2. Verklaring van symbolen ......................................................................................................................................5
3. Voorgeschreven gebruik ......................................................................................................................................5
a) Algemeen ......................................................................................................................................................7
b) Voor de ingebruikname .................................................................................................................................8
c) Tijdens het gebruik ........................................................................................................................................ 8
7. Batterij- en accuvoorschriften .............................................................................................................................. 9
a) Zender ........................................................................................................................................................... 9
b) Vliegaccu ..................................................................................................................................................... 10
a) Batterijen in de zender plaatsen ................................................................................................................. 11
b) Vliegaccu laden ........................................................................................................................................... 11
c) Montage van landingsschaatsen en rotorbeschermbeugels ....................................................................... 12
9. Bedienelementen van zender en model ........................................................................................................... 13
a) Zender ......................................................................................................................................................... 13
b) Modelbovenzijde .......................................................................................................................................... 14
c) Modelonderzijde .......................................................................................................................................... 14
a) Zender ......................................................................................................................................................... 15
b) Model ........................................................................................................................................................... 15
11. Informatie over de eerste start ...........................................................................................................................16
a) Zweefvlucht .................................................................................................................................................16
b) Gierfunctie ................................................................................................................................................... 17
c) Nick-functie .................................................................................................................................................. 17
12. De eerste start ...................................................................................................................................................19
a) Starten ......................................................................................................................................................... 19
b) Vliegbewegingen ......................................................................................................................................... 20
c) Trimming ......................................................................................................................................................21
e) Headless Modus .......................................................................................................................................... 22
13. Onderhoud, verzorging en reparatie ..................................................................................................................25
a) Regelmatige reiniging .................................................................................................................................. 25
b) Vervangen van de rotoren ...........................................................................................................................25
a) Product ........................................................................................................................................................ 27
b) Batterijen/accu´s .......................................................................................................................................... 27
16. Verklaring van conformiteit (DOC) ..................................................................................................................... 27
a) Zender ......................................................................................................................................................... 28
b) Quadrocopter ............................................................................................................................................... 28
c) Laadapparaat ..............................................................................................................................................28
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke
werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en
bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft. Bewaar deze gebruiksaanwijzing
zorgvuldig voor toekomstige referentie!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
4
2. Verklaring van symbolen
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaan-
wijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd.
Het pijlsymbool ziet u, wanneer u bijzondere tips en aanwijzingen voor de bediening zult verkrijgen.
3. Voorgeschreven gebruik
Het model "Power Drone XL" is een modelhelikopterachtig modelvliegtuig (quadrocopter) en uitsluitend bestemd voor
het privé gebruik als model en voor de daarmee verbonden bedrijfstijden.
Dit systeem is niet geschikt voor andere toepassingen. Een ander gebruik dan hier beschreven kan de beschadiging
van het product en de hiermee verbonden gevaren zoals bijv. kortsluiting, brand, elektrische schokken, enz. tot gevolg
hebben. De veiligheidsvoorschriften dienen absoluut in acht te worden genomen!
Het product mag niet vochtig of nat worden.
Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
Volg alle veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing op. Deze bevat belangrijke informatie voor
het gebruik van het product.
U alleen bent verantwoordelijk voor een veilige werking van het model!
4. Productomschrijving
Bij het modelvliegtuig "Power Drone XL" gaat het om een voorgemonteerd helikopterachtig modelvliegtuig met vier
rotoren. Op professioneel gebied worden zulke vliegtoestellen reeds voor verschillende taken gebruikt. De "Power
Drone XL" wordt gestuurd door modernste, door microprocessoren bestuurde elektronica met positieregeling en
versnellingssensoren.
Hoogwaardige gelijkstroommotoren in combinatie met een speciaal ontwikkelde aansturing laten krachtig vliegen toe.
Door de nieuwe besturing en de elektronische zelfstabilisatie zijn uitstekende vliegeigenschappen mogelijk.
Het modelvliegtuig kan zowel in grotere hallen als bij weinig wind in open lucht worden gebruikt. De ingebouwde
elektronische regelingen (geïntegreerde 6-as-gyro) kunnen wel kleine ongewenste veranderingen in de vliegpositie
compenseren, maar echter niet volledig ongedaan maken. Door het lage gewicht van de quadrocopter reageert deze
gevoelig op wind of tocht.
5
5. Leveringsomvang
• Voorgemonteerde quadrocopter
• Zender
• USB-laadapparaat
• Vliegaccu
• Twee vervangrotoren (vooraan)
• Twee vervangrotoren (achteraan)
• Vier rotorbeschermbeugels
• Twee landingsschaatsen
• Schroevendraaier
• Bevestigingsschroeven voor rotorbeschermbeugel
• Gebruiksaanwijzing
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan de
afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website.
6
6. Veiligheidsvoorschriften
Bij beschadigingen veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing vervalt ieder
recht op garantie. Voor gevolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële of persoonlijke schade, die door ondeskundig gebruik of niet inachtname van de
veiligheidsvoorschriften veroorzaakt worden zijn wij niet aansprakelijk. In zulke gevallen vervalt
de garantie.
Onder de garantie vallen bovendien niet de normale slijtage en schade door ongelukken resp. neerstorten
(bijv. gebroken rotorbladen of chassisonderdelen).
Geachte klant,
Deze veiligheidsvoorschriften hebben niet alleen de bescherming van het product, maar ook van uw gezondheid en die van andere personen tot doel. Lees daarom dit hoofdstuk zeer aandachtig door voordat
u het product gebruikt!
a) Algemeen
Let op, belangrijk!
Bij gebruik van het model kan het tot materiële schade of lichamelijke letsels komen.
Houd rekening met het feit dat u voor het gebruik van het model voldoende verzekerd bent, bijv.
via een aansprakelijkheidsverzekering. Informeer indien u reeds beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering voor u het model in bedrijf neemt bij uw verzekering of het gebruik van het model
mee verzekerd is.
Let op: In sommige landen van de EU bestaat een verzekeringsplicht voor alle vliegmodellen!
Informeert u zich ook over de plaatselijke wettelijke voorschriften voor het gebruik van modelvliegtuigen. In Duitsland zijn de regels voor de gebruiker van modelvliegtuigen van alle types bijvoorbeeld ingeschreven in de luchtverkeerswet. Inbreuken op de daar vernoemde wettelijke regelingen
kunnen aanzienlijke straffen en beperkingen inzake verzekeringsdekking tot gevolg hebben.
• Om veiligheids- en keuringsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het product
of de componenten niet toegestaan.
• Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
• Het product mag niet vochtig of nat worden.
• Laat het verpakkingsmateriaal niet achteloos liggen. Dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn.
• Wendt u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen
heeft die niet met behulp van deze gebruiksaanwijzing opgehelderd kunnen worden.
7
b) Voor de ingebruikname
• Controleer of er binnen de reikwijdte van de afstandsbediening geen andere modellen op dezelfde
2,4 GHz-band (zendfrequentie) gebruikt worden. Controleer ook altijd of tegelijk gebruikte 2,4 GHzzendtoestellen uw model niet storen.
• Controleer regelmatig de technische veiligheid van uw model en het afstandsbedieningssysteem. Let
hierbij op zichtbare beschadigingen, zoals defecte steekverbindingen of beschadigde mechaniek (bv.
rotoren).
• Alle bewegende onderdelen van het model moeten soepel werken en de lagers mogen geen speling
vertonen.
• Controleer vóór iedere ingebruikname de correcte en vaste montage van de rotoren.
• De voor het gebruik noodzakelijke vliegaccu moet volgens de informatie in deze gebruiksaanwijzing
worden opgeladen.
• Let op nog voldoende restcapaciteit (batterijtester) van de in de zender geplaatste batterijen. Als de
batterijen leeg zijn, moet u steeds de hele set batterijen vervangen.
• Let er bij draaiende rotoren op dat er geen voorwerpen of lichaamsdelen binnen het draai- en aanzuigbereik van de rotoren aanwezig zijn.
c) Tijdens het gebruik
• U mag bij het gebruik van het modelvoertuig geen risico´s nemen! Uw eigen veiligheid en die van uw
omgeving is afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
• Een verkeerd gebruik van het product kan zware letsels en beschadigingen tot gevolg hebben! Houd
daarom bij het vliegen voldoende afstand tot personen, dieren en voorwerpen.
• Kies een geschikt plaats voor het gebruik van uw model. Let ook op de plaatselijke wettelijke regelingen
voor het gebruik van modelvliegtuigen.
• U mag het model alleen besturen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door alcohol of medicijnen kunnen verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Vlieg nooit rechtstreeks op toeschouwers of op uzelf af.
• Motoren, elektronica en vliegaccu kunnen tijdens het gebruik van het model heet worden. Pauzeer
daarom 5 - 10 minuten voordat u de vliegaccu weer oplaadt of voordat u met een reservevliegaccu
opnieuw start.
• Laat de afstandsbediening (zender) steeds ingeschakeld zolang het model in gebruik is. Koppel na de
landing steeds eerst de vliegaccu los. Pas daarna mag de afstandsbediening of zender uitgeschakeld
worden.
• In geval van een defect of een verkeerde werking moet eerst de oorzaak van de storing verholpen
worden voordat u het model weer start.
• Stel het model en de afstandsbediening niet gedurende langere tijd bloot aan direct zonlicht of grote
hitte.
8
• Bij een zware crash (bijvoorbeeld uit grote hoogte) kunnen de elektronische gyro-sensoren beschadigd
raken. Voor een nieuwe start moeten daarom alle functies worden gecontroleerd!
• Bij neerstorten moet u de rotormotoren onmiddellijk uitschakelen. Draaiende rotoren kunnen bij contact
met hindernissen of het neerstorten beschadigd raken. Voor een nieuwe start moeten de rotoren daarom
ook op eventuele scheuren of breuken gecontroleerd worden!
• Let tijdens het vliegen op de lichtsignalen voor de onderspanning om schade aan het model door neerstorten omwille van onderspanning of door een diepontlading van de accu te vermijden.
7. Batterij- en accuvoorschriften
Het gebruik van batterijen en accu´s is vandaag de dag weliswaar vanzelfsprekend, maar er
bestaan toch tal van gevaren en problemen. Vooral bij LiPo- en Lilon-accu´s met hun hoge energieinhoud (in vergelijking met gewone NiCd- of NiMH-accu´s) moeten er diverse voorschriften in acht
genomen worden aangezien er anders explosie- en brandgevaar bestaat.
Het model wordt met een accu en het daarbij passend laadapparaat geleverd. Toch geven we u om
veiligheidsredenen graag wat belangrijke informatie i.v.m. de omgang met batterijen en accu's. Bij
eigen toebehoren moet u ook de meegeleverde informatie van de fabrikant doorlezen.
a) Zender
• Houd batterijen/accu´s buiten het bereik van kinderen.
• U mag batterijen/accu´s niet zomaar laten rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren
ze inslikken. In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen!
• Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, doorboord of in vuur worden geworpen. Er bestaat
explosiegevaar!
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu´s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag
in dit geval veiligheidshandschoenen.
• Gewone batterijen mogen niet opgeladen worden. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Let bij het plaatsen van de batterijen op de juiste polariteit (plus/+ en min/-).
• Als u het model langere tijd niet gebruikt (bv. als u het opbergt), moet u de batterijen uit de afstandsbe-
diening nemen om beschadigingen door lekkende batterijen te voorkomen.
• Vervang steeds de volledige set batterijen. U mag geen volle en halfvolle batterijen door elkaar gebruiken. Gebruik altijd batterijen van hetzelfde type en merk.
• U mag nooit batterijen en accu´s door elkaar gebruiken!
9
b) Vliegaccu
• Na het vliegen moet u de LiPo-vliegaccu van de elektronica van het modelvliegtuig loskoppelen. Laat de
LiPo-vliegaccu niet op de elektronica aangesloten als u het modelvliegtuig niet gebruikt (bijv. bij transport
of opslag). Anders kan de LiPo-vliegaccu diep ontladen worden. De accu raakt hierdoor defect en kan
niet meer worden gebruikt! Daarnaast bestaat het gevaar van functiestoringen door storende impulsen.
De rotoren zouden onbedoeld kunnen gaan draaien en schade of verwondingen veroorzaken.
• Laad de LiPo-vliegaccu nooit direct na gebruik op. Laat de LiPo-vliegaccu altijd eerst afkoelen (min.
5 - 10 minuten).
• Omwille van de bijzondere accustekker is het opladen van de vliegaccu met traditionele LiPo-laadapparaten alleen mogelijk met een passende adapter. Gebruik daarom uitsluitend het meegeleverde USBLiPo-laadapparaat om de vliegaccu op te laden.
• U mag enkel intacte accu´s opladen die niet beschadigd zijn. Als de uitwendige isolatie van de accu
beschadigd is of als deze een andere vorm heeft of bol staat, mag de accu in geen geval opgeladen
worden. In dit geval bestaat er een acuut gevaar voor brand en explosies!
• Beschadig nooit het omhulsel van de LiPo-vliegaccu. Snijd het folieomhulsel niet door. Steek niet met
een scherp voorwerp in de LiPo-vliegaccu. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Neem de LiPo-vliegaccu voor het opladen uit het model en leg hem op een vuurvaste ondergrond (bv.
een bord). Houd afstand van brandbare voorwerpen (gebruik eventueel USB-verlengsnoer).
• Omdat zowel het laadapparaat als de LiPo-vliegaccu warm worden tijdens het opladen, moet er voor
voldoende ventilatie gezorgd worden. Dek de oplader en de LiPo-vliegaccu nooit af! Dit geldt uiteraard
ook voor andere laadapparaten en accu's.
• U mag LiPo-accu’s nooit onbewaakt laten tijdens het opladen.
• Koppel de LiPo-vliegaccu los van het laadapparaat als de accu volledig is opgeladen.
• Het laadapparaat mag alleen in droge en gesloten ruimtes worden gebruikt. Laadapparaten en accu’s
mogen niet vochtig of nat worden.
• Er bestaat in geval van fout brand- en explosiegevaar door de accu. LiPo-accu's reageren door de
chemische producten die ze bevatten zeer sterk bij vocht of zuurstof! Stel het laadapparaat en de LiPovliegaccu niet bloot aan hoge/lage temperaturen en direct zonlicht.
10
8. Startvoorbereidingen
1
2
1
2
4
a) Batterijen in de zender plaatsen
Verwijder het batterijvakdeksel (1) aan de achterkant van
de zender. Hiervoor moet u de schroef (2) losmaken en
het deksel naar achter schuiven.
Plaats vier batterijen van het type mignon/AA en houd rekening met de juiste polariteit. Let hiervoor op de overeenkomstige symbolen in het batterijvak (3). Plaats het deksel
opnieuw op het batterijvak en schroef het weer vast.
Het gebruik van de zender met accu's is wegens
de lage celspanning (batterij = 1,5 V, accu =
1,2 V) en de zelfontlading van accu's niet aangewezen. Een snelle melding van de zender
voor de lage laadtoestand van de zenderstroomtoevoer is het gevolg.
Aangezien de zender zeer weinig stroom nodig
heeft, zijn de batterijen duidelijk langer houdbaar. We raden u aan om hoogwaardige alkalinebatterijen te gebruiken.
b) Vliegaccu laden
Gebruik voor de voedingsspanning van het USB-laadapparaat een geschikte stekkervoeding of een sigarettenaanstekerstekker (niet inbegrepen, afzonderlijk te bestellen), die telkens over een USB-uitgangsbus beschikt
(uitgang 5 V/DC, minstens 1 A).
Sluit het laadapparaat uit de leveringsomvang (1) met
zijn USB-stekker aan bv. een USB-stekkervoeding (2,
niet inbegrepen, slechts als voorbeeld afgebeeld) of een
sigarettenaansteker-USB-adapter aan.
De stekkerlader (resp. adapter) moet een
stroombelastbaarheid van minstens 1 A aangeven! Sluit daarom het USB-laadapparaat niet
aan een computer aan!
Verbind vervolgens de stekkerlader (2) met een de stopcontact. Sluit de vliegaccu (4) met de aansluitkabel in de juiste
richting aan de laadbus (5) aan. Let hierbij op de vorm van de stekker. Is de accu niet defect (hoog-ohmig/onderbroken) en de netspanning gegarandeerd, begint het laden. Dit wordt door de rode LED (3 = laadindicatielampje; in het
apparaat ingebouwd) weergegeven.
De volgende LED-indicaties zijn mogelijk:
LED licht permanent op: Vliegaccu wordt geladen
LED uit: Laden voltooid (of geen vliegaccu of volledig opgeladen vliegaccu aangesloten)
3
3
Afbeelding 1
5
Afbeelding 2
11
c) Montage van landingsschaatsen en rotorbeschermbeugels
De landingsschaatsen moeten voor het eerste gebruik
worden gemonteerd. De afzonderlijke landingsschaatsen
passen slechts in een positie aan het model en moeten
daar worden geïnstalleerd.
Wij raden u aan om de rotoren bijkomend met de rotorbescherming tegen schade te beschermen. Deze kan
slechts in een positie worden gemonteerd; elke schaats
wordt met een schroef tegen loskomen beveiligd.
Afbeelding 3
12
9. Bedienelementen van zender en model
1
2
3
4
567
8
9
a) Zender
10
11
12
13
Afbeelding 4
1 Aan-/uitschakelaar
2 LED voor de functiecontrole
3 Antenne
4 Stuurstick links (voor motortoerental en "gier")
5 Stuurstick rechts (voor "roll" en "nick")
6 Trimming "Roll"
7 Trimming "Nick"
8 Vliegmodus
9 Flipfunctie
10 Lichtfunctie
11 Spinningfunctie
12 Return-functie
13 Headless-functie
13
b) Modelbovenzijde
3
1
3
2
3
1 Rotoren vooraan (groene rotoren)
2 Rotoren achteraan (zwarte rotoren)
3 Rotorbeschermbeugel (4x)
1
2
3
3
Afbeelding 5
c) Modelonderzijde
1 Aan/uit-schakelaar
2 Aansluitbus voor een camera (camera niet
inbegrepen)
3 Accuvak (met camerahouder)
4 Landingsschaatsen (2x)
Aan de onderkant bevindt zich bovendien de
LED-verlichting (1x LED aan de voorzijde en
telkens een LED aan de achterste rotorarmen).
Bij het opstellen van deze gebruiksaanwijzing was een passende camera nog niet beschikbaar. Bezoek onze shop
op www.conrad.com; als de camera beschikbaar is, vindt u deze in de accessoires op de internetpagina van de
quadrocopter.
1
2
4
Afbeelding 6
14
10. Veiligheidsvoorzieningen
De quadrocopter "Power Drone XL" beschikt over een aantal veiligheidsvoorzieningen in de zender en het
model, die het modelvliegtuig tegen schade beschermen of mogelijke schade op een minimum moeten
reduceren. De beschermmechanismen worden via LED-lndicatielampje (model) of met een akoestisch en
optisch waarschuwingssignaal (zender) kenbaar gemaakt.
a) Zender
De toestand van de batterijen wordt permanent gecontroleerd als de zender in gebruik is. Als het spanningspeil van de
batterijen onder een bepaalde waarde zakt, geeft de zender dit met een regelmatig terugkerende waarschuwingstoon
en het permanent knipperen van de LED op de zender (afbeelding 4, pos. 2) aan. In dit geval moet u het vliegen
onmiddellijk stoppen en de batterijen van de zender vernieuwen.
b) Model
De LED's in de quadrocopter geven weer of de zender met het model "gebonden" is en of de ontvangst van het zendersignaal probleemloos is. Dit wordt met behulp van permanent brandende LED's aangeduid. Als de ingebouwde
LED's op het model snel knipperen, ontvangt de quadrocopter het zendersignaal niet correct. In dit geval moet de zgn.
"Binding" opnieuw worden doorgevoerd, zie hoofdstuk 12. a).
De Quadrocopter controleert voortdurend de spanning van de aangesloten accu. Daalt de spanning over een bepaalde periode onder een kritische waarde, wordt dit door knipperende LED's aangegeven.
Als de spanningsonderschrijding permanent onder een bepaalde waarde ligt, wordt na korte tijd een noodlanding
ingeleid en worden de motoren uitgeschakeld.
Als de onderspanning aan de quadrocopter door het knipperen van alle LED's wordt aangeduid, blijven
er slechts nog ca. twintig seconden vliegtijd over om het model zelfstandig naar terug naar het startpunt
te vliegen en te landen. Als een bepaalde spanningswaarde van de vliegaccu wordt onderschreden, leidt
de quadrocopter een automatische landing in. Hierbij wordt het toerental van de rotoren voortdurend verminderd, het is tijdens dit proces niet meer mogelijk om het toerental te verhogen om de accu tegen een
schadelijke diepontlading te beschermen.
Is het model op dit moment boven een wateroppervlak, boom, huis, straat, personen, dieren, etc. en/of het
model vliegt op dit moment op grote hoogte, dreigt er schade of verlies van het model, materiële schade
en verwondingen bij omstaande personen/dieren.
15
11. Informatie over de eerste start
a) Zweefvlucht
Om de beschrijving van de besturing eenvoudiger en homogener te maken, worden hier de gebruikelijke
termen gebruikt. Deze zijn afkomstig uit de pilotentaal en zijn wijdverbreid.
Richtingsaanduidingen moeten daarbij steeds uit het perspectief van een "virtuele" piloot in het model
Met zweven wordt de vliegtoestand aangeduid, waarin de quadrocopter noch stijgt noch daalt en dus de naar boven
gerichte stijgkracht gelijk is aan de naar beneden gerichte gewichtskracht.
Als u de gashendel naar voor schuift, verhoogt het motortoerental en stijgt de quadrocopter. Als u de gashendel naar
achter trekt, zal de quadrocopter dalen. Probeer de positie van de gashendel (ca. middelste stand) te vinden waarbij
de hoogte wordt aangehouden.
begrepen worden. Als richtingsaanwijzer gelden de beide groene rotoren en zijn betekenen "vooraan". De
Bij het vliegen net over de grond alsmede bij de start ontstaan wervelingen en luchtstromen, die invloed
hebben op de quadrocopter. Daardoor ontstaat een snellere reactie op de stuurbewegingen alsmede een
lichte afwijking van de quadrocopter naar voren, achteren of de zijkant. Dit zogenaamde bodemeffect is
vanaf een vlieghoogte van ca. 50 cm niet meer aanwezig.
Op grond van externe invloeden en het lage vertrekgewicht kan het niet altijd 100% lukken om de vlieg-
hoogte aan te houden. Dit is echter normaal voor modellen van deze grootte en dit bouwtype.
16
b) Gierfunctie
"Gieren" is het draaien van de quadrocopter om de hoogteas (verticale as). Deze beweging kan ongewenst optreden
op grond van het draaimoment van de rotoren of gewenst als verandering van de vliegrichting. Bij de quadrocopter
wordt deze beweging door een toerentalverandering van de afzonderlijke rotoren ten opzichte van elkaar bewerkstelligd.
Als u de linker stuurknuppel naar links beweegt, zal de quadrocopter naar links draaien. Als u de linker stuurknuppel
naar rechts beweegt, zal de quadrocopter naar rechts draaien.
Afbeelding 8
c) Nick-functie
"Nick" is de beweging om de dwarse as, vergelijkbaar met het knikken van het hoofd. Daardoor wordt de quadrocopter
voorwaarts of achterwaarts sneller of wordt hij afgeremd.
Als u de rechter stuurknuppel naar voor beweegt, zal de quadrocopter in zijn geheel naar voor zweven. Als u de
rechter stuurknuppel naar achter beweegt, zal de quadrocopter naar achter zweven. Als de quadrocopter tijdens
het zweefvliegen bv. langzaam naar achter afdrijft, moet het model met de trimming (zie hoofdstuk 12. c) worden
ingetrimd.
Afbeelding 9
17
d) Roll-functie
"Rollen" is de beweging om de lengteas, vergelijkbaar met het opzij rollen van een kegel (of het zijwaarts lopen van
een krab). Daardoor beweegt de quadrocopter door optillen van een kant onafhankelijk van de voorwaartse richting
opzij.
Als u de rechter stuurknuppel naar links beweegt, zal de quadrocopter in zijn geheel naar links zweven. Als u de
rechter stuurknuppel naar rechts beweegt, zal de quadrocopter naar rechts zweven. Als de quadrocopter tijdens het
zweefvliegen bv. langzaam naar links afdrijft, moet het model met de trimming (zie hoofdstuk 12. c) worden ingetrimd.
Afbeelding 10
e) Vliegmodus
Bij de quadrocopter kunt u naargelang uw vliegervaring tussen twee verschillende vliegmodi kiezen. De toets hiervoor
bevindt zich op de zender (zie afbeelding 4, pos. 8).
In de beginnermodus zijn de stuurbevelen zodanig begrensd, dat u heel makkelijk en snel het vliegen met de quadrocopter kunt leren. Deze vliegmodus is aangewezen voor piloten die nog geen of heel weinig vliegervaring met
helikopters of quadrocopters hebben.
De sportmodus is aangewezen voor piloten die al ervaring met andere helikopters of quadrocoptermodellen hebben
opgedaan. In deze modus is de quadrocopter duidelijk wendbaarder en zijn stuurgedrag dan in de beginnermodus.
Om de sportmodus te activeren, drukt u op de overeenkomstige toets op de zender (afbeelding 3, pos. 8). De sportmodus wordt met een dubbele controletoon bevestigd. Druk nogmaals op dezelfde toets om de functie te deactiveren.
De deactivering wordt door een controletoon aangeduid.
18
12. De eerste start
3
4
a) Starten
De bediening en het gebruik van afstandsbediende modelvliegtuigen moet geleerd worden! Als u nog nooit
een dergelijk model bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig starten en u eerst vertrouwd maken met de
reacties van het model op de commando´s van de afstandsbediening. Wees geduldig! Oriënteert u zich
aan de voorschriften in hoofdstuk 11.
Neem geen risico bij het gebruik van het model! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhankelijk
• Sluit de volledig opgeladen vliegaccu aan. Hiervoor moet u het accuvak
• Schuif nu de accu in het daarvoor voorziene vak. De kabels wijzen hierbij
• Sluit het accuvak weer. Let hierbij op dat de kabel niet gekneld wordt.
• Zet het model op een effen, zo vlak mogelijke ondergrond (bv. steenbo-
• Plaats de linker stuurhendel (afbeelding 11, pos. 4) op de zender hele-
• Schakel nu de quadrocopter in (zie afbeelding 11, pos. 3). De LED's in het
• Druk dan de linker stuurhendel (afbeelding 11, pos. 4) naar achter tot een
• De quadrocopter is nu met de zender verbonden en startklaar.
van uw verantwoord gebruik van het model.
(afbeelding 11, pos. 1) openen door de inkeping van het deksel naar achter te trekken en open te klappen.
naar achter uit de quadrocopter. Sluit nu de tweepolige stekker van de
accu met de polen in de juiste richting aan de bus van de quadrocopter
aan (let op de vorm van de stekker).
dem). Een tapijtbodem is hierbij minder geschikt omdat het landingsgestel zich makkelijk in het tapijt kan vasthaken. De voorste (groene) rotoren
wijzen hierbij naar voor (van u weg).
maal naar achter. Zet de afstandsbediening in door op de aan-/uitschakelaar (afbeelding 11, pos. 2) te drukken. De zender bevestigt dit met een
dubbele toon. De controle-LED (afbeelding 4, pos. 2) knippert.
model beginnen in een snel ritme te knipperen. Druk de linker stuurhendel
(afbeelding 11, pos. 4) op de zender helemaal naar voor.
controletoon weerklinkt. De controle-LED op de zender en de LED's op
de quadrocopter branden nu permanent.
1
2
Afbeelding 11
19
• Start de rotoren door de linker stuurhendel (afbeelding 11, pos. 4) voorzichtig naar voor te schuiven. De rotoren
starten. Verhoog nu het toerental van de rotoren van de quadrocopter door de linker stuurhendel verder langzaam
naar voor te schuiven tot de quadrocopter opstijgt en op een hoogte van ca. 1,5 meter van u zweeft. Vermijd principieel drukke en grote stuurbewegingen. Controleer of en zo ja in welke richting de quadrocopter zich beweegt.
Met behulp van trimming op de afstandsbediening (zie punt c) in dit hoofdstuk) kunt u ongewilde bewegingen
compenseren.
• Om de quadrocopter weer te landen, trekt u op een geschikte landingsplaats de linker stuurhendel langzaam terug
tot de quadrocopter tot op de grond daalt. Een stevige landing op de grond is daarbij geen probleem en mag niet
met plotselinge bewegingen van de gashendel gecorrigeerd worden.
• Probeer zo goed als mogelijk verticaal te landen ("helikopterlanding"). Vermijd landingen met hoge horizontale
snelheden ("vliegtuiglanding"). Schakel na de landing de motoren uit (linker stuurhendel helemaal naar achter
terugtrekken).
• Oefen het starten een aantal keren, zodat u een gevoel voor de quadrocopter krijgt. Bent u redelijk zeker in het
besturen, kunt u beginnen de vliegrichting met gier-, nick- en rollfunctie te sturen (zie tips in hoofdstuk 11). Voer de
besturing steeds langzaam en met gevoel uit en oefen bepaalde manoeuvres, voordat u aan een nieuwe manoeuvre begint. De eerste vluchten moeten niet meer dan 30 tot 60 seconden duren.
• Als u zich al wat met de vliegeigenschappen van het model vertrouwd hebt gemaakt, kunt u verdere oefeningen
uitvoeren. Hierbij moet u met eenvoudige vliegmanoeuvres, zoals vb. een meter vooruit/achteruit vliegen (nickfunctie) beginnen. Vervolgens oefent u het zweven naar links/rechts (roll-functie). Als u ook hier de nodige oefening
• Als u het vliegen wilt stoppen, moeten na de landing eerst de rotoren worden uitgeschakeld. Koppel nu de accu los
van het model. Pas daarna mag de zender uitgeschakeld worden.
b) Vliegbewegingen
Nadat het model werd gestart, bevindt het zich in de zogenaamde zweefvlucht. Hierbij probeert het model de vlieghoogte aan te houden. Druk de linker stuurhendel op de zender voorzichtig naar voor. Hiermee wordt het opstijgen
van het model ingeleid. Als u de linker stuurhendel opnieuw in de neutrale stand zet, wordt het stijgen beëindigd. Trekt
u de linker stuurhendel voorzichtig naar beneden dan wordt het dalen ingeleid.
Stuurt u de linker stuurhendel naar links, dan zal het model rond de hoogteas naar links draaien. Indien u naar rechts
stuurt, draait de quadrocopter naar rechts.
Druk de rechter stuurhendel voorzichtig naar voor. Het model wordt naar voor gestuurd. Drukt u de rechter stuurhendel naar achter, zal de quadrocopter naar achter gestuurd worden.
Als de rechter stuurhendel naar links wordt gestuurd, dan zal het model naar links zweven. Als de rechter stuurhendel
naar rechts wordt gedrukt, zal de quadrocopter naar rechts zweven.
Houd m.b.t. de sturen van het model ook rekening met de voorschriften in het hoofdstuk 11.
20
c) Trimming
In de loop van het vliegen kan het gebeuren dat de quadrocopter niet meer op dezelfde plaats zweeft, maar in een
bepaalde richting (bv. naar voor) wegdrijft. In dit geval moet het model via trimming opnieuw in de toestand worden
gebracht dat de quadrocopter ter plaatse zweeft.
"Nick" trimmen
Als het model naar voor of naar achter drift, moet u met de trimknoppen voor "Nick" op de zender deze driftbewegingen tegensturen. Als het model bv. naar voor drift, drukt u op de achterste trimknop (afbeelding 12) tot het model
niet meer zelfstandig drift. Hierbij hoort u altijd een controletoon. De controletoon verstomt wanneer het einde van
de trimweg (de trimming) is bereikt. Als de trimming zich in de middelste stand (i.e. neutraal) bevindt, weerklinkt een
lange controletoon. Als het model altijd nog drift en deze beweging niet met de trimming gecorrigeerd kan worden,
moet de quadrocopter opnieuw worden gekalibreerd. Houd daarbij ook rekening met de voorschriften in hoofdstuk 13.
Afbeelding 12
"Roll" trimmen
Als het model naar links of rechts drift, moet u met de trimknoppen voor "Roll" op de zender deze driftbewegingen
tegensturen. Als het model bv. naar links drift, drukt u op de rechter trimknop (afbeelding 13) tot het model niet meer
zelfstandig drift. Hierbij hoort u altijd een controletoon. De controletoon verstomt wanneer het einde van de trimweg
(de trimming) is bereikt. Als de trimming zich in de middelste stand (i.e. neutraal) bevindt, weerklinkt een lange controletoon. Als het model altijd nog drift en deze beweging niet met de trimming gecorrigeerd kan worden, moet de
quadrocopter opnieuw worden gekalibreerd. Houd daarbij ook rekening met de voorschriften in hoofdstuk 13.
lucht bevindt wanneer het zich voor het indrukken van de overeenkomstige bedienknop op de zender in
een stabiele vliegtoestand (zweefvlucht) bevindt, de vlieghoogte niet hoger is dan 2 meter en de quadrocopter zich op een afstand van minstens 5 meter ten opzichte van hindernissen en personen bevindt.
pen in de buurt en verwondingsgevaar voor de aanwezige personen/dieren door contact of neerstorten!
Wanneer het model zich reeds in de "Low Batt-modus" bevindt (alle LED's op de quadrocopter knipperen
rechts) uitvoeren en heeft daarom ook duidelijke stuurbevelen van de zender nodig (rechter stuurhendel
naarvoorofachter;rechterstuurhendelnaarlinksofrechts).Vermeiddaarombijdegeactiveerdeipfunctie niet toegelaten stuurbevelen, zoals bv. "rechter stuurhendel naar voor/links gedrukt". In zulke gevallen
kan het soms tot ongecontroleerde vliegtoestanden en neerstorten komen.
Bij de headless-modus gaat het om een relatieve stuurmodus, i.e. ongeacht in welke richting de quadrocopter zich
bevindt, vliegt hij bv. altijd vanaf de piloot gezien naar rechts wanneer naar rechts gestuurd wordt - ongeacht of het
model naar achter, links, voor of rechts vliegt. De quadrocopter wordt dus met behulp van de rechter stuurhendel (nick
en roll) altijd de richting getoond in dewelke hij moet vliegen.
Belangrijk!
De zender en quadrocopter moeten bij het activeren van de headless-modus precies gelijk zijn afgesteld!
Daarom kan deze functie uitsluitend in gebruik worden genomen wanneer de quadrocopter niet vlieg, maar
op de bodem staat. De voorste (groene) rotorbladen zijn naar voor gericht! Als men zich niet aan deze procedure houdt, voert dit tot onverwachte resultaten, i.e. de quadrocopter vliegt niet waarheen hij gestuurd
wordt.
De headless-modus wordt in het model met relatief eenvoudige middelen (bv. zonder kompas / GPS-
ondersteuning) gerealiseerd. Daarom zijn afwijkingen en onnauwkeurigheden bij de vliegkoersbepaling of
terugkeernauwkeurigheid normaal.
22
Aangezien het normaal gezien nodig is om uw denken aan te passen op het moment waarop een model naar u toevliegt (u stuurt naar links, de quadrocopter vliegt vanuit uw standpunt echter naar rechts) kan de headless-modus dit
omdenken van u overnemen. Daarbij is het eender hoe de quadrocopter precies is afgesteld, dit type relatieve sturing
voor beginners leidt snel tot succes. Wie echter "echt" wil leren vliegen, mag zich het vliegen in de headless-modus
niet gewoon worden, maar moet onmiddellijk het "normale" sturen leren.
Om de headless-modus te activeren, koppelt u de zender en quadrocopter aan elkaar (startvoorbereiding). De rotoren
zijn voor de eerste activering nog uit. Stel nu de startklare quadrocopter op de bodem zo op dat de voorste, groene
rotoren van de zender weg (naar voor) wijzen.
Druk nu op de trimkop (afbeelding 4, pos. 13) voor de headless-modus tot een geluidssignaal weerklinkt. De LED's
van de quadrocopter knipperen in snel tempo. Na een paar seconden verandert het knippertempo van de LED's (3x
kort knipperen, pauze, alle LED's aan, 3x kort knipperen, pauze, alle LED's aan, etc.); dit duidt aan dat de quadrocopter zich in de headless-modus bevindt. Start nu de quadrocopter. De vliegbewegingen van het model zullen (onafhankelijk van de hoek van de quadrocopter naar de piloot) bij geactiveerde headless-modus altijd ook de stuurrichtingen
van de rechter stuurhendel volgen. Indien u naar voor stuurt, beweegt de quadrocopter zich altijd van u weg. Indien u
naar rechts stuurt, beweegt de quadrocopter altijd naar rechts.
Om de headless-modus te deactiveren, drukt u opnieuw op de trimkop (afbeelding 4, pos. 13) voor de headlessmodus tot u een geluidssignaal hoort. De quadrocopter signaleert de reactivering van de headless-modus doordat
alle LED's op het model nu stoppen met knipperen. Al naargelang of de LED's op het model ingeschakeld waren (zie
"Lichtfunctie" in dit hoofdstuk) branden de LED's nu permanent of helemaal niet.
f) Return-functie
Het model kan met een druk op de knop naar de piloot terug vliegen. Hiervoor kan ook de "Headless-modus" (zie
vorig hoofdstuk) geactiveerd zijn. Om de "Return-functie" te activeren, drukt u op de trimknop voor de functie "Return"
(afbeelding 4, pos. 12) op de zender. Met de rechter stuurhendel op de zender kunt u de vliegbaan corrigeren. Om de
"Return-functie" te deactiveren drukt u opnieuw op de toets "Return" op de zender of drukt u de rechter stuurhendel
naar voor (nick).
Let op!
De return-functie mag uitsluitend worden uitgevoerd, wanneer het model voor het indrukken van de over-
De quadrocopter herkent geen hindernissen. Zo moet bij het indrukken van de return-toets worden verze-
eenkomstige bedienknop op de zender zich in een stabiele vliegtoestand (zweefvlucht) bevindt, de vlieghoogte niet hoger is dan twee meter en ook de landingsplaats zich op een afstand van minstens vijf meter
ten opzichte van hindernissen en personen bevindt. Bij het niet in acht nemen bestaat er gevaar voor
materiële schade aan het model of aan andere voorwerpen in de buurt en verwondingsgevaar voor de
aanwezige personen/dieren door contact of neerstorten!
De "Return-functie" wordt in het model met relatief eenvoudige middelen (bv. zonder kompas/GPS-on-
dersteuning) gerealiseerd. Daarom zijn afwijkingen en onnauwkeurigheden bij de vliegkoersbepaling of
terugkeernauwkeurigheid normaal.
kerd dat er zich in de rechte lijn van de quadrocopter naar de zender (de terugvliegroute) geen hindernissen bevinden.
23
g) Spinningfunctie
Met de linker trimschakelaar (afbeelding 4, pos. 11) kunt u de quadrocopter snel rond de eigen hoogte-as laten
draaien (spinning). Druk hiervoor op de trimschakelaar op de rechterzijde. Het "Spinning" wordt beëindigd wanneer
u opnieuw op de toets drukt.
Wanneer het model zich reeds in de "Low Batt"-modus bevindt (alle LED's op de quadrocopter knipperen
tegelijk), is de spinningfunctie omwille van veiligheidsredenen gedeactiveerd en kan zo niet worden uitgevoerd.
h) Lichtfunctie
Met de linker trimschakelaar (afbeelding 4, pos. 10) kunt u de LED's op de quadrocopter in- en uitschakelen. Druk
hiervoor op de trimschakelaar op de linkerzijde.
De vliegtijden worden een klein beetje langer wanneer de LED's tijdens het vliegen zijn uitgeschakeld.
24
13. Onderhoud, verzorging en reparatie
1
2
3
4
a) Regelmatige reiniging
De quadrocopter is een zeer eenvoudig gebouwd vliegtoestel. Er zijn geen mechanische onderdelen, die gesmeerd
of anders onderhouden moeten worden. Toch moet u de quadrocopter na iedere vlucht van eventueel voorhanden
verontreinigingen (wollen draadjes, haar, stof, etc.) reinigen.
Gebruik voor het schoonmaken een droge of licht vochtige doek en vermijd het directe contact van water met de
elektronica, accu en motoren.
b) Vervangen van de rotoren
Mocht een rotor door neerstorten of andere invloeden beschadigd raken, moet u hem onmiddellijk vervangen. Dat
geldt ook, indien u dunne scheuren of haarscheurtjes op de rotor vaststelt. Door het hoge toerental kunnen bij beschadigde rotoren onderdelen losraken en tot beschadiging of gevaren voor de omgeving leiden.
Om een rotor te vervangen schroeft u de beschadigde rotor (kleine schroef in het midden) gewoon van de motoras af
en vervangt u deze door een nieuwe rotor. De montage moet met de nodige zorg en overeenkomstig gevoel worden
uitgevoerd.
Ter oriëntering stelt u de quadrocopter zo op het werkblad dat de groene rotoren van het model naar voor wijzen.
De voorste rotoren (afbeelding 14, pos. 1 en 2) zijn bij het model
"vooraan" en moeten groene rotoren hebben. Rotor 1 draait hierbij
in de richting van de wijzers van de klok, rotor 2 tegen de richting
van de wijzers van de klok.
De achterste rotoren (afbeelding 14, pos. 3 en 4) moeten zwarte
rotoren hebben. Rotor 3 draait tegen de richting van de wijzers van
de klok, rotor 4 met de richting van de wijzers van de klok.
Vermijd dat de uitgangsassen buigen. Gebogen assen (bv. door
een crash) beïnvloeden door de ontstane trillingen en de daardoor
geïrriteerde sensoren de vliegeigenschappen negatief. Rotoren
met gebogen assen moeten worden vervangen.
Op onderkant van de rotoren zijn markeringen aanwezig voor de
draairichting ("A" of "B"). De rotoren met de markering "A" moeten
op de motoren worden gemonteerd die rechts (in de richting van
de wijzers van de klok) draaien. De rotoren met de markering "B"
moeten op de motoren worden gemonteerd die links (tegen de
richting van de wijzers van de klok) draaien.
Let op!
U moet nauwkeurig op de draairichting van de motor en de keuze van de bijbehorende rotor letten. Wordt
de rotor verkeerd gekozen, kan het model niet vliegen en zullen fouten optreden bij een navolgende start
van het model! Verlies van garantie!
Afbeelding 14
25
14. Kalibrering
De quadrocopter wordt af fabriek reeds optimaal gekalibreerd geleverd. Na hardere landingen of neerstorten kan het
gebeuren dat de quadrocopter niet meer zoals gewoon vliegt.
In dit geval moet u de quadrocopter opnieuw kalibreren.
Hiertoe zet u de startklare quadrocopter op een effen oppervlak en stuurt u de linker en rechter stuurhendel (afbeelding 4, pos. 4 en 5) bij volledige uitslag naar rechtsbeneden (zie afbeelding 15).
De LED's in het model beginnen in een snel ritme te knipperen.
Na ca. 2 - 3 seconden branden de LED's opnieuw permanent en duiden aan dat de kalibrering met succes is
voltooid.
Afbeelding 15
26
15. Afvoer
a) Product
Elektronische apparaten kunnen gerecycled worden en horen niet thuis in het huisvuil. Het product dient
Verwijder evt. geplaatste batterijen/accu's en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen/accu´s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen/accu's in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu’s die schadelijke stoffen bevatten worden gekenmerkt door het hiernaast vermelde sym-
bool, dat erop wijst dat deze niet via het huisvuil mogen worden afgevoerd. De aanduidingen voor irriterend
werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/
accu's, bv. onder het vuilnisbak-symbool dat links afgebeeld is).
Lege batterijen en niet meer oplaadbare accu´s kunt u gratis inleveren bij de verzamelplaatsen van uw gemeente,