Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
DMC-FX500/DMC-FX520
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of
geregistreerde merken van Apple Inc. en worden
onder licentie gebruikt.
VQT1Q60
Voor Gebruik
Geachte Klant,
Voor Gebruik
Wij willen van de gelegenheid gebruik maken u te bedanken voor de aanschaf van deze
Panasonic Digitale Fotocamera. Lees deze handleiding met aandacht en bewaar hem
binnen handbereik voor toekomstige raadpleging.
Informatie voor Uw Veiligheid
WAARSCHUWING:
OM HET RISICO VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF
PRODUCTBESCHADIGING TE VERKLEINEN,
STELT U DIT APPARAAT NIET BLOOT AAN REGEN, VOCHT, DRUPPELS OF
•
SPETTERS, EN MAG U GEEN VOORWERPEN WAARIN EEN VLOEISTOF ZIT
BOVENOP HET APPARAAT PLAATSEN.
• GEBRUIKT U UITSLUITEND DE AANBEVOLEN ACCESSOIRES.
• VERWIJDERT U NIET DE AFDEKKING (OF HET ACHTERPANEEL). ER BEVINDEN
ZICH GEEN ONDERDELEN IN HET APPARAAT DIE DOOR DE GEBRUIKER MOETEN
WORDEN ONDERHOUDEN. LAAT ONDERHOUD OVER AAN VAKBEKWAAM
ONDERHOUDSPERSONEEL.
Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht.
Het opnemen van reeds beschreven banden of schijven, of ander gepubliceerd of
uitgezonden materiaal, voor andere doeleinden dan persoonlijk gebruik, kunnen
een overtreding van het auteursrecht vormen. Zelfs voor privé-gebruik kan het
opnemen van bepaald materiaal aan beperkingen onderhevig zijn.
Houdt u er rekening mee dat de huidige bedieningselementen, de onderdelen, de
•
menu-opties enz. van uw Digitale Camera enigszins af kunnen wijken van de illustraties
die in deze Handleiding voor Gebruik opgenomen zijn.
• SDHC Logo is een handelsmerk.
• Microsoft product schermshot(s) herdrukt met toestemming van Microsoft Corporatie.
• Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze handleiding voorkomen, zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende bedrijven.
HET STOPCONTACT MOET IN DE NABIJHEID VAN HET APPARAAT
GEÏNSTALLEERD WORDEN EN MAKKELIJK BEREIKBAAR ZIJN.
GEVAAR
Explosiegevaar wanneer de batterij op onjuiste wijze vervangen wordt. Vervang alleen
door een zelfde soort batterij of equivalent, die door de fabrikant aanbevolen worden.
Gooi de gebruikte batterijen weg zoals door de fabrikant voorgeschreven wordt.
Waarschuwing
Gevaar voor brand, explosie en vuur. Niet uit elkaar halen, verhitten boven 60 xC of
verassen.
Het productidentificatielabel bevindt zich aan de onderkant van de apparaten.
- 2 -
Voor Gebruik
∫ Over de batterijoplader
WAARSCHUWING!
OM EEN GOEDE VENTILATIE TE VERZEKEREN, DIT APPARAAT NIET IN EEN
•
BOEKENKAST, EEN INGEBOUWDE KAST OF EEN ANDERE GESLOTEN RUIMTE
INSTALLEREN OF GEBRUIKEN. ZORG ERVOOR DAT DE VENTILATIEWEGEN NIET
DOOR GORDIJNEN OF ANDERE MATERIALEN WORDEN AFGESLOTEN, OM GEVAAR
VOOR ELEKTRISCHE SCHOK OF BRAND TEN GEVOLGE VAN OVERVERHITTING TE
VOORKOMEN.
• ZORG DAT DE VENTILATIE-OPENINGEN VAN HET APPARAAT NIET GEBLOKKEERD
WORDEN DOOR KRANTEN, TAFELKLEEDJES, GORDIJNEN, OF IETS DERGELIJKS.
• ZET GEEN OPEN VUUR, ZOALS BRANDENDE KAARSEN, OP HET APPARAAT.
• DOE LEGE BATTERIJEN WEG OP EEN MILIEUVRIENDELIJKE MANIER.
De batterijoplader is in de stand-byconditie wanneer de AC-stroom geleverd wordt.
•
Het primaire circuit is altijd “onder stroom” zo lang als de batterijoplader aangesloten is op een
elektrische uitlaat.
∫ Over het batterijenpakket
•
Niet verhitten of aan vlam blootstellen.
• De batterij(en) niet in een auto laten liggen, blootgesteld aan direct zonlicht gedurende een
lange tijd met deuren en ramen dicht.
- 3 -
Voor Gebruik
∫ Wat u wel en niet met het toestel mag doen
•
Het toestel niet erg schudden of stoten.
U kunt hiermee de lens of de LCD-monitor beschadigen, problemen met het toestel
veroorzaken, of het opnemen onmogelijk maken.
• We raden het sterk aan het toestel niet in uw broekzak te laten wanneer u zit
en het ook niet in een volle of te kleine tas te proppen, enz.
Dit zou schade aan de LCD-monitor of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen
hebben.
• Wees bijzonder voorzicht op de volgende plaatsen die problemen met
het toestel kunnen veroorzaken.
– Plaatsen met veel zand of stof.
– Plaatsen waar water in het toestel kan komen zoals op een strand of op
plaatsen waar het regent.
• De lens en de uitlaten niet aanraken met vuile handen. Ook oppassen
dat er zich geen vloeistoffen, zand en andere er niet toe doende stoffen in de nabijheid
van de lens, knopen, enz. bevinden.
• Als er zeewaterdruppels op het toestel komen, een droge doek gebruiken om het
toestellichaam voorzichtig af te drogen.
- 4 -
Voor Gebruik
∫ Over Condensatie (Wanneer de lens en LCD-monitor beslagen zijn)
•
Condensatie doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of -vochtigheid verandert. Pas
op condensatie, aangezien dit vlekken op de lens en de LCD-monitor, schimmel en storing van
het toestel veroorzaakt.
• Als er condens in de camera komt, zet u het toestel uit en laat het ongeveer 2 uur met rust. De
aanslag verdwijnt vanzelf als de camera weer op kamertemperatuur komt.
∫ Lees ook de “Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik”. (P144)
- 5 -
Inhoud
Voor Gebruik
Informatie voor Uw Veiligheid ...................2
Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel.
Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes
staan.
De batterij opladen. (P15)
1
• De batterij wordt niet opgeladen voor de
verzending. Laad dus de batterij eerst
op.
Doe de batterij en de kaart in het
2
toestel. (P19)
• Als u geen kaart (optioneel) gebruikt,
kunt u opnamen opnemen of
terugspelen met het ingebouwde
geheugen (P21) .P22 raadplegen als u
een kaart gebruikt.
plug-in type
90°
inlaattype
Zet het toestel aan om opnamen te
3
maken.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
selectieschakelaar naar [¦/!].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P37)
- 8 -
ONOFF
2
1
Speel de opnamen terug af.
4
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
focusschakelaar naar [(].
2 Kies de opname die u wilt bekijken.
(P46)
Voor Gebruik
1
- 9 -
Voor Gebruik
Standaard Accessoires
Controleer of alle accessoires aanwezig zijn voordat u het toestel gebruikt.
1Batterijpakket
(In de tekst wordt deze aangeduid als batterij)
2Batterijoplader
(In de tekst wordt deze aangeduid als oplader)
3AC-Kabel
4USB-kabel
5AV-Kabel
6CD-ROM
Software
•
7CD-ROM
Gebruiksaanwijzing
•
8Draagriem
9Batterijhouder
10 Styluspen
De accessoires en hun vorm zullen verschillen afhankelijk van het land of zone waar het toestel
•
aangeschaft is.
• Worden de SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de MultiMediaCard aangeduid als
kaart in de tekst.
• De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart
gebruikt.
• Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
De joystick wordt op twee verschillende manieren gehanteerd: deze kan in de op,
neer, linker en rechter richtingen verplaatst worden om een operatie uit te voeren, of
deze kan ingedrukt worden om te selecteren. In deze handleiding, wordt dit
weergegeven zoals afgebeeld in de figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1.
Voorbeeld: Wanneer de joystick naar 2 (links)
verplaatst wordt
Plaats uw vinger op de joystick en verplaats de joystick naar
links.
Voorbeeld: Wanneer de [MENU/SET] knop ingedrukt is
Druk de joystick weer echt in.
U kunt te werk gaan door direct de LCD-monitor (aanraakpaneel) aan te raken met uw
vinger.
Het is gemakkelijker de styluspen (meegeleverd) te gebruiken voor gedetailleerde operatie
zoals titelbewerking of als het moeilijk is met uw vingers te werk te gaan.
∫ Aanraken
Het aanraakpaneel aanraken en vrijgeven.
Deze wordt gebruikt om icoon of beeld te selecteren.
∫ Slepen
Een beweging zonder vrijgeven van het aanraakpaneel.
Deze wordt gebruikt om het bereik te veranderen van
getoonde beeld, of het scherm te schakelen met de scroll
bar.
Als u de verkeerde icoon selecteert, kunt u naar een andere
•
icoon slepen en zal deze die icoon selecteren doordat u
vrijgeeft met uw vinger.
Aantekening
Niet op de LCD-monitor drukken met harde puntige voorwerpen, zoals balpennen.
•
• Niet te werk gaan met uw nagels.
• Wrijf de LCD-monitor schoon met droge zachte doek wanneer deze vuil wordt met
vingerafdrukken en dergelijke.
• Niet krassen op de LCD-monitor of er hard op drukken.
Over de Styluspen
• Alleen de meegeleverde stylus gebruiken.
• Deze niet daar plaatsen waar kleine kinderen erbij kunnen.
• De stylus kan bevestigd worden aan een riem (meegeleverd) zoals afgebeeld.
• De stylus niet op de LCD-monitor plaatsen wanneer u deze opslaat. De LCD-monitor zou stuk
kunnen gaan wanneer de stylus hard tegen de LCD-monitor gedrukt wordt.
- 13 -
Voor Gebruik
Wat u Kunt Doen m.b.v. Aanraakoperatie
Hieronder volgen voorbeelden van wat u kunt doen m.b.v. aanraakoperatie.
Wanneer u opneemt
[OPNAME] functie
(P35) selecteren
[OPNAME] functie kan
geselecteerd worden
door aanraken.
[AFSPELEN] functie
(P48) selecteren
[AFSPELEN] functie
kan geselecteerd
worden door aanraken.
AanraakAF/AE (P61)
Het is mogelijk de
focus en belichting in
te stellen op het op het
aanraakpaneel
gespecificeerde
onderwerp.
Wanneer u terugspeelt
Beeld Afspelen
Aanraakzoom (P47)
Een beeld kan verder/
teruggespeeld of
vergroot worden in
afspelen door het
scherm aan te raken.
Instelling voor
openingswaarde of
sluitertijd of
belichtingscompensati
e kan ingesteld worden
door de instelstaven
aan te raken die
afgebeeld worden op
het scherm.
[EENVOUDIG
ORDENEN] (P109)
De volgende operaties
kunnen uitgevoerd
worden m.b.v. het
aanraakpaneel.
•
•
•
•
, 63)
Favoriete Instellingen
Aanraakzoom
Bewerken
–
[NW. RS.]
–
[BIJSNIJD.]
–
[TITEL BEW.]
Wissen
[DIASHOW] (P101)
Instelling voor
diavoorstelling kan
uitgevoerd worden
m.b.v. het
aanraakpaneel.
Aantekening
•
Menu-item kan niet ingesteld worden met aanraakoperatie. Instellen met de joystick.
- 14 -
Voorbereiding
Voorb erei din g
De batterij opladen
• Gebruik hiervoor de oplader.
• De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
• Laad de batterij op met de oplader.
• Laad de batterij op bij in een temperatuur tussen 10 oC tot 35 oC. (Dit moet ook de temperatuur
van de batterij zelf zijn.)
Steek de batterij in de goede richting.
1
Steek de stekker van de oplader in
2
het stopcontact.
• De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over zoals
op de afbeelding.
• Het laden start als het lampje [CHARGE] A
groen oplicht.
• Het laden is voltooid wanneer de [CHARGE]
indicator A uitgaat (na ongeveer maximum
120 min).
Maak de batterij los als deze
3
opgeladen is.
plug-in type
90
°
inlaattype
- 15 -
Voorbereiding
∫ Als het [CHARGE] lampje knippert
•
De batterij is te heet of te koud. Het zal langer duren dan normaal om de batterij op te laden.
Het kan ook zijn dat de batterij niet helemaal opgeladen wordt.
• De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek.
Aantekening
•
Als u hebt opgeladen, trekt u de stekker uit het stopcontact.
• De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
• Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
• De batterij kan weer opgalden worden ook wanneer deze nog niet helemaal leeg is, maar het is
niet aan te raden dat de batterij vaak even bijgeladen wordt terwijl de batterij vrijwel helemaal
opgeladen is. (De batterij heeft eigenschappen die zijn werkingsduur zullen reduceren en de
batterij zullen doen opzwellen.)
• Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
• Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen
worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
- 16 -
Voorbereiding
Over de batterij (Opladen/Aantal opnamen)
∫ Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor.
[Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. (De
•
statusindicator knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij opnieuw op of vervang
deze met een volle batterij.
∫ Levensduur van de batterij
Aantal beelden
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
•
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
• Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50% wanneer de LCD-monitor aan staat.
• Met een Panasonic SD-geheugenkaart (16 MB).
• De geleverde batterij gebruiken.
• Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE2]).
• Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
• Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
• Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
¢ Het aantal beelden dat u kunt maken neemt af in Automatische LCD-versterkingsfunctie,
LCD-versterkingsfunctie en Hoge hoekfunctie (P30).
Ongeveer 280 opnamen (Ongeveer 140 min)
(Volgens CIPA-standaard in programma-AE-functie)
¢
- 17 -
Voorbereiding
Het aantal op te nemen beelden varieert afhankelijk van de intervaltijd van de
opname. Hoe langer de intervaltijd van het beeld, hoe minder op beelden er
opgenomen kunnen worden. [b.v. Wanneer u elke 2 minuten een opname maakt,
neemt het aantal op te nemen beelden af tot ongeveer 70.]
TerugspeeltijdOngeveer 300 min
Het aantal opnamen en de terugspeeltijd zal variëren afhankelijk van de
werkingsomstandigheden en opslagcondities van de batterij.
∫ Opladen
OplaadtijdOngeveer 120 min maximum
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als
hierboven.
De opnametijd zal enigszins variëren afhankelijk van de status van de batterij en de
omstandigheden in de oplaadomgeving.
Wanneer het opladen met succes voltooid is, gaat de [CHARGE] indicator uit.
Aantekening
De batterij kan uitzetten en minder lang werken naarmate u deze vaker oplaadt. Voor een lang
•
meegaande batterij raden wij aan deze niet te vaak op te laden als de batterij nog niet helemaal
leeg is.
• De prestatie van de batterij kan tijdelijk verminderen en de bedrijfstijd kan korter worden bij
lagere temperaturen (b.v. skiën/snowboarden).
- 18 -
Voorbereiding
Een kaart of batterij in het toestel doen
• Controleer of het toestel uit staat.
• We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
1
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
• Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
• Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Zet deze er helemaal in en let op
2
de richting waarin u deze erin doet. Trek
de hendel A in de richting van de pijl om
de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat
deze klikt en let op de richting waarin u
deze erin doet. Om de kaart te
verwijderen, de kaart helemaal
doorduwen totdat deze klikt, trek deze er
vervolgens rechtop uit.
B: Raak de aansluitingen op de achterkant van
de kaart niet aan.
De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
•
1: Sluit de kaart/batterijklep.
3
2: Zet het vrijgavehendeltje in de
richting van de pijl.
• Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er
weer in.
A
B
- 19 -
Voorbereiding
Aantekening
•
Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
• De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) uit zijn gegaan
omdat anders de instellingen verkeerd opgeslagen kunnen worden.
• De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
• Voordat u de kaart of de batterij verwijdert, het toestel uitzetten en wachten totdat de
statusindicator helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen
werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen raken of zouden de opgenomen beelden
verloren kunnen gaan.)
- 20 -
Voorbereiding
Over het ingebouwde geheugen/de kaart
De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit
apparaat.
Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
•
worden in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
• Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
• Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
>ð (Toegangaanduiding
k
• Als u de kaart gebruikt
† (Toegangaanduiding
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart)
worden gemaakt.
• Geheugengrootte: Ongeveer 50 MB
• Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
• Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
• U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P128)
• De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
¢
)
¢
)
Ingebouwd geheugen
- 21 -
Voorbereiding
Kaart
De volgende soorten kaarten kunnen met dit apparaat gebruikt worden.
(Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Soort kaartEigenschappen
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT12 of
FAT16 formaat in overeenstemming met
de SD-standaard)
SDHC-geheugenkaart (4 GB, 8 GB,
¢
16 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT32
formaat in overeenstemming met de
SD-standaard)
MultiMediaCard• Alleen stilstaande beelden.
¢ De SDHC-geheugenkaart is een geheugenkaartstandaard die bepaald is door de
SD-associatie in 2006 voor hoog vermogen-geheugenkaarten die meer dan 2 GB kunnen
bevatten.
¢ U kunt een SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen die compatibel zijn met
SDHC-geheugenkaarten maar u kunt geen SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen
die alleen compatibel zijn met SD-geheugenkaarten. (Lees altijd de gebruiksaanwijzing
voordat u het toestel gebruikt.)
• Snelle opname en grote schrijfsnelheid.
• Schakelaar schrijfbescherming A
voorzien. (Wanneer deze schakelaar in
de [LOCK] positie staat, is er geen
verder schrijven, wissen of formatteren
van gegevens meer mogelijk. De
mogelijkheid tot schrijven, wissen en
formatteren van gegevens wordt hernomen wanneer
de schakelaar in zijn originele positie teruggezet
wordt.)
A
2
• U kunt alleen kaarten gebruiken met SDHC-logo (die overeenstemming aangeeft met
SD-standaard) als u kaarten gebruikt met 4 GB of groter vermogen.
• Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.co.jp/pavc/global/cs
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
•
Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterij of kaart ervan niet en koppel de AC-adapter
(optioneel) niet los wanneer de toegangsaanduiding brandt [wanneer beelden gelezen of
gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt (P34)].
Verder het toestel niet blootstellen aan vibratie of stoten. De kaart of de gegevens op de
kaart zouden beschadigd kunnen raken en dit apparaat zou niet langer normaal kunnen
werken.
• De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken of verloren
gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart
stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
• Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P34)
• Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
- 22 -
Voorbereiding
De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)
We raden aan [TAAL] (P34) te selecteren vanaf het [SET-UP] menu (P29) voordat u
de datum/tijd instelt.
De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
•
Zet het toestel aan.
1
• Het [AUB KLOK INSTELLEN] bericht verschijnt. (Dit
bericht verschijnt niet in [AFSPELEN] functie.)
A Joystick
Op [MENU/SET] drukken.
2
Verplaats 2/1 om de items (jaar, maand,
3
dag, uur, minuut of displayopeenvolging) te
:
:
selecteren, en verplats vervolgens 3/4 om
in te stellen.
A: De tijd in uw woongebied
B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P85)
‚: Annuleren zonder de klok in te stellen.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
4
• Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen
weergeeft die uitgevoerd zijn.
• Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de
klokinstelling (In programma-AE-functie)
” procedure hieronder te volgen.
“Veranderen van de
ONOFF
A
- 23 -
Voorbereiding
Veranderen van de klokinstelling (In programma-AE-functie)
1 Druk op [MENU/SET].
2 Verplaats 3/4 om [KLOKINST.] te selecteren.
3 Verplaats 1 en vervolgens de stappen 3 en 4 uitvoeren om de klok in te stellen.
4 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
•
U kunt de klok ook in het [SET-UP] menu instellen. (P29)
Aantekening
•
De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens
opname.
• Wanneer een helemaal opgeladen batterij meer dan 24 uur erin zit, wordt het opladen van de
ingebouwde batterij voor de klok voltooid zodat de klokinstelling opgeslagen zal worden (in het
toestel) voor minstens 3 maanden ook al wordt de batterij verwijderd. (Als u een batterij erin
doet die niet voldoende opgeladen is, kan de tijdsduur van de klokinstelling korter worden.)
• U kunt het jaar instellen tussen 2000 en 2099. Er wordt gebruik gemaakt van het 24 uren
systeem.
• Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P119) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
• Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
- 24 -
Voorbereiding
Menu instellen
Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken
voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u
de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak
te gebruiken.
In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de
klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u
overgaat tot het gebruik van het toestel.
A
A [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar
( [AFSPELEN] functiemenu (P119tot128)! [OPNAME] functiemenu (P87 tot 100)
• Dit menu laat u de
draaiing, bescherming
of DPOF-instellingen,
enz. van de
opgenomen beelden
maken.
[SET-UP] menu (P29 tot 34)
• Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor
u maken om het toestel te hanteren.
• Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf de
[OPNAMEFUNCTIE] of [AFSPEELFUNCTIE] stand.
• Dit menu lat u de
kleuring,
gevoeligheid,
aspectratio, aantal
pixels en andere
aspecten instellen van
de beelden die u aan
het opnemen bent.
∫ Functies die niet ingesteld kunnen worden of niet zullen werken onder bepaalde
omstandigheden
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde
functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde
omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt.
Voor details, verwijzen naar P151.
- 25 -
Voorbereiding
Menuonderdelen instellen
Deze sectie beschrijft hoe de functie-instellingen van de programma-AE te selecteren en
dezelfde instelling kan gebruikt kan worden voor het [AFSPELEN] menu en ook voor het
[SET-UP] menu.
Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanuit [
Zet het toestel aan.
1
A [MENU/SET]-knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar
C [MODE] knop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
2
selectieschakelaar naar [¦/!] en druk
vervolgens op [MODE].
• Wanneer u de [AFSPELEN] functiemenu-instellingen
selecteert, de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(] zetten en verdergaan naar
stap
4.
Raak [PROGRAM AE] aan.
3
Druk op [MENU/SET] om het menu af te
4
beelden.
• Menu-item kan niet ingesteld worden met
aanraakoperatie. Instellen met de joystick.
• U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in
een menu-onderdeel door het zoomhendeltje te
verplaatsen.
Ø] naar [š] in de normale AE-functie
ONOFF
B
C
A
- 26 -
Voorbereiding
Overschakelen naar het [SET-UP] menu
Verplaats 2.
1
Verplaats 4 om het [SET-UP]
2
menupictogram te kiezen [ ].
Verplaats 1.
3
• Kies een menuonderdeel en stel het in.
Verplaats 3/4 om [AF MODE] te
5
selecteren.
• Selecteer het item helemaal onderaan en verplaats 4
om naar het tweede scherm te verplaatsen.
Verplaats 1.
6
• Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze
afgebeeld kunnen worden.
Verplaats 3/4 om [š] te selecteren.
7
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
8
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
9
- 27 -
Voorbereiding
Gebruik van het snelle menu
M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden
worden.
Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
•
• Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt terwijl [STABILISATIE] (P99) geselecteerd is, kan
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.] afgebeeld worden.
Druk op [Q.MENU] en houd dit ingedrukt
1
tijdens het opnemen.
Verplaats 3/4/2/1 om het
2
menuonderdeel te kiezen en de instelling
Q.MENU
en druk dan op [MENU/SET] om het menu
te sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
A
- 28 -
Voorbereiding
Voer deze instellingen uit indien nodig.
Over het set-up Menu
[KLOKINST.], [AUTO REVIEW] en [BESPARING] zijn belangrijke onderdelen. Controleer
de instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD],
•
[REISDATUM], [TOON] en [TAAL] ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P26 raadplegen.
U [KLOKINST.]De datum en de tijd instellen.
Raadpleeg P23 voor details.
•
De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen.
[WERELDTIJD]
• Raadpleeg P85 voor details.
[LCD SCHERM]De helderheid van de LCD-monitor in 7 stappen aanpassen.
“ [BESTEMMING]:
U reisbestemming
– [HOME]:
Uw woongebied
- 29 -
Voorbereiding
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker voor u om de
LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent of
wanneer u het toestel hoog boven uw hoofd houdt.
[OFF]
„ [AUTO POWER LCD]:
[LCD MODE]
LCD
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe
helder het om het toestel heen is.
… [SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar
tijdens het opnemen ook buiten.
Å [GR. KIJKHOEK]:
De LCD-monitor is gemakkelijker zichtbar wanneer u beelden
maakt met het toestel hoog boven uw hoofd.
• De Hoge-hoekfunctie wordt ook geannuleerd als u de camera uitzet of de [BATT. BESP.] hebt
ingeschakeld.
• De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de
LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
• De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te
maken.
• Als u niets op het scherm ziet door zonlicht of ander licht dat erop schijnt, raden wij aan het licht
af te schermen met uw hand of iets anders.
• Het aantal beelden dat opgenomen kan worden neemt af in Automatische
LCD-versterkingsfunctie, LCD-versterkingsfunctie en Hoge hoekfunctie.
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
• Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
- 30 -
Voorbereiding
Stel het patroon in van de richtlijnen die afgebeeld worden
wanneer u beelden maakt. U kunt ook instellen of u de
[RICHTLIJNEN]
beeldinformatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de
richtlijnen afgebeeld worden. (P51)
[OPNAME INFO.]:
[OFF]/[ON]
[PATROON]:
[]/[]
• De [PATROON] instelling is vastgesteld op [] in de intelligente automatische functie.
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te
[HISTOGRAM]
beelden. (P52)
[OFF]/[ON]
— [REISDATUM]
De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen.
[OFF]/[SET]
• Raadpleeg P83 voor details.
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen
wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te
voorkomen.
p [BATT. BESP.]:
q [BESPARING]
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet
gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde
tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
Wanneer u beelden maakt, wordt de LCD-monitor automatisch
uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende de op
de instelling geselecteerde tijdsperiode.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
• De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om de [BATT. BESP.] te
annuleren.
• [BATT. BESP.] is ingesteld op [5MIN.] in de Intelligente automatische functie.
• [BATT. BESP.] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op [15SEC.] of
[30SEC.].
• De statusindicator licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop
om de LCD-monitor weer aan te zetten.
- 31 -
Voorbereiding
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm
verschijnt.
[OFF]
[1SEC.]
o [AUTO REVIEW]
[2SEC.]
[HOLD]: De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
[ZOOM]: De opname verschijnt 1 seconde, wordt dan
uitvergroot tot 4k en verschijnt nogmaals 1 seconde.
• De automatische overzichtsfunctie wordt geactiveerd ongeacht zijn instelling wanneer u auto
bracket (P69), [HI-SPEED BURST] (P77) in scènefunctie, burstfunctie (P96) gebruikt en
wanneer u stilstaande beelden opneemt met geluid (P100). (De beelden kunnen niet vergroot
worden).
• In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
v [NR. RESET]
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
• Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P131)
• U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P34) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
• Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te
stellen.
Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw
in te stellen.
w [RESETTEN]
• Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt maar
dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
• Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Bovendien wordt [LCD ROTEREN] (P123) in [AFSPELEN]
functiemenu ingesteld op [ON].
– De verjaardag- en naaminstellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P75) en [HUISDIER] (P76) in
scènefunctie.
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer
teruggezet naar de begininstellingen.
– Het aantal dagen dat verstreken is sinds de vertrekdatum in [REISDATUM]. (P83)
– De instelling voor [WERELDTIJD] (P85).
• Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
- 32 -
Voorbereiding
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het
toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel
(bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
x [USB MODE]
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of
een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge
verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
• Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
• Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land.
(Alleen Terugspeelfunctie)
| [VIDEO UIT]
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld.
[PAL]:Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
De verschillende TV-typen instellen.
(Alleen Terugspeelfunctie)
[TV-ASPECT]
[W]:Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm.
[X]:Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
• Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
[m/ft]
[TOUCH GUIDE]
De eenheid veranderen die afgebeeld wordt voor de afstand
waarop beelden gemaakt kunnen worden.
[m]:De afstand wordt in meters afgebeeld.
[ft]:De afstand wordt in feet afgebeeld.
Stel het handleidingscherm inclusief Aanraking AF/AE of
Aanrakingzoom in op weergave of niet.
[OFF]/[ON]
- 33 -
Voorbereiding
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het
[FORMATEREN]
formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus
controleer de gegevens zorgvuldig voordat u formatteert.
• Gebruikt een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) wanneer u
formatteert. Schakel het toestel niet uit tijdens het formatteren.
• Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
• Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
• Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
Stel de positie van het aanraakpaneel af als er iets anders
geselecteerd is als wat u aangeraakt heeft of als de
aanraakhandeling niet reageert.
1 Op [MENU/SET] drukken.
2 Raak de oranje [r] markering,
die afgebeeld wordt op het
[KALIBREREN]
scherm op volgorde, aan met
de styluspen (meegeleverd)
(5 plaatsen).
Er wordt een bericht afgebeeld
•
wanneer de positie eenmaal
ingesteld is.
3 Op [MENU/SET] drukken om te
eindigen.
• Calibratie wordt niet uitgevoerd als de correcte positie niet aangeraakt wordt. Raak de [i]
markering weer aan.
~ [TAAL]
• Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
[DEMOFUNCTIE]
DEMO
A Demonstratie camerabewegingsdetectie
B Demonstratie bewegingsdetectie
• In terugspeelfunctie, kan [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] niet
afgebeeld worden.
• Druk op [DISPLAY] om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] te
sluiten. Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten.
• [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] is een benadering.
• [AUTO DEMO] heeft geen mogelijkheid tot TV-output.
De taal op het scherm instellen.
Selecteer dit om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] of de
mogelijkheden van het toestel af te beelden.
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.]
[AUTO DEMO]:De mogelijkheden van het toestel worden
afgebeeld als een diavoorstelling.
A
B
- 34 -
Voorbereiding
Functieschakeling
Het selecteren van de [OPNAME] Functie
Wanneer de [OPNAME] functie geselecteerd is, kan het toestel ingesteld worden op de
Intelligente automatische functie waarin de optimale instellingen vastgesteld worden in
overeenkomst met het onderwerp dat opgenomen moet worden en met de
opnameomstandigheden of op de scènefunctie die u in staat stelt beelden te maken die
overeenkomen met de scène die opgenomen wordt.
Zet het toestel aan.
1
A [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar
B [MODE] Knop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
2
selectieschakelaar naar [¦/!].
Op [MODE] drukken.
3
Raak de opnamefunctie aan om deze te
4
selecteren.
ONOFF
A
B
- 35 -
∫ Lijst van [OPNAME] functies
Voorbereiding
¦ Intelligente automatische functie (P37)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch
geselecteerd worden door het toestel.
» AE-programmafunctie (P41)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
¹ Openingsvoorrang AE-functie (P62)
De onderwerpen worden opgenomen met ingestelde opening.
¼ Sluitervoorrang AE-functie (P63)
De onderwerpen worden opgenomen met ingestelde sluitertijd.
º Handmatige belichtingsfunctie (P64)
De onderwerpen worden opgenomen met ingestelde opening- en sluitertijd.
Û Scènefunctie (P70)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
$ Bewegende beeldfunctie (P80)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.
Aantekening
Wanneer de functie geschakeld wordt van [AFSPELEN] functie naar [OPNAME] functie, zal de
•
eerder ingestelde [OPNAME] functie ingesteld worden.
- 36 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de
opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de
instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
apparaat aanzet 2. (Deze gaat na ongeveer
1 seconde uit.)
(1: Ontspanknop)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
1
druk vervolgens op [MODE].
2
ONOFF
1
3
- 37 -
Raak [INTELLIGENT AUTO] aan.
2
Basiskennis
Het toestel voorzichtig vasthouden met
3
beide handen, armen stil houden en uw
benen een beetje spreiden.
A Flits
B AF-lamp
Druk de ontspanknop half in om scherp te
4
stellen.
• De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
• De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In
andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op
het onderwerp waarop scherp gesteld is.
• Het focusbereik is 5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
De ontspanknop helemaal indrukken (deze
5
verder indrukken) en maak het beeld.
• De kaartaanduiding (P21) wordt rood als er beelden
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
1
2
∫ Wanneer u beelden maakt met de flits (P54)
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P44)
∫ Wanneer u beelden maakt m.b.v. Aanraking AF/AE (P61)
Aantekening
•
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
• De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere voorwerpen.
• De voorkant van de lens niet aanraken.
A
B
- 38 -
Basiskennis
Scènedetectie
Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in
kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn
gewoonlijke rode kleur.
¦
>[i-PORTRET]
[i-LANDSCHAP]
[i-MACRO]
Alleen wanneer [‡] geselecteerd is
[i-NACHTPORTRET]
[i-NACHTL. SCHAP]
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen
•
ingesteld zijn.
• Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel heeft geoordeeld dat
toestelschudding minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de
sluitertijd ingesteld worden op een maximum van 8 seconden. Zorg ervoor het toestel niet te
bewegen terwijl u beelden maakt.
• De meest gepaste scène wordt geselecteerd voor het aangeraakte onderwerp tijdens
Aanraking AF/AE (P61).
∫ Gezichtherkenning
Wanneer [ ] of [ ] geselecteerd is, spoort het toestel automatisch het gezicht van een
persoon op en zullen de focus en de belichting erop aangepast worden (P95).
Onder achterlichtomstandigheden, wordt de belichting automatisch
gecorrigeerd zodat de helderheid van de gezichten optimaal zal zijn.
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een
•
andere scène geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
– Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is,
De grootte van het onderwerp, De afstand naar het onderwerp, Het
contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt, Wanneer de zoom gebruikt
wordt
– Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van
geringe helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt
• Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
•
•
Alleen wanneer [Œ] geselecteerd is
Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is.
In dit geval zal het voorwerp donker worden. De functie corrigeert het achtergrondlicht
door het hele beeld lichter te maken.
Verplaats 3.
• Achterlicht kan ook gecompenseerd worden door
[BACKLIGHT] aan te raken.
• Wanneer de achterlichtcompensatiefunctie geactiveerd is,
verschijnt [ ].
Verplaats opnieuw 3om deze functie te annuleren.
- 39 -
Basiskennis
Over de flits
• Wanneer [‡] geselecteerd is, zal digitale rode-ogencorrectie (P56) aangaan afhankelijk van
het soort onderwerp en de helderheid ervan, daarom zal het [], [], of [] worden.
• Wanneer [] of [] ingesteld is, wordt de flits tweemaal geactiveerd.
Instellingen in intelligente automatische functie
• Alleen de volgende functies kunnen ingesteld worden in deze functie.
[OPNAME] functiemenu
– [FOTO RES.]
(P97)/[STABILISATIE]
¢ De instellingen die geselecteerd kunnen worden verschillen van wanneer andere [OPNAME]
De maximale close-upafstand (de kortste afstand waarop het
•
onderwerp genomen kan worden) verschilt afhankelijk van de
zoomvergroting.
(0,3M) is)
ISOMAX
800
C
gevonden)
- 40 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ³
Het maken van beelden met uw favoriete
instellingen
(AE-programmafunctie)
Er kunnen nog veel meer menu-items ingesteld worden en u kunt beelden maken met
grotere vrijheid dan wanneer u beelden maakt in de intelligente automatische functie
(P37).
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
1
selectieschakelaar naar [¦/!] en druk
vervolgens op [MODE].
A [MODE] knop
B [OPNAME]/[AFSPELEN]
Raak [PROGRAM AE] aan.
2
• Om de instelling te veranderen wanneer u beelden
maakt, naar
(P87) verwijzen.
Richt de AF-zone op het punt waarop u wenst scherp te stellen.
3
Druk de ontspanknop half in om scherp te
4
stellen.
• Het focusbereik is 50 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
• Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog
dichter bereik,
“Het functiemenu [OPNAME] gebruiken”
“Close-up’s maken” (P59) raadplegen.
selectieschakelaar
A
B
Druk de half ingedrukte ontspanknop
5
helemaal in om het beeld te maken.
•
De kaartaanduiding (P21) wordt rood als er beelden
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden
gemaakt.
∫ Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P68)
∫ Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P91)
- 41 -
Basiskennis
1/125
F2.8
ISO
100
1/125
F2.8
ISO
100
Scherpstellen
Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
A
B
Aanduiding voor
C
de scherpstelling
Focus
Wanneer er
scherpgesteld is op
het object
AanKnippert
Wanneer er niet
scherpgesteld is
op het object
AF-zoneWit>GroenWit>Rood
DEF
GeluidBiept 2 keerBiept 4 keer
A Aanduiding voor de scherpstelling
B AF-zone (normaal)
C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is)
D Lensopening
E Sluitertijd
F ISO-gevoeligheid
¢
¢
¢ Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
rood.
(Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
1 De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
2 De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
•
U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw
proberen voordat u de ontspanknop volledig
indrukt.
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie
te gebruiken wanneer u opnamen van
mensen maakt. (P94)
P
ISO
ISO
1/125
F2.8
1/125F2.8
100
100
P
1/125
F2.8
1/125F2.8
ISO
ISO
100
100
∫ Onderwerpen en opnameomstandigheden waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
•
contrast
• Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is.
• Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
• Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
• Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
- 42 -
Basiskennis
Golfstoring (camerabeweging)
Wanneer de beeldbibber alert [] verschijnt, [STABILISATIE] (P99), een statief of de
zelfontspanner (P60) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het
•
moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in
dit geval het gebruik van een statief aan.
– Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffect
–
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY], [KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of
[VUURWERK] in de scènefunctie (P70)
– Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.]
∫ Richtingfunctie
Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal
(gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P123) ingesteld is op [ON])
Het beeld wordt misschien niet verticaal afgebeeld als u het gemaakt hebt met een naar boven
•
of naar beneden gericht toestel.
• Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
- 43 -
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿n
Beelden maken met de zoom
Gebruik van de Optische Zoom/Gebruik van de Extra Optische Zoom
(EZ)/Gebruik van de Digitale Zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichterbij te doen lijken of uitzoomen om
landschappen in brede hoek op te nemen. Om onderwerpen nog dichterbij te doen lijken
[maximum van 8,9k], de beeldgrootte niet op de hoogste instelling zetten voor elke aspect
ratio (X/Y/W).
Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op
[ON] in [OPNAME] menu.
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Het zoomhendeltje op Breed zetten.
∫ Zoomtypes
EigenschapOptische zoom
Maximum
vergroting
Beeldkwaliteit
5k8
Geen verslechteringGeen verslechtering
ConditiesGeen
W
Schermdisplay
Extra optische zoom
(EZ)
,9k
[FOTO RES.] met
(P87) is geselecteerd.
T
W
A
A [] is afgebeeld.
¢1
Digitale zoom
20k [inclusief optische zoom
5k]
35
,6k [inclusief extra optische
zoom 8
,9k]
Hoe hoger het
vergrotingsniveau, hoe groter
de verslechtering.
[DIG. ZOOM] (P97) op het
[OPNAME] menu is ingesteld
op [ON].
T
W
W
B Het digitale zoombereik
wordt afgebeeld.
De AF-zone wordt breder
wanneer de ontspanknop tot
de helft ingedrukt wordt in het
digitale zoombereik
¢2
B
T
T
.
- 44 -
• Wanneer de zoomfunctie gebruikt wordt, zak er een benadering verschijnen van het
Basiskennis
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. (Voorbeeld: 0.5 m –¶)
¢1 Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO] instelling.
¢2 De zoomaanduiding op het scherm kan tijdelijk stoppen met bewegen als u het
zoomhendeltje op de uiterste Telestand zet. U kunt het digitale zoombereik instellen door het
zoomhendeltje continu op Tele te zetten of het zoomhendeltje één keer los te laten en het
vervolgens weer op Tele te zetten.
∫ Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [] (3 miljoen pixels), wordt de 10M
(10,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen pixels)
–zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect.
Aantekening
De digitale zoom kan niet ingesteld worden wanneer õ geselecteerd is.
•
• De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
• “EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
• De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
• Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
• De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
• Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P60) aan om opnamen te maken.
- 45 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
1
keuzeschakelaar A naar [(].
B [MODE] Knop
• Het Normaal afspelen is automatisch ingesteld in
de volgende gevallen.
– Waneer de functie geschakeld werd van de
[OPNAME] naar [AFSPELEN].
– Wanneer het toestel aangezet werd terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op
[(] stond
B
A
Het beeld verder of terugspoelen door
2
[2]/[1] aan te raken links en rechts
van het scherm.
A Bestandsnummer
B Beeldnummer
C De vorige opname terugspelen
D De volgende opname terugspelen
• Beeld kan ook verder-/teruggespoeld worden
door 2/1 te bewegen.
• Snelheid van beeld verder/terug spoelen
verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
∫ Snel vooruit spoelen/Snel achteruit spoelen
[2]/[1] aan blijven raken links en rechts van het scherm tijdens afspelen.
2: Snel achteruit
1: Snel vooruit
•
Het bestandsnummer en het beeldnummer wijzigen alleen elk afzonderlijk. [2]/[1] loslaten
zodra het nummer van het gewenste terug te spelen beeld verschijnt om het beeld terug te
spelen.
• Als u op blijft drukken, neemt het aantal verder-/teruggespeelde beelden toe.
C
D
A
B
- 46 -
Basiskennis
De Aanraakzoom gebruiken
Raak de [] aan rechts onderaan het
1
scherm.
Raak het te vergroten gedeelte aan.
2
1k>2k>4k>8k>16k
•
Portie dat aangeraakt wordt zal vergroot worden.
• Beeld kan ook vergroot worden door de zoomhendel
richting [Z] (T) te draaien.
• Deze zal terugkeren naar normaal afspelen door [ANNUL]
aan te raken.
Verplaats de af te beelden positie door het
3
beeld (P13) te slepen.
• Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt
de aanduiding van de zoomstand A gedurende ongeveer
1 seconde.
• Positie van het vergrootte gedeelte kan ook verplaatst
worden door [3]/[4]/[2]/[1] aan te raken of door 3/4/
2/1 te verplaatsen.
• Het beeld zal terugkeren naar zijn originele grootte (1k) door aan te raken [].
• De vergroting wordt ook minder door de zoomhendel naar [L] (W) te draaien.
• Deze zal terugkeren naar normaal afspelen door [ANNUL] aan te raken na het instellen
van de vergroting op 1.
Aantekening
Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system”
•
opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en
met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de
DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
• Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit ervan wordt.
• De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
• Gebruik de bijwerkfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P112)
• Beelden gemaakt met andere apparatuur zouden niet met de Aanraakzoom behandeld kunnen
worden.
A
k1.0
- 47 -
Basiskennis
Schakelen van de [AFSPELEN] functie
Druk op [MODE] tijdens afspelen.
1
2 Raak het te selecteren item aan.
∫ Lijst van [AFSPELEN] functies
( [NORMAAL AFSP.] (P46)
Alle beelden worden afgespeeld.
[DIASHOW] (P101)
K
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[EENVOUDIG ORDENEN] (P109)
Beelden kunnen bewerkt/gewist worden d.m.v. het aanraakpaneel.
Ü
[FAVORIET AFSP.] (P108)
Uw favoriete beelden worden afgespeeld.
¢ [FAVORIET AFSP.] kan niet geselecteerd worden als er geen beeld ingesteld is als
[FAVORIETEN].
[KALENDER] (P105)
Beelden kunnen afgespeeld worden per opgenomen datum.
[MEERVOUDIG AFSPELEN] (P104)
L
Meervoudige beelden worden afgespeeld op één scherm.
[CATEGOR. AFSP.] (P107)
De in categorieën gegroepeerde beelden worden afgespeeld.
[DUBBEL AFSP.] (P106)
Beelden afspelen op de Dubbele Display
¢
- 48 -
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸
Beelden wissen
Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
•
Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden, zullen gewist
worden.
Om een enkele opname uit te wissen
Selecteer het te wissen beeld en druk dan
1
op [‚].
A [DISPLAY] knop
B [
‚] Knop
Verplaats 2 om [JA] te selecteren en druk
2
vervolgens op [MENU/SET].
Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen
Op [‚] drukken.
1
A
B
Verplaats 3/4 om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te selecteren
2
en druk vervolgens op [MENU/SET].
• [ALLES WISSEN] > stap 5.
Verplaats 3/4/2/1 om het beeld te
3
selecteren en druk vervolgens op
[DISPLAY] om in te stellen. (Herhaal deze
stap.)
• [ ] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u opnieuw
op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling gewist.
Op [MENU/SET] drukken.
4
Verplaats 3 om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] om dit
5
in te stellen.
- 49 -
DISPLAY
Basiskennis
∫ Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P110) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of [ALLES
WISSEN BEHALVEÜ], verplaats 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden.
Aantekening
Het toestel niet uitschakelen terwijl u aan het wissen bent (d.w.z. terwijl [‚] afgebeeld wordt).
•
Gebruik een voldoende opgeladen batterij of de AC-adapter (optioneel).
• Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVE Ü] zal het wissen halverwege stoppen.
• Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
• Als beelden niet conform de DCF-standaard zijn of beschermd zijn (P126), zullen deze niet
gewist worden als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] geselecteerd is.
- 50 -
Gevorderd (Opname van beelden)
9
2
1/9
100_0001
ISO
100
AWB
1/9
100_0001
FGH
10:00 1.DEC.2008
F2.8 1/100
1E DAG
10:00 1. DEC. 2008
2 mnd. 10 dg.
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor
Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor
B [DISPLAY] knop
• Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd.
A
B
In opnamefunctie
¢
C Normale weergave
D Non-display
E
Non-display
(Opnamerichtlijn)
1
¢
3
¢1, 2, 3
CDE
2
9
In terugspeelfunctie
F Normale weergave
G Display met
opname-informatie
H Non-display
¢
1
¢
3
100_0001
100_0001
1E DAG
1E DAG
2 mnd. 10 dg.
2 mnd. 10 dg.
10:00 1. DEC. 2008
10:00 1. DEC. 2008
100_0001
1/9
1/9
100_0001
F2.8 1/100
F2.8 1/100
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
1/9
1/9
ISO
ISO
AWB
AWB
100
100
¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal het histogram afgebeeld
worden.
¢2 Stel het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in
[SET-UP] menu in. U kunt ook instellen of u de opname-informatie wel of niet afgebeeld wilt
hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden.
¢3 Als er een bepaalde tijd lang geen handeling uitgevoerd wordt, zal de aanraakicoon
verdwijnen.
Aantekening
•
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P70)
- 51 -
Gevorderd (Opname van beelden)
10:00DEC.1.2008
1/9
100
_
0001
F2.8 1/100
123
1/9
100
_
0001
F4.0 1/200
1/9
100
_
0001
F2.8 1/50
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
10:00 1.DEC.2008
∫ Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale
en verticale richtlijnen of het kruispunt van deze
lijnen, kunt u opnamen maken met goed
ontworpen compositie door de grootte, de
helling en de balans van het object te bekijken.
A []:Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
B []:Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt
positioneren.
∫ Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het
aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld.
Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld.
1 Donkere zone, middelmatige tint, en heldere zone worden gelijkmatig uitgebalanceerd,
het geschikt makend om een beeld te maken.
2 Het beeld zal onderbelicht worden met donkerdere zone. De beelden met vooral
donkere zones, zoals nachtlandschap, zullen ook een histogram als deze hebben.
3 Het beeld zal overbelicht worden met helderdere zone. De beelden met vooral witte
Als de opname en het histogram niet samenvallen in de volgende omstandigheden,
wordt het histogram oranje afgebeeld.
– Wanneer de handmatige belichtingsassistentie geen [n0EV] is tijdens
belichtingscompensatie of in de handmatige belichtingsfunctie
– Als de flits geactiveerd is
– In [STERRENHEMEL] of [VUURWERK] in de scènefunctie (P70)
– Als de schermhelderheid niet goed weergegeven wordt op donkere plaatsen
– Als de belichting niet goed is ingesteld
• Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
• Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en
terugspeelfunctie.
• Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
- 53 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿
Beelden maken met de ingebouwde flits
A Fotoflits
A
De flits instellen voor opnamen.
Verplaats 1 [‰].
1
Verplaats 3/4 om de functie te kiezen.
2
• U kunt ook 1 [‰] verplaatsen om te selecteren.
• Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen
kunnen worden,
opnamefuncties
Op [MENU/SET] drukken.
3
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Deze niet met uw vinger of andere voorwerpen bedekken.
Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
“Beschikbare flitsinstellingen voor de
” raadplegen. (P56)
- 54 -
Gevorderd (Opname van beelden)
OnderdeelBeschrijving van instellingen
‡: AUTO
:
AUTO/
Rode-ogenreductie
‰: Gedwongen flits
AAN
:
Vast ingesteld op
AAN/
Rode-ogenreductie
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de
opnamecondities.
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het
rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te
verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
¢
opname.
• Gebruik deze functie wanneer u beelden maakt van personen in slecht
belichte omstandigheden.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
• Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
• De flitsinstelling is alleen vast ingesteld op [] wanneer u
[PARTY] of [KAARSLICHT] in de scènefunctie instelt. (P70)
¢
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond,
:
Langzame synchr./
Reductie
rode-ogeneffect
maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd
wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal
worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
¢
• Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
Œ:
Gedwongen fits
UIT
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
• Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
¢ De flits wordt twee keer geactiveerd. Het object mag niet bewegen totdat de tweede
flits geactiveerd is.
- 55 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([], [], [])
geselecteerd, zal deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en
reduceren.
¢ Het zou niet mogelijk kunnen zijn rode ogen te corrigeren afhankelijk van de
opnamecondities.
∫ Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties.
(±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
¢ Wanneer [‡] geselecteerd is, is [], [] of [] ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
• De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
• De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
————±ï —————¥
¥
±—— ±ô —————¥
¥
4 —————¥
±
8 ¥—±——±
¥
7 —————¥
¥
n ————— ±
- 56 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
• Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
ISO-gevoeligheid
BreedTele
Beschikbaar flitsbereik
AUTO60 cm tot 6,0 m1,0 m tot 2,8 m
ISO10060 cm tot 1,9 m1,0 m
ISO20060 cm tot 2,7 m1,0 m tot 1,2 m
ISO40060 cm tot 3,8 m1,0 m tot 1,8 m
ISO80080 cm tot 5,4 m1,0 m tot 2,5 m
ISO16001,15 m tot 7,7 m1,0 m tot 3,6 m
In [H. GEVOELIGH.] (P76) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
•
tussen [ISO1600] en [ISO6400] en verandert het flitsbereik ook.
Breed: Ongeveer 1,15 m tot ong. 15,4 m
¢1 Dit kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling (P99).
¢2 Wanneer de Intelligente ISO ingesteld is (P89)
¢3 [SPORT],[BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in de scènefunctie (P70)
• ¢2, 3: De sluitertijd wordt maximaal 1 seconde in de volgende gevallen.
–
Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].
– Als het toestel bepaalt dat er beweging is terwijl de optische-beeldstabilisator ingesteld is op
[MODE1] of [MODE2].
• LeesP66voor de AE-openingsvoorrang, AE-sluitervoorrang of
handmatige-belichtingsfunctie.
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
•
scène.
• Er zullen verschillen zijn in de bovenstaande sluitertijden in de scènefuncties.
– [NACHTPORTRET]: 1 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde
– [NACHTL. SCHAP]: 8 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde
– [KAARSLICHT]: 1 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde
– [STERRENHEMEL]: 15 seconden, 30 seconden, 60 seconden
– [VUURWERK]: 1/4ste van een seconde, 2 seconden
– Alle andere scènefuncties: 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde
¢4 De maximum sluitertijd wordt geselecteerd wanneer de hoeveelheid beeldbibber minimaal is
¢4
¢4
¢4
¢4
terwijl [STABILISATIE] ingesteld is of wanneer [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF].
- 57 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
•
Als u de flits te dicht bij een voorwerp brengt, kan dit worden vervormd of verkleurd door de
hitte of het licht van de flits.
• Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
• Wanneer de flits opgeladen wordt, knippert de flitsicoon in het rood en kunt u geen beeld
maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. Wanneer [AUTO LCD UIT]
ingesteld is, schakelt de LCD-monitor uit en gaat de statusindicator branden.
• De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
• Wanneer de sluitertijd snel is, zou het flitseffect niet voldoende kunnen zijn.
• Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
• Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
- 58 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ³±´²n
Close-up’s maken
Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van
bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 5 cm van
de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
Verplaats 4 [#].
1
• In macrofunctie, wordt [] afgebeeld. Om te
annuleren, weer 4 verplaatsen.
Maak de beelden.
2
∫ Focusbereik
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
T
W
Aantekening
•
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
• Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
• Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding
brandt.
• Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het
scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
• De macrofunctie zal voorrang geven aan elk object dat zich dichtbij de camera bevindt. Als dus
de afstand tussen de camera en het object meer dan 1,0 m bedraagt, duurt het langer om
scherp te stellen in de macrofunctie dan in de AE-programmafunctie.
• Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
1 m
5 cm
- 59 -
Gevorderd (Opname van beelden)
A
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿
Opnamen maken met de zelfontspanner
Verplaats 2 [ë].
1
Verplaats 3/4 om de functie te kiezen.
2
• U kunt ook 2 [ë] verplaatsen om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
3
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
• Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
4
stellen en druk de knop helemaal in om de
opname te maken.
• Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na
2 seconden).
• Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de
zelfontspanner geannuleerd.
Aantekening
•
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op
2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de
ontspanknop te vermijden.
• Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje
knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P100) zodat het toestel
beter op het object scherp kan stellen.
• Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
• Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] is vastgesteld op 3.
- 60 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿
Beelden Maken met Focus en Belichting Ingesteld
op Onderwerp
Het is mogelijk de focus en belichting in te stellen op het op het aanraakpaneel
gespecificeerde onderwerp.
Focus zal automatisch het onderwerp blijven volgen zelfs als deze zich verplaatst.
Raak [] aan.
1
Raak het onderwerp aan.
2
• AF zone zal afgebeeld worden wanneer het onderwerp
herkend wordt en de focus zal de beweging volgen van het
onderwerp. (Dynamische opsporing)
• Aanraking AF/AE wordt geannuleerd door [ANNUL] aan te
raken.
Maak het beeld.
3
(Aanraking AF/AE)
Aantekening
Als aanraking AF/AE niet lukt, zal AF-zone in het rood flitsen en verdwijnen. Raak het scherm
•
opnieuw aan.
•
Frame die laat zien dat mogelijk aan te raken zone afgebeeld wordt wanneer u buiten de
mogelijke zone aanraakt. De aaraking is ongeldig wanneer deze buiten de aan te raken zone valt.
•
Als er een onderwerp is die dezelfde kleur is als het aangeraakte onderwerp aan de rand, zou
dynamische opsporing een ander onderwerp kunnen volgen i.p.v. het aangeraakte onderwerp
•
De meest geschikte scène wordt geselecteerd voor het aangeraakte onderwerp in de intelligente
automatische functie.
•
Alleen focus kan afgesteld worden tijdens handmatige belichting.
•
Dynamische opspoorfunctie zou niet goed kunnen werken afhankelijk van de
opnameomstandigheden zoals die, die hieronder staan.
–
Wanneer het onderwerp te klein is
–
Wanneer de opnamelocatie te donker is
–
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
–
Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur als het onderwerp heeft
–
Wanneer er zich beeldbibber voordoet
–
Als u de zoom gebruikt
•
Aanraking AF/AE zal het niet doen onder de volgende omstandigheden. [AF MODE] zal.
opgenomen worden in [
–
Wanneer het onderwerp verloren is
–
Wanneer het onderwerp niet geselecteerd is
–
Wanneer Aanraking AF/AE niet lukt
•
[QUICK AF] zal het niet doen tijdens aanraking AF/AE.
•
] onder deze omstandigheden.
- 61 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ±
Beelden Maken met Ingestelde Opening
(Openingsprioriteit AE)
Stel de openingswaarde in op een hogere waarde als u een scherpe achtergrond wenst.
Stel de openingswaarde minder groot in als u de achtergrond niet echt scherp wenst.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
1
druk vervolgens op [MODE].
Raak [LENSOPEN INGSPR.] aan.
2
Raak de opening ingestelde staaf aan.
3
A Opening Ingestelde Staaf
B Belichtingscompensatie Ingestelde Staaf
• Belichting (P68) kan gecompenseerd worden door de
belichtingscompensatie ingestelde staaf aan te raken.
Raak de belichtingscompensatiewaarde aan die u wilt
instellen.
Maak het beeld.
4
Aantekening
Lees P66 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
•
• Schuifstaaf kan verstopt (P65) worden.
• Helderheid van de LCD-monitor kan verschillen van het eigenlijk opgenomen beeld. Gelieve
bevestigen in terugspeelfunctie.
• Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en de sluitertijd rood wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt.
• Stel de openingswaarde groter in als deze te helder is en stel de openingswaarde kleiner in als
deze te donker is.
• Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
B
- 62 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ´
Beelden maken met Instellen Sluitertijd
(Sluiterprioriteit AE)
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
1
druk vervolgens op [MODE].
Raak [SLUITER PRIORITEIT] aan.
2
Raak de sluitertijd ingestelde staaf aan.
3
A Sluitertijd Ingestelde Staaf
B Belichtingscompensatie Ingestelde Staaf
• Belichting (P68) kan gecompenseerd worden door de
belichtingscompensatie ingestelde staaf aan te raken.
Raak de belichtingscompensatiewaarde aan die u wilt
instellen.
Maak het beeld.
4
Aantekening
Lees P66 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
•
• Schuifstaaf kan verstopt (P65) worden.
• Helderheid van de LCD-monitor kan verschillen van het eigenlijk opgenomen beeld. Bevestigen
in afspeelfunctie.
• Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en de sluitertijd rood wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt.
• Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
B
- 63 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ²
Beelden Maken met Belichting Handmatig
Ingesteld
Bepaalde belichting door handmatig de opening en de sluitertijd in te stellen.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
1
druk vervolgens op [MODE].
Raak [HANDM. BELICHT.] aan.
2
Raak de opening ingestelde staaf A of
3
sluitertijd ingestelde staaf B aan.
Druk de ontspanknop half in.
4
• De hulpfunctie voor de handmatige belichting C
verschijnt ongeveer 10 seconden lang om de belichting
te signaleren.
• Stel de openingswaarde en de sluitersnelheid
weer in als de belichting niet goed is.
(Handmatige belichting)
B
C
A
Maak het beeld.
5
- 64 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ Hulp bij handmatige belichting
De belichting is goed.
Stel een hogere sluitertijd of een grotere opening in.
Stel een lagere sluitertijd of een kleinere opening in.
•
Handmatige Belichtingsassistentie is een benadering. Het wordt aangeraden op te nemen door
te bevestigen in afspeelfunctie.
Aantekening
•
Lees P66 voor de beschikbare openingswaarden en sluitersnelheden.
• Helderheid van de LCD-monitor kan verschillen van het eigenlijk opgenomen beeld. Gelieve
bevestigen in terugspeelfunctie.
• Als de belichting niet goed is, worden de openingswaarde en sluitertijd op het scherm rood als
u de ontspanknop half indrukt.
• [AUTO] of [GEVOELIGHEID] kan niet ingesteld worden.
• [GEVOELIGHEID] zal [ISO100] zijn als u de opnamefunctie naar handmatige belichting
schakelt wanneer [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [AUTO], en instelling van [I.CONTRAST]
zal uitgeschakeld worden.
Verstop de schuifstaaf
Schuifstaaf kan verstopt worden door [] aan te raken.
Raak de openingswaarde, sluitertijd of het belichtingsdisplay aan om de instellingen te
veranderen.
De schuifstaaf zal ook tijdens Aanraking AF/AE verstopt worden.
•
- 65 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ±´²
Openingswaarde en sluitertijd
∫ AE-openingsvoorrang
Beschikbare openingswaarde
(Per 1/3 EV)
F8.08 tot 1/2000
F7.1F6.3F5.68 tot 1/1600
F5.0F4.5F4.08 tot 1/1300
F3.5F3.2F2.88 tot 1/1000
F2.8 tot F3.560 tot 1/1000
F4.0 tot F5.060 tot 1/1300
F5.6 tot F7.160 tot 1/1600
F8.060 tot 1/2000
Sluitertijd (Sec.)
(Per 1/3 EV)
Aantekening
De openingswaarden in de tabel boven zijn de waarden die gelden als de zoomhendel op
•
Breed staat.
• Afhankelijk van de zoomuitvergroting kunt u sommige openingswaarden niet kiezen.
- 67 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ³±´¿n
Belichtingscompensatie
Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het
verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelichting
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief
compenseren.
Verplaats 3 [È] totdat [BELICHTING]
1
verschijnt en corrigeer de belichting met
De belichting negatief
compenseren.
2/1.
• Kies [0 EV] om terug te keren naar de originele
belichting.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
2
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om
het menu te sluiten.
Aantekening
EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die
•
door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
• De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
• De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
• Belichting kan ook gecompenseerd worden door de belichtingscompensatie instelstaaf aan te
raken wanneer in openingsprioriteit AE of sluiterprioriteit AE.
- 68 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ³±´²¿
Beelden maken met Auto Bracket
In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de
belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met
de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met auto bracket d1 EV
1ste beeld2de beeld3de beeld
d0EVj1 EVi1 EV
Verplaats 3 [È] totdat [AUTO BRACKET]
1
verschijnt, stel het compensatiebereik in
van de belichting met 2/1.
• Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF]
(0).
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
2
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om
het menu te sluiten.
Aantekening
Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [] op het scherm.
•
• Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen
belichtingscompensatie gebruikt.
Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie
links onderaan op het scherm.
• De auto bracketinstelling wordt geannuleerd als u het toestel uitzet of [BATT. BESP.]
geactiveerd is.
• Wanneer de auto bracket ingesteld is, wordt de automatische overzichtsfunctie geactiveerd,
ongeacht de instelling van deze functie. (Het beeld wordt niet vergroot.) U kunt de
automatische overzichtsfunctie niet instellen in het [SET-UP] menu.
• De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
• In sluitervoorrang AE en handmatige belichting wordt auto bracket uitgeschakeld, als u de
sluitertijd instelt op meer dan 1 seconde.
• [Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is.
• Burst wordt geannuleerd wanneer auto bracket ingesteld is.
- 69 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ¿
Opnamen maken met een scènefunctie die past bij
de omstandigheden (Scènefunctie)
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde
situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de
gewenste opname.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
1
druk vervolgens op [MODE].
Raak [SCÈNE MODE] aan.
2
Raak de scènefunctie aan om te selecteren.
3
• Menuscherm kan geschakeld worden door [2]/[1]
aan te raken in het linker en rechter gedeelte van het
scherm.
• Het menuscherm schakelt over naar het
opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
∫ Over de informatie
Als de informatie op [ON] staat, zal er uitleg afgebeeld
•
worden over de geselecteerde scènefunctie wanneer de
scènefunctie aangeraakt wordt in stap
Aantekening
•
Als u [SCN] aanraakt op het opnamescherm van de scènefunctie, zal het scherm terugkeren
naar het scherm dat beschreven wordt in de stap hierboven
• Lees P57 voor informatie over de sluitertijd.
• De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
• Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
• De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
• Aanraking AF/AE kan gebruikt worden behalve voor de volgende scènefuncties.
– [STERRENHEMEL]/[VUURWERK]
• [I.CONTRAST] wordt automatisch geactiveerd behalve in de volgende scènefuncties.
– [NACHTL. SCHAP]/[VOEDSEL]/[HUISDIER]/[HI-SPEED BURST]/[STERRENHEMEL]/
[VUURWERK]/[STRAND]/[SNEEUW]/[LUCHTFOTO]
3.
3.
- 70 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[PORTRET]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de
mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te
geven.
∫ Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
•
[GAVE HUID]
Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de
huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt
goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden
maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
∫ Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten.
2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte
•
ook verzacht.
• Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 71 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[ZELFPORTRET]
Kies dit om een opname van uzelf te maken.
∫ Zelfportrettechnieken
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
•
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in beeld
staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in
om de foto te maken.
• Het object is niet scherpgesteld als de zelfontspanneraanduiding
knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te
stellen.
• Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
• Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het
gebruik
aan van de 2 seconden zelfontspanner.
Aantekening
•
Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 70 cm
• U kunt opnamen van uzelf maken met (P100). Als u dit doet, zal de zelfontspanneraanduiding
gaan branden terwijl u het geluid opneemt.
• D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
• De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de
scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
• De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P99)
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[LANDSCHAP]
Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
•
Het focusbereik is 5 m tot ¶.
[SPORT]
Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende
evenementen.
Aantekening
•
Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m
of meer.
• [SLIMME ISO] is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO800].
- 72 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[NACHTPORTRET]
Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is
als in het echt.
∫ Technieken voor nachtportretten
Gebruik de flits. (U kunt instellen op [].)
•
• Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• Het object gedurende ongeveer 1 seconde stil laten staan nadat u de opname gemaakt hebt.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u een opnameopname maakt.
Aantekening
•
Het focusbereik is 1,2 m tot 5 m
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 1 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[NACHTL. SCHAP]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
∫ Technieken voor nachtlandschappen
•
Wanneer het toestel ingesteld is op [STABILISATIE] en er weining beeldbibber is of als
[STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou sluitertijd langzamer kunnen worden tot 8 seconden.
We raden het gebruik van het statief en de zelfsontspanner aan voor het maken van een beeld.
Aantekening
•
Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
• Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
[VOEDSEL]
Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet
zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
•
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
- 73 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[PARTY]
Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje
binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere
achtergrond.
∫ Technieken voor opnamen van feesten
Gebruik de flits. (U kunt instellen op [] of [].)
•
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
• We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
•
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
[KAARSLICHT]
Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
∫ Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
•
• We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Aantekening
•
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 74 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[BABY1]/[BABY2]
Met deze functie kunt u opnamen maken vaneen baby met een mooi huidkleurtje. Als u de
flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders.
Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden
ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de
gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P119).
∫ Verjaardag/Naaminstelling
1 [SET] van [LEEFTIJD] of [NAAM] aanraken.
2 De verjaardag/naam invoeren
Verjaardag: [3]/[4] voor elk item aanraken om jaar/
Naam:Voor gedetailleerde informatie over hoe
Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch
•
ingesteld op [ON].
• Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
het instellingscherm automatisch.
maand/dag in te stellen en [INST.]
aanraken.
er tekens ingevoerd moeten worden, de
[TITEL BEW.] sectie lezen over P114.
3 Raak [EXIT] aan om te eindigen.
∫ Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap
Aantekening
•
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO-viewer-”
bijgesloten software op de CD-ROM (bijgeleverd).
• Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD]
of [NAAM] instellen op [ON].
• Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
• [SLIMME ISO] is geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO400].
• Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met
de huidige datum en tijd.
• Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
• De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
• De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
1 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
- 75 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[HUISDIER]
Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat.
U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze
tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten
afdrukken met [TEKST AFDR.] (P119).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P75 raadplegen.
Aantekening
De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
•
• [SLIMME ISO] is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO800].
• De startinstelling voor [AF MODE] is [Ø].
• Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.
[ZONSONDERG.]
Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de
mooie rode kleur van de zon opnemen.
[H. GEVOELIGH.]
Deze functie minimaliseert de golfstoring (cameraschudding) van de onderwerpen, en
stelt u in staat beelden te maken van deze onderwerpen in kamers die niet fel verlicht zijn.
(Selecteer dit voor hoge-gevoeligheid processering. De gevoeligheid schakelt automatisch
naar tussen [ISO1600] en [ISO6400].)
∫ Beeldresolutie en aspectratio
Raak de beeldgrootte en aspectratio aan om te
selecteren.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de
•
beeldgrootte.
Aantekening
•
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
- 76 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[HI-SPEED BURST]
Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te
leggen.
∫ Beeldresolutie en aspectratio
1 Raak de beeldgrootte en aspectratio aan om te
selecteren.
2M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de
•
beeldgrootte.
2 Beelden maken.
•
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de
ontspanknop helemaal ingedrukt is.
Maximum Bursttijdongeveer 6 beelden/seconde
Aantal opnamen
ongeveer 20 (ingebouwd geheugen)/ongeveer 20 tot 100
¢ het maximum is 100.
• De burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnamecondities.
• Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt wordt bepaald door de
omstandigheden waarin de opname wordt gemaakt en het type en/of de staat van de kaart die
wordt gebruikt.
• Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt neemt direct na het
formatteren toe.
Aantekening
•
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [›].
• U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
• De sluitertijd wordt 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde.
• Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
• De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
• De ISO-gevoeligheid schakelt automatisch over naar een waarde tussen [ISO500] en [ISO800].
De ISO-gevoeligheid wordt echter verhoogd om een high-speed sluitertijd te krijgen.
¢
(kaart)
- 77 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[STERRENHEMEL]
Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
∫ De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Raak het aantal te selecteren seconden aan.
Het is ook mogelijk om het aantal seconden te
•
veranderen m.b.v. het snelle menu. (P28)
2 Beelden maken.
•
Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af
te beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm
afgebeeld wordt. Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB
WACHTEN ...] net zolang als de ingestelde sluitertijd
duurt om de signalen te verwerken.
• Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname
terwijl de aftelling op het scherm staat.
∫ Technieken voor opnamen van
sterrenhemels
De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden
•
verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
•
De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
• De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO100].
[VUURWERK]
Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
∫ Technieken voor opnamen van vuurwerk
•
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
•
Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
• De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.
– Als u [OFF] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: Vast op 2 seconden
– Als u [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden: 1/4t of
2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een beetje
golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz)
– U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
• De AF-zone verschijnt niet.
• De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO100].
- 78 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[STRAND]
Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel
enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
•
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
• Raak de camera niet aan met natte handen.
• Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.
[SNEEUW]
Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een
besneeuwde bergtop.
[LUCHTFOTO]
Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
∫ Techniek voor Luchtfoto’s
•
Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen
wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk
de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object
en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
•
Het focusbereik is 5 m tot ¶.
• Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
• Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
• Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
- 79 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: n
Bewegende beelden
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] selectieschakelaar naar [¦/!] en
1
druk vervolgens op [MODE].
Raak [BEWEGEND BEELD] aan.
2
Druk de opspanknop half in om scherp te
3
stellen en druk hem dan helemaal in om
beelden te maken.
A Geluidsopname
• De beschikbare opnametijd B verschijnt op het display
rechts boven en de voorbije opnametijd C staat
onderaan rechts.
• Nadat u de ontspanknop helemaal ingedrukt heeft,
deze onmiddellijk loslaten. Als de knop ingedrukt
gehouden wordt, zal het geluid gedurende een paar
seconden niet opgenomen worden wanneer opnemen
start.
• Is de scherpte ingesteld dan gaat de betreffende
aanduiding branden.
• De scherpstelling en zoom zijn vastgesteld op de
instelling wanneer opnemen start (het eerste frame).
• Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen
niet worden opgenomen zonder geluid.)
A
B
C
De ontspanknop helemaal indrukken om de opname te stoppen.
4
• Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
- 80 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De aspectratio en de beeldkwaliteit wijzigen
Op [MENU/SET] drukken.
1
Verplaats 3/4 om [ASPECTRATIO] te selecteren en
2
verplaats vervolgens 1.
Verplaats 3/4 om het onderdeel te kiezen en
3
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Verplaats 3/4 om [FOTOMODE] te selecteren en
4
verplaats vervolgens 1.
Verplaats 3/4 om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/
5
SET] drukken.
Als u [X] hebt gekozen in het scherm van stap 3
OnderdeelBeeldgroottefps
¢
÷
¢
ö
ù
ø 10
Als u [W] hebt gekozen in het scherm van stap 3
OnderdeelBeeldgroottefps
¢
ý
¢
ü
¢
ÿ
¢
þ
• fps “frames per seconde”; Dit verwijst naar het aantal frames gebruikt in 1 seconde.
• U kunt zachtere beeldopnamen maken met “30 fps”.
• U kunt langere beeldopnamen maken met “10 fps” maar de kwaliteit is wel minder.
• [ý] en [ü] kunnen genoten worden op de TV als hoge kwaliteit bewegend beeld
m.b.v. de componentkabel (DMW-HDC2; optioneel). Raadpleeg
Met Componentaansluiting
• Met [ø] blijft het bestand klein. Daarom is deze grootte geschikt voor verzending per
e-mail.
¢ Kan niet opgenomen worden in het ingebouwde geheugen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
6
• U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
640k480 pixels
320k240 pixels
1280k720 pixels
848k480 pixels
” (P140) voor details.
30
10
30
30
15
30
10
“Afspelen op de TV
- 81 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
•
P165 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
• De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
• Wanneer u de beeldkwaliteit instelt op [÷], [ý], [ü] of [ÿ], raden we aan een hoge
snelheidskaart te gebruiken met “10MB/s” of groter afgebeeld op de verpakking.
• Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
• U kunt continu bewegende opnamen opmaken tot 2 GB. Alleen de maximum beschikbare
opnametijd voor 2 GB verschijnt op het scherm.
(DMC-FX500PL/DMC-FX500SG/DMC-FX520GC)
• Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden tot 15 minuten.
De maximum continue opnametijd (tot 15 minuten) wordt afgebeeld op het scherm.
(DMC-FX500EG/DMC-FX500E)
• Als bewegende beelden die met dit toestel opgenomen zijn, teruggespeeld worden op andere
apparatuur, kan het zijn dat de kwaliteit van beelden en geluiden achteruit gaat of dat beelden
niet teruggespeeld kunnen worden. Het kan ook gebeuren dat bepaalde opslaginformatie niet
correct op het scherm wordt weergegeven.
• In bewegende beeldfunctie, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.
– [š] in [AF MODE]/Richtingsherkenningfunctie/[MODE2] op de optische
beeldstabilisatorfunctie
• Dit apparaat kan geen bewegende beelden opslaan op MultiMediaCard.
- 82 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ³±´²¿n
Nuttige functies op reisbestemmingen
De dag van uw vakantie opslaan waarop u de foto maakt
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P26 raadplegen.
Als u een vertrekdatum voor uw vakantie op voorhand instelt, zal het aantal dagen dat is
verstreken sinds die vertrekdatum (en de dag van uw vakantie) worden opgeslagen als u
een opname maakt. U kunt het aantal verstreken dagen weergeven als u de beelden
afspeelt en deze weergeven op de beelden met [TEKST AFDR.] (P119).
Het aantal dagen die verstreken zijn sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de
•
“PHOTOfunSTUDIO-viewer-”-bijgeleverde software op de CD-ROM (bijgeleverd).
Selecteer [REISDATUM] vanuit het [SET-UP] menu
1
en verplaats vervolgens 1.
Verplaats 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
2
SET].
Verplaats 3/4/2/1 om de vertrekdatum (jaar/
3
maand/dag) in te stellen en druk vervolgend op
[MENU/SET].
Verplaats 3/4/2/1 om de terugkeerdatum (jaar/
4
maand/dag) in te stellen en druk vervolgens op
[MENU/SET].
• Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
5
Een opname maken.
6
• Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer
5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of
als er een reisdatum is ingesteld.
• Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [—] rechts onderaan op het scherm.
- 83 -
Gevorderd (Opname van beelden)
∫ De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch gewist als de huidige datum later is dan de einddatum.
Als u de reisdatum wil annuleren voordat uw vakantie voorbij is, kiest u [OFF] op de pagina
die u ziet in stap
2 en drukt u vervolgens twee keer op [MENU/SET].
Aantekening
•
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de
vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] (P85) instelt op de reisbestemming,
wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de
reisbestemminginstelling.
• De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
• Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u maakt een opname op een datum voor deze
vertrekdatum, verschijnt een oranje [-] (minteken) en wordt de dag van de vakantie waarop u
deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
• Als u een vertrekdatum instelt en de klokinstelling wijzigt op de datum en tijd van uw
reisbestemming, verschijnt een wit [-] (minteken) en wordt de dag van de vakantie waarop u
deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen als de datum van uw reisbestemming
bijvoorbeeld één dag vroeger valt dan bijvoorbeeld de ingestelde vertrekdatum.
• Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden, ook niet als u de reisdatum of de einddatum hebt ingesteld. Ook als u
[REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt gemaakt, zal op het scherm niet vermeld
worden op welke dag van de vakantie u deze opnamen hebt gemaakt.
- 84 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Opnamedata/Tijden op Overzeese Reisbestemmingen (Wereldtijd)
Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P26 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de
beelden die u maakt.
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P23)
•
Selecteer [WERELDTIJD] vanuit het [SET-UP]
1
menu en verplaats vervolgens 1.
• Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de aanschaf
ervan, verschijnt het
INSTELLEN]
thuiszone in op het scherm in stap
Verplaats 4 om [HOME] te kiezen en vervolgens
2
op [MENU/SET] drukken.
[GELIEVE DE THUISZONE
bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
3.
Verplaats 2/1 om de thuiszone te kiezen en
3
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
A Huidige tijd
B Tijdsverschil van GMT (Greenwich Mean Time)
• Als in uw thuisgebied het zomeruur [] wordt gebruikt, 3
verplaatsen. Verplaats opnieuw 3 om terug te keren naar de
originele tijd.
• Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit
niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf
de klok één uur vooruit.
A
B
- 85 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Verplaats 3 om [BESTEMMING] te kiezen en
4
vervolgens op [MENU/SET] om dit in te stellen.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op
het scherm.
Verplaats 2/1 om de zone van uw
5
reisbestemming te kiezen en dan op [MENU/
C
D
SET].
D Huidige tijd van de bestemmingszone
E Tijdsverschil
• Als het zomeruur [] gebruikt wordt op de
reisbestemming, 3 verplaatsen. (De tijd wordt één uur
vooruit gezet.) Verplaats 3 opnieuw om terug te keren naar
de originele tijd.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
6
Aantekening
•
Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen 1, 2 en 3.
• Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
• Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
•
Het pictogram van de reisbestemming [“] verschijnt als u beelden afspeelt die u tijdens uw reis
hebt gemaakt.
E
- 86 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
[FOTO RES.]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden
zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies:
∫ Aspectratio [X].
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie.
• Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal
zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier
of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn)
B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
• Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen.
•
De verengde optische zoom werkt niet in [H. GEVOELIGH.] of [HI-SPEED BURST] in de
scènefunctie, daarom wordt de grootte voor [] niet afgebeeld.
• Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
• P163 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
[KWALITEIT]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies:
[A]:Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit)
[›]: Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
Aantekening
•
P163 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
³±´²¿
- 88 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[ASPECTRATIO]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het
afdrukken of het terugspelen past.
Toepasbare functies:
ñ³±´²¿n
[X]: [ASPECTRATIO] van een 4:3 TV
[Y]: [ASPECTRATIO] van een 35 mm filmcamera
[W]: [ASPECTRATIO] van een hoge-definitie TV, etc.
[X][Y] (alleen stilstaande
[W]
beelden)
Aantekening
• De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken.(P160)
[SLIMME ISO]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de
beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van
het onderwerp te minimaliseren.
800
ISOMAX
ISOMAX
1600
1600
³±
Toepasbare functies:
ISOMAX
[OFF]/[]/[]/[]
•
De bovenste grens van de ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden.
400
ISOMAX
• Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Aantekening
•
Afhankelijk van de helderheid en van de beweging van het voorwerp, kunt u beweging
misschien niet voorkomen.
• Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer
een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de
ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
• Als beeldruis een probleem wordt, raden we aan dat u beelden maakt nadat u het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau verlaagd heeft door de instelling voor [RUISREDUCTIE] onder
[FOTO INST.] te verhogen of de instelling van elk van de items die niet [RUISREDUCTIE] zijn te
verlagen. (P98)
,
- 89 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[GEVOELIGHEID]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het
instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken
zonder dat de beelden donker worden.
Opnamelocatie (aangeraden)Wanneer het licht is (buiten)Wanneer het donker is
SluitertijdLangzaamSnel
RuisMinderVerhoogd
Aantekening
Wanneer ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld op een
•
maximum van [ISO400] volgens de helderheid. (Deze kan afgesteld worden tot een maximum
van [ISO1000] wanneer u de flits gebruikt.)
• De gevoeligheid schakelt automatisch naar tussen [ISO1600] en [ISO6400] in
[H. GEVOELIGH.] in scènefunctie.
• De ISO-gevoeligheid kan niet ingesteld worden op [AUTO] in Handmatige belichting.
• De instelling is niet beschikbaar wanneer [SLIMME ISO] gebruikt wordt. ([] is afgebeeld.)
• [I.CONTRAST] is uitgeschakeld wanneer deze ingesteld is op [ISO100].
• Als beeldruis een probleem wordt, raden we aan dat u beelden maakt nadat u het maximum
ISO-gevoeligheidsniveau verlaagd heeft door de instelling voor [RUISREDUCTIE] onder
[FOTO INST.] te verhogen of de instelling van elk van de items die niet [RUISREDUCTIE] zijn te
verlagen. (P98)
³±´²
100
1600
- 90 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[WITBALANS]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit
naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het
dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Toepasbare functies:
[AWB]: Automatische afstelling
[V]:Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht
[Ð]:Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht
[î]:Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw
[Ñ]:Wanneer u beelden maakt onder fel licht
[Ò]:Waarde ingesteld d.m.v. [Ó]
[Ó]: Handmatig ingesteld
• De optimale witbalans hangt af van het type halogeenverlichting tijdens de beelden; gebruik
dus [AWB] of [Ó].
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen
de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er
meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit
zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de witbalans
instellen op een andere functie dan [AWB].
1De automatische witbalans zal met dit bereik werken.
2Blauwe lucht
3Bewolkte lucht (Regen)
4Schaduw
5TV scherm
6Zonlicht
7Wit fluorescerend licht
8Gloeilamp
9Zonsopgang en zonsondergang
10 Kaarslicht
Kl Kelvintemperatuur en kleuren
³±´²¿n
2)
3)
4)
5)
1)
6)
7)
8)
9)
10)
- 91 -
Gevorderd (Opname van beelden)
De witbalans handmatig instellen
1 Kies [Ó] en druk dan op [MENU/SET].
2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object
en druk dan op [MENU/SET].
3 Na het instellen, [Ò] selecteren.
Aantekening
•
De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling
voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.)
∫ De witbalans fijn afstellen []
Gebruik deze functie om de witbalans handmatig in te stellen.
2 [ROOD]: Verplaatsen wanneer de tint blauwachtig is.
1 [BLAUW]:Verplaatsen wanneer de tint roodachtig is.
Kies [0] om de oorspronkelijke witbalans weer in te stellen.
•
2/1 om de witbalans af te
2 Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
•
• De witbalansaanduiding op het scherm wordt rood of blauw.
Aantekening
•
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
• De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
• De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
• Het niveau van de instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans in [Ò] keert terug
naar [0] wanneer u de witbalans opnieuw instelt met behulp van [Ó].
- 92 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[MEETFUNCTIE]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Type optische meting om helderheid te meten kan veranderd worden.
Toepasbare functies:
[C]:Multipel
Dit is de methode waarbij de camera de beste belichting meet
door de helderheid op het hele beeld automatisch te
berekenen. Wij raden aan om zoveel mogelijk deze methode te
gebruiken.
[]:Middenmeting
Dit is de methode die gebruikt wordt om scherp te stellen op
het object in het midden van het volledige beeld en de rest van
het beeld aan dit middelste beeld aan te passen.
[Ù]:Spot
Dit is de methode waarbij het object direct in het meetbereik te
meten A.
Aantekening
•
Meteringfunctie is vastgesteld op [C] in Intelligente automatische functie.
• Wanneer [C] geselecteerd is en [AF MODE] ingesteld is op [š], zal het toestel de belichting
afstellen om geschikt te zijn voor het gezicht van de persoon.
³±´²n
- 93 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[AF MODE]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te
selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies:
³±´²¿n
[š]: Gezichtsherkenning Het toestel herkent automatisch het gezicht van de persoon.
[•]: 9-zone-focussing: Het toestel stelt scherp op één van de 9 focuszones. Dit werkt
[]: 3-zone-focussing
(Hoge snelheid)
[ƒ]: 1-zone-focussing
(hoge snelheid)
[Ø]: 1-zone-focussing Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het
De focus en belichting kunnen vervolgens afgesteld worden
om bij dat gezicht te passen ongeacht in welk gedeelte van het
beeld deze zich bevindt. (max. 15 zones)
wanneer het object zich niet in het midden van het scherm
bevindt.
Het toestel stelt snel scherp op één van de 3 punten van de
focuszones. d.w.z. links, rechts of in het midden. Dit werkt
wanneer het object zich niet in het midden van het scherm
bevindt.
Het toestel stelt snel scherp es op het object in de AF-zone in
het midden van het scherm.
midden van het scherm.
[Ù]: Punt-focussingHet toestel stelt scherp op een beperkte en nauwe zone op
het scherm.
- 94 -
Gevorderd (Opname van beelden)
Over [š]
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het
toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de
•
gezichtsherkenningfunctie niet kunnen werken en zou het dus onmogelijk kunnen zijn
gezichten te herkennen. [AF MODE] is geschakeld naar [•].
– Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
– Wanneer het gezicht op een hoek is
– Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
– Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
– Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
– Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
– Wanneer er een snelle beweging is
– Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
– Wanneer het toestel schudt
– Wanneer de digitale zoom gebruikt wordt
Over [] of [ƒ]
U kunt sneller scherpstellen op het object dan in de andere AF- functies.
•
• Het beeld kan even stoppen met bewegen voordat er scherpgesteld wordt wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt. Dit is geen storing.
Aantekening
Het toestel stelt scherp op alle AF-zones wanneer meerdere AF-zones (max. 9 zones) tegelijk
•
oplichten. Als u de focuspositie wilt bepalen om om beelden te maken, de AF-functie
schakelen naar [ƒ], [Ø] of [Ù].
• Als de AF-functie op [•] staat of op [] verschijnt de AF-zone niet totdat u hebt
scherpgesteld op het onderwerp.
• De AF-functie naar [ƒ] of [Ø] schakelen als het moeilijk is scherp te stellen met behulp van
[Ù].
• Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en
vervolgens een beeld maken.
• De AF-functie kan niet worden ingesteld in de [VUURWERK]-scènefunctie.
• In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.
– In [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL] en [LUCHTFOTO] in de
scènefunctie.
– In de bewegende-beeldenfunctie.
[QUICK AF]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen
en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt.
Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen.
Toepasbare functies:
³±´²¿
[OFF]/[ON]
Aantekening
•
Wanneer [ON] ingesteld is, is [] afgebeeld op het scherm.
• Deze doet het niet tijdens Aanraking AF/AE.
- 95 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[BURSTFUNCTIE]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Toepasbare functies:
Burstsnelheid (opnamen/
seconde)
Aantal opnamen
¢ De burstsnelheid is constant dezelfde ongeacht de transfersnelheid van de kaart.
• De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of meer is en wanneer de flits niet geactiveerd is.
Aantekening
Burstfunctie ingesteld op onbegrensd
•
– De burstsnelheid wordt de helft langzamer. De exacte snelheidsafname hangt af van de
kaart, de resolutie en de kwaliteit.
– U kunt opnamen maken totdat het ingebouwde vermogen of de kaart vol is.
• De focus wordt vast ingesteld tijdens de eerste opname.
• Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [˜], worden de belichting en de witbalans ook voor
de daaropvolgende beelden vastgesteld op de instellingen die gebruikt worden voor het eerste
beeld. Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [
maakt afgesteld.
• Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3.
• Als u een bewegend voorwerp volgt tijdens opnamen in een landschap, binnenshuis en weer
buitenshuis, met een groot verschil tussen licht en schaduw, kan het zijn dat de belichting er
even over doet om stabiel te worden. Als u de burstfunctie in deze situatie gebruikt, kan de
belichting niet erg goed zijn.
• De burstsnelheid (beelden per seconde) kan afnemen afhankelijk van de opname-omgeving
zoals op donkere plaatsen of als de ISO-gevoeligheid hoog is, enzovoort.
• De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt.
• Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven
van de gegevens even duren.
• [Œ] is ingesteld voor de flits wanneer burst ingesteld is.
• Auto bracket is geannuleerd wanneer burst ingesteld is.
ñ³±´²¿
[OFF]˜ ò
—2,5
A
—max. 3
›
—max. 5
¢
ò], worden deze elke keer dat u een beeld
Ongeveer 2
Hangt af van de
resterende ruimte in het
ingebouwde geheugen/
de kaart.
- 96 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[I.CONTRAST]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot
verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te
brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
•
Wanneer [ON] ingesteld is, is [] afgebeeld op het scherm.
• [GEVOELIGHEID] wordt veranderd naar [AUTO] wanneer [I.CONTRAST] ingesteld is op [ON]
terwijl [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO100].
• [I.CONTRAST] kan niet ingesteld worden waneer [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO100]
tijdens handmatige belichting.
• Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
³±´²
[DIG. ZOOM]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Deze kan onderwerpen nog meer uitvergroten dan de optische zoom of extra optische
zoom.
Toepasbare functies:
[OFF]/[ON]
Aantekening
•
P44 raadplegen voor gedetailleerde informatie.
• Als toestelschudding (beeldbibber) een probleem is tijdens zoomen, wordt het aangeraden
[STABILISATIE] in te stellen op [MODE1].
³±´²¿n
[KLEUR EFFECT]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Kleureffecten instellen.
Toepasbare functies:
[OFF]:Dit is de standaard instelling.
[B/W]:Het beeld wordt zwart-wit.
[SEPIA]:Het beeld wordt sepia.
[COOL]:Het beeld wordt blauwachtig.
[WARM]:Het beeld wordt roodachtig.
Aantekening
•
Wanneer In intelligente automatische functie, kan alleen [B/W] of [SEPIA] geselecteerd
worden.
• De Intelligente automatische functie wordt apart van andere opnamefuncties ingesteld.
ñ³±´²n
- 97 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[FOTO INST.]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
De beeldresolutie instellen.
Toepasbare functies:
[CONTRAST]:
[r]: Verhoogt het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op het beeld.
[s]: Vermindert het verschil tussen de heldere en donkere vlakken op het beeld.
[SCHERPTE]:
[r]: Het beeld is zeer scherp.
[s]: Het beeld is onscherp.
[VERZADIGING]:
[r]: De kleuren van het beeld zijn levendig.
[s]: De kleuren van het beeld zijn natuurlijker.
Wammeer u beelden maakt op donkere plekken, zou er beeldruis op kunnen treden. Als
beeldruis een probleem wordt, raden we aan dat u beelden maakt na het vergroten van de
instelling voor [RUISREDUCTIE] of het verlagen van de instelling voor elk van de items
afgezien van [RUISREDUCTIE].
³±´²
- 98 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[STABILISATIE]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden
opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend
golfstoringvrije beelden te maken.
Toepasbare functies:
[OFF]
[MODE1]:Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie.
[MODE2]:De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt
Aantekening
•
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
– Wanneer er veel camerabeweging is.
– Als de zoomuitvergroting erg hoog is.
– In het digitale zoombereik.
– Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.
– Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
• De instelling wordt op [MODE2] gezet wanneer de scènefunctie op [ZELFPORTRET] staat en
op [OFF] wanneer de scènefunctie op [STERRENHEMEL] staat.
• U kunt dit niet instellen op [OFF] in de intelligente automatische functie.
• In de bewegende beeldenfunctie, kan [MODE2] niet ingesteld worden.
wordt.
ñ³±´²¿n
[KORTE SLUITERT.]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
U kunt een beeld helder maken op donkere plekken door [KORTE SLUITERT.] langzamer
in te stellen. U kunt deze ook sneller instellen om de wazigheid van het onderwerp te
verminderen.
Deze moet normaal gesproken ingesteld zijn op [1/8] om beelden te maken. (Wanneer u een
•
minimum sluitertijd selecteert die niet [1/8], verschijnt [] op het scherm.)
• Het op een langzamere sluitertijd instellen van [KORTE SLUITERT.] zou de kans op
beeldbibber kunnen doen toenemen, daarom raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor het maken van beelden.
• Het op een hogere snelheid instellen van [KORTE SLUITERT.] zou het beeld donkerder
kunnen maken, daarom raden we aan het beeld op te nemen in een goed verlichte zone. Als er
geen correcte belichting verkregen kan worden, zal [] in het rood knipperen wanneer de
ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
- 99 -
Gevorderd (Opname van beelden)
[AUDIO OPNAME]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Geluid kan tegelijk opgenomen worden met het beeld. U kunt de conversatie tijdens het
filmen of de situatie als een memo opnemen.
Toepasbare functies:
[OFF]:Er zal geen geluid opgenomen worden.
[ON]:[B] wordt afgebeeld op het scherm.
Het geluid zal opgenomen worden zo snel als het beeld opgenomen wordt.
(Dit zal binnen 5 seconden stoppen.)
• Als u op [MENU/SET] drukt tijdens het geluidsopname, wordt het geluidsopname geannuleerd.
Aantekening
• Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde microfoon.
³±´²¿
[AF ASS. LAMP]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan
het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
Toepasbare functies:
[OFF]:De AF-lamp gaat niet aan.
[ON]:Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, zal de AF-assistentielamp
•
• Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
branden terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Grotere AF-zones
worden nu afgebeeld.)
Aantekening
Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF]
zetten. In dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
³±´²¿n
A
[KLOKINST.]
Voor gedetailleerde informatie over [OPNAME] functiemenu, P26 raadplegen.
Om het jaar, de maand en de tijd in te stellen.
Deze werkt precies op dezelfde manier als [KLOKINST.] in het [SET-UP] menu.
- 100 -
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.