• Lees de instructies hieronder, en de
gebruikershandleiding, voordat u dit
apparaat in gebruik neemt.
• Maak dit apparaat of de bijbehorende AC adapter nooit open, en
maak nooit zelf aanpassingen.
• Probeer het apparaat nooit zelf te
repareren, of onderdelen die zich
hierin bevinden te vervangen
(behalve wanneer specifieke instructies in de handleiding u vertellen dit
wel te doen). Laat al het onderhoud
aan uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum, of
een erkende Roland distributeur
over. De gegevens hieromtrent vindt
u op de “Informatie” pagina.
• Gebruik of plaats het apparaat nooit
op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onder-
hevig zijn (bijvoorbeeld in direct
zonlicht in een gesloten voertuig,
in de buurt van een verwarmings-
kanaal, bovenop warmte genererende apparatuur); of
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes, op natte
vloeren); of
• aan regen blootgesteld worden; of
• stoffig zijn; of
• aan een hoge mate van vibratie
onderhevig zijn.
• Zorg ervoor dat het apparaat altijd
recht staat en stabiel blijft. Plaats het
nooit op wiebelende, of hellende
oppervlakken.
• Gebruik alleen de gespecificeerde
AC adapter (PSA serie), en zorg
ervoor dat het lijnvoltage van de
installatie met het op de AC adapter
gespecificeerde ingangsvoltage overeenkomt. Andere adapters maken
mogelijk van een andere polariteit
gebruik, of zijn voor een ander
voltage ontworpen. Het gebruik van
andere adapters kan tot schade,
storingen of elektrische schok leiden.
2
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK, OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
VOORZICHTIG
Hetsymbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Hetsymbool wijst de gebruiker op onderdelen die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke
handeling die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool dat zich binnen de cirkel
bevindt. Het symbool dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar
gehaald mag worden.
Het
● wijst de gebruiker op onderdelen die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
WaarschuwingWaarschuwing
• Dit toestel, alleen of in combinatie met
een versterker en een hoofdtelefoon of
luidsprekers, zou een geluidsniveau
kunnen produceren dat permanente
gehoorschade kan veroorzaken.
Vermijd langdurig gebruik bij een
hoog of onaangenaam volumeniveau.
Als u enig gehoorverlies of suizende
oren gewaar wordt, staak dan onmiddellijk het gebruik van dit toestel en
raadpleeg een gehoorspecialist.
• Zorg dat er geen voorwerpen (bv.
brandbare materialen, muntstukken,
naalden) of vloeistoffen (water,
frisdrank, enz.) in het toestel kunnen
binnendringen.
• Schakel het toestel onmiddellijk uit,
trek de stekker van de AC-adaptor uit
het stopcontact en laat het toestel
nakijken in het dichtstbijzijnde Roland
Service Center of door een erkende
Roland-dealer wanneer:
• de AC-adaptor, de stroomkabel of de
stekker beschadigd is;
• er voorwerpen of vloeistoffen in het
toestel zijn terechtgekomen;
• het toestel in de regen heeft gestaan (of
op een andere manier nat is
geworden);
• het toestel niet normaal blijkt te
werken of ongewone zaken vertoont.
015
• Sluit de stroomkabel van dit toestel
niet samen met een overdreven aantal
andere toestellen aan op hetzelfde
stopcontact. Wees voorzichtig met
verlengsnoeren: het totale vermogen
van alle toestellen aangesloten op het
verlengsnoer mag nooit het nominale
vermogen (watt/ampère) van het
verlengsnoer overschrijden. Een
overdreven belasting kan de isolatie
van het snoer doen opwarmen en zelfs
doen doorsmelten.
• Voor u dit toestel in het buitenland
gebruikt, gelieve uw handelaar, een
Roland Service Center of een erkende
Roland-verdeler te raadplegen. Zie de
"Informatie"-pagina.
• In gezinnen met kleine kinderen, dient
er een volwassene toezicht te houden
tot de kinderen in staat zijn om het
toestel op een veilige manier te
gebruiken.
• Een opeenhoping van stof tussen de
strekker en het stopcortact kan een
slechte isolatie en zelfs brand tot
gevolg hebben. Hou de stekker en de
stopcontacten stofvrij. Trek de stekker
uit het stopcontact als het toestel
gedurende langere tijd niet gebruikt
wordt.
Leest u alstublieft de volgende pagina’s goed door, als toevoeging op de zaken die bij
"HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN" op pagina 2-4 staan vermeld, en houdt deze
aanwijzingen goed in de gaten:
Stroomtoevoer: gebruik van batterijen
301
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde stroomnet
met een ander apparaat dat storing kan
veroorzaken (zoals een elektrische motor, of een
variabel verlichtingssysteem).
• Na langdurig aanhoudend gebruik zal de adapter
hitte gaan produceren. Dit is normaal en geen
reden voor ongerustheid.
• Omdat de stroomverbruik van het apparaat relatief
hoog is, raden we u aan om een adapter te
gebruiken. Geeft u de voorkeur aan batterijen,
gebruik dan alkaline batterijen.
• Zet altijd de stroom op het apparaat uit en
verbreek de aansluiting met andere apparatuur,
voordat u batterijen gaat installeren of vervangen.
Op deze manier kunt u voorkomen dat er een
defect optreedt, en/of dat de luidsprekers of
andere onderdelen worden beschadigd.
• Er worden batterijen met het apparaat
meegeleverd. De levensduur van deze batterijen is
echter beperkt, omdat deze in eerste instantie voor
het testen van het apparaat zijn bedoeld.
• Voordat u dit apparaat aansluit op enig ander
apparaat, dient u de stroom op elk apparaat uit te
zetten. Op deze manier kunt u voorkomen dat er
een defect optreedt, en/of dat de luidsprekers of
andere onderdelen worden beschadigd.
Plaatsing
351
• Het gebruik van dit apparaat in de buurt van
versterkers (of enige andere apparatuur die grote
transformatoren bevatten) kan een brom
veroorzaken. Om dit probleem te verminderen,
kunt u het apparaat verdraaien; of u kunt het
apparaat verder weg van de storingsbron plaatsen.
• Het kan zijn, dat dit apparaat storing veroorzaakt
in de ontvangst van radio en televisie. Gebruik het
apparaat daarom niet in de buurt van deze
ontvangers.
• Bij gebruik van draadloze communicatieapparatuur (zoals mobiele telefoons) in de buurt
van het apparaat, kan er storing ontstaan.
Dergelijke storing kan ontstaan tijdens het het
ontvangen van een gesprek, tijdens het opbellen of
tijdens een gesprek. Heeft u last van dit probleem,
plaats de draadloze apparatuur dan verder van het
apparaat of schakel de apparatuur uit.
• Plaats het apparaat niet in direct zonlicht, plaats
het niet in de buurt van warmteproducerende
apparaten, laat het nooit achter in een afgesloten
voertuig en stel het niet bloot aan extreme
temperatuurswaarden. Door overmatige hitte
kan het apparaat vervormen of verkleuren.
• Als er bij verplaatsing van de ene plek naar een
andere plek een groot temperatuursverschil of
verschil van luchtvochtigheid optreedt, kan er in
het apparaat condens ontstaan. Gebruik van het
apparaat onder deze omstandigheden kan een
defect of schade veroorzaken. In dit geval dient u
voor gebruik het apparaat enige uren te laten
staan, totdat de condens volledig is verdampt.
Onderhoud
401a
• Gebruik een droge, zachte doek om het instrument
te reinigen. U kunt eventueel een licht vochtige
doek gebruiken. Om hardnekkiger stof te verwijderen, kunt u een doek gebruiken, die verzadigd is
met een mild, niet aggressief schoonmaakmiddel.
Zorg er wel voor, dat u daarna het apparaat
afneemt met een zachte, droge doek.
• Gebruik nooit benzine, verdunningsmiddel,
alcohol of wat voor oplosmiddel dan ook om
verkleuring en/of vervorming te voorkomen.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
551
• Weest u er zich van bewust, dat de inhoud van het
geheugen onherroepelijk verloren kan gaan, als
gevolg van een defect of een verkeerde bediening
van het apparaat. Om uzelf te beschermen tegen
het mogelijk kwijtraken van belangrijke data,
raden we u aan deze data, die u in het geheugen
van het apparaat heeft opgeslagen, periodiek op
papier een kopie te maken.
• Als de opgeslagen data op een ander MIDI
apparaat (bijv. een sequencer) verloren gaat, is het
helaas mogelijk dat deze niet meer te herstellen is.
Roland Corporation aanvaardt geen
aansprakelijkheid met betrekking tot een dergelijk
verlies van data.
• Bij de bediening van de knoppen, schuiven en
andere bedieningsknoppen op het apparaat dient u
met redelijke voorzichtigheid te werk te gaan; zo
ook bij het gebruik van de jacks en aansluitingen.
Een ruwe behandeling kan tot een defect leiden.
• Sla nooit op het display, en oefen er geen grote
druk op uit.
• Bij het aansluiten/ontkoppelen van kabels dient u
altijd de plug zelf beet te pakken; trek nooit aan de
kabel. Op deze manier voorkomt u kortsluiting of
beschadiging.
• Probeer het geluidsvolume van het apparaat op
een acceptabel niveau te houden om de buren niet
tot last te zijn. Misschien geeft u de voorkeur aan
het gebruik van een koptelefoon: op die manier
hoeft u zich geen zorgen te maken dat u anderen
last bezorgt (vooral ‘s avonds laat).
• Als u het apparaat wilt vervoeren, dan kunt u dit
het beste doen in de doos (inclusief vulsel)
waarin het verpakt was. Anders kunt u
vergelijkbaar verpakkingsmateriaal gebruiken.
5
Belangrijkste kenmerken
■
Uw eigen ritme-arrangementen maken met Style Play
U kunt de DR-3 patronen laten spelen, die uit drums- en basklanken bestaan. Tijdens het spelen
kunt u fills invoegen en van patroon wisselen, zodat u uw liedjes gemakkelijk kunt opbouwen
en indelen in refrein, brug en sologedeeltes.
■
100 verschillende preset Styles
De DR-3 heeft 100 verschillende voorgeprogrammeerde Styles in allerlei muziekstijlen, waaronder
rock, funk, hip hop, jazz, latin etc. Daarnaast kunt u in totaal wel 100 eigen Styles samenstellen.
■
TSC (Total Sound Control) functie
Deze functie omvat twee effecten: "Sound Shape", die de algehele klankkleur verandert; en
"Ambience", die de klank van de galm beïnvloedt. Hierdoor kunt u gemakkelijker de klank
bereiken die u zoekt; of het nu een ruige klank is voor rock, een akoestische klank voor jazz of
de "live" klank van een optreden op het podium. Sound Shape en Ambience bevatten ieder acht
presets en acht geheugens, waarin u uw eigen favoriete instellingen kunt opslaan.
■
Bedien de DR-3 met een voetschakelaar
Op de DR-3 kunt u in totaal twee (optionele) voetschakelaars aansluiten. Tijdens het spelen
kunt u de DR-3 met de voet bedienen; daarom is de DR-3 ook ideaal voor jamsessies en
live optredens. U kunt verschillende functies aan de voetschakelaars toekennen, waaronder van
patroon wisselen en de Variation functie aan-/uitzetten.
■
Met de Variation functie zijn zeer verschillende arrangementen mogelijk
Met de Variation functie van de DR-3 kunt u verschillende arrangementen in één Song
gebruiken, bijvoorbeeld arrangementen om de spanning op te bouwen, een rustiger
arrangement voor onder de zang en talloze andere arrangementen.
■
Automatisch patronen produceren in de Auto mode
In de Auto mode kunt u Songs samenstellen door het patroon automatisch iedere acht of zestien
maten te laten veranderen. Hierdoor kunt u gewoon gaan spelen vanaf het moment dat u de
DR-3 aanzet, zonder dat u hem verder hoeft te bedienen.
■
Fantastische instrumentklanken - ook ghostnotes
De DR-3 heeft de speciale "soft shot", "double shot" en "buzz shot" klanken voor het nabootsen
van ghostnotes op de snaredrum. Door deze te gebruiken kunt u de patronen nog realistischer
laten klinken.
■
Aanslaggevoelige padtoetsen
De padtoetsen van de DR-3 zijn aanslaggevoelig. Het volume reageert op de kracht, waarmee u
de pads aanslaat.
Hierdoor kunt u een klank laten veranderen door de manier waarop u een pad aanslaat; u kunt
zo het verschil tussen harde en zachte snare slagen laten horen.
6
Belangrijkste kenmerken
■
Het tempo instellen met de Tap Tempo functie
U kunt een tempo instellen door de knop een paar keer in het juiste tempo in te drukken.
■
Transponeer functie
U kunt eenvoudig van toonsoort veranderen.
U kunt ook eenvoudig op een omlaag gestemde gitaar stemmen of op de stemming van een
ander instrument (bijvoorbeeld saxofoon).
■
Handige functies voor samenstellen en spelen van Songs
Met de pads op het bedieningspaneel kunt u eenvoudig Songs maken, waarbij u in principe
gebruik maakt van dezelfde handelingen als bij het uitvoeren van Styles.
Na het maken van een Song kunt u bekkenslagen toevoegen, baspatronen veranderen en
bepaalde delen van de Song veranderen.
■
Synchroniseren met een digitale recorder of sequencer
Met MIDI kunt u de DR-3 synchroniseren met een digitale recorder (bijvoorbeeld uit de
BR serie) of sequencer, of de DR-3 starten en stoppen met een GT-6.
■
Voorzien van tulpstekkers en tulpstekkers jacks
De DR-3 beschikt over zowel 1/4" tulpstekkers jacks als over tulpstekkers, waardoor u het op
allerlei andere apparatuur kunt aansluiten, zoals een mengtafel, versterker of audiosysteem.
■
Compact
De DR-3 is lichtgewicht, compact en bijzonder goed draagbaar. Omdat het apparaat met
batterijen van stroom kan worden voorzien, kunt u de DR-3 eigenlijk bijna overal gebruiken.
7
Inhoud
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN..................................................2
illustraties die uitbeelden wat normaal
gesproken op het display te zien is. Bedenk
wel, dat een apparaat wellicht met een nieuw
verbeterde versie van het besturingssysteem
is uitgerust, waardoor wat u daadwerkelijk op
het display ziet niet altijd volledig overeen
hoeft te komen met de illustratie in de
gebruiksaanwijzing.
2.VALUE draaiknop
Voor het selecteren van Styles en Songs.
Als u op de TEMPO knop (11) drukt, kunt u
daarna met deze draaiknop het tempo
instellen. Tijdens het editen dient deze knop
ook voor het instellen van bepaalde waarden.
5
6
12
14
3.MODE knop
MANU (manual) knop
Als u op deze knop drukt, komt u in de
Manual mode, waarbij u tijdens het spelen
zelf van patroon kunt wisselen.
AUTO knop
Als u op deze knop drukt, komt u in de
Auto mode, waarbij tijdens het spelen van
Styles de patronen automatisch wisselen.
SONG knop
Als u op deze knop drukt, komt u in de
Song mode, waarin u Songs kunt afspelen.
7
1011
12
Paneelbeschrijving
4.
START
STOP knop
STEP REC knop
knop
Voor het starten/pauzeren van Styles/Songs.
Voor het stoppen van een Style of Song.
Voor het starten van Step opname van een
Style of Song.
Als u tijdens Step opname op de START
knop drukt, begint de Realtime opname.
5.EDIT knop
Gebruik deze knop voor instellingen, die
te maken hebben met de werking en de
omgeving waarin de DR-3 zich bevindt.
6.//
/EXIT /
/ENTER knoppen
De vier knoppen, , , and
worden
cursorknoppen
De cursorknoppen worden gebruikt voor
het selecteren van parameters en het
veranderen van pagina op het display.
De EXIT knop is voor het stoppen van een
bepaalde handeling. De ENTER knop is
voor het bevestigen van een ingestelde
waarde of voor het uitvoeren van een
bepaalde handeling.
genoemd.
7.TSC (Total Sound Control)
knoppen
SOUND SHAPE knop
Voor het aanpassen van de algemene
klankkleur van het geluid.
AMBIENCE knop
Voor het veranderen van de galmeffect dat
op het gehele geluid van toepassing is.
8.PTN knop
* Deze knop wordt in de gebruiksaanwijzing
met [] aangegeven.
Druk op deze knop als u met de pads (12)
van patroon wilt wisselen.
Als deze knop AAN staat (het lampje
brandt), schakelen de knoppen 9-12 naar
de volgende functies:
9.VARIATION knoppen
PTN knop
De variatie op het patroon wordt afgespeeld.
KIT knop
Het apparaat speelt met de variatieklank
van de Kit.
MUTE knop
Sommige instrumentgeluiden van het
patroon staan uit.
10. KEY SHIFT knop
Transponeert de toonsoort van een
patroon of Song.
11. TEMPO (TAP) knop
Voor het aanpassen van het tempo.
Als u deze knop tenminste vier keer in een
bepaald tempo intoetst, wordt het tempo
hierop ingesteld.
12. Pattern (patroon) pads
Als de PTN knop (8) AAN staat, kunt u
met deze acht pads van patroon wisselen.
13. INST (instrument) knop
Druk op deze knop als u met de pads
drum- en basgeluiden wilt bespelen.
Als deze knop AAN staat (het lampje
brandt), kunt u met de knoppen 9-12
drum- en basgeluiden bespelen. Daarnaast
kunt u met deze knop ook naar een andere
Sound groep voor de pads (14) gaan.
14. 14.Pads
Als de INST knop (13) AAN staat (het
lampje brandt), kunt u met deze pads
drum- en basgeluiden bespelen.
13
Paneelbeschrijving
Achterpaneel
12345678
1.MIDI IN aansluiting
Op deze aansluiting kan een extern MIDI apparaat worden aangesloten.
2.FOOT SW jack
Als u hier een voetschakelaar aansluit, kunt u daarmee het starten en stoppen van Styles en Songs
bedienen, van patroon wisselen of andere handelingen uitvoeren.
3.OUTPUT jack R (MONO) / L (PHONES)
Verstuurt het audio uitgangssignaal. Sluit hier uw versterker, stereoinstallatie of vergelijkbare
apparatuur op aan. Kies voor het uitsturen van een monosignaal de R (MONO) jack.
Kies voor een hoofdtelefoon de L (PHONES) jack.
U kunt geen mono signaal uitsturen, terwijl u een hoofdtelefoon gebruikt.
4.OUTPUT jack R / L
Verstuurt het audio uitgangssignaal. Sluit hier uw versterker, stereoinstallatie of vergelijkbare
apparatuur op aan. Gebruik deze jacks voor een aansluitkabel met tulpstekkers.
5.VOLUME knop
Hiermee past u het volume van de OUTPUT jacks aan.
6.POWER schakelaar
Schakelt de stroom aan/uit.
7.AC adaptor jack
U kunt gebruik maken van een los verkrijgbare adapter (BOSS PSA serie).
8.Beveiliging ()
http://www.kensington.com/
14
Voor het spelen
NOTE
NOTE
b
NOTE
b
Batterijen installeren
1
Zorg er eerst voor, dat de stroom uitstaat.
fig.00-01
2
Verwijder het batterijklepje van de onderkant van het
apparaat.
3
Plaats zes AA batterijen in de batterijhouder. Let er
hierbij op, dat de positieve (+) en negatieve (-)
uiteinden niet worden omgedraaid.
fig.00-02
Voor het spelen
Als u het apparaat
ondersteboven houdt, raden
we u aan om een aantal
kranten of tijdschriften onder
de vier hoeken of beide
uiteinden te leggen.
Op deze manier voorkomt u
beschadiging van de knoppen
en regelaars. Probeer het
apparaat zo om te draaien,
dat de knoppen en regelaars
niet worden beschadigd.
Draai het apparaat voorzichtig
ondersteboven, zodat het niet
kan vallen en nergens
tegenaan stoot.
4
Sluit de batterijhouder.
We raden aan om alkaline
atterijen te gebruiken; deze
gaan het langst mee.
Meng geen nieuwe batterijen
met deels gebruikte batterijen;
gebruik geen verschillende
atterijen door elkaar.
Als de batterijen bijna leeg zijn,
verschijnt "Battery Low!" op
het display als u de stroom
aanzet. Vervang de batterijen
in dit geval door zes nieuwe
AA batterijen.
15
Voor het spelen
NOTE
NOTE
Aansluiten
De DR-3 is niet uitgerust met een interne versterker of
luidsprekers. Om het geluid te kunnen horen, kunt u een
versterker met luidsprekers aansluiten of een hoofdtelefoon
gebruiken.
Audiokabels, MIDI kabels, hoofdtelefoon en voetschakelaars
worden niet meegeleverd. U kunt deze aanschaffen bij uw dealer.
1
Controleer het volgende, voordat u gaat aansluiten:
• Staat het volume op de DR-3 of de aangesloten versterker
volledig uit?
• Staat de stroom van de DR-3 of de aangesloten versterker uit?
fig.00-03
Hoofdtelefoon
Voetschakelaar
Adapter
(PSA-serie; optioneel)
Zet voor het aansluiten op de
DR-3 altijd de stroom op alle
apparaten uit, om een defect
en/of beschadiging van de
speakers of andere apparatuur
te voorkomen.
Monitor speaker
Audioset
2
Sluit de versterker en audio apparatuur of de
hoofdtelefoon aan, zoals aangegeven in bovenstaand
schema.
Voor een optimale weergave van de klank van de DR-3 raden we
aan om het geluid in stereo af te spelen.
Gebruikt u een mono systeem, gebruik dan de OUTPUT R
(MONO) jack voor de aansluiting.
16
Voor aanwijzingen voor het
aansluiten op MIDI IN, zie p. 93.
Voor aanwijzingen voor het
aansluiten op de FOOT SW jack,
zie p. 29.
U kunt geen mono signaal
uitsturen, terwijl u een
hoofdtelefoon gebruikt.
De stroom aan-/uitzetten
NOTE
De stroom aanzetten
■
Nadat alles is aangesloten (p. 16), kunt u de stroom op de
verschillende apparaten in de aangegeven volgorde aanzetten.
Als u de apparaten in de verkeerde volgorde aanzet, loopt u het
risico op een defect en/of beschadiging van de speakers en
andere apparatuur.
1
Controleer het volgende, voordat u de stroom aanzet:
• Is de externe apparatuur op de juiste manier aangesloten?
• Staat het volume op de DR-3 of de aangesloten versterker volledig uit?
2
Zet de POWER schakelaar op het achterpaneel
van de DR-3 aan.
fig.00-04
3
Zet de stroom op de versterker aan.
Druk op de knipperende [INTRO/START] knop om te beginnen
met spelen. Pas het volume van de DR-3 aan met de VOLUME
knop op het achterpaneel.
fig.00-05
Voor het spelen
Voor het spelen
Dit apparaat is uitgerust met
een beschermingscircuit.
Nadat de stroom is aangezet
duurt het even (een paar
seconden) voordat de DR-3
werkt.
Druk op STOP [] om de
DR-3 met spelen te laten
stoppen.
Pas ook het volume van de versterker en andere aangesloten
apparatuur aan.
■
De stroom uitzetten
1
Controleer het volgende, voordat u de stroom uitzet:
• Staat het volume op de DR-3 of de aangesloten versterker volledig uit?
2
Schakel de versterker en eventuele andere
aangesloten apparatuur uit.
3
Zet de DR-3 uit.
17
Voor het spelen
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset)
Hierdoor worden alle instellingen op de DR-3 teruggebracht naar
de oorspronkelijke ingestelde waarden. Dit wordt "Factory Reset"
genoemd.
fig.00-06p
1
2, 4
3, 5, 6
1
Laat de DR-3 stoppen met spelen, en druk daarna op [EDIT].
fig.00-07d
2
Druk op [] om <SYSTEM> te selecteren.
fig.00-08d
3
Druk op [ENTER].
fig.00-09d
18
4
Druk op [] om <FACTORY RESET> te selecteren.
fig.00-10d
5
Druk op [ENTER].
Nu verschijnt er een boodschap op het display, waarin u wordt
gevraagd om de Factory Reset te bevestigen.
fig.00-11d
Wilt u annuleren, druk dan op [EXIT].
6
Druk op [ENTER] om de Factory Reset uit te voeren.
De Factory Reset wordt nu uitgevoerd.
Als de Factory Reset voltooid is, verschijnt de voorafgaande
pagina op het display. Alle instellingen zijn nu naar de
oorspronkelijke waarde teruggebracht.
Voor het spelen
Voor het spelen
19
Snel van start
In dit gedeelte van de gebruiksaanwijzing, "Snel van start", wordt
uitgelegd hoe u de ritmes van de Styles op de DR-3 kunt gebruiken.
De voorgeprogrammeerde Styles zijn er in rock, jazz en allerlei andere
muziekstijlen.
Als u een Style heeft geselecteerd, kunt u door van patroon te wisselen
een begeleiding samenstellen, die precies past bij wat u speelt.
Elke Style bevat niet alleen een "Intro" en "Ending" patroon, maar ook
drie soorten "Fill-ins" en "Verses". U kunt het patroon op verschillende
manieren laten klinken.
20
De demo beluisteren
b
NOTE
NOTE
Luister eens naar de demo, die de "Styles" van de DR-3 tot leven
brengt.
In de demo worden de "patronen" automatisch gewisseld. Als
een patroon aan het spelen is, brandt het lampje van de pad die
daarbij hoort.
fig.QS-01p
1
2
1
Houd [MANU] ingedrukt en druk op [AUTO].
De DR-3 schakelt naar de Demo mode, waarna de demo begint te
spelen. Als er een patroon of Song aan het spelen is, druk dan
eerst op STOP [], voordat u stap 1 uitvoert.
fig.QS-02d
De naam van de gespeelde Style verschijnt op het display
2
Druk op STOP[] om de demo te stoppen.
Wilt u de demo nogmaals beluisteren, druk dan op START
[].
Styles and Patronen —
de uitvoering van een liedje
vraagt om patronen, die voor elk
gedeelte van het liedje (intro,
fill-in, einde etc.) iets verschillen.
De DR-3 beschikt over acht
voorgeprogrammeerde
ritmepatronen ("patronen")
die deze variaties tot uitdrukking
rengen. Deze acht patronen
zijn samengebracht in een
zogenaamde "Style" (stijl).
De DR-3 beschikt over 100
voorgeprogrammeerde interne
Styles (de Preset Styles), die bij
allerlei muziekstijlen passen.
U kunt ook uw geheel eigen
combinaties van patronen
samenstellen, en zo nieuwe
Styles creëren (de User Styles).
Alle rechten voorbehouden.
Het zonder toestemming
gebruiken van dit materiaal
voor een ander doel dan
privégebruik is een
overtreding van de wet,
die hierop van toepassing is.
Tijdens het spelen van de demo
kunt u niet met de Pattern pads
een ander patroon selecteren.
Voor informatie over het
spelen, waarbij u zelf van
patroon kunt wisselen: zie
"Een Style
Voor het gebruik van
[MANU], [AUTO] of [SONG]
voor het wisselen van mode, is
het nodig om eerst de DR-3 op
STOP te zetten.
spelen" (p. 22).
Snel van start
21
Een Style spelen
Er zijn twee manieren om een Style te spelen: in de "Manual
mode", waarbij u zelf van patroon wisselt; of in de "Auto mode",
waabij de DR-3 de patronen automatisch wisselt.
We gaan nu eerst de Manual mode uitproberen.
Een Style spelen en zelf patronen selecteren ([MANU])
Elke Style bevat acht voorgeprogrammeerde patronen
("Patterns"): intro, fill-in A, verse A, fill-in B, verse B, fill-in C,
verse C en ending. In de Manual mode wisselt u tijdens het spelen
zelf de patronen.
fig.QS-03p
1
Voor informatie over de
"Auto mode": zie p. 31.
2
3
Pattern Pad
1
Druk op [MANU] (het lampje gaat branden).
Als er een patroon of Song aan het spelen is, druk dan eerst op
STOP [] voordat u stap 1 uitvoert.
Hierdoor gaat de DR-3 naar de Manual mode.
De Style pagina verschijnt nu op het display.
fig.QS-04d
Style nr.
22
Style naam
TempoTelMaat
4
Als [INSTR] brandt, klinken er
drum- of basgeluiden als u op
de pads drukt (p. 58).
Druk eerst op[]
(het lampje gaat branden), als
u met de pads van patroon
wilt wisselen.
2
Druk op [INTRO/START] om de Style vanaf het intro te
laten spelen.
3
Druk op een Pattern pad om een ander patroon te
selecteren.
In de volgende tabel vindt u welk patroon aan elke Pattern pad is
toegekend:.
Pad
INTRO/
Naam
Omschrijving
START
Na het intro gaat de
Style naar
Verse A.
Als u op een Pattern pad drukt, begint het bijbehorende patroon
te spelen, zodra het patroon klaar is.
Als u op [FILL] drukt, wordt de fill-in gespeeld, waarna
automatisch het bijbehorende Verse wordt gespeeld. Als u
bijvoorbeeld op [FILL A] drukt, schakelt de DR-3 na de fill-in
automatisch naar [VERSE A].
FILL AVERSE AFILL BVERSE BFILL CVERSE C
Na Fill-In A
gaat de
Style naar
Verse A.
Dit is het
basispatroon
van de
Style.
Na Fill-In B
gaat de
Style naar
Verse B.
4
Als u op [ENDING/STOP] drukt, wordt het einde
gespeeld, waarna de Style stopt met spelen.
Dit is een
uitgebreidere
versie van
het patroon
van Verse
A.
Na Fill-In C
gaat de
Style naar
Verse C.
Een Style spelen
What is a Fill-In? —Als u op
een andere Pattern pad dan
[INTRO/START] drukt,
begint de Style vanaf dat
patroon te spelen.
ENDING/
STOP
Van de patronen AC is deze
het ingewikkeldst.
Wat is een fill-In? —dit zijn de
levendig uitgevoerde patronen,
die als break tussen muzikale
zinnen of op andere plekken in
een Song of Style kunnen
worden tussengevoegd.
De fill-ins kunnen wel één hele
maat lang zijn; het moment
waarop ze worden ingezet
hangt af van het moment,
waarop u op [FILL] drukt.
Het einde
wordt
gespeeld,
waarna de
Style stopt
met spelen.
Snel van start
Om een Style te stoppen
zonder dat het "Ending"
patroon wordt gespeeld,
kunt u op STOP []drukken.
23
Een Style spelen
NOTE
Variaties op een Style spelen (VARIATION)
Met de drie VARIATION knoppen kunt u variatie aanbrengen,
zelfs binnen dezelfde Style.
KnopnaamPTNKITMUTE
Hierdoor wordt de
kit vervangen,
waardoor de klank
verandert.
Hierdoor wordt
een deel van het
drumstel uitgezet.
Omschrijving
fig.QS-05p
Hierdoor wordt
het patroon
verandert.
Wat is een kit? - Dit is een
selectie uit de DR-3 klanken,
die zijn samengevoegd in één
set, bestaande uit 26
drumklanken en één basgeluid
De instellingen van een
VARIATION knop zijn
afhankelijk van de
geselecteerde Style.
1
2
VARIATION knop
1
Druk op [MANU] (het lampje gaat branden).
Als er een patroon of Song aan het spelen is, druk dan eerst op
STOP [S], voordat u stap 1 uitvoert.
Hierdoor gaat de DR-3 naar de Manual mode.
2
Druk op [INTRO/START] om de Style vanaf het intro te
laten spelen.
3
Druk op VARIATION [PTN].
VARIATION [PTN] gaat branden, waarna de variatie op het
huidige patroon wordt gespeeld.
Als u nu nogmaals op VARIATION [PTN] drukt, gaat het lampje
op de knop weer uit en wordt het oorspronkelijke patroon weer
gespeeld.
3, 4, 5
6
U kunt de VARIATION
knoppen niet alleen in de
Manual mode gebruiken, maar
ook in de Auto mode en de
Song mode (p. 37).
De VARIATION [PTN] knop
heeft alleen effect op de Verse
patronen.
24
1
Druk op VARIATION [KIT]
VARIATION [KIT] gaat branden, waarna de drum- en
basgeluiden veranderen.
Als u nu nogmaals op VARIATION [KIT] drukt, gaat het lampje
op de knop weer uit, en wordt het oorspronkelijke patroon
weer gespeeld.
2
Druk op VARIATION [MUTE]
VARIATION [MUTE] gaat branden, waarna een deel van de
geluiden uitgaat.
Als u nu nogmaals op VARIATION [MUTE] drukt, gaat het
lampje op de knop weer uit en wordt het oorspronkelijke
patroon weer gespeeld.
3
Bij sommige Styles is er geen verandering
in het geluid.
Een Style spelen
Bij sommige Styles is er geen
verandering in het geluid.
Snel van start
25
Een Style spelen
Styles selecteren
De DR-3 beschikt over 100 voorgeprogrammeerde Styles.
Laten we eens een paar verschillende Styles beluisteren.
fig.QS-06p
1
U kunt ook uw eigen Styles
samenstellen. Zie voor meer
informatie: "Hoofdstuk 7
Styles maken" (p. 61).
2
3
1
Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is;
druk nu op [MANU] (het lampje gaat branden).
De Style pagina verschijnt op het display.
fig.QS-04d
Style nr.
Style naam
TempoTelMaat
2
Draai aan de VALUE draaiknop om een Style te
selecteren..
3
Druk op [START/INTRO] om de Style vanaf het intro te
laten spelen..
U kunt een andere Style selecteren door aan de VALUE
draaiknop te draaien, ook terwijl de Style aan het spelen is.
4
Als u op [ENDING/STOP] drukt, wordt het einde
gespeeld, waarna de Style stopt met spelen.
4
Als u tijdens het spelen van
een Style een andere Style
selecteert, verschijnt het
“ ” teken voor de naam van
de volgende Style. De Style
wisselt als het huidige patroon
is afgelopen, waarna het
“ ” teken weer verdwijnt.
Als u op een andere Pattern
pad dan [INTRO/START]
drukt, begint de Style vanaf
dat patroon te spelen.
"Preset Style lijst" (p. 116)
26
Het tempo veranderen ([TEMPO])
Laten we eens proberen om het tempo van de Style te veranderen.
fig.QS-08p
1
Druk op [TEMPO (TAP)].
De Tempo pagina verschijnt op het display.
fig.QS-09d
Een Style spelen
Snel van start
2
3
1
2
Verander het tempo met de VALUE draaiknop
Het tempo kunt u instellen op een willekeurige waarde tussen
20 en 260.
3
Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina terug te keren.
■ Het tempo instellen door het zelf in te tikken (Tap Tempo)
U kunt het tempo instellen door de knop in het gewenste tempo
in te toetsen. Deze functie heet "Tap Tempo".
1
Druk tenminste vier keer op [TEMPO (TAP)].
Het ritme, waarmee u de knop indrukt, wordt nu als het
tempo ingesteld.
27
Een Style spelen
De toonsoort veranderen ([KEY SHIFT])
U kunt een Style in verschillende toonsoorten laten spelen
(transponeren). Deze functie noemen we "Key Shift".
fig.QS-10p
2
3
1
1
Druk op [KEY SHIFT]
De Key Shift pagina verschijnt op het display.
fig.QS-11d
2
Stel de toonsoort in met de VALUE draaiknop.
U kunt de waarde instellen op een willekeurige halve noot in het
bereik -12 tot +12, oftewel één octaaf hoger tot één octaaf lager.
Hierdoor verandert de toonsoort van de afgespeelde Style.
3
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de
vorige pagina.
U kunt naar de oorspronkelijke toonsoort terugkeren door op
[KEY SHIFT] te drukken en de waarde met de VALUE draaiknop
weer op "0" te zetten.
28
Een voetschakelaar gebruiken
NOTE
b
NOTE
U kunt een voetschakelaar gebruiken (bijvoorbeeld de FS-5U)
voor het starten en stoppen van Styles en voor het wisselen van
Verse (p. 23). Hierdoor kunt u met de voet van patronen
veranderen.
U kunt in totaal twee voetschakelaars aansluiten op de DR-3.
De voetschakelaar aansluiten
1
Sluit de voetschakelaar aan op de FOOT SW jack op
het achterpaneel.
fig.QS-14
PCS-31: optioneel
Wit
Rood
Snel van start
Zet voor het aansluiten van
een voetschakelaar altijd eerst
de stroom op alle apparaten
uit, om een defect en/of
eschadiging van de speakers
en andere apparatuur te
voorkomen.
Voor het aansluiten van twee
voetschakelaars is de speciale
PCS-31 kabel (optioneel) nodig.
start/stop
(
Style
(Verse wisselen)
)
Voor het aansluiten van twee voetschakelaars
Volgens de fabrieksinstelling wordt de voetschakelaar die met de
plug met de witte ring wordt aangesloten gebruikt voor het
starten en stoppen van Styles; de voetschakelaar die met de plug
met de rode ring wordt aangesloten wordt gebruikt voor het
wisselen van Verse.
Voor het aansluiten van de
voetschakelaar (de optionele
FS-5U) op de FOOT SW jack
dient u de polariteitschakelaar
als volgt in te stellen:
Polariteitschakelaar
U kunt de functie van de
voetschakelaar veranderen.
Zie voor meer details:
"Functies aan de voetschakelaar
toewijzen" (p. 49).
29
Een voetschakelaar gebruiken
De voetschakelaar gebruiken
In het volgende voorbeeld wordt beschreven hoe u de DR-3 met
twee aangesloten voetschakelaars kunt gebruiken.
Heeft u maar één voetschakelaar aansgesloten, dan kunt u deze
alleen gebruiken voor het starten en stoppen van Styles.
1
Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is; druk
nu op [MANU] (het lampje gaat branden).
Hierdoor gaat de DR-3 naar de Manual mode.
2
Als u nu op de voetschakelaar drukt, die met de plug
met de witte ring is aangesloten, dan begint de Style
te spelen..
De Style begint vanaf het intro.
3
Als u nu op de voetschakelaar drukt, die met de plug
met de rode ring is aangesloten, dan schakelt de
Style naar het Verse dat volgt op het Verse patroon
dat nu aan het spelen is.
4
Als u nu op de voetschakelaar drukt, die met de plug
met de witte ring is aangesloten, dan wordt het
"Ending" patroon (het einde) gespeeld, waarna de
Style stopt met spelen.
U kunt de functie van de
voetschakelaar veranderen. Zie
voor meer details: "Functies aan de
voetschakelaar toewijzen"
Als u op de voetschakelaar
met de rode ring drukt, wordt
er na afloop van het huidige
Verse een fill-in gespeeld,
waarna de Style naar het
volgende Verse gaat. Als u
tijdens Verse A op de
voetschakelaar drukt, schakelt
de Style naar Verse B, als u
tijdens Verse B op de
voetschakelaar drukt, schakelt
de Style naar Verse C en als u
tijdens Verse C op de
voetschakelaar drukt, schakelt
de Style weer naar Verse A.
Als u de voetschakelaar
meerdere keren indrukt, kunt
u verder verwijderde Verses
selecteren, overeenkomstig het
aantal keren dat u de
voetschakelaar indrukt.
(p. 49).
30
Spelen terwijl de Styles automatisch wisselen
([AUTO])
Tijdens het spelen van een Style in de Auto mode worden de Styles
automatisch door de DR-3 gewisseld, zonder dat u de Pattern pads
hoeft in te drukken.
Op deze manier kunt u met de DR-3 meespelen, zonder dat u uw
handen van uw gitaar (of ander instrument) hoeft af te halen.
fig.QS-12p
1
Snel van start
2
1
Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is; druk
nu op [MANU] (het lampje gaat branden).
Hierdoor gaat de DR-3 naar de Manual mode.
fig.QS-13d
2
Druk op [INTRO/START] om de Style vanaf het begin
te laten spelen.
In Auto mode worden de patronen automatisch afgespeeld.
De volgorde van INTRO → VERSE A → FILL B → VERSE B →
FILL C → VERSE C → FILL A → VERSE A... enzovoort,
wordt herhaald (ingesteld in de fabriek).
3
Als u op [ENDING/STOP] drukt, wordt het "Ending"
patroon gespeeld, waarna de Style stopt.
3
U kunt de volgorde van de
patronen in de Auto mode
wijzigen. Zie hiervoor:
"De volgorde van de patronen
in de Auto mode wijzigen"
(p. 47).
Om een Style te stoppen,
zonder dat het "Ending"
patroon wordt gespeeld, kunt
u op STOP [] drukken.
31
De algehele klankkleur van het geluid en
de galm veranderen (TSC)
Met de functie "TSC", de afkorting van "Total Sound Control",
kunt u met enkele drukken op een paar knoppen de
klankeigenschappen van het totale geluid van de DR-3
veranderen.
TSC bestaat uit twee soorten effecten: "Sound Shape", waarmee u
de algehele klankkleur van het geluid kunt wijzigen; en
"Ambience", waarmee u de eigenschappen van de galm kunt
beïnvloeden.
fig.QS-16p
1
2
4, 8
3, 5
7, 9
6, 10
U kunt uw favoriete
instellingen van "Sound
Shape" en "Ambience" opslaan.
Zie hiervoor: "De Sound Shape
parameters wijzigen" (p. 53) en
"De Ambience parameters
wijzigen" (p. 56).
1
Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is;
druk nu op [MANU], zodat het lampje gaat branden.
2
Druk op [INTRO/START] om de Style te starten.
3
Druk op TSC [SOUND SHAPE].
De TSC pagina verschijnt in het display.
fig.QS-17d
4
Draai aan de VALUE draaiknop om een Sound Shape
effect te selecteren.
32
De algehele klankkleur van het geluid en de galm veranderen (TSC)
5
Druk op [SOUND SHAPE], zodat het lampje gaat
branden.
Het Sound Shape effect wordt op de afgespeelde Style
aangebracht.
Door elke druk op [SOUND SHAPE] gaat de knop aan (het
lampje brandt) of uit (het lampje brandt niet).
6
Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina
terug te gaan.
7
Druk op TSC [AMBIENCE].
De TSC pagina verschijnt op het display.
fig.QS-18d
8
Draai aan de VALUE draaiknop om een Ambience
effect te selecteren.
Snel van start
9
Druk op [AMBIENCE], zodat het lampje gaat branden.
Het Ambience effect wordt op de afgespeelde Style aangebracht.
Door elke druk op [AMBIENCE] gaat de knop aan (het lampje
brandt) of uit (het lampje brandt niet).
10
Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina
terug te gaan.
Als u op [ENDING/STOP] drukt, wordt het "Ending" patroon
gespeeld, waarna de Style stopt.
Meer informatie over Sound
Shape en Ambience:
"Hoofdstuk 5 De algehele
klankkleur van het geluid en
de galm veranderen(TSC)"
(p. 51).
33
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
De speelmodes van de DR-3
De DR-3 heeft twee modes om in te spelen: de Style Play mode, waarin de patronen
(de "Patterns") tijdens het spelen worden gewisseld; en de Song mode, waarin u eerst data
creëert door de patronen te rangschikken, om vervolgens te gaan spelen.
Bovendien bestaat de "Style Play mode" uit de Manual mode, waarin u de patronen zelf wisselt,
en de Auto mode, waarin de patronen automatisch worden gewisseld.
Een Style bevat een set patronen, die nodig zijn voor het spelen van een liedje.
Voor het uitvoeren van een liedje heeft u verschillende patronen nodig voor de verschillende
delen van het liedje. Het patroon kan bijvoorbeeld als volgt veranderen: intro/melodie A/
melodie B/refrein/einde. Om deze variatie in een liedje te kunnen aangeven, bevat elke Style
acht voorgeprogrammeerde patronen.
De DR-3 bevat 100 verschillende Preset Styles (interne Styles) in rock, jazz en verschillende
andere stijlen. U kunt alle patronen in een bepaald nummer spelen, door eerst het genre waarin
u gaat spelen, te selecteren en vervolgens de patronen te wisselen.
Een Song ontstaat door de volgorde van de patronen in het liedje zelf in te delen.
U kunt ook een Song creëren door een aantal patronen uit verschillende Styles in een bepaalde
volgorde te rangschikken. Bovendien kunt u na het creëren van een Song nog meer data
beïnvloeden door bepaalde delen van de Song te bewerken, bijvoorbeeld door de baslijnen te
veranderen.
Met de MODE knoppen, die hieronder staan afgebeeld, kunt u tussen deze drie modes wisselen.
fig.01-mode
Song
Manual
Mode
Style Play Mode
Auto
Mode
Mode
Style Play Mode
Manual mode
U schakelt naar de Manual mode door op de MODE [MANU] knop te drukken.
In de Manual mode kunt u van patroon wisselen door op de Pattern pads te drukken. U kunt
tijdens het spelen helemaal zelf bepalen in welke volgorde de patronen voorbij komen.
Auto Mode
U schakelt naar de Auto mode door op de MODE [AUTO] knop te drukken.
In de Auto mode kunt u vanaf het begin van een Style de patronen automatisch laten wisselen,
waardoor u vrij kunt jammen.
* Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is, voordat u de MODE knop gebruikt om van mode te wisselen.
34
De opbouw van een Style
fig.01-01
Style
Variation
PatternsPatterns
KitKit
Mute
TSC
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
Patterns
IntroEndingFill A Verse A Fill B Verse B Fill C Verse C
Kit
KICK
SNR1
SNR2
TOM3
BASS
Verse AVerse BVerse C
Variation
KICK
Kit
SNR1
TOM3
SNR2
TOM3
BASS
TOM3
BASS
BASS
Kit
No.128
KICK
SNR1
TOM3
SNR2
No.1
BASS
KICK
TOM3
SNR1
TOM3
SNR2
BASS
BASS
TOM3
BASS
Variation
Instrument
1
2
3
4
254
255
256
Bass Tone
1
2
16
Hoofdstuk
1
Tempo
TSC
Sound
Shape
Ambience
Sound Shape
Preset
1
2
8
User
1
2
8
Ambience
Preset
1
2
8
User
1
2
8
Patronen
De volgende acht patronen zijn ingesteld als de verschillende delen van een liedje:
Patroon naamBeschrijving
INTRODit wordt aan het begin van het liedje gespeeld.
VERSE A, B, C
Dit zijn de belangrijkste patronen van de Style.
Het A patroon is de basis van de Style; B en C zijn uitbreidingen van Verse A.
Deze levendige patronen kunnen tussen muzikale zinnen en op andere
FILL A, B, C
punten in een liedje worden ingevoegd. Selecteer fill-in A, B of C,
afhankelijk van welk Verse u na de fill-in gespeeld wilt hebben.
ENDINGMet dit patroon wordt het liedje afgesloten.
Elk van deze acht patronen is aan een Pattern pad toegewezen. Druk tijdens het spelen van de
Style op de Pattern pads om van patroon te wisselen.
fig.01-03p
Pattern Pad
35
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
Kits
De set met drum-, percussie- en basgeluiden, die in een patroon gebruikt worden, noemen we
een "kit". Aan elke Style is een kit toegewezen; u kunt dus van kit veranderen door een andere
Style te selecteren, waardoor er andere geluiden aan de pads worden toegewezen.
Variation
Met de "Variation" functie kunt u de manier, waarop een Style wordt afgespeeld, veranderen;
bijvoorbeeld door deze op te bouwen of rustiger te laten worden.
Er zijn drie verschillende variaties: [PTN] (Pattern), [KIT] en [MUTE].
[PTN][KIT][MUTE]
Hierdoor wordt een deel van de
Dit verandert het patroon.
Dit vervangt de kit, waardoor het geluid veranderd.
De drie soorten variaties kunt u aan- en uitzetten met VARIATION [PTN], [KIT] en [MUTE].
fig.01-vari
drumset uitgezet. De functie
wordt gebruikt om de Style rustiger
te laten klinken, of om een
naar de voorgrond te brengen.
solo
Pattern
Kit
Mute
TSC
Met de functie "TSC" (afkorting van "Total Sound Control") kunt u de algehele klankkleur van
het geluid en de galm veranderen.
TSC bestaat uit twee soorten effecten: "SOUND SHAPE" en "AMBIENCE".
"SOUND SHAPE" verandert de algehele klankkleur van het geluid door middel van een
3-bands equalizer en een 3-bands compressor, die gebruikt worden om bepaalde tonen
(frequentiegebieden) te versterken of af te zwakken.
"AMBIENCE" verandert de breedte van het geluid, door de ruimtelijke geluidskarakteristieken
(de akoestiek) van het geluid te veranderen.
U kunt de TSC instelling selecteren die het beste bij een bepaalde Style past; u kunt [SOUND
SHAPE] en [AMBIENCE] onafhankelijk van elkaar aan- en uitzetten.
fig.01-tsc
Tempo
Voor elke Style is een geschikt tempo ingesteld.
Als u een Style heeft geselecteerd, kunt u deze ook met een ander tempo laten spelen, of zelfs
tijdens het spelen het tempo veranderen.
36
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
Song Mode
U schakelt naar de Song mode door op de MOD [SONG] knop te drukken.
In de Song mode kunt u Songs creëren door de volgorde van de patronen op te nemen of een
eerder zelf gemaakte Song afspelen.
* Zet eerst de DR-3 op STOP [S], voordat u de MODE knop gebruikt om van mode te wisselen.
De functies van de pads omwisselen
De knoppen [] en [INST] op de DR-3 worden gebruikt om tussen twee verschillende
functies te wisselen.
Patronen aangeven met de pads ([] brandt)
fig.01-padptn
Brandt
Pattern Pads
Als u op [] drukt, kunt u met de Pattern pads van patronen wisselen. Bovendien kunt u op
VARIATION [PTN], [KIT], [MUTE], [KEY SHIFT] en [TEMPO (TAP)] drukken om de functies
te gebruiken, die bij deze knoppen horen.
Hoofdstuk
1
Instrumenten (geluiden) bespelen met de pads ([INST] brandt)
fig.01-padinst
Brandt
Pad nr.
Bas toonhoogte
Instrumentnaam
Pads
Als u op [INST] drukt, worden er verschillende geluiden aan de pads toegewezen. U kunt dan
deze geluiden bespelen door op de pads te drukken. De namen van de instrumenten en de
toonhoogte van het basgeluid staan onder de pads afgedrukt.
Als [INST] brandt, kunt u geen gebruik maken van de functies VARIATION [PTN], [KIT],
[MUTE], [KEY SHIFT] en [TEMPO (TAP)].
Als [INST] brandt, kunt u met de VALUE draaiknop of met [INST] een andere Sound groep
(drums, percussie en bas) aan de pads toewijzen.
37
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
Styl
Styl
S
S
It
Belangrijkste pagina’s en functies
Style pagina
fig.01-d1
Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is; druk nu op [MANU] of [AUTO], waardoor het
lampje gaat branden. Hierdoor gaat de DR-3 naar de Style Play mode en verschijnt de Style
pagina op het display.
Als de DR-3 in de Style Play mode is, kunt u altijd terugkeren naar de Style pagina door op
[EXIT] te drukken.
Song pagina
fig.01-d2
e nr.
ong nr.
e naam
TempoTelMaat
ong naam
Style nr.Maat
Loop Play mode
Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is; druk nu op [SONG], waardoor het lampje gaat branden.
Hierdoor gaat de DR-3 naar de Song mode en verschijnt de Song pagina op het display.
Als de DR-3 in de Song mode is, kunt u altijd terugkeren naar de Song pagina door op [EXIT] te drukken.
Edit pagina
fig.01-d3
ItemWaarde
Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is; druk nu op [EDIT]. Hierdoor gaat de DR-3 naar de
Edit mode en verschijnt de Edit pagina op het display.
In de Edit mode kunt u met de knoppen [] en [] door de pagina’s "bladeren", met de VALUE
draaiknop de waarde veranderen en door op [EXIT] te drukken een handeling annuleren.
em
Step Recording pagina
fig.01-d4
Step display
TelMaat
Pad naamQuantize
In de Style Play mode (als [MANU] of [AUTO] brandt) kunt u door op STEP REC[]
te drukken, de Step opname starten en de Step Recording pagina oproepen.
Als u op STOP [] drukt, dan stopt de opname, en keert u terug naar de Style pagina.
38
Realtime Recording pagina
fig.01-d5
Style nr.
Pattern naam
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
Hoofdstuk
TelMaat
Sound groepQuantize
Als u op START [] drukt, nadat u in de Style Play mode ([MANU] of [AUTO] brandt) op
STEP REC [] heeft gedrukt, dan begint de Realtime opname en verschijnt de Realtime
Recording pagina op het display.
Als u op STOP [] drukt, dan stopt de opname, en keert u terug naar de Style pagina.
Velocity Edit pagina
fig.01-d6
TikMaat
Tel
Pad naamVelocity
Als u tijdens de Step opname van een Style (STEP REC [] brandt) op [EDIT] drukt, dan
verschijnt de Velocity edit pagina op het display.
Als u op [EXIT] drukt, keert u terug naar de Step Recording pagina.
Song Recording pagina
fig.01-d7
Style nr.Song nr.
MaatPattern naam
In de Song mode ([SONG] brandt) kunt u op STEP REC[] drukken om een Step opname te
starten en de Song Recording pagina op te roepen.
In de Song mode wordt de Song Recording pagina ook weergegeven tijdens een Realtime
opname.
Als u op STOP [] drukt, dan stopt de opname en keert u terug naar de Song pagina.
1
Song Edit pagina
fig.01-d8
Item
Item
Als u in de Song mode ([SONG] brandt) tijdens een Step opname (STEP REC [] brandt) op
[EDIT] drukt, dan verschijnt de Song Edit pagina op het display.
Als u op [EXIT] drukt keert u terug naar de Song Recording pagina.
Waarde
39
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
■ Starten en stoppen van spelen en opnemen
De volgende knoppen dienen voor het starten, stoppen en opnemen van Styles en Songs:
fig.01-plystp
START []
Druk op START [] terwijl de DR-3 op STOP staat, om de Style of Song te laten beginnen.
Als u tijdens het spelen op START [] drukt, dan gaat de Style of Song in de pauze-stand.
Druk nogmaals op de knop om de Style of Song vanaf hetzelfde punt weer verder te laten
spelen.
Als u tijdens een Step opname (STEP REC [] brandt) op START [] drukt, dan begint
een Realtime opname.
STOP []
Met deze knop stopt u een Style of Song.
STEP REC []
Hiermee start u een Step opname van een Style of Song.
Als u tijdens een Step opname (STEP REC [] brandt) op START [] drukt, dan begint
een Realtime opname.
40
Realtime opname...p. 65, p. 77
Step opname...p. 67, p. 76
Opmerkingen over editen en opnemen
Bewerkte of opgenomen data wordt niet opgeslagen, als tijdens het editen of
opnemen de stroom wordt uitgezet. Denk aan de volgende handelingen:
- Druk op [EXIT] om te stoppen met editen.
- Druk op STOP [] om te stoppen met opnemen.
De boodschap "Keep Power ON! Now Working..." verschijnt tijdens deze
handelingen op het display.
Zet de stroom nooit uit, terwijl deze boodschap op het display staat.
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
b
■ Het tempo aanpassen ([TEMPO])
Gebruik de volgende werkwijze om het tempo van een Style of Song aan te passen.
fig.01-03p
1. Druk op [TEMPO (TAP)].
De Tempo pagina verschijnt op het display.
fig.01-04d
2. Pas het tempo aan, met de VALUE draaiknop.
U kunt het tempo instellen op een waarde tussen 20 en 260.
3. Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina terug te keren.
Hoofdstuk
1
2
3
1
U kunt het tempo ook instellen
door tenminste vier keer in een
epaald tempo op de [TEMPO
(TAP)] knop te drukken. Zie:
"Het tempo instellen door het
zelf in te tikken (Tap Tempo)"
(p. 27)..
41
Hoofdstuk 1 Overzicht van de DR-3
■ De toonsoort veranderen ([KEY SHIFT])
Gebruik de volgende werkwijze om de toonsoort van de Styles en Songs te veranderen
(transponeren).
fig.01-04p
1. Druk op [KEY SHIFT].
De Key Shift pagina verschijnt op het display.
fig.01-05d
2
3
1
2. Stel de toonsoort in, met de VALUE draaiknop.
U kunt de waarde in stappen van een halve toon instellen,
in een bereik van -12 tot +12 halve tonen, oftewel één octaaf hoger
tot één octaaf lager.
Hierdoor verandert de toonsoort van de Style of Song.
3. Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina terug te keren.
Wilt u de oorspronkelijke toonsoort herstellen, druk dan op [KEY
SHIFT] en stel dan met de VALUE draaiknop de toonsoort in op "0".
42
Als er met de Key Shift functie
een noot tot buiten het bereik
van de DR-3 wordt
getransponeerd, dan zal die
noot in het beschikbare octaaf
daaronder of boven worden
weergegeven.
Hoofdstuk 2 Styles spelen (Manual mode [MANU])
b
De DR-3 bevat 100 voorgeprogrammeerde Styles, in allerlei
muziekstijlen. U kunt met deze Styles spelen door ze te selecteren
en de patronen te wisselen in de "Manual mode".
■ Hoe de pads werken tijdens het spelen
van een Style
fig.02-01p
Brandt
Pattern Pad
De pads van de DR-3 kunnen tussen twee bedieningsmodes
worden geschakeld: [] en [INST] (p. 37).
Als [] brandt kunnen de patronen met de pads worden
gewisseld.
Wilt u de Styles spelen en patronen wisselen in de Manual mode,
zorg er dan voor dat [] brandt.
Voor meer informatie over de
"Auto mode", waarin de
patronen automatisch worden
gewisseld, zie: "Hoofdstuk 3
Styles spelen (Auto mode
([AUTO])" (p. 46).
Voor meer informatie over het
creëren van Styles, zie:
"Hoofdstuk 7 Zelf Styles
maken" (p. 61).
Als [INST] brandt, kunt u
tijdens een patroon, drum- en
asgeluiden bespelen met de
pads.
Voor meer informatie over
[INST], zie: "Hoofdstuk 6
Spelen met de pads" (p. 58).
Hoofdstuk
2
Styles selecteren
Gebruik deze werkwijze voor het selecteren van Styles
om te spelen.
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is; druk nu op
[MANU], zodat het lampje gaat branden.
fig.02-02d
2. Draai aan de VALUE draaiknop om een Style te selecteren.
De Stylenummers van de Preset Styles (de interne Styles) worden
voorafgegaan door een "P"; de Stylenummers van de User Styles
(p. 61) worden voorafgegaan door een "U".
Als u tijdens het spelen van
een Style een andere Style
selecteert, verschijnt het " "
teken voor de naam van de
volgende Style.
De Style wisselt als het huidige
patroon is afgelopen, waarna
het " " teken weer verdwijnt.
Bij bepaalde instellingen kan
het even duren voordat TSC
(p. 51) verandert, als de Style
tijdens het spelen wordt
gewisseld.
Preset Style lijst (p. 116)
43
Hoofdstuk 2 Styles spelen (Manual mode [MANU])
Het patroon dat u wilt spelen selecteren
fig.02-03p
Pattern Pads
Een Style is verdeeld in acht patronen die "Patterns" worden
genoemd; deze zijn aan de acht Pattern pads toegewezen.
Pad-
INTRO/
START
Na het intro gaat de
Style naar
Verse A.
naam
Omschrijving
■ Starten/stoppen
Druk op een Pattern pad.
1.
Zorg eerst dat de DR-3 op STOP [S] staat; druk vervolgens op één
van de Pattern pads om de Style te starten.
Als u op [INTRO/START] drukt, begint de Style vanaf het intro.
Na het intro gaat de Style verder met Verse A.
2. Druk op [ENDING/STOP].
Het einde wordt gespeeld, waarna de Style stopt.
Als u op STOP [] drukt, stopt de Style zonder dat het "Ending"
patroon wordt gespeeld.
FILL AVERSE AFILL BVERSE BFILL CVERSE C
Dit is een
uitgebreidere versie
van het patroon van
Verse A.
Na Fill-In A
gaat de
Style naar
Verse A.
Dit is het
basispatroon
van de
Style.
Na Fill-In B
gaat de
Style naar
Verse B.
Na Fill-In C
gaat de
Style naar
Verse C.
Van de patronen A-C
is deze het
ingewikkeldst.
ENDING/
STOP
Het einde
wordt gespeeld,
waarna de
Style stopt
met spelen.
■ Van patroon wisselen
Druk terwijl de Style speelt op een Pattern pad.
1.
Als u tijdens een bepaald patroon een andere Pattern pad indrukt,
dan begint de ingedrukte pad te knipperen, waarmee wordt
aangegeven dat dit patroon op het huidige patroon zal volgen.
Aan het einde van het huidige patroon wisselt het patroon,
waarna de pad niet meer knippert maar constant brandt.
Als u op één van de [FILL A-C] knoppen drukt, wordt er een
fill-in van maximaal één maat gespeeld, gevolgd door het
bijbehorende [VERSE A-C].
Als u op [ENDING/STOP] drukt wordt het "Ending"
patroon gespeeld, waarna de Style stopt.
44
Hoofdstuk 2 Styles spelen (Manual mode [MANU])
VARIATION
Variaties selecteren (VARIATION)
fig.02-04p
knoppen
Lit
Elke Style bevat drie verschillende variaties. Deze kunt u
gebruiken om binnen één Style variatie aan te brengen.
Hieronder worden de functies van de drie VARIATION knoppen
beschreven:
Knop-
naam
Omschrijving
PTNKITMUTE
Hierdoor wordt
het patroon
verandert.
Hierdoor wordt
de kit vervangen,
waardoor de
klank verandert.
Hierdoor wordt
een deel van de
drumkit uitgezet.
1. Druk tijdens het spelen van een Style op VARIATION [PTN],
[KIT] of [MUTE], zodat het lampje gaat branden.
De ingedrukte knop gaat branden (om aan te geven dat de functie
aanstaat).
Als u nu nogmaals op de knop drukt, gaat het lampje weer uit (om
aan te geven dat de functie uitstaat), waarna het oorspronkelijke
patroon weer wordt gespeeld.
U kunt ook spelen terwijl meerdere van deze knoppen aanstaan.
U kunt de VARIATION
knoppen niet alleen in de
Manual mode gebruiken, maar
ook in de Auto mode (p. 46) en
de Song mode (p. 58).
De instellingen van een
VARIATION knop zijn
afhankelijk van de
geselecteerde Style.
Chapter
Hoofdstuk
2
2
45
Hoofdstuk 3 Styles spelen (Auto mode [AUTO])
Bij het spelen van Styles in de Auto mode worden de patronen
automatisch door de DR-3 gewisseld, zonder dat u de Pattern pads
hoeft in te drukken.
Dit geeft u het voordeel dat u tijdens het spelen uw handen niet van
uw gitaar (of ander instrument) hoeft te halen om de DR-3 te
bedienen. Tijdens het spelen in de Auto mode worden de patronen
in principe in de volgende volgorde afgespeeld (u kunt ook op een
andere Pattern pad dan [INTRO/START] drukken, om de Style
vanaf dat patroon te laten beginnen):
fig.03-01
● Volgorde van patronen in de Auto mode
“Patronen” (p. 35)
Intro
Verse A
Fill-in B
Verse B
Automatische herhaling
Fill-in C
Fill-in AEnding
Verse C
Een Style selecteren
fig.03-01
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is; druk nu op
[AUTO], zodat het lampje gaat branden.
2. Draai aan de VALUE draaiknop om een Style te selecteren.
De Stylenummers van de Preset Styles (de interne Styles) worden
voorafgegaan door een "P"; de Stylenummers van de User Styles
(p. 61) worden voorafgegaan door een "U".
Spelen in de Auto mode
1. Druk op één van de Pattern pads.
Als het door u aangegeven patroon klaar is, wordt automatisch het
daaropvolgende patroon gespeeld.
De volgorde waarin de patronen worden gespeeld vindt u in het
bovenstaande schema: "Volgorde van patronen in de Auto mode".
Als u terwijl de Style speelt op een Pattern pad drukt, dan schakelt de
Style naar het patroon, dat hoort bij de ingedrukte pad, waarna de
Style doorgaat met de herhaling van de volgorde van de patronen.
2. Als u op [ENDING/STOP] drukt, wordt het "Ending" patroon
gespeeld, waarna de de Style stopt.
Wilt u de Style stoppen zonder dat het "Ending" patroon wordt
gespeeld, druk dan op STOP [].
U kunt de volgorde van
patronen en de hoeveelheid
herhaalde maten veranderen.
Zie hiervoor: "De volgorde van
de patronen in de Auto mode
veranderen (p. 47)".
Als [INST] brandt, kunt u
tijdens een patroon, drum- en
basgeluiden met de pads
bespelen.
Voor meer informatie over
[INST], zie: "Hoofdstuk 6
Spelen met de pads" (p. 58).
Als de Style is gestopt, kunt u
weer starten door op een
Pattern pad te drukken.
46
Hoofdstuk 3 Styles spelen (Auto mode [AUTO])
■ De volgorde van de patronen in de Auto mode veranderen
U kunt de volgorde van de patronen in de
Auto mode veranderen.
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is; druk nu op [EDIT].
Het Edit Menu scherm verschijnt
op het display.
fig.09-01d
2. Druk op [], selecteer <SYSTEM> en
druk vervolgens op [ENTER].
fig.09-02d
3. Druk op [], selecteer <AutoType> om
het in te stellen.
fig.09-04d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
ParameterWaarde
AutoType
ABC, ABC 4, ABC 8, ABC 16,
AB, AB 4, AB 8, AB 16
De letters geven de volgorde van de
Verses aan.
Het getal geeft aan hoeveel maten er in elk
Verse worden gespeeld.
Als het aantal maten wordt eenmaal is
aangegeven met een bepaalde ingestelde
waarde, dan wordt het Verse alleen maar in
de aangegeven lengte herhaald, ongeacht het
oorspronkelijke aantal maten in het Verse.
Voorbeeld: bij het spelen van een Style met
een Verse A van vier maten, een Verse B van
twee maten en een Verse C van twee maten.
- Als "ABC" bij "AutoType" is ingesteld
De volgorde waarbij Verse A, B en C elk
één keer gespeeld worden wordt herhaald.
Hoofdstuk
3
fig.09-ABC4
Fill-in AFill-in CFill-in B
Intro
Verse A
(4 meas.)
Verse B
(2 meas.)
Verse C
(2 meas.)
Ending
Style herhaal autmatisch
- Als "ABC4" bij "AutoType" is ingesteld
De volgorde waarbij Verse A, B en C elk vier
maten gespeeld worden wordt herhaald.
fig.09-ABC4
Fill-in AFill-in CFill-in B
Intro
Verse A
(4 meas.)
Verse Bx2
(4 meas.)
Verse Cx2
(4 meas.)
Style herhaal autmatisch
5. Druk enkele malen op [EXIT], totdat u de
Edit mode verlaat.
47
Hoofdstuk 4 De Styles bedienen met een
NOTE
voetschakelaar
De Styles bedienen met een voetschakelaar
U kunt een voetschakelaar (bijvoorbeeld de optionele FS-5U)
gebruiken voor het starten/stoppen van Styles en Songs en het
wisselen van Verse (p. 44). Dit is een handige, omdat u op deze
manier met uw voet van patroon kunt wisselen.
U kunt in totaal twee voetschakelaars aansluiten.
Instructies voor het aansluiten
van de voetschakelaar, zie:
"De voetschakelaar aansluiten"
(p. 29).
Starten en stoppen van Styles en Songs
U kunt een voetschakelaar gebruiken voor het starten en stoppen
van Styles en Songs (p. 85).
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het spelen is;
druk nu op de voetschakelaar.
Als [MANU] of [AUTO] brandt: de Style begint vanaf het intro.
Als [SONG] brandt: de Song begint.
2. Druk tijdens het spelen op de voetschakelaar.
Als [MANU] of [AUTO] brandt: het "Ending" patroon wordt
gespeeld, waarna de Style stopt.
Als [SONG] brandt: de Song stopt.
Verses wisselen
Tijdens het spelen van een Style kunt u de voetschakelaar
gebruiken om in het huidige Verse een fill-in in te voegen, en
vervolgens naar het volgende Verse te schakelen. Als u
bijvoorbeeld tijdens Verse A op de voetschakelaar drukt, dan
voegt de DR-3 fill-in B in, en schakelt daarna naar Verse B.
1. Druk tijdens het spelen van een Style op de voetschakelaar.
Er wordt nu een fill-in ingevoegd, waarna de DR-3 naar het Verse
dat volgt op het huidige Verse, gaat.
Als u tijdens Verse A op de voetschakelaar drukt, schakelt de
Style naar Verse B; als u tijdens Verse B op de voetschakelaar
drukt, schakelt de Style naar Verse C; als u tijdens Verse B op de
voetschakelaar drukt, schakelt de Style naar Verse C.
Als u de voetschakelaar meerdere keren indrukt, kunt u verder
verwijderde Verses selecteren, overeenkomstig het aantal keren
dat u de voetschakelaar indrukt.
Als u tijdens het spelen op de voetschakelaar drukt, schakelt de
DR-3 naar het Verse dat in de Song als volgende is vastgelegd.
Tijdens het opnemen of editen
in de Edit mode heeft het
omhoogbrengen van de
voetschakelaar geen effect.
Het bedradingsschema van de
voetschakelaarjack ziet u
hieronder:
FS1
FS2
Zijn er twee voetschakelaars
aangesloten, druk dan op de
voetschakelaar die met de
plug met de witte ring is
aangesloten.
Zijn er twee voetschakelaars
aangesloten, druk dan op de
voetschakelaar die met de plug
met de rode ring is
aangesloten. Heeft u maar één
voetschakelaar aangesloten,
volg dan de werkwijze die in
het hieropvolgende gedeelte
"Functies aan de
voetschakelaar toewijzen"
staat, voor het toewijzen van
"VERSE, LOOP" aan de
voetschakelaar.
48
Hoofdstuk 4 De Styles bedienen met een voetschakelaar
Functies aan de voetschakelaar toewijzen
Naast het starten/stoppen van Styles en Songs en het wisselen
van Verses kunt u ook nog andere functies aan de voetschakelaar
toewijzen.
fig.04-01p
1. Druk op de [EDIT] knop.
Hoofdstuk
2. Druk op [] om <SYSTEM> te selecteren.
fig.04-02d
3. Druk op [ENTER].
4. Druk op [] [] om <FS1> of <FS2> te selecteren.
Heeft u twee voetschakelaars aangesloten met de speciale kabel
(PCS-31), selecteer dan <FS1> voor het instellen van de
voetschakelaar met de witte ring en <FS2> voor het instellen van
de voetschakelaar met de rode ring.
fig.04-03d
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de functie te selecteren,
die u wilt toewijzen.
Zie het hieropvolgende schema om te zien welke functies er
allemaal kunnen worden toegewezen.
Druk enkele malen op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te
keren.
4
Volgens de
fabrieksinstellingen is <FS1>
ingesteld op "INTRO/END" en
<FS2> op "VERSE, LOOP".
49
Hoofdstuk 4 De Styles bedienen met een voetschakelaar
Functies die aan de voetschakelaars kunnen worden toegewezen
SettingsFunctie
Als [MANU] of [AUTO] brandt:
Als de voetschakelaar wordt ingedrukt, terwijl de Style is gestopt, dan
begint de Style vanaf het Intro. Als de
voetschakelaar wordt ingedrukt, terwijl de Style aan het spelen is, dan
INTRO/
END
VERSE/
LOOP
VAR PTN
VAR KIT
VAR
MUTE
wordt het het "Ending" patroon
gespeeld, waarna de Style stopt.
Als [SONG] brandt:
Als de voetschakelaar wordt ingedrukt,
terwijl de DR-3 is gestopt, dan begint de
Song te spelen. Als de voetschakelaar
wordt ingedrukt, terwijl de Song aan
het spelen is, dan stopt de Song.
Als [MANU] of [AUTO] brandt:
Aan het eind van het huidige patroon
wordt er een fill-in ingevoegd, waarna de Style verder gaat met het Verse
dat volgt op het huidige Verse. Als u
tijdens Verse A op de voetschakelaar
drukt, schakelt de Style naar Verse B;
als u tijdens Verse B op de voetschakelaar drukt, schakelt de Style
naar Verse C; als u tijdens Verse B op
de voetschakelaar drukt, schakelt de
Style naar Verse C. Tijdens het Intro
of Ending indrukken van de voetschakelaar heeft geen gevolg.
Als u de voetschakelaar vaker indrukt, kunt u verder verwijderde
Verses selecteren, overeenkomstig
het aantal keren dat u de voetschakelaar indrukt.
Als [SONG] brandt:
De functie die wordt gebruikt als het
pedaal wordt ingedrukt is afhankelijk
van de instelling van [EDIT]
<SONG> "LoopType".
* Zie: "patronen wisselen met een
voetschakelaar" (p. 86).
Dit heeft dezelfde functie als
VARIATION [PTN] (p. 45).
Dit heeft dezelfde functie als
VARIATION [KIT] (p. 45).
Dit heeft dezelfde functie als
VARIATION [MUTE] (p. 45).
SettingsFunctie
Als de voetschakelaar vier keer of
TAP
TEMPO
STRT/
PAUSE
START/
STOP
STYLE
FWD
STYLE
BWD
INTRO
FILL A
VERSE A
FILL B
VERSE B
FILL C
VERSE C
ENDING
DRUM
KICK–
DRUM
CYM5
PERC 1–
PERC 13
vaker wordt ingedrukt, dan wordt
het tempo ingesteld op het tempo
waarmee de voetschakelaar werd ingedrukt (Tap Tempo, p. 27).
Dit heeft dezelfde functie als START
[].
Als de voetschakelaar wordt ingedrukt terwijl de Style is gestopt, dan
begint de Style; als de voetschakelaar
wordt ingedrukt terwijl de Style aan
het spelen is, dan stopt de Style.
Hierdoor schakelt de DR-3 van de
huidige Style naar de volgende hoger
genummerde Style.
* Als het huidige Stylenummer "P100"
is, dan schakelt de DR-3 naar "U001";
als het huidige Stylenummer "U100"
is, dan schakelt de DR-3 naar "P001".
Hierdoor schakelt de DR-3 van de
huidige Style naar de volgende lager
genummerde Style.
* Als het huidige Stylenummer "P001"
is, dan schakelt de DR-3 naar "U100";
als het huidige Stylenummer "U001"
is, dan schakelt de DR-3 naar "P100".
Dit heeft dezelfde functie als
[INTRO/START].
Dit heeft dezelfde functie als [FILL A].
Dit heeft dezelfde functie als [VERSE A].
Dit heeft dezelfde functie als [FILL B].
Dit heeft dezelfde functie als [VERSE B].
Dit heeft dezelfde functie als [FILL C].
Dit heeft dezelfde functie als [VERSE C].
Dit heeft dezelfde functie als [ENDING/STOP].
Met deze functie kunt u de geluiden
spelen, die in de huidige kit aan
DRUM KICK - DRUM CYM5 (p. 58)
zijn toegewezen.
Met deze functie kunt u de geluiden
spelen, die in de huidige kit aan
PERC 1 - PERC 13 (p. 58) zijn
toegewezen.
50
Hoofdstuk 5 De algehele klankkleur van het
geluid en de galm veranderen (TSC)
Met de functie "TSC" (afkorting van "Total Sound Control") kunt
u de algehele klankkleur van het geluid en de galm veranderen.
TSC bestaat uit twee soorten effecten: "Sound Shape", die van
invloed is op de algehele klankkleur van het geluid; en
"Ambience", waarmee u voor het gehele geluid van de DR-3 de
eigenschappen van het galmeffect kunt veranderen.
"Sound Shape" en "Ambience" bevatten elk acht
voorgeprogrammeerde groepen met instellingen (Preset), maar u
kunt hieraan ook nog acht eigen instellingen toevoegen (User).
fig.05-01p
De instellingen van de twee
TSC effecten zijn voor elke
Preset Style apart ingesteld,
om ervoor te zorgen dat elke
Preset Style een passende galm
en klankkleur heeft.
De algehele klankkleur van het geluid
veranderen ([SOUND SHAPE])
Met "Sound Shape" kunt u de algehele klankkleur van het geluid
veranderen, door middel van een 3-bands equalizer en een
3-bands compressor, waarmee bepaalde tonen
(frequentiegebieden) kunnen worden versterkt of afgezwakt.
1. Druk op [SOUND SHAPE].
De TSC pagina verschijnt op het display.
fig.05-02d
Bij elke druk op [SOUND SHAPE] springt de knop aan (het
lampje brandt) of uit (het lampje gaat uit).
2. Draai aan de VALUE draaiknop om een effect te selecteren.
Waarde
P1ROCKP2LOUD
P3TIGHTP4ENHANC
P5ACSTICP6LIVE
P7LO-FIP8HRDCMP
Volgens de fabrieksinstellingen bevatten de User instellingen
U1–8
(U1-U8) dezelfde instellingen als Preset (P1-P8).
3. Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina terug te keren.
Naam
Waarde
Naam
Hoofdstuk
5
U kunt de parameters van de
Sound Shape instellingen
veranderen en deze een andere
naam geven. U kunt in totaal
acht eigen instellingen
opslaan. Zie voor meer
informatie: "De Sound Shape
parameters veranderen"
(p. 53).
51
Hoofdstuk 5 De algehele klankkleur van het geluid en de galm veranderen (TSC)
De eigenschappen van de galm
veranderen ([AMBIENCE]).
Met "AMBIENCE" kunt u de ruimtelijkheid van het geluid
veranderen, door het galmeffect te veranderen.
1. Druk op [AMBIENCE].
De TSC pagina verschijnt op het display.
fig.05-03d
Bij elke druk op [AMBIENCE] springt de knop aan (het lampje
brandt) of uit (het lampje gaat uit).
2. Draai aan de VALUE draaiknop om een effect te selecteren..
Waarde
P1NATURLP2LARGE
P3BRIGHTP4POWER
P5ROOM 1P6ROOM 2
P7ROOM 3P8HALL
Volgens de fabrieksinstellingen bevatten de User instellingen
U1–8
(U1-U8) dezelfde instellingen als Preset (P1-P8).
Naam
Waarde
Naam
3. Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina terug te keren.
U kunt de parameters van de
Ambience instellingen
veranderen en deze een andere
naam geven. U kunt in totaal
acht eigen instellingen
opslaan. Zie voor meer
informatie: "De Ambience
parameters veranderen"
(p. 56).
52
Hoofdstuk 5 De algehele klankkleur van het geluid en de galm veranderen (TSC)
De Sound Shape
parameters veranderen
U kunt in totaal acht bewerkte Sound Shape
instellingen opslaan.
*De instellingen van een Preset Sound Shape (met een
"P" voor het nummer) kunnen niet worden veranderd.
*Volgens de fabrieksinstellingen bevatten de User instellingen
(U1-U8) dezelfde instellingen als Preset (P1-P8).
*Als de volgende parameters tijdens het spelen van een
Style of Song worden veranderd, dan worden deze
veranderingen ongedaan gemaakt als u op [EDIT] drukt;
de oorspronkelijke instellingen van de Style of Song
worden dan weer hersteld:
- Key Shift waarde (p. 42)
- Tempo waarde (p. 41)
- Sound Shape en Ambience waarden (p. 51, p. 52)
*Sommige data kan tijdens het spelen van een Style of Song
niet worden veranderd. Stop dan eerst de Style of Song,
en breng vervolgens de verandering aan.
■
Het instellen van de parameters
1.
Zorg dat de Style of Song op STOP [S] staat,
en druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het display.
fig.09-23d
2. Druk op [], selecteer <SOUND SHAPE>
en druk vervolgens op [ENTER].
fig.09-24d
3. Draai aan de VALUE draaiknop
om het Sound Shape nummer, dat u wilt
instellen, te selecteren.
4. Druk op [] [] om de parameter,
die u wilt instellen, te selecteren.
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
6. Bent u klaar met de instelling, druk dan
enkele malen op [EXIT] om de Edit mode
te verlaten.
■
De equalizer parameters veranderen
Hiermee verandert u de parameters van de
3-bands equalizer van Sound Shape.
In onderstaande tabel vindt u welke waarden er
voor elke parameter kunnen worden ingesteld:
ParameterWaardeOmschrijving
EQ / Switch OFF, ON
EQ /
Input
EQ (Low) /
Type
EQ (Low) /
Gain
EQ (Low) /
Freq
EQ (Low) /
Q (*1)
EQ (Mid) /
Gain
EQ (Mid) /
Freq
EQ (Mid) /
Q
EQ (High) /
Type
EQ (High) /
Gain
EQ (High) /
Freq
EQ (High) /
Q (*1)
EQ / Out
Level
(*1) De parameters "EQ (Low)/Q" en "EQ (High)/Q" zijn
niet beschikbaar, als "Shelving" (het shelving
equalizertype) is geselecteerd bij "EQ (Low)/Type" of
"EQ (High)/Type".
-24 dB–
+12 dB
Shelving,
Peaking
-12 dB–
+12 dB
20 Hz–
2.0 kHz
0.3–16.0
-12 dB–
+12 dB
20 Hz–
8.0 kHz
0.3–16.0
Shelving,
Peaking
-12 dB–
+12 dB
500 Hz–
14.0 kHz
0.3–16.0
-24 dB–
+12 dB
Deze parameter zet het
equalizer effect aan/uit.
Instelling van het totale
volume, voordat het door
de equalizer gaat.
Instelling van het equalizertype (shelving, peaking)
voor het lage register.
Instelling van het de hoeveelheid versterking of afzwakking in het lage register.
Instelling van de centrale frequentie van het lage register.
Instelling van de helling van
de frequentiekarakteristiek
curve van de centrale frequentie van het lage register.
Instelling van het de hoeveelheid versterking of afzwakking in het midden register.
Instelling van de centrale frequentie van het midden register.
Instelling van de helling van
de frequentiekarakteristiek
curve van de centrale frequentie van het midden register.
Instelling van het equalizertype (shelving, peaking) voor
het hoge register.
Instelling van het de hoeveelheid versterking of afzwakking in het hoge register.
Instelling van de centrale frequentie van het hoge register.
Instelling van de helling van
de frequentiekarakteristiek
curve van de centrale frequentie van het hoge register.
Instelling van het totale geluidsvolume na de equalizer.
Hoofdstuk
5
53
Hoofdstuk 5 De algehele klankkleur van het geluid en de galm veranderen (TSC)
■ De compressor parameters
veranderen
Hiermee verandert u de parameters van de
Sound Shape compressor.
De compressor comprimeert het totale
uitgangssignaal als het ingangsvolume een
bepaalde ingestelde waarde overschrijdt.
In onderstaande tabel vindt u welke waarden er
voor elke parameter kunnen worden ingesteld:
ParameterWaardeBeschrijving
COMP /
Switch
COMP /
SplitL
COMP /
SplitH
COMP
(Low) /
Thres
COMP
(Low) /
Ratio
COMP
(Low) /
Attack
COMP
(Low) /
Release
COMP(Mid)
/ Thres
COMP(Mid)
/ Ratio
OFF, ON
20 Hz–
800 Hz
1.6 kHz–
14.0 kHz
-30 dB–
+6 dB
1:1.00–
1:16.0,
1:INF
0 ms–
100 ms
50 ms–
5000 ms
-30 dB–
+6 dB
1:1.00–
1:16.0,
1:INF
Deze parameter zet het compressor effect aan/uit.
Instelling van de frequentie (in
het lage register) waarop het geluidssignaal in drie verschillende registers wordt gesplitst.
Instelling van de frequentie (in
het hoge register) waarop het
geluidssignaal in drie verschillende registers wordt gesplitst.
Instelling van het volume waarop de lage-register compressor
actief wordt.
Instelling van de verhouding
waarmee het uitgangssignaal
van het lage register wordt onderdrukt, als het ingangssignaal de Lo drempelwaarde
(COMP (Low)/Thres) overschrijdt.
Instelling van de periode tussen
het moment dat het ingangssignaal de Lo drempelwaarde
overschrijdt en het moment
waarop de lage-register compressor actief wordt.
Instelling van de periode tussen
het moment dat het ingangssignaal weer onder de Lo drempelwaarde komt en het
moment waarop de lage-register compressor wordt gedeactiveerd.
Instelling van het volume waarop de middenregister compressor actief wordt.
Instelling van de verhouding
waarmee het uitgangssignaal
van het midden register wordt
onderdrukt, als het ingangssignaal de Middle drempelwaarde
(COMP (Mid)/Thres) overschrijdt.
ParameterWaardeBeschrijving
Instelling van de periode tussen
COMP(Mid)
/ Attack
COMP(Mid)
/ Release
COMP(Hi) /
Thres
COMP(Hi) /
Ratio
COMP(Hi) /
Attack
COMP(Hi) /
Release
*Bij de compressor wordt het volume automatisch optimaal
ingesteld, volgens de threshold (Thres) en ratio (Ratio)
instellingen. Omdat een verlenging van de attack (Attack)
vervorming kan veroorzaken, is er bovendien een buffer
(marge) van -6 dB ingesteld. Stel de volgende parameters
naar wens in:
COMP /
Low Lev
COMP / Mid
Lev
COMP /
High Lev
COMP /
OutLevel
0 ms–
100 ms
50 ms–
5000 ms
-30 dB–
+6 dB
1:1.00–
1:16.0,
1:INF
0 ms–
100 ms
50 ms–
5000 ms
-60 dB–
+6 dB
-60 dB–
+6 dB
-60 dB–
+6 dB
-60 dB–
+6 dB
het moment dat het ingangssignaal de Middle drempelwaarde overschrijdt en het
moment waarop de middenregister compressor actief wordt.
Instelling van de periode tussen
het moment dat het ingangssignaal weer onder de Middle
drempelwaarde komt en het
moment waarop de middenregister compressor wordt
gedeactiveerd.
Instelling van het volume waarop de hoge-register compressor
actief wordt.
Instelling van de verhouding
waarmee het uitgangssignaal
van het hoge register wordt
onderdrukt, als het ingangssignaal de Hi drempelwaarde
(COMP (Hi)/Thres) overschrijdt.
Instelling van de periode tussen
het moment dat het ingangssignaal de Hi drempelwaarde
overschrijdt en het moment
waarop de hoge-register
compressor actief wordt.
Instelling van de periode tussen
het moment dat het ingangssignaal weer onder de Hi drempelwaarde komt en het moment
waarop de hoge-register compressor wordt gedeactiveerd.
Instelling van het volume van
het lage register, nadat het
signaal door de compressor en
de expander is gegaan.
Instelling van het volume van
het midden register, nadat het
signaal door de compressor en
de expander is gegaan.
Instelling van het volume van
het hoge register, nadat het
signaal door de compressor en
de expander is gegaan.
Instelling van het totale geluidsvolume na de compressor.
54
Hoofdstuk 5 De algehele klankkleur van het geluid en de galm veranderen (TSC)
■ Een naam geven aan de
instellingen
Selecteer <NAME> bij stap 4 op p. 53;
druk vervolgens op [ENTER].
U kunt de naam van de thans geselecteerde
Sound Shape instelling bewerken; u kunt
hiervoor maximaal zes karakters gebruiken.
fig.09-27d
Ga met [] [] naar het punt, waar u een
(de) teken(s) wilt invoeren.
Met [ENTER] kunt u wisselen tussen hoofdletters
en kleine letters.
Draai aan de VALUE draaiknop om een teken te
selecteren.
Bent u gereed met de instelling, druk dan enkele
malen op [EXIT] totdat u de Edit mode heeft
verlaten.
■ De instellingen kopiëren
Selecteer <COPY> bij stap 4 op p. 53;
druk vervolgens op [ENTER].
Kopieer de thans geselecteerde Sound Shape
instelling naar de User instellingen (U1-U8).
fig.09-28d
Draai aan de VALUE draaiknop om het nummer
van de te kopiëren Sound Shape te selecteren,
en druk vervolgens op [].
fig.09-29d
Draai aan de VALUE draaiknop om te selecteren
naar welk nummer u de Sound Shape wilt
kopiëren, en druk vervolgens op [].
fig.09-30d
Hoofdstuk
5
Druk op [ENTER] om het kopiëren uit te voeren.
Als u op [] drukt, wordt het kopiëren
geannuleerd, en gaat u terug naar de pagina,
waar u zich direct voor deze handeling bevond.
Bent u gereed met de instelling, druk dan enkele
malen op [EXIT], totdat u de Edit mode heeft
verlaten.
55
Hoofdstuk 5 De algehele klankkleur van het geluid en de galm veranderen (TSC)
De Ambience parameters
veranderen
U kunt in totaal acht bewerkte Ambience
instellingen opslaan.
*De instellingen van een Preset Ambience (met een "P"
voor het nummer) kunnen niet worden veranderd.
*Volgens de fabrieksinstellingen bevatten de User instellingen
(U1-U8) dezelfde instellingen als Preset (P1-P8).
*Als de volgende parameters tijdens het spelen van een
Style of Song worden veranderd, dan worden deze
veranderingen ongedaan gemaakt als u op [EDIT] drukt;
de oorspronkelijke instellingen van de Style of Song
worden dan weer hersteld:
-Key Shift waarde (p. 42)
-Tempo waarde (p. 41)
-Sound Shape en Ambience waarden (p. 51, p. 52)
*Sommige data kan tijdens het spelen van een Style of
Song niet worden veranderd. Stop dan eerst de Style of
Song, en breng vervolgens de verandering aan.
■
Het instellen van de parameters
1.
Zorg dat de Style of Song op STOP [S] staat,
en druk vervolgens op [EDIT].
Het Edit verschijnt:
fig.09-23d
2. Druk op [], selecteer <AMBIENCE>,
en druk vervolgens op [ENTER].
fig.09-24d
3. Draai aan de VALUE draaiknop om het
Ambience nummer dat u wilt instellen te
selecteren.
4. Druk op [] [] om de parameter die
u wilt instellen te selecteren.
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
6. Bent u klaar met de instelling, druk dan
enkele malen op [EXIT] om de Edit mode
te verlaten.
■ De Ambience parameters
veranderen
In onderstaande tabel vindt u welke waarden er
voor elke parameter kunnen worden ingesteld:
Parameter WaardeOmschrijving
Size
Time0.1–32.0
Level0–100
PreDelay
Density0–100
ErLevel0–100
RelDensity 0–100
Low Damp
/ Gain
Low Damp
/ Freq
Hi Damp /
Gain
5.6 m–
20.5 m
0 ms–
20 ms
-36.0 dB–
0.0 dB
55 Hz–
4.00 kHz
-36.0 dB–
0.0 dB
Deze parameter verandert de
grootte van de gesimuleerde
ruimte.
Deze parameter verandert de
lengte (tijd) van de galm.
Deze parameter verandert
het effectvolume.
Deze parameter verandert
het tijdsinterval tussen het
directe geluid en het begin
van de galm.
Instelling van dichtheid van
de gehele reverbklank.
Deze parameter verandert
het geluidsvolume van de
klank die de luisteraar bereikt, nadat het geluid één
keer (of enkele keren) tegen
de muur is gekaatst ("early
reflections").
Deze parameter verandert de
dichtheid van de klank,
die de luisteraar na vele
weerkaatsingen bereikt.
Deze parameter verandert de
hoeveelheid demping van
het reverbgeluid in het lage
register. Als deze parameter
op "0" staat, vindt er geen
demping in het lage register
plaats.
Deze parameter verandert de
standaard frequentie, waarop
het lage register wordt
gedempt. In het frequentie,
ge
bied onder deze
frequentie wordt de
reverbklank gedempt.
Deze parameter verandert de
hoeveelheid demping van
het reverbgeluid in het hoge
register. Als deze parameter
op "0" staat, vindt er geen
demping in het hoge register
plaats.
56
Hoofdstuk 5 De algehele klankkleur van het geluid en de galm veranderen (TSC)
Parameter WaardeOmschrijving
Deze parameter verandert de
standaard frequentie, waarop
Hi Damp /
Freq
Low Cut /
Freq
High Cut /
Freq
400 Hz–
16 kHz
20 Hz–
2.0 kHz
250 Hz–
14.0 kHz,
FLAT
het hoge register wordt
gedempt. In het frequentiegebied boven deze frequentie
wordt de reverbklank
gedempt.
Deze parameter verandert de
frequentie waarop het lage
register wordt afgezwakt.
Deze parameter verandert de
frequentie waarop het hoge
register wordt afgezwakt.
Als deze parameter op
"FLAT" staat is er geen effect.
■ Een naam geven aan de
instellingen
Selecteer <NAME> bij stap 4 op p. 56; druk
vervolgens op [ENTER].
U kunt de naam van de thans geselecteerde
Ambience instelling bewerken. U kunt hiervoor
maximaal zes tekens gebruiken.
fig.09-27d
■ De instellingen kopiëren
Selecteer <COPY> bij stap 4 op p. 56; druk
vervolgens op [ENTER].
Kopieer de thans geselecteerde Ambience
instelling naar de User instellingen (U1-U8).
fig.09-28d
Draai aan de VALUE draaiknop om het nummer
van de te kopiëren Ambience te selecteren, en
druk vervolgens op [].
fig.09-29d
Draai aan de VALUE draaiknop om te selecteren
naar welk nummer u de Ambience wilt kopiëren,
en druk vervolgens op [].
fig.09-30d
Hoofdstuk
5
Ga met [] [] naar het punt waar u een (de)
teken(s) wilt invoeren.
Met [ENTER] kunt u wisselen tussen hoofdletters
en kleine letters.
Draai aan de VALUE draaiknop om een teken te
selecteren.
Bent u gereed met de instelling, druk dan enkele
malen op [EXIT] totdat u de Edit mode heeft
verlaten.
Druk op [ENTER] om het kopiëren uit te voeren.
Als u op []] drukt, wordt het kopiëren
geannuleerd en gaat u terug naar de pagina waar
u zich direct voor deze handeling bevond.
Bent u gereed met de instelling, druk dan enkele
malen op [EXIT], totdat u de Edit mode heeft
verlaten.
57
Hoofdstuk 6 Spelen met de pads
Als u op [INST] drukt, dan gaat het lampje branden, en kunt u
drum- en basgeluiden bespelen met de pads. Tijdens het spelen
van een Style of Song kunt u ook op [INST] drukken om met de
pads de geluiden te bespelen.
Als [INST] brandt kunt u de volgende pads gebruiken om de
geluiden te spelen:
fig.06-01p
In elke Preset Style is
vastgelegd, welke geluiden
aan de pads zijn toegewezen.
Brandt
Pad nr.
Instrumentnaam
Pads
U heeft tijdens het spelen met de pads de beschikking over drie
groepen met geluiden (DRUM, PERC, BASS).
Door op [INST] te drukken, kunt u de gewenste groep selecteren.
De keuzemogelijkheden komen in de volgende volgorde voorbij:
“DRUM” → “PERC” → “BASS” → “oct BASS” → “oct
BASS” → “DRUM” enzovoorts.
De naam van de Sound groep verschijnt op het display.
Display
DRUM
PERC
BASS
oct BASS
oct BASS
Groep
Naam
Drumset
Percussie
Bas
Geluid
De geluiden in de drumset zijn aan de pads
toegewezen. De namen van de geluiden staan
onder de pads afgedrukt.
Er zijn verschillende percussiegeluiden aan de
pads toegewezen.
De verschillende tonen uit de toonladder van
het aangegeven basgeluid zijn aan de pads
toegewezen. De notennamen staan onder de
pads afgedrukt.
Het basgeluid is aan de pads toegewezen,
maar één octaaf lager.
Het basgeluid is aan de pads toegewezen,
maar één octaaf hoger.
Als u op een pad drukt, klinkt het geluid dat aan de pad is
toegewezen of het basgeluid op de aangegeven toonhoogte.
Het volume en de klankkleur worden beïnvloed door de kracht,
waarmee u de pad indrukt.
basgeluid
Druk op [] om de pads
te gebruiken voor het wisselen
van de patronen. Zie voor meer
informatie: "De functies van de
pads omwisselen" (p. 37).
U kunt de aanslaggevoeligheid
van de pads aanpassen.
Zie voor meer informatie:
"De aanslaggevoeligheid van
de pads aanpassen" (p. 89).
58
NOTE
b
Spelen met drumgeluiden
Druk een aantal keer op [INST], totdat "DRUM" op het
1.
display verschijnt.
fig.06-02d
Druk op de pads om te spelen.
2.
U hoort de geluiden, die aan de pads zijn toegewezen.
De namen van de toegewezen instrumenten staan onder de pads
afgedrukt.
Spelen met percussiegeluiden
Druk een aantal keer op [INST], totdat "PERC" op het display
1.
verschijnt.
fig.06-03d
Hoofdstuk 6 Spelen met de pads
Zie voor informatie over de
geluiden die aan de pads zijn
toegewezen: "Preset Kit lijst"
(p. 106).
Hoofdstuk
2.
Druk op de pads om te spelen.
U hoort de geluiden, die aan de pads zijn toegewezen.
Spelen met basgeluiden
1.
Druk een aantal keer op [INST], totdat "BASS", "oct
BASS" of "oct
fig.06-04d
2.
Druk op de pads om te spelen.
U hoort het basgeluid op de toonhoogte, die aan de pad is toegewezen.
Het basgeluid stopt, zodra u de pad loslaat.
De notennamen, die aan de pads zijn toegewezen, staan onder de
pads afgedrukt.
BASS" op het display verschijnt.
6
U kunt niet meer dan één
asgeluid tegelijk bespelen.
59
Hoofdstuk 6 Spelen met de pads
Een ander geluid selecteren
(VARIATION [KIT])
Als [INST] brandt, dan noemen we de drie groepen met geluiden
waarmee gespeeld kan worden op de pads (DRUM, PERC en
BASS) de "drumkit".
Elke Style bevat twee drumkits. U kunt tussen deze twee
drumkits wisselen door VARIATION [KIT] aan en uit te zetten.
fig.06-06p
1.
Druk op [], zodat het lampje gaat branden.
2.
Druk op VARIATION [KIT], zodat het lampje gaat branden.
Druk op [INST], zodat het lampje gaat branden.
3.
Als u nu op de pads drukt, hoort u de andere drumkit.
Om terug te keren naar de oorspronkelijke drumkit, drukt u op
[] en vervolgens op VARIATION [KIT], zodat de lampjes
weer uitgaan.
U kunt veranderen welke
geluiden er in een drumkit
zitten, en op deze manier
originele drumkits
samenstellen. Daarnaast kunt
u ook de instellingen van
volume en pan
(stereoplaatsing van het
geluid) veranderen.
Zie voor meer informatie:
"Hoofdstuk 10 Zelf een kit
samenstellen" (p. 90).
Als u VARIATION [KIT]
aanzet, verandert niet alleen
de drumkit van de pads, maar
ook de drumkit van de Style of
Song, die op dat moment aan
het spelen is.
60
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
Hoewel de DR-3 al beschikt over een geweldige
hoeveelheid verschillende Styles, in allerlei
muziekstijlen, kunt u ook uw eigen Styles
creëren. Deze zelfgemaakte Styles noemen we
"User Styles".
Een User Style heeft een "U" voor het nummer,
bijvoorbeeld: "U001". Op de DR-3 kunt u in totaal
wel 100 User Styles opslaan.
Werkwijze voor het zelf
maken van Styles
De volgende stappen zijn nodig voor het creëren
van een nieuwe Style:
fig.07-01
<1> Selecteer een nummer voor
de Style, die u gaat maken
<2> Maak de instellingen voor
de nieuwe Style
- Stel het tempo in
- Stel de maatsoort in
- Stel de drumkit samen
- Stel VARIATION [MUTE] in
- Maak de TSC instellingen
- Bepaal het aantal maten van elk Pattern (deze
instellingen kunnen na het opnemen van de Patterns
nog worden veranderd)
<3> Neem de patronen op
(Realtime opname/Step opname)
- Neem de drumpartij op
- Neem de baspartij op
- Verander de dynamiek van de geluiden (Velocity Edit)
- Transponeer de baspartij
<4> Controleer de gecreëerde Style
- Bewerk de instellingen
<Maak de Style af>
- Geef een naam aan de Style
Er zijn twee manieren om de patronen op te nemen
bij stap
<3>
.
Realtime opname
Bij deze methode speelt u op de pads in de maat mee
met het metronoomgeluid, waarbij het patroon
precies wordt opgenomen zoals het gespeeld wordt.
Als er bij het inspelen op de pads een kleine
oneffenheid in de timing optreedt, dan wordt er
dankzij de Quantize functie toch met de juiste timing
opgenomen (zie stap 3 op p. 65).
Step opname
Bij deze methode kunt u de timing, het volume
enz. van iedere noot van elk instrument één voor
één "opnemen". Hierdoor kunt u alle patronen
zeer nauwkeurig opnemen, ook patronen die
moeilijk "live" zijn in te spelen bij een Realtime
opname.
U kunt voor het opnemen van patronen ook
Realtime én Step opname gebruiken.
Nadat u bijvoorbeeld het basis patroon met Step
opname heeft opgenomen, kunt u het patroon
afmaken door in een Realtime opname enkele
geluiden in een lossere stijl toe te voegen.
Handige functies voor het zelf maken van Styles
U kunt het creëren van een Style vereenvoudigen
door eerst een Preset Style, of de patronen uit een
Preset Style, naar een User Style te kopiëren;
vervolgens kunt u door deze aan te passen een
nieuwe Style creëren.
• Kopiëren en verwijderen van Styles (p. 71)
• Kopiëren en verwijderen van patronen (p. 72)
Patronen van twee maten creëren uit patronen van vier maten
Als u een patroon van vier maten kopieert, en
vervolgens met de werkwijze die bij "Het aantal maten
in een patroon bepalen" (p. 64) staat beschreven het
aantal maten op "2" instelt, dan ontstaat er een patroon,
waarin slechts de eerste twee maten van het
oorspronkelijke patroon worden gespeeld. Op deze
manier gebruikt u de instelling die op p. 64 staat
beschreven om een kleiner patroon te creëren vanuit
een patroon, dat u kopieert.
De toonsoort van de baspartij veranderen (Key Transpose)
Nadat u een patroon heeft opgenomen of gekopieerd
kunt u de toonsoort van de baspartij in het patroon
transponeren.
Hoofdstuk
7
61
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
<1> Een nummer voor de
Style selecteren
1. Zet de Style of Song op stop en druk
vervolgens op [MANU].
De Style pagina verschijnt in het display.
fig.07-02d
2. Draai aan de VALUE draaiknop om een
nummer te selecteren (U001-U100) voor
de Style, die u gaat maken.
U kunt niet op de Preset Styles (P001-P100)
opnemen.
<2> De instellingen voor de
nieuwe Style maken
*IAls de volgende parameters tijdens het spelen van een
Style of Song worden veranderd, dan worden deze
veranderingen ongedaan gemaakt als u op [EDIT] drukt
(de oorspronkelijke instellingen van de Style of Song
worden dan weer hersteld):
- Key Shift waarde (p. 42)
- Tempo waarde (p. 41)
- Sound Shape en Ambience waarden (p. 51, p. 52)
*Sommige data kan tijdens het spelen van een Style of
Song niet worden veranderd. Stop dan eerst de Style of
Song, en breng vervolgens de verandering aan.
*VARIATION [PTN], [KIT] en [MUTE] hebben in de
Edit mode geen effect.
fig.07-03d
3. Selecteer <Tempo>.
fig.07-04d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om het
tempo in te stellen.
U kunt het tempo instellen op een waarde tussen
20 en 260.
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
gewijzigd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
■ De maatsoort instellen
*Als u een Style kopieert, dan gebruikt de nieuwe Style
dezelfde maatsoort als de originele Style.
1. Selecteer de Style, die u gaat instellen,
en druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [] en selecteer <Beat>.
fig.07-05d
■
Het tempo van de Style instellen
1. Selecteer de Style, die u gaat instellen,
en druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
62
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
maatsoort in te stellen.
2/4, 3/4,... 8/4,
4/8, 5/8,... 16/8
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
gewijzigd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
■ De kit samenstellen
Als u de kit verandert, veranderen de geluiden
die in de nieuwe Style worden gebruikt.
Voor het instellen van de Variation van de kit
(p. 36) moet u bij stap 3 hieronder <Kit2>
selecteren.
*U kunt ook zelf kits samenstellen met de instrumenten
van uw eigen keuze (User kits). Zie voor meer informatie:
"Hoofdstuk 10 Zelf een kit samenstellen" (p. 90).
1. Selecteer de Style, die u gaat instellen,
en druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], en selecteer <Kit1> of
<Kit2>.
fig.07-07d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de kit
te selecteren.
Elke kit bevat de instellingen P01-P50
of U01-U50.
Zie voor meer infomatie over de
instrumenten, waaruit de kits zijn
opgebouwd: "Preset kit lijst" (p. 106).
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
gewijzigd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
■ Instellen welk geluid er door
VARIATION [MUTE] wordt
uitgezet
U kunt hier instellen welk geluid te horen is als
VARIATION [MUTE] aanstaat.
Als u tijdens het spelen van de thans
geselecteerde Style op VARIATION [MUTE]
drukt, dan hoort u alleen het geluid dat bij deze
instelling is geselecteerd, terwijl alle andere
geluiden uit staan.
1. Selecteer de Style, die u gaat instellen,
en druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], en selecteer <Mute>.
fig.07-17d
4. Draai aan de VALUE draaiknop te
selecteren welk geluid er te horen zal zijn
als VARIATION [MUTE] aanstaat.
ItemWaarde
HH (hihat en bekken), Kick, Bass,
Mute
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
HH&Kc (hihat en kick), Kc&Bs (kick en
bas), Kc&Bs (kick & bas), HH&Bs (hihat
en bas), Drums
gewijzigd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
Hoofdstuk
7
63
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
■ TSC instellen voor de Style
Stel TSC (Sound Shape en Ambience) in voor de
Style, die u aan het maken bent.
1. Selecteer de Style, die u gaat instellen,
en druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], en selecteer het item dat u
gaat instellen.
ItemWaardeOmschrijving
Shape
Sw
Shape
Ambi
Sw
Ambi
ON, OFF
P1–P8,
U1–U8
ON, OFF
P1–P8,
U1–U8
fig.07-08d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
gewijzigd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
Aan/uit instelling van
Sound Shape voor de
nieuwe Style.
Instelling van de Sound
Shape voor de nieuwe
Style.
Aan/uit instelling van
Ambience voor de nieuwe
Style.
Instelling van de Ambience
voor de nieuwe Style.
■ Het aantal maten in elk
patroon bepalen
*De Fill-ins A-C duren elk één maat. Deze instelling kan
niet worden veranderd.
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], selecteer <PATTERN> en
druk vervolgens op [ENTER].
fig.07-06d
4. Druk op [] [] om het patroon te
selecteren, waarvan u de instelling wilt
veranderen.
U kunt een patroon selecteren als op de
bovenste regel van het display "PATTERN
MEAS" staat weergegeven.
*Zie voor meer informatie over "PTN KEY TRANS" op
de bovenste regel van het display: "De toonsoort van de
baspartij van het patroon transponeren" (p. 70).
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de
hoeveelheid maten te selecteren.
De maximale lengte van een patroon is
vier maten.
6. Als u tweemaal op [EXIT] drukt, dan is de
instelling gewijzigd, en gaat u terug naar
de vorige pagina.
*Als u in een gekopieerd patroon het aantal maten gaat
veranderen in een lager aantal maten dan het
oorspronkelijke aantal, dan blijft het aantal maten
hetzelfde als in het origineel.
64
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
<3> De patronen opnemen
■ Realtime opnemen
In dit gedeelte wordt de werkwijze voor het
Realtime opnemen uitgelegd. Bij een Realtime
opname speelt u op de pads in het tempo dat
door de metronoom wordt gegeven.
*Als u over een reeds eerder opgenomen patroon opneemt,
worden de geluiden over elkaar gelegd; de eerder
opgenomen geluiden worden niet gewist.
*U kunt niet over de Preset Styles (P001-P100) opnemen.
*De instellingen van tempo, Sound Shape en Ambience op
het moment van de opname worden opgeslagen in het
opgenomen patroon.
• De drumpartij opnemen
*Voor de drumpartij kunt u niet meerdere noten van
hetzelfde padnummer opnemen in één Step.
Druk eerst op [MANU], zodat u naar de Manual
mode gaat.
1. Houd [] ingedrukt en druk op één
van de Pattern pads, om aan te geven
welk patroon u wilt opnemen.
Als u op een Pattern pad drukt, gaat deze
knipperen.
2. Houd STEP REC [] ingedrukt en druk
op START [].
STEP REC [] gaat branden, terwijl START
[] knippert. De opname begint als de
metronoom één maat heeft afgeteld.
De "MEAS-BEAT" weergave op het display
telt in de maat mee met de metronoom.
[INST] gaat branden; u kunt nu geluiden
spelen met de pads.
fig.07-08d
Style nr.Pattern naam
TelMaat
Geluiden groep Quantize
3. Draai aan de VALUE draaiknop om de
Quantize functie in te stellen.
Deze functie verbetert kleine vergissingen in
het gespeelde ritme, naar de dichtstbijzijnde
geselecteerde nootwaarde.
DisplayOmschrijving
Uit
– –
*Zie voor meer informatie over de Quantize functie:
De noten worden zonder de Quantize
functie opgenomen, exact volgens de
timing waarmee u op de pads speelde.
32e noot16en-triool noot
16e noot8en-triool noot
8e noot
"Wat is Quantize?" (p. 66).
4. Druk op [INST] om "DRUM" of "PERC"
te selecteren als instrument, dat wordt
opgenomen.
5. Neem uw spel op, waarbij u op de pads
speelt in het ritme dat door de
metronoom wordt aangegeven.
De sterkte, waarmee u op de pads speelt,
wordt opgenomen als velocitywaarde (de
geluidssterkte of accenten). Het opgenomen
geluid wordt in herhaling afgespeeld.
De geluiden worden op elkaar gestapeld als
u over het reeds opgenomen geluid blijft
opnemen.
6. Herhaal indien nodig stap 3-5.
7. Druk om te stoppen met opnemen op
STOP [].
Een eerder opgenomen geluid wissen
terwijl u doorgaat met opnemen
Gebruik de volgende werkwijze om een bepaald
geluid te wissen in het patroon, dat u aan het
opnemen bent.
1. Houd STEP REC [] ingedrukt, en druk
op de pad waaraan het instrument, dat u
wilt wissen, is toegewezen.
Als u bijvoorbeeld opneemt, terwijl "DRUM"
is geselecteerd als [INST], dan zal door STEP
REC [] ingedrukt te houden en op
[VERSE A (SNR2)] te drukken de eerder
opgenomen SNR 2 klank worden gewist.
Hoofdstuk
7
65
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
Styl
Patt
• De baspartij opnemen
*De paspartijen zijn monofoon. Als er meerdere noten
over elkaar worden opgenomen, is er maar één noot te
horen.
Stap 1–3 zijn hetzelfde als bij "De drumpartij
opnemen" op de vorige bladzijde.
4. Druk op [INST] om "BASS", " BASS" of
" BASS" te selecteren.
fig.07-09d
e nr.
TelMaat
voor bas
5. Neem uw spel op, waarbij u op de pads
speelt in het ritme, dat door de
metronoom wordt aangegeven.
De sterkte, waarmee u op de pads speelt,
wordt opgenomen als velocitywaarde (de
geluidssterkte of accenten). Het opgenomen
geluid wordt in herhaling afgespeeld.
6. Herhaal indien nodig stap 4-5.
7. Druk om te stoppen met opnemen op
STOP [].
Octaaf
ern Naam
Sound
groep
Quantize
Een eerder opgenomen geluid wissen,
terwijl u doorgaat met opnemen
Gebruik de volgende werkwijze om het
basgeluid in het patroon dat u aan het opnemen
bent te wissen.
1. Houd STEP REC [] ingedrukt, en druk
op een willekeurige pad.
Zolang STEP REC [] en de pad ingedrukt
blijven worden alle basnoten gewist,
ongeacht de toonhoogte.
*Wilt u een lange basnoot wissen, druk dan op de pad op
het moment dat de noot begint. De gehele noot wordt dan
gewist, ongeacht de lengte van de noot.
Wat is Quantize?
Als er tijdens de opname onregelmatigheden in de timing voorkomen, dan kunt u
deze met de functie "Quantize" corrigeren.
Door deze functie worden onregelmatigheden automatisch aangepast volgens de
timing, die u aangeeft.
Quantize
66
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
■ Step opnemen
Wat is Step opnemen?
Bij deze manier van opnemen worden de maten
verdeeld in eenheden die "Steps" (stappen)
worden genoemd; de timing van iedere noot
wordt handmatig ingevoerd.
De lengte van iedere Step wordt ingesteld met
"Quantize". Als Quantize bijvoorbeeld op achtste
noten is ingesteld, terwijl de maatsoort 4/4 is,
dan kunt u in één maat acht noten invoeren.
Als u op de pads speelt om een drumpartij op te
nemen, dan wordt bij elke druk op een pad een
noot van het geluid dat aan die pad is
toegewezen ingevoerd, met de lengte van één
Step.
fig.07-10
Één maat
Quantize (16e noot)
Één maat
Quantize (8e noot)
• De drumpartij opnemen
Druk eerst op [MANU], zodat u naar de Manual
mode gaat.
1. Houd [] ingedrukt, en druk op één
van de Pattern pads om aan te geven welk
patroon u wilt opnemen.
The pattern pad knippert.
2. Druk op STEP REC [].
De STEP REC [] knop gaat branden,
terwijl de Step Recording pagina op het
display verschijnt.
fig.07-12d
Step weergave
TelMaat
Naam padQuantize
3. Druk op [ENTER] om met de cursor naar
de Quantize waarde te gaan; stel
vervolgens met de VALUE draaiknop de
Quantize waarde in.
Bij een Step opname geeft de Quantize
waarde de lengte van één noot (een Step) aan.
DisplayBeschrijving
32e noot16en-triool noot
Hoofdstuk
Bij het opnemen van een baspartij, dan wordt bij
elke druk op een pad een noot met de toonhoogte,
die aan die pad is toegewezen ingevoerd, met de
lengte van één Step. Als u een langere noot wilt
opnemen, dan voert u die in door de pad
ingedrukt te houden en op [] te drukken.
fig.07-11
• Quantize (8th note)
Hold downHold down
16e noot8en-triool noot
8e noot
4. Druk op [EXIT]
De cursor gaat naar de Step weergave.
5. Druk op [INST] om "DRUM" of "PERC" te
selecteren als Sound groep om op te
nemen.
6. Druk op [] [] om aan te geven
welke Step u gaat opnemen.
7
67
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
7. Speel op de pad van het instrument,
dat u wilt opnemen.
Op dit moment wordt de kracht, waarmee
u op de pad speelt, als velocitywaarde
opgenomen.
De opname gaat nu automatisch een
Step verder.
Als u nu op een andere pad drukt, dan
verandert de aanduiding op het display.
Op het display ziet u altijd de naam van het
instrument dat u op hetzelfde moment
invoert.
Ingevoerde geluiden wissen
1. Druk op [] [] om naar de Step te
gaan, die u wilt wissen.
2. Houd STEP REC [] ingedrukt en druk
op de pad waaraan het geluid, dat u wilt
wissen, is toegewezen.
De instrumentnaam op het display
veranderen, zonder dat u een noot
invoert
Houd [INST] ingedrukt, en druk op de
pad van het instrument, dat u op het
display wilt zien aangegeven.
8. Herhaal indien nodig stap 3-7
Het ingangssignaal bevestigen
Druk op [] [] op de Step
Recording pagina om naar andere Steps
te gaan.
U kunt door de Steps bewegen door
[] of [] ingedrukt te houden.
Als er op de positie waar u op []
drukt een noot aanwezig is, dan wordt
deze noot afgespeeld.
Als u op [] drukt om langs de Steps te
gaan, dan gaat START [] branden
bij het begin van het ritme ().
9. Druk op STOP [] om de opname te
stoppen.
Het STEP REC [] lampje gaat uit.
*Als u tijdens een Step opname (STEP REC []
brandt) op START [] drukt, dan schakelt de
DR-3 om naar Realtime opname (p. 65).
• De baspartij opnemen
*De paspartijen zijn monofoon. Als er meerdere noten
over elkaar worden opgenomen, is er maar één noot te
horen.
Stap 1–4 zijn hetzelfde als bij "De drumpartij
opnemen" op de vorige bladzijde.
5. Druk op [INST] om "BASS", "BASS oct
" of "BASS oct " te selecteren
Selecteer "BASS oct " als u het basgeluid
één octaaf lager wilt invoeren.
Selecteer "BASS oct " als u het basgeluid
één octaaf lager wilt invoeren.
fig.07-13d
Step weergave
Sound
groep
Octaaf
voor bas
Quantize
TelMaat
6. Druk op [] [] om aan te geven,
welke Step u gaat opnemen.
7. Speel op de pad met de noot, die u wilt
opnemen.
Op het moment dat u speelt wordt de kracht
waarmee u op de pad speelt als
velocitywaarde opgenomen.
De opname gaat nu automatisch een Step
verder.
Lange noten invoeren
Houd de pad, die u opneemt, ingedrukt
en druk op []; druk net zo vaak op
[] als de lengte waarmee u de noot
wilt verlengen.
Als u de pad daarna loslaat, is de lengte
van de noot ingesteld.
Ingevoerde noten wissen
1. Druk op [] [] ] om naar de Step te
gaan, die u wilt wissen.
2. Houd STEP REC [] ingedrukt en druk
op een pad.
68
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
8. Herhaal indien nodig stap 5-7.
Het ingangssignaal bevestigen
Druk op [] [] op de Step
Recording pagina om naar andere Steps
te gaan.
U kunt door de Steps bewegen door
[] of [] ingedrukt te houden.
Als er op de positie waar u op []
drukt een noot aanwezig is, dan wordt
deze noot afgespeeld.
*Bij verlengde noten wordt alleen het geluid van de
eerste Step afgespeeld.
Als u op [] drukt om langs de Steps te
gaan, dan gaat START [] branden
bij het begin van het ritme ().
9. Druk op STOP [] om de opname te
stoppen.
Het STEP REC [] lampje gaat uit.
*Als u tijdens een Step opname (STEP REC []
brandt) op START [] drukt, dan schakelt de
DR-3 om naar Realtime opname (p. 65).
■ Dynamiek aan het geluid
toevoegen (Velocity Edit)
U kunt de dynamiek (velocity) van bepaalde
noten in eerder opgenomen patronen
veranderen. Door accenten aan de noten toe te
voegen, kunt u het ritme levendiger laten
klinken.
Druk op [MANU] om naar de Manual mode
te gaan.
1.
Houd [] ingedrukt en druk op één van de
Pattern pads, om aan te geven welk patroon u
wilt opnemen.
Als u op de pad drukt, gaat deze knipperen.
2. Druk op STEP REC [] om naar de Step
Recording pagina op het display te gaan.
3. Druk op [EDIT].
De Velocity Edit pagina verschijnt op het display.
fig.07-15d
InstrumentVelocity
De positie van de noot wordt aangegeven
met "maat-tel-tik".
"Tik" is de term, die gebruikt wordt voor het
aangeven van tijdseenheden die kleiner dan
een tel zijn.
4. Druk op [] [] om naar de noot te
gaan, waarvan u de velocitywaarde wilt
wijzigen.
Als u op [] [] drukt worden alle noten
één voor één getoond, ongeacht of het gaat
om noten uit de drumpartij of de baspartij.
Houd de knop ingedrukt om naat de noot te
zoeken (u beweegt dan continu door de
noten). Als u op [] drukt, dan wordt de
op het display weergegeven noot afgespeeld.
Als u op [ENTER] drukt, dan wordt de op het
display weergegeven noot afgespeeld. U gaat
dan niet naar de volgende noot.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop om de waarde
te veranderen.
U kunt de velocitywaarde instellen tussen 1 en
127.
6. Herhaal indien nodig stap 4-5.
7. Druk op [EXIT] om Velocity Edit te
verlaten.
De Step Recording pagina verschijnt op het
display.
Als u op STOP [] drukt, gaat u terug naar
de Style pagina.
TikMaatTel
Hoofdstuk
7
69
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
■ De baspartij van het patroon
transponeren
Gebruik deze werkwijze om de baspartij te
transponeren en het patroon op te slaan.
(Key Transpose).
*De instellingen van Key Transpose worden tijdens het
opnemen genegeerd.
*Als er met de Key Transpose functie een noot tot buiten
het bereik van de DR-3 wordt getransponeerd, dan zal die
noot klinken in het beschikbare octaaf daaronder of boven.
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het display.
2. Select <STYLE>, en druk vervolgens op
[ENTER].
3. Druk op [], selecteer <PATTERN>, en
druk vervolgens op [ENTER].
4. Druk op [], en selecteer <PTN KEY
TRANS>.
fig.07-18d
5. Druk op [] [] om het patroon te
selecteren, waarvan u de toonsoort wilt
instellen.
Selecteer het patroon als "PTN KEY TRANS"
op de bovenste regel van het display staat
weergegeven.
Als VARIATION [PTN] aanstaat, verschijnen
de patronen als "VERSE Av", "VERSE Bv" en
"VERSE Cv" op het display.
6. Draai aan de VALUE draaiknop om de
toonsoort te selecteren.
U kunt de waarde in eenheden van een halve
toon instellen, in het bereik van -12 tot +12.
7. Als u tweemaal op [EXIT] drukt, dan is de
instelling gewijzigd en gaat u terug naar
de vorige pagina.
1. Als u aan het opnemen bent, kunt u de
opname stoppen door op STOP [] te
drukken.
2. Druk op START [].
Het opgenomen patroon wordt afgespeeld.
3. Druk op STOP [] om het patroon te
stoppen.
<4> De gemaakte Style
bevestigen
Speel nu de nieuwe Style af, om het tempo en de
drumkits te controleren.
U kunt op TSC en VARIATION [PTN], [KIT] en
[MUTE] drukken om de instellingen daarvan te
controleren, en indien nodig aan te passen.
■ De gemaakte Style spelen
1. Druk op [MANU] of [AUTO].
2. Druk op een Pattern pad of op START
[] om de Style te starten.
3. Druk op [ENDING/STOP] of STOP []
om de Style te stoppen.
■ De instellingen bewerken
Na het maken van een nieuwe Style kunt u de
volgende instellingen nog veranderen:
• Style Tempo –
"Het tempo van de Style instellen" (p. 62)
• Kit instellingen –
"De kit samenstellen" (p. 63)
• TSC instellingen –
"TSC instellen voor de Style" (p. 64)
• VARIATION [MUTE] instellingen –
"Instellen welk geluid er door VARIATION
[MUTE] wordt uitgezet" (p. 63)
■
Opgenomen patronen afspelen
Speel het patroon af om te horen hoe het klinkt,
nadat u het heeft opgenomen.
70
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
Een naam geven aan,
kopiëren en verwijderen
van een Style
■ Een naam geven aan een Style
U kunt de naam van de thans geselecteerde Style
bewerken; u kunt hier maximaal tien karakters
voor gebruiken.
1. Selecteer de Style, die u wilt instellen, en
druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], selecteer <NAME>, en druk
vervolgens op [ENTER].
fig.07-24d
4. Druk op [] [] om naar de positie te
gaan, waar u een (de) karakter(s) wilt
invoeren.
5. Draai aan de VALUE draaiknop om een
karakter te selecteren.
Door te drukken op [ENTER] kunt u wisselen
tussen hoofdletters en kleine letters.
6. Herhaal indien nodig stap 4-5.
7. Als u tweemaal op [EXIT] drukt, dan is de
instelling veranderd, en gaat u terug naar
de vorige pagina.
■ De Style kopiëren
Hiermee kopieert u de Style naar een User Style.
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], selecteer <COPY> en druk
vervolgens op [ENTER].
fig.07-19d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om
het nummer van de Style, die u wilt
kopiëren te selecteren, en druk
vervolgens op [].
fig.07-20d
5. Draai aan de VALUE draaiknop om
het nummer te selecteren, waarnaar u
de Style wilt kopiëren, en druk
vervolgens op [].
fig.07-21d
Als u op [] drukt, dan gaat u terug naar
de pagina, waar u zich direct voor deze
handeling bevond.
6. Druk op [ENTER] om de Style te kopiëren.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt het
kopiëren geannuleerd, en gaat u terug naar
de vorige pagina.
Hoofdstuk
7
71
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
■ De Style wissen
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op[], selecteer <CLEAR> en druk
vervolgens op [ENTER].
fig.07-22d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om het
nummer van de Style die u wilt wissen te
selecteren, en druk vervolgens op [].
fig.07-23d
Als u op [] drukt, dan gaat u terug naar
de pagina, waar u zich direct voor deze
handeling bevond.
5. Druk op [ENTER] om de Style te wissen.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt het wissen
geannuleerd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
Het kopiëren en wissen van
patronen
■ Patronen kopiëren
Hiermee kopieert u patronen en User Styles naar
een bepaald patroon.
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], selecteer <PATTERN> en
druk vervolgens op [ENTER].
4. Druk op [], selecteer <COPY> en druk
vervolgens op [ENTER].
fig.07-25d
5. Draai aan de VALUE draaiknop om het
nummer te selecteren van de Style, die u
wilt kopiëren en druk vervolgens op [].
fig.07-26d
72
6. Draai aan de VALUE draaiknop om het
patroon dat u wilt kopiëren, te selecteren
en druk vervolgens op [].
fig.07-27d
Hoofdstuk 7 Zelf Styles maken
7. Draai aan de VALUE draaiknop om het
nummer te selecteren waarnaar u het
patroon wilt kopiëren en druk vervolgens
op [].
fig.07-28d
8. Draai aan de VALUE draaiknop om het
patroon te selecteren, waarnaar u het
patroon wilt kopiëren en druk vervolgens
op [].
fig.07-29d
Als u op [] drukt, dan gaat u terug naar
de pagina waar u zich direct voor deze
handeling bevond.
9. Druk op [ENTER] om het patroon te
kopiëren.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt het
kopiëren geannuleerd, en gaat u terug naar
de vorige pagina.
■ Patronen wissen
Hiermee kunt u een bepaald patroon wissen.
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <STYLE>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], selecteer <PATTERN>, en
druk vervolgens op [ENTER].
4. Druk op [], selecteer <CLEAR>, en
druk vervolgens op [ENTER].
fig.07-30d
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de
Style te selecteren, en druk vervolgens
op [].
fig.07-31d
6. Draai aan de VALUE draaiknop om het
patroon te selecteren, dat u wilt wissen
en druk vervolgens op [].
fig.07-31d
Hoofdstuk
7
Als u op [] drukt, dan gaat u terug naar
de pagina waar u zich direct voor deze
handeling bevond.
7. Druk op [ENTER] om het patroon te
wissen.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt het
kopiëren geannuleerd, en gaat u terug naar
de vorige pagina.
73
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
Op de DR-3 kunt u op een eenvoudige en
handige manier "Songs" maken, door patronen in
een bepaalde speelvolgorde te rangschikken.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u zo’n Song
kunt maken en spelen.
■ Wat is een Song?
Een aantal patronen die in een bepaalde
speelvolgorde zijn gerangschikt, noemen we een
"Song".
Op de DR-3 kunt u in totaal 100 Songs maken en
opslaan.
In één Song kunt u maximaal 250 patronen
opnemen.
*Als hij uit de fabriek komt bevat de DR-3 nog geen Song
data.
*Zie voor meer informatie over het spelen van Songs:
"Songs spelen" (p. 85).
Werkwijze voor het maken
van Songs
De volgende stappen zijn nodig voor het maken
van een nieuwe Song:
fig.08-01
<1> Selecteer een nummer voor de
Song, die u gaat maken
<2> Maak de instellingen voor de
nieuwe Song
- Stel het basistempo in
- Stel TSC in
(Deze instellingen kunnen na het opnemen van de
patronen nog worden gewijzigd)
<3> Neem de Song op
- Plaats de patronen (Step opname/Realtime opname)
- Bewerk de noten in de drumpartijen en baspartijen
van de Song
<4> Bewerk de Song
- Voeg in (Insert)
- Verwijder (Delete)
- Kopieer (Copy)
- Verander het tempo op een bepaalde plek in de Song
<5> Controleer de gemaakte Song
- Bewerk de instellingen
74
<Maak de Song af>
- Geef een naam aan de Song
Er zijn twee manieren om de patronen bij stap
<3> op te nemen.
Realtime opname
Hetgeen u speelt in de Manual mode (p. 43)
wordt opgenomen als Song, zonder verandering.
U kunt een Realtime opname gebruiken om de
drumpartij en de baspartij los van elkaar op te
nemen. Na het rangschikken van de patronen in
een nieuwe Song kunt u nog drum- en
basgeluiden toevoegen, en eventuele andere
wijzigingen in de Song aanbrengen (p. 78).
Step opname
Bij deze opnamemethode worden de patronen
één voor één in een volgorde gerangschikt.
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
Handige functies voor het maken van Songs
Het kopiëren van een Song is een handige methode
als u wilt uitgaan van een eerder gemaakte Song: u
kunt dan enkele patronen vervangen, het tempo en
andere instellingen veranderen en het resultaat als
nieuwe Song opslaan.
• Het kopiëren en verwijderen van Songs (p. 84)
Met een voetschakelaar aangeven
wanneer het patroon omwisselt
Als u tijdens het spelen van een Song een
voetschakelaar gebruikt, dan kunt u op de
DR-3 instellen dat een patroon zich blijft
herhalen, totdat u de voetschakelaar
indrukt.Op dat moment gaat de Song verder
met het volgende patroon.
Dankzij deze instelling hoeft u niet van te
voren aan te geven, hoe vaak ieder patroon
gespeeld moet worden. In plaats daarvan
kunt u ieder patroon gewoon één keer
opnemen in de juiste volgorde en
vervolgens met de voetschakelaar tijdens
het spelen aangeven, wanneer de Song van
het ene naar het andere patroon moet gaan.
Wilt u een voetschakelaar gebruiken om de
patronen in een Song te laten wisselen, zet
dan [EDIT] <SONG> "LoopType" op
"BLOCK". Zie voor een verdere uitleg: "Een
bepaald gedeelte laten herhalen" (p. 87)
<2> Stel de parameters
van de nieuwe Song in
*Als de volgende parameters tijdens het spelen van een
Song worden veranderd, dan worden deze veranderingen
ongedaan gemaakt als u op [EDIT] drukt (de
oorspronkelijke instellingen van de Style of Song worden
dan weer hersteld):
- Key Shift waarde (p. 42)
- Tempo waarde (p. 41)
- Sound Shape en Ambience waarden (p. 51, p. 52)
■ Het basistempo instellen
Hier stelt u het tempo in dat voor de nieuwe Song
als referentie (het basistempo) geldt.
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het display.
fig.08-02d-1
2. Selecteer <SONG>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Selecteer <InitTempo>.
fig.08-02d-2
<1> Selecteer een nummer
voor de Song
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is; druk nu op [SONG].
2. Draai aan de VALUE draaiknop om een
nummer (S001-S100) voor de Song die u
gaat maken te selecteren.
fig.08-01d
Song naamSong nr.
MaatStyle nr. Loop Play mode
4. Draai aan de VALUE draaiknop om het
basistempo in te stellen.
U kunt het tempo instellen op een waarde
tussen 20 en 260.
5. Als u op [EXIT] drukt, is de instelling
gewijzigd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
Hoofdstuk
8
75
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
■ TSC instellen voor de Song
Stel TSC (Sound Shape en Ambience) in voor de
Song, die u aan het maken bent.
1. Selecteer de Song die u gaat instellen, en
druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het display.
2. Selecteer <SONG>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [] [], en selecteer het item
dat u gaat instellen.
ItemWaardeOmschrijving
Shape
Sw
Shape
Ambi
Sw
Ambi
fig.08-03d
ON, OFF
P1–P8,
U1–U8
ON, OFF
P1–P8,
U1–U8
Aan/uit instelling van
Sound Shape voor de
nieuwe Song.
Instelling van de Sound
Shape voor de nieuwe
Song.
Aan/uit instelling van
Ambience voor de nieuwe
Song.
Instelling van de Ambience
voor de nieuwe Song.
<3> De Song opnemen
■ Met Step opname
Hierbij neemt u de Song op door de patronen één
voor één aan te geven in de juiste speelvolgorde.
*Bij een Step opname wordt de data in eenheden van één
patroon opgenomen. U kunt niet individuele maten
opnemen.
Druk eerst op [SONG], om naar de Song mode te gaan.
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is; druk nu op STEP REC [].
De STEP REC [] knop gaat nu branden, en de
Step Recordng pagina verschijnt op het display.
fig.08-04d
Style nr.Song nr.
MaatPattern naam
2. Draai aan de VALUE draaiknop om de
Style te selecteren, gebruik de Pattern
pads om het patroon dat u gaat opnemen
te selecteren, en geef de Variation aan
met VARIATION [PTN], [KIT] en [MUTE].
Op het display verschijnt het volgende:
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
gewijzigd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
76
DisplayStepOmschrijving
INTRO Druk op [INTRO/START]
VERSE
A–C
/FA
/FB
/FC
v
ENDING
*Normaalgesproken wordt een fill-in aan het eind van het
Druk op [VERSE A-C]
Deze worden getoond of
verborgen door te drukken op [FILL A-C]
Dit worden getoond of
verborgen door te drukken op VARIATION
[PTN], [KIT] en [MUTE]
Druk op [ENDING/
STOP]
Verse ingevoegd, maar u kunt een fill-in ook op een lege
Step invoeren. Een lege Step wordt met "----"
aangegeven als u op de Song pagina op [EXIT] drukt.
INTRO wordt
ingevoerd
Verse A-C
wordt
ingevoerd
Fill A-C wordt
ingevoerd
De laatste maat
van het Verse
wordt een fill-in
Geeft aan dat
één of meer
VARIATIONs
aan staan
ENDING wordt
ingevoerd
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
3. Druk op [ENTER] om het patroon op te
nemen.
De maatnummers lopen automatisch op.
De asterisk (*) geeft aan dat het weergegeven
patroon nog niet is bevestigd. Als u op dit
moment op [EXIT] drukt, dan verschijnt het
reeds ingestelde patroon op het display.
Als er nog geen patroon is bevestigd, dan
verschijnt "----" op het display. Als u het
patroon bevestigd, verdwijnt de asterisk.
4. Druk op [] [], om naar een andere
Step te gaan voor de opname.
5. Herhaal indien nodig stap 2-4 om alle data
van de Song op te nemen.
6. Druk op STOP [] om de opname te
stoppen.
Het lampje van STEP REC [] gaat uit.
*Als u tijdens een Step opname (STEP REC []
brandt) op START [] drukt, dan schakelt de
DR-3 om naar Realtime opname (p. 65).
Een eerder opgenomen patroon tijdens
een opname wissen
Met de volgende werkwijze kunt u het
weergegeven patroon wissen:
1. Druk op [] [] om het patroon dat u
wilt wissen weer te geven.
2. Houd STEP REC [] ingedrukt, en druk
op [ENTER].
Het patroon wordt gewist en de daarop
volgende patronen schuiven op.
■
Met Realtime opname
Het geluid wordt opgenomen, terwijl u de
patronen wisselt met de pads.
*Als u een over een eerder opgenomen Song opneemt, dan
neemt de nieuwe data de plaats in van de oude data; de
oude data wordt dan weggegooid.
Druk eerst op [SONG] om naar de Song mode te
gaan.
1. Houd STEP REC [] ingedrukt, en druk
op START [].
fig.08-02d-1
2.
Draai aan de VALUE draaiknop om de
Style te selecteren; druk vervolgens op
een Pattern pad om aan te geven welk
patroon als eerste zal worden opgenomen.
De opname begint vanaf het aangegeven
patroon. De Song recording pagina verschijnt
op het display.
fig.08-05d
MaatPattern naam
Style nr.Song nr.
3. Bespeel de DR-3, door de patronen met
de Pattern pads te wisselen.
Bespeel de DR-3, door de patronen met de
Pattern pads te wisselen.
Speel net zo als in de Style manual mode
(p. 43). De ON/OFF stand van VARIATION
[PTN], [KIT] en [MUTE] (p. 45) wordt ook
opgenomen.
U kunt ook een andere Style selecteren, door
aan de VALUE draaiknop te draaien.
*Als u tijdens het spelen van een Style een andere Style
selecteert, verschijnt het “ ” teken voor de naam van de
volgende Style. De Style wisselt als het huidige patroon
is afgelopen, waarna het “ ” teken weer verdwijnt.
*De ON/OFF stand van de VARIATION knoppen en de
fill-ins kan alleen in eenheden van één patroon worden
opgenomen.
4. Als u op [ENDING/STOP] drukt, wordt het
‘ENDING’ patroon gespeeld, waarna de
DR-3 stopt te spelen en de opname stopt.
Wilt u de opname onmiddellijk stoppen,
druk dan op STOP [].
Hoofdstuk
8
77
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
Opgenomen patronen vervangen
Als u Realtime gaat opnemen over een
gedeelte van een Song, waarin al patronen zijn
opgenomen, dan worden de al aanwezige
patronen in dat gedeelte vervangen door de
nieuw opgenomen patronen.
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is; druk nu op [] [] om een
maat te selecteren, vlak voor het punt
waar u wilt gaan opnemen.
2. Houd STEP REC [] ingedrukt, en druk
op START [].
3. Zodra u de bij de maat bent voor de maat die
u wilt vervangen, selecteert u het patroon
dat u wilt opnemen.
4. Druk op STOP [S] op de opname te
stoppen [].
De eerder opgenomen data, na het punt waar
u de opname stopt, blijft onaangetast.
■
Noten bewerken in de drumpartij
en baspartij van een Song
Via een Realtime opname kunt u noten
toevoegen aan of bewerken in de drum- en
baspartijen in de Songs, die u heeft opgenomen.
Bij het bewerken van noten moet u iets voor het
punt dat u wilt bewerken beginnen met
opnemen.
*U kunt geen noten opnemen in een lege Song zonder
opgenomen data.
*De data worden alleen als exclusieve patronen voor de
Song bewaart. De bewerkte noten worden niet
meegenomen naar de patronen in de Style Play mode (als
[MANU] of [AUTO] brandt). Andersom heeft het
veranderen van patronen in de Style Play mode ook geen
invloed op de Songs.
*U kunt in totaal voor alle Songs 100 exclusieve patronen
aanmaken.
Druk eerst op [SONG] om naar de Song mode te
gaan.
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is; druk nu op [] [] om een
maat te selecteren, vlak voor het punt
waar u wilt gaan opnemen.
2. Druk op STEP REC [].
De Song Recording pagina verschijnt op het display.
3. Druk op [INST].
De volgende pagina verschijnt op het display:
fig.08-02d-1
78
4. Druk op [INST] om de Sound groep,
waaruit u gaat opnemen, te selecteren.
WeergaveGroepnaam
DRUMDrumset
PERCPercussie
BASSBas
BASS
BASS
Bas, één octaaf lager
Bas, één octaaf hoger
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de
Quantize functie in te stellen.
Deze functie verbetert vergissingen in de
timing in de geselecteerde notenwaarde,
die het dichtst bij de vergissing ligt.
Weer-
gave
– –
Omschrijving
Uit. De noten worden zonder de Quantize functie opgenomen, exact volgens de
timing waarmee u op de
pads speelde.
16en-triool noot16e noot
8en-triool noot8e noot
Omschrij-
ving
32e noot
6. Druk op START [].
STEP REC [] gaat branden,
START [] knippert en de metronoom
begint te spelen.
fig.08-06d
7. Neem op, terwijl u op de pads speelt,
in het ritme van de metronoom.
De kracht, waarmee u op de pads speelt,
wordt als velocitywaarde (geluidssterkte en
accenten) opgenomen. Alleen de basnoten,
die het laatst worden opgenomen, worden
opgeslagen.
*Als er binnen een opnameperiode teveel noten worden
opgenomen, verschijnt de boodschap "Memory Full!!" op
het display, waarna de opname stopt.
Als de opname is gestopt, kunt u de noten verder
bewerken.
8. Druk op STOP [S] om de opname te
stoppen [].
Eerder opgenomen noten wissen tijdens een
opname
1. Houd STEP REC [] ingedrukt, en druk
op de pad, waaraan het geluid dat u wilt
wissen is toegewezen.
Alle basnoten, ongeacht de toonhoogte,
worden gewist gedurende de tijd dat u STEP
REC [] en de pad ingedrukt houdt.
*Bij zowel Step opname als Realtime opname worden
patronen met bewerkte noten aangegeven met een
voor de patroonnaam.
*Als u over een patroon met bewerkte noten een ander
patroon opneemt, dan wordt het oude patroon en
verdwijnt het teken voor de patroonnaam.
U kunt voor patronen met bewerkte noten VARIATION
[PTN] niet aanzetten en er ook geen fill-ins aan
toevoegen.
Als u VARIATION [PTN] aanzet of een fill-in toevoegt,
dan wordt het patroon met bewerkte noten gewist.
Hoofdstuk
8
79
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
<4> Songs bewerken
U kunt bepaalde gedeelten van een Song
kopiëren of verwijderen.
■ Patronen aan de Song
toevoegen (INSERT)
Met deze handeling kunt u op een bepaald punt
in de Song een patroon invoegen.
fig.08-ins
Verse B
Insert
Verse A
Fill
Verse B
B
9 10 11 12
Aan te geven maat
Fill
Verse BVerse B
B
Intro
1 2 3 4 5 6 7 8
maat
IntroVerse A
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
maat
*
Patronen worden ingevoegd in eenheden van een heel patroon.
U kunt niet slechts een deel van het totaal aantal maten
van een opgenomen patroon invoegen.
*U kunt niet VARIATION aan- of uitzetten of fill-ins
toevoegen. Wilt u VARIATION aan- of uitzetten of fillins toevoegen, voeg dan eerst het patroon in, en bewerk
het patroon daarna door middel van een Step opname.
1. Druk op [SONG], zodat het lampje gaat
branden en druk vervolgens op STEP
REC [].
De Song Recording pagina verschijnt op het display.
fig.08-07d
4. Selecteer <INSERT>; druk vervolgens op
[ENTER].
fig.08-09d
5.
Draai aan de VALUE draaiknop om de Style
van het in te voegen patroon te selecteren;
druk vervolgens op [].
fig.08-10d
6. Draai aan de VALUE draaiknop om het
patroon dat u wilt invoegen te selecteren;
druk vervolgens op [].
fig.08-11d
7. Draai aan de VALUE draaiknop om in te
stellen hoe vaak het ingevoegde patroon
moet worden herhaald; druk vervolgens
op [].
*Het maximale aantal Steps binnen één Song is 250.
Daarom kunt u bij "Times" niet een waarde instellen,
die er voor zou zorgen dat het maximale aantal Steps
zou worden overschreden.
Op het display verschijnt een
bevestigingspagina.
fig.08-12d
2. Druk op [] [] tot u de maat ziet,
waarop u het patroon wilt invoegen.
3. Druk op [EDIT].
fig.08-08d
80
Als u nu op [] drukt, dan keert de
voorafgaande pagina terug op het display.
8. Druk op [ENTER] om het patroon in te
voegen.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt de
handeling geannuleerd, en keert u terug naar
de vorige pagina.
9. Druk enkele malen op [EXIT], totdat u op
de Song Recording pagina terugbent.
Als u op STOP [] drukt, gaat u naar de
Song pagina.
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
■ Een bepaald gedeelte
verwijderen (DELETE)
Hiermee verwijdert u onnodige patronen uit de
Song.
fig.08-del
Delete
IntroVerse A
1 2 3 4
maat
Intro
1 2 3 4 5 6 7 8
maat
1. Druk op [SONG], zodat het lampje gaat
branden en druk vervolgens op STEP
REC [].
De Song Recording pagina verschijnt op het
display.
2. Druk op [EDIT].
3. Druk op [], selecteer <DELETE> en
druk vervolgens op [ENTER].
fig.08-13d
Fill
Verse BVerse B
B
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Aan te geven maat
Fill
Verse A
B
Verse B
9 10 11 12
Op het display verschijnt een
bevestigingspagina.
fig.08-13d
Als u nu op [] drukt, dan keert u terug
naar de voorafgaande pagina.
6. Druk op [ENTER] om het aangegeven
gedeelte te verwijderen.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt de
handeling geannuleerd, en keert u terug naar
de vorige pagina.
*Het proces van verwijderen kan wel een minuut duren
als het patroon zogenaamde "exclusieve" patronen bevat
(p. 78).
7. Druk enkele malen op [EXIT], totdat u op
de Song Recording pagina terugbent.
Als u op STOP [] drukt, gaat u naar de
Song pagina.
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
beginmaat van het gedeelte, dat u wilt
verwijderen, te selecteren; druk
vervolgens op [].
fig.08-14d
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de
slotmaat van het gedeelte, dat u wilt
verwijderen, te selecteren; druk
vervolgens op [].
*U kunt niet een eerdere maat dan de beginmaat instellen als
de slotmaat van het gedeelte, dat u wilt verwijderen.
Hoofdstuk
8
81
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
■ Een bepaald fragment
kopiëren (COPY)
U kunt een bepaald fragment van een Song
kopiëren, en dit gedeelte vervolgens op een
andere plek van dezelfde Song invoegen.
1. Druk op [SONG], zodat het lampje gaat
branden; druk vervolgens op STEP REC
[].
De Song Recording pagina verschijnt op het
display.
2. Druk op [EDIT].
3. Druk op [], selecteer <COPY> en druk
vervolgens op [ENTER].
fig.08-16d
Fill
Verse A
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Verse A
Verse BVerse B
B
Fill
Verse BIntro
B
Verse A
Fill
B
Verse B
5. Draai aan de VALUE draaiknop om de
slotmaat van het fragment, dat u wilt
kopiëren, te selecteren; druk vervolgens
op [].
fig.08-18d
6. Draai aan de VALUE draaiknop om de
maat, waarop u het gekopieerde fragment
wilt invoegen, te selecteren; druk
vervolgens op [].
fig.08-19d
7. Draai aan de VALUE draaiknop om in te
stellen hoe vaak het ingevoegde patroon
moet worden herhaald; druk vervolgens
op [].
*Het maximale aantal Steps binnen één Song is 250.
Daarom kunt u bij "Times" niet een waarde instellen,
die er voor zou zorgen, dat het maximale aantal Steps zou
worden overschreden.
Op het display verschijnt een
bevestigingspagina.
fig.08-20d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
beginmaat van het fragment, dat u wilt
kopiëren, te selecteren; druk vervolgens
op [].
fig.08-17d
*Het maximale aantal Steps binnen één Song is 250.
Daarom kunt u bij "EndMeas" niet een waarde instellen,
die er voor zou zorgen, dat het maximale aantal Steps zou
worden overschreden.
82
Als u nu op [] drukt, dan keert de
voorafgaande pagina terug op het display.
8. Druk op [ENTER] om het patroon te
kopiëren.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt de
handeling geannuleerd, en keert u terug naar
de vorige pagina.
*Het kopieerproces kan wel een minuut duren als het
fragment zogenaamde "exclusieve" patronen bevat (p. 78).
9. Druk enkele malen op [EXIT], totdat u op
de Song Recording pagina terugbent.
Als u op STOP [] drukt, gaat u naar de
Song pagina.
■
Het tempo veranderen op een
bepaalde plek in de Song (TEMPO)
U kunt het tempo op een bepaalde plek in de
Song laten veranderen.
Hierdoor is het tempo van alle op de aangegeven
maat volgende maten veranderd.
1. Druk op [SONG], zodat het lampje
gaat branden; druk vervolgens op
STEP REC [].
De Song Recording pagina verschijnt op het display.
2. Druk op [] [] totdat de maat,
waarop u het tempo wilt veranderen,
op het display verschijnt.
3. Druk op [TEMPO(TAP)].
fig.08-21d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om het
tempo te selecteren.
Om het tempo aan te geven, moet u tenminste
vier keer op [TEMPO (TAP)] drukken.
5. Druk op [ENTER] om de tempo
verandering op te nemen.
Als u op [EXIT] drukt, verschijnt de
voorafgaande pagina op het display.
Druk op [] om de Song pagina op te roepen.
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
<5> De gemaakte Song
controleren
Speel de opgenomen Song af om te controleren of
het tempo en TSC goed zijn ingesteld.
Verander indien nodig de instellingen.
■ De gemaakte Song afspelen
1. Druk op [SONG].
2. Druk op START [] om de Song te
starten.
3. Druk op STOP [] om de Song te
stoppen.
■ De instellingen bewerken
Na het afronden van het maken van een
Song kunt u de volgende instellingen nog verder
bewerken:
• Basistempo –
"Het basistempo instellen" (p. 75)
• TSC instellingen –
"TSC instellen voor de Song" (p. 76)
Hoofdstuk
De tempo verandering ongedaan maken
1. Druk op [SONG], zodat het lampje
gaat branden; druk vervolgens op
STEP REC [].
De Song Recording pagina verschijnt op het display.
2. Druk op [] [] om naar de maat te
gaan, waarop het tempo is veranderd.
Bij Steps waarvan het tempo is veranderd
verschijnt "Tempo" op het display.
3. Houd STEP REC [] ingedrukt, en druk
op [ENTER].
De tempoverandering wordt ongedaan
gemaakt.
8
83
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
Een naam geven aan,
kopiëren en verwijderen
van een Song
■ Een naam geven aan een
Song
U kunt de naam van een geselecteerde Song
bewerken; u kunt hier maximaal tien karakters
voor gebruiken.
1. Selecteer de Song, die u wilt instellen,
en druk vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <SONG>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], selecteer <NAME> en druk
vervolgens op [ENTER].
fig.08-23d
4. Druk op [] [] om naar de positie te
gaan, waar u een (de) teken(s) wilt
invoeren.
5. Draai aan de VALUE draaiknop om een
teken te selecteren.
Door op [ENTER] te drukken kunt u wisselen
tussen hoofdletters en kleine letters.
6. Als u tweemaal op [EXIT] drukt, dan is de
instelling veranderd, en gaat u terug naar
de vorige pagina.
■ De Song kopiëren
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <SONG>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], selecteer <COPY> en druk
vervolgens op [ENTER].
fig.08-24d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om het
nummer van de Song te selecteren, en druk
vervolgens op [].
fig.08-25d
5. Draai aan de VALUE draaiknop om het
nummer te selecteren, waarnaar u de Style
wilt kopiëren, en druk vervolgens op [].
Een bevestigingspagina verschijnt op het
display.
fig.08-26d
Als u op [] drukt, dan gaat u terug naar
de pagina waar u zich direct voor deze
handeling bevond.
6. Druk op [ENTER] om de Song te kopiëren.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt het
kopiëren geannuleerd, en gaat u terug naar
de vorige pagina.
*Het kopieerproces kan wel een minuut duren als de Song
zogenaamde "exclusieve" patronen bevat (p. 78).
84
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
■ De Song wissen
1. Druk op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <SONG>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], selecteer <CLEAR> en
druk vervolgens op [ENTER].
fig.08-28d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om het
nummer van de Song te selecteren, en
druk vervolgens op [].
Een bevestigingspagina verschijnt op het
display.
fig.08-29d
Als u op [] drukt, dan gaat u terug naar
de pagina waar u zich direct voor deze
handeling bevond.
5. Druk op [ENTER] om de Song te wissen.
Als u op [EXIT] drukt, dan wordt het wissen
geannuleerd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
*Het wissen kan wel een minuut duren als de Song
zogenaamde "exclusieve" patronen bevat (p. 78).
Songs spelen
Speel de opgenomen Song af.
Naast de normale manier van Songs afspelen,
kunt u ook het volgende doen:
• Een bepaald fragment laten herhalen
(Loop Play)
• Patronen wisselen met behulp van een
voetschakelaar (Block Loop)
• Meerdere Songs achter elkaar laten afspelen
(Song Chain)
■ Songs spelen
1. Zorg dat de DR-3 niet aan het spelen is;
druk nu op [SONG], zodat het lampje gaat
branden.
Hierdoor gaat de DR-3 naar de Song mode.
fig.08-30d
Song nr.
2. Draai aan de VALUE draaiknop om een
Song te selecteren.
3. Druk op START [] om de Song te
starten.
4. Druk op STOP [] om de Song te
stoppen.
*Als u in de Song mode op een Pattern pad drukt, terwijl
[] brandt en de Song niet aan het spelen is, dan
begint de Song daardoor te spelen. U kunt de patronen
niet wisselen met de Pattern pads.
Song naam
Style nr.MaatLoop Play mode
Hoofdstuk
8
85
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
d
■ Patronen wisselen met een
voetschakelaar
Als een Song wordt afgespeeld, dan wisselen de
patronen normaalgesproken in dezelfde volgorde
als waarin ze zijn opgenomen. U kunt de DR-3
echter ook zo instellen, dat een patroon blijft
herhalen, totdat u de voetschakelaar indrukt; op
dat moment gaat de Song verder met het volgende
patroon waarvan "Loop Type" op "BLOCK" (Block
Loop) staat.
Bij het opnemen van een Song kunt u de patronen
in de gewenste volgorde opnemen, waarbij u elk
patroon slechts één maal hoeft op te nemen, zonder
dat u hoeft aan te geven hoe vaak elk patroon moet
worden herhaald. U kunt aangeven hoe vaak een
patroon moet worden herhaald, door tijdens het
spelen van de Song op de voetschakelaar te
drukken.
Als "Loop Type" op "AB" staat, kunt u tijdens het
spelen het fragment tussen de aangegeven
"LoopStart" en "LoopEnd" parameters (Loop Play)
laten herhalen door op de voetschakelaar te
drukken. Druk nogmaals op de voetschakelaar om
Loop Play te verlaten en de rest van de Song te
spelen.
Wilt u patronen wisselen met een voetschakelaar,
wijs dan eerst de " VERSE,LOOP" functie toe aan
de voetschakelaar. Zie voor een verdere uitleg:
"Functies toewijzen aan de voetschakelaar" (p. 49).
U kunt dezelfde functie ook uitvoeren door in
plaats van op de voetschakelaar op [ENTER] te
drukken.
fig.08-ftsw
• Als "Block" is ingesteld
Als u op de voetschakelaar drukt, gaat de Song verder met het volgen
Song
Intro
Verse A
Fill
Verse BVerse C
B
Ending
1. Selecteer de gewenste Song; druk op
[EDIT]..
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <SONG>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], en selecteer <LoopType>.
fig.08-33d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde te selecteren.
WaardeOmschrijving
Door elke druk op de voetschakelaar
of [ENTER] wordt Loop Play aan- of
uitgezet. Als Loop Play op ON staat,
AB
BLOCK
*“Als Loop Play op OFF staat, verschijnt "LP:OFF" op
het display.
verschijnt "LP:ON" op het display.
De maten waarop Loop Play begint
en eindigt stelt u in met "LoopStart"
en "LoopEnd".
Zie verder: "Een bepaald fragment
laten herhalen" (p. 87).
Als de voetschakelaar of [ENTER]
wordt ingedrukt, gaat de Song verder
met het volgende patroon.
Als Block Loop op ON staat verschijnt "LP:BLK" op het display.
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
veranderd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
• Als "AB" is ingesteld
Met de voetschakelaar zet u Loop Play aan/uit.
Song
Intro
Fill
Verse A
Verse BVerse C
B
LoopStartLoopEnd
86
Ending
Hoofdstuk 8 Songs maken en spelen ([SONG])
Een bepaald fragment laten herhalen
Hiermee stelt u in dat een bepaald fragment wordt
herhaald (Loop Play).
1. Selecteer de gewenste Song; druk
vervolgens op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <SONG>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [] om <LoopStart> of
<LoopEnd> te selecteren; druk
vervolgens op [ENTER].
De beginmaat van Loop Play wordt met
<LoopStart> ingesteld; de eindmaat van
Loop Play met <LoopEnd>.
fig.08-31d
■ Meerdere Songs achter elkaar
laten afspelen (Song Chain)
U kunt in een Song aangeven welke Song er na
afloop direct op zal volgen. Door in elke Song aan
te geven welke Song er op zal volgen, kunt u 100
Songs aan één stuk laten afspelen.
U kunt ook aangeven, welke Song er moet
worden herhaald.
fig.08-chain
Song 001
Song Chain: 002
1. Selecteer de gewenste Song, en druk
vervolgens op [EDIT]..
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Selecteer <SONG>, en druk vervolgens
op [ENTER].
3. Druk op [], en selecteer <Chain>.
fig.08-35d
Song 002
Song Chain: 003
Song 003
Song Chain: OFF
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
begin- en eindmaat van Loop Play in te
stellen.
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
veranderd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
WaardeOmschrijving
OFF
REPEATDe Song(s) wordt(worden) herhaald.
S001–
S100
Speelt de geselecteerde Song eenmaal
af en stopt vervolgens.
De geselecteerde Song wordt
gespeeld, en wordt gevolgd door de
volgende aangegeven Song.
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
veranderd en gaat u terug naar de vorige
pagina.
*Bij het wisselen van Song in een Song Chain kan het even
duren, voordat bepaalde TSC instellingen (p. 51) worden
gewijzigd.
87
Hoofdstuk
8
Hoofdstuk 9 De werkconfiguratie wijzigen (System)
Onder deze instellingen vallen de gevoeligheid
van de pads, de Master Tuning en andere
algemene instellingen.
■ Het instellen
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is; druk nu op [EDIT].
De Edit menu pagina verschijnt op het
display.
fig.09-01d
2. Druk op [], selecteer <SYSTEM> en
druk vervolgens op [ENTER].
fig.09-02d
3. Druk op [] [], om een parameter te
selecteren.
DisplayOmschrijving
Selecteert de partijen die via
Output
Auto
Type
FS1
FS2
PadSens
Mstr
Tune
Click
Level
de OUTPUT jacks worden
uitgestuurd.
Verandert de volgorde van
de patronen tijdens het
spelen in de Auto mode.
Wijst een functie toe aan
voetschakelaar 1.
Wijst een functie toe aan
voetschakelaar 2.
Aanpassing van de gevoeligheid van de pads.
Instelling van de referentietoonhoogte van de baspartij.
Aanpassing van het volume
van de metronoom.
Pagina
p. 89
p. 47
p. 49
p. 49
p. 89
p. 89
p. 89
DisplayOmschrijving
Deze parameter bepaalt of de
DR-3 de "Slave" is, bij aan-
Sync
Drum
MidiCh
Bass
MidiCh
<FACTORY
RESET>
sluiting op een extern MIDI
apparaat en het synchroniseren van de DR-3 met dit
apparaat.
Instelling van het MIDI
kanaal van de drumpartij.
Instelling van het MIDI
kanaal van de baspartij.
Herstelt alle instellingen
in de oorspronkelijke
fabrieksinstellingen.
Pagina
p. 95
p. 94
p. 94
p. 18
4. Draai aan de VALUE draaiknop op de
waarde in te stellen.
5. Als u op [EXIT] drukt, dan is de instelling
veranderd, en gaat u terug naar de vorige
pagina.
88
Hoofdstuk 9 De werkconfiguratie wijzigen (System)
Selecteren van de partijen die
via de OUTPUT jacks worden
uitgestuurd
U kunt instellen welke partijen er te horen zullen
zijn via een extern aangesloten audioapparaat
dat op de OUTPUT jacks is aangesloten.
fig.09-03d
Parame-
ter
Output
WaardeOmschrijving
ALL
DRUM
BASS
Alle geluiden in alle
partijen zijn te horen.
Alleen de drumgeluiden
zijn te horen; de baspartij
staat uit.
Alleen het basgeluid is
te horen; de drumpartij
staat uit.
De gevoeligheid van de
pads instellen
Als deze parameter op een lage waarde staat
ingesteld, zijn de pads minder gevoelig. Hoewel
sterke accenten alleen te horen zijn als u de pads
hard aanslaat, kunt u met deze instelling meer
nuances en subtiliteit in uw spel aanbrengen.
Bij een hogere waarde zijn de pads gevoeliger.
Met deze instelling kunt u weliswaar ook door
zacht aan te slaan sterke accenten geven, u
verliest wel de mogelijkheid om subtiele
verschillen aan te brengen.
fig.09-05d
De referentietoonhoogte
van de baspartij instellen
De referentietoonhoogte van de baspartij kan
worden ingesteld tussen A = 438 Hz en A = 445 Hz.
*Deze instelling is niet van invloed op de drumgeluiden.
fig.09-06d
ParameterWaarde
MstrTune438–445 Hz
Het volume van het
metronoomgeluid
veranderen
Hiermee verandert u het volume van het
metronoomgeluid, bij gebruik van een Realtime
opname voor het opnemen van patronen.
fig.09-07d
ParameterWaarde
ClickLevel1–10
Hoofdstuk
ParameterWaardeOmschrijving
1–10
PadSens
Fix
De velocitywaarde wordt
niet beïnvloedt door de
kracht, waarmee u de
pads aanslaat.
9
89
Hoofdstuk 10 Zelf een kit samenstellen
U kunt de instellingen van de User Style kits zelf
veranderen (editen): u kunt instellen uit welke
geluiden de kit bestaat en hoe de geluiden
klinken zullen klinken.
U kunt in totaal 50 kits met bewerkte instellingen
opslaan als "User kits".
*De instellingen van Preset kits (met een "P" voor het
nummer) kunnen niet worden veranderd.
*Volgens de fabrieksinstellingen bevatten de User kits
(U001-U50) dezelfde instellingen als de Preset kits
(P001-P50).
*Sommige instellingen kunnen tijdens het spelen niet
worden gewijzigd. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is, voordat u deze instellingen gaat wijzigen.
■ Het instellen
1. Let op dat de DR-3 niet aan het spelen is;
druk nu op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
fig.09-10d
2. Druk op [], selecteer <KIT> en druk
vervolgens op [ENTER].
fig.09-11d
3. Draai aan de VALUE draaiknop om het
nummer van de kit, die u wilt instellen,
te selecteren; druk vervolgens op [].
fig.09-12d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
Sound groep te selecteren.
DisplayedGroep Naam
DRUMDrumset
PERCPercussie
BASSBas
oct BASS
oct BASS
Het basgeluid, één octaaf lager
Het basgeluid, één octaaf hoger
5. Druk op de pad, die u wilt bewerken.
U hoeft geen pad aan te geven als "BASS" als
Sound groep is geselecteerd.
6. Druk op [] [] om de parameter die
u wilt instellen te selecteren.
DisplayOmschrijving
Instelling van het geluid
Inst
Level
Pan
<NAME>
<COPY>Kopiëren van de drumkit.p. 92
dat aan de pad is
toegewezen.
Instelling van het volume
van het geluid.
Instelling van de stereoplaatsing (pan) van het
geluid.
Een naam geven aan de
drumkit.
Pagina
p. 91
p. 91
p. 91
p. 91
7. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
8. Herhaal indien nodig stap 4-7.
9. Bent u klaar met de instelling, druk dan
enkele malen op [EXIT], totdat u de Edit
mode verlaat.
*Als u de Edit mode verlaat, worden de parameterwaarden
in de kit weer hersteld in de ingestelde waarden van de
Style of Song (p. 63).
90
Hoofdstuk 10 Zelf een kit samenstellen
Selecteren welke geluiden
er aan de pads zijn
toegewezen
Hiermee selecteert u welke geluiden er aan de
pads worden toegewezen.
fig.09-14d
ParameterWaarde
Inst
*U kunt geen basgeluiden selecteren voor de drumpartij; u
kunt geen drumpartijen selecteren voor de baspartij.
Zie: "Instrument/bas geluidenlijst"
(p. 104).
Het volume instellen
Hiermee kunt u het volume van elk geluid
instellen. Als u op de pads speelt, wordt de
velocitywaarde aangepast binnen het bereik,
dat u hier instelt.
fig.09-15d
De stereoplaatsing van het
geluid instellen
Hiermee stelt u de stereoplaatsing van elk geluid
in; er zijn vijftien verschillende instellingen
mogelijk.
fig.09-16d
ParameterWaarde
PanL7–CENTER–R7
fig.09-pan
CENTER
R7L7L1R1
De kit een naam geven
U kunt de naam van een geselecteerde kit
bewerken; u heeft hiervoor maximaal acht tekens
tot uw beschikking.
fig.09-17d
ParameterWaarde
Level0–15
Druk op [ENTER].
fig.09-18d
Druk op [] [] om naar het punt te gaan
waar u een (de) teken(s) wilt invoegen.
Door op [ENTER] te drukken, kunt u wisselen
tussen hoofdletters en kleine letters.
Draai aan de VALUE draaiknop om een teken te
selecteren.
91
Hoofdstuk
10
Hoofdstuk 10 Zelf een kit samenstellen
De kit kopiëren
Hiermee kopieert u een kit naar een User kit
(U01-U50).
fig.09-19d
Druk op [ENTER].
fig.09-20d
Draai aan de VALUE draaiknop om het nummer
van de kit die u wilt kopiëren te selecteren; druk
vervolgens op [].
fig.09-21d
Draai aan de VALUE draaiknop om het nummer,
waarnaar u de kit wilt kopiëren te selecteren;
druk vervolgens op [].
fig.09-22d
Druk op [ENTER] om de kit te kopiëren.
Als u op [] drukt, gaat u terug naar de
voorafgaande pagina.
U kunt de handeling annuleren door op [EXIT] te
drukken; u gaat dan terug naar de voorafgaande
pagina.
92
Hoofdstuk 11 Externe MIDI apparatuur aansluiten en gebruiken
■ Wat is MIDI?
MIDI (Musical Instrument Digital Interface) is
een universele standaard, die de onderlinge
uitwisseling van speeldata en andere informatie
tussen elektronische muziekinstrumenten en
computers mogelijk maakt. Als apparaten met
MIDI aansluitingen door middel van MIDI
kabels met elkaar zijn verbonden, dan kunnen
deze apparaten naar elkaar data verzenden en
data ontvangen.
MIDI aansluiting
De DR-3 is uitgerust met een MIDI IN aansluiting.
fig.10-01
MIDI IN
aansluiting
MIDI IN
Via deze aansluiting kunt u data ontvangen van
een extern MIDI apparaat.
Verbind deze met de MIDI OUT aansluiting op
het externe MIDI apparaat.
Met de DR-3 is met MIDI data het volgende
mogelijk:
• De DR-3 aansturen met een extern MIDI
apparaat
• De DR-3 starten/stoppen en synchroniseren
vanaf een digitale recorder of MIDI
sequencer.
• Gespeeld materiaal afkomstig van een
extern MIDI apparaat opnemen op de DR-3.
MIDI implementatiekaart
Voor het uitwisselen van MIDI data is het nodig
dat de verzonden data voor beide apparaten te
lezen is. De gebruiksaanwijzing van een MIDI
apparaat bevat altijd een MIDI implementatiekaart, waarmee u de compatibiliteit van uw
apparaat met andere apparaten snel kunt
controleren. Door de MIDI implementatiekaarten
van de verschillende apparaten met elkaar te
vergelijken, kunt u vaststellen welke data u kunt
uitwisselen.
*Zie voor meer informatie over MIDI gebruik op dit
apparaat: "MIDI Implementatie" (p. 117).
*Sommige MIDI boodschappen kunnen tijdens het
bewerken (editen) niet worden ontvangen.
De DR-3 starten/stoppen en
synchroniseren vanaf een
digitale recorder of MIDI
sequencer.
U kunt de DR-3 synchroniseren met digitale
recorders, MIDI sequencers, drumcomputers en
andere vergelijkbare apparaten.
Master en Slave
Als u twee of meer apparaten synchroniseert, dan
wordt één apparaat de ‘Master’ en alle andere
apparaten ‘Slave’.
fig.10-02
MIDI OUT
Master
Als het Master apparaat wordt gestart of gestopt,
dan wordt er voor deze handeling een MIDI
boodschap verzonden. De Slave(s) starten of
stoppen dan in overeenstemming met deze MIDI
boodschap.
Bovendien wordt er in verband met het tempo
door het Master apparaat MIDI klok-data
verzonden. De Slave wordt dan met deze klokdata gesynchroniseert.
Andere data die vanaf het Master apparaat naar
een Slave apparaat worden verzonden: Song
nummers (Song Select) en de positie binnen een
afgespeelde Song (Song Position Pointer).
MIDI IN
Slave (DR-3)
Chapter
11
93
Hoofdstuk 11 Externe MIDI apparatuur aansluiten en gebruiken
Data, die met de DR-3 worden
gesynchroniseerd
De volgende MIDI boodschappen worden tijdens
synchronisatie met de DR-3 verwerkt:
• Start
• Timing Clock
• Continue
• Song Select
• Stop
• Song Position Pointer
*Raadpleeg voor meer informatie over de MIDI
boodschappen, die door de door u aangesloten apparatuur
kunnen verwerkt, de bijbehorende gebruiksaanwijzingen.
*Bij het synchroniseren van een drumcomputer met de
DR-3 moet u er op letten, dat er geen geluiden worden
afgespeeld door de DR-3, als reactie op ontvangen Note
boodschappen van de aangesloten drumcomputer. Zorg
ervoor dat er geen Note boodschappen worden verzonden
door het aangesloten apparaat, of stel de DR-3 zo in dat
er geen Note boodschappen kunnen worden ontvangen.
Zie het volgende gedeelte voor meer informatie over de
instellingen van MIDI kanalen op de DR-3:
■ De MIDI kanalen instellen
Voor het goed ontvangen van speeldata, moeten
de MIDI kanalen van de verzendende en
ontvangende apparaten overeenkomen.
U kunt de drumpartij en baspartij aan
verschillende MIDI kanalen toewijzen.
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is; druk nu op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Druk op [], selecteer <SYSTEM> en
druk vervolgens op [ENTER].
3. Druk op [], en selecteer om in te
stellen <DrumMidiCh> of <BassMidiCh>.
fig.09-08d
94
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
Parameter
Drum
MidiCh
Bass
MidiCh
*Program Change boodschappen worden ontvangen op
het MIDI kanaal van de drumpartij.
Waarde
Instelling van het MIDI
kanaal van de drumpartij
OFF,
Als deze op "OFF" staat,
1–16
worden er geen Note en
Program Change boodschappen ontvangen.
Instelling van het MIDI
kanaal van de baspartij
OFF,
Als deze op "OFF" staat,
1–16
worden er geen Note boodschappen ontvangen.
5. Druk enkele malen op [EXIT], totdat u de
Edit mode heeft verlaten.
Hoofdstuk 11 Externe MIDI apparatuur aansluiten en gebruiken
■ De Sync Mode instellen
Bij het aansluiten van een extern MIDI apparaat
en het synchroniseren van speeldata, bepaalt u
hiermee of de DR-3 de Slave wordt.
1. Zorg ervoor dat de DR-3 niet aan het
spelen is; druk nu op [EDIT].
De Edit Menu pagina verschijnt op het
display.
2. Druk op [], selecteer <SYSTEM> en
druk vervolgens op [ENTER].
3. Druk op [], en selecteer <Sync>.
fig.10-03d
4. Draai aan de VALUE draaiknop om de
waarde in te stellen.
Param-
eter
Sync
5. Druk enkele malen op [EXIT], totdat u de
Edit mode heeft verlaten.
*Als de DR-3 als Slave apparaat functioneert, dan kan het
tempo niet vanaf de DR-3 worden aangestuurd.
WaardeOmschrijving
Als de vanuit stilstand vanaf een extern MIDI appa-
AUTO
REMOTE
INT
raat een Start boodschap
wordt ontvangen, dan
schakelt de DR-3 automatisch naar Slave.
De boodschappen, die vanaf het externe MIDI apparaat worden ontvangen,
worden alleen gebruikt
voor het aansturen van
starten en stoppen.
U kunt ontvangen Note
boodschappen van een
extern MIDI apparaat
gebruiken voor het spelen
van geluiden uit de interne
klankgenerator van de DR-3,
zonder synchronisatie.
De DR-3 aansturen vanaf
een extern MIDI apparaat
U kunt de DR-3 aansturen door speeldata vanaf
een extern MIDI apparaat te verzenden.
fig.10-05
MIDI Keyboard
MIDI OUT
MIDI IN
DR-3
MIDI kanalen
Voor het uitwisselen van speeldata tussen de een
extern MIDI apparaat en de DR-3 moeten de
instellingen van de MIDI kanalen op beide
apparaten hetzelfde zijn. Speeldata kunnen
alleen succesvol worden uitgewisseld als de
MIDI kanalen overeenkomen. Zie voor meer
informatie over het instellen van de MIDI
kanalen op de DR-3: "De MIDI kanalen instellen"
(p. 94).
Chapter
11
95
Hoofdstuk 11 Externe MIDI apparatuur aansluiten en gebruiken
Speeldata, die door de DR-3 wordt verwerkt
• Note boodschappen
Deze boodschappen geven aan hoe de geluiden
in de drumpartij en baspartij worden gespeeld.
Ze komen overeen met de speeldata van toetsen
op een toetsenbord. Hieronder ziet u de
verschillende soorten Note boodschappen:
Note Number
Note OnDe pad wordt gespeeld
Note OffDe pad wordt losgelaten
Velocity
Hieronder ziet u hoe de pads van de DR-3
overeenkomen met de Note Number
boodschappen:
fig.10-06
• Als "DRUM" bij "INST" is geselecteerd
36 38 37 42 46 53 51 49
• Als "PERC" bij "INST" is geselecteerd
Nummer van de pad, waaraan
het geluid of het basgeluid is
toegewezen
Sterkte, waarmee de pad wordt
gespeeld
48
45 4157 58
69
75 7067 68
Gespeeld materiaal
afkomstig van een extern
MIDI apparaat op de DR-3
opnemen
Op de DR-3 kunt u in Realtime opnemen wat er
op een MIDI toetsenbord of op MIDI pads wordt
gespeeld. U kunt de DR-3 ook gebruiken voor het
opnemen van speeldata, akomstig van een
sequencer of drumcomputer.
*Gaat u gespeelde data opnemen vanaf een extern
apparaat, zet dan "Sync" bij [EDIT] <SYSTEM> op
"AUTO" (p. 95).
*Voor het goed ontvangen van speeldata, moeten de MIDI
kanalen van de verzendende en ontvangende apparaten
overeenkomen. Zie p. 94 voor meer informatie over het
instellen van MIDI kanalen.
Gespeelde data op een MIDI toetsenbord
of MIDI pads opnemen op de DR-3
Als u gespeelde data op een MIDI toetsenbord of
MIDI pads opneemt als patronen op de DR-3, dan
worden deze in Realtime opgenomen.
fig.10-05
MIDI Keyboard
62 63 64 60 61 39 56 54
• Als "BASS" bij "INST" is geselecteerd,
zijn de Note Numbers 28-64.
Als u op één van de pads op de DR-3 drukt, dan
wordt het Note Number van deze pad
verzonden.
Als er van een extern MIDI apparaat een Note
Number wordt ontvangen, dan wordt het
instrument of basgeluid dat aan de
corresponderende pads is toegewezen
afgespeeld.
*Ontvangen Note Numbers, die niet met een pad
overeenkomen, worden genegeerd.
• Program Change
Door deze boodschap wisselt de drumkit.
*Program Change boodschappen worden op het MIDI
kanaal van de drumpartij ontvangen.
*Raadpleeg voor meer informatie over de MIDI
boodschappen, die door de door u aangesloten apparatuur
kunnen verwerkt, de bijbehorende gebruiksaanwijzingen.
96
MIDI OUT
MIDI IN
DR-3
Volg eerst de aanwijzingen bij "<2> De
instellingen voor de nieuwe Style maken" (p. 62),
voor de benodigde instellingen. Volg de
aanwijzingen bij stap 5 van "De drumpartij
opnemen" (p. 65) (of "De baspartij opnemen"
(p. 66)) voor het opnemen van het MIDI
toetsenbord of de MIDI pads.
Druk op STOP [] om de opname te stoppen.
Hoofdstuk 11 Externe MIDI apparatuur aansluiten en gebruiken
Data van een sequencer of
drumcomputer opnemen
Als u een sequencer of drumcomputer aansluit
en de hierop gespeelde data wilt opnemen, dan
wordt de start van de opname op de DR-3
aangestuurd middels het aangesloten apparaat.
fig.10-08
MIDI OUTMIDI IN
MIDI Sequencer
etc.
DR-3
Druk op [MANU] op de DR-3, zodat het lampje
gaat branden; druk nu op STEP REC [].
De DR-3 begint met opnemen vanaf het moment,
dat de data op de aangesloten sequencer of
drumcomputer wordt afgespeeld.
Druk op STOP [] om de opname te stoppen.
97
Chapter
11
Bijlagen
98
Problemen oplossen
Functioneert de DR-3 niet naar behoren, controleer dan eerst onderstaande lijst.
Functioneert de DR-3 na het controleren van de zaken die in de lijst worden genoemd nog steeds niet
goed, neem dan contact op met uw plaatselijke Roland Service of uw Roland dealer.
ProbleemControleer/oplossing
Staat het volume zacht (p. 17)?
Staat Output op "DRUM" of "BASS" ingesteld (p. 89)?
Geen geluid
Geluid valt uit
De DR-3 start niet als u op
START [] drukt
De STEP REC [] wordt ingedrukt, knippert de knop niet/
de opname begint niet als
STEP REC [] ingedrukt
wordt gehouden en op START
[] wordt gedrukt.
Er is geen metronoomgeluid
tijdens Realtime opnemen
De instellingen (Kits, Styles en
TSC) kunnen niet worden
gewijzigd
De DR-3 kan niet vanaf een
extern MIDI apparaat worden
aangestuurd/het externe MIDI
apparaat kan niet vanaf de
DR-3 worden aangestuurd
De voetschakelaar werkt niet
Staat het level van het geluid op "0" (p. 91)?
Heeft u een Style, patroon of Song zonder speeldata
geselecteerd?
Speelt u teveel geluiden tegelijkertijd?
De DR-3 is maximaal 12-stemmig polyfoon.
Heeft u een Style, patroon of Song zonder speeldata
geselecteerd?
Heeft u een Preset Style geselecteerd?
Selecteer een User Style, met een "U" voor het nummer (p. 62).
Heeft u de Edit mode geselecteerd?
Druk een aantal maal op [EXIT], totdat u de Edit mode heeft
verlaten
Staat het metronoomvolume (Click level) op "0" (p. 89)?
Heeft u een Preset geselecteerd?
Selecteer een User instelling, met een "U" voor het nummer
(p. 62, p. 75 en p. 90).
Bepaalde data kan niet tijdens het spelen worden gewijzigd.
Zorg ervoor dat de DR-3 eerst stopt met spelen, en verander
vervolgens de instelling.
Zijn de MIDI kanalen correct ingesteld (p. 94)?
Zijn de Note Numbers correct (p. 96)?
Sommige MIDI boodschappen kunnen niet tijdens het be-
werken (editen) worden ontvangen.
Druk een aantal maal op [EXIT], totdat u de Edit mode heeft
verlaten.
Is de voetschakelaar correct aangesloten (p. 29)?
Tijdens het opnemen of bewerken (editen) heeft het omhoog
brengen van de voetschakelaar geen effect.
Bijlagen
99
Boodschappen op het display
Boodschap Keep Power On!
Now Working...
Oorzaak Er wordt data naar het geheugen
geschreven.
Handeling Zet nooit de stroom uit als deze
boodschap op het display staat.
Hierdoor kan het interne geheugen
onherstelbaar beschadigd raken.
Boodschap Battery Low!
Oorzaak De batterijen van de DR-3 zijn bijna
leeg.
Handeling Gebruik de adapter of vervang
binnen korte tijd de batterijen (p. 15).
Druk op een willekeurige knop om
deze boodschap te verwijderen. Als u
het apparaat in deze toestand blijft
gebruiken, dan kan het zijn dat het
geluid vervormd raakt of dat de DR-3
niet meer naar behoren functioneert.
Boodschap Can Not Edit!
Oorzaak De instellingen van Preset Styles,
Preset Kits en TSC Presets, met een "P"
voor het nummer, kunnen niet
worden gewijzigd.
Handeling Selecteer User Styles, User Kits of TSC
Presets met een "U" voor het nummer.
Handeling Als u nieuwe data op Preset data wilt
baseren, kopieer dan de Preset data
naar het User geheugen, voordat u de
instellingen gaat wijzigen.
Boodschap Can Not Record
Oorzaak U kunt niet opnemen over Preset
Styles.
Handeling Selecteer een User Style om in op te
nemen.
Boodschap Data Empty!
Oorzaak Geen data.
Boodschap Memory Full!
Oorzaak Het geheugen is vol.
Handeling Probeer de handeling nogmaals.
Handeling Verwijder onnodige patronen en
Songs (p. 73 en p. 85).
Boodschap Song Data Full!
Oorzaak Er is geen ruimte meer over in de
Song voor het opnemen van nog meer
patronen.
Handeling U kunt maximaal 250 patronen
opnemen of kopiëren in één Song.
Boodschap Excl. Ptn Full!
Oorzaak Het maximale aantal Exclusive
Patterns in de Songs is bereikt (p. 78).
Handeling Om door te kunnen opnemen of
kopiëren moet u eerst de Exclusive
Patterns verwijderen.
Boodschap Stop SEQ!
Oorzaak De handeling, die u probeerde uit te
voeren, kan niet worden uitgevoerd
terwijl een Style of Song aan het
spelen of opnemen is.
Handeling Druk eerst op STOP [S] om de Style of
Song te stoppen met spelen of
opnemen; probeer de handeling nu
opnieuw.
Boodschap MIDI Off Line!
Oorzaak Er is een MIDI Active Sensing storing
opgetreden. Er is iets mis met het
apparaat of de kabel die op MIDI IN is
aangesloten.
Handeling Controleer het apparaat of de kabel
die op MIDI IN is aangesloten.
Boodschap MIDI Full!
Oorzaak Er zijn teveel MIDI boodschappen in
één keer ontvangen; de DR-3 kon ze
niet allemaal verwerken.
Handeling Verminder het aantal MIDI
boodschappen, dat door het
verzendende apparaat wordt
verzonden.
Boodschap Too Busy!
Oorzaak Het systeem heeft geprobeerd om een
ongebruikelijk grote hoeveelheid data
in één keer te verwerken, maar is daar
niet in geslaagd.
Handeling Zorg ervoor dat het apparaat geen
overdadig grote hoeveelheden data
(patronen of ontvangen MIDI
boodschappen) in één keer te
verwerken krijgt; probeer de
hoeveelheid data te verkleinen.
Boodschap System Error!
Oorzaak Er is een onbekende storing in het
systeem opgetreden.
Handeling Stop onmiddellijk het apparaat te
gebruiken, en neem contact op met de
dichtstbijzijnde Roland dealer.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.