Roland DR-880 User Manual [nl]

Owner’s Manual
Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de BOSS DR-880 Dr. Rhythm.
Lees alvorens dit toestel te gebruiken aandachtig de volgende pagina's:
• VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL (p. 2–3)
• BELANGRIJKE OPMERKINGEN (p. 4–5)
Deze pagina's bevatten belangrijke informatie i.v.m. de correcte bediening van het toestel.
Om zeker te zijn dat u alle functies van uw nieuwe toestel voldoende beheerst, dient u de handleiding in haar geheel te lezen. Bewaar de handleiding binnen handbereik als een handige referentie.
Opmaak van deze handleiding
• Tekst of een cijfer tussen rechte haken [ ] verwijst naar toetsen.
[EFFECT] EFFECT-toets
[PATTERN] PATTERN-toets
• Referenties zoals (p. **) verwijzen naar andere pagina's in deze handleiding.
Copyright © 2004 BOSS CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag, in welke vorm dan ook, worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van BOSS CORPORATION.
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL
INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN
Over
WAARSCHUWING en OPGEPAST
Wordt gebruikt voor instructies die de
WAAR­SCHUWING
OPGEPAST
gebruiker wijzen op levensgevaar of ernstige verwondingen bij onjuist gebruik van het toestel.
Wordt gebruikt voor instructies die de gebruiker wijzen op het risico op verwondingen of materiële schade bij onjuist gebruik van het toestel.
* Materiële schade verwijst naar schade of andere ongunstige effecten die aan het huis en de hele inboedel, huisdieren inbegrepen, worden toegebracht.
NEEM STEEDS HET VOLGENDE IN ACHT
Over de Symbolen
Het -symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het symbool hier links duidt op algemene verwittigingen of waar­schuwingen, of vestigt de aandacht op gevaar.
Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die nooit mogen worden uitgevoerd (verboden zijn). De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies verboden is. Het symbool hier links betekent dat het toestel nooit mag worden gedemonteerd.
Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die moeten worden uitgevoerd. De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies dient te gebeuren. Het symbool hier links betekent dat de stekker van de stroomkabel moet worden uitgetrokken.
Waarschuwing Waarschuwing
001
• Lees onderstaande instructies en de handleiding voor u dit toestel gebruikt.
..................................................................................................
002c
• Maak het toestel of de adapter niet open en breng geen wijzigingen aan.
..................................................................................................
003
• Probeer het toestel niet zelf te herstellen of vervang geen onderdelen (behalve als deze handleiding specifieke instructies hiertoe geeft). Wend u voor onderhoud steeds tot uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland­verdeler (zie 'Informatie').
..................................................................................................
004
• Gebruik of bewaar het toestel nooit op plaatsen die:
• onderhevig zijn aan extreme
temperaturen (bv. direct zonlicht in een gesloten voertuig, bij een verwarmingsbuis, op een warmtebron);
• vochtig zijn (bv. badkamer,
wasplaats, natte vloer);
•nat zijn;
• blootgesteld zijn aan regen;
• stoffig zijn;
• blootgesteld zijn aan sterke
trillingen.
..................................................................................................
007
• Zorg ervoor dat dit toestel altijd waterpas en stabiel staat. Plaats het nooit op een wankel statief, of op een hellend oppervlak.
..................................................................................................
008c
• Gebruik alleen de adapter die bij het toestel wordt geleverd. Zorg er ook voor dat de netspanning overeenstemt met de ingangsspanning die op de adapter vermeld staat. Sommige adapters gebruiken een verschillende polariteit of zijn voor een andere spanning ontworpen. Het gebruik van dergelijke adapters kan schade, defecten of elektrische schokken veroorzaken.
..................................................................................................
009
• Plooi of buig de stroomkabel niet overmatig en plaats er geen zware voorwerpen op. Anders zou de kabel beschadigd kunnen raken, wat schade en kortsluiting zou veroorzaken. Bij beschadigde kabels is er gevaar voor brand of schokken!
..................................................................................................
010
• Dit toestel kan, al dan niet in combinatie met een versterker en een hoofdtelefoon of luidsprekers, mogelijk een geluidsniveau produceren dat permanente gehoorschade kan veroorzaken. Vermijd langdurig gebruik bij een hoog of onaangenaam volumeniveau. Als u gehoorverlies of suizende oren gewaarwordt, stop dan meteen het gebruik van dit toestel en raadpleeg een oorspecialist.
..................................................................................................
011
• Zorg dat er geen voorwerpen (bv. brandbare materialen, muntstukken, spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank enz.) in het toestel kunnen binnendringen.
2
Waarschuwing
012b
Zet het toestel onmiddellijk uit, haal de adapter uit het stopcontact en vraag een nazicht bij uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler (zie onder “Informatie”) indien:
• de adapter, de stroomkabel of de stekker beschadigd zijn;
• rook of ongewone geuren vrijkomen;
• voorwerpen of vloeistof in het toestel terechtgekomen zijn;
• het toestel in de regen heeft gestaan (of op een andere manier nat is geworden);
• het toestel niet normaal schijnt te werken of een duidelijke verandering in prestaties vertoont.
..................................................................................................
013
In gezinnen met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden tot de kinderen zelf alle essentiële regels voor een veilig gebruik van het toestel kunnen volgen.
..................................................................................................
014
• Bescherm het toestel tegen zware schokken.
(Laat het niet vallen!)
..................................................................................................
015
• Vermijd om dit toestel samen met een overdreven aantal andere toestellen op hetzelfde stopcontact aan te sluiten. Wees vooral voorzichtig met verlengsnoeren: het totale vermogen van alle toestellen die u op het verlengsnoer aansluit, mag nooit het nominale vermogen (watt/ampère) van het verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belasting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten.
..................................................................................................
016
• Voor u dit toestel in het buitenland gebruikt, raadpleegt u best uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland­verdeler (u vindt een lijst onder "Informatie").
..................................................................................................
023
• Speel een cd-rom niet af op een gewone audio-cd-speler. Het geluidsniveau zou zo hoog kunnen zijn dat het permanente gehoorschade veroorzaakt. Ook beschadiging van luidsprekers of andere apparaten is mogelijk.
..................................................................................................
Opgepast
101b
• Het toestel en de adapter moeten zo geplaatst worden dat ze goed verlucht kunnen worden.
..................................................................................................
102c
• Neem de adapterkabel altijd uitsluitend bij de stekker vast als u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt of hem er uittrekt.
..................................................................................................
103b
• Op gezette tijden moet u de adapter loskoppelen en met een droge doek schoonmaken om al het stof en ander vuil van de pinnen te verwijderen. Trek de stekker ook uit het stopcontact als het apparaat voor een langere tijd niet gebruikt wordt. Als er zich tussen de stekker en het stopcontact stof ophoopt, wordt de isolatie minder betrouwbaar en is er mogelijk brandgevaar.
..................................................................................................
104
• Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren verstrikt geraken. Houd alle kabels en snoeren ook buiten het bereik van kinderen.
..................................................................................................
106
• Klim nooit op het toestel en plaats er geen zware voorwerpen op.
..................................................................................................
107c
• Neem de adapter of de stekker nooit met natte handen vast als u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt, of hem loskoppelt.
..................................................................................................
108b
• Voor u het toestel verplaatst, dient u de adapter en alle kabels van externe apparaten los te koppelen.
..................................................................................................
109b
• Schakel het toestel uit en haal de adapter uit het stopcontact, alvorens het toestel schoon te maken.
..................................................................................................
110b
• Trek de adapter uit het stopcontact wanneer u gevaar voor blikseminslagen in uw buurt vermoedt.
..................................................................................................
3
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
291a
Behalve de punten onder “VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL” op pagina 2–3 moet u ook het volgende lezen en naleven:
Stroomvoorziening
301
• Sluit dit toestel niet aan op een stopcontact dat al gebruikt wordt door een apparaat met een omvormer (zoals een koelkast, wasmachine, magnetron of airco) of met een motor. Naar gelang van de manier waarop dit elektrische apparaat wordt gebruikt, kan de stroombron storingen of een hoorbaar gebrom veroorzaken. Als het niet haalbaar is om een apart stopcontact te gebruiken, sluit dan een ontstoringsfilter aan tussen dit toestel en het stopcontact.
302
• De adapter zal bij langdurig, ononderbroken gebruik opwarmen. Dat is normaal, dus u hoeft zich geen zorgen te maken.
307
• Voor u dit toestel op andere apparaten aansluit, dient u alle toestellen uit te schakelen. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten.
Plaatsing
351
• Het gebruik van dit apparaat in de buurt van versterkers (of andere apparatuur met grote stroomtransformators) kan gebrom veroorzaken. In dat geval kunt u het toestel anders richten of verder van de bron van interferentie plaatsen.
352a
• Dit toestel kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit toestel niet in de buurt van dergelijke ontvangers.
352b
• Storing kan optreden als apparaten voor draadloze communicatie, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit toestel worden gebruikt. Deze storingen kunnen voorkomen bij een inkomende of uitgaande oproep, of tijdens het gesprek. Als u dit probleem hebt, kunt u de draadloze apparaten verder uit de buurt van het toestel plaatsen of uitschakelen.
354a
• Stel het toestel niet aan direct zonlicht bloot, zet het niet naast een warmtebron, laat het niet in een afgesloten voertuig staan of stel het op geen enkele wijze aan extreme temperaturen bloot. Overmatige hitte kan het toestel vervormen of verkleuren.
355b
• Wanneer het toestel verplaatst wordt naar een plek waar de temperatuur en/of vochtigheid erg verschillend is, kunnen zich waterdruppeltjes (condensatie) in het toestel vormen. Schade of storingen kunnen het gevolg zijn, als u het toestel in deze toestand gebruikt. Laat daarom het toestel een aantal uren staan voor u het gebruikt, tot de condensatie volledig verdampt is.
Onderhoud
401a
• Voor een gewone schoonmaakbeurt gebruikt u een zachte, droge doek, eventueel licht bevochtigd met water. Voor hardnekkig vuil gebruikt u een doek met een mild, niet­agressief detergent. Veeg daarna het toestel goed droog met een zachte, droge doek.
402
• Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of eender welk oplosmiddel, om mogelijke verkleuring en/of vervorming te vermijden.
Herstellingen en data
452
• Houd er rekening mee dat de data in het geheugen van het toestel bij een herstelling gewist kunnen worden. Maak altijd een back­up van belangrijke data met een MIDI­apparaat (bv. een sequencer) of computer, of maak notities (indien mogelijk). Bij reparaties wordt het nodige gedaan om dataverlies te vermijden. Helaas is het soms onmogelijk om data te herstellen (bv. als de schakelingen van het geheugen zelf defect zijn). Roland Corporation wijst elke verantwoordelijkheid voor dergelijk gegevensverlies af.
4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Verdere voorzorgen
551
• Onthoud dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan als gevolg van een defect of verkeerd gebruik van het toestel. Om het risico te vermijden dat u belangrijke gegevens zou verliezen, raden we u aan dat u regelmatig een back-up van dergelijke gegevens maakt met een MIDI­apparaat (bv. een sequencer) of computer.
552
• Gegevens die in het geheugen opgeslagen werden, kunnen jammer genoeg niet hersteld worden als ze eenmaal gewist zijn. Roland Corporation wijst elke verantwoordelijkheid voor dergelijk gegevensverlies af.
553
• Wees voorzichtig genoeg bij het gebruik van de knoppen, schuifknoppen en andere bedieningsorganen, en bij het gebruik van jacks en aansluitingen. Een ruw gebruik kan defecten veroorzaken.
554
• Sla of druk nooit hard op het scherm.
556
• Neem bij het aansluiten en losmaken van de kabels steeds de stekker zelf vast. Trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen of
561
• Gebruik alleen het juiste zwelpedaal (EV-5; wordt apart verkocht). Als u andere zwelpedalen aansluit, riskeert u storingen of beschadiging van het toestel.
562
• Gebruik een kabel van Roland om de verbinding te maken. Als u een kabel van een andere producent gebruikt, neem dan de volgende voorzorgen:
• Sommige verbindingskabels hebben een
weerstand. Gebruik geen kabels met een weerstand om dit toestel aan te sluiten. Bij het gebruik van een dergelijke kabel kan het geluidsniveau erg laag of onhoorbaar zijn. Contacteer de producent van de kabel voor meer informatie over de specificaties van de kabel.
985
• De verklaringen in deze handleiding gaan gepaard met afbeeldingen van wat op het scherm te zien zou moeten zijn. Het kan echter zijn dat uw toestel een nieuwe, verbeterde versie is (bv. met nieuwe klanken), zodat de schermweergave niet altijd exact overeenstemt met de afbeelding in de handleiding.
schade aan interne elementen van de kabel.
558a
• Probeer het volume op een redelijk niveau te houden, om uw buren niet te storen. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken, zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral later op de avond).
559a
• Als u het toestel gaat vervoeren, verpakt u het indien mogelijk in de oorspronkelijke doos (inclusief vulling). Zoniet dient u voor een gelijkaardige verpakking te zorgen.
....................................................................................................................................................................................
204
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
206e
* De screenshots in dit document worden gebruikt overeenkomstig de richtlijnen van Microsoft Corporation.
206j
* Windows® heet officieel “Microsoft® Windows® operating system”.
207
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.
209
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc.
220
*
Alle productnamen die in deze handleiding genoemd worden zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
231
* OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc.
232
* FreeMIDI is een handelsmerk van Mark of the Unicorn, Inc.
Gebruik van cd-roms
801
• Vermijd aanraking van of krassen op de glanzende onderzijde van het schijfje (hier zijn de gegevens opgeslagen). Beschadigde of vuile cd-roms kunnen niet altijd correct gelezen worden. Houd uw cd-roms schoon met een cd-reiniger van een gespecialiseerde winkel.
5
Inhoud
VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL.................................................. 2
BELANGRIJKE OPMERKINGEN............................................................ 4
Voornaamste eigenschappen.............................................................. 11
Bedieningspanelen............................................................................... 13
Voorpaneel..................................................................................................................13
Achterpaneel .............................................................................................................. 16
Voor u begint te spelen........................................................................ 17
Het toestel aansluiten................................................................................................ 17
Het toestel in- en uitschakelen.................................................................................18
Het contrast van scherm regelen .............................................................................20
Eerste kennismaking ...........................................21
De demosong beluisteren.................................................................... 22
Gebruik van de pads ............................................................................ 23
Klanken kiezen (een padbank kiezen).................................................................... 23
Patronen spelen.................................................................................... 24
Patronen selecteren en afspelen...............................................................................24
Het tempo regelen .....................................................................................................26
De toonsoort wijzigen ...............................................................................................27
Patronen met andere klanken afspelen (kits selecteren) ......................................28
Klankeigenschappen aanpassen met de TSC-functie ...........................................30
Op uw gitaar/bas meespelen met patronen ....................................... 32
De speciale gitaar/bas-effecten gebruiken ............................................................33
Hoofdstuk 1
Een overzicht van de DR-8...................................35
DR-880 Applicatiegids (van het creëren tot het afspelen van patronen)
................................................................................................................ 36
Patronen en songs ............................................................................... 38
Patronen ......................................................................................................................38
Songs............................................................................................................................39
Kits ...............................................................................................................................40
Padbank.......................................................................................................................41
Over TSC (Total Sound Control) .............................................................................42
Gitaar/bassectie.................................................................................... 43
Gitaareffecten .............................................................................................................43
Signal flow (tot de output van het geluid).......................................... 44
Uitgangen....................................................................................................................45
Output-instellingen ................................................................................................... 45
Typische handelingen en meldingen.................................................. 46
6
Een padbank selecteren ............................................................................................46
De cursor verplaatsen ............................................................................................... 46
Bladeren tussen schermen ........................................................................................46
Een waarde aanpassen .............................................................................................. 47
Het Play-scherm.........................................................................................................47
Hoofdstuk 2
Patronen (afspelen, opnemen, bewerken)............49
Een patroon spelen .............................................................................. 50
Het tempo regelen .....................................................................................................50
De toonsoort wijzigen ...............................................................................................50
De schermweergave wijzigen ..................................................................................51
Een patroon opnemen.......................................................................... 52
Opnemen in real time en stap voor stap ................................................................ 52
Voor u begint te op te nemen...................................................................................52
<1> Selecteer het userpatroon dat u wilt opnemen ..............................................52
<2> De basisopties van het patroon selecteren .....................................................53
<3-1> In real time opnemen .....................................................................................54
<3-2> Stap voor stap opnemen ................................................................................55
<4> Opname van een akkoordenschema ...............................................................58
<5> Opname van een fill-in......................................................................................60
Patronen bewerken (Pattern Edit)....................................................... 61
Een deel van een patroon kopiëren (Copy Measure) ...........................................61
Lege maten in een patroon invoegen (Insert Measure)........................................62
Een deel van een patroon wissen (Erase) ...............................................................63
Ongewenste maten verwijderen (Delete Measure) .............................................. 64
Een patroon opslaan............................................................................ 65
Een naam geven (Pattern Name)............................................................................. 65
Uw patroon bewaren ................................................................................................65
Een patroon kopiëren of wissen ......................................................... 66
Een patroon kopiëren................................................................................................66
Een patroon wissen ...................................................................................................66
Inhoud
Hoofdstuk 3
EZ Compose/Groove Modify................................67
Gebruik van EZ Compose.................................................................... 68
Een patroon creëren................................................................................................... 68
Een akkoordenschema toevoegen ...........................................................................69
Een fill-in toevoegen..................................................................................................70
Gebruik van Groove Modify................................................................. 71
Volumewijzigingen instellen (Velocity Modify) ...................................................71
Ghost notes toevoegen ..............................................................................................72
77
Inhoud
Een shuffle-ritme creëren.......................................................................................... 73
Hoofdstuk 4
Song (opnemen / bewerken / spelen)..................75
Een song opnemen .............................................................................. 76
Voor u begint te op te nemen...................................................................................76
<1> Selectie van de user song die u wilt opnemen...............................................76
<2> Basisinstellingen voor de song......................................................................... 76
<3> Stap-voor-stapopname van een song..............................................................77
Uw song bewaren................................................................................. 79
Uw song een naam geven (Song Name) ................................................................ 79
Uw song wegschrijven.............................................................................................. 79
Een song kopiëren/wissen .................................................................. 80
Een song kopiëren .....................................................................................................80
Een song wissen (Clear)............................................................................................80
Een song afspelen................................................................................ 81
Het tempo regelen .....................................................................................................81
De toonhoogte wijzigen ............................................................................................82
Een loop maken..........................................................................................................82
De schermweergave wijzigen ..................................................................................83
Hoofdstuk 5
Gitaar/bas spelen ...............................................85
Het gebruik van effecten...................................................................... 86
Effect-patches selecteren...........................................................................................86
Een effect-patch bewerken (Patch Edit)..................................................................86
Een effect-patch bewaren/kopiëren.................................................... 88
Uw effect-patch een naam geven ............................................................................ 88
Uw effect-patch wegschrijven..................................................................................88
Een effect-patch kopiëren .........................................................................................89
De stemfunctie en het zwelpedaal ...................................................... 90
Uw gitaar/bas stemmen ...........................................................................................90
Een zwelpedaal als volumepedaal gebruiken .......................................................91
Parameterlijst van de gitaareffecten................................................... 92
GTR MULTI (Guitar multi) ......................................................................................92
BASS MULTI ..............................................................................................................92
ACO (Acoustic) MULTI ............................................................................................ 92
Beschrijving van de effecten.....................................................................................93
Hoofdstuk 6
De TSC-instellingen bewerken .............................99
8
TSC-patches bewerken...................................................................... 100
Bewerken (edit) ........................................................................................................ 100
Een TSC-patch bewaren/kopiëren .................................................... 103
Een patchnaam invoeren ........................................................................................103
Een TSC-patch wegschrijven..................................................................................103
Een TSC-patch kopiëren ......................................................................................... 104
Hoofdstuk 7
Een originele kit samenstellen (Kit Edit) .............105
Een kit bewerken ................................................................................ 106
Selecteer de kit die u wilt bewerken .....................................................................106
De drumpartij bewerken ........................................................................................106
De baspartij bewerken ............................................................................................110
Een kit bewaren/kopiëren .................................................................. 113
Een kit een naam geven ..........................................................................................113
Een kit wegschrijven ...............................................................................................113
Een kit kopiëren .......................................................................................................114
Hoofdstuk 8
Handige functie-en systeeminstellingen..............115
FAVORITE-functie .............................................................................. 116
Uw favorieten oproepen.........................................................................................116
Favorieten toewijzen ............................................................................................... 117
Alle huidige instellingen opslaan...................................................... 118
Systeeminstellingen........................................................................... 119
Het uitgangssignaal regelen (Output Setting)..................................................... 119
De gevoeligheid van de pads regelen (Pad Sens) ...............................................120
De baspartij stemmen.............................................................................................. 120
Voetschakelaars gebruiken..................................................................................... 121
Een aftelling toevoegen...........................................................................................123
Alle patronen en songs met dezelfde kit of TSC-patch afspelen ......................123
Een opstartpatroon instellen .................................................................................. 124
Inhoud
Hoofdstuk 9
Gebruik van MIDI..............................................125
De DR-880 bespelen vanaf een MIDI-apparaat / Een MIDI-apparaat
bespelen vanaf de DR-880................................................................. 126
Het MIDI-kanaal instellen ...................................................................................... 126
De “Volume receive”-optie .................................................................................... 126
De DR-880 met een digitale recorder of een MIDI-sequencer
synchroniseren................................................................................... 128
Sync Mode ................................................................................................................128
99
Inhoud
Een uitvoering op een extern MIDI-apparaat opnemen met de DR-880
.............................................................................................................130
Gegevens van uw MIDI-keyboard of MIDI-pads opnemen .............................130
Gegevens van uw sequencer of ritmebox opnemen ...........................................130
Een bulk dump met de DR-880 versturen of ontvangen................. 131
De Device ID instellen.............................................................................................131
Gegevens van de DR-880 versturen (Bulk Dump)..............................................131
Hoofdstuk 10
Gebruik van USB ..............................................133
Voor u USB gebruikt .......................................................................... 134
Ondersteunde besturingssystemen....................................................................... 134
Opmerkingen over USB..........................................................................................134
Een USB-functie kiezen...........................................................................................134
Een patroon creëren met SMF-data .................................................. 135
Windows-gebruikers...............................................................................................135
Macintosh-gebruikers .............................................................................................137
Een back-up maken............................................................................ 138
Windows-gebruikers...............................................................................................138
Macintosh-gebruikers .............................................................................................139
Een back-up van de computer weer in de DR-880 laden (Recover)141
Windows-gebruikers...............................................................................................141
Macintosh-gebruikers .............................................................................................142
MIDI-boodschappen met uw computer uitwisselen (MIDI-
communicatie) .................................................................................... 143
Installatie van de driver en instellingen...............................................................143
Een USB-functie kiezen...........................................................................................143
Appendices .......................................................145
Fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset).............................. 146
Problemen oplossen .......................................................................... 147
Meldingen op het scherm .................................................................. 148
Parameterlijst...................................................................................... 149
Presets................................................................................................. 151
MIDI-implementatietabel .................................................................... 160
Specificaties........................................................................................ 162
Index .................................................................................................... 163
10
Voornaamste eigenschappen
Hoogwaardige sound
Vlijmscherpe, hoogwaardige klanken
Met de DR-880 wordt het kinderspel om ritmepatronen met drums en bas te spelen. Het toestel biedt 440 hoogwaardige, recente drum-
en percussieklanken plus 40 verschillende basklanken. Een expressieve aanslag stuurt het volume en de klankkleur. Een brede waaier aan expressieve mogelijkheden ligt nu binnen handbereik: creëer nu de meest realistische geluiden, zo krachtig of subtiel als u zelf wenst. Behalve honderd voorgeprogrammeerde drumkits kunt u zelf nog eens honderd kits creëren en opslaan.
“Insert effects” voor gedurfde,
creatieve klankmanipulatie
De drumpartij biedt drie insert effects processors (driebands-equalizer en compressor). Aangezien u aan basdrum, snare en andere instrumenten elk afzonderlijk effecten kunt toekennen, kunt u deze effecten intensief gebruiken voor maximale creatieve mogelijkheden. De baspartij biedt een compressor en COSM­versterker, wat de realistische sound geeft van een bas die door een versterker weerklinkt.
COSM
(Composite Object Sound Modeling)
Composite Object Sound Modeling (COSM) is een originele technologie voor geluidsmodellering die door Roland werd ontwikkeld. De vele factoren die het originele geluid bepalen, zoals de elektrische schakelingen, structurele eigenschappen, gebruikte materialen en akoestische kenmerken worden hierbij
Ritmepatronen en songs
De DR-880 bevat 500 voorgeprogrammeerde ritmepatronen. Daarnaast kunt u nog eens 500 ritmepatronen zelf creëren. Naast opnames in real time of stap voor stap kunt u dankzij de EZ Compose functies of de Groove Modify functie gemakkelijk originele patronen creëren. U kunt verschillende ritmepatronen combineren om een “song” te maken. Het toestel kan maximaal honderd songs opslaan.
EZ Compose
Dankzij de EZ Compose functies kunt u gemakkelijk geavanceerde, originele patronen met bijzonder lekkere ritmes creëren zonder dat u de noten een voor een hoeft in te spelen. Met de drie EZ COMPOSE knoppen op het bedieningspaneel kunt u deze functies combineren.
[PATTERN]
Creëer een origineel ritmepatroon door een frase te selecteren voor elke component (hi-hat, basdrum, snaardrum, percussie en bas).
[CHORD PROGRESSION]
Kies een akkoordenschema voor de baspartij door een geschikte akkoordentemplate te selecteren. Dit is een uiterst eenvoudige manier om een terugkerend akkoordenschema of bluesschema in te stellen.
[FILL IN]
Het toestel biedt een rijke verzameling overgangen, van korte fill-ins tot overgangen van een hele maat. Kies gewoon een geschikte overgang en voeg hem toe aan het ritmepatroon.
TSC-functie (Total Sound Control)
De TSC-functie regelt het algemene karakter van het geluid en de galm. Met de stereo driebands­equalizer en hoogwaardige reverb verkrijgt u om het even welke sfeer, van een natuurlijke sound tot de galm van allerlei grote ruimtes. De TSC-instellingen worden als patches opgeslagen en zijn gemakkelijk te wisselen. Er zijn twintig voorgeprogrammeerde patches en u kunt er ook twintig zelf creëren en opslaan.
Groove Modify functie
Met deze functie kunt u gemakkelijk “ghost notes” toevoegen. Als u de noten een voor een zou spelen, zou dat heel wat moeilijker zijn. U kunt Shuffle of Velocity regelen om uw ritmepatroon de perfecte groove te geven.
11
Voornaamste eigenschappen
Gitaar/bas ingang
De DR-880 biedt een gitaar/bas ingang en hoogwaardige, ingebouwde multi-effecten, waaronder een COSM AMP effect. U kunt een gitaar/bas rechtstreeks op de DR-880 aansluiten en met de ritmepatronen meespelen. De gitaar/ bas klinkt even realistisch als wanneer u door een echte versterker speelt. De ingebouwde multi-effectprocessor biedt algoritmes voor elektrische gitaar, akoestische gitaar en bas. De instellingen voor elk effect worden opgeslagen als “patches”. U kunt kiezen uit vijftig voorgeprogrammeerde patches, en u kunt zelf nog eens vijftig patches met uw eigen instellingen opslaan. Er is ook een stemfunctie om uw gitaar/bas te stemmen zolang die is aangesloten.
Gebruiksgemak en talrijke
aansluitingen
Groot, verlicht scherm
Het grote LCD-scherm toont op een duidelijke manier akkoordenschema's, patronen en informatie over gespeelde en bewerkte gegevens.
FAVORITE-functie
Vaak gebruikte patronen, songs of effect-patches kunt u aan een knop toewijzen, zodat ze onmiddellijk beschikbaar zijn. Zo kunt u een patroon/song afspelen of een effect selecteren door gewoon op een knop te drukken. Deze functie biedt vier knoppen x 20 banken, zodat u in totaal 80 patronen, songs of effect-patches kunt toewijzen.
Bediening met een voetschakelaar
U kunt vier voetschakelaars aansluiten (worden apart verkocht). Zelfs terwijl u gitaar of bas speelt, kunt u de DR-880 met uw voeten bedienen – ideaal voor jamsessions of concerten. Als u de voetschakelaars toewijst, kunt u kiezen uit een hele reeks functies, waaronder starten/ stoppen van de weergave, selecteren van patronen, instellen van “tap tempo” of selecteren van gitaareffecten. Sluit een zwelpedaal aan om het volume te regelen of om als wah-wah-pedaal te gebruiken.
Een hele reeks uitgangen
De master output van het toestel biedt behalve gewone jacks ook RCA/cinch-uitgangen, zodat de DR-880 gemakkelijk op allerlei apparaten kan worden aangesloten (waaronder mengpanelen, versterkers en audioapparatuur). Er is ook een coaxiale digitale uitgang, zodat u de output van de DR-880 rechtstreeks in digitale vorm op uw digitale recorder kunt opnemen, zonder verlies aan geluidskwaliteit. Er zijn ook twee individuele uitgangen. Die kunt u gebruiken om enkel de signalen van een aangesloten gitaar/bas naar uw versterker te sturen of om voor een specifiek instrument een externe effectprocessor te gebruiken
USB-aansluiting
Als u de DR-880 via de USB-connector op uw computer aansluit, kunt u SMF-data laden en als ritmepatronen gebruiken. De USB-connector kan ook voor een MIDI-interface worden gebruikt.
Gesynchroniseerde weergave met digitale recorders en MIDI-sequencer
Dankzij MIDI kunt u de DR-880 synchroniseren met digitale recorders, zoals die van de BR­reeks, of met uw MIDI-sequencer. De weergave van een extern MIDI-toestel kunt u met de DR­880 ook opnemen.
Aanslaggevoelige pads
De pads zijn aanslaggevoelig. U kunt het volume of de klank wijzigen naar gelang van de kracht waarmee u de pads aanslaat. Als u een patroon opneemt en u varieert de kracht waarmee u de pads aanslaat, dan kan dat een effect hebben op de sterkte (velocity) van de noten.
12
Bedieningspanelen
Voorpaneel
fig.001-010
11 2 3
7 6
8,9,
10
12,13,14,15,16
17,18,19
20,21,22 23
,24,
25
1. [GUITAR/BASS INPUT]-knop
Regelt het niveau van de gitaar of bas die op de GUITAR/BASS INPUT is aangesloten.
2. PART LEVEL
[DRUM]-knop
Regelt het volume van de drumpartij.
[BASS]-knop
Regelt het volume van de baspartij.
3. [MASTER VOLUME]-knop
Regelt het algemene volume van de DR-880.
4. Scherm
Toont de huidige modus en instellingen.
5. VALUE-schijf
Om de waarde van een instelling te regelen.
11
4 5
30 3231
6. GUITAR/BASS INPUT
Gebruik deze knoppen voor een gitaar of bas die u op de “GUITAR/BASS INPUT”-jack hebt aangesloten.
[EFFECT]-toets
Gebruik deze toets om het gitaar- of baseffect te selecteren, in of uit te schakelen of om de instellingen te wijzigen.
[TUNER]-toets
Gebruik deze toets om uw gitaar/bas te stemmen.
7. [OUTPUT SETTING]-toets
Met deze toets regelt u het uitgangssignaal.
8. [SONG/PATTERN]-toets
Schakelt tussen song- en patroon-modus.
9.[KIT]-toets
Met deze toets selecteert u een drumkit.
26 27
28
29
13
Bedieningspanelen
fig.001-010
11 2 3
7 6
8,9,
10
12,13,14,15,16
17,18,19
20,21,22 23
,24,
25
10.
[PAD]-toets
Met deze toets selecteert u een padbank.
11.
[CURSOR]-toetsen
Met deze toetsen verplaatst u de cursor.
12.
[SHIFT]-toets
Gebruik deze toets om de functie van de andere toetsen te wijzigen.
13.
[DISPLAY]-toets
Met deze toets wijzigt u de inhoud van het “Pattern Play”- of “Song Play”-scherm.
14.
[EDIT]-toets
Gebruik deze toets om instellingen aan te passen.
15.
[EXIT]-toets
Gebruik deze toets om een Edit-scherm te verlaten.
16.
[ENTER]-toets
Gebruik deze toets om een selectie te maken of een waarde te bevestigen.
11
4 5
26 27
28
29
30 3231
17.
(Reset)-toets
Hiermee keert u terug naar het begin van de song of het patroon.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
(Rewind)-toets
Om terug te spoelen naar het begin van de song of het patroon.
(Fast-Forward)-toets
Hiermee spoelt u verder door in de song of het patroon.
(Stop)-toets
Beëindigt de weergave van de song of het patroon.
(Play)-toets
Start de weergave van de song of het patroon.
[REC]-toets (opnametoets)
Druk op deze toets om een patroon in real time op te nemen (p. 54).
[LOOP]-toets
Schakelt loop-weergave (p. 82) in of uit.
14
24.
[KEY]-toets
Gebruik deze toets om de toonsoort van een song of patroon te wijzigen.
25.
[TEMPO (TAP)]-toets
Gebruik deze toets om het tempo van een song of patroon in te stellen. U kunt het tempo ook instellen door meermaals op deze toets te drukken. Tik lichtjes en regelmatig (de Tap-Tempofunctie).
26.
[EZ COMPOSE]
Druk op deze toetsen om de EZ­Composefuncties te gebruiken.
[PATTERN]-toets
Gebruik deze toets om gemakkelijk patronen te creëren.
[CHORD PROGRESSION]-toets
Gebruik deze toets om gemakkelijk akkoordenschema's toe te voegen.
[FILL IN]-toets
Gebruik deze toets om gemakkelijk overgangen toe te voegen.
Bedieningspanelen
31.
PHONES-jack (hoofdtelefoon)
Op deze jack kunt u een hoofdtelefoon aansluiten.
32.
“GUITAR/BASS INPUT”-jack
Op deze jack kunt u uw gitaar of bas aansluiten.
27.
[GROOVE MODIFY]-toets
Druk op deze toets als u de Groove­Modifyfunctie wilt gebruiken.
28.
[TSC]-toets (Total Sound Control)
Gebruik deze toets om de TSC-patch in of uit te schakelen, of om de instellingen te wijzigen. (p. 30, p. 100)
29.
Pads
Met deze pads speelt u drum- en basklanken.
30.
FAVORITE
Aan deze knoppen kunt u tachtig (20 banken x 4) van uw favoriete patronen/songs of gitaareffect-patches toewijzen.
1–4 toetsen
Druk op een van deze toetsen om een patroon, song of gitaareffect-patch op te roepen.
[BANK]-toets
Selecteer een bank door deze knop ingedrukt te houden en op een pad te drukken.
15
Bedieningspanelen
Achterpaneel
fig.001-020
10
11
1 2 3 5 7 64 8
1. “AC IN”-aansluiting (adapter)
Sluit hier de bijgeleverde adapter van de BRC-reeks aan.
Sluit enkel een BRC-adapter aan. Andere modellen kunnen defecten veroorzaken.
2. POWER-schakelaar
Dit is de power-schakelaar waarmee u de DR-880 in- en uitschakelt.
3. USB-connector
Met deze aansluiting kunt u de DR-880 via een USB-kabel op uw computer aansluiten.
4. MIDI-aansluitingen (IN/OUT)
Deze aansluitingen ontvangen (IN) en versturen (OUT) MIDI-gegevens. Gebruik MIDI-kabels om het toestel op uw MIDI-sequencer of MIDI-klankmodule aan te sluiten.
5. “DIGITAL OUT”-uitgang
Dit is een coaxiale uitgang voor digitale geluidssignalen. Deze uitgang verstuurt dezelfde geluiden als de “MASTER OUT”-jacks. Sluit deze uitgang aan op uw digitale recorder.
9
6. CTL 1, 2 jack
Hier kunt u voetschakelaars aansluiten (FS-6 of FS-5U; worden apart verkocht) om allerlei functies van de DR-880 te bedienen.
7. “CTL 3, 4/EXP PEDAL”-jack
Hier kunt u voetschakelaars aansluiten (FS-6 of FS-5U; worden apart verkocht) of een zwelpedaal (Roland EV-5; wordt apart verkocht) aansluiten om allerlei functies van de DR-880 te bedienen.
8. “INDIVIDUAL A, B”-jacks
Alleen de klanken die u bepaalt, komen uit deze uitgangen.
9. “MASTER OUT”-jacks R/L (MONO)
Dit zijn de uitgangen van de geluidssignalen. Zowel jacks als RCA/cinch-aansluitingen zijn aanwezig. Als u jacks gebruikt en in mono werkt, sluit u uw toestel aan op de “L (MONO)”-uitgang.
10.Kabelhaak
Wikkel de kabel van de bijgeleverde adapter rond deze haak. Als er per ongeluk aan de kabel wordt getrokken, blijft de stekker veilig in het toestel zitten en wordt de stroom niet onderbroken. Zo wordt bovendien schade aan de stekker van de adapter vermeden.
16
11.
Veiligheidssleuf ( SECURITY LOCK)
http://www.kensington.com/
Voor u begint te spelen
Het toestel aansluiten
De DR-880 heeft geen versterker of luidsprekers. Om geluid te produceren, moet u een versterker, audiosysteem of hoofdtelefoon aansluiten.
Geluidskabels, MIDI-kabels, hoofdtelefoon en voetschakelaars worden niet meegeleverd. U kunt ze apart kopen bij uw dealer.
fig.002-010
Pad controller
etc.
Digital recorder etc.
Computer
MIDI sequencer
etc.
Audio set
Monitor speakers
(Powered)
AC adaptor
(BRC-series)
Stereo headphones
Om defecten en/of schade aan luidsprekers of andere toestellen te voorkomen, moet u steeds het volume dicht zetten en alle toestellen uitschakelen alvorens ze aan te sluiten.
Expression pedal
(Roland EV-5)
Foot switch (FS-6 etc.)
Mixer, Guitar amp, etc.
Guitar
or
Bass
17
Voor u begint te spelen
* Om ongewenste stroomonderbrekingen te vermijden (als de stekker per ongeluk uit het toestel
wordt getrokken) en om overmatige druk op de adapter te voorkomen, bevestigt u de stroomkabel met behulp van de kabelhaak, zoals op de afbeelding.
fig.002-020
1
Voor u het toestel aansluit, moet u het volgende controleren:
• Hebt u de volumeregelaars van de DR-880 en de aangesloten versterker of andere apparaten op nul gezet?
• Hebt u de DR-880 en de aangesloten versterker of andere apparaten uitgeschakeld?
2
Sluit uw versterker of audiosysteem (of hoofdtelefoon) aan zoals op het diagram.
Om de mogelijkheden van de DR-880 volledig te benutten, kunt u best een stereosysteem aansluiten.
Als met een monosysteem werkt, sluit het dan aan op de “OUTPUT L (MONO)”-jack van de DR-880.
Het toestel in- en uitschakelen
Het toestel inschakelen
Wanneer alles is aangesloten (p. 17), zet u alle toestellen in de juiste volgorde aan. Door toestellen in de verkeerde volgorde aan te zetten, riskeert u defecten en/of schade aan luidsprekers en andere toestellen.
1
Voor u het toestel inschakelt, controleert u het volgende:
• Is de DR-880 correct aangesloten op uw andere apparaten?
• Hebt u het volume van de DR-880 en de aangesloten versterker of andere apparaten op nul gezet?
2
Zet de DR-880 aan met de POWER-schakelaar op het achterpaneel.
fig.002-030
18
Voor u begint te spelen
Het volgende verschijnt op het scherm, en het toestel is klaar om te spelen. Het scherm dat nu verschijnt, wordt het “Pattern Play”-scherm genoemd.
fig.002-031d
Dit toestel is met een beveiligingscircuit uitgerust. Na het inschakelen duurt het eventjes (enkele seconden) voor het toestel in werking treedt.
3
Schakel nu de versterker en andere aangesloten apparaten in.
4
Druk op [ ].
Het toestel begint te spelen.
Luister naar de weergave en draai aan de [MASTER VOLUME]-knop en de [PART LEVEL (DRUM, BASS)]-knoppen om het volume van de DR-880 te regelen.
fig.002-040
Regel het volume op uw aangesloten versterker of audiosysteem.
5
Druk op [ ] om de weergave te stoppen.
Het toestel uitschakelen
1
Voor u het toestel uitschakelt, controleert u het volgende:
• Hebt u het volume van de DR-880 en de aangesloten versterker of andere apparaten op nul gezet?
2
Schakel de versterker of het aangesloten audiosysteem uit.
3
Schakel de DR-880 uit.
19
Voor u begint te spelen
Het contrast van scherm regelen
Naar gelang van de plaats waar de DR-880 is opgesteld, is het scherm soms moeilijk te lezen. Als dat het geval is, kunt u het contrast van het scherm aanpassen.
fig.002-050
3
2
1 4
2
1
Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
fig.002-060d
20
2
Verplaats de cursor met [CURSOR] / naar de optie “LCD” en druk op [ENTER].
De LCD-contrastinstellingen verschijnen op het scherm.
fig.002-070d
3
Gebruik de [VALUE]-schijf om het contrast te regelen (waarde: 1–16).
4
Als u een waarde hebt ingesteld, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de contrastwaarde wordt opgeslagen.
Als het contrast is opgeslagen, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw
gegevens beschadigd worden.
Eerste
kennismaking
21
De demosong beluisteren
Beluister eerst de demosong, die de mogelijkheden van de DR-880 demonstreert.
fig.003-010
2
4 4 3
1
Zorg ervoor dat het “Pattern Play”-scherm (p. 19) wordt weergegeven.
Is dat niet het geval, druk dan net zo vaak op [EXIT] tot het “Pattern Play”-scherm verschijnt.
2
Houd [SONG] ingedrukt en druk op [KIT].
De DR-880 staat nu in demo-modus. De demosong begint.
fig.003-020d
Alle rechten voorbehouden. Dit materiaal is enkel voor persoonlijk gebruik bestemd. Ongeoorloofd gebruik is een schending van de wet.
U kunt demo-modus selecteren als het “Pattern Play”-scherm of “Song Play”­scherm (p. 75) wordt weergegeven.
DR-880 Demo Song
Copyright © 2004 BOSS Corporation
22
3
Druk op [ ] om de demosong te stoppen.
Als u op [ ] drukt, gaat de weergave verder vanaf het punt waar u bent gestopt. Als de demosong ten einde is, start hij opnieuw van bij het begin.
* Er worden geen gegevens van deze muziek naar MIDI OUT
gestuurd.
4
Druk op [SONG/PATTERN] of [EXIT] om demo-modus te verlaten.
Gebruik van de pads
Met de pads kunt u de ingebouwde klanken van de DR-880 gebruiken.
fig.003-030
De pads zijn aanslaggevoelig.
2
1
Sla de pads aan.
U hoort de drumklanken (instrument) die aan de pads zijn toegekend.
Klanken kiezen (een padbank kiezen)
De kracht waarmee u een pad aanslaat, beïnvloedt het volume en de klank.
1
Eerste kennismaking
Als u andere padbanken selecteert, kunt u met een en dezelfde pad verschillende instrumenten spelen.
2
Druk op [PAD].
Druk op [PAD] om een padbank te selecteren. De geselecteerde padbank verschijnt op het scherm.
fig.003-031d
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de padbank-
instellingen naar het vorige scherm terug.
Druk op een pad om het instrument te bespelen dat aan die pad is toegewezen.
Voor meer details over padbanken, zie p. 41.
Een padbank is een reeks drumklanken die aan de twintig pads is toegewezen. Er zijn drie drumbanken: DRUM 1–3.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAD] om de bass pads te selecteren. Als u een pad aanslaat, hoort u een basklank. De toonhoogte stemt overeen met de noot die op de rechter bovenhoek van de pad is vermeld.
23
Patronen spelen
De DR-880 biedt 500 presetpatronen en 500 userpatronen. Om te horen hoe deze patronen klinken, doet u het volgende.
Patronen selecteren en afspelen
fig.003-040
2
1 3
4
1
Druk op [SONG/PATTERN]. Op het scherm verschijnt “PATTERN”.
fig.003-050d
Preset / User
Pattern mode Pattern name
Een “patroon” bestaat uit twee tot vier maten met ritmische gegevens die voor een repetitieve weergave zijn
Presetpatronen kunnen tijdelijk gewijzigd worden, maar u kunt een presetpatroon niet met uw wijzigingen overschrijven.
Userpatronen daarentegen kunnen aangepast en
24
Chord progression
Current
Current
Beat Position
key
(measure - beat)
tempo
2
Met de VALUE-schijf selecteert u het patroon dat u wilt spelen.
Behalve de presetpatronen 001-500 kunt u ook de userpatronen 001-500 selecteren.
Current chord Next chord
Patronen spelen
b
b
* Als u aan de VALUE-schijf draait terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, dan wijzigt de waarde in sprongen van tien.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG/PATTERN] om
tussen Preset (P) en User (U) te schakelen.
3
Druk op [ ].
Het geselecteerde patroon begint te spelen.
Tijdens de weergave kunt u aan de VALUE-schijf draaien om het patroon te kiezen dat erna gespeeld moet worden. De naam van het gekozen patroon wordt gemarkeerd.
Als het huidige patroon beëindigd is, begint het gekozen patroon te spelen.
* Als u tijdens het spelen op [CURSOR] / drukt, schakelt
u over naar het vorige/volgende patroon, dat onmiddellijk begint te spelen. Dat is handig als u de patronen wilt beluisteren om een keuze te maken.
4
Om de weergave te stoppen, drukt u op [ ].
Als u weer op [ ] drukt, gaat de weergave verder vanaf het punt waar u was gestopt.
Als u op [ ] drukt en dan op [ ], start de weergave weer bij het begin van het patroon.
De patronen van de DR-880
estaan uit een “drumpartij” en een “baspartij”. De drumpartij speelt drums en percussieklanken, de
aspartij speelt basklanken.
Eerste kennismaking
Voor meer informatie over presetpatronen, zie p. 156.
25
Patronen spelen
Het tempo regelen
In dit deel leest u hoe u het tempo van het patroon wijzigt.
fig.003-060
1
1
Druk op [TEMPO (TAP)].
De tempoinstelling verschijnt op het scherm.
fig.003-080d
2
26
2
Gebruik de VALUE-schijf om het tempo aan te passen.
U kunt het tempo instellen met een waarde van 20 tot 260. U kunt het tempo ook instellen door met het gewenste interval op [TEMPO (TAP)] te tikken. Deze functie heet “tap tempo”. Druk minstens vier maal op [TEMPO (TAP)] met het interval van het gewenste tempo. Het tempo waarmee u de toets aanslaat, wordt ingesteld. Op het scherm ziet u de huidige tempoinstelling verschijnen.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
De toonsoort wijzigen
In dit deel leest u hoe u de toonsoort (of toonhoogte) van een patroon wijzigt. Deze functie heet “Key Shift”.
fig.003-090
Patronen spelen
2
1
1
Druk op [KEY].
Het “Key Shift”-scherm verschijnt.
fig.003-100d
2
Regel de toonsoort met de VALUE-schijf.
Waarde: -12 – +12 U kunt de toonsoort aanpassen in stappen van een halve toon over ± 1 octaaf.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de “Key Shift”-
instelling naar het vorige scherm terug.
Eerste kennismaking
27
Patronen spelen
Patronen met andere klanken afspelen (kits selecteren)
Zelfs als u hetzelfde patroon blijft gebruiken, kunt u de sfeer van het patroon (de manier waarop het wordt gespeeld) wijzigen door het patroon met andere instrumenten af te spelen. Probeer het maar: speel hetzelfde patroon met verschillende instrumenten. Selecteer nieuwe kits terwijl het patroon wordt afgespeeld. De DR-880 biedt 100 preset kits en 100 user kits die u zelf kunt instellen.
fig.003-110
2
Een “kit” bestaat uit een verzameling van zestig slagwerkinstrumenten en één basklank.
Preset kits kunnen tijdelijk gewijzigd worden, maar u kunt een preset kit niet met uw wijzigingen overschrijven.
User kits daarentegen kunnen aangepast en overschreven
3
28
4 1
1
Druk op [ ] om de weergave van het patroon te starten.
2
Druk op [KIT].
De kitinstellingen verschijnen op het scherm.
fig.003-111d
3
Kit number
Selecteer een kit met de VALUE-schijf.
Probeer verschillende kits en beluister de verschillende klanken.
Behalve de preset kits P001-P100 kunt u ook de user kits U001-U100 selecteren.
* Als u aan de VALUE-schijf draait terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, dan wijzigt de waarde in sprongen van tien.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [KIT] om tussen Preset (P)
en User (U) te schakelen.
4
Om de weergave te stoppen, drukt u op [ ].
• Voor meer details over kits, zie p. 40.
• Voor meer informatie over preset kits, zie p. 154.
• Als u de kitinstellingen wilt wijzigen, lees dan eerst “Hoofdstuk 7 Een originele kit samenstellen (Kit Edit)”
Patronen spelen
Eerste kennismaking
29
Patronen spelen
Klankeigenschappen aanpassen met de TSC-functie
Total Sound Control (TSC) is een functie waarmee u de klankeigenschappen en ambience kunt beïnvloeden. De klank- en ambience-instellingen worden opgeslagen in “TSC-patches”. Zo kunt u de klankeigenschappen en ambience wijzigen door gewoon een andere patch te selecteren. De DR-880 biedt 20 preset TSC-patches en 20 user TSC­patches.
fig.003-330
Preset patches kunnen tijdelijk gewijzigd worden, maar u kunt een preset patch niet met uw wijzigingen overschrijven.
User patches daarentegen kunnen aangepast en overschreven worden.
3
2
30
1
Druk op [ ] om de weergave van het patroon te starten.
2
Druk op [TSC].
De TSC-instellingen verschijnen op het scherm.
fig.003-340d
Patch number
3
Selecteer een TSC-patch met de VALUE-schijf.
Probeer verschillende TSC-patches uit en beluister de verschillende klanken.
Behalve de preset patches P01-P20 kunt u ook de user patches U01-U20 selecteren.
* Als u aan de VALUE-schijf draait terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, dan wijzigt de waarde in sprongen van tien.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TSC] om tussen Preset (P)
en User (U) te schakelen.
* Telkens als u op [TSC] drukt, schakelt u de TSC-functie aan (de
toets brandt) of uit (de toets dooft).
• Voor meer details over TSC, zie p. 42.
• Voor meer informatie over preset patches, zie p. 155.
• Als u de instellingen van de TSC-patches wilt wijzigen, lees dan eerst “Hoofdstuk 6 De TSC-instellingen bewerken” (p. 99).
Patronen spelen
Eerste kennismaking
31
Op uw gitaar/bas meespelen met patronen
In dit deel leest u hoe u uw gitaar/bas op de DR-880 aansluit en met patronen meespeelt.
fig.003-150
4
2
1
1
Sluit uw gitaar/bas aan op de “GUITAR/BASS INPUT”­jack. (p. 15)
2
Selecteer een patroon (p. 24) en druk op [ ] om de weergave te starten.
3
Speel op uw gitaar/bas.
4
Regel het volume van uw gitaar/bas met de [GUITAR/ BASS INPUT]-knop.
32
• U kunt de stemfunctie van de DR-880 gebruiken om uw gitaar/bas te stemmen. Voor meer details, zie “Uw gitaar/ bas stemmen” (p. 90).
• U kunt een zwelpedaal aansluiten op de “CTL 3, 4/EXP PEDAL”-jack op het achterpaneel en hiermee het volume van uw gitaar/bas regelen. Voor meer details, zie “Een zwelpedaal als volumepedaal gebruiken” (p. 91).
Op uw gitaar/bas meespelen met patronen
De speciale gitaar/bas-effecten gebruiken
De DR-880 biedt talrijke effecten voor gitaar/bas en een brede waaier aan “effect-patches” (instellingen voor deze effecten). In dit deel leest u hoe u een effect-patch selecteert uit de 50 preset patches en 50 user patches, en hoe u deze effecten met uw gitaar/bas gebruikt.
fig.003-160
1
1
Druk op [EFFECT].
Het “Guitar Effects”-scherm verschijnt.
fig.04-050d
Patch number
Preset patches kunnen tijdelijk gewijzigd worden, maar u kunt een preset patch niet met uw wijzigingen overschrijven.
User patches daarentegen kunnen aangepast en overschreven worden.
2
Eerste kennismaking
2
Selecteer een patch met de VALUE-schijf.
Probeer verschillende effect-patches uit en beluister de verschillende klanken.
Behalve de preset patches P01-P50 kunt u ook de user patches U01-U50 selecteren.
33
Op uw gitaar/bas meespelen met patronen
* Als u aan de VALUE-schijf draait terwijl u [SHIFT] ingedrukt
houdt, dan wijzigt de waarde in sprongen van tien.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [EFFECT] om tussen Preset
(P) en User (U) te schakelen.
* Telkens als u op [EFFECT] drukt, schakelt u het effect aan (de
toets brandt) of uit (de toets dooft).
• Voor meer details over effect-patches, zie p. 43.
• Voor meer informatie over preset patches, zie p. 155.
• Als u de instellingen van de effect-patches wilt wijzigen, lees dan eerst “Een effect-patch bewerken (Patch Edit)” (p. 86).
34
Hoofdstuk 1
Een overzicht
van de DR-880
Dit hoofdstuk verklaart de algemene structuur van de DR-880 en legt de basisfuncties uit. Lees dit hoofdstuk om een algemeen overzicht van de DR-880 te krijgen.
35
DR-880 Applicatiegids (van het creëren tot het afspelen van patronen)
Creëer een origineel patroon en speel mee met uw gitaar/ bas
Creëer een originele song voor een concert of opname
EZ Compose (p. 68)
Patronen creëren
Groove Modify (p. 71) Opname in real time of stap voor stap (p. 52)
Klanken
kiezen
Een song
creëren
Gebruik van gitaareffecte
Spelen en opnemen
Kits selecteren en wijzigen Een TSC-patch selecteren
en wijzigen (p. 53, p. 100)
Een song creëren (p. 76) Een loop bewerken (p. 82)
Patches selecteren (p. 86) Een user patch creëren (p. 86)
Een patroon afspelen (p. 50) Een song afspelen (p. 81) Uw gitaar/bas bespelen (p. 32) Voetschakelaars gebruiken (p. 121)
Een zwelpedaal gebruiken (p. 91)
Digitale output (p. 119) Gesynchroniseerde weergave (p. 128) FAVORITE-functie (p. 116)
(p. 53, p. 106)
36
DR-880 Applicatiegids (van het creëren tot het afspelen van patronen)
Patronen creëren
Met de EZ Compose functie kunt u gemakkelijk originele patronen creëren. U kunt ook akkoordenschema's en fill-ins toevoegen. Met de Groove Modify functie kunt u de patronen die u creëert een ander ritmisch gevoel geven. Natuurlijk kunt u ook patronen creëren door ze in real time of stap voor stap op te nemen. U kunt patronen bewerken en zelfs individuele noten wijzigen. Via een USB-verbinding kunt u kunt SMF-data van uw computer importeren en als een patroon gebruiken.
Klanken kiezen
Selecteer een kit met de klanken van de instrumenten die u wilt gebruiken. Verder kunt u ook een TSC-patch selecteren om de algemene klank en ambience te beïnvloeden (TSC = Total Sound Control). U kunt ook de kit en TSC-patch voor elk patroon instellen. U kunt kits en TSC-patches bewerken en opslaan als user kits en user patches.
Een song creëren
U kunt een song creëren door de afgewerkte patronen in de gewenste volgorde te plaatsen. Met loop-instellingen kunt u een bepaald stuk van uw song herhaaldelijk afspelen.
Hstuk 1
Gitaareffecten gebruiken
U kunt gitaareffecten gebruiken terwijl u gitaar of bas speelt. U kunt de preset patches gebruiken, maar u kunt ook user patches creëren en opslaan.
Spelen en opnemen
U kunt uw afgewerkte patronen of songs afspelen en met uw gitaar of bas meespelen via de “GUITAR/BASS INPUT”-jack. Met een voetschakelaar kunt u bv. de start/stop-functie bedienen, en met een zwelpedaal kunt u het gitaarvolume regelen of een wah-wah-effect bekomen. Het geluid van de DR-880 en van een aangesloten gitaar/bas wordt via DIGITAL OUT als een digitaal signaal verstuurd, zodat u het met een digitale recorder kunt opnemen. De weergave van de DR-880 kan via MIDI gesynchroniseerd worden met een MIDI-sequencer of digitale recorder. Bovendien kunt u uw favoriete patronen, songs of gitaareffect-patches aan de FAVORITE-toetsen toewijzen, zodat u ze tijdens het spelen onmiddellijk kunt oproepen.
37
Patronen en songs
Patronen
Een “patroon” bestaat bij de DR-880 uit twee tot vier maten ritmische gegevens die ontworpen zijn om repetitief afgespeeld te worden. Een patroon heeft de volgende structuur.
fig.01-010
P500
Pattern name
P002
P001
Pattern name
Drum part
Bass part
Chord
progression
Fill in
Measure
Tem po Kit
1
1Measure
Am7
Am7
Tem po Kit
11
23 4
Am7
23 4
F Dm7 G
F Dm7 G
TSC
23 4
TSC
F Dm7 G
Preset pattern (P001–P500) User pattern (U001–U500)
U500
Pattern name
U002
U001
Pattern name
Measure
Drum part
Bass part
Chord
progression
Fill in
Measure
Tem po Kit
1
1
Am7
Am7
Tem po Kit
23 4
1
TSC
23 4
F Dm7 G
Am7
23 4
F Dm7 G
F Dm7 G
TSC
Drumpartij
Dit is de partij met drumklanken (zoals hi-hat en snaardrum) en percussieklanken (zoals koebel en conga).
Baspartij
Dit is de partij van de bas (basklank).
Akkoordenschema
Dit is het akkoordenschema voor de baspartij.
Fill-in
Deze instelling voegt tijdens de weergave een fill-in toe. U kunt een fill-in patroon kiezen uit de fill-in bibliotheek (p. 60). Op de opgegeven plek wordt dan een fill-in gespeeld.
Tempo
Deze instelling bepaalt het weergavetempo van het patroon.
38
Kit
Deze instelling bepaalt met welke kit (p. 40) de drumpartij wordt gespeeld.
TSC
Deze instelling bepaalt welke TSC-patch (p. 42) wordt gebruikt.
Naam van het patroon
U kunt elk patroon een naam van maximaal veertien tekens geven.
Patronen en songs
Conversie van akkoorden
fig.01-011
Original performance data
(Arrange)
De DR-880 heeft een “Arrange”-functie. Deze functie converteert de basgegevens zodat ze overeenstemmen met de akkoorden die in het akkoordenschema zijn opgegeven. Ook al blijft de baspartij gewoon doorlopen, dan zullen veranderingen in het akkoordenschema of de opgegeven akkoorden de baspartij toch wijzigen.
Arrange: On
A 7A m7
Rec. Key: C
A -- (N.C)
performed with the original performance data transposed
Songs
Bij de DR-880 bestaat een “song” uit patronen die in de gewenste volgorde zijn geplaatst voor een complete compositie. Een song heeft de volgende structuur.
fig.01-020
U100
TSC
U002
U001
Song name
Step
Pattern
Song name
Tempo Kit
U001
1
U001
Tempo Kit
23 4
1
U002 U003 U004
U001
23 4
1
23 4
U002 U003 U004
TSC
U002 U003 U004
Hstuk 1
Song (U001–U100)
Patroon
Geef de patronen op in de gewenste volgorde.
Tempo
Deze instelling bepaalt het weergavetempo van het song. Elk patroon in de song heeft ook een specifiek weergavetempo, maar u kunt kiezen of u de song afspeelt met het tempo dat voor elk patroon apart is ingesteld of met het tempo voor de hele song.
Kit
Deze instelling bepaalt met welke kit (p. 40) de song wordt gespeeld. Elk patroon in de song heeft ook een eigen kit, maar u kunt kiezen of u de song afspeelt met de kit die voor elk patroon apart is ingesteld of met de kit voor de hele song.
TSC
Deze instelling bepaalt welke TSC-patch (p. 42) voor de song wordt gebruikt. Elk patroon in de song heeft ook een specifieke TSC-patch, maar u kunt kiezen of u de song wilt afspelen met de TSC-patch die voor elk patroon apart is ingesteld of met de TSC-patch voor de hele song.
39
Patronen en songs
Kits
De DR-880 bevat 440 instrumenten (drumklanken) en 40 bassen (basklanken). Reeksen van telkens zestig instrumenten en één bas zijn opgeslagen als “kits”. Voor elke kit kunt u ook een insert-effect kiezen.
fig.01-030
Instrument
001 002 003 004
 
438 439 440
Bass tone
001 002
040
DRUM 1
DRUM 1
DRUM 2
DRUM 2
DRUM 3
DRUM 3
BASS
BASS
• KICK
Insert Effect
• SNARE
• KICK
• SNARE
DRUM 1
1
P001
2 1 2
DRUM 2
20
1
20
2 1 2
DRUM 3
20
1
20
2 1
BASS
2
20
Insert Effect
• KICK
20
• SNARE
• OTHERS
• BASS
• OTHERS
• BASS
Preset kit
(P001–P100)
P100
1 2
P002
20
1 2
20
1 2
20
• OTHERS
• BASS
DRUM 1
DRUM 1
DRUM 2
DRUM 2
DRUM 3
DRUM 3
BASS
BASS
• KICK
Insert Effect
• SNARE
• KICK
• SNARE
DRUM 1
1
U001
2 1 2
DRUM 2
20
1
20
2 1 2
DRUM 3
20
1
20
2 1
BASS
2
20
Insert Effect
• KICK
20
• SNARE
• OTHERS
• BASS
• OTHERS
• BASS
User kit
(U001–U100)
U100
1 2
U002
20
1 2
20
1 2
20
• OTHERS
• BASS
De DR-880 bevat 100 preset kits en 100 user kits die u zelf kunt aanpassen.
Elk patroon onthoudt het kitnummer dat bij het creëren van dat patroon werd gebruikt. Als u patronen speelt, krijgt u dus soms ook een andere kit zodra u een volgend patroon start.
40
Insert-effect
Voor elke kit kunt u “insert-effecten” kiezen, die rechtstreeks op de instrumenten en bas worden toegepast.
Insert-effecten voor instrumenten
Aparte equalizer- en compressoreffecten zijn beschikbaar voor basdrum, snaardrum en andere instrumenten. Zo kunt u effecten toepassen die voor het specifieke karakter van het instrument geschikt zijn.
Insert-effecten voor de basklank
Het toestel biedt compressoreffecten en een simulator van een basversterker.
Patronen en songs
Padbank
De instrumenten (drumklanken) van een kit zijn georganiseerd in drie groepen met elk twintig instrumenten. Deze groepen worden “padbanken” genoemd.
fig.01-040
DRUM 1
DRUM 2
DRUM 3
BASS
Insert Effect
• KICK
• SNARE
Kit
U001
1 2
20
1 2
20
1 2
20
• OTHERS
• BASS
DRUM 1
16
11
6
1
DRUM 2
16
11
6
1
DRUM 3
16
11
6
1
BASS
17
18
19
20
12
13
14
15
7
8
9
10
2
3
4
5
17
18
19
20
12
13
14
15
7
8
9
10
2
3
4
5
17
18
19
20
12
13
14
15
7
8
9
10
2
3
4
5
BASS +1BASS -1
Hstuk 1
Druk op [PAD] om een padbank (DRUM 1–3) te selecteren. De geselecteerde padbank verschijnt op het scherm. Druk op een pad om het instrument te bespelen dat aan die pad is toegewezen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAD] om de baspads te selecteren. Als u een pad aanslaat, hoort u een basklank. De toonhoogte stemt overeen met de noot die op de rechter bovenhoek van de pad is vermeld. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op [PAD] drukt om “BASS -1” te selecteren, speelt u de noten een octaaf lager. Selecteer “BASS +1” om de noten een octaaf hoger te spelen.
De maximale polyfonie
De DR-880 heeft een maximale polyfonie van 32 noten (stemmen). Sommige basklanken gebruiken twee stemmen als u één noot speelt. Als u een dergelijke basklank gebruikt, is de maximale polyfonie minder dan 32 noten. Voor meer details over het aantal stemmen dat elk instrument gebruikt, zie p. 153.
41
Patronen en songs
Over TSC (Total Sound Control)
Total Sound Control (TSC) is een functie waarmee u de eigenschappen en ambience van het totaalgeluid kunt beïnvloeden.
TSC biedt een “stereo driebands-equalizer” om het totaalgeluid te regelen en een “ambience/reverb”­effect om de galm van het totaalgeluid aan te passen. De instellingen voor deze twee effecten worden opgeslagen in een “TSC-patch”. Met TSC-patches verkrijgt u gemakkelijk verschillende sounds, van een natuurlijk omgevingsgeluid tot allerlei soorten galm van grote ruimtes of hallen.
TSC heeft de volgende structuur.
fig.01-050
User patch (U01–U20)
U20
U02
U01
P20
AMBIENCE /
REVERB
AMBIENCE /
P02
REVERB
AMBIENCE /
P01
REVERB
AMBIENCE /
REVERB
AMBIENCE /
REVERB
AMBIENCE /
REVERB
STEREO
STEREO
STEREO
EQ
STEREO
EQ
STEREO
EQ
STEREO
EQ
EQ
EQ
DRUM 1
DRUM 2
DRUM 3
BASS
Insert Effect
• KICK
• SNARE
Kit
U001
1 2
20
1 2
20
1 2
20
• OTHERS
• BASS
TSC
OUT L OUT R
Rev. Send L Rev. Send R
Preset patch (P01–P20)
De DR-880 biedt twintig preset TSC-patches en nog eens twintig user TSC-patches om uw eigen instellingen op te slaan.
U kunt een preset patch tijdelijk wijzigen, maar u kunt een preset patch niet met uw wijzigingen overschrijven. User patches kunt u onbeperkt aanpassen en overschrijven.
42
Gitaar/bassectie
De DR-880 biedt een gitaar/bas-ingang, zodat u op uw gitaar/bas met het ritme kunt meespelen. Op de gitaar/bas kan een apart effect worden toegepast.
fig.01-060
Gitaareffecten
User patch (U01–U50)
U50
Patch name
U02
Effect On/Off
U01
Effect type (Algorithm)
P50
Patch level
Setting for each effect
Patch name
P02
Effect On/Off
P01
Effect type (Algorithm)
Patch level
Patch name
Setting for each effect
Effect On/Off
Effect type (Algorithm)
Patch level
Settings for each effect
Preset patch (P01–P50)
Guitar effect
Pattern/Song
OUTPUT
SETTING
MASTER OUT
INDIVIDUAL OUT
Hstuk 1
De DR-880 bevat talrijke effecten die speciaal voor gitaar/bas zijn gecreëerd. De gebruikte effecttypes en de manier waarop ze verbonden zijn, worden bepaald door verschillende “algoritmes”. Drie algoritmes zijn beschikbaar: Guitar Multi, Bass Multi en Acoustic Multi.
Guitar Multi
Dit is een multi-effect voor elektrische gitaar.
Bass Multi
Dit is een multi-effect voor basgitaar.
Acoustic Multi
Dit is een multi-effect voor akoestische gitaar.
De volgorde waarin de effecten (FX) zijn verbonden, verandert naar gelang van het effect dat is geselecteerd.
Elk effect in het algoritme heeft verschillende parameters (naar analogie met de knoppen van een effectapparaat) die u kunt instellen om de sound te regelen. Het algoritme en de parameterinstellingen voor elk effect worden samen opgeslagen als een “effect-patch”. Als u een nieuwe effect-patch kiest, veranderen in één klap de effectencombinatie, de status van deze effecten (aan/uit) en hun parameterwaarden. Dit betekent dat u onmiddellijk een compleet nieuw geluid verkrijgt. Effect-patches zijn als volgt georganiseerd.
Preset patches 1–50
U kunt de instellingen van preset patches tijdelijk wijzigen, maar u kunt uw wijzigingen niet opslaan.
User patches 1–50
Deze patches kunt u onbeperkt aanpassen en overschrijven.
43
Signal flow (tot de output van het geluid)
Het volgende diagram toont de signal flow van de drumpartij, baspartij en het geluid van de GUITAR/BASS INPUT, tot op het punt waar het signaal de audio output van de DR-880 bereikt.
fig.01-100
MASTER OUT
DIGITAL OUT
INDIVIDUAL OUT
Kit
Guitar
effect
Rev. Send Direct / Insert effect
Individual
OUTPUT
SETTING
TSC
Drum part
Key pad
Bass part
Key pad
DIRECT
Insert effect
KICK
SNARE
OTHERS
INDIVIDUAL
DIRECT
Insert effect
BASS
INDIVIDUAL
Reverb Send Level
Reverb Send Level
44
Signal flow (tot de output van het geluid)
Uitgangen
De DR-880 biedt de volgende uitgangen: “MASTER OUT”, “INDIVIDUAL A/B” en “DIGITAL OUT”.
MASTER OUT
Deze uitgangen versturen het geluid van de drumpartij, de baspartij en de GUITAR/BASS INPUT.
INDIVIDUAL A/B
Deze uitgangen kiest u als u alleen specifieke geluiden wilt versturen.
DIGITAL OUT
Deze uitgang verstuurt een digitaal audiosignaal dat identiek is aan de output van MASTER OUT.
Met de outputinstellingen (Out Assign: p. 107–p. 111) bepaalt u voor elk instrument of het de insert-effecten gebruikt en of het via de “MASTER OUT”- of “INDIVIDUAL”-uitgangen wordt verstuurd.
Output-instellingen
Output-instellingen zijn de laatste aanpassingen voor het geluid via MASTER OUT wordt verstuurd.
Gebruik “Output Select” om de output te optimaliseren voor het toestel dat op MASTER OUT is
aangesloten (bv. een versterker of audiosysteem).
Regel het niveau van het audiosignaal dat via DIGITAL OUT wordt verstuurd.
Gebruik de tweebands-equalizer om de laatste aanpassingen te maken voor het geluid wordt
verstuurd.
Regel het volume van de ambience.
Stel de uitgang in voor de GUITAR/BASS INPUT en specificeer welk apparaat op de uitgang is
aangesloten.
Hstuk 1
45
Typische handelingen en meldingen
Een padbank selecteren
Padbank
Druk op [PAD] om een padbank (DRUM 1–3) te selecteren. De geselecteerde padbank verschijnt op het scherm.
fig.01-110d
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
padbank-instellingen naar het vorige scherm terug.
Sla een pad aan om het instrument te bespelen dat aan die pad is toegewezen.
Baspad
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk dan op [PAD] om de baspads te selecteren. Als u een pad aanslaat, hoort u een basklank. De toonhoogte stemt overeen met de noot die op de rechter bovenhoek van de pad is vermeld.
fig.01-120d
De cursor verplaatsen
Als u een instelling kunt aanpassen, ziet u de cursor als gemarkeerde tekst (negatief beeld) op het scherm. Als u een pictogram kiest, verschijnt de cursor in de vorm van een kader rond het pictogram.
fig.01-130d
Cursor
Cursor
Als er verschillende instellingen op het scherm verschijnen, gebruikt u de [CURSOR]-toetsen om de cursor te verplaatsen naar de instelling die u wilt aanpassen. Als u een [CURSOR]-toets ingedrukt houdt, blijft de cursor verder bewegen.
Kies BASS -1 om de basklank een octaaf
lager te spelen.
Kies BASS +1 om de basklank een octaaf
hoger te spelen.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
baspad-instellingen naar het vorige scherm terug.
46
Bladeren tussen schermen
Als het symbool “ ” of “ ” aan de linker- of rechterkant van het scherm verschijnt, is dat omdat niet alle informatie op het scherm paste.
Druk op [CURSOR] om het scherm aan de
linkerkant te zien of [CURSOR] om het scherm aan de rechterkant weer te geven.
fig.01-140d
Typische handelingen en meldingen
Als de symbolen “ ” of “ ” aan de linkerkant van het scherm verschijnen, was er niet voldoende ruimte om alle parameters te tonen. Bijkomende parameters bevinden zich hoger of lager.
Gebruik de [CURSOR] / toetsen om de bovenste of onderste items te zien.
fig.01-150d
Een waarde aanpassen
Draai aan de VALUE-schijf om de geselecteerde waarde aan te passen. Om een waarde sneller aan te passen, houdt u [SHIFT] ingedrukt terwijl u aan de VALUE-schijf draait.
Voorbeeld: een patch kiezen
VALUE-schijf:
P001 P002 P003 P004 P005 ...
[SHIFT] + VALUE-schijf:
P001 P011 P021 P031 P041 ...
fig.01-160d
Het Play-scherm
U kunt de inhoud van het “Pattern Play”- of “Song Play”-scherm aanpassen (het normale weergavescherm).
“Pattern Play”-scherm
Druk op [DISPLAY] om een van de volgende opties te kiezen.
fig.02-040
Chord progression display (4 measures x 3 lines)
Chord progression display (2 measures x 3 lines)
Chord progression display (1 measure x 3 lines)
Pattern display
Voor meer details over de inhoud van het scherm, zie p. 51.
“Song Play”-scherm
Druk op [DISPLAY] om een van de volgende opties te kiezen.
fig.03-171
Chord progression display (4 measures x 3 lines)
Chord progression display (2 measures x 3 lines)
Chord progression display (1 measure x 3 lines)
Hstuk 1
Playback pattern display
Voor meer details over de inhoud van het scherm, zie p. 83.
47
48
Hoofdstuk 2
Patronen
(afspelen, opnemen, bewerken)
Pattern Mode dient om patronen te spelen, te creëren en te bewerken. Als het Play-scherm wordt weergegeven en het afspelen is gestopt, drukt u op [SONG/PATTERN]. Op het scherm verschijnt “PATTERN”.
49
Een patroon spelen
1. Met de VALUE-schijf selecteert u het
patroon dat u wilt spelen.
* Als een bewerkt patroon nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm. Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt bewaren, drukt u op [ENTER].
Behalve de presetpatronen 001-500 kunt u ook de userpatronen 001-500 selecteren.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [SONG/
PATTERN] om tussen Preset (P) en User (U) te schakelen.
2. Druk op [ ].
Het geselecteerde patroon begint te spelen.
Tijdens de weergave kunt u aan de VALUE-
schijf draaien om het patroon te kiezen dat erna gespeeld zal worden. De naam van het gekozen patroon wordt gemarkeerd. Als het huidige patroon is beëindigd, begint het gekozen patroon te spelen.
3. Om de weergave te stoppen, drukt u op
[].
Als u weer op [ ] drukt, gaat de
weergave verder vanaf het punt waar u was gestopt.
Als u op [ ] drukt en dan op [ ], start
de weergave weer bij het begin van het patroon.
2. Regel het tempo met de VALUE-schijf.
Het tempo heeft een bereik van 20 tot 260.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
Het tempo instellen met Tap Tempo
U kunt het tempo ook instellen door met het gewenste interval op [TEMPO (TAP)] te tikken. Deze functie heet “Tap Tempo”.
1. Druk minstens vier maal op [TEMPO (TAP)] met het gewenste tempo.
Het tempo waarmee u op de toets tikt, wordt ingesteld. Op het scherm verschijnt de huidige tempoinstelling.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
De toonsoort wijzigen
U kunt de toonsoort wijzigen waarin een patroon wordt afgespeeld. Dit wordt de “Key Shift”-functie genoemd.
1. Druk op [KEY].
Het “Key Shift”-scherm verschijnt.
fig.02-030d
Het tempo regelen
1. Druk op [TEMPO (TAP)].
De tempoinstelling verschijnt op het scherm.
fig.02-020d
50
2. Regel de toonsoort met de VALUE-schijf.
Waarde: -12 – +12 U kunt de toonsoort aanpassen in stappen van een halve toon over ± 1 octaaf.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de “Key
Shift”-instelling naar het vorige scherm terug.
Een patroon spelen
De schermweergave wijzigen
In het patroonscherm kunt u kiezen tussen “weergave van het akkoordenschema” (4 maten x 3 lijnen / 2 maten x 3 lijnen / 1 maat x 3 lijnen) en “weergave van het patroon”.
1. Druk op [DISPLAY].
Druk herhaaldelijk op de toets om de verschillende opties voor de schermweergave te zien:
fig.02-040
Chord progression display (4 measures x 3 lines)
Chord progression display (2 measures x 3 lines)
Chord progression display (1 measure x 3 lines)
Pattern display
Weergave van het akkoordenschema
fig.02-050d
(1)(2)
(5)
(9)
(3)(4) (6) (7) (8)
(1) Pattern mode
(2) Nummer van het patroon
(3) Huidig tempo
(4) Huidige toonsoort
(5) Naam van het patroon
Een “*” voor de naam van het patroon betekent dat het patroon werd bewerkt.
(6) Maatsoort
(7) Maat – tel
Geeft de huidige positie aan.
(8) Huidig akkoord Volgend akkoord
Het huidige en volgende akkoord worden gedetailleerd weergegeven.
(9) Akkoordenschema
Toont het akkoordenschema van het patroon. De cursor beweegt verder tijdens het afspelen en duidt de maat aan die wordt afgespeeld. Druk op [DISPLAY] om de gewenste weergave voor het akkoordenschema te kiezen: “4 maten x 3 lijnen”, “2 maten x 3 lijnen” of “1 maat x 3 lijnen”. Als minder maten op het scherm verschijnen, wordt het akkoordenschema met meer details weergegeven.
fig.02-060d
4 measures x 3 lines
2 measures x 3 lines
1 measure x 3 lines
Weergave van het patroon
fig.02-070d
(1)(2) (6) (7)
(5)
(3)(4) (10)
(10)Stap
Een raster toont symbolen met de timing van belangrijke instrumenten (hi-hat, snaardrum, basdrum) en de timing van de basnoten. De schermweergave verandert tijdens het afspelen.
Hstuk 2
51
Een patroon opnemen
Opnemen in real time en stap voor stap
In real time opnemen
In deze methode slaat u de pads aan terwijl u een metronoom hoort. Wat u speelt, wordt precies op die manier als een patroon opgenomen. Als de timing waarmee u de pads aanslaat niet perfect is, kunt u de Quantize­functie gebruiken om de timing te corrigeren.
Stap voor stap opnemen
In deze methode geeft u de timing (stap) en het volume aan waarmee elke noot weerklinkt. Vervolgens speelt u de noten een voor een. Als u zich niet zeker genoeg voelt om een patroon in real time op te nemen, biedt stap-voor-stap opnemen een gemakkelijke manier om een accuraat patroon te creëren. U kunt ook een opname in real time en stap voor stap combineren om een patroon te creëren. Een patroon dat u in real time hebt opgenomen, kunt u bijvoorbeeld stap voor stap bewerken. Of u kunt de basis van een patroon stap voor stap opnemen en vervolgens in real time bijkomende klanken toevoegen.
Voor u begint te op te nemen
Hier volgt de procedure om een patroon op te nemen.
fig.02-170
<1>
Select the user pattern you want to record
<2>
Make basic settings for the pattern
<3-1> 
Realtime-record
the pattern
Recording a chord progression
<4>
<5> Recording a fill-in
De instellingen voor Key Shift (patrooninformatie: p. 53) en Chord Progression (p. 58) worden bij de opname van patronen genegeerd.
<3-2> 
Step-record
the pattern
52
<1>
Selecteer het userpatroon
dat u wilt opnemen
1. Open het patroonscherm.
2. Selecteer een userpatroon met de
VALUE-schijf (001–500).
U kunt eventueel ook een reeds opgenomen patroon wissen en overschrijven. Zie “Een patroon wissen” (p. 66).
Een patroon opnemen
<2> De basisopties van het patroon selecteren
Hier bepaalt u de basisinstellingen van het patroon, zoals de maatsoort, het aantal maten en het tempo.
* Deze instellingen kunt u na de opname nog wijzigen.
1. Druk op [EDIT] in het patroonscherm.
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
2. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”­pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt.
fig.02-180d
3. Verplaats de cursor naar het “INFO”­pictogram en druk op [ENTER].
De patrooninformatie verschijnt op het scherm.
fig.02-190d
4. Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt bewerken en kies een waarde met de VALUE-schijf.
Parameter/
Bereik
Beat
2/4–8/4, 4/8–16/8
Maatsoort
Measures
1–999 Aantal maten
* Als u na de opname het aantal maten verhoogt, wordt een
overeenkomstig aantal lege maten aan het einde toegevoegd. Als u het aantal maten verlaagt, worden de verwijderde maten niet afgespeeld.
Verklaring
Parameter/
Bereik
Verklaring
Tempo
20–260 Tempo
Arrange
OFF, ON
OFF:
Gebruik deze optie als u de opname ongewijzigd wilt afspelen. De Arrange-functie is uitgeschakeld.
ON:
De Arrange-functie arrangeert het opgenomen stuk volgens het geselecteerde akkoordenschema.
Bepaalt of de Arrange-functie voor de baspartij is ingeschakeld.
Key
-, C–B, Cm–Bm
* De toonsoort aan de linkerkant van het scherm is de
toonsoort nadat Key Shift werd toegepast.
(Voorbeeld) Als de toonsoort Am is en de waarde van Key Shift is +2, dan verschijnt “Bm” op het scherm.
De toonsoort bij het afspelen van het patroon.
Rec.Key
C–B, Cm–Bm
* Als u bij de opname de toonsoort instelt, dan wordt de
baspartij met deze instelling gearrangeerd.
Toonsoort bij de opname van de baspartij
Key Shift
-12–+12
Transponeert de weergave in stappen van een halve toon.
Kit Number
P001–P100, U001–U100
Nummer van de kit waarmee dit patroon wordt gespeeld
TSC-schakelaar
OFF, ON TSC aan/uit
TSC Number
P01–P20, U01–U20
Nummer van de gebruikte TSC­patch
Stel Key en Rec Key correct in. Als u deze opties fout instelt, wordt het patroon in sommige situaties in de verkeerde toonsoort afgespeeld:
• als u de baspartij met een akkoordenschema (p. 58) arrangeert;
• Als u EZ Compose gebruikt om een patroon met de Current data te creëren (p. 68) en een akkoordenschema toevoegt met Current of USER PATTERN data (p. 69).
Hstuk 2
53
Een patroon opnemen
<3-1> In real time opnemen
1. Selecteer een padbank of de baspads,
naar gelang van de partij die u wilt opnemen.
Om de drumpartij op te nemen
Druk op [PAD] om een padbank te selecteren (1–3).
Om de baspartij op te nemen
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAD] om de baspads te selecteren. Kies “BASS -1” als u de klanken een octaaf lager wilt opnemen of “BASS +1” om de klanken een octaaf hoger op te nemen.
2. Druk op [REC].
[REC] gaat branden en het realtime-recording- scherm verschijnt. Bovendien wordt de metronoom gestart.
fig.02-200d
Op het scherm verschijnt “Rec Standby...”. Het toestel is klaar om op te nemen.
Verplaats de cursor naar “Quantize” en stel
3.
de kwantisering in met de VALUE-schijf.
Als u de kwantiseringsfunctie tijdens een opname in real time gebruikt, verbetert het toestel kleine onvolkomenheden in de timing waarmee u de pads aanslaat. De aanslagen worden dus precies opgenomen volgens de maatsoort die u instelt.
Waard
e
- -
Geen kwantisering
triolen van 32sten
32sten
triolen van 16den
16den
Waard
e
triolen van 8sten
8sten
triolen van kwartnoten
kwartnoten
4. Verplaats de cursor naar “Rec. Velo” en
regel het volume (recording velocity) van het instrument of de bas met behulp van de VALUE-schijf.
1–127:
De noten worden opgenomen met de waarde die u instelt, ongeacht de kracht waarmee u de pads aanslaat.
SENS:
De noten worden opgenomen met de kracht waarmee u de pads aanslaat.
5. Druk op [ ] om de opname te starten.
[ ] begint in de maat te knipperen. Op het scherm verschijnt “Recording...”
* Als er al een patroon is opgenomen, dan begint het nu te
spelen.
6. Op het ritme van de metronoom slaat u de
pads aan om het instrument of de basklank op te nemen.
* Indien nodig drukt u op [PAD] (of houdt u [SHIFT]
ingedrukt en drukt u op [PAD]) om tussen de drumpartij en baspartij te schakelen.
7. Als u noten wilt wissen die u per ongeluk
hebt opgenomen, gaat u als volgt te werk.
(Voor een instrument)
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de pad van het instrument dat u wilt verwijderen.
(Voor de basklank)
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op een van de pads.
De noten die gevonden worden terwijl u [SHIFT] en de pad ingedrukt houdt, worden verwijderd.
8. Herhaal stap 6 en 7 indien nodig.
Als u uw opname wilt instuderen, drukt u
nogmaals op [REC].
[REC] begint dan te knipperen om aan te geven dat het toestel in rehearsal-modus staat. Op het scherm verschijnt “Rec Rehearsal...”
Sla de pads aan op het ritme van de metronoom om uw uitvoering te oefenen.
54
Een patroon opnemen
 
 
* Als u de pads aanslaat in rehearsal-modus, wordt er geen
opname gemaakt.
Als u klaar bent met oefenen, drukt u op [REC]. De toets brandt. Op het scherm verschijnt “Recording...” of “Rec Standby...”
9. Als de opname klaar is, drukt u op [ ].
10.Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
<3-2> Stap voor stap opnemen
1. Selecteer een padbank of de baspads,
naar gelang van de partij die u wilt opnemen.
Om de drumpartij op te nemen
Druk op [PAD] om een padbank te selecteren (1–3).
Om de baspartij op te nemen
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PAD] om de baspads te selecteren.
Kies “BASS -1” als u de klanken een octaaf lager wilt opnemen of “BASS +1” om de klanken een octaaf hoger op te nemen.
2. Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt op het scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “STEP
REC”-pictogram en druk op [ENTER].
Het pattern step-record-scherm verschijnt.
(Drumpartij)
fig.02-210d
(3)
(1)
Measure
(5)
(6)
(4)
Pattern display area
(9)
(Baspartij)
fig.02-220d
(1)
(2)
Measure
(5)
(3)
(4)
Pattern display area
(7)
(8)
(9)
5. Verplaats de cursor naar de volgende
parameters en stel een waarde in met de VALUE-schijf.
(1) DRUM (drumpartij), BASS (baspartij)
Deze optie bepaalt wat op het scherm wordt weergegeven.
(Drumpartij)
ALL:
Alle instrumenten worden getoond.
BANK1-PAD01–BANK3-PAD20:
Alleen de instrumenten van de geselecteerde bank of pad worden getoond.
(Baspartij)
ALL:
Noten en pitchbend-gegevens worden weergegeven.
NOTE:
Noten worden weergegeven.
PITCH BEND:
Pitchbend-gegevens worden getoond (p. 57).
Hstuk 2
55
Een patroon opnemen
(2) OCT (baspartij)
Deze optie bepaalt de status van de baspads.
NORM:
Normale status.
-1: De basnoten worden een octaaf lager gespeeld. +1: De basnoten worden een octaaf hoger gespeeld.
(3) Qtz
Deze optie bepaalt hoe elke maat is onderverdeeld. Het aantal rasterlijnen per maat op het scherm verschilt naar gelang van de gekozen Quantize-waarde. Elke rasterlijn stelt één stap voor.
Waarde
32sten
triolen van 16den
16den
triolen van 8sten
8sten
triolen van kwartnoten
kwartnoten
hele noten
(4) REC-VEL
Deze optie bepaalt het volume (velocity) van het instrument of de bas die u gaat opnemen.
1–127:
De noten worden opgenomen met de waarde die u hier opgeeft, ongeacht de kracht waarmee u de pads aanslaat.
SENS:
Het volume van de noten die u opneemt, stemt overeen met de kracht waarmee u de pads aanslaat.
6. Verplaats de cursor met [ ][ ]
naar de stap die u wilt opnemen. Sla de pad van een instrument of basnoot aan om een opname te maken.
Zodra een instrument of basnoot is opgenomen, verschijnt “” op het scherm. Ook het volume wordt dan opgeslagen. U gaat automatisch een stap verder.
Gebruik van de toetsen
[]
[]
[]
[SHIFT]+ [CURSOR]
[SHIFT]+ [CURSOR]
[SHIFT]+ pad
[SHIFT]+ [EXIT]
[ENTER]
[]
[DISPLAY]+ pad
Verplaatst de cursor naar het begin van het patroon.
Verplaatst de cursor naar het begin van de vorige stap.
Verplaatst de cursor naar het begin van de volgende stap.
Verplaatst de cursor naar het punt waar het volgende instrument of de volgende basnoot wordt opgenomen.
Verplaatst de cursor naar het punt waar het vorige instrument of de vorige basnoot wordt opgenomen.
Wist het instrument dat met die pad overeenstemt in de huidige stap. Bij een basklank kunt u op eender welke pad drukken.
Wist het instrument of de basnoot op de huidige positie en verplaatst de cursor naar het punt waar het volgende instrument of de volgende basklank is opgenomen.
Speelt het instrument of de basnoot die op de huidige positie is opgenomen.
Start de weergave vanaf het begin van de huidige maat.
Druk op [ ] om de weergave te stoppen.
Toont het instrument van die pad op het scherm. U kunt de klank controleren zonder een opname te maken.
(5) POSITION
Toont de huidige positie in “measure:beat:clock”-eenheden. Selecteer deze optie met de cursor en stel met de VALUE-schijf een measure:beat:clock-positie in. Als u dan een pad aanslaat, wordt de noot op de gekozen positie opgenomen.
56
Een patroon opnemen
(6) PAD (drumpartij)
Toont de padbank, het padnummer en de naam van het instrument dat op de geselecteerde positie is opgenomen. Als u deze optie met de cursor selecteert en de padbank en het padnummer met de VALUE-schijf wijzigt, kunt u het opgenomen instrument vervangen door het instrument van de gekozen padbank en het gekozen padnummer.
(7) NOTE (baspartij)
Toont de noot die op de geselecteerde positie is opgenomen. Als u deze optie met de cursor selecteert en een andere noot kiest met de VALUE-schijf, kunt u de opgenomen noot door de nieuwe noot vervangen.
(8) DUR (baspartij)
Toont de duur (lengte) van de noot op de geselecteerde positie in “tellen” en “ticks”. Als u deze optie met de cursor selecteert en de “tellen” en “ticks” met de VALUE-schijf instelt, kunt u de duur van de opgenomen basnoot wijzigen.
* Een tel wordt onderverdeeld in “ticks”. Er gaan 96 ticks
in een kwartnoot.
(9) VEL
Toont de velocity-waarde van het instrument of de basnoot die op de geselecteerde positie is opgenomen. Als u deze optie met de cursor selecteert en aan de VALUE-schijf draait, kunt u deze waarde voor de opgenomen noot wijzigen.
* U kunt hetzelfde instrument of dezelfde basklank niet
meer dan eenmaal op dezelfde positie opnemen. Als u dat toch probeert, wordt de vorige noot door de nieuwe opname overschreven.
7. Herhaal stap 5 en 6 indien nodig.
* Indien nodig drukt u op [PAD] (of houdt u [SHIFT]
ingedrukt en drukt u op [PAD]) om tussen de drumpartij en baspartij te schakelen.
8. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
9. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Opname van pitchbend-
gegevens in de baspartij
U kunt pitchbend-gegevens in de baspartij opnemen. Zo kunt u bastechnieken als hammering-on of pulling-off simuleren.
1. Open het step-record-scherm voor de
baspartij (p. 55).
2. Verplaats de cursor naar “BASS” en
selecteer “P.BEND” met de VALUE-schijf.
fig.02-230d
(1) (2)(
)
3
3. Verplaats de cursor naar “Qtz” en stel de
kwantisering in met de VALUE-schijf.
4. Stel de positie in waarop u pitchbend-
gegevens wilt opnemen.
Om de opnamepositie te bepalen, verplaatst u de cursor met [ ][ ] naar de stap die u wilt opnemen, of stelt u de POSITION­waarde in (measure:beat:clock) .
5. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
[CURSOR] of [CURSOR] om de pitchbend-gegevens op te nemen.
[SHIFT]+[CURSOR] :
Telkens als u op deze toetsen drukt, wordt de pitchbend-waarde met een halve toon verhoogd. (Bend Range = 12)
[SHIFT]+[CURSOR] :
Telkens als u op deze toetsen drukt, wordt de pitchbend-waarde met een halve toon verlaagd. (Bend Range = 12)
In het patroon verschijnt een “B” op de plaats waar pitchbend-data werden opgenomen.
* Als voor DISPLAY de waarde “ALL” is ingesteld, krijgt
” voorrang bij stappen waar zowel een basnoot als pitchbend-gegevens zijn opgenomen.
Hstuk 2
57
Een patroon opnemen
(1) POSITION
Toont de huidige positie in “measure:beat:clock” eenheden. U kunt deze optie met de cursor selecteren en een measure:beat:clock positie instellen met de VALUE-schijf. Als u dan een pad aanslaat, wordt de noot op de gekozen positie opgenomen.
(2) RANGE
Toont het bereik van de pitchbend die op de geselecteerde positie is opgenomen. Als u deze optie met de cursor selecteert en aan de VALUE-schijf draait, kunt u het bereik van de opgenomen pitchbend wijzigen. Range: 0–12
* Als u voor RANGE een andere waarde dan 12 instelt,
wordt deze waarde van kracht vanaf de volgende opgenomen basnoot. Als u pitchbend-gegevens met een andere RANGE dan 12 wilt opnemen, moet u dus de gewenste RANGE en een VALUE van 0 instellen op een punt voor de basnoot vanaf waar deze instellingen van kracht moeten worden.
* RANGE staat bij het begin van het patroon ingesteld op
12.
(3) VALUE
Toont de waarde van de pitchbend die op de huidige positie is opgenomen. Als u deze optie met de cursor selecteert en aan de VALUE-schijf draait, kunt u de waarde van de opgenomen pitchbend wijzigen. Waarde: -8192–8191
6. Herhaal stap 4 en 5 indien nodig.
7. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
8. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
<4> Opname van een akkoordenschema
Hier kunt u een akkoordenschema voor de baspartij opnemen.
1. Selecteer het patroon waarvoor u een
akkoordenschema wilt opnemen.
2. Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt op het scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “CHORD”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het akkoordenschema verschijnt op het scherm.
fig.02-240d
(1)
(2)
(3)
(4)
5. Verplaats de cursor naar “Qtz” en gebruik
de VALUE-schijf om de kwantisering in te stellen.
Het aantal rasterlijnen per maat op het scherm verschilt naar gelang van de gekozen kwantisering. Elk vakje is een stap.
Waarde
32sten
triolen van 16den
16den
triolen van 8sten
8sten
triolen van kwartnoten
kwartnoten
hele noten
58
Een patroon opnemen
6. Stel de positie in waar u een akkoord wilt
opnemen.
Verplaats de cursor met [ ][ ] naar de stap waar u een opname wilt maken of gebruik de POSITION measure:beat:clock waarde om de opnamepositie in te stellen.
Gebruik van de toetsen
[]
[]
[]
[SHIFT]+ [CURSOR]
[SHIFT]+ [CURSOR]
[SHIFT]+ pad
[SHIFT]+ [EXIT]
[]
Verplaatst de opnamepositie naar het begin van het patroon.
Verplaatst de opnamepositie naar het begin van de vorige stap.
Verplaatst de opnamepositie naar het begin van de volgende stap.
Verplaatst de opnamepositie naar het punt waar het volgende akkoord is opgenomen.
Verplaatst de opnamepositie naar het punt waar het vorige akkoord is opgenomen.
Verwijdert het akkoord dat op de huidige stap is opgenomen.
Verwijdert het akkoord dat op de huidige positie is opgenomen en verplaatst de cursor naar de positie waar het volgende akkoord is opgenomen.
Start de weergave vanaf het begin van de huidige maat.
Druk op [ ] om de weergave te stoppen.
* Als in de patrooninformatie de
Arrange-functie op “ON” staat (p. 53), treedt deze functie in werking. Als u een fill-in (p. 60) hebt opgenomen, wordt die afgespeeld.
7. Verplaats de cursor naar elk van de
volgende opties en gebruik de VALUE­schijf om een akkoord in te stellen.
(1) ROOT
Stel de grondtoon van het akkoord in. Bereik: - - -, C–B
* U kunt de waarde ook met de pads instellen.
(2) TYPE
Stel het akkoordtype in.
Waarde:
- -
(N.C)
Maj 7 M7 m m7 M9
7(b5) 7(13) 7(b9) 7(#9) 6 6(9) m6
m6(9) 9 add9
m9 dim sus4 7sus4 aug aug7
madd9
mM9 mM7
m7(b5)
- - (N.C: non-chord type)
Kies dit type als u niet wilt dat de noten van uw uitvoering naar een akkoord worden omgezet. Als u bijvoorbeeld “C” als grondtoon opgeeft en “- -” als akkoordtype, dan wordt uw originele uitvoering ongewijzigd afgespeeld. Als u een andere grondtoon dan “C” instelt en u kiest bijvoorbeeld “D” als non-chord type, dan wordt uw originele uitvoering een hele toon hoger afgespeeld.
(3) ON-BASS
Stel een “on-bass” akkoord in (een akkoord met een andere basnoot dan de grondtoon van het akkoord). Als u geen on-bass akkoord wilt gebruiken, stelt u hier “- -” in. Waarde: - -, C–B
* Als TYPE op “- -” (non-chord type) is ingesteld, wordt
het on-bass akkoord genegeerd, zelfs als u hier een waarde instelt.
(4) OCT. SHIFT
Bepaalt de octaafinstelling van het akkoord.
+1: Het akkoord wordt een octaaf hoger
gespeeld.
0: Het octaaf blijft ongewijzigd.
(Normaal)
-1: Het akkoord wordt een octaaf lager gespeeld.
Het resultaat van de ROOT en OCT.SHIFT instellingen wordt in de rechter benedenhoek van het scherm weergegeven. Een octaafwijziging wordt getoond als “▲” (+1) of “” (-1).
8. Herhaal stap 6 en 7 indien nodig.
9. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
10.Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Hstuk 2
59
Een patroon opnemen
<5> Opname van een fill-in
U kunt kiezen uit talrijke fill-ins en ze in het geselecteerde patroon toevoegen.
1. Selecteer het patroon waarvoor u een fill-
in wilt opnemen.
2. Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt op het scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “FILL”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het opnamescherm voor fill-ins verschijnt.
fig.02-250d
5. Verplaats de cursor naar “POSITION” en
selecteer met de VALUE-schijf de maat waar u een fill-in wilt opnemen.
6. Verplaats de cursor naar “FILL IN” en
selecteer met de VALUE-schijf het nummer van de fill-in die u wilt opnemen.
De naam van de geselecteerde fill-in verschijnt op het scherm. Waarde: s001–s050, L001–L050
fig.02-051d
Gebruik van de toetsen
[]
[]
[]
[SHIFT]+ [EXIT]
[]
Verplaatst de cursor naar het begin van de eerste maat.
Verplaatst de cursor naar de vorige maat.
Verplaatst de cursor naar de volgende maat.
Verwijdert de fill-in van de geselecteerde maat.
Start de weergave vanaf het begin van de huidige maat.
Druk op [ ] om de weergave te stoppen.
* Als in de patrooninformatie de
Arrange-functie op “ON” staat (p. 53), treedt deze functie in werking. Als u een fill-in hebt opgenomen, wordt die afgespeeld.
De weergave van de maat toont de huidige maat en het nummer van de fill-in die in deze maat is opgenomen.
7. Herhaal stap 5 en 6 indien nodig.
8. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
9. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
* Een fill-in die langer is dan de maatsoort kunt u niet in
de eerste maat en de volgende maat na de fill-in plaatsen (bv. een fill-in van meer dan twee tellen kunt u niet in de eerste maat van een patroon in maat 2/4 plaatsen).
60
Patronen bewerken (Pattern Edit)
Een deel van een patroon kopiëren (Copy Measure)
In dit deel leest u hoe u een deel van het huidige patroon (of een ander patroon) kopieert naar het huidige patroon. U hebt twee opties: ofwel worden de originele gegevens door de gekopieerde gegevens vervangen, ofwel worden de originele en gekopieerde gegevens samengevoegd.
fig.02-400
Copying to the same pattern
copy
1234567
12345678910
Copying from a different pattern
1234567
12345678910
1. In het Pattern Edit menu verplaatst u de
cursor naar het “EDIT”-pictogram en vervolgens drukt u op [ENTER].
fig.02-410d
2. Verplaats de cursor naar het “COPY”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Measure Copy”-scherm verschijnt.
1234
copy
fig.02-420d
Copy source
3. Verplaats de cursor naar de gekozen
optie en gebruik de VALUE-schijf om een waarde in te stellen.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Src
CURRENT, P001–P500, U001–U500
Als u uit het huidige patroon wilt kopiëren, selecteert u “CURRENT”.
Het patroon waaruit u kopieert
Src Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het bronpatroon.
Beginmaat van het bronpatroon
Num of Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het bronpatroon.
Aantal maten van het bronpatroon dat u wilt kopiëren
Dest Meas
1–(n+1)
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
Beginmaat van het doelpatroon
Part
Zie hieronder
ALL:
Drumpartij, baspartij en akkoordenschema's
DRUM:
Drumpartij
BASS:
Baspartij
DRUM & BASS:
Drum- en baspartij
CHORD:
Akkoordenschema's
Type van de gegevens die u kopieert
Inst
ALL, 1-01–3-20
Als Part is ingesteld op DRUM, bepaalt u nu welk(e) instrument(en) u gaat kopiëren.
Hstuk 2
61
Patronen bewerken (Pattern Edit)
Parameter/
Bereik
(Ex.)
Pad number
Pad bank
Kies uit de instrumenten van de geselecteerde kit. Als u ALL selecteert, worden alle instrumenten van de geselecteerde kit gekopieerd.
* U kunt op een pad drukken om een instrument te kiezen.
Verklaring
Instrument
Times
1–999 Aantal kopieën van de data
Copy Mode
REPLACE, MERGE
REPLACE:
De gegevens van het doelpatroon worden gewist bij het kopiëren van de brongegevens.
MERGE:
De gegevens van het doelpatroon worden bewaard en samengevoegd met de gekopieerde brongegevens.
* Als Part is ingesteld op “CHORD”, dan verschijnt deze
parameter niet. De kopie wordt dan gemaakt met de REPLACE-optie.
* Als Part is ingesteld op “ALL”, dan wordt altijd een kopie
gemaakt met de REPLACE-optie voor het akkoordenschema.
* Als u de MERGE-optie kiest, krijgt u soms grote
hoeveelheden overlappende gegevens op dezelfde positie, wat onverwachte resultaten kan geven bij het afspelen.
Bepaalt op welke manier de gegevens gekopieerd worden
4. Druk op [ENTER] om te bevestigen. Druk
op [EXIT] om te annuleren.
Op het scherm verschijnt “Now working...” en de kopie wordt gemaakt. Als het kopiëren beëindigd is, verdwijnt de melding van het scherm.
* Als het bronpatroon en het geselecteerde patroon
(doelpatroon) niet dezelfde maatsoort hebben, worden de gegevens aangepast aan de maatsoort van het doelpatroon. Het aantal maten zal dan wijzigen.
* Als u een kopie probeert te maken met meer dan 999
maten, dan stopt het kopiëren zodra het aantal maten 999 bedraagt.
* Als het resultaat van de kopie een hoger aantal maten in
het patroon oplevert, dan wordt de Measures-waarde (p. 53) in de patrooninformatie automatisch bijgewerkt.
5. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Lege maten in een patroon invoegen (Insert Measure)
Hier leest u hoe u lege maten in het huidige patroon invoegt.
fig.02-430
1234567
12345678910
1.
fig.02-410d
2. Verplaats de cursor naar het “INSERT”-
fig.02-440d
3. Selecteer het gewenste veld en stel met
Parameter/
Dest Meas
1–(n+1)
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
Num of Meas
insert
In het Pattern Edit menu verplaatst u de cursor naar het “EDIT”-pictogram en vervolgens drukt u op [ENTER].
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Insert Measure”-scherm verschijnt.
de VALUE-schijf een waarde in.
Bereik
Maat waar lege maten worden ingevoegd
Verklaring
62
Patronen bewerken (Pattern Edit)
Parameter/
Bereik
1–(999-n)
4.
Om de lege maten met de ingestelde opties
Het aantal lege maten dat ingevoegd wordt
Verklaring
in te voegen, drukt u op [ENTER]. Druk op [EXIT] om te annuleren.
Op het scherm verschijnt “Now working...” en de lege maten worden ingevoegd. Als deze operatie beëindigd is, verdwijnt de melding van het scherm.
* Aangezien de lege maten het totale aantal maten in het
patroon verhogen, wordt de Measures-waarde (p. 53) in de patrooninformatie automatisch bijgewerkt.
5. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Een deel van een patroon wissen (Erase)
In dit deel leest u hoe u gegevens in een bepaald stuk van het huidige patroon kunt wissen.
fig.02-450
12345678910
12345678910
1.
Verplaats de cursor in het “Pattern Edit”-menu naar het EDIT-pictogram en druk op [ENTER].
fig.02-410d
erase
fig.02-460d
3. Verplaats de cursor naar de gekozen
optie en gebruik de VALUE-schijf om een waarde in te stellen.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Dest Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
De maat vanaf waar u gegevens wilt wissen
Num of Meas
1–n Aantal maten dat u wilt wissen
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
Part
Zie hieronder
ALL:
Drumpartij, baspartij en akkoordenschema's
DRUM:
Drumpartij
BASS:
Baspartij
DRUM & BASS:
Drum- en baspartij
CHORD:
Akkoordenschema's
Type van de gegevens die u in de geselecteerde maten wilt wissen
Inst
Als Part is ingesteld op DRUM,
ALL, 1-01–3-20
Kies uit de instrumenten van de geselecteerde kit. Als u ALL selecteert, worden alle instrumenten in de huidige kit gewist.
* U kunt een pad aanslaan om een instrument te kiezen.
bepaalt u nu welk(e) instrument(en) u wilt wissen.
Hstuk 2
2. Verplaats de cursor naar het “ERASE”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Erase”-scherm verschijnt.
4. Om de geselecteerde gegevens te
wissen, drukt u op [ENTER]. Druk op [EXIT] om te annuleren.
Op het scherm verschijnt “Now working...” en de gegevens worden gewist. Als het wissen beëindigd is, verdwijnt de melding van het scherm.
63
Patronen bewerken (Pattern Edit)
5. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Ongewenste maten verwijderen (Delete Measure)
In dit deel leest u hoe u ongewenste maten uit het huidige patroon verwijdert. Als deze maten zijn verwijderd, schuiven de volgende maten op en nemen ze de lege ruimte in.
fig.02-470
12345678910
delete
123
1. In het Pattern Edit menu verplaatst u de
cursor naar het “EDIT”-pictogram en vervolgens drukt u op [ENTER].
fig.02-410d
4567
Parameter/
Bereik
Verklaring
Dest Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
De maat vanaf waar u gegevens wilt verwijderen
Num of Meas
1–n
* “n” is het aantal maten van het huidige patroon.
Het aantal maten dat u wilt verwijderen
4. Om de geselecteerde maten te
verwijderen, drukt u op [ENTER]. Druk op [EXIT] om te annuleren.
Op het scherm verschijnt “Now working...” en de maten worden verwijderd. Als de maten verwijderd zijn, verdwijnt de melding van het scherm.
* Aangezien het aantal maten in het patroon daalt als u
deze procedure uitvoert, wordt de Measures-waarde (p. 53) in de patrooninformatie automatisch bijgewerkt.
5. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
2. Verplaats de cursor naar het “DELETE”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Delete Measure”-scherm verschijnt.
fig.02-480d
3. Verplaats de cursor naar de gekozen
optie en gebruik de VALUE-schijf om een waarde in te stellen.
64
Een patroon opslaan
Als u een patroon hebt gecreëerd of bewerkt en u wilt het bewaren, dan moet u het “Write”­commando uitvoeren om het patroon als een userpatroon in het geheugen op te slaan.
Als u het patroon opnieuw selecteert of het toestel uitschakelt voor u het patroon opslaat, dan gaat het gewijzigde patroon verloren.
Een naam geven (Pattern Name)
U kunt een naam (pattern name) van maximaal veertien tekens aan uw patroon geven.
1. In het Pattern Edit menu verplaatst u de
cursor naar het “NAME”-pictogram en vervolgens drukt u op [ENTER].
Het “Pattern Name”-scherm verschijnt.
fig.02-260d
2. Plaats de cursor op het punt waar u een
teken wilt toevoegen en gebruik de VALUE-schijf om een teken te kiezen.
Gebruik van de toetsen
[CURSOR] [CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[SHIFT]+ [CURSOR]
[SHIFT]+ [CURSOR]
3. Als u de naam hebt ingesteld, drukt u op
[EXIT].
4. Ga verder met “Uw patroon bewaren”.
De cursor verplaatsen.
Van kleine letters naar hoofdletters overschakelen.
Van hoofdletters naar kleine letters overschakelen.
Een spatie invoegen
Het geselecteerde teken verwijderen en de volgende tekens naar links opschuiven.
Uw patroon bewaren
1. Verplaats de cursor in het “Pattern Edit”-
menu naar “WRITE” en druk op [ENTER].
Het “Pattern Write”-scherm verschijnt.
fig.02-270d
2.
Met de VALUE-schijf selecteert u het userpatroon waarin u uw data wilt opslaan.
3. Verplaats de cursor naar “NOTE DATA
FIX” en kies on/off met de VALUE-schijf.
NOTE DATA FIX
Deze optie bepaalt hoe het patroon wordt opgeslagen als de Arrange-functie (p. 53) in de patrooninformatie ingeschakeld is.
ON:
Uw patroon wordt bewaard met de baslijn die door de Arrange-functie werd gearrangeerd. Als u de Write-operatie uitvoert en deze optie staat op ON, dan wordt Arrange in de patrooninformatie automatisch uitgeschakeld.
* Als u het patroon opslaat terwijl NOTE DATA FIX is
ingeschakeld en u zet vervolgens in de patrooninformatie de Arrange-instelling aan, dan wordt het patroon (waarop Arrange al is uitgevoerd) nogmaals gearrangeerd. Dat kan ongewenste resultaten opleveren.
OFF:
Het patroon wordt opgeslagen zonder dat het door de Arrange-functie is verwerkt.
4. Druk op [ENTER] om uw data op te slaan.
Als u besluit om het patroon niet op te slaan, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en het patroon wordt opgeslagen. Als het patroon is opgeslagen, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
Hstuk 2
65
Een patroon kopiëren of wissen
Een patroon kopiëren
1. In het Pattern Edit menu verplaatst u de
cursor naar het “COPY”-pictogram en vervolgens drukt u op [ENTER].
* Als er een bewerkt patroon is dat nog niet is opgeslagen,
dan verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm. Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt bewaren, drukt u op [ENTER].
Het “Pattern Copy”-scherm verschijnt.
fig.02-280d
Copy source
Copy destination
2. Verplaats de cursor naar het nummer van
het bronpatroon en selecteer een patroon met de VALUE-schijf.
3. Verplaats de cursor naar het nummer van
het doelpatroon en selecteer een patroon met de VALUE-schijf.
4. Druk op [ENTER] om de kopie te maken.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de kopie wordt gemaakt. Als het kopiëren beëindigd is, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
Een patroon wissen
1. Selecteer het patroon dat u wilt wissen.
* Het is niet mogelijk om een presetpatroon te wissen.
2. Druk op [EDIT].
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “PATTERN”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Pattern Edit”-menu verschijnt op het scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “CLEAR”-
pictogram en druk op [ENTER].
Op het scherm verschijnt “Clear pattern?”
fig.02-290d
5. Als u zeker bent dat u het patroon wilt
wissen, drukt u op [ENTER]. Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en het patroon wordt gewist. Als het wissen beëindigd is, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
66
Hoofdstuk 3
EZ Compose/
Groove Modify
Wat is EZ Compose?
“EZ Compose” is de naam van een reeks functies waarmee u een patroon kunt creëren door gewoon een paar opties op het scherm in te stellen. U hoeft niet alle noten van het ritme individueel te programmeren. U kunt ook een akkoordenschema en fill-ins toevoegen.
Wat is Groove Modify?
De “Groove Modify” functies dienen om de “groove” (het ritmische gevoel) van het patroon te wijzigen. Groove Modify biedt de volgende drie functies:
• Velocity Modify
• Ghost Note
• Shuffle
67
Gebruik van EZ Compose
U kunt EZ Compose in patroon-modus gebruiken, maar niet in song-modus
Een patroon creëren
Met EZ Compose kunt u voor elke groep klanken een favoriet patroon selecteren en hiermee een nieuw patroon creëren.
EZ Compose creëert patronen in maat 4/4 of 3/4. Als het huidige patroon een andere maatsoort heeft, dan wordt de maat in 4/4 of 3/4 omgezet.
1. Druk op EZ COMPOSE [PATTERN].
* Als een bewerkt patroon nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm. Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt bewaren, drukt u op [ENTER].
Het “EZ Compose Pattern”-scherm verschijnt.
fig.02-080d
Parameter/
Bereik
Verklaring
BEAT
4/4, 3/4 Maatsoort
MEAS
1–32 Aantal maten
KIT
P001–P100, U001–U100
Nummer van de gebruikte kit
TYPE/No.: HH CYM
Zie hieronder
Type:
8BEAT, 16BEAT, SHUFFLE, 1/2SHUFFLE
Preset-patronen voor hi-hat/ cimbalen
TYPE/No.: KICK SNR
Zie hieronder
Type:
8BEAT, 16BEAT, SHUFFLE, 1/2SHUFFLE
Preset-patronen voor bas-/ snaardrum
TYPE/No.: PERC
Zie hieronder Preset-patronen voor percussie
Type:
ROCK POPS, CONGA BONGO, SLOW LATIN, LATIN POPS
TYPE/No.: BASS
Zie hieronder Preset-patronen voor bas
Type:
STEADY&SIMPL, ROCK BLUES, BALLAD, FUNK SOUL
2. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
68
* Als u het huidige patroon wilt gebruiken, kiest u
“Current” als TYPE.
* Kies “---- - - - - - - - - ” als TYPE voor patronen die u niet
wilt gebruiken (en die dus niet worden afgespeeld).
Druk op [ ] om het patroon met de geselecteerde opties te spelen.
3. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Gebruik van EZ Compose
Een akkoordenschema toevoegen
In dit deel leest u hoe u een akkoordenschema kunt kiezen uit allerlei voorgeprogrammeerde akkoordenschema's. De baspartij volgt dan het geselecteerde schema.
1. Druk op EZ COMPOSE [
PROGRESSION
* Als een bewerkt patroon nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm. Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt bewaren, drukt u op [ENTER].
].
Het “EZ Compose Chord Progression”­scherm verschijnt.
fig.02-090d
2. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
CHORD
Parameter/
Bereik
Verklaring
KIT
P001–P100, U001–U100
Nummer van de gebruikte kit
TYPE/No.
Zie hieronder
Type:
2MEAS Maj, 2MEAS Min, 4MEAS Maj, 4MEAS Min, 8MEAS Maj, 8MEAS Min, 16MEAS Maj, 16MEAS Min, BLUES Maj, BLUES Min, USER PATTERN
* Als u het akkoordenschema van het huidige patroon wilt
gebruiken, kiest u “Current” als TYPE.
* Als u “- - - - - - - - - - -” kiest, wordt geen akkoordenschema
ingesteld.
* Als u “USER PATTERN” kiest, wordt het schema van
het geselecteerde userpatroon gebruikt.
* Als u “Current” of “USER PATTERN” kiest, zullen de
toonsoort en het akkoordenschema alleen kloppen als de Key (p. 53) van het gekozen patroon correct is ingesteld.
Type en nummer van de preset­akkoordenschema's
KEY
C–B, Cm–Bm Toonsoort voor de weergave
* Het akkoordenschema wordt getransponeerd volgens de
KEY-instelling.
TIMES
1–32
* De maximumwaarde voor MEAS is 32.
Het aantal keer dat het gekozen schema wordt herhaald
Hstuk 3
* MEAS (het aantal maten) wordt automatisch bepaald
door de TYPE/No.- en TIMES-instellingen. U kunt het aantal maten niet rechtstreeks wijzigen.
Het scherm toont het gekozen akkoordenschema.
Als u dat wenst, kunt u op [DISPLAY] drukken om te bepalen hoeveel informatie over het akkoordenschema gelijktijdig op het scherm verschijnt. De opties zijn “4 measures x 3 lines”, “2 measures x 3 lines” of “1 measure x 3 lines”.
Druk op [ ] om het patroon met de geselecteerde opties te spelen.
3. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
69
Gebruik van EZ Compose
Een fill-in toevoegen
U kunt kiezen uit talrijke fill-ins en ze in het geselecteerde patroon toevoegen.
1. Druk op EZ COMPOSE [FILL IN].
* Als een bewerkt patroon nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm. Als u het patroon wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert u de Write-procedure uit (p. 65). Als u het niet wilt bewaren, drukt u op [ENTER].
Het “EZ Compose Fill-In”-scherm verschijnt.
fig.02-100d
2. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
Parameter/
Bereik
Verklaring
KIT
P001–P100, U001–U100
Nummer van de gebruikte kit
SMALL: INTERVAL
1–32MEAS
(Voorbeeld) Als u hier 4MEAS instelt, wordt een korte fill-in toegevoegd aan maat 4, maat 8, maat 12 enz.
* Als met INTERVAL een hoger aantal maten is ingesteld
dan het aantal maten in het patroon, dan wordt de fill-in niet gespeeld.
Bepaalt het aantal maten waarna een korte (Small) fill-in wordt toegevoegd.
SMALL: No.
- - -, s001–s050, L001–L050
* Als u “- - -” kiest, wordt de Small fill-in niet toegevoegd.
Nummer van de preset (Small fill­in) die u wilt gebruiken
LARGE: INTERVAL
Bepaalt het aantal maten waarna
1–32MEAS
(Voorbeeld) Als u hier 16MEAS instelt, wordt een lange fill-in toegevoegd aan maat 16, maat 32, maat 48 enz.
* Als met INTERVAL een hoger aantal maten is ingesteld
dan het aantal maten in het patroon, dan wordt de fill-in niet gespeeld.
een lange (Large) fill-in wordt toegevoegd.
LARGE: No.
- - -, s001–s050, L001–L050
* Als u “- - -” kiest, wordt de Large fill-in niet toegevoegd.
* Als de Small fill-in en Large fill-in in dezelfde maat
voorkomen, krijgt de Large fill-in voorrang.
Nummer van de preset (Large fill­in) die u wilt gebruiken
70
Druk op [ ] om het patroon met de geselecteerde opties te spelen. Druk op [FILL IN] om enkel de maten te spelen waarin een fill-in voorkomt. Als met INTERVAL een hoger aantal maten is ingesteld dan het aantal maten in het patroon, dan wordt de maat met de fill-in niet gespeeld.
3. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Gebruik van Groove Modify
Groove Modify is in patroon-modus beschikbaar, niet in song-modus (p. 75).
Volumewijzigingen instellen (Velocity Modify)
Hier leest u hoe u accenten en expressie aan het patroon kunt toevoegen om een realistische dynamiek te verkrijgen, net als bij echte drums.
1. Selecteer een patroon (p. 50).
2. Druk op [GROOVE].
Het “Groove Modify”-menu verschijnt.
fig.02-110d
3. Verplaats de cursor naar het “VELOCITY
MODIFY”-pictogram en druk op [ENTER].
Het “Velocity Modify”-scherm verschijnt.
fig.02-120d
Parameter/
Bereik
Verklaring
Depth
0–100
Als u “0” als waarde instelt, wordt Velocity Modify niet toegepast.
* Als u alleen Velocity Balance gebruikt, zet de diepte dan
op “0”.
Diepte van de Velocity-Modify­functie
De volumebalans regelen (Velocity Balance)
U kunt de balans regelen door het volume (velocity) van elke noot in een patroon apart in te stellen voor elke groep klanken (hi-hat/ cimbalen, basdrum, snare, percussie en bas).
5. Druk op [CURSOR] .
Het “Velocity Balance”-scherm verschijnt.
fig.02-121d
6. Verplaats de cursor naar een optie en stel met de VALUE-schijf een waarde in.
Hstuk 3
4. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ON Schakel Velocity Modify in of uit
* U kunt deze optie ook in- of uitschakelen met [GROOVE].
Template
8FEEL 1–8, 16FEEL 1–12
Nummer van het sjabloon dat u wilt gebruiken
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ON Schakel Velocity Modify in of uit
* U kunt ook op [GROOVE] drukken om deze functie in of
uit te schakelen.
HH/Cym
0–150%
Regel het volume van de hi-hat/ cimbalen
Kick
0–150% Regel het volume van de basdrum
Snare
0–150%
Regel het volume van de snaardrum
71
Gebruik van Groove Modify
Parameter/
Bereik
Verklaring
Perc
0–150% Regel het volume van de percussie
BASS
0–150% Regel het volume van de bas
Bij een waarde van 0 % klinkt het geluid bijzonder zwak. Bij een waarde van 100 % klinkt het volume zoals in het patroon is bepaald. Bij een waarde van 101 % of meer is het volume hoger dan in het patroon is bepaald.
7. Druk op [ENTER] om de ingestelde opties
te bevestigen. Druk op [EXIT] om te annuleren.
8. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Ghost notes toevoegen
Door “ghost notes” aan het patroon toe te voegen kunt u een realistische groove creëren, net als bij het gebruik van echte drums.
1. Selecteer een patroon (p. 50).
2. Druk op [GROOVE].
Het “Groove Modify”-menu verschijnt.
fig.02-110d
3. Verplaats de cursor naar het “GHOST NOTE”-pictogram en druk op [ENTER].
Het “Ghost Note”-scherm verschijnt.
fig.02-140d
4. Verplaats de cursor naar een optie en stel met de VALUE-schijf een waarde in.
72
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ON Schakel Ghost Note in of uit
* U kunt deze optie ook in- of uitschakelen met [GROOVE].
Template
Zie hieronder
STRAIGHT 1–20:
Deze zijn geschikt voor strakke patronen.
SHUFFLE 1–20:
Deze zijn geschikt voor shuffle-patronen.
Nummer van het sjabloon dat u wilt gebruiken
Depth
0–100 Volume van de ghost notes
5. Druk op [ENTER] om te bevestigen. Druk op [EXIT] om te annuleren.
6. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de procedure “Een patroon opslaan” (p. 65).
Gebruik van Groove Modify
Een shuffle-ritme creëren
Een “shuffle-ritme” verkrijgt u door de timing van de backbeats in het patroon te verschuiven.
1. Selecteer een patroon (p. 50).
2. Druk op [GROOVE].
Het “Groove Modify”-menu verschijnt.
fig.02-110d
3. Verplaats de cursor naar het “SHUFFLE”-
pictogram en druk op [ENTER].
De Shuffle-instellingen verschijnen.
fig.02-160d
4. Verplaats de cursor naar een optie en stel
met de VALUE-schijf een waarde in.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON Schakel Shuffle in of uit
* U kunt ook op [GROOVE] drukken om deze functie in of
uit te schakelen.
Resolution
1/8, 1/16 Timing van de shuffle-weergave
1/8:
De shuffle wordt gegenereerd in achtste noten.
1/16:
De shuffle wordt gegenereerd in zestiende noten.
Verklaring
Parameter/
Bereik
Verklaring
Rate
50–100%
Bepaalt hoe ver de backbeats van de downbeats zullen liggen. Bij een waarde van 50 % liggen de backbeats exact halfweg tussen de aangrenzende downbeats. Bij een waarde van 100 % vallen de backbeats samen met de volgende downbeat.
50%
75%
90%
De mate waarin de backbeat verschuift
backbeat backbeat backbeat backbeat
Depth
0–100
Bij een waarde van 100 verschuiven de noten helemaal naar de timing die met de Rate-optie is ingesteld. Bij een lagere depth-waarde zullen de noten minder verschuiven. Bij een waarde van 0 verschuiven de noten helemaal niet.
Mate waarin de backbeats verschuiven in verhouding tot de Rate-waarde
5. Druk op [ENTER] om de ingestelde opties te bevestigen. Druk op [EXIT] om te annuleren.
6. Als u het patroon wilt bewaren, volgt u de procedure die beschreven wordt in “Een patroon opslaan” (p. 65).
Hstuk 3
1/16
1/8
73
74
Hoofdstuk 4
Song
(opnemen /
bewerken / spelen)
U gebruikt song-modus om songs op te nemen, te bewerken en te spelen.
Als het Play-scherm wordt weergegeven en het afspelen is gestopt, drukt u op [SONG/PATTERN]. Op het scherm verschijnt “SONG”.
75
Een song opnemen
Een song opnemen doet u met een “stap-voor­stap opname” om elk patroon in de gewenste volgorde af te spelen.
U kunt maximaal 100 songs opnemen.
Een song kan maximaal 500 patronen
bevatten, en alle songs samen kunnen in totaal 50.000 patronen bevatten.
Voor u begint te op te nemen
Hier volgt de procedure om een song op te nemen.
fig.03-020
<1>
Selecteer de user song voor de opname
Selecteer de basisopties voor de song
<2>
<3>
Neem de song stap voor stap op
<1> Selectie van de user song die u wilt opnemen
<2> Basisinstellingen voor de song
De basisopties van de song stelt u als volgt in.
* Deze instellingen kunt u na de opname nog wijzigen.
1. Druk op [EDIT] in het “Song Play”­scherm.
Het Edit-menu verschijnt.
2. Verplaats de cursor naar het “SONG”­pictogram en druk op [ENTER].
Het “Song Edit”-menu verschijnt.
fig.03-031d
3. Verplaats de cursor naar het “INFO”­pictogram en druk op [ENTER].
De songinformatie verschijnt op het scherm.
fig.03-040d
1. Open het “Song Play”-scherm.
2. Selecteer met de VALUE-schijf een user
song (001–500).
U kunt ook een eerder opgenomen song wissen en door een nieuwe song vervangen. Zie “Een song wissen (Clear)” (p. 80).
76
4. Verplaats de cursor naar de parameter die
u wilt bewerken en pas de waarde aan met de VALUE-schijf.
Parameter /
Waarde
Init.Tempo
OFF, 20–260 Tempoinstelling voor de song
OFF:
De song wordt afgespeeld met het tempo dat voor elk patroon afzonderlijk is ingesteld.
20–260:
Het tempo van elk patroon afzonderlijk wordt genegeerd en de song wordt afgespeeld met het tempo dat u hier instelt.
Verklaring
Een song opnemen
Parameter /
Waarde
Verklaring
Key Shift
-12–+12
* De toonsoort aan de linkerkant van het scherm toont het
resultaat van de Key-Shift-instelling.
(Voorbeeld) Als de Key (patroon) Am is en de waarde van Key Shift is +2, dan verschijnt “Bm” op het scherm.
Transponeert de weergave in stappen van een halve toon.
Loop Start
1–n
* ‘n’ is het aantal maten van de song
De maat vanaf waar loop-weergave (p. 82) begint
Loop End
1–n
* ‘n’ is het aantal maten van de song
De maat waar loop-weergave beëindigd wordt
Kit Select
SONG, PATTERN
SONG:
De kit van elk patroon afzonderlijk wordt genegeerd. De kit die u met Kit Number instelt, wordt voor de hele song gebruikt.
PATTERN:
U gebruikt de kit die voor elk patroon afzonderlijk is ingesteld.
Selecteer een kit voor het afspelen van de song
Kit Number
P001–P100, U001–U100
Nummer van de kit waarmee deze song wordt gespeeld
TSC Select
SONG, PATTERN
SONG:
De TSC-patch van elk patroon afzonderlijk wordt genegeerd. De TSC-patch die u met TSC Number instelt, wordt voor de hele song gebruikt.
PATTERN:
U gebruikt de TSC-patch die voor elk patroon afzonderlijk is ingesteld.
Selecteer de TSC-patch waarmee deze song wordt gespeeld
TSC Switch
OFF, ON TSC aan of uit
TSC Number
P01–P20, U01–U20
Nummer van de TSC-patch die u wilt gebruiken
5. Als u klaar bent, drukt u op [EXIT].
<3> Stap-voor-stapopname van een song
1. In het “Song Edit”-menu verplaatst u de
cursor naar het “STEP REC”-pictogram en vervolgens drukt u op [ENTER].
Het “Song Step Recording”-scherm verschijnt.
fig.03-050d
2. Selecteer met de VALUE-schijf het eerste patroon dat u in uw song wilt opnemen.
Het scherm toont de maatsoort (BEAT) en het aantal maten (LENGTH) van het geselecteerde patroon.
fig.03-060d
(1)
Patroon
Maatsoort
Stap
3. Druk op [ ] om met de volgende stap verder te gaan en selecteer met de VALUE-schijf het volgende patroon dat u in uw song wilt opnemen.
* U kunt geen stap overslaan. U moet eerst een patroon
opnemen voor u met de volgende stap kunt verdergaan.
(1) POSITION
Hier ziet u de positie in de song van de eerste maat van het patroon dat u voor deze stap hebt geselecteerd. Druk op [ ] om naar stap 1 terug te keren. Druk op [ ] om naar de vorige stap terug te keren. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ ] om naar de volgende lege stap te gaan.
Maatnummer
Hstuk 4
77
Een song opnemen
4. Herhaal stap 3 zo vaak als nodig is.
• U kunt een patroon invoegen in een stap die al opgenomen was; zie “Een patroon in de song invoegen”.
• U kunt een opgenomen patroon verwijderen; zie “Een patroon verwijderen”.
* U kunt geen patronen opnemen, invoegen of verwijderen
terwijl een song wordt afgespeeld. Om deze handelingen uit te voeren, moet u eerst de weergave stoppen.
5. Als de opname klaar is, drukt u op [EXIT].
6. Om de song te bewaren, volgt u de
procedure die beschreven wordt in “Uw song bewaren” (p. 79).
Een patroon in de song invoegen
In dit deel leest u hoe u een patroon in het midden van de song kunt invoegen.
fig.03-070
Patroon 5
invoegen
Patroon 1
Patroon 2 Patroon 3 Patroon 4
Stap 1 2 3 4
fig.03-080d
Hetzelfde patroon als het geselectee patroon
Ingevoegde stap
3. Gebruik de VALUE-schijf om het
gewenste patroon voor de nieuwe stap te selecteren.
Een patroon verwijderen
In dit deel leest u hoe u een ongewenst patroon uit de song kunt verwijderen. Als u een patroon verwijdert, zullen de volgende patronen opschuiven.
fig.03-090
Wissen
Patroon 1 Patroon 2 Patroon 3 Patroon 4 Patroon 5
Stap 1 2 3 4 5
Patroon 1
Patroon 2 Patroon 4 Patroon 5
Stap 1 2 3 4
Patroon 1 Patroon 2 Patroon 5 Patroon 3 Patroon 4
Stap 1 2 3 4 5
1. In het “Song Step Recording”-scherm
gebruikt u [ ][ ] om de stap te selecteren waar u een patroon wilt invoegen.
2. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
[ENTER].
Een nieuwe stap wordt ingevoegd, en de volgende stappen zullen één stap opschuiven. De ingevoegde stap heeft hetzelfde patroon als de stap die u in stap 1 hebt geselecteerd.
78
1. In het “Song Step Recording”-scherm
gebruikt u [ ][ ] om de stap te selecteren waaruit u een patroon wilt verwijderen.
2. Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
[ERASE] ([EXIT]).
Het patroon in de geselecteerde stap wordt verwijderd.
Uw song bewaren
Als u een song hebt opgenomen of bewerkt en wilt bewaren, moet u hem met de Write­procedure als een user song opslaan.
Als u de song opnieuw selecteert of het toestel uitschakelt voor u de Write-procedure uitvoert, dan gaat de song verloren.
Uw song een naam geven (Song Name)
U kunt uw song een naam van maximum veertien tekens geven.
1. Verplaats de cursor in het “Song Edit”-
scherm naar het “NAME”-pictogram en druk op [ENTER].
Het “Song Name Edit”-scherm verschijnt.
fig.03-100d
2. Plaats de cursor op het punt waar u een
teken wilt toevoegen en gebruik de VALUE-schijf om het gewenste teken te selecteren.
Gebruik van de toetsen
[CURSOR] [CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[SHIFT]+ [CURSOR]
[SHIFT]+ [CURSOR]
De cursor verplaatsen.
Van kleine letters naar hoofdletters overschakelen.
Van hoofdletters naar kleine letters overschakelen.
Een spatie toevoegen
Het geselecteerde teken verwijderen en de volgende tekens naar links verschuiven.
4. Ga nu verder met “Uw song
wegschrijven”.
Uw song wegschrijven
1. In het “Song Edit”-menu verplaatst u de
cursor naar het “WRITE”-pictogram en vervolgens drukt u op [ENTER].
Het “Song Write”-scherm verschijnt.
fig.03-110d
Hstuk 4
2. Met de VALUE-schijf selecteert u het
user-songnummer waarin u uw song wilt opslaan.
3. Om de song in het geheugen op te slaan,
drukt u op [ENTER]. Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de song wordt opgeslagen. Als de song is opgeslagen, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
3. Als u de naam hebt ingesteld, drukt u op
[EXIT].
79
Een song kopiëren/wissen
Een song kopiëren
1. In het “Song Edit”-menu verplaatst u de
cursor naar het “COPY”-pictogram en vervolgens drukt u op [ENTER].
* Als een bewerkte song nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm. Als u de song wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert u de Write-procedure uit (p. 79). Als u hem niet wilt bewaren, drukt u op [ENTER].
Het “Song Copy”-scherm verschijnt.
fig.03-120d
Bron­song
Doel­song
2. Verplaats de cursor naar het nummer van
de bronsong en selecteer een songnummer met de VALUE-schijf.
3. Verplaats de cursor naar het nummer van
de doelsong en selecteer een user song met de VALUE-schijf.
4. Druk op [ENTER] om de kopie te maken.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de kopie wordt gemaakt. Als het kopiëren beëindigd is, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
Een song wissen (Clear)
1. Selecteer de song die u wilt wissen
(Clear).
2. Druk op [EDIT].
Het edit-menu verschijnt op het scherm.
3. Verplaats de cursor naar het “SONG”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Song Edit”-menu verschijnt op het scherm.
4. Verplaats de cursor naar het “CLEAR”-
pictogram en druk op [ENTER].
Op het scherm verschijnt “CLEAR SONG?”
fig.03-130d
5. Druk op [ENTER] om de song te wissen.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de song wordt gewist. Als het wissen beëindigd is, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
80
Een song afspelen
1. Open het “Song Play”-scherm.
2. Met de VALUE-schijf selecteert u de song
die u wilt spelen.
* Als een bewerkte song nog niet is opgeslagen, dan
verschijnt de boodschap “Cancel edit?” op het scherm. Als u de song wilt bewaren, drukt u op [EXIT] en voert u de Write-procedure uit (p. 79). Als u hem niet wilt bewaren, drukt u op [ENTER].
3. Druk op [ ].
De geselecteerde song begint te spelen.
Tijdens de weergave kunt u aan de VALUE-
schijf draaien om de song te kiezen die erna gespeeld zal worden. De naam van de gekozen song wordt gemarkeerd. Als de huidige song is beëindigd, begint de gekozen song te spelen.
4. Om de weergave te stoppen, drukt u op
[].
Als u weer op [ ] drukt, gaat de
weergave verder vanaf het punt waar u was gestopt.
Als u op [ ] drukt en dan op [ ], start
de weergave weer bij het begin van de song.
Het tempo regelen
U kunt het tempo regelen tijdens het afspelen. De manier waarop het tempo wijzigt, hangt echter af van de optie “Init. Tempo” (p. 76) in de songinformatie.
Init.Tempo is op OFF ingesteld:
Het patroon dat speelt op het moment dat u op [TEMPO (TAP)] drukt, wordt met het nieuwe tempo weergegeven. Het volgende patroon begint te spelen met zijn oorspronkelijke tempo.
Init.Tempo heeft een andere waarde dan OFF:
De song wordt afgespeeld met het nieuwe tempo dat u instelt.
1. Druk op [TEMPO (TAP)].
De tempoinstelling verschijnt op het scherm.
fig.03-140d
2. Regel het tempo met de VALUE-schijf.
U kunt het tempo instellen tussen 20 en 260.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
Het tempo met Tap Tempo instellen
U kunt het tempo ook instellen door met het gewenste interval op [TEMPO (TAP)] te tikken. Deze functie heet “Tap Tempo”.
1. Druk minstens vier maal op [TEMPO
(TAP)] met het gewenste tempo.
Het tempo waarmee u op de toets tikt, wordt ingesteld. Op het scherm verschijnt de huidige tempoinstelling.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de
tempoinstelling naar het vorige scherm terug.
Hstuk 4
81
Een song afspelen
De toonhoogte wijzigen
U kunt de toonhoogte (key) wijzigen waarin de song wordt afgespeeld. Deze functie heet “Key Shift”.
1. Druk op [KEY].
Het “Key Shift”-scherm verschijnt.
fig.03-150d
2. Regel de toonhoogte met de VALUE-
schijf.
Waarde: -12 – +12 U kunt de toonhoogte aanpassen in stappen van een halve toon over ± 1 octaaf.
* Na enkele ogenblikken keert u automatisch van de “Key
Shift”-instelling naar het vorige scherm terug.
Een loop maken
U kunt een aantal maten selecteren om in een loop (voortdurende herhaling) af te spelen.
1. Druk op [EDIT] in het “Song Play”-
scherm.
Het edit-menu verschijnt op het scherm.
2. Verplaats de cursor naar het “SONG”-
pictogram en druk op [ENTER].
Het “Song Edit”-menu verschijnt op het scherm.
fig.03-030d
fig.03-041d
4. Verplaats de cursor naar “Loop Start” en
selecteer met de VALUE-schijf de maat waar de loop-weergave moet starten.
5. Verplaats de cursor naar “Loop End” en
selecteer met de VALUE-schijf de maat waar de loop-weergave moet stoppen.
6. Druk meermaals op [EXIT] om naar het
“Song Play”-scherm terug te keren.
7. Druk op [LOOP] zodat de toets gaat
branden (Loop on).
8. Druk op [ ].
De song wordt weergegeven en de geselecteerde maten worden in een loop afgespeeld.
9. Om de loop-weergave te stoppen drukt u
op [LOOP], zodat de toets dooft (Loop off).
10.Om de weergave te stoppen, drukt u op
[].
11.Om de loop-instelling te bewaren, volgt u
de procedure die beschreven wordt in “Uw song wegschrijven” (p. 79).
Als u ongewenste patronen uit een song verwijdert en het totale aantal maten in de song wordt daardoor lager dan de “Loop End”-maat die u hebt ingesteld, dan blijft de “Loop End”-waarde ongewijzigd. In dat geval zal de loop-weergave niet starten, ook al hebt u [LOOP] ingedrukt (en de toets brandt). U zult de “Loop End”-waarde dus moeten aanpassen.
3. Verplaats de cursor naar het “INFO”-
pictogram en druk op [ENTER].
De songinformatie verschijnt op het scherm.
82
Een song afspelen
De schermweergave wijzigen
In het “Song Play”-scherm kunt u kiezen tussen “chord progression display” (weergave van het akkoordenschema, 4 maten x 3 lijnen / 2 maten x 3 lijnen / 1 maat x 3 lijnen) en “playback pattern display” (weergave van het patroon).
1. Druk op [DISPLAY].
Druk herhaaldelijk op de toets om de verschillende opties voor de schermweergave te zien:
fig.03-171
Chord progression display (4 maten x 3 lijnen)
Chord progression display (2 maten x 3 lijnen)
Chord progression display (1 maat x 3 lijnen)
Playback pattern display
Chord progression display
fig.03-180d
(1) (2)
(8) Huidig akkoord Volgend akkoord
Het huidige en volgende akkoord worden gedetailleerd weergegeven.
(9) Akkoordenschema
De cursor beweegt verder tijdens het afspelen en duidt de maat aan die wordt afgespeeld. Druk op [DISPLAY] om een weergave voor het akkoordenschema te kiezen: “4 maten x 3 lijnen”, “2 maten x 3 lijnen” of “1 maat x 3 lijnen”. Als minder maten tegelijk op het scherm worden weergegeven, ziet u meer details in het akkoordenschema.
fig.03-181d
4 maten x 3 lijnen
2 maten x 3 lijnen
1 maat x 3 lijnen
Hstuk 4
(3)(4) (6) (7) (8)
(1) Song-modus
(2) Songnummer
(3) Huidig tempo
(4) Huidige toonsoort
(5) Naam van de song
Een “*” voor de naam van de song betekent dat de song is bewerkt.
(6) Maatsoort
(7) Maat – tel
Geeft de huidige positie aan.
(5)
(9)
Playback pattern display
fig.03-190d
(1) (2)
(5)
(7)
(10)
(11)
(3)(4) (6)
(10) Huidig patroon
Geeft het huidige patroon aan (nummer/ naam).
(11) Volgend patroon
Geeft het volgende patroon aan (nummer/ naam).
83
84
Hoofdstuk 5
Gitaar/bas spelen
Uw gitaar/bas aansluiten
Het volume van uw gitaar/bas regelen
Regel het volume met de de GUITAR/BASS INPUT knop.
De handelsmerken in dit document zijn handelsmerken van hun respectieve eigenaars. Het zijn aparte bedrijven die geen verband met BOSS hebben geen licentie of goedkeuring verleend hebben voor de BOSS DR-880. Hun merken worden alleen gebruikt om de apparaten te benoemen waarvan de BOSS DR-880 de sound simuleert.
85
Het gebruik van effecten
Effect-patches selecteren
1. Druk op [EFFECT].
Het “Guitar Effects Edit”-scherm verschijnt.
fig.04-050d
Patch number
2. Verplaats de cursor naar het nummer van
de effect-patch en selecteer met de VALUE-schijf de gewenste effect-patch.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [EFFECT] om
tussen Preset (P) en User (U) te schakelen.
“Effect-patch” (p. 155)
Een effect-patch bewerken (Patch Edit)
1. Verplaats de cursor naar een van de
opties die hieronder worden beschreven en selecteer een nieuwe waarde met de VALUE-schijf.
fig.04-060d
(5) (1)
(2)
(3)
(4)
(1) Effect-patch
Selecteer de effect-patch die u wilt bewerken.
(2) Effect on/off
Telkens u op [EFFECT] drukt, worden de gitaareffecten in- of uitgeschakeld.
(3) EFFECT TYPE (algoritme)
Selecteer het algoritme dat u wilt gebruiken. Waarde: GTR MULTI, BASS MULTI, ACO MULTI
(4) PATCH LEVEL
Regel het volume van de effect-patch. Waarde: 0–100
(5) Effectendiagram (algoritme)
U kunt elk effect met de cursor selecteren en met de VALUE-schijf het effect in- of uitschakelen. Effecten die uitgeschakeld zijn, worden met stippellijnen weergegeven. Als u met de cursor een effect selecteert en op [ENTER] drukt, verschijnt het “Parameter Edit”-scherm van dat effect.
86
Druk op [CURSOR] om een scherm te selecteren.
Het “Parameter Edit”-scherm
fig.04-070d
(6)
(7)
(6) Effectendiagram (algoritme)
Met [CURSOR] / opent u het “Parameter Edit”-scherm voor het effect waarop de cursor zich bevindt.
(7) Parameters
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt bewerken en gebruik de VALUE-schijf om de waarde te wijzigen.
Met [CURSOR] / kunt u de rest van het parameterscherm weergeven.
2. Als u de nodige instellingen hebt
gemaakt, drukt u op [EXIT] om terug te keren naar het “Guitar Effects Edit”­scherm.
Om aan te geven dat de instellingen van het effect tijdelijk zijn veranderd, verschijnt het patch-nummer als “*TMP”. Als u de effect­patch opnieuw selecteert of het toestel uitschakelt terwijl “*TMP” op het scherm staat, worden voor alle patch-instellingen de oorspronkelijke waarden hersteld. Zorg er dus voor dat u uw wijzigingen niet verliest.
3. Als u uw wijzigingen wilt bewaren, volg
dan de procedure die beschreven wordt in “Een effect-patch bewaren/kopiëren” (p. 88).
* Als u de effect-patch een naam wilt geven of de bestaande
naam wilt wijzigen, lees dan eerst “Uw effect-patch een naam geven” (p. 88).
Het gebruik van effecten
Hstuk 5
87
Een effect-patch bewaren/kopiëren
Als u een effect-patch hebt gecreëerd of bewerkt en u wilt hem bewaren, dan moet u hem als een user patch wegschrijven (Write).
Als u de effect-patch opnieuw selecteert of het toestel uitschakelt voor u de Write-procedure uitvoert, dan gaat de patch verloren.
Uw effect-patch een naam geven
U kunt elke user patch een naam van maximum twaalf tekens geven (Patch Name).
1. Verplaats de cursor in het “Guitar Effects
Edit”-scherm naar het “NAME”-pictogram en druk op [ENTER].
Het “Patch Name Edit”-scherm verschijnt.
fig.04-080d
2. Plaats de cursor op het punt waar u een
teken wilt toevoegen en selecteer het gewenste teken met de VALUE-schijf.
Uw effect-patch wegschrijven
In dit deel leest u hoe u een effect-patch bewaart.
1. Verplaats de cursor in het “Guitar Effects
Edit”-scherm naar het “WRITE”­pictogram en druk op [ENTER].
Het “Effect Patch Write”-scherm verschijnt.
fig.04-090d
2. Met de VALUE-schijf selecteert u een user
patch.
3. Druk op [ENTER] om de patch op te slaan.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de effect-patch wordt opgeslagen. Als de effect-patch is weggeschreven, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
Gebruik van de toetsen
[CURSOR] [CURSOR]
[CURSOR]
[CURSOR]
[SHIFT]+ [CURSOR]
[SHIFT]+ [CURSOR]
De cursor verplaatsen.
Van kleine letters naar hoofdletters overschakelen.
Van hoofdletters naar kleine letters overschakelen.
Een spatie toevoegen
Het geselecteerde teken verwijderen en de volgende tekens naar links verschuiven.
3. Druk op [EXIT] als de naam is ingevoerd.
4. Ga nu verder met “Uw effect-patch
wegschrijven”.
88
Een effect-patch kopiëren
1. Verplaats de cursor in het “Guitar Effects
Edit”-scherm naar het “COPY”-pictogram en druk op [ENTER].
Het “Effect Patch Copy”-scherm verschijnt.
fig.04-100d
Copy source
Copy destination
2. Verplaats de cursor naar het nummer van
de bron-patch en kies een patch-nummer met de VALUE-schijf.
3. Verplaats de cursor naar het nummer van
de doel-patch en kies een patch-nummer met de VALUE-schijf.
4. Druk op [ENTER] om de kopie te maken.
Om te annuleren, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de kopie wordt gemaakt. Als het kopiëren beëindigd is, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
Een effect-patch bewaren/kopiëren
Hstuk 5
89
De stemfunctie en het zwelpedaal
Uw gitaar/bas stemmen
De DR-880 biedt een chromatische stemfunctie om een gitaar/bas te stemmen die op de GUITAR/BASS INPUT jack is aangesloten.
1. Druk op [TUNER].
Het Tuner-scherm verschijnt.
fig.04-030d
Tuning guide
2. Speel één noot op de snaar die u wilt
stemmen.
Op het scherm verschijnt de naam van de noot die het dichtst in de buurt ligt van de snaar die u hebt bespeeld.
* Speel slechts één duidelijke noot op de snaar die u wilt
stemmen.
3. Stem uw instrument zo dat de correcte
noot verschijnt voor de snaar die u stemt.
(Typische stemming voor elke snaar)
7de 6de 5de 4de 3de 2de 1ste
Gitaar B E A D G B E
Bass B E A D G
4. Bekijk de stempijltjes. Stem uw
instrument zo dat zowel het linker als het rechter pijltje branden.
fig.04-040d
When the pitch is higher than  the Displayed  note
When the pitch matches the  Displayed note
When the pitch is lower than the Displayed  note
5. Herhaal stap 2–4 om de andere snaren te
stemmen.
* Als uw gitaar een vibratohendel heeft en u stemt een
snaar, dan raken de andere snaren intussen soms ontstemd. Stem dan eerst alle snaren zo dat de correcte nootnamen verschijnen. Daarna stemt u elke snaar verder tot ze allemaal correct zijn gestemd.
6. Als u alle snaren hebt gestemd, drukt u
op [EXIT].
90
De stemfunctie en het zwelpedaal
De referentietoonhoogte wijzigen
* De referentietoonhoogte van de stemfunctie is hetzelfde
als de master tune instelling van de DR-880 (p. 120).
1. Druk op [EDIT] in het “Pattern Play”- of “Song Play”-scherm.
Het Edit-menu verschijnt op het scherm.
2. Verplaats de cursor naar het “MASTER TUNE”-pictogram en druk op [ENTER].
De master-tune-instellingen verschijnen op het scherm.
fig.07-070d
3. Kies een waarde met de VALUE-schijf.
Bereik: 435 Hz–445 Hz
4. Als u een waarde hebt ingesteld, drukt u op [EXIT].
Op het scherm verschijnt “Now writing...” en de nieuwe waarde wordt opgeslagen. Als de nieuwe waarde is opgeslagen, verdwijnt de melding van het scherm.
* Schakel het toestel niet uit zolang de melding op het
scherm staat. Doet u dat toch, dan kunnen uw gegevens beschadigd worden.
Een zwelpedaal als volumepedaal gebruiken
Als u een zwelpedaal aansluit (zoals de Roland EV-5; wordt apart verkocht) op de “CTL 3, 4/ EXP PEDAL”-jack op het achterpaneel, dan kunt u met uw voeten het volume regelen van de gitaar/bas die u op de “GUITAR/BASS INPUT”-jack aansluit.
fig.04-300
Hstuk 5
Gebruik alleen het juiste zwelpedaal (EV-5; wordt apart verkocht). Als u andere zwelpedalen aansluit, riskeert u storingen of beschadiging van het toestel.
De Roland EV-5 heeft een minimumvolume van 0.
Als u een effect-patch hebt geselecteerd die een pedal wah gebruikt (P-WAH: p. 94), dan fungeert het zwelpedaal automatisch als wah-pedaal.
91
Parameterlijst van de gitaareffecten
GTR MULTI (Guitar multi)
fig.04-200
AMP NS FX DLY REV
Effect Pagina
GUITAR AMP/ACOUSTIC SIM
NOISE SUPPRESSOR
COMPRESSOR
A-WAH
P-WAH
FX
CHORUS
PHASER
FLANGER
TREMOLO
PAN
DELAY
REVERB
FX
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON Schakelt FX in/uit
FX Select
COMPRESSOR, A-WAH, P-WAH, CHORUS, PHASER, FLANGER, TREMOLO, PAN
Kies één effect
Verklaring
p. 93
p. 93
p. 94
p. 94
p. 94
p. 94
p. 95
p. 95
p. 95
p. 95
p. 96
p. 96
BASS MULTI
fig.04-210
CMP AMP NS FX DLY
Effect Pagina
COMPRESSOR
BASS AMP SIM
NOISE SUPPRESSOR
T-WAH
P-WAH
CHORUS
FX
PHASER
FLANGER
TREMOLO
PAN
DELAY
FX
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON Schakelt FX in/uit
FX Select
T-WAH, P-WAH, CHORUS, PHASER, FLANGER, TREMOLO, PAN
Kies één effect
Verklaring
ACO (Acoustic) MULTI
fig.04-220
ACO EQ CHO REV
p. 96
p. 97
p. 93
p. 97
p. 94
p. 94
p. 95
p. 95
p. 95
p. 95
p. 96
92
Effect Pagina
ACOUSTIC PROCESSOR
EQUALIZER
CHORUS
REVERB
p. 98
p. 98
p. 94
p. 96
Parameterlijst van de gitaareffecten
Beschrijving van de effecten
GUITAR AMP/ACOUSTIC SIM (Guitar amp/Acoustic simulator)
Dankzij COSM-technologie wordt de respons van allerlei gitaarversterkers of de sound van een akoestische gitaar gesimuleerd.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON
Schakelt GUITAR AMP/ ACOUSTIC SIM in/uit
Type
Zie hieronder
JC-120 De sound van een Roland JC-120
WARM CLEAN Een warm, gepolijst geluid
CLEAN TWIN Een model van een Fender Twin
TWEED Een model van een Fender Bassman
CRUNCH Een knerpende sound met een
VO DRIVE Een model met de kenmerkende
MATCH DRIVE Een model met de typische sound
BG LEAD Een model met de lead sound van
SMOOTH Drv Een sound met een zachte drive
MS1959 (I) Een model van input I van een
MS HiGAIN Een model van een Marshall met
POWER STACK De sound van een amp stack met
R-FIER RED Een model van het RED channel
T-AMP Crnch Een model van AMP2 van een
T-AMP LEAD Een model van AMP3 van een
SLDN Een model van een Soldano SLO-
LEAD STACK Een high-gain lead sound
5150 DRIVE Een model van het lead channel van
Kies een gitaarversterker of akoestische simulator
Reverb
4 x 10” Combo
natuurlijk klinkende distortion
sound van de VOX AC-30TB
van de Matchless D/C-30
een MESA/Boogie combo
Marshall 1959
een versterkt middenbereik
een actief tooncircuit
van een MESA/Boogie DUAL Rectifier
Hughes & Kettner Triamp
Hughes & Kettner Triamp
100
een Peavey EVH5150
Verklaring
Parameter/
Bereik
METAL STACK Een stevige sound voor metal
Single->AC Transformeert de sound van een
Humbckr->AC Transformeert de sound van een
elektrische gitaar met een single­coil-element in het geluid van een akoestische gitaar.
elektrische gitaar met een single­coil-element in het geluid van een akoestische gitaar.
Verklaring
Gain
0–100 Distortion-niveau
Bass
0–100 Lage tonen
Middle
0–100 Middentonen
Treble
0–100 Hoge tonen
Presence
0–100 Ultrahoge tonen
Level
0–100
* Let op dat u Level niet te hoog instelt.
Totale volume van de voorversterker
NOISE SUPPRESSOR
Dit effect onderdrukt de ruis en brom die door een gitaarelement worden veroorzaakt. Het onderdrukt deze ruis op een manier die aan de envelope (het volumeverloop) van de gitaarklank is aangepast. U verkrijgt daarom een natuurlijk klinkende ruisonderdrukking die de gitaarsound nauwelijks beïnvloedt.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON
Schakelt NOISE SUPPRESSOR in/ uit
Threshold
Diepte waarmee de
0–100
Kies bij veel ruis een hogere waarde voor deze parameter, en bij minder ruis een lagere waarde.
* Als u voor Threshold een hoge waarde kiest en u bespeelt
uw gitaar met een laag volume, dan kan het zijn dat het geluid wegvalt.
ruisonderdrukking wordt toegepast
Verklaring
Hstuk 5
93
Parameterlijst van de gitaareffecten
COMPRESSOR: GTR MULTI
Dit effect produceert een lange sustain door het volume van het ingangssignaal gelijkmatiger te maken. U kunt deze functie ook als “limiter” gebruiken en vervorming vermijden door de geluidspieken af te zwakken.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Sustain
Regelt hoe lang ingangssignalen
0–100
Hogere waarden voor deze parameter geven een langere sustain.
van een laag niveau worden versterkt tot een constant volume
Level
0–100 Volume van het effectgeluid
A-WAH (Auto wah)
Dit effect creëert een automatisch wah-effect dankzij een filter met een vast patroon
Parameter/
Bereik
Polarity
UP, DOWN
UP:
Het filter beweegt naar een hogere frequentie.
DOWN:
Het filter beweegt naar een lagere frequentie.
Bepaalt de richting van het filter dat op het ingangssignaal wordt toegepast
Sens
0–100
Bepaalt de gevoeligheid van de filterbeweging
Freq
0–100
Centrale frequentie van het wah­effect
Peak
0–100
Hogere waarden geven een krachtiger geluid, wat het wah-effect nog versterkt. Een waarde van “50” geeft het typische wah-geluid.
Diepte van het wah-effect in de buurt van de centrale frequentie
Rate
0–100,
BPM –BPM
Auto-wah snelheid
Verklaring
Parameter/
Bereik
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4 van de BPM-waarde.
Verklaring
Depth
0–100 Diepte van het wah-effect
Level
0–100 Volume van het effectgeluid
P-WAH (Pedal wah)
Dit effect produceert de sound van een wah­pedaal.
* Als u op het achterpaneel een zwelpedaal aansluit
(Roland EV-5; wordt apart verkocht) op de “CTL3, 4/ EXP PEDAL”-jack, dan fungeert dat pedaal als een wah­pedaal.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Level
0–100 Volume van het effectgeluid
CHORUS
Dit effect creëert een rijke en ruimtelijke sound door een geluid met een lichtjes gemoduleerde toonhoogte aan de klanken van de gitaar of bas toe te voegen.
Parameter/
Bereik
Rate
0–100,
BPM –BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4 van de BPM-waarde.
Modulatiesnelheid
Depth
0–100 Diepte van het effect
E.Level
0–100 Volume van het chorusgeluid
Verklaring
94
Parameterlijst van de gitaareffecten
PHASER
Dit effect voegt een gefaseerd signaal aan het gitaargeluid toe, wat het geluid een ronddraaiend karakter geeft.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Rate
0–100,
BPM –BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4 van de BPM-waarde.
Rotatiesnelheid
Depth
0–100 Rotatiediepte
Manual
0–100
Centrale frequentie waarin het phaser-effect wordt toegepast
Resonance
0–100 Scherpte van het effect
FLANGER
Dit effect geeft een soort zwiepende, wervelende modulatie.
Parameter/
Bereik
Rate
0–100,
BPM –BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4 van de BPM-waarde.
Modulatiesnelheid
Depth
0–100 Modulatiediepte
Manual
0–100
Centrale frequentie waarin het effect wordt toegepast
Resonance
0–100 Scherpte van het effect
Verklaring
TREMOLO
Dit effect geeft een cyclische variatie van het volume.
Parameter/
Bereik
Verklaring
Rate
0–100,
BPM –BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4 van de BPM-waarde.
Modulatiesnelheid
Depth
0–100 Diepte van het effect
PAN
Bij dit effect varieert het volume van afwisselend het linker en het rechter kanaal. Dat geeft de indruk dat het geluid tussen de linker- en rechterkant beweegt als u in stereo luistert.
Parameter/
Bereik
Wave Shape
0–100 Regelt de variatie in het volume
Rate
0–100,
BPM –BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een cyclus geeft die te snel is, wordt het effect gesynchroniseerd op 1/2 of 1/4 van de BPM-waarde.
Snelheid van de volumewisseling
Depth
0–100 Diepte van de volumewisseling
Verklaring
Hstuk 5
95
Parameterlijst van de gitaareffecten
DELAY
Voegt een vertraagde versie van de gitaar/ basklanken toe, wat het geluid rijker maakt of een kenmerkende echo geeft.
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ON Schakelt de delay in of uit
Time
0–1200ms,
BPM –BPM
* Als u hier BPM instelt, wordt het effect gesynchroniseerd
met het tempo van het patroon. Als dat een delay-tijd geeft die te lang is, wordt het effect gesynchroniseerd met een veelvoud van twee of vier maal de BPM.
Delay-tijd
Feedback
0–100
De mate waarin het vertraagde geluid wordt herhaald
E.Level
0–120 Volume van het delay-geluid
REVERB
Dit effect voegt galm aan het geluid toe.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON Schakelt de reverb in/uit
Type
ROOM, HALL, PLATE
ROOM:
Simuleert de akoestische eigenschappen van een kamer, wat een warme galm geeft.
HALL:
Simuleert de akoestische eigenschappen van een concertgebouw, wat een heldere en ruime galm geeft.
PLATE:
Simuleert een “plate reverb” (een apparaat met een vibrerende metalen plaat), wat een metaalachtige galm geeft met uitgesproken hoge frequenties.
Type galm
Time
0.1–10.0 sec Lengte van de galm
Tone
-50–+50 Tonaal karakter van de galm
E.Level
0–100 Volume van de galm
Verklaring
COMPRESSOR: BASS MULTI
Dit effect produceert een lange sustain door het volume van het ingangssignaal gelijkmatiger te maken. U kunt deze functie ook als “limiter” gebruiken en vervorming vermijden door de geluidspieken af te zwakken. Dit effect helpt ook om het geluid consistenter te maken.
Parameter/
Bereik
ON/OFF
OFF, ON Schakelt de compressor in/uit
Threshold
0–100
Volume vanaf waar de compressor actief wordt
Ratio
1:1.00, 1:1.12, 1:1.25, 1:1.40, 1:1.60, 1:1.80, 1:2.00, 1:2.50, 1:3.20, 1:4.00, 1:5.60, 1:8.00, 1:16.0, 1:INF
Compressieverhouding
Attack
0–100
Sterkte van de attack als u aan een snaar plukt
Release
Tijd vanaf het ogenblik dat het signaal onder de ingestelde
0–100
Threshold-waarde valt totdat de compressor niet langer wordt toegepast
Level
0–100
Volume nadat het geluid door de compressor wordt gestuurd
Verklaring
96
Parameterlijst van de gitaareffecten
BASS AMP SIM (Bass amp simulator)
Dankzij COSM-technologie simuleert dit effect de respons van allerlei basversterkers.
Parameter Waarde
On/Off
OFF, ON Schakelt BassAmpSim in/uit
Type
Zie hieronder Het type basversterker
CONCERT 810 Een model van een Ampeg SVT
SESSION Een model van een SWR SM-400
BASS 360 Een model van een Acoustic 360
T.E Een model van een Trace Elliot
B MAN Een model van een Fender Bassman
FLIP TOP Een model van een Ampeg B-15
BASS CLEAN Een gepolijste sound
BASS CRUNCH Een knerpende sound met een
BASS HiGAIN Voor een high-gain geluid
FLAT Een vlakke respons
Gain
0–100 Distortion-niveau
Bass
0–100 Lage tonen
Middle
0–100 Middentonen
Treble
0–100 Hoge tonen
Presence
0–100 Ultrahoge tonen
Level
0–100
AH600SMX
100
natuurlijk klinkende distortion
Het algemene volume van de versterker
T-WAH (Touch wah)
Dit effect activeert een filter naar gelang van het volume van het bassignaal. Het produceert een herkenbare sound waarbij het filter uw speelstijl volgt.
Parameter/
Bereik
Polarity
Up, Down
Up:
Het filter beweegt naar een hogere frequentie.
Down:
Het filter beweegt naar een lagere frequentie.
Bepaalt de richting van het filter dat op het ingangssignaal wordt toegepast
Sens
0–100
Gevoeligheid van de filterbeweging
Freq
0–100
Centrale frequentie van het wah­effect
Peak
0–100
Een lage waarde voor deze parameter geeft een wah­effect in een brede zone rond de centrale frequentie. Een hoge waarde voor deze parameter geeft een wah­effect in een smalle zone rond de centrale frequentie. Een waarde van “50” geeft het typische wah-geluid.
Diepte van het wah-effect in de buurt van de centrale frequentie
Level
0–100 Volume van het effectgeluid
Verklaring
Hstuk 5
97
Parameterlijst van de gitaareffecten
ACOUSTIC PROCESSOR
Dit effect is geschikt voor de steriele output van het element van een elektroakoestische gitaar. Het geeft de typische, rijkere sound van een gitaar die door een microfoon wordt opgenomen.
Parameter/
Bereik
Verklaring
On/Off
OFF, ON
Schakelt ACOUSTIC PROCESSOR in/uit
Low
-50–0–+50
Regelt de sterkte van de lage frequenties.
High
-50–0–+50
Regelt de sterkte van de hoge frequenties.
Level
0–100
Regelt het volume van de acoustic processor.
EQUALIZER
Dit is een driebands-equalizer.
Parameter/
Bereik
On/Off
OFF, ON Schakelt EQUALIZER in/uit
Low
-20 – +20 dB Lage tonen
Mid
-20 – +20 dB Middentonen
High
-20 – +20 dB Hoge tonen
Level
-20 – +20 dB
Volume van het geluid voor het door de equalizer wordt gestuurd
Verklaring
98
Hoofdstuk 6
De TSC-instellingen
bewerken
U kunt de instellingen van de stereo driebands-equalizer en de “ambience/reverb” van de TSC-functie bewerken en opslaan in twintig user patches.
99
TSC-patches bewerken
Bewerken (edit)
1. Druk op [TSC].
Het EDIT-scherm van de TSC-patches verschijnt.
fig.05-010d
2. Verplaats de cursor naar het TSC­patchnummer en selecteer de TSC-patch die u wilt bewerken.
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TSC] om tussen
Preset (P) en User (U) te schakelen.
* Telkens u op [TSC] drukt, wordt TSC in- of
uitgeschakeld.
* U kunt elk van de twee effecten in- of uitschakelen door
de cursor naar “EQ” of “AMB” te verplaatsen en aan de VALUE-schijf te draaien. Effecten die uitgeschakeld zijn, worden met stippellijnen weergegeven. U kunt het EDIT-scherm voor elk effect openen door de cursor naar “EQ” of “AMB” te verplaatsen en op [ENTER] te drukken.
3. Met [CURSOR] / opent u het EDIT- scherm van de stereo EQ of van de ambience/reverb.
EDIT-scherm van de stereo EQ
fig.05-020d
EDIT-scherm van de Ambience/Reverb
fig.05-030d
4. Verplaats de cursor naar de parameter die
u wilt bewerken en pas de waarde aan met de VALUE-schijf.
5. Als u een waarde hebt gekozen, drukt u
op [EXIT] om terug te keren naar het EDIT-scherm van de TSC-patches.
Om aan te geven dat de instellingen van de TSC-patch tijdelijk zijn veranderd, verschijnt het patchnummer als “*TMP”. Als u opnieuw een TSC-patch selecteert of het toestel uitschakelt terwijl “**TMP” op het scherm staat, keren alle patch-instellingen naar hun oorspronkelijke waarden terug. In dat geval bent u uw wijzigingen kwijt. Wees dus voorzichtig.
6. Als u uw wijzigingen wilt bewaren, volg
dan de procedure “Een TSC-patch bewaren/kopiëren” (p. 103).
* Als u een TSC-patch een (andere) naam wilt geven voor
het opslaan, volg dan eerst de procedure “Een TSC-patch een naam geven” (p. 103).
100
Loading...