdtelefoon) aan zoals op het diagram.
Om de mogelijkheden van de DR-880 volledig te benutten, kunt u best een stereosysteem
aansluiten.
Als met een monosysteem werkt, sluit het dan aan op de “OUTPUT L (MONO)”-jack van
de DR-880.
Het toestel in- en uitschakelen
■ Het toestel inschakelen
Wanneer alles is aangesloten (p. 17), zet u alle toestellen in de juiste volgorde aan. Door
toestellen in de verkeerde volgorde aan te zetten, riskeert u defecten en/of schade aan
luidsprekers en andere toestellen.
1
Voor u het toestel inschakelt, controleert u het volgende:
• Is de DR-880 correct aangesloten op uw andere apparaten?
• Hebt u het volume van de DR-880 en de aangesloten versterker of andere apparaten op
nul gezet?
2
Zet de DR-880 aan met de POWER-schakelaar op het achterpaneel.
fig.002-030
18
Voor u begint te spelen
Het volgende verschijnt op het scherm, en het toestel is klaar om te spelen.
Het scherm dat nu verschijnt, wordt het “Pattern Play”-scherm genoemd.
fig.002-031d
Dit toestel is met een beveiligingscircuit uitgerust. Na het inschakelen duurt het eventjes
(enkele seconden) voor het toestel in werking treedt.
3
Schakel nu de versterker en andere aangesloten apparaten in.
4
Druk op [].
Het toestel begint te spelen.
Luister naar de weergave en draai aan de [MASTER VOLUME]-knop en de [PART LEVEL
(DRUM, BASS)]-knoppen om het volume van de DR-880 te regelen.
fig.002-040
Regel het volume op uw aangesloten versterker of audiosysteem.
5
Druk op [] om de weergave te stoppen.
■ Het toestel uitschakelen
1
Voor u het toestel uitschakelt, controleert u het volgende:
• Hebt u het volume van de DR-880 en de aangesloten versterker of andere apparaten op
nul gezet?
2
Schakel de versterker of het aangesloten audiosysteem uit.
3
Schakel de DR-880 uit.
19
Voor u begint te spelen
Het contrast van scherm regelen
Naar gelang van de plaats waar de DR-880 is opgesteld, is het scherm soms moeilijk te lezen.
Als dat het geval is, kunt u het contrast van het scherm aanpassen.
fig.002-050
3
2
1
4
2
1
Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
fig.002-060d
20
2
Verplaats de cursor met [CURSOR] / naar de optie “LCD” en druk op [ENTER].
De LCD-contrastinstellingen verschijnen op het scherm.
fig.002-070d
3
Gebruik de [VALUE]-schijf om het contrast te regelen (waarde: 1–16).
4
Als u een waarde hebt ingesteld, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de contrastwaarde wordt opgeslagen.
Als het contrast is opgeslagen, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw
gegevens beschadigd worden.
Eerste
kennismaking
21
De demosong beluisteren
Beluister eerst de demosong, die de mogelijkheden van de
DR-880 demonstreert.
fig.003-010
2
4
4
3
1
Zorg ervoor dat het “Pattern Play”-scherm (p. 19) wordt
weergegeven.
Is dat niet het geval, druk dan net zo vaak op [EXIT] tot het
“Pattern Play”-scherm verschijnt.
2
Houd [SONG] ingedrukt en druk op [KIT].
De DR-880 staat nu in demo-modus. De demosong begint.
fig.003-020d
Alle rechten voorbehouden.
Dit materiaal is enkel voor
persoonlijk gebruik bestemd.
Ongeoorloofd gebruik is een
schending van de wet.
U kunt demo-modus
selecteren als het “Pattern
Play”-scherm of “Song Play”scherm (p. 75) wordt
weergegeven.
Als u op [] drukt, gaat de weergave verder vanaf het
punt waar u bent gestopt.
Als de demosong ten einde is, start hij opnieuw van bij het
begin.
* Er worden geen gegevens van deze muziek naar MIDI OUT
gestuurd.
4
Druk op [SONG/PATTERN] of [EXIT] om demo-modus
te verlaten.
Gebruik van de pads
Met de pads kunt u de ingebouwde klanken van de DR-880
gebruiken.
fig.003-030
De pads zijn aanslaggevoelig.
2
1
Sla de pads aan.
U hoort de drumklanken (instrument) die aan de pads zijn
toegekend.
Klanken kiezen (een padbank kiezen)
De kracht waarmee u een pad
aanslaat, beïnvloedt het
volume en de klank.
1
Eerste kennismaking
Als u andere padbanken selecteert, kunt u met een en
dezelfde pad verschillende instrumenten spelen.
2
Druk op [PAD].
Druk op [PAD] om een padbank te selecteren. De
geselecteerde padbank verschijnt op het scherm.
fig.003-031d
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de padbank-
instellingen naar het vorige scherm terug.
Druk op een pad om het instrument te bespelen dat aan die
pad is toegewezen.
Voor meer details over padbanken, zie p. 41.
Een padbank is een reeks
drumklanken die aan de
twintig pads is toegewezen.
Er zijn drie drumbanken:
DRUM 1–3.
Houd [SHIFT] ingedrukt en
druk op [PAD] om de bass
pads te selecteren. Als u een
pad aanslaat, hoort u een
basklank. De toonhoogte
stemt overeen met de noot
die op de rechter bovenhoek
van de pad is vermeld.
23
Patronen spelen
De DR-880 biedt 500 presetpatronen en 500 userpatronen.
Om te horen hoe deze patronen klinken, doet u het
volgende.
Patronen selecteren en afspelen
fig.003-040
2
1
3
4
1
Druk op [SONG/PATTERN]. Op het scherm verschijnt
“PATTERN”.
fig.003-050d
Preset / User
Pattern modePattern name
Een “patroon” bestaat uit twee
tot vier maten met ritmische
gegevens die voor een
repetitieve weergave zijn
Presetpatronen kunnen
tijdelijk gewijzigd worden,
maar u kunt een presetpatroon
niet met uw wijzigingen
overschrijven.
Userpatronen daarentegen
kunnen aangepast en
24
Chord
progression
Current
Current
Beat Position
key
(measure - beat)
tempo
2
Met de VALUE-schijf selecteert u het patroon dat u wilt
spelen.
Behalve de presetpatronen 001-500 kunt u ook de
userpatronen 001-500 selecteren.
Current chord
Next chord
Patronen spelen
b
b
* Als u aan de VALUE-schijf draait terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, dan wijzigt de waarde in sprongen van tien.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG/PATTERN] om
tussen Preset (P) en User (U) te schakelen.
3
Druk op [].
Het geselecteerde patroon begint te spelen.
Tijdens de weergave kunt u aan de VALUE-schijf draaien
om het patroon te kiezen dat erna gespeeld moet worden.
De naam van het gekozen patroon wordt gemarkeerd.
Als het huidige patroon beëindigd is, begint het gekozen
patroon te spelen.
* Als u tijdens het spelen op [CURSOR] / drukt, schakelt
u over naar het vorige/volgende patroon, dat onmiddellijk begint
te spelen.
Dat is handig als u de patronen wilt beluisteren om een keuze te
maken.
4
Om de weergave te stoppen, drukt u op [].
Als u weer op [] drukt, gaat de weergave verder vanaf
het punt waar u was gestopt.
Als u op [] drukt en dan op [], start de weergave
weer bij het begin van het patroon.
De patronen van de DR-880
estaan uit een “drumpartij”
en een “baspartij”. De
drumpartij speelt drums en
percussieklanken, de
aspartij speelt basklanken.
Eerste kennismaking
Voor meer informatie over presetpatronen, zie p. 156.
25
Patronen spelen
Het tempo regelen
In dit deel leest u hoe u het tempo van het patroon wijzigt.
fig.003-060
1
1
Druk op [TEMPO (TAP)].
De tempoinstelling verschijnt op het scherm.
fig.003-080d
2
26
2
Gebruik de VALUE-schijf om het tempo aan te passen.
U kunt het tempo instellen met een waarde van 20 tot 260.
U kunt het tempo ook instellen door met het gewenste
interval op [TEMPO (TAP)] te tikken. Deze functie heet
“tap tempo”.
Druk minstens vier maal op [TEMPO (TAP)] met het
interval van het gewenste tempo.
Het tempo waarmee u de toets aanslaat, wordt ingesteld.
Op het scherm ziet u de huidige tempoinstelling
verschijnen.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
De toonsoort wijzigen
In dit deel leest u hoe u de toonsoort (of toonhoogte) van
een patroon wijzigt. Deze functie heet “Key Shift”.
fig.003-090
Patronen spelen
2
1
1
Druk op [KEY].
Het “Key Shift”-scherm verschijnt.
fig.003-100d
2
Regel de toonsoort met de VALUE-schijf.
Waarde: -12 – +12
U kunt de toonsoort aanpassen in stappen van een halve
toon over ± 1 octaaf.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de “Key Shift”-
instelling naar het vorige scherm terug.
Eerste kennismaking
27
Patronen spelen
Patronen met andere klanken afspelen (kits selecteren)
Zelfs als u hetzelfde patroon blijft gebruiken, kunt u de
sfeer van het patroon (de manier waarop het wordt
gespeeld) wijzigen door het patroon met andere
instrumenten af te spelen.
Probeer het maar: speel hetzelfde patroon met
verschillende instrumenten. Selecteer nieuwe kits terwijl
het patroon wordt afgespeeld.
De DR-880 biedt 100 preset kits en 100 user kits die u zelf
kunt instellen.
fig.003-110
2
Een “kit” bestaat uit een
verzameling van zestig
slagwerkinstrumenten en
één basklank.
Preset kits kunnen tijdelijk
gewijzigd worden, maar u
kunt een preset kit niet met uw
wijzigingen overschrijven.
User kits daarentegen kunnen
aangepast en overschreven
3
28
4
1
1
Druk op [] om de weergave van het patroon te
starten.
2
Druk op [KIT].
De kitinstellingen verschijnen op het scherm.
fig.003-111d
3
Kit number
Selecteer een kit met de VALUE-schijf.
Probeer verschillende kits en beluister de verschillende
klanken.
Behalve de preset kits P001-P100 kunt u ook de user kits
U001-U100 selecteren.
* Als u aan de VALUE-schijf draait terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, dan wijzigt de waarde in sprongen van tien.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [KIT] om tussen Preset (P)
en User (U) te schakelen.
4
Om de weergave te stoppen, drukt u op [].
• Voor meer details over kits, zie p. 40.
• Voor meer informatie over preset kits, zie p. 154.
• Als u de kitinstellingen wilt wijzigen, lees dan eerst
“Hoofdstuk 7 Een originele kit samenstellen (Kit Edit)”
Patronen spelen
Eerste kennismaking
29
Patronen spelen
Klankeigenschappen aanpassen met de TSC-functie
Total Sound Control (TSC) is een functie waarmee u de
klankeigenschappen en ambience kunt beïnvloeden.
De klank- en ambience-instellingen worden opgeslagen in
“TSC-patches”. Zo kunt u de klankeigenschappen en
ambience wijzigen door gewoon een andere patch te
selecteren.
De DR-880 biedt 20 preset TSC-patches en 20 user TSCpatches.
fig.003-330
Preset patches kunnen tijdelijk
gewijzigd worden, maar u
kunt een preset patch niet met
uw wijzigingen overschrijven.
User patches daarentegen
kunnen aangepast en
overschreven worden.
3
2
30
1
Druk op [] om de weergave van het patroon te
starten.
2
Druk op [TSC].
De TSC-instellingen verschijnen op het scherm.
fig.003-340d
Patch number
3
Selecteer een TSC-patch met de VALUE-schijf.
Probeer verschillende TSC-patches uit en beluister de
verschillende klanken.
Behalve de preset patches P01-P20 kunt u ook de user
patches U01-U20 selecteren.
* Als u aan de VALUE-schijf draait terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, dan wijzigt de waarde in sprongen van tien.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TSC] om tussen Preset (P)
en User (U) te schakelen.
* Telkens als u op [TSC] drukt, schakelt u de TSC-functie aan (de
toets brandt) of uit (de toets dooft).
• Voor meer details over TSC, zie p. 42.
• Voor meer informatie over preset patches, zie p. 155.
• Als u de instellingen van de TSC-patches wilt wijzigen,
lees dan eerst “Hoofdstuk 6 De TSC-instellingen
bewerken” (p. 99).
Patronen spelen
Eerste kennismaking
31
Op uw gitaar/bas meespelen met patronen
In dit deel leest u hoe u uw gitaar/bas op de DR-880
aansluit en met patronen meespeelt.
fig.003-150
4
2
1
1
Sluit uw gitaar/bas aan op de “GUITAR/BASS INPUT”jack. (p. 15)
2
Selecteer een patroon (p. 24) en druk op [] om de
weergave te starten.
3
Speel op uw gitaar/bas.
4
Regel het volume van uw gitaar/bas met de [GUITAR/
BASS INPUT]-knop.
32
• U kunt de stemfunctie van de DR-880 gebruiken om uw
gitaar/bas te stemmen. Voor meer details, zie “Uw gitaar/
bas stemmen” (p. 90).
• U kunt een zwelpedaal aansluiten op de “CTL 3, 4/EXP
PEDAL”-jack op het achterpaneel en hiermee het volume
van uw gitaar/bas regelen. Voor meer details, zie “Een
zwelpedaal als volumepedaal gebruiken” (p. 91).
Op uw gitaar/bas meespelen met patronen
De speciale gitaar/bas-effecten gebruiken
De DR-880 biedt talrijke effecten voor gitaar/bas en een
brede waaier aan “effect-patches” (instellingen voor deze
effecten).
In dit deel leest u hoe u een effect-patch selecteert uit de 50
preset patches en 50 user patches, en hoe u deze effecten
met uw gitaar/bas gebruikt.
fig.003-160
1
1
Druk op [EFFECT].
Het “Guitar Effects”-scherm verschijnt.
fig.04-050d
Patch number
Preset patches kunnen tijdelijk
gewijzigd worden, maar u
kunt een preset patch niet met
uw wijzigingen overschrijven.
User patches daarentegen
kunnen aangepast en
overschreven worden.
2
Eerste kennismaking
2
Selecteer een patch met de VALUE-schijf.
Probeer verschillende effect-patches uit en beluister de
verschillende klanken.
Behalve de preset patches P01-P50 kunt u ook de user
patches U01-U50 selecteren.
33
Op uw gitaar/bas meespelen met patronen
* Als u aan de VALUE-schijf draait terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, dan wijzigt de waarde in sprongen van tien.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [EFFECT] om tussen Preset
(P) en User (U) te schakelen.
* Telkens als u op [EFFECT] drukt, schakelt u het effect aan (de
toets brandt) of uit (de toets dooft).
• Voor meer details over effect-patches, zie p. 43.
• Voor meer informatie over preset patches, zie p. 155.
• Als u de instellingen van de effect-patches wilt
wijzigen, lees dan eerst “Een effect-patch bewerken
(Patch Edit)” (p. 86).
34
Hoofdstuk 1
Een overzicht
van de DR-880
Dit hoofdstuk verklaart de algemene structuur van de DR-880 en
legt de basisfuncties uit.
Lees dit hoofdstuk om een algemeen overzicht van de DR-880 te
krijgen.
35
DR-880 Applicatiegids (van het creëren
tot het afspelen van patronen)
Creëer een origineel patroon
en speel mee met uw gitaar/
bas
Creëer een originele song
voor een concert of opname
EZ Compose(p. 68)
Patronen creëren
Groove Modify(p. 71)
Opname in real time of stap voor stap
(p. 52)
Klanken
kiezen
Een song
creëren
Gebruik van
gitaareffecte
Spelen en opnemen
Kits selecteren en wijzigen
Een TSC-patch selecteren
en wijzigen(p. 53, p. 100)
Een song creëren(p. 76)
Een loop bewerken(p. 82)
Patches selecteren(p. 86)
Een user patch creëren(p. 86)
Een patroon afspelen(p. 50)
Een song afspelen(p. 81)
Uw gitaar/bas bespelen(p. 32)
Voetschakelaars gebruiken(p. 121)
DR-880 Applicatiegids (van het creëren tot het afspelen van patronen)
Patronen creëren
Met de EZ Compose functie kunt u gemakkelijk originele patronen creëren. U kunt ook
akkoordenschema's en fill-ins toevoegen.
Met de Groove Modify functie kunt u de patronen die u creëert een ander ritmisch gevoel geven.
Natuurlijk kunt u ook patronen creëren door ze in real time of stap voor stap op te nemen. U kunt
patronen bewerken en zelfs individuele noten wijzigen.
Via een USB-verbinding kunt u kunt SMF-data van uw computer importeren en als een patroon
gebruiken.
Klanken kiezen
Selecteer een kit met de klanken van de instrumenten die u wilt gebruiken. Verder kunt u ook een
TSC-patch selecteren om de algemene klank en ambience te beïnvloeden (TSC = Total Sound Control).
U kunt ook de kit en TSC-patch voor elk patroon instellen.
U kunt kits en TSC-patches bewerken en opslaan als user kits en user patches.
Een song creëren
U kunt een song creëren door de afgewerkte patronen in de gewenste volgorde te plaatsen.
Met loop-instellingen kunt u een bepaald stuk van uw song herhaaldelijk afspelen.
Hstuk 1
Gitaareffecten gebruiken
U kunt gitaareffecten gebruiken terwijl u gitaar of bas speelt.
U kunt de preset patches gebruiken, maar u kunt ook user patches creëren en opslaan.
Spelen en opnemen
U kunt uw afgewerkte patronen of songs afspelen en met uw gitaar of bas meespelen via de
“GUITAR/BASS INPUT”-jack. Met een voetschakelaar kunt u bv. de start/stop-functie bedienen, en
met een zwelpedaal kunt u het gitaarvolume regelen of een wah-wah-effect bekomen.
Het geluid van de DR-880 en van een aangesloten gitaar/bas wordt via DIGITAL OUT als een digitaal
signaal verstuurd, zodat u het met een digitale recorder kunt opnemen.
De weergave van de DR-880 kan via MIDI gesynchroniseerd worden met een MIDI-sequencer of
digitale recorder.
Bovendien kunt u uw favoriete patronen, songs of gitaareffect-patches aan de FAVORITE-toetsen
toewijzen, zodat u ze tijdens het spelen onmiddellijk kunt oproepen.
37
Patronen en songs
Patronen
Een “patroon” bestaat bij de DR-880 uit twee tot vier maten ritmische gegevens die ontworpen zijn om
repetitief afgespeeld te worden.
Een patroon heeft de volgende structuur.
Dit is de partij met drumklanken (zoals hi-hat en
snaardrum) en percussieklanken (zoals koebel
en conga).
Baspartij
Dit is de partij van de bas (basklank).
Akkoordenschema
Dit is het akkoordenschema voor de baspartij.
Fill-in
Deze instelling voegt tijdens de weergave een
fill-in toe.
U kunt een fill-in patroon kiezen uit de fill-in
bibliotheek (p. 60). Op de opgegeven plek wordt
dan een fill-in gespeeld.
Tempo
Deze instelling bepaalt het weergavetempo van
het patroon.
38
Kit
Deze instelling bepaalt met welke kit (p. 40) de
drumpartij wordt gespeeld.
TSC
Deze instelling bepaalt welke TSC-patch (p. 42)
wordt gebruikt.
Naam van het patroon
U kunt elk patroon een naam van maximaal
veertien tekens geven.
Patronen en songs
■ Conversie van akkoorden
fig.01-011
Original performance data
(Arrange)
De DR-880 heeft een “Arrange”-functie.
Deze functie converteert de basgegevens zodat
ze overeenstemmen met de akkoorden die in het
akkoordenschema zijn opgegeven.
Ook al blijft de baspartij gewoon doorlopen, dan
zullen veranderingen in het akkoordenschema
of de opgegeven akkoorden de baspartij toch
wijzigen.
Arrange: On
A 7A m7
Rec. Key: C
A -- (N.C)
performed with the original
performance data transposed
Songs
Bij de DR-880 bestaat een “song” uit patronen die in de gewenste volgorde zijn geplaatst voor een
complete compositie.
Een song heeft de volgende structuur.
fig.01-020
U100
TSC
U002
U001
Song name
Step
Pattern
Song name
TempoKit
U001
1
U001
TempoKit
234
1
U002U003U004
U001
234
1
23 4
U002U003U004
TSC
U002U003U004
Hstuk 1
Song (U001–U100)
Patroon
Geef de patronen op in de gewenste volgorde.
Tempo
Deze instelling bepaalt het weergavetempo van
het song. Elk patroon in de song heeft ook een
specifiek weergavetempo, maar u kunt kiezen of
u de song afspeelt met het tempo dat voor elk
patroon apart is ingesteld of met het tempo voor
de hele song.
Kit
Deze instelling bepaalt met welke kit (p. 40) de
song wordt gespeeld. Elk patroon in de song
heeft ook een eigen kit, maar u kunt kiezen of u
de song afspeelt met de kit die voor elk patroon
apart is ingesteld of met de kit voor de hele song.
TSC
Deze instelling bepaalt welke TSC-patch (p. 42)
voor de song wordt gebruikt. Elk patroon in de
song heeft ook een specifieke TSC-patch, maar u
kunt kiezen of u de song wilt afspelen met de
TSC-patch die voor elk patroon apart is
ingesteld of met de TSC-patch voor de hele song.
39
Patronen en songs
Kits
De DR-880 bevat 440 instrumenten (drumklanken) en 40 bassen (basklanken). Reeksen van telkens
zestig instrumenten en één bas zijn opgeslagen als “kits”.
Voor elke kit kunt u ook een insert-effect kiezen.
fig.01-030
Instrument
001
002
003
004
438
439
440
Bass tone
001
002
040
DRUM 1
DRUM 1
DRUM 2
DRUM 2
DRUM 3
DRUM 3
BASS
BASS
• KICK
Insert Effect
• SNARE
• KICK
• SNARE
DRUM 1
1
P001
2
1
2
DRUM 2
20
1
20
2
1
2
DRUM 3
20
1
20
2
1
BASS
2
20
Insert Effect
• KICK
20
• SNARE
• OTHERS
• BASS
• OTHERS
• BASS
Preset kit
(P001–P100)
P100
1
2
P002
20
12
20
12
20
• OTHERS
• BASS
DRUM 1
DRUM 1
DRUM 2
DRUM 2
DRUM 3
DRUM 3
BASS
BASS
• KICK
Insert Effect
• SNARE
• KICK
• SNARE
DRUM 1
1
U001
2
1
2
DRUM 2
20
1
20
2
1
2
DRUM 3
20
1
20
2
1
BASS
2
20
Insert Effect
• KICK
20
• SNARE
• OTHERS
• BASS
• OTHERS
• BASS
User kit
(U001–U100)
U100
1
2
U002
20
12
20
12
20
• OTHERS
• BASS
● De DR-880 bevat 100 preset kits en 100 user
kits die u zelf kunt aanpassen.
● Elk patroon onthoudt het kitnummer dat bij
het creëren van dat patroon werd gebruikt.
Als u patronen speelt, krijgt u dus soms ook
een andere kit zodra u een volgend patroon
start.
40
Insert-effect
Voor elke kit kunt u “insert-effecten” kiezen, die
rechtstreeks op de instrumenten en bas worden
toegepast.
Insert-effecten voor instrumenten
Aparte equalizer- en compressoreffecten zijn
beschikbaar voor basdrum, snaardrum en
andere instrumenten. Zo kunt u effecten
toepassen die voor het specifieke karakter van
het instrument geschikt zijn.
Insert-effecten voor de basklank
Het toestel biedt compressoreffecten en een
simulator van een basversterker.
Patronen en songs
Padbank
De instrumenten (drumklanken) van een kit zijn georganiseerd in drie groepen met elk twintig
instrumenten.
Deze groepen worden “padbanken” genoemd.
fig.01-040
DRUM 1
DRUM 2
DRUM 3
BASS
Insert Effect
• KICK
• SNARE
Kit
U001
1
2
20
1
2
20
1
2
20
• OTHERS
• BASS
DRUM 1
16
11
6
1
DRUM 2
16
11
6
1
DRUM 3
16
11
6
1
BASS
17
18
19
20
12
13
14
15
7
8
9
10
2
3
4
5
17
18
19
20
12
13
14
15
7
8
9
10
2
3
4
5
17
18
19
20
12
13
14
15
7
8
9
10
2
3
4
5
BASS +1BASS -1
Hstuk 1
Druk op [PAD] om een padbank (DRUM 1–3) te
selecteren. De geselecteerde padbank verschijnt
op het scherm.
Druk op een pad om het instrument te bespelen
dat aan die pad is toegewezen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAD] om
de baspads te selecteren. Als u een pad aanslaat,
hoort u een basklank. De toonhoogte stemt
overeen met de noot die op de rechter
bovenhoek van de pad is vermeld.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op [PAD]
drukt om “BASS -1” te selecteren, speelt u de
noten een octaaf lager. Selecteer “BASS +1” om
de noten een octaaf hoger te spelen.
De maximale polyfonie
De DR-880 heeft een maximale polyfonie
van 32 noten (stemmen). Sommige
basklanken gebruiken twee stemmen als u
één noot speelt. Als u een dergelijke
basklank gebruikt, is de maximale
polyfonie minder dan 32 noten.
Voor meer details over het aantal stemmen
dat elk instrument gebruikt, zie p. 153.
41
Patronen en songs
Over TSC (Total Sound Control)
Total Sound Control (TSC) is een functie waarmee u de eigenschappen en ambience van het
totaalgeluid kunt beïnvloeden.
TSC biedt een “stereo driebands-equalizer” om het totaalgeluid te regelen en een “ambience/reverb”effect om de galm van het totaalgeluid aan te passen.
De instellingen voor deze twee effecten worden opgeslagen in een “TSC-patch”. Met TSC-patches
verkrijgt u gemakkelijk verschillende sounds, van een natuurlijk omgevingsgeluid tot allerlei soorten
galm van grote ruimtes of hallen.
TSC heeft de volgende structuur.
fig.01-050
User patch (U01–U20)
U20
U02
U01
P20
AMBIENCE/
REVERB
AMBIENCE/
P02
REVERB
AMBIENCE/
P01
REVERB
AMBIENCE/
REVERB
AMBIENCE /
REVERB
AMBIENCE/
REVERB
STEREO
STEREO
STEREO
EQ
STEREO
EQ
STEREO
EQ
STEREO
EQ
EQ
EQ
DRUM 1
DRUM 2
DRUM 3
BASS
Insert Effect
• KICK
• SNARE
Kit
U001
1
2
20
1
2
20
1
2
20
• OTHERS
• BASS
TSC
OUT L
OUT R
Rev. Send L
Rev. Send R
Preset patch (P01–P20)
● De DR-880 biedt twintig preset TSC-patches en nog eens twintig user TSC-patches om uw eigen
instellingen op te slaan.
● U kunt een preset patch tijdelijk wijzigen, maar u kunt een preset patch niet met uw wijzigingen
overschrijven. User patches kunt u onbeperkt aanpassen en overschrijven.
42
Gitaar/bassectie
De DR-880 biedt een gitaar/bas-ingang, zodat u op uw gitaar/bas met het ritme kunt meespelen.
Op de gitaar/bas kan een apart effect worden toegepast.
fig.01-060
Gitaareffecten
User patch (U01–U50)
U50
Patch name
•
U02
Effect On/Off
•
U01
Effect type (Algorithm)
•
P50
Patch level
•
Setting for each effect
•
Patch name
•
P02
Effect On/Off
•
P01
Effect type (Algorithm)
•
Patch level
•
Patch name
•
Setting for each effect
•
Effect On/Off
•
Effect type (Algorithm)
•
Patch level
•
Settings for each effect
•
Preset patch (P01–P50)
Guitar effect
Pattern/Song
OUTPUT
SETTING
MASTER
OUT
INDIVIDUAL
OUT
Hstuk 1
De DR-880 bevat talrijke effecten die speciaal
voor gitaar/bas zijn gecreëerd. De gebruikte
effecttypes en de manier waarop ze verbonden
zijn, worden bepaald door verschillende
“algoritmes”.
Drie algoritmes zijn beschikbaar: Guitar Multi,
Bass Multi en Acoustic Multi.
Guitar Multi
Dit is een multi-effect voor elektrische gitaar.
Bass Multi
Dit is een multi-effect voor basgitaar.
Acoustic Multi
Dit is een multi-effect voor akoestische gitaar.
De volgorde waarin de effecten (FX) zijn verbonden,
verandert naar gelang van het effect dat is geselecteerd.
Elk effect in het algoritme heeft verschillende
parameters (naar analogie met de knoppen van
een effectapparaat) die u kunt instellen om de
sound te regelen. Het algoritme en de
parameterinstellingen voor elk effect worden
samen opgeslagen als een “effect-patch”.
Als u een nieuwe effect-patch kiest, veranderen
in één klap de effectencombinatie, de status van
deze effecten (aan/uit) en hun
parameterwaarden. Dit betekent dat u
onmiddellijk een compleet nieuw geluid
verkrijgt.
Effect-patches zijn als volgt georganiseerd.
Preset patches 1–50
U kunt de instellingen van preset patches
tijdelijk wijzigen, maar u kunt uw wijzigingen
niet opslaan.
User patches 1–50
Deze patches kunt u onbeperkt aanpassen en
overschrijven.
43
Signal flow (tot de output van het geluid)
Het volgende diagram toont de signal flow van de drumpartij, baspartij en het geluid van de
GUITAR/BASS INPUT, tot op het punt waar het signaal de audio output van de DR-880 bereikt.
fig.01-100
MASTER
OUT
DIGITAL
OUT
INDIVIDUAL
OUT
Kit
Guitar
effect
Rev. Send
Direct / Insert effect
Individual
OUTPUT
SETTING
TSC
Drum part
Key
pad
Bass part
Key
pad
DIRECT
Insert effect
KICK
SNARE
OTHERS
INDIVIDUAL
DIRECT
Insert effect
BASS
INDIVIDUAL
Reverb Send Level
Reverb Send Level
44
Signal flow (tot de output van het geluid)
Uitgangen
De DR-880 biedt de volgende uitgangen: “MASTER OUT”, “INDIVIDUAL A/B” en “DIGITAL OUT”.
MASTER OUT
Deze uitgangen versturen het geluid van de drumpartij, de baspartij en de GUITAR/BASS INPUT.
INDIVIDUAL A/B
Deze uitgangen kiest u als u alleen specifieke geluiden wilt versturen.
DIGITAL OUT
Deze uitgang verstuurt een digitaal audiosignaal dat identiek is aan de output van MASTER OUT.
Met de outputinstellingen (Out Assign: p. 107–p. 111) bepaalt u voor elk instrument of het de
insert-effecten gebruikt en of het via de “MASTER OUT”- of “INDIVIDUAL”-uitgangen wordt
verstuurd.
Output-instellingen
Output-instellingen zijn de laatste aanpassingen voor het geluid via MASTER OUT wordt verstuurd.
● Gebruik “Output Select” om de output te optimaliseren voor het toestel dat op MASTER OUT is
aangesloten (bv. een versterker of audiosysteem).
● Regel het niveau van het audiosignaal dat via DIGITAL OUT wordt verstuurd.
● Gebruik de tweebands-equalizer om de laatste aanpassingen te maken voor het geluid wordt
verstuurd.
● Regel het volume van de ambience.
● Stel de uitgang in voor de GUITAR/BASS INPUT en specificeer welk apparaat op de uitgang is
aangesloten.
Hstuk 1
45
Typische handelingen en meldingen
Een padbank selecteren
Padbank
Druk op [PAD] om een padbank (DRUM 1–3) te
selecteren. De geselecteerde padbank verschijnt
op het scherm.
fig.01-110d
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
padbank-instellingen naar het vorige scherm terug.
Sla een pad aan om het instrument te bespelen
dat aan die pad is toegewezen.
Baspad
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk dan op [PAD]
om de baspads te selecteren. Als u een pad
aanslaat, hoort u een basklank. De toonhoogte
stemt overeen met de noot die op de rechter
bovenhoek van de pad is vermeld.
fig.01-120d
De cursor verplaatsen
Als u een instelling kunt aanpassen, ziet u de
cursor als gemarkeerde tekst (negatief beeld) op
het scherm. Als u een pictogram kiest, verschijnt
de cursor in de vorm van een kader rond het
pictogram.
fig.01-130d
Cursor
Cursor
Als er verschillende instellingen op het scherm
verschijnen, gebruikt u de [CURSOR]-toetsen
om de cursor te verplaatsen naar de instelling
die u wilt aanpassen.
Als u een [CURSOR]-toets ingedrukt houdt,
blijft de cursor verder bewegen.
● Kies BASS -1 om de basklank een octaaf
lager te spelen.
● Kies BASS +1 om de basklank een octaaf
hoger te spelen.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
baspad-instellingen naar het vorige scherm terug.
46
Bladeren tussen schermen
Als het symbool “” of “” aan de linker- of
rechterkant van het scherm verschijnt, is dat
omdat niet alle informatie op het scherm paste.
Druk op [CURSOR] om het scherm aan de
linkerkant te zien of [CURSOR] om het
scherm aan de rechterkant weer te geven.
fig.01-140d
Typische handelingen en meldingen
Als de symbolen “” of “” aan de
linkerkant van het scherm verschijnen, was er
niet voldoende ruimte om alle parameters te
tonen. Bijkomende parameters bevinden zich
hoger of lager.
Gebruik de [CURSOR] / toetsen om de
bovenste of onderste items te zien.
fig.01-150d
Een waarde aanpassen
Draai aan de VALUE-schijf om de geselecteerde
waarde aan te passen.
Om een waarde sneller aan te passen, houdt u
[SHIFT] ingedrukt terwijl u aan de VALUE-schijf
draait.
Voorbeeld: een patch kiezen
VALUE-schijf:
P001 → P002 → P003 → P004 → P005 → ...
[SHIFT] + VALUE-schijf:
P001 → P011 → P021 → P031 → P041 → ...
fig.01-160d
Het Play-scherm
U kunt de inhoud van het “Pattern Play”- of
“Song Play”-scherm aanpassen (het normale
weergavescherm).
“Pattern Play”-scherm
Druk op [DISPLAY] om een van de volgende
opties te kiezen.
fig.02-040
Chord progression display (4 measures x 3 lines)
Chord progression display (2 measures x 3 lines)
Chord progression display (1 measure x 3 lines)
Pattern display
● Voor meer details over de inhoud van het
scherm, zie p. 51.
“Song Play”-scherm
Druk op [DISPLAY] om een van de volgende
opties te kiezen.
fig.03-171
Chord progression display (4 measures x 3 lines)
Chord progression display (2 measures x 3 lines)
Chord progression display (1 measure x 3 lines)
Hstuk 1
Playback pattern display
● Voor meer details over de inhoud van het
scherm, zie p. 83.
47
48
Hoofdstuk 2
Patronen
(afspelen, opnemen, bewerken)
Pattern Mode dient om patronen te spelen, te creëren en te
bewerken.
Als het Play-scherm wordt weergegeven en het afspelen is
gestopt, drukt u op [SONG/PATTERN]. Op het scherm verschijnt
“PATTERN”.
49
Een patroon spelen
1. Met de VALUE-schijf selecteert u het
patroon dat u wilt spelen.
* Als een bewerkt patroon nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm.
Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en
voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt
bewaren, drukt u op [ENTER].
Behalve de presetpatronen 001-500 kunt u
ook de userpatronen 001-500 selecteren.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG/
PATTERN] om tussen Preset (P) en User (U) te
schakelen.
2. Druk op [].
Het geselecteerde patroon begint te spelen.
❍ Tijdens de weergave kunt u aan de VALUE-
schijf draaien om het patroon te kiezen dat
erna gespeeld zal worden. De naam van het
gekozen patroon wordt gemarkeerd.
Als het huidige patroon is beëindigd, begint
het gekozen patroon te spelen.
3. Om de weergave te stoppen, drukt u op
[].
❍ Als u weer op [] drukt, gaat de
weergave verder vanaf het punt waar u was
gestopt.
❍ Als u op [] drukt en dan op [], start
de weergave weer bij het begin van het
patroon.
2. Regel het tempo met de VALUE-schijf.
Het tempo heeft een bereik van 20 tot 260.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
■
Het tempo instellen met Tap
Tempo
U kunt het tempo ook instellen door met het
gewenste interval op [TEMPO (TAP)] te tikken.
Deze functie heet “Tap Tempo”.
1. Druk minstens vier maal op [TEMPO
(TAP)] met het gewenste tempo.
Het tempo waarmee u op de toets tikt, wordt
ingesteld. Op het scherm verschijnt de
huidige tempoinstelling.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
De toonsoort wijzigen
U kunt de toonsoort wijzigen waarin een
patroon wordt afgespeeld. Dit wordt de “Key
Shift”-functie genoemd.
1. Druk op [KEY].
Het “Key Shift”-scherm verschijnt.
fig.02-030d
Het tempo regelen
1. Druk op [TEMPO (TAP)].
De tempoinstelling verschijnt op het scherm.
fig.02-020d
50
2. Regel de toonsoort met de VALUE-schijf.
Waarde: -12 – +12
U kunt de toonsoort aanpassen in stappen
van een halve toon over ± 1 octaaf.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de “Key
Shift”-instelling naar het vorige scherm terug.
Een patroon spelen
De schermweergave
wijzigen
In het patroonscherm kunt u kiezen tussen
“weergave van het akkoordenschema” (4 maten
x 3 lijnen / 2 maten x 3 lijnen / 1 maat x 3 lijnen)
en “weergave van het patroon”.
1. Druk op [DISPLAY].
Druk herhaaldelijk op de toets om de
verschillende opties voor de
schermweergave te zien:
fig.02-040
Chord progression display (4 measures x 3 lines)
Chord progression display (2 measures x 3 lines)
Chord progression display (1 measure x 3 lines)
Pattern display
■ Weergave van het
akkoordenschema
fig.02-050d
(1)(2)
(5)
(9)
(3)(4) (6)(7)(8)
(1) Pattern mode
(2) Nummer van het patroon
(3) Huidig tempo
(4) Huidige toonsoort
(5) Naam van het patroon
Een “*” voor de naam van het patroon
betekent dat het patroon werd bewerkt.
(6) Maatsoort
(7) Maat – tel
Geeft de huidige positie aan.
(8) Huidig akkoord → Volgend akkoord
Het huidige en volgende akkoord worden
gedetailleerd weergegeven.
(9) Akkoordenschema
Toont het akkoordenschema van het patroon.
De cursor beweegt verder tijdens het afspelen
en duidt de maat aan die wordt afgespeeld.
Druk op [DISPLAY] om de gewenste
weergave voor het akkoordenschema te
kiezen: “4 maten x 3 lijnen”, “2 maten x
3 lijnen” of “1 maat x 3 lijnen”. Als minder
maten op het scherm verschijnen, wordt het
akkoordenschema met meer details
weergegeven.
fig.02-060d
4 measures
x 3 lines
2 measures
x 3 lines
1 measure
x 3 lines
■ Weergave van het patroon
fig.02-070d
(1)(2)(6)(7)
(5)
(3)(4)(10)
(10)Stap
Een raster toont ● symbolen met de timing
van belangrijke instrumenten (hi-hat,
snaardrum, basdrum) en de timing van de
basnoten.
De schermweergave verandert tijdens het
afspelen.
Hstuk 2
51
Een patroon opnemen
Opnemen in real time en
stap voor stap
In real time opnemen
In deze methode slaat u de pads aan terwijl u
een metronoom hoort. Wat u speelt, wordt
precies op die manier als een patroon
opgenomen. Als de timing waarmee u de pads
aanslaat niet perfect is, kunt u de Quantizefunctie gebruiken om de timing te corrigeren.
Stap voor stap opnemen
In deze methode geeft u de timing (stap) en het
volume aan waarmee elke noot weerklinkt.
Vervolgens speelt u de noten een voor een. Als u
zich niet zeker genoeg voelt om een patroon in
real time op te nemen, biedt stap-voor-stap
opnemen een gemakkelijke manier om een
accuraat patroon te creëren.
U kunt ook een opname in real time en stap voor
stap combineren om een patroon te creëren.
Een patroon dat u in real time hebt opgenomen,
kunt u bijvoorbeeld stap voor stap bewerken. Of
u kunt de basis van een patroon stap voor stap
opnemen en vervolgens in real time bijkomende
klanken toevoegen.
Voor u begint te op te
nemen
Hier volgt de procedure om een patroon op te
nemen.
fig.02-170
<1>
Select the user pattern you want to record
<2>
Make basic settings for the pattern
<3-1>
Realtime-record
the pattern
Recording a chord progression
<4>
<5>Recording a fill-in
De instellingen voor Key Shift
(patrooninformatie: p. 53) en Chord
Progression (p. 58) worden bij de opname van
patronen genegeerd.
<3-2>
Step-record
the pattern
52
<1>
Selecteer het userpatroon
dat u wilt opnemen
1. Open het patroonscherm.
2. Selecteer een userpatroon met de
VALUE-schijf (001–500).
U kunt eventueel ook een reeds opgenomen patroon
wissen en overschrijven. Zie “Een patroon wissen”
(p. 66).
Een patroon opnemen
<2> De basisopties van het
patroon selecteren
Hier bepaalt u de basisinstellingen van het
patroon, zoals de maatsoort, het aantal maten en
het tempo.
* Deze instellingen kunt u na de opname nog wijzigen.
1. Druk op [EDIT] in het patroonscherm.
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
2. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt.
fig.02-180d
3. Verplaats de cursor naar het “INFO”pictogram en druk op [ENTER].
De patrooninformatie verschijnt op het
scherm.
fig.02-190d
4. Verplaats de cursor naar de parameter die
u wilt bewerken en kies een waarde met
de VALUE-schijf.
Parameter/
Bereik
Beat
2/4–8/4, 4/8–16/8
Maatsoort
Measures
1–999Aantal maten
* Als u na de opname het aantal maten verhoogt, wordt een
overeenkomstig aantal lege maten aan het einde
toegevoegd. Als u het aantal maten verlaagt, worden de
verwijderde maten niet afgespeeld.
Verklaring
Parameter/
Bereik
Verklaring
Tempo
20–260Tempo
Arrange
OFF, ON
OFF:
Gebruik deze optie als u de opname ongewijzigd wilt
afspelen. De Arrange-functie is uitgeschakeld.
ON:
De Arrange-functie arrangeert het opgenomen stuk
volgens het geselecteerde akkoordenschema.
Bepaalt of de Arrange-functie voor
de baspartij is ingeschakeld.
Key
-, C–B, Cm–Bm
* De toonsoort aan de linkerkant van het scherm is de
toonsoort nadat Key Shift werd toegepast.
(Voorbeeld)
Als de toonsoort Am is en de waarde van Key Shift
is +2, dan verschijnt “Bm” op het scherm.
De toonsoort bij het afspelen van
het patroon.
Rec.Key
C–B, Cm–Bm
* Als u bij de opname de toonsoort instelt, dan wordt de
baspartij met deze instelling gearrangeerd.
Toonsoort bij de opname van de
baspartij
Key Shift
-12–+12
Transponeert de weergave in
stappen van een halve toon.
Kit Number
P001–P100,
U001–U100
Nummer van de kit waarmee dit
patroon wordt gespeeld
TSC-schakelaar
OFF, ONTSC aan/uit
TSC Number
P01–P20,
U01–U20
Nummer van de gebruikte TSCpatch
Stel Key en Rec Key correct in. Als u deze opties
fout instelt, wordt het patroon in sommige
situaties in de verkeerde toonsoort afgespeeld:
• als u de baspartij met een akkoordenschema
(p. 58) arrangeert;
• Als u EZ Compose gebruikt om een patroon
met de Current data te creëren (p. 68) en een
akkoordenschema toevoegt met Current of
USER PATTERN data (p. 69).
Hstuk 2
53
Een patroon opnemen
<3-1> In real time opnemen
1. Selecteer een padbank of de baspads,
naar gelang van de partij die u wilt
opnemen.
Om de drumpartij op te nemen
Druk op [PAD] om een padbank te selecteren
(1–3).
Om de baspartij op te nemen
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAD]
om de baspads te selecteren.
Kies “BASS -1” als u de klanken een octaaf lager
wilt opnemen of “BASS +1” om de klanken een
octaaf hoger op te nemen.
2. Druk op [REC].
[REC] gaat branden en het realtime-recording-
scherm verschijnt.
Bovendien wordt de metronoom gestart.
fig.02-200d
Op het scherm verschijnt “Rec Standby...”.
Het toestel is klaar om op te nemen.
Verplaats de cursor naar “Quantize” en stel
3.
de kwantisering in met de VALUE-schijf.
Als u de kwantiseringsfunctie tijdens een
opname in real time gebruikt, verbetert het
toestel kleine onvolkomenheden in de timing
waarmee u de pads aanslaat. De aanslagen
worden dus precies opgenomen volgens de
maatsoort die u instelt.
Waard
e
- -
Geen
kwantisering
triolen
van 32sten
32sten
triolen
van 16den
16den
Waard
e
triolen
van 8sten
8sten
triolen van
kwartnoten
kwartnoten
4. Verplaats de cursor naar “Rec. Velo” en
regel het volume (recording velocity) van
het instrument of de bas met behulp van
de VALUE-schijf.
1–127:
De noten worden opgenomen met de waarde
die u instelt, ongeacht de kracht waarmee u
de pads aanslaat.
SENS:
De noten worden opgenomen met de kracht
waarmee u de pads aanslaat.
5. Druk op [] om de opname te starten.
[] begint in de maat te knipperen.
Op het scherm verschijnt “Recording...”
* Als er al een patroon is opgenomen, dan begint het nu te
spelen.
6. Op het ritme van de metronoom slaat u de
pads aan om het instrument of de
basklank op te nemen.
* Indien nodig drukt u op [PAD] (of houdt u [SHIFT]
ingedrukt en drukt u op [PAD]) om tussen de drumpartij
en baspartij te schakelen.
7. Als u noten wilt wissen die u per ongeluk
hebt opgenomen, gaat u als volgt te werk.
(Voor een instrument)
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de pad
van het instrument dat u wilt verwijderen.
(Voor de basklank)
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op een van
de pads.
De noten die gevonden worden terwijl u
[SHIFT] en de pad ingedrukt houdt, worden
verwijderd.
8. Herhaal stap 6 en 7 indien nodig.
❍ Als u uw opname wilt instuderen, drukt u
nogmaals op [REC].
[REC] begint dan te knipperen om aan te
geven dat het toestel in rehearsal-modus
staat. Op het scherm verschijnt “Rec
Rehearsal...”
Sla de pads aan op het ritme van de
metronoom om uw uitvoering te oefenen.
54
Een patroon opnemen
* Als u de pads aanslaat in rehearsal-modus, wordt er geen
opname gemaakt.
Als u klaar bent met oefenen, drukt u op
[REC]. De toets brandt.
Op het scherm verschijnt “Recording...” of
“Rec Standby...”
9. Als de opname klaar is, drukt u op [].
10.Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
<3-2> Stap voor stap
opnemen
1. Selecteer een padbank of de baspads,
naar gelang van de partij die u wilt
opnemen.
Om de drumpartij op te nemen
Druk op [PAD] om een padbank te selecteren
(1–3).
Om de baspartij op te nemen
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAD]
om de baspads te selecteren.
Kies “BASS -1” als u de klanken een octaaf
lager wilt opnemen of “BASS +1” om de
klanken een octaaf hoger op te nemen.
2. Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt op het
scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “STEP
REC”-pictogram en druk op [ENTER].
Het pattern step-record-scherm verschijnt.
(Drumpartij)
fig.02-210d
(3)
(1)
Measure
(5)
(6)
(4)
Pattern
display
area
(9)
(Baspartij)
fig.02-220d
(1)
(2)
Measure
(5)
(3)
(4)
Pattern
display
area
(7)
(8)
(9)
5. Verplaats de cursor naar de volgende
parameters en stel een waarde in met de
VALUE-schijf.
(1) DRUM (drumpartij), BASS (baspartij)
Deze optie bepaalt wat op het scherm wordt
weergegeven.
(Drumpartij)
ALL:
Alle instrumenten worden getoond.
BANK1-PAD01–BANK3-PAD20:
Alleen de instrumenten van de geselecteerde
bank of pad worden getoond.
(Baspartij)
ALL:
Noten en pitchbend-gegevens worden
weergegeven.
NOTE:
Noten worden weergegeven.
PITCH BEND:
Pitchbend-gegevens worden getoond (p. 57).
Hstuk 2
55
Een patroon opnemen
(2) OCT (baspartij)
Deze optie bepaalt de status van de baspads.
NORM:
Normale status.
-1: De basnoten worden een octaaf lager
gespeeld.
+1: De basnoten worden een octaaf hoger
gespeeld.
(3) Qtz
Deze optie bepaalt hoe elke maat is
onderverdeeld. Het aantal rasterlijnen per
maat op het scherm verschilt naar gelang van
de gekozen Quantize-waarde. Elke rasterlijn
stelt één stap voor.
Waarde
32sten
triolen van 16den
16den
triolen van 8sten
8sten
triolen van
kwartnoten
kwartnoten
hele noten
(4) REC-VEL
Deze optie bepaalt het volume (velocity) van
het instrument of de bas die u gaat opnemen.
1–127:
De noten worden opgenomen met de waarde
die u hier opgeeft, ongeacht de kracht
waarmee u de pads aanslaat.
SENS:
Het volume van de noten die u opneemt,
stemt overeen met de kracht waarmee u de
pads aanslaat.
6. Verplaats de cursor met [][]
naar de stap die u wilt opnemen. Sla de
pad van een instrument of basnoot aan
om een opname te maken.
Zodra een instrument of basnoot is
opgenomen, verschijnt “●” op het scherm.
Ook het volume wordt dan opgeslagen.
U gaat automatisch een stap verder.
Gebruik van de toetsen
[]
[]
[]
[SHIFT]+
[CURSOR]
[SHIFT]+
[CURSOR]
[SHIFT]+ pad
[SHIFT]+ [EXIT]
[ENTER]
[]
[DISPLAY]+
pad
Verplaatst de cursor naar het
begin van het patroon.
Verplaatst de cursor naar het
begin van de vorige stap.
Verplaatst de cursor naar het
begin van de volgende stap.
Verplaatst de cursor naar het
punt waar het volgende
instrument of de volgende
basnoot wordt opgenomen.
Verplaatst de cursor naar het
punt waar het vorige
instrument of de vorige
basnoot wordt opgenomen.
Wist het instrument dat met
die pad overeenstemt in de
huidige stap. Bij een basklank
kunt u op eender welke pad
drukken.
Wist het instrument of de
basnoot op de huidige positie
en verplaatst de cursor naar
het punt waar het volgende
instrument of de volgende
basklank is opgenomen.
Speelt het instrument of de
basnoot die op de huidige
positie is opgenomen.
Start de weergave vanaf het
begin van de huidige maat.
Druk op [] om de
weergave te stoppen.
Toont het instrument van die
pad op het scherm. U kunt de
klank controleren zonder een
opname te maken.
(5) POSITION
Toont de huidige positie in
“measure:beat:clock”-eenheden. Selecteer deze
optie met de cursor en stel met de VALUE-schijf
een measure:beat:clock-positie in. Als u dan een
pad aanslaat, wordt de noot op de gekozen
positie opgenomen.
56
Een patroon opnemen
(6) PAD (drumpartij)
Toont de padbank, het padnummer en de
naam van het instrument dat op de
geselecteerde positie is opgenomen.
Als u deze optie met de cursor selecteert en
de padbank en het padnummer met de
VALUE-schijf wijzigt, kunt u het opgenomen
instrument vervangen door het instrument
van de gekozen padbank en het gekozen
padnummer.
(7) NOTE (baspartij)
Toont de noot die op de geselecteerde positie
is opgenomen.
Als u deze optie met de cursor selecteert en
een andere noot kiest met de VALUE-schijf,
kunt u de opgenomen noot door de nieuwe
noot vervangen.
(8) DUR (baspartij)
Toont de duur (lengte) van de noot op de
geselecteerde positie in “tellen” en “ticks”.
Als u deze optie met de cursor selecteert en
de “tellen” en “ticks” met de VALUE-schijf
instelt, kunt u de duur van de opgenomen
basnoot wijzigen.
* Een tel wordt onderverdeeld in “ticks”. Er gaan 96 ticks
in een kwartnoot.
(9) VEL
Toont de velocity-waarde van het instrument
of de basnoot die op de geselecteerde positie
is opgenomen.
Als u deze optie met de cursor selecteert en
aan de VALUE-schijf draait, kunt u deze
waarde voor de opgenomen noot wijzigen.
* U kunt hetzelfde instrument of dezelfde basklank niet
meer dan eenmaal op dezelfde positie opnemen. Als u dat
toch probeert, wordt de vorige noot door de nieuwe
opname overschreven.
7. Herhaal stap 5 en 6 indien nodig.
* Indien nodig drukt u op [PAD] (of houdt u [SHIFT]
ingedrukt en drukt u op [PAD]) om tussen de drumpartij
en baspartij te schakelen.
8. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
9. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
■ Opname van pitchbend-
gegevens in de baspartij
U kunt pitchbend-gegevens in de baspartij
opnemen. Zo kunt u bastechnieken als
hammering-on of pulling-off simuleren.
1. Open het step-record-scherm voor de
baspartij (p. 55).
2. Verplaats de cursor naar “BASS” en
selecteer “P.BEND” met de VALUE-schijf.
fig.02-230d
(1)
(2)(
)
3
3. Verplaats de cursor naar “Qtz” en stel de
kwantisering in met de VALUE-schijf.
4. Stel de positie in waarop u pitchbend-
gegevens wilt opnemen.
Om de opnamepositie te bepalen, verplaatst
u de cursor met [][] naar de stap
die u wilt opnemen, of stelt u de POSITIONwaarde in (measure:beat:clock) .
5. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
[CURSOR] of [CURSOR] om de
pitchbend-gegevens op te nemen.
[SHIFT]+[CURSOR] :
Telkens als u op deze toetsen drukt, wordt de
pitchbend-waarde met een halve toon
verhoogd.
(Bend Range = 12)
[SHIFT]+[CURSOR] :
Telkens als u op deze toetsen drukt, wordt de
pitchbend-waarde met een halve toon
verlaagd.
(Bend Range = 12)
In het patroon verschijnt een “B” op de plaats
waar pitchbend-data werden opgenomen.
* Als voor DISPLAY de waarde “ALL” is ingesteld, krijgt
“●” voorrang bij stappen waar zowel een basnoot als
pitchbend-gegevens zijn opgenomen.
Hstuk 2
57
Een patroon opnemen
(1) POSITION
Toont de huidige positie in
“measure:beat:clock” eenheden. U kunt deze
optie met de cursor selecteren en een
measure:beat:clock positie instellen met de
VALUE-schijf. Als u dan een pad aanslaat,
wordt de noot op de gekozen positie
opgenomen.
(2) RANGE
Toont het bereik van de pitchbend die op de
geselecteerde positie is opgenomen.
Als u deze optie met de cursor selecteert en
aan de VALUE-schijf draait, kunt u het bereik
van de opgenomen pitchbend wijzigen.
Range: 0–12
* Als u voor RANGE een andere waarde dan 12 instelt,
wordt deze waarde van kracht vanaf de volgende
opgenomen basnoot. Als u pitchbend-gegevens met een
andere RANGE dan 12 wilt opnemen, moet u dus de
gewenste RANGE en een VALUE van 0 instellen op een
punt voor de basnoot vanaf waar deze instellingen van
kracht moeten worden.
* RANGE staat bij het begin van het patroon ingesteld op
12.
(3) VALUE
Toont de waarde van de pitchbend die op de
huidige positie is opgenomen.
Als u deze optie met de cursor selecteert en
aan de VALUE-schijf draait, kunt u de
waarde van de opgenomen pitchbend
wijzigen.
Waarde: -8192–8191
6. Herhaal stap 4 en 5 indien nodig.
7. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
8. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
<4> Opname van een
akkoordenschema
Hier kunt u een akkoordenschema voor de
baspartij opnemen.
1. Selecteer het patroon waarvoor u een
akkoordenschema wilt opnemen.
2. Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt op het
scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “CHORD”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het akkoordenschema verschijnt op het
scherm.
fig.02-240d
(1)
(2)
(3)
(4)
5. Verplaats de cursor naar “Qtz” en gebruik
de VALUE-schijf om de kwantisering in te
stellen.
Het aantal rasterlijnen per maat op het
scherm verschilt naar gelang van de gekozen
kwantisering. Elk vakje is een stap.
Waarde
32sten
triolen van 16den
16den
triolen van 8sten
8sten
triolen van
kwartnoten
kwartnoten
hele noten
58
Een patroon opnemen
6. Stel de positie in waar u een akkoord wilt
opnemen.
Verplaats de cursor met [][] naar
de stap waar u een opname wilt maken of
gebruik de POSITION measure:beat:clock
waarde om de opnamepositie in te stellen.
Gebruik van de toetsen
[]
[]
[]
[SHIFT]+
[CURSOR]
[SHIFT]+
[CURSOR]
[SHIFT]+ pad
[SHIFT]+ [EXIT]
[]
Verplaatst de opnamepositie
naar het begin van het patroon.
Verplaatst de opnamepositie
naar het begin van de vorige
stap.
Verplaatst de opnamepositie
naar het begin van de volgende
stap.
Verplaatst de opnamepositie
naar het punt waar het
volgende akkoord is
opgenomen.
Verplaatst de opnamepositie
naar het punt waar het vorige
akkoord is opgenomen.
Verwijdert het akkoord dat op
de huidige stap is opgenomen.
Verwijdert het akkoord dat op
de huidige positie is
opgenomen en verplaatst de
cursor naar de positie waar het
volgende akkoord is
opgenomen.
Start de weergave vanaf het
begin van de huidige maat.
Druk op [] om de
weergave te stoppen.
* Als in de patrooninformatie de
Arrange-functie op “ON”
staat (p. 53), treedt deze
functie in werking. Als u een
fill-in (p. 60) hebt opgenomen,
wordt die afgespeeld.
7. Verplaats de cursor naar elk van de
volgende opties en gebruik de VALUEschijf om een akkoord in te stellen.
(1) ROOT
Stel de grondtoon van het akkoord in.
Bereik: - - -, C–B
* U kunt de waarde ook met de pads instellen.
(2) TYPE
Stel het akkoordtype in.
Waarde:
- -
(N.C)
Maj7M7mm7M9
7(b5) 7(13) 7(b9) 7(#9)66(9)m6
m6(9)9add9
m9dimsus4 7sus4 aug aug7
madd9
mM9 mM7
m7(b5)
- - (N.C: non-chord type)
Kies dit type als u niet wilt dat de noten van uw
uitvoering naar een akkoord worden omgezet.
Als u bijvoorbeeld “C” als grondtoon opgeeft en
“- -” als akkoordtype, dan wordt uw originele
uitvoering ongewijzigd afgespeeld. Als u een
andere grondtoon dan “C” instelt en u kiest
bijvoorbeeld “D” als non-chord type, dan wordt
uw originele uitvoering een hele toon hoger
afgespeeld.
(3) ON-BASS
Stel een “on-bass” akkoord in (een akkoord
met een andere basnoot dan de grondtoon
van het akkoord). Als u geen on-bass
akkoord wilt gebruiken, stelt u hier “- -” in.
Waarde: - -, C–B
* Als TYPE op “- -” (non-chord type) is ingesteld, wordt
het on-bass akkoord genegeerd, zelfs als u hier een waarde
instelt.
(4) OCT. SHIFT
Bepaalt de octaafinstelling van het akkoord.
+1: Het akkoord wordt een octaaf hoger
gespeeld.
0: Het octaaf blijft ongewijzigd.
(Normaal)
-1: Het akkoord wordt een octaaf lager
gespeeld.
Het resultaat van de ROOT en OCT.SHIFT
instellingen wordt in de rechter benedenhoek
van het scherm weergegeven.
Een octaafwijziging wordt getoond als “▲”
(+1) of “▼” (-1).
8. Herhaal stap 6 en 7 indien nodig.
9. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
10.Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
Hstuk 2
59
Een patroon opnemen
<5> Opname van een fill-in
U kunt kiezen uit talrijke fill-ins en ze in het
geselecteerde patroon toevoegen.
1. Selecteer het patroon waarvoor u een fill-
in wilt opnemen.
2. Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt op het
scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “FILL”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het opnamescherm voor fill-ins verschijnt.
fig.02-250d
5. Verplaats de cursor naar “POSITION” en
selecteer met de VALUE-schijf de maat
waar u een fill-in wilt opnemen.
6. Verplaats de cursor naar “FILL IN” en
selecteer met de VALUE-schijf het
nummer van de fill-in die u wilt opnemen.
De naam van de geselecteerde fill-in
verschijnt op het scherm.
Waarde: s001–s050, L001–L050
fig.02-051d
Gebruik van de toetsen
[]
[]
[]
[SHIFT]+ [EXIT]
[]
Verplaatst de cursor naar het
begin van de eerste maat.
Verplaatst de cursor naar de
vorige maat.
Verplaatst de cursor naar de
volgende maat.
Verwijdert de fill-in van de
geselecteerde maat.
Start de weergave vanaf het
begin van de huidige maat.
Druk op [] om de
weergave te stoppen.
* Als in de patrooninformatie de
Arrange-functie op “ON”
staat (p. 53), treedt deze
functie in werking. Als u een
fill-in hebt opgenomen, wordt
die afgespeeld.
De weergave van de maat toont de huidige
maat en het nummer van de fill-in die in deze
maat is opgenomen.
7. Herhaal stap 5 en 6 indien nodig.
8. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
9. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
* Een fill-in die langer is dan de maatsoort kunt u niet in
de eerste maat en de volgende maat na de fill-in plaatsen
(bv. een fill-in van meer dan twee tellen kunt u niet in de
eerste maat van een patroon in maat 2/4 plaatsen).
60
Patronen bewerken (Pattern Edit)
Een deel van een patroon
kopiëren (Copy Measure)
In dit deel leest u hoe u een deel van het huidige
patroon (of een ander patroon) kopieert naar het
huidige patroon.
U hebt twee opties: ofwel worden de originele
gegevens door de gekopieerde gegevens
vervangen, ofwel worden de originele en
gekopieerde gegevens samengevoegd.
fig.02-400
● Copying to the same pattern
copy
1234567
12345678910
● Copying from a different pattern
1234567
12345678910
1. In het Pattern Edit menu verplaatst u de
cursor naar het “EDIT”-pictogram en
vervolgens drukt u op [ENTER].
fig.02-410d
2. Verplaats de cursor naar het “COPY”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Measure Copy”-scherm verschijnt.
1234
copy
fig.02-420d
Copy
source
3. Verplaats de cursor naar de gekozen
optie en gebruik de VALUE-schijf om een
waarde in te stellen.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Src
CURRENT,
P001–P500,
U001–U500
Als u uit het huidige patroon wilt kopiëren, selecteert u
“CURRENT”.
Het patroon waaruit u kopieert
Src Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het bronpatroon.
Beginmaat van het bronpatroon
Num of Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het bronpatroon.
Aantal maten van het bronpatroon
dat u wilt kopiëren
Dest Meas
1–(n+1)
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
Beginmaat van het doelpatroon
Part
Zie hieronder
ALL:
Drumpartij, baspartij en akkoordenschema's
DRUM:
Drumpartij
BASS:
Baspartij
DRUM & BASS:
Drum- en baspartij
CHORD:
Akkoordenschema's
Type van de gegevens die u
kopieert
Inst
ALL, 1-01–3-20
Als Part is ingesteld op DRUM,
bepaalt u nu welk(e)
instrument(en) u gaat kopiëren.
Hstuk 2
61
Patronen bewerken (Pattern Edit)
Parameter/
Bereik
(Ex.)
Pad number
Pad bank
Kies uit de instrumenten van de geselecteerde kit. Als
u ALL selecteert, worden alle instrumenten van de
geselecteerde kit gekopieerd.
* U kunt op een pad drukken om een instrument te kiezen.
Verklaring
Instrument
Times
1–999Aantal kopieën van de data
Copy Mode
REPLACE, MERGE
REPLACE:
De gegevens van het doelpatroon worden gewist bij het
kopiëren van de brongegevens.
MERGE:
De gegevens van het doelpatroon worden bewaard en
samengevoegd met de gekopieerde brongegevens.
* Als Part is ingesteld op “CHORD”, dan verschijnt deze
parameter niet. De kopie wordt dan gemaakt met de
REPLACE-optie.
* Als Part is ingesteld op “ALL”, dan wordt altijd een kopie
gemaakt met de REPLACE-optie voor het
akkoordenschema.
* Als u de MERGE-optie kiest, krijgt u soms grote
hoeveelheden overlappende gegevens op dezelfde positie,
wat onverwachte resultaten kan geven bij het afspelen.
Bepaalt op welke manier de gegevens
gekopieerd worden
4. Druk op [ENTER] om te bevestigen. Druk
op [EXIT] om te annuleren.
Op het scherm verschijnt “Now working...”
en de kopie wordt gemaakt.
Als het kopiëren beëindigd is, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Als het bronpatroon en het geselecteerde patroon
(doelpatroon) niet dezelfde maatsoort hebben, worden de
gegevens aangepast aan de maatsoort van het
doelpatroon. Het aantal maten zal dan wijzigen.
* Als u een kopie probeert te maken met meer dan 999
maten, dan stopt het kopiëren zodra het aantal maten 999
bedraagt.
* Als het resultaat van de kopie een hoger aantal maten in
het patroon oplevert, dan wordt de Measures-waarde
(p. 53) in de patrooninformatie automatisch bijgewerkt.
5. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
Lege maten in een patroon
invoegen (Insert Measure)
Hier leest u hoe u lege maten in het huidige
patroon invoegt.
fig.02-430
1234567
12345678910
1.
fig.02-410d
2. Verplaats de cursor naar het “INSERT”-
fig.02-440d
3. Selecteer het gewenste veld en stel met
Parameter/
Dest Meas
1–(n+1)
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
Num of Meas
insert
In het Pattern Edit menu verplaatst u de cursor
naar het “EDIT”-pictogram en vervolgens
drukt u op [ENTER].
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Insert Measure”-scherm verschijnt.
de VALUE-schijf een waarde in.
Bereik
Maat waar lege maten worden
ingevoegd
Verklaring
62
Patronen bewerken (Pattern Edit)
Parameter/
Bereik
1–(999-n)
4.
Om de lege maten met de ingestelde opties
Het aantal lege maten dat
ingevoegd wordt
Verklaring
in te voegen, drukt u op [ENTER]. Druk op
[EXIT] om te annuleren.
Op het scherm verschijnt “Now working...”
en de lege maten worden ingevoegd.
Als deze operatie beëindigd is, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Aangezien de lege maten het totale aantal maten in het
patroon verhogen, wordt de Measures-waarde (p. 53) in
de patrooninformatie automatisch bijgewerkt.
5. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
Een deel van een patroon
wissen (Erase)
In dit deel leest u hoe u gegevens in een bepaald
stuk van het huidige patroon kunt wissen.
fig.02-450
12345678910
12345678910
1.
Verplaats de cursor in het “Pattern Edit”-menu
naar het EDIT-pictogram en druk op [ENTER].
fig.02-410d
erase
fig.02-460d
3. Verplaats de cursor naar de gekozen
optie en gebruik de VALUE-schijf om een
waarde in te stellen.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Dest Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
De maat vanaf waar u gegevens
wilt wissen
Num of Meas
1–nAantal maten dat u wilt wissen
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
Part
Zie hieronder
ALL:
Drumpartij, baspartij en akkoordenschema's
DRUM:
Drumpartij
BASS:
Baspartij
DRUM & BASS:
Drum- en baspartij
CHORD:
Akkoordenschema's
Type van de gegevens die u in de
geselecteerde maten wilt wissen
Inst
Als Part is ingesteld op DRUM,
ALL, 1-01–3-20
Kies uit de instrumenten van de geselecteerde kit.
Als u ALL selecteert, worden alle instrumenten in de
huidige kit gewist.
* U kunt een pad aanslaan om een instrument te kiezen.
bepaalt u nu welk(e)
instrument(en) u wilt wissen.
Hstuk 2
2. Verplaats de cursor naar het “ERASE”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Erase”-scherm verschijnt.
4. Om de geselecteerde gegevens te
wissen, drukt u op [ENTER]. Druk op
[EXIT] om te annuleren.
Op het scherm verschijnt “Now working...”
en de gegevens worden gewist.
Als het wissen beëindigd is, verdwijnt de
melding van het scherm.
63
Patronen bewerken (Pattern Edit)
5. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
Ongewenste maten
verwijderen (Delete
Measure)
In dit deel leest u hoe u ongewenste maten uit
het huidige patroon verwijdert. Als deze maten
zijn verwijderd, schuiven de volgende maten op
en nemen ze de lege ruimte in.
fig.02-470
12345678910
delete
123
1. In het Pattern Edit menu verplaatst u de
cursor naar het “EDIT”-pictogram en
vervolgens drukt u op [ENTER].
fig.02-410d
4567
Parameter/
Bereik
Verklaring
Dest Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
De maat vanaf waar u gegevens
wilt verwijderen
Num of Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
Het aantal maten dat u wilt
verwijderen
4. Om de geselecteerde maten te
verwijderen, drukt u op [ENTER]. Druk op
[EXIT] om te annuleren.
Op het scherm verschijnt “Now working...”
en de maten worden verwijderd.
Als de maten verwijderd zijn, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Aangezien het aantal maten in het patroon daalt als u
deze procedure uitvoert, wordt de Measures-waarde
(p. 53) in de patrooninformatie automatisch bijgewerkt.
5. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
2. Verplaats de cursor naar het “DELETE”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Delete Measure”-scherm verschijnt.
fig.02-480d
3. Verplaats de cursor naar de gekozen
optie en gebruik de VALUE-schijf om een
waarde in te stellen.
64
Een patroon opslaan
Als u een patroon hebt gecreëerd of bewerkt en
u wilt het bewaren, dan moet u het “Write”commando uitvoeren om het patroon als een
userpatroon in het geheugen op te slaan.
Als u het patroon opnieuw selecteert of het toestel
uitschakelt voor u het patroon opslaat, dan gaat het
gewijzigde patroon verloren.
Een naam geven (Pattern Name)
U kunt een naam (pattern name) van maximaal
veertien tekens aan uw patroon geven.
1. In het Pattern Edit menu verplaatst u de
cursor naar het “NAME”-pictogram en
vervolgens drukt u op [ENTER].
Het “Pattern Name”-scherm verschijnt.
fig.02-260d
2. Plaats de cursor op het punt waar u een
teken wilt toevoegen en gebruik de
VALUE-schijf om een teken te kiezen.
Gebruik van de toetsen
[CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[SHIFT]+
[CURSOR]
[SHIFT]+
[CURSOR]
3. Als u de naam hebt ingesteld, drukt u op
[EXIT].
4. Ga verder met “Uw patroon bewaren”.
De cursor verplaatsen.
Van kleine letters naar
hoofdletters overschakelen.
Van hoofdletters naar
kleine letters overschakelen.
Een spatie invoegen
Het geselecteerde teken
verwijderen en de volgende
tekens naar links opschuiven.
Uw patroon bewaren
1. Verplaats de cursor in het “Pattern Edit”-
menu naar “WRITE” en druk op [ENTER].
Het “Pattern Write”-scherm verschijnt.
fig.02-270d
2.
Met de VALUE-schijf selecteert u het
userpatroon waarin u uw data wilt opslaan.
3. Verplaats de cursor naar “NOTE DATA
FIX” en kies on/off met de VALUE-schijf.
NOTE DATA FIX
Deze optie bepaalt hoe het patroon wordt
opgeslagen als de Arrange-functie (p. 53) in de
patrooninformatie ingeschakeld is.
ON:
Uw patroon wordt bewaard met de baslijn die
door de Arrange-functie werd gearrangeerd.
Als u de Write-operatie uitvoert en deze optie
staat op ON, dan wordt Arrange in de
patrooninformatie automatisch uitgeschakeld.
* Als u het patroon opslaat terwijl NOTE DATA FIX is
ingeschakeld en u zet vervolgens in de patrooninformatie
de Arrange-instelling aan, dan wordt het patroon
(waarop Arrange al is uitgevoerd) nogmaals
gearrangeerd. Dat kan ongewenste resultaten opleveren.
OFF:
Het patroon wordt opgeslagen zonder dat
het door de Arrange-functie is verwerkt.
4. Druk op [ENTER] om uw data op te slaan.
Als u besluit om het patroon niet op te
slaan, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
het patroon wordt opgeslagen.
Als het patroon is opgeslagen, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
Hstuk 2
65
Een patroon kopiëren of wissen
Een patroon kopiëren
1. In het Pattern Edit menu verplaatst u de
cursor naar het “COPY”-pictogram en
vervolgens drukt u op [ENTER].
* Als er een bewerkt patroon is dat nog niet is opgeslagen,
dan verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het
scherm.
Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en
voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt
bewaren, drukt u op [ENTER].
Het “Pattern Copy”-scherm verschijnt.
fig.02-280d
Copy
source
Copy
destination
2. Verplaats de cursor naar het nummer van
het bronpatroon en selecteer een patroon
met de VALUE-schijf.
3. Verplaats de cursor naar het nummer van
het doelpatroon en selecteer een patroon
met de VALUE-schijf.
4. Druk op [ENTER] om de kopie te maken.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
de kopie wordt gemaakt.
Als het kopiëren beëindigd is, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
Een patroon wissen
1. Selecteer het patroon dat u wilt wissen.
* Het is niet mogelijk om een presetpatroon te wissen.
2. Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt op het
scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “CLEAR”-
pictogram en druk op [ENTER].
Op het scherm verschijnt “Clear pattern?”
fig.02-290d
5. Als u zeker bent dat u het patroon wilt
wissen, drukt u op [ENTER]. Om te
annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
het patroon wordt gewist.
Als het wissen beëindigd is, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
66
Hoofdstuk 3
EZ Compose/
Groove Modify
Wat is EZ Compose?
“EZ Compose” is de naam van een reeks functies waarmee u een
patroon kunt creëren door gewoon een paar opties op het scherm
in te stellen. U hoeft niet alle noten van het ritme individueel te
programmeren. U kunt ook een akkoordenschema en fill-ins
toevoegen.
Wat is Groove Modify?
De “Groove Modify” functies dienen om de “groove” (het
ritmische gevoel) van het patroon te wijzigen.
Groove Modify biedt de volgende drie functies:
• Velocity Modify
• Ghost Note
• Shuffle
67
Gebruik van EZ Compose
U kunt EZ Compose in patroon-modus
gebruiken, maar niet in song-modus
Een patroon creëren
Met EZ Compose kunt u voor elke groep
klanken een favoriet patroon selecteren en
hiermee een nieuw patroon creëren.
EZ Compose creëert patronen in maat 4/4 of 3/4.
Als het huidige patroon een andere maatsoort heeft,
dan wordt de maat in 4/4 of 3/4 omgezet.
1. Druk op EZ COMPOSE [PATTERN].
* Als een bewerkt patroon nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm.
Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en
voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt
bewaren, drukt u op [ENTER].
Het “EZ Compose Pattern”-scherm
verschijnt.
fig.02-080d
Parameter/
Bereik
Verklaring
BEAT
4/4, 3/4Maatsoort
MEAS
1–32Aantal maten
KIT
P001–P100,
U001–U100
Nummer van de gebruikte kit
TYPE/No.: HH CYM
Zie hieronder
Type:
8BEAT, 16BEAT, SHUFFLE, 1/2SHUFFLE
Preset-patronen voor hi-hat/
cimbalen
TYPE/No.: KICK SNR
Zie hieronder
Type:
8BEAT, 16BEAT, SHUFFLE, 1/2SHUFFLE
Preset-patronen voor bas-/
snaardrum
TYPE/No.: PERC
Zie hieronderPreset-patronen voor percussie
Type:
ROCK POPS, CONGA BONGO, SLOW LATIN,
LATIN POPS
TYPE/No.: BASS
Zie hieronderPreset-patronen voor bas
Type:
STEADY&SIMPL, ROCK BLUES, BALLAD,
FUNK SOUL
2. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
68
* Als u het huidige patroon wilt gebruiken, kiest u
“Current” als TYPE.
* Kies “---- - - - - - - - - ” als TYPE voor patronen die u niet
wilt gebruiken (en die dus niet worden afgespeeld).
Druk op [] om het patroon met de
geselecteerde opties te spelen.
3. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
Gebruik van EZ Compose
Een akkoordenschema
toevoegen
In dit deel leest u hoe u een akkoordenschema
kunt kiezen uit allerlei voorgeprogrammeerde
akkoordenschema's. De baspartij volgt dan het
geselecteerde schema.
1. Druk op EZ COMPOSE [
PROGRESSION
* Als een bewerkt patroon nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm.
Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en
voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt
bewaren, drukt u op [ENTER].
].
Het “EZ Compose Chord Progression”scherm verschijnt.
fig.02-090d
2. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
CHORD
Parameter/
Bereik
Verklaring
KIT
P001–P100,
U001–U100
Nummer van de gebruikte kit
TYPE/No.
Zie hieronder
Type:
2MEAS Maj, 2MEAS Min, 4MEAS Maj, 4MEAS Min,
8MEAS Maj, 8MEAS Min, 16MEAS Maj, 16MEAS Min,
BLUES Maj, BLUES Min, USER PATTERN
* Als u het akkoordenschema van het huidige patroon wilt
gebruiken, kiest u “Current” als TYPE.
* Als u “- - - - - - - - - - -” kiest, wordt geen akkoordenschema
ingesteld.
* Als u “USER PATTERN” kiest, wordt het schema van
het geselecteerde userpatroon gebruikt.
* Als u “Current” of “USER PATTERN” kiest, zullen de
toonsoort en het akkoordenschema alleen kloppen als de
Key (p. 53) van het gekozen patroon correct is ingesteld.
Type en nummer van de presetakkoordenschema's
KEY
C–B, Cm–BmToonsoort voor de weergave
* Het akkoordenschema wordt getransponeerd volgens de
KEY-instelling.
TIMES
1–32
* De maximumwaarde voor MEAS is 32.
Het aantal keer dat het gekozen
schema wordt herhaald
Hstuk 3
* MEAS (het aantal maten) wordt automatisch bepaald
door de TYPE/No.- en TIMES-instellingen. U kunt het
aantal maten niet rechtstreeks wijzigen.
Het scherm toont het gekozen
akkoordenschema.
Als u dat wenst, kunt u op [DISPLAY]
drukken om te bepalen hoeveel informatie
over het akkoordenschema gelijktijdig op het
scherm verschijnt. De opties zijn “4 measures
x 3 lines”, “2 measures x 3 lines” of “1
measure x 3 lines”.
Druk op [] om het patroon met de
geselecteerde opties te spelen.
3. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
69
Gebruik van EZ Compose
Een fill-in toevoegen
U kunt kiezen uit talrijke fill-ins en ze in het
geselecteerde patroon toevoegen.
1. Druk op EZ COMPOSE [FILL IN].
* Als een bewerkt patroon nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm.
Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en
voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt
bewaren, drukt u op [ENTER].
Het “EZ Compose Fill-In”-scherm verschijnt.
fig.02-100d
2. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
Parameter/
Bereik
Verklaring
KIT
P001–P100,
U001–U100
Nummer van de gebruikte kit
SMALL: INTERVAL
1–32MEAS
(Voorbeeld)
Als u hier 4MEAS instelt, wordt een korte fill-in
toegevoegd aan maat 4, maat 8, maat 12 enz.
* Als met INTERVAL een hoger aantal maten is ingesteld
dan het aantal maten in het patroon, dan wordt de fill-in
niet gespeeld.
Bepaalt het aantal maten waarna
een korte (Small) fill-in wordt
toegevoegd.
SMALL: No.
- - -, s001–s050,
L001–L050
* Als u “- - -” kiest, wordt de Small fill-in niet toegevoegd.
Nummer van de preset (Small fillin) die u wilt gebruiken
LARGE: INTERVAL
Bepaalt het aantal maten waarna
1–32MEAS
(Voorbeeld)
Als u hier 16MEAS instelt, wordt een lange fill-in
toegevoegd aan maat 16, maat 32, maat 48 enz.
* Als met INTERVAL een hoger aantal maten is ingesteld
dan het aantal maten in het patroon, dan wordt de fill-in
niet gespeeld.
een lange (Large) fill-in wordt
toegevoegd.
LARGE: No.
- - -, s001–s050,
L001–L050
* Als u “- - -” kiest, wordt de Large fill-in niet toegevoegd.
* Als de Small fill-in en Large fill-in in dezelfde maat
voorkomen, krijgt de Large fill-in voorrang.
Nummer van de preset (Large fillin) die u wilt gebruiken
70
Druk op [] om het patroon met de
geselecteerde opties te spelen.
Druk op [FILL IN] om enkel de maten te
spelen waarin een fill-in voorkomt.
Als met INTERVAL een hoger aantal maten
is ingesteld dan het aantal maten in het
patroon, dan wordt de maat met de fill-in niet
gespeeld.
3. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
Gebruik van Groove Modify
Groove Modify is in patroon-modus
beschikbaar, niet in song-modus (p. 75).
Volumewijzigingen
instellen (Velocity Modify)
Hier leest u hoe u accenten en expressie aan het
patroon kunt toevoegen om een realistische
dynamiek te verkrijgen, net als bij echte drums.
1. Selecteer een patroon (p. 50).
2. Druk op [GROOVE].
Het “Groove Modify”-menu verschijnt.
fig.02-110d
3. Verplaats de cursor naar het “VELOCITY
MODIFY”-pictogram en druk op [ENTER].
Het “Velocity Modify”-scherm verschijnt.
fig.02-120d
Parameter/
Bereik
Verklaring
Depth
0–100
Als u “0” als waarde instelt, wordt Velocity Modify niet
toegepast.
* Als u alleen Velocity Balance gebruikt, zet de diepte dan
op “0”.
Diepte van de Velocity-Modifyfunctie
■ De volumebalans regelen
(Velocity Balance)
U kunt de balans regelen door het volume
(velocity) van elke noot in een patroon apart in te
stellen voor elke groep klanken (hi-hat/
cimbalen, basdrum, snare, percussie en bas).
5. Druk op [CURSOR] .
Het “Velocity Balance”-scherm verschijnt.
fig.02-121d
6. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
Hstuk 3
4. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ONSchakel Velocity Modify in of uit
* U kunt deze optie ook in- of uitschakelen met [GROOVE].
Template
8FEEL 1–8,
16FEEL 1–12
Nummer van het sjabloon dat u
wilt gebruiken
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ONSchakel Velocity Modify in of uit
* U kunt ook op [GROOVE] drukken om deze functie in of
uit te schakelen.
HH/Cym
0–150%
Regel het volume van de hi-hat/
cimbalen
Kick
0–150%Regel het volume van de basdrum
Snare
0–150%
Regel het volume van de
snaardrum
71
Gebruik van Groove Modify
Parameter/
Bereik
Verklaring
Perc
0–150%Regel het volume van de percussie
BASS
0–150%Regel het volume van de bas
Bij een waarde van 0 % klinkt het geluid bijzonder
zwak. Bij een waarde van 100 % klinkt het volume zoals
in het patroon is bepaald.
Bij een waarde van 101 % of meer is het volume hoger
dan in het patroon is bepaald.
7. Druk op [ENTER] om de ingestelde opties
te bevestigen. Druk op [EXIT] om te
annuleren.
8. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
Ghost notes toevoegen
Door “ghost notes” aan het patroon toe te
voegen kunt u een realistische groove creëren,
net als bij het gebruik van echte drums.
1. Selecteer een patroon (p. 50).
2. Druk op [GROOVE].
Het “Groove Modify”-menu verschijnt.
fig.02-110d
3. Verplaats de cursor naar het “GHOST
NOTE”-pictogram en druk op [ENTER].
Het “Ghost Note”-scherm verschijnt.
fig.02-140d
4. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
72
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ONSchakel Ghost Note in of uit
* U kunt deze optie ook in- of uitschakelen met [GROOVE].
Template
Zie hieronder
STRAIGHT 1–20:
Deze zijn geschikt voor strakke patronen.
SHUFFLE 1–20:
Deze zijn geschikt voor shuffle-patronen.
Nummer van het sjabloon dat u
wilt gebruiken
Depth
0–100Volume van de ghost notes
5. Druk op [ENTER] om te bevestigen. Druk
op [EXIT] om te annuleren.
6. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure “Een patroon opslaan” (p. 65).
Gebruik van Groove Modify
Een shuffle-ritme creëren
Een “shuffle-ritme” verkrijgt u door de timing
van de backbeats in het patroon te verschuiven.
1. Selecteer een patroon (p. 50).
2. Druk op [GROOVE].
Het “Groove Modify”-menu verschijnt.
fig.02-110d
3. Verplaats de cursor naar het “SHUFFLE”-
pictogram en druk op [ENTER].
De Shuffle-instellingen verschijnen.
fig.02-160d
4. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ONSchakel Shuffle in of uit
* U kunt ook op [GROOVE] drukken om deze functie in of
uit te schakelen.
Resolution
1/8, 1/16Timing van de shuffle-weergave
1/8:
De shuffle wordt gegenereerd in achtste noten.
1/16:
De shuffle wordt gegenereerd in zestiende noten.
Verklaring
Parameter/
Bereik
Verklaring
Rate
50–100%
Bepaalt hoe ver de backbeats van de downbeats zullen
liggen.
Bij een waarde van 50 % liggen de backbeats exact
halfweg tussen de aangrenzende downbeats. Bij een
waarde van 100 % vallen de backbeats samen met de
volgende downbeat.
50%
75%
90%
De mate waarin de backbeat
verschuift
backbeat backbeat backbeat backbeat
Depth
0–100
Bij een waarde van 100 verschuiven de noten helemaal
naar de timing die met de Rate-optie is ingesteld. Bij
een lagere depth-waarde zullen de noten minder
verschuiven. Bij een waarde van 0 verschuiven de
noten helemaal niet.
Mate waarin de backbeats
verschuiven in verhouding tot de
Rate-waarde
5. Druk op [ENTER] om de ingestelde opties
te bevestigen. Druk op [EXIT] om te
annuleren.
6. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een
patroon opslaan” (p. 65).
Hstuk 3
1/16
1/8
73
74
Hoofdstuk 4
Song
(opnemen /
bewerken / spelen)
U gebruikt song-modus om songs op te nemen, te bewerken en te
spelen.
Als het Play-scherm wordt weergegeven en het afspelen is
gestopt, drukt u op [SONG/PATTERN]. Op het scherm verschijnt
“SONG”.
75
Een song opnemen
Een song opnemen doet u met een “stap-voorstap opname” om elk patroon in de gewenste
volgorde af te spelen.
● U kunt maximaal 100 songs opnemen.
● Een song kan maximaal 500 patronen
bevatten, en alle songs samen kunnen in
totaal 50.000 patronen bevatten.
Voor u begint te op te
nemen
Hier volgt de procedure om een song op te
nemen.
fig.03-020
<1>
Selecteer de user song voor de opname
Selecteer de basisopties voor de song
<2>
<3>
Neem de song stap voor stap op
<1> Selectie van de user
song die u wilt opnemen
<2> Basisinstellingen voor
de song
De basisopties van de song stelt u als volgt in.
* Deze instellingen kunt u na de opname nog wijzigen.
1. Druk op [EDIT] in het “Song Play”scherm.
Het Edit-menu verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het “SONG”pictogram en druk op [ENTER].
Het “Song Edit”-menu verschijnt.
fig.03-031d
3. Verplaats de cursor naar het “INFO”pictogram en druk op [ENTER].
De songinformatie verschijnt op het scherm.
fig.03-040d
1. Open het “Song Play”-scherm.
2. Selecteer met de VALUE-schijf een user
song (001–500).
U kunt ook een eerder opgenomen song wissen en door
een nieuwe song vervangen. Zie “Een song wissen
(Clear)” (p. 80).
76
4. Verplaats de cursor naar de parameter die
u wilt bewerken en pas de waarde aan
met de VALUE-schijf.
Parameter /
Waarde
Init.Tempo
OFF, 20–260Tempoinstelling voor de song
OFF:
De song wordt afgespeeld met het tempo dat voor elk
patroon afzonderlijk is ingesteld.
20–260:
Het tempo van elk patroon afzonderlijk wordt
genegeerd en de song wordt afgespeeld met het tempo
dat u hier instelt.
Verklaring
Een song opnemen
Parameter /
Waarde
Verklaring
Key Shift
-12–+12
* De toonsoort aan de linkerkant van het scherm toont het
resultaat van de Key-Shift-instelling.
(Voorbeeld)
Als de Key (patroon) Am is en de waarde van Key
Shift is +2, dan verschijnt “Bm” op het scherm.
Transponeert de weergave in
stappen van een halve toon.
Loop Start
1–n
* ‘n’ is het aantal maten van de song
De maat vanaf waar loop-weergave
(p. 82) begint
Loop End
1–n
* ‘n’ is het aantal maten van de song
De maat waar loop-weergave
beëindigd wordt
Kit Select
SONG,
PATTERN
SONG:
De kit van elk patroon afzonderlijk wordt genegeerd.
De kit die u met Kit Number instelt, wordt voor de hele
song gebruikt.
PATTERN:
U gebruikt de kit die voor elk patroon afzonderlijk is
ingesteld.
Selecteer een kit voor het afspelen
van de song
Kit Number
P001–P100,
U001–U100
Nummer van de kit waarmee deze
song wordt gespeeld
TSC Select
SONG,
PATTERN
SONG:
De TSC-patch van elk patroon afzonderlijk wordt
genegeerd. De TSC-patch die u met TSC Number
instelt, wordt voor de hele song gebruikt.
PATTERN:
U gebruikt de TSC-patch die voor elk patroon
afzonderlijk is ingesteld.
Selecteer de TSC-patch waarmee
deze song wordt gespeeld
TSC Switch
OFF, ONTSC aan of uit
TSC Number
P01–P20,
U01–U20
Nummer van de TSC-patch die u
wilt gebruiken
5. Als u klaar bent, drukt u op [EXIT].
<3> Stap-voor-stapopname
van een song
1. In het “Song Edit”-menu verplaatst u de
cursor naar het “STEP REC”-pictogram
en vervolgens drukt u op [ENTER].
Het “Song Step Recording”-scherm
verschijnt.
fig.03-050d
2. Selecteer met de VALUE-schijf het eerste
patroon dat u in uw song wilt opnemen.
Het scherm toont de maatsoort (BEAT) en het
aantal maten (LENGTH) van het
geselecteerde patroon.
fig.03-060d
(1)
Patroon
Maatsoort
Stap
3. Druk op [] om met de volgende stap
verder te gaan en selecteer met de
VALUE-schijf het volgende patroon dat u
in uw song wilt opnemen.
* U kunt geen stap overslaan. U moet eerst een patroon
opnemen voor u met de volgende stap kunt verdergaan.
(1) POSITION
Hier ziet u de positie in de song van de eerste
maat van het patroon dat u voor deze stap
hebt geselecteerd.
Druk op [] om naar stap 1 terug te keren.
Druk op [] om naar de vorige stap
terug te keren.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op []
om naar de volgende lege stap te gaan.
Maatnummer
Hstuk 4
77
Een song opnemen
4. Herhaal stap 3 zo vaak als nodig is.
• U kunt een patroon invoegen in een stap die
al opgenomen was; zie “Een patroon in de
song invoegen”.
• U kunt een opgenomen patroon
verwijderen; zie “Een patroon verwijderen”.
* U kunt geen patronen opnemen, invoegen of verwijderen
terwijl een song wordt afgespeeld. Om deze handelingen
uit te voeren, moet u eerst de weergave stoppen.
5. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
6. Om de song te bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Uw
song bewaren” (p. 79).
■
Een patroon in de song
invoegen
In dit deel leest u hoe u een patroon in het
midden van de song kunt invoegen.
fig.03-070
Patroon 5
invoegen
Patroon 1
Patroon 2 Patroon 3 Patroon 4
Stap1234
fig.03-080d
Hetzelfde patroon
als het geselectee
patroon
Ingevoegde
stap
3. Gebruik de VALUE-schijf om het
gewenste patroon voor de nieuwe stap te
selecteren.
■ Een patroon verwijderen
In dit deel leest u hoe u een ongewenst patroon
uit de song kunt verwijderen. Als u een patroon
verwijdert, zullen de volgende patronen
opschuiven.
fig.03-090
Wissen
Patroon 1 Patroon 2 Patroon 3 Patroon 4 Patroon 5
Stap12345
Patroon 1
Patroon 2 Patroon 4 Patroon 5
Stap1234
Patroon 1 Patroon 2 Patroon 5 Patroon 3 Patroon 4
Stap12345
1. In het “Song Step Recording”-scherm
gebruikt u [][] om de stap te
selecteren waar u een patroon wilt
invoegen.
2. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
[ENTER].
Een nieuwe stap wordt ingevoegd, en de
volgende stappen zullen één stap
opschuiven.
De ingevoegde stap heeft hetzelfde patroon
als de stap die u in stap 1 hebt geselecteerd.
78
1. In het “Song Step Recording”-scherm
gebruikt u [][] om de stap te
selecteren waaruit u een patroon wilt
verwijderen.
2. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
[ERASE] ([EXIT]).
Het patroon in de geselecteerde stap wordt
verwijderd.
Uw song bewaren
Als u een song hebt opgenomen of bewerkt en
wilt bewaren, moet u hem met de Writeprocedure als een user song opslaan.
Als u de song opnieuw selecteert of het toestel
uitschakelt voor u de Write-procedure uitvoert, dan
gaat de song verloren.
Uw song een naam geven (Song
Name)
U kunt uw song een naam van maximum
veertien tekens geven.
1. Verplaats de cursor in het “Song Edit”-
scherm naar het “NAME”-pictogram en
druk op [ENTER].
Het “Song Name Edit”-scherm verschijnt.
fig.03-100d
2. Plaats de cursor op het punt waar u een
teken wilt toevoegen en gebruik de
VALUE-schijf om het gewenste teken te
selecteren.
Gebruik van de toetsen
[CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[SHIFT]+
[CURSOR]
[SHIFT]+
[CURSOR]
De cursor verplaatsen.
Van kleine letters naar
hoofdletters overschakelen.
Van hoofdletters naar
kleine letters overschakelen.
Een spatie toevoegen
Het geselecteerde teken
verwijderen en de volgende
tekens naar links verschuiven.
4. Ga nu verder met “Uw song
wegschrijven”.
Uw song wegschrijven
1. In het “Song Edit”-menu verplaatst u de
cursor naar het “WRITE”-pictogram en
vervolgens drukt u op [ENTER].
Het “Song Write”-scherm verschijnt.
fig.03-110d
Hstuk 4
2. Met de VALUE-schijf selecteert u het
user-songnummer waarin u uw song wilt
opslaan.
3. Om de song in het geheugen op te slaan,
drukt u op [ENTER]. Om te annuleren,
drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
de song wordt opgeslagen.
Als de song is opgeslagen, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
3. Als u de naam hebt ingesteld, drukt u op
[EXIT].
79
Een song kopiëren/wissen
Een song kopiëren
1. In het “Song Edit”-menu verplaatst u de
cursor naar het “COPY”-pictogram en
vervolgens drukt u op [ENTER].
* Als een bewerkte song nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm.
Als u de song wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert
u de Write-procedure uit (p. 79). Als u hem niet wilt
bewaren, drukt u op [ENTER].
Het “Song Copy”-scherm verschijnt.
fig.03-120d
Bronsong
Doelsong
2. Verplaats de cursor naar het nummer van
de bronsong en selecteer een
songnummer met de VALUE-schijf.
3. Verplaats de cursor naar het nummer van
de doelsong en selecteer een user song
met de VALUE-schijf.
4. Druk op [ENTER] om de kopie te maken.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
de kopie wordt gemaakt.
Als het kopiëren beëindigd is, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
Een song wissen (Clear)
1. Selecteer de song die u wilt wissen
(Clear).
2. Druk op [EDIT].
Het edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “SONG”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Song Edit”-menu verschijnt op het
scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “CLEAR”-
pictogram en druk op [ENTER].
Op het scherm verschijnt “CLEAR SONG?”
fig.03-130d
5. Druk op [ENTER] om de song te wissen.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
de song wordt gewist.
Als het wissen beëindigd is, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
80
Een song afspelen
1. Open het “Song Play”-scherm.
2. Met de VALUE-schijf selecteert u de song
die u wilt spelen.
* Als een bewerkte song nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm.
Als u de song wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert
u de Write-procedure uit (p. 79). Als u hem niet wilt
bewaren, drukt u op [ENTER].
3. Druk op [].
De geselecteerde song begint te spelen.
❍ Tijdens de weergave kunt u aan de VALUE-
schijf draaien om de song te kiezen die erna
gespeeld zal worden. De naam van de
gekozen song wordt gemarkeerd.
Als de huidige song is beëindigd, begint de
gekozen song te spelen.
4. Om de weergave te stoppen, drukt u op
[].
❍ Als u weer op [] drukt, gaat de
weergave verder vanaf het punt waar u was
gestopt.
❍ Als u op [] drukt en dan op [], start
de weergave weer bij het begin van de song.
Het tempo regelen
U kunt het tempo regelen tijdens het afspelen.
De manier waarop het tempo wijzigt, hangt
echter af van de optie “Init. Tempo” (p. 76) in de
songinformatie.
Init.Tempo is op OFF ingesteld:
Het patroon dat speelt op het moment dat u op
[TEMPO (TAP)] drukt, wordt met het nieuwe
tempo weergegeven. Het volgende patroon
begint te spelen met zijn oorspronkelijke tempo.
Init.Tempo heeft een andere waarde dan OFF:
De song wordt afgespeeld met het nieuwe
tempo dat u instelt.
1. Druk op [TEMPO (TAP)].
De tempoinstelling verschijnt op het scherm.
fig.03-140d
2. Regel het tempo met de VALUE-schijf.
U kunt het tempo instellen tussen 20 en 260.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
■
Het tempo met Tap Tempo
instellen
U kunt het tempo ook instellen door met het
gewenste interval op [TEMPO (TAP)] te tikken.
Deze functie heet “Tap Tempo”.
1. Druk minstens vier maal op [TEMPO
(TAP)] met het gewenste tempo.
Het tempo waarmee u op de toets tikt, wordt
ingesteld. Op het scherm verschijnt de
huidige tempoinstelling.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
Hstuk 4
81
Een song afspelen
De toonhoogte wijzigen
U kunt de toonhoogte (key) wijzigen waarin de
song wordt afgespeeld. Deze functie heet “Key
Shift”.
1. Druk op [KEY].
Het “Key Shift”-scherm verschijnt.
fig.03-150d
2. Regel de toonhoogte met de VALUE-
schijf.
Waarde: -12 – +12
U kunt de toonhoogte aanpassen in stappen
van een halve toon over ± 1 octaaf.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de “Key
Shift”-instelling naar het vorige scherm terug.
Een loop maken
U kunt een aantal maten selecteren om in een
loop (voortdurende herhaling) af te spelen.
1. Druk op [EDIT] in het “Song Play”-
scherm.
Het edit-menu verschijnt op het scherm.
2. Verplaats de cursor naar het “SONG”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Song Edit”-menu verschijnt op het
scherm.
fig.03-030d
fig.03-041d
4. Verplaats de cursor naar “Loop Start” en
selecteer met de VALUE-schijf de maat
waar de loop-weergave moet starten.
5. Verplaats de cursor naar “Loop End” en
selecteer met de VALUE-schijf de maat
waar de loop-weergave moet stoppen.
6. Druk meermaals op [EXIT] om naar het
“Song Play”-scherm terug te keren.
7. Druk op [LOOP] zodat de toets gaat
branden (Loop on).
8. Druk op [].
De song wordt weergegeven en de
geselecteerde maten worden in een loop
afgespeeld.
9. Om de loop-weergave te stoppen drukt u
op [LOOP], zodat de toets dooft (Loop
off).
10.Om de weergave te stoppen, drukt u op
[].
11.Om de loop-instelling te bewaren, volgt u
de procedure die beschreven wordt in
“Uw song wegschrijven” (p. 79).
Als u ongewenste patronen uit een song verwijdert en
het totale aantal maten in de song wordt daardoor lager
dan de “Loop End”-maat die u hebt ingesteld, dan blijft
de “Loop End”-waarde ongewijzigd.
In dat geval zal de loop-weergave niet starten, ook al
hebt u [LOOP] ingedrukt (en de toets brandt). U zult de
“Loop End”-waarde dus moeten aanpassen.
3. Verplaats de cursor naar het “INFO”-
pictogram en druk op [ENTER].
De songinformatie verschijnt op het scherm.
82
Een song afspelen
De schermweergave
wijzigen
In het “Song Play”-scherm kunt u kiezen tussen
“chord progression display” (weergave van het
akkoordenschema, 4 maten x 3 lijnen / 2 maten x
3 lijnen / 1 maat x 3 lijnen) en “playback pattern display” (weergave van het patroon).
1. Druk op [DISPLAY].
Druk herhaaldelijk op de toets om de
verschillende opties voor de
schermweergave te zien:
fig.03-171
Chord progression display (4 maten x 3 lijnen)
Chord progression display (2 maten x 3 lijnen)
Chord progression display (1 maat x 3 lijnen)
Playback pattern display
■ Chord progression display
fig.03-180d
(1) (2)
(8) Huidig akkoord → Volgend akkoord
Het huidige en volgende akkoord worden
gedetailleerd weergegeven.
(9) Akkoordenschema
De cursor beweegt verder tijdens het afspelen
en duidt de maat aan die wordt afgespeeld.
Druk op [DISPLAY] om een weergave voor
het akkoordenschema te kiezen: “4 maten x 3
lijnen”, “2 maten x 3 lijnen” of “1 maat x 3
lijnen”. Als minder maten tegelijk op het
scherm worden weergegeven, ziet u meer
details in het akkoordenschema.
fig.03-181d
4 maten
x 3 lijnen
2 maten
x 3 lijnen
1 maat
x 3 lijnen
Hstuk 4
(3)(4) (6)(7)(8)
(1) Song-modus
(2) Songnummer
(3) Huidig tempo
(4) Huidige toonsoort
(5) Naam van de song
Een “*” voor de naam van de song betekent
dat de song is bewerkt.
(6) Maatsoort
(7) Maat – tel
Geeft de huidige positie aan.
(5)
(9)
■ Playback pattern display
fig.03-190d
(1) (2)
(5)
(7)
(10)
(11)
(3)(4) (6)
(10) Huidig patroon
Geeft het huidige patroon aan (nummer/
naam).
(11) Volgend patroon
Geeft het volgende patroon aan (nummer/
naam).
83
84
Hoofdstuk 5
Gitaar/bas spelen
Uw gitaar/bas aansluiten
Het volume van uw gitaar/bas regelen
Regel het volume met de de GUITAR/BASS INPUT knop.
De handelsmerken in dit document zijn handelsmerken van hun
respectieve eigenaars. Het zijn aparte bedrijven die geen verband met
BOSS hebben geen licentie of goedkeuring verleend hebben voor de
BOSS DR-880. Hun merken worden alleen gebruikt om de apparaten te
benoemen waarvan de BOSS DR-880 de sound simuleert.
85
Het gebruik van effecten
Effect-patches selecteren
1. Druk op [EFFECT].
Het “Guitar Effects Edit”-scherm verschijnt.
fig.04-050d
Patch number
2. Verplaats de cursor naar het nummer van
de effect-patch en selecteer met de
VALUE-schijf de gewenste effect-patch.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [EFFECT] om
tussen Preset (P) en User (U) te schakelen.
“Effect-patch” (p. 155)
Een effect-patch bewerken
(Patch Edit)
1. Verplaats de cursor naar een van de
opties die hieronder worden beschreven
en selecteer een nieuwe waarde met de
VALUE-schijf.
fig.04-060d
(5)
(1)
(2)
(3)
(4)
(1) Effect-patch
Selecteer de effect-patch die u wilt bewerken.
(2) Effect on/off
Telkens u op [EFFECT] drukt, worden de
gitaareffecten in- of uitgeschakeld.
(3) EFFECT TYPE (algoritme)
Selecteer het algoritme dat u wilt gebruiken.
Waarde:
GTR MULTI, BASS MULTI, ACO MULTI
(4) PATCH LEVEL
Regel het volume van de effect-patch.
Waarde: 0–100
(5) Effectendiagram (algoritme)
U kunt elk effect met de cursor selecteren en
met de VALUE-schijf het effect in- of
uitschakelen. Effecten die uitgeschakeld zijn,
worden met stippellijnen weergegeven.
Als u met de cursor een effect selecteert en op
[ENTER] drukt, verschijnt het “Parameter
Edit”-scherm van dat effect.
86
Druk op [CURSOR] om een scherm te
selecteren.
Het “Parameter Edit”-scherm
fig.04-070d
(6)
(7)
(6) Effectendiagram (algoritme)
Met [CURSOR] / opent u het
“Parameter Edit”-scherm voor het effect
waarop de cursor zich bevindt.
(7) Parameters
Verplaats de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken en gebruik de VALUE-schijf
om de waarde te wijzigen.
Met [CURSOR] / kunt u de rest van
het parameterscherm weergeven.
2. Als u de nodige instellingen hebt
gemaakt, drukt u op [EXIT] om terug te
keren naar het “Guitar Effects Edit”scherm.
Om aan te geven dat de instellingen van het
effect tijdelijk zijn veranderd, verschijnt het
patch-nummer als “*TMP”. Als u de effectpatch opnieuw selecteert of het toestel
uitschakelt terwijl “*TMP” op het scherm
staat, worden voor alle patch-instellingen de
oorspronkelijke waarden hersteld. Zorg er
dus voor dat u uw wijzigingen niet verliest.
3. Als u uw wijzigingen wilt bewaren, volg
dan de procedure die beschreven wordt
in “Een effect-patch bewaren/kopiëren”
(p. 88).
* Als u de effect-patch een naam wilt geven of de bestaande
naam wilt wijzigen, lees dan eerst “Uw effect-patch een
naam geven” (p. 88).
Het gebruik van effecten
Hstuk 5
87
Een effect-patch bewaren/kopiëren
Als u een effect-patch hebt gecreëerd of bewerkt
en u wilt hem bewaren, dan moet u hem als een
user patch wegschrijven (Write).
Als u de effect-patch opnieuw selecteert of het toestel
uitschakelt voor u de Write-procedure uitvoert, dan
gaat de patch verloren.
Uw effect-patch een naam
geven
U kunt elke user patch een naam van maximum
twaalf tekens geven (Patch Name).
1. Verplaats de cursor in het “Guitar Effects
Edit”-scherm naar het “NAME”-pictogram
en druk op [ENTER].
Het “Patch Name Edit”-scherm verschijnt.
fig.04-080d
2. Plaats de cursor op het punt waar u een
teken wilt toevoegen en selecteer het
gewenste teken met de VALUE-schijf.
Uw effect-patch
wegschrijven
In dit deel leest u hoe u een effect-patch bewaart.
1. Verplaats de cursor in het “Guitar Effects
Edit”-scherm naar het “WRITE”pictogram en druk op [ENTER].
Het “Effect Patch Write”-scherm verschijnt.
fig.04-090d
2. Met de VALUE-schijf selecteert u een user
patch.
3. Druk op [ENTER] om de patch op te slaan.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
de effect-patch wordt opgeslagen.
Als de effect-patch is weggeschreven,
verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
Gebruik van de toetsen
[CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[SHIFT]+
[CURSOR]
[SHIFT]+
[CURSOR]
De cursor verplaatsen.
Van kleine letters naar
hoofdletters overschakelen.
Van hoofdletters naar
kleine letters overschakelen.
Een spatie toevoegen
Het geselecteerde teken
verwijderen en de volgende
tekens naar links verschuiven.
3. Druk op [EXIT] als de naam is ingevoerd.
4. Ga nu verder met “Uw effect-patch
wegschrijven”.
88
Een effect-patch kopiëren
1. Verplaats de cursor in het “Guitar Effects
Edit”-scherm naar het “COPY”-pictogram
en druk op [ENTER].
Het “Effect Patch Copy”-scherm verschijnt.
fig.04-100d
Copy
source
Copy
destination
2. Verplaats de cursor naar het nummer van
de bron-patch en kies een patch-nummer
met de VALUE-schijf.
3. Verplaats de cursor naar het nummer van
de doel-patch en kies een patch-nummer
met de VALUE-schijf.
4. Druk op [ENTER] om de kopie te maken.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
de kopie wordt gemaakt.
Als het kopiëren beëindigd is, verdwijnt de
melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
Een effect-patch bewaren/kopiëren
Hstuk 5
89
De stemfunctie en het zwelpedaal
Uw gitaar/bas stemmen
De DR-880 biedt een chromatische stemfunctie
om een gitaar/bas te stemmen die op de
GUITAR/BASS INPUT jack is aangesloten.
1. Druk op [TUNER].
Het Tuner-scherm verschijnt.
fig.04-030d
Tuning guide
2. Speel één noot op de snaar die u wilt
stemmen.
Op het scherm verschijnt de naam van de
noot die het dichtst in de buurt ligt van de
snaar die u hebt bespeeld.
* Speel slechts één duidelijke noot op de snaar die u wilt
stemmen.
3. Stem uw instrument zo dat de correcte
noot verschijnt voor de snaar die u stemt.
(Typische stemming voor elke snaar)
7de 6de 5de 4de 3de 2de 1ste
Gitaar BEADGBE
BassBEADG
4. Bekijk de stempijltjes. Stem uw
instrument zo dat zowel het linker als het
rechter pijltje branden.
fig.04-040d
When the pitch
is higher than
the Displayed
note
When the pitch
matches the
Displayed note
When the pitch
is lower than
the Displayed
note
5. Herhaal stap 2–4 om de andere snaren te
stemmen.
* Als uw gitaar een vibratohendel heeft en u stemt een
snaar, dan raken de andere snaren intussen soms
ontstemd. Stem dan eerst alle snaren zo dat de correcte
nootnamen verschijnen. Daarna stemt u elke snaar
verder tot ze allemaal correct zijn gestemd.
6. Als u alle snaren hebt gestemd, drukt u
op [EXIT].
90
De stemfunctie en het zwelpedaal
■ De referentietoonhoogte
wijzigen
* De referentietoonhoogte van de stemfunctie is hetzelfde
als de master tune instelling van de DR-880 (p. 120).
1. Druk op [EDIT] in het “Pattern Play”- of
“Song Play”-scherm.
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
2. Verplaats de cursor naar het “MASTER
TUNE”-pictogram en druk op [ENTER].
De master-tune-instellingen verschijnen op
het scherm.
fig.07-070d
3. Kies een waarde met de VALUE-schijf.
Bereik: 435 Hz–445 Hz
4. Als u een waarde hebt ingesteld, drukt u
op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en
de nieuwe waarde wordt opgeslagen.
Als de nieuwe waarde is opgeslagen,
verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens
beschadigd worden.
Een zwelpedaal als
volumepedaal gebruiken
Als u een zwelpedaal aansluit (zoals de Roland
EV-5; wordt apart verkocht) op de “CTL 3, 4/
EXP PEDAL”-jack op het achterpaneel, dan kunt
u met uw voeten het volume regelen van de
gitaar/bas die u op de “GUITAR/BASS
INPUT”-jack aansluit.
fig.04-300
Hstuk 5
● Gebruik alleen het juiste zwelpedaal (EV-5;
wordt apart verkocht). Als u andere
zwelpedalen aansluit, riskeert u storingen of
beschadiging van het toestel.
● De Roland EV-5 heeft een minimumvolume
van 0.
Als u een effect-patch hebt geselecteerd die een pedal wah gebruikt (P-WAH: p. 94), dan fungeert het
zwelpedaal automatisch als wah-pedaal.
91
Parameterlijst van de gitaareffecten
GTR MULTI (Guitar multi)
fig.04-200
AMPNSFXDLYREV
EffectPagina
GUITAR AMP/ACOUSTIC SIM
NOISE SUPPRESSOR
COMPRESSOR
A-WAH
P-WAH
FX
CHORUS
PHASER
FLANGER
TREMOLO
PAN
DELAY
REVERB
■ FX
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ONSchakelt FX in/uit
FX Select
COMPRESSOR,
A-WAH,
P-WAH,
CHORUS,
PHASER,
FLANGER,
TREMOLO,
PAN
Kies één effect
Verklaring
p. 93
p. 93
p. 94
p. 94
p. 94
p. 94
p. 95
p. 95
p. 95
p. 95
p. 96
p. 96
BASS MULTI
fig.04-210
CMPAMPNSFXDLY
EffectPagina
COMPRESSOR
BASS AMP SIM
NOISE SUPPRESSOR
T-WAH
P-WAH
CHORUS
FX
PHASER
FLANGER
TREMOLO
PAN
DELAY
■ FX
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ONSchakelt FX in/uit
FX Select
T-WAH,
P-WAH,
CHORUS,
PHASER,
FLANGER,
TREMOLO,
PAN
Dankzij COSM-technologie wordt de respons
van allerlei gitaarversterkers of de sound van
een akoestische gitaar gesimuleerd.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON
Schakelt GUITAR AMP/
ACOUSTIC SIM in/uit
Type
Zie hieronder
JC-120De sound van een Roland JC-120
WARM CLEAN Een warm, gepolijst geluid
CLEAN TWINEen model van een Fender Twin
TWEEDEen model van een Fender Bassman
CRUNCHEen knerpende sound met een
VO DRIVEEen model met de kenmerkende
MATCH DRIVE Een model met de typische sound
BG LEADEen model met de lead sound van
SMOOTH DrvEen sound met een zachte drive
MS1959 (I)Een model van input I van een
MS HiGAINEen model van een Marshall met
POWER STACK De sound van een amp stack met
R-FIER REDEen model van het RED channel
T-AMP CrnchEen model van AMP2 van een
T-AMP LEADEen model van AMP3 van een
SLDNEen model van een Soldano SLO-
LEAD STACKEen high-gain lead sound
5150 DRIVEEen model van het lead channel van
Kies een gitaarversterker of
akoestische simulator
Reverb
4 x 10” Combo
natuurlijk klinkende distortion
sound van de VOX AC-30TB
van de Matchless D/C-30
een MESA/Boogie combo
Marshall 1959
een versterkt middenbereik
een actief tooncircuit
van een MESA/Boogie DUAL
Rectifier
Hughes & Kettner Triamp
Hughes & Kettner Triamp
100
een Peavey EVH5150
Verklaring
Parameter/
Bereik
METAL STACK Een stevige sound voor metal
Single->ACTransformeert de sound van een
Humbckr->ACTransformeert de sound van een
elektrische gitaar met een singlecoil-element in het geluid van een
akoestische gitaar.
elektrische gitaar met een singlecoil-element in het geluid van een
akoestische gitaar.
Verklaring
Gain
0–100Distortion-niveau
Bass
0–100Lage tonen
Middle
0–100Middentonen
Treble
0–100Hoge tonen
Presence
0–100Ultrahoge tonen
Level
0–100
* Let op dat u Level niet te hoog instelt.
Totale volume van de
voorversterker
■ NOISE SUPPRESSOR
Dit effect onderdrukt de ruis en brom die door
een gitaarelement worden veroorzaakt. Het
onderdrukt deze ruis op een manier die aan de
envelope (het volumeverloop) van de gitaarklank
is aangepast. U verkrijgt daarom een natuurlijk
klinkende ruisonderdrukking die de
gitaarsound nauwelijks beïnvloedt.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON
Schakelt NOISE SUPPRESSOR in/
uit
Threshold
Diepte waarmee de
0–100
Kies bij veel ruis een hogere waarde voor deze
parameter, en bij minder ruis een lagere waarde.
* Als u voor Threshold een hoge waarde kiest en u bespeelt
uw gitaar met een laag volume, dan kan het zijn dat het
geluid wegvalt.
ruisonderdrukking wordt
toegepast
Verklaring
Hstuk 5
93
Parameterlijst van de gitaareffecten
■ COMPRESSOR: GTR MULTI
Dit effect produceert een lange sustain door het
volume van het ingangssignaal gelijkmatiger te
maken. U kunt deze functie ook als “limiter”
gebruiken en vervorming vermijden door de
geluidspieken af te zwakken.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Sustain
Regelt hoe lang ingangssignalen
0–100
Hogere waarden voor deze parameter geven een
langere sustain.
van een laag niveau worden
versterkt tot een constant volume
Level
0–100Volume van het effectgeluid
■ A-WAH (Auto wah)
Dit effect creëert een automatisch wah-effect
dankzij een filter met een vast patroon
Parameter/
Bereik
Polarity
UP, DOWN
UP:
Het filter beweegt naar een hogere frequentie.
DOWN:
Het filter beweegt naar een lagere frequentie.
Bepaalt de richting van het filter dat
op het ingangssignaal wordt
toegepast
Sens
0–100
Bepaalt de gevoeligheid van de
filterbeweging
Freq
0–100
Centrale frequentie van het waheffect
Peak
0–100
Hogere waarden geven een krachtiger geluid, wat het
wah-effect nog versterkt. Een waarde van “50” geeft
het typische wah-geluid.
Diepte van het wah-effect in de
buurt van de centrale frequentie
Rate
0–100,
BPM–BPM
Auto-wah snelheid
Verklaring
Parameter/
Bereik
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die
te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4
van de BPM-waarde.
Verklaring
Depth
0–100Diepte van het wah-effect
Level
0–100Volume van het effectgeluid
■ P-WAH (Pedal wah)
Dit effect produceert de sound van een wahpedaal.
* Als u op het achterpaneel een zwelpedaal aansluit
(Roland EV-5; wordt apart verkocht) op de “CTL3, 4/
EXP PEDAL”-jack, dan fungeert dat pedaal als een wahpedaal.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Level
0–100Volume van het effectgeluid
■ CHORUS
Dit effect creëert een rijke en ruimtelijke sound
door een geluid met een lichtjes gemoduleerde
toonhoogte aan de klanken van de gitaar of bas
toe te voegen.
Parameter/
Bereik
Rate
0–100,
BPM–BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die
te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4
van de BPM-waarde.
Modulatiesnelheid
Depth
0–100Diepte van het effect
E.Level
0–100Volume van het chorusgeluid
Verklaring
94
Parameterlijst van de gitaareffecten
■ PHASER
Dit effect voegt een gefaseerd signaal aan het
gitaargeluid toe, wat het geluid een
ronddraaiend karakter geeft.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Rate
0–100,
BPM–BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die
te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4
van de BPM-waarde.
Rotatiesnelheid
Depth
0–100Rotatiediepte
Manual
0–100
Centrale frequentie waarin het
phaser-effect wordt toegepast
Resonance
0–100Scherpte van het effect
■ FLANGER
Dit effect geeft een soort zwiepende, wervelende
modulatie.
Parameter/
Bereik
Rate
0–100,
BPM–BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die
te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4
van de BPM-waarde.
Modulatiesnelheid
Depth
0–100Modulatiediepte
Manual
0–100
Centrale frequentie waarin het
effect wordt toegepast
Resonance
0–100Scherpte van het effect
Verklaring
■ TREMOLO
Dit effect geeft een cyclische variatie van het
volume.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Rate
0–100,
BPM–BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die
te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4
van de BPM-waarde.
Modulatiesnelheid
Depth
0–100Diepte van het effect
■ PAN
Bij dit effect varieert het volume van afwisselend
het linker en het rechter kanaal. Dat geeft de
indruk dat het geluid tussen de linker- en
rechterkant beweegt als u in stereo luistert.
Parameter/
Bereik
Wave Shape
0–100Regelt de variatie in het volume
Rate
0–100,
BPM–BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die
te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4
van de BPM-waarde.
Snelheid van de volumewisseling
Depth
0–100Diepte van de volumewisseling
Verklaring
Hstuk 5
95
Parameterlijst van de gitaareffecten
■ DELAY
Voegt een vertraagde versie van de gitaar/
basklanken toe, wat het geluid rijker maakt of
een kenmerkende echo geeft.
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ONSchakelt de delay in of uit
Time
0–1200ms,
BPM–BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een delay-tijd geeft
die te lang is, wordt het effect gesynchroniseerd met een
veelvoud van twee of vier maal de BPM.
Delay-tijd
Feedback
0–100
De mate waarin het vertraagde
geluid wordt herhaald
E.Level
0–120Volume van het delay-geluid
■ REVERB
Dit effect voegt galm aan het geluid toe.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ONSchakelt de reverb in/uit
Type
ROOM, HALL,
PLATE
ROOM:
Simuleert de akoestische eigenschappen van een
kamer, wat een warme galm geeft.
HALL:
Simuleert de akoestische eigenschappen van een
concertgebouw, wat een heldere en ruime galm geeft.
PLATE:
Simuleert een “plate reverb” (een apparaat met een
vibrerende metalen plaat), wat een metaalachtige galm
geeft met uitgesproken hoge frequenties.
Type galm
Time
0.1–10.0 secLengte van de galm
Tone
-50–+50Tonaal karakter van de galm
E.Level
0–100Volume van de galm
Verklaring
■ COMPRESSOR: BASS MULTI
Dit effect produceert een lange sustain door het
volume van het ingangssignaal gelijkmatiger te
maken. U kunt deze functie ook als “limiter”
gebruiken en vervorming vermijden door de
geluidspieken af te zwakken. Dit effect helpt
ook om het geluid consistenter te maken.
Tijd vanaf het ogenblik dat het
signaal onder de ingestelde
0–100
Threshold-waarde valt totdat de
compressor niet langer wordt
toegepast
Level
0–100
Volume nadat het geluid door de
compressor wordt gestuurd
Verklaring
96
Parameterlijst van de gitaareffecten
■ BASS AMP SIM
(Bass amp simulator)
Dankzij COSM-technologie simuleert dit effect
de respons van allerlei basversterkers.
ParameterWaarde
On/Off
OFF, ONSchakelt BassAmpSim in/uit
Type
Zie hieronderHet type basversterker
CONCERT 810Een model van een Ampeg SVT
SESSIONEen model van een SWR SM-400
BASS 360Een model van een Acoustic 360
T.EEen model van een Trace Elliot
B MANEen model van een Fender Bassman
FLIP TOPEen model van een Ampeg B-15
BASS CLEANEen gepolijste sound
BASS CRUNCH Een knerpende sound met een
BASS HiGAINVoor een high-gain geluid
FLATEen vlakke respons
Gain
0–100Distortion-niveau
Bass
0–100Lage tonen
Middle
0–100Middentonen
Treble
0–100Hoge tonen
Presence
0–100Ultrahoge tonen
Level
0–100
AH600SMX
100
natuurlijk klinkende distortion
Het algemene volume van de
versterker
■ T-WAH (Touch wah)
Dit effect activeert een filter naar gelang van het
volume van het bassignaal. Het produceert een
herkenbare sound waarbij het filter uw speelstijl
volgt.
Parameter/
Bereik
Polarity
Up, Down
Up:
Het filter beweegt naar een hogere frequentie.
Down:
Het filter beweegt naar een lagere frequentie.
Bepaalt de richting van het filter dat
op het ingangssignaal wordt
toegepast
Sens
0–100
Gevoeligheid van de
filterbeweging
Freq
0–100
Centrale frequentie van het waheffect
Peak
0–100
Een lage waarde voor deze parameter geeft een waheffect in een brede zone rond de centrale frequentie.
Een hoge waarde voor deze parameter geeft een waheffect in een smalle zone rond de centrale frequentie.
Een waarde van “50” geeft het typische wah-geluid.
Diepte van het wah-effect in de
buurt van de centrale frequentie
Level
0–100Volume van het effectgeluid
Verklaring
Hstuk 5
97
Parameterlijst van de gitaareffecten
■ ACOUSTIC PROCESSOR
Dit effect is geschikt voor de steriele output van
het element van een elektroakoestische gitaar.
Het geeft de typische, rijkere sound van een
gitaar die door een microfoon wordt
opgenomen.
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ON
Schakelt ACOUSTIC PROCESSOR
in/uit
Low
-50–0–+50
Regelt de sterkte van de lage
frequenties.
High
-50–0–+50
Regelt de sterkte van de hoge
frequenties.
Level
0–100
Regelt het volume van de acoustic
processor.
■ EQUALIZER
Dit is een driebands-equalizer.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ONSchakelt EQUALIZER in/uit
Low
-20 – +20 dBLage tonen
Mid
-20 – +20 dBMiddentonen
High
-20 – +20 dBHoge tonen
Level
-20 – +20 dB
Volume van het geluid voor het
door de equalizer wordt gestuurd
Verklaring
98
Hoofdstuk 6
De TSC-instellingen
bewerken
U kunt de instellingen van de stereo driebands-equalizer en de
“ambience/reverb” van de TSC-functie bewerken en opslaan in
twintig user patches.
99
TSC-patches bewerken
Bewerken (edit)
1. Druk op [TSC].
Het EDIT-scherm van de TSC-patches
verschijnt.
fig.05-010d
2. Verplaats de cursor naar het TSCpatchnummer en selecteer de TSC-patch
die u wilt bewerken.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TSC] om tussen
Preset (P) en User (U) te schakelen.
* Telkens u op [TSC] drukt, wordt TSC in- of
uitgeschakeld.
* U kunt elk van de twee effecten in- of uitschakelen door
de cursor naar “EQ” of “AMB” te verplaatsen en aan de
VALUE-schijf te draaien. Effecten die uitgeschakeld zijn,
worden met stippellijnen weergegeven.
U kunt het EDIT-scherm voor elk effect openen door de
cursor naar “EQ” of “AMB” te verplaatsen en op
[ENTER] te drukken.
3. Met [CURSOR] / opent u het EDIT-
scherm van de stereo EQ of van de
ambience/reverb.
EDIT-scherm van de stereo EQ
fig.05-020d
EDIT-scherm van de Ambience/Reverb
fig.05-030d
4. Verplaats de cursor naar de parameter die
u wilt bewerken en pas de waarde aan
met de VALUE-schijf.
5. Als u een waarde hebt gekozen, drukt u
op [EXIT] om terug te keren naar het
EDIT-scherm van de TSC-patches.
Om aan te geven dat de instellingen van de
TSC-patch tijdelijk zijn veranderd, verschijnt
het patchnummer als “*TMP”.
Als u opnieuw een TSC-patch selecteert of
het toestel uitschakelt terwijl “**TMP” op het
scherm staat, keren alle patch-instellingen
naar hun oorspronkelijke waarden terug. In
dat geval bent u uw wijzigingen kwijt. Wees
dus voorzichtig.
6. Als u uw wijzigingen wilt bewaren, volg
dan de procedure “Een TSC-patch
bewaren/kopiëren” (p. 103).
* Als u een TSC-patch een (andere) naam wilt geven voor
het opslaan, volg dan eerst de procedure “Een TSC-patch
een naam geven” (p. 103).
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.