Omron F3SH-A TECHNICAL MANUAL [nl]

Advanced Industrial Automation
Veiligheidssensor met 4 bundels
F3SH-A
TECHNISCHE HANDLEIDING
Beknopt overzicht
2 Installatie- en afstellingsprocedures
3 Algemene specificaties
6 Problemen oplossen
Cat. No. SCEE714-NL2-02
F3SH-A
Veiligheidslichtscherm met 4 bundels
Technische handleiding
Oktober 2002
i
Introductie
Hartelijk dank voor het aanschaffen van het F3SH-A veiligheidslichtscherm met meerdere bundels (hierna aangeduid als "de F3SH-A"). In deze instructiehandleiding wordt het gebruik van de F3SH-A beschreven. Houd u bij het gebruik van de F3SH-A altijd aan de volgende punten:
• Lees deze handleiding zorgvuldig door en zorg dat u de informatie begrijpt voordat u de F3SH-A in ge­bruik neemt.
• Er wordt vanuit gegaan dat de F3SH-A op de juiste wijze wordt gebruikt, conform de installatieomge­ving, prestaties en functie van de machine. Voorafgaand aan het installeren moet de machine door ge­kwalificeerd personeel aan een risicoanalyse worden onderworpen en het product op geschiktheid worden beoordeeld.
• Zorg ervoor dat de personen die de F3SH-A bedienen, goed op de hoogte zijn van de werking van het veiligheidslichtscherm en de machine waarop deze wordt geïnstalleerd.
• Bewaar de handleiding op een veilige en handige locatie en raadpleeg deze in voorkomende gevallen.
Normen en regelgeving
1. De F3SH-A heeft nog niet de typegoedkeuring verkregen conform artikel 44-2 van de Japanse wet met be­trekking tot veiligheid en gezondheid in bedrijven. Daarom kan het veiligheidslichtscherm in Japan, conform artikel 42 van deze wet, niet als veiligheidsapparaat voor pers- of knipmachines worden gebruikt.
2. a) De F3SH-A behoort tot de elektrogevoelige beveiligingsapparatuur (ESPE) conform de EU-richtlijn voor machines, Bijlage IV, B, Veiligheidscomponenten, Artikel 1.
b) De F3SH-A voldoet aan de volgende bepalingen en normen:
1. EU-regelgeving
Richtlijn voor machines: Richtlijn 98/37/EC EMC-richtlijn: Richtlijn 89/336/EEG
2. Europese norm: EN61496-1 (TYPE 4 ESPE)
3. Internationale norm: IEC61496-1 (TYPE 4 ESPE), IEC61496-2 (TYPE 4 AOPD)
c) De F3SH-A heeft de volgende goedkeuringen verkregen van het door de EU geac-
crediteerde orgaan DEMKO A/S:
- EG-typeonderzoek conform de EU-richtlijn voor machines
- Certificaat van een bevoegd orgaan, conform de EMC-voorschriften
- DEMKO-typegoedkeuring TYPE 4 ESPE (EN61496-1)
TYPE 4 AOPD (IEC61496-2) Gebruik: EN954-1 categorie B, 1, 2, 3, 4
d) De F3SH-A heeft de volgende goedkeuringen verkregen van de Third Party
Assessment Body UL:
- Certificaat van UL-vermelding inzake veiligheidsnormen voor de VS en Canada
Voor: TYPE 4 ESPE (IEC61496-1)
TYPE 4 AOPD (IEC61496-2)
- Certificate of Programmable System (UL1998, IEC61496-1)
1. De F3SH-A is conform de onderstaande normen ontworpen. Om zeker te zijn dat de F3SH-A aan de volgen­de normen en bepalingen voldoet, dient u het systeem te ontwerpen en gebruiken conform eventuele an­dere toepasselijke normen, wettelijke bepalingen en regelingen. Raadpleeg bij eventuele vragen de TÜV, UL of andere normalisatie-instituten.
EN415-4, prEN691, EN692, prEN693 (Europese norm) OSHA 29 CFR 1910.212 (Wetgeving voor de VS inzake veiligheid
en gezondheid in bedrijven)
OSHA 29 CFR 1910.217 (Wetgeving voor de VS inzake veiligheid
en gezondheid in bedrijven) ANSI B11.1~B11.19 (Norm voor de VS) ANSI/RIA 15.06 (Norm voor de VS)
ii
Opmerking Houd voldoende veiligheidsmarges aan voor de specificaties en functies van het
systeem wanneer u de F3SH-A onder de volgende omstandigheden gebruikt:
a) Omstandigheden of omgevingen die niet in deze handleiding zijn besproken. b) Toepassing op apparaten en installaties die speciale veiligheidsin-
richtingen vereisen, zoals regelsystemen voor nucleaire installaties, spoorweginstallaties, luchtvaartuigen, voertuigen, verbrandingsinstal­laties, medische systemen, ruimtevaartontwikkeling, grote kermisat­tracties, enzovoort.
Voorzorgsmaatregelen Algemene conventies voor veilig gebruik
In deze handleiding zijn de volgende conventies gebruikt bij waarschuwingen voor een veilig en correct gebruik van de F3SH-A. Deze waarschuwingen zijn van vitaal belang voor de veiligheid en moeten te allen tijde in acht worden genomen.
!WAARSCHUWING
LET OP !WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die tot dodelijk of ernstig letsel kan leiden indien deze situatie niet wordt voorkomen.
Duidt op niet-toegestane acties.
Gebruik de F3SH-A niet op machines die in noodsituaties niet met een nood­stopknop buiten werking kunnen worden gesteld, zoals persmachines met een koppelingssysteem met volledige rotatie. Als de machine niet stopt voor­dat iemand het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden. (Hoofdstuk 2-1)
Breng een veiligheidsconstructie rond de machine aan, zodat u eerst door de detectiezone van de F3SH-A moet gaan voordat u een gevaarlijk gedeelte van de machine bereikt. Monteer de F3SH-A zodanig dat bij werkzaamheden aan gevaarlijke delen van de machine alle lichaamsdelen van de operator bin­nen de detectiezone blijven. (Hoofdstuk 2-1)
De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar en vrij van personen is. De schakelaar mag niet te bedienen zijn vanuit het gevaarlijke gebied. (Hoofdstuk 2-1)
Gebruik de F3SH-A niet in ontvlambare en explosieve omgevingen. In derge­lijke omgevingen kan de F3SH-A een explosie veroorzaken. (Hoofdstuk 2-1)
De F3SH-A beschermt het lichaam van de operator niet tegen voorwerpen die uit het gevaarlijke gedeelte worden geworpen. Breng de juiste mechanische beveiligingen aan om de operator te beschermen tegen dergelijke potentieel gevaarlijke voorwerpen. (Hoofdstuk 2-1)
Houd altijd de berekende veilige afstand aan tussen de F3SH-A en het gevaarlijke gedeelte van een machine. U voorkomt daardoor ernstig letsel ten gevolge van het aanraken van de gevaarlijke delen voordat de machine is gestopt. (Hoofdstuk 2-1)
Installeer de F3SH-A niet op een locatie waar deze aan wandreflecties wordt blootgesteld. Hierdoor kunnen detectiefouten optreden die tot ernstig letsel kunnen leiden. (Hoofdstuk 2-1)
Gebruik de zender en ontvanger in de juiste opstelling, zodat niet-detecteer­bare zones worden voorkomen. Het settype van de zender en ontvanger moet overeenkomen. (Hoofdstuk 2-1)
Monteer de F3SH-A op de juiste wijze op de machine en zet de kabelconnec­tor vast. (Hoofdstuk 2-1)
Stel de F3SH-A's bij gebruik van meerdere sets zodanig op dat er geen onderlinge interferentie optreedt. (Hoofdstuk 2-1)
Sluit de uitgangen naar de +24V niet kort. Hierdoor zou de uitgang altijd AAN blijven, waardoor gevaar kan ontstaan. Verbind de 0V-lijn van de spannings­voorziening rechtstreeks met de aardlekbeveiliging, zodat aardingsfouten worden voorkomen. Als u dit niet doet, kunnen de uitgangen door de aar­dingsfout AAN blijven. (Hoofdstuk 2-4)
iii
Sluit belastingen aan tussen de uitgang en 0V-lijn. (PNP-uitgang) Als u belastin­gen aansluit tussen de uitgang en de +24V-lijn, wordt de bedrijfsmodus omge­keerd en is de machine AAN in geval van een lichtonderbreking. (Hoofdstuk 2-4)
Gebruik altijd twee uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat voor het configureren van het veiligheidssysteem. Als slechts één uitgangssi­gnaal-omschakelapparaat van het veiligheidssysteem wordt gebruikt, kunnen storingen in een uitgangscircuit tot ernstig letsel leiden. (Hoofdstuk 2-4)
Verbind geen enkele van de F3SH-A lijnen met een DC-voedingseenheid met meer dan 24 VDC +10% of een AC-voedingseenheid. Hierdoor voorkomt u het gevaar van elektrische schokken. (Hoofdstuk 2-4) Voor conformiteit van de F3SH-A met de toepasselijke normen IEC 61496-1 en UL 508 moeten de DC-voedingseenheden aan alle onderstaande voorwaarden voldoen.
• De voedingsspanning moet binnen de gespecificeerde waarden liggen (24 VDC ± 10 %).
• De voedingseenheid wordt uitsluitend verbonden met de F3SH-A en apparaten die met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SH-A in verband staan, zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de nominale stroom toereikend te zijn voor alle apparaten.
• De voedingseenheid mag niet worden verbonden met andere apparaten of machines.
• De voedingseenheid wordt voorzien van een dubbele of beschermende isolatie tussen de primaire en secundaire circuits. De voedingseenheid reset automatisch de beveiligingskarakteristieken van overstroom (span­ningsdalingen).
• De voedingseenheid handhaaft het uitgangsniveau gedurende ten minste 20 ms.
• De FG-aansluitklem (aarding frame) moet bij gebruik van een in de han­del verkrijgbare spanningsstabilisator met de PE-aansluitklem (aardlek­beveiliging) worden verbonden.
• De voedingseenheid moet beschikken over de uitgangskenmerken van een klasse 2-circuit met begrensde spanning/stroom, zoals gedefinieerd in UL508 (zie "opmerking 2-4-1").
• De voedingseenheid moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en nor­men inzake EMC en de veiligheid van elektrische apparatuur in het land waar de F3SH-A wordt geïnstalleerd en de machines zullen worden gebruikt. Voorbeeld: De EMC-richtlijn (voor industriële omgevingen) en de richtlijn voor laagspanning in de EU.
Een gekwalificeerd persoon moet controleren of de F3SH-A wordt geïnstal­leerd, geïnspecteerd en onderhouden conform de geldende voorschriften op de locatie waar de apparatuur wordt geïnstalleerd en gebruikt.
De F3SH-A mag niet worden gedemonteerd, gerepareerd of omgebouwd. De F3SH-A mag niet in een reflecterende configuratie worden gebruikt,
omdat het detecteren in dat geval kan mislukken. (Hoofdstuk 2-1)
iv
Reflecterend paneel
Neem voor uw veiligheid
Correct gebruik
Neem voor uw veiligheid altijd de volgende punten in acht:
1. Lees de procedures voor installatie, inspectie en onderhoud in deze hand­leiding zorgvuldig door.
2. Zorg dat de belastingen aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
- De belastingen mogen niet worden kortgesloten.
- De belastingen mogen de waarden uit de technische specificaties niet overschrijden.
3. Alle ingangs- en uitgangslijnen van de F3SH-A moeten ter voorkoming van elektrische schokken met een dubbele of beschermende isolatie worden be­veiligd tegen gevaarlijke spanningsniveaus (230 VAC, etc.), en niet uitslui­tend tegen 24 VDC. In geval van de combinatie met de F3SP-B1P moeten alle relaisuitgangsklemmen (13-14, 23-24, 33-34 en 41-42) tegen gevaarlij­ke spanningsniveaus worden geïsoleerd met een standaardisolatie.
4. De F3SH-A moet als industrieel afval worden afgevoerd.
Installatieomgeving
• Installeer de F3SH-A niet in de volgende omgevingen:
- Locaties die zijn blootgesteld aan fel interferentielicht (zoals direct zonlicht).
- Locaties met een hoge vochtigheid, waar naar alle waarschijnlijkheid condensatie zal optreden.
- Locaties die zijn blootgesteld aan corrosieve gassen.
- Locaties die zijn blootgesteld aan trillingen of schokken die de be­palingen in de specificaties overschrijden.
- Locaties waar de sensor rechtstreeks met water in contact kan komen.
• Gebruik geen radiotoestellen, zoals mobiele telefoons, portofoons of transceivers met een hoog vermogen, in de buurt van de F3SH-A.
Aansluiting en montage
• Zorg dat voor het aansluiten de stroom UIT staat, omdat anders de wer­king van het lichtscherm kan worden belemmerd door de diagnosefunctie.
• Gebruik afgeschermde kabels met paarsgewijs gedraaide draden (ge­leiderdoorsnede: 0,3 mm
len uitbreidt met een andere kabel dan de hiervoor bestemde kabel (F39-JC). Sluit deze aan op de afscherming naar de 0V-lijn.
• Zorg bij vervanging van de kabelconnector door een andere connector (zoals een harsgevulde connector) dat de connector voldoet aan be­schermingsklasse IP54 of hoger.
• Als de afstand tussen de zender en ontvanger minder dan 0,2 meter bedraagt, kan er een storing optreden. In dat geval wordt de F3SH-A tijdelijk in de UIT-status gezet. Installeer de F3SH-A alleen binnen het nominale werkingsbereik.
• Controleer de signaalnamen (kabels en aansluitklemmen) tijdens de aansluiting.
• Tref maatregelen ter voorkoming van onderlinge interferentie bij ge­bruik van twee of meer F3SH-A's naast elkaar.
• Bedien het besturingssysteem pas één of meerdere seconden na in­schakeling van de stroom naar de F3SH-A.
• Leg de kabel van de F3SH-A uit de buurt van hoogspanningskabels of door een eigen kabelgoot of buis.
• De zender en ontvanger moeten parallel en tegenover elkaar worden gemonteerd.
Reinig de F3SH-A niet met oplosmiddelen, zoals verfverdunner, benzine of aceton, aangezien hierdoor de hars- en laklaag zal worden opgelost. De F3SH-A kan geen transparante of semi-transparante materialen detecteren.
2
of meer) wanneer u de communicatiekana-
v
Voordat u de F3SH-A in gebruik neemt
Controleer of met elke F3SH-A de volgende items zijn meegeleverd. Neem contact op met de dichtstbijzijnde OMRON-vertegenwoordiger of distributeur als er items ontbreken.
• F3SH-A09P03 unit (zender aantal 1, ontvanger aantal 1)
• Montagebeugels (boven en onder) aantal. 4
• Montagebeugels (middel) Geleverd inclusief lichtschermen met een montageafstand van
640 mm of meer. Afhankelijk van de hoogte van de sensor kunnen bin­nen 640 mm maximaal 4 sets worden gemonteerd (max. 2 sets voor elke zender en ontvanger).
8 x M4-schroeven
Montagebeugel
(boven en onder)
Middenmontagebeugels (3)
6 x M4-schroeven
• Foutmoduslabel aantal 1
• Instructiehandleiding (deze handleiding) aantal 1
8 x M5-schroeven
Middenmontagebeugels (2)
Middenmontagebeugels (1)
In het lichtscherm geplaatst
vi
Hoofdstuk 1 - Beschrijving
1-1 Eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1-2 Functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1-2-1 Blokkeerfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1-2-2 Testfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1-2-3 Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
1-2-4 Externe-indicatoruitgang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
1-2-5 Functie externe relaisbewaking (EDM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
1-2-6 Detectiezone . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
1-2-7 Master - slave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
1-2-8 Indicators . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
1-3 Nominale gegevens en prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
1-3-1 Specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
1-3-2 Responstijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Hoofdstuk 2 - Installatie- en afstellingsprocedures
2-1 Installatievoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
2-1-1 Detectiezone en intrusiebaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
2-1-2 Veiligheidsafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
2-1-3 Afstanden vanaf reflecterende oppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
2-1-4 Onderlinge interferentie voorkomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
2-2 Afmetingstekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
2-3 Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
2-3-1 Unit monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
2-3-2 Afmetingstekening van de montagebeugel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
2-4 Bedrading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
2-4-1 Voedingseenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
2-4-2 Bedradingsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
2-4-3 Bedradingsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
2-4-4 Afstellingsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
2-5 Controlelijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31

INHOUD

Hoofdstuk 3 - Algemene specificaties
3-1 I/O-circuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Hoofdstuk 4 - Voorbeeldcircuits
4-1 Toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Hoofdstuk 5 - Onderhoud
5-1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
5-2 Dagelijkse inspecties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
5-3 Inspecties elke zes maanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
vii
Hoofdstuk 6 - Problemen oplossen
6-1 Geblokkeerde status . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
6-2 Storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
Bijlage
Bijlage A Optionele toebehoren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
Bijlage B Toepasselijke normen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Bijlage C Functie-instellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Bijlage D Verklaring van conformiteit voor de EU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
viii
HOOFDSTUK 1
1-1 Eigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1-2 Functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1-2-1 Blokkeerfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
1-2-2 Testfunctie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1-2-3 Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
1-2-4 Externe-indicatoruitgang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
1-2-5 Functie externe relaisbewaking (EDM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
1-2-6 Detectiezone . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
1-2-7 Master - slave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
1-2-8 Indicators . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
1-3 Nominale gegevens en prestaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
1-3-1 Specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
1-3-2 Responstijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Beschrijving
1
Eigenschappen Hoofdstuk 1-1

1-1 Eigenschappen

Detectieafstand van 10 m
Bundelafstand 300 mm, 4 bundels
Indicatie van lichtintensiteit
Ontvangen lichtintensiteit wordt aangegeven door een 5-segments LED­display voor bundeluitlijning.
Indicatie van foutmodus
Foutmodus aangegeven door een afzonderlijk 3-segments LED-display.
Veiligheidsfuncties:
• Functie voor externe test (onderbreking uitstraling)
• Functie voor externe relaisbewaking (EDM)
• Blokkeerfunctie
Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
Biedt de mogelijkheid de sensorstatus naar een PLC of ander apparaat te zenden.
Controller: F3SP-B1P (optioneel toebehoren)
Biedt de mogelijkheid de sensor snel in een veiligheidscircuit op te nemen.
Handconsole: F39-MC11 (optioneel toebehoren)
Door deze handconsole op de sensor aan te sluiten, kan toegang worden ver­kregen tot diverse functies van de sensor.
Beschermingsgraad: IP65 (alleen voor sensor)
Master - slave modellen
Bij het master - slave type kunnen meerdere units worden doorverbonden om onderlinge interferentie te voorkomen. Ook kan een externe indicator worden aangesloten om de sensorstatus aan te geven.

1-2 Functies

1-2-1 Blokkeerfunctie
De automatische en handmatige reset zijn optionele modi van de F3SH-A, die kunnen worden ingesteld door aanpassing van de bedrading van het apparaat.
Automatische reset­modus
1-2-1-1 Automatische reset-modus inschakelen:
Nadat de stroom is ingeschakeld en geen van de bundels wordt onderbroken, worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de AAN­status gezet.
1) Laat de lijn van de vergrendelingskeuze-ingang open of verbind deze met 0 VDC.
2) Verbind de reset-ingangslijn met 24 VDC. (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC)
3) Schakel de stroomtoevoer naar de F3SH-A in.
Handmatige reset-modus
2
Er zijn 3 opties voor de handmatige reset:
• Start-/herstartvergrendeling Nadat de stroom is ingeschakeld, of wanneer ten minste één bundel
wordt onderbroken, wordt het veiligheidslichtscherm in de vergrende­lingsstatus gezet.
• Startvergrendeling Het veiligheidslichtscherm wordt uitsluitend in de vergrendelingsstatus
gezet nadat de stroom is ingeschakeld.
Functies Hoofdstuk 1-2
• Herstartvergrendeling Het veiligheidslichtscherm wordt uitsluitend in de vergrendelingsstatus
gezet als ten minste één bundel wordt onderbroken.
In de fabriek is de start-/herstartvergrendeling ingesteld op de handmatige reset-modus. Andere opties kunnen met de optionele handconsole F39-MC11 worden geselecteerd. Wanneer de sensor in de vergrendelingsstatus wordt gezet, blijven de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de UIT-status staan. Zelfs wanneer alle bundels zouden vrijkomen, worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat niet in de AAN-status gezet. Wanneer geen enkele bundel in de detectiezone wordt onderbroken, wordt door het toepassen van de reset-ingang (zie opmerking) de vergrende­lingsstatus gereset en worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omscha­kelapparaat in de AAN-status gezet.
Opmerking Breng op de reset-ingangslijn gedurende 100 ms of langer een spanning aan
van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC). Schakel vervolgens de stroom naar de reset-ingangslijn uit of pas een spanning toe van 0 VDC.
1-2-1-2 Handmatige reset-modus inschakelen:
1. Verbind de reset-ingangslijn met 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC).
2. Verbind de reset-ingangslijn via een reset-schakelaar (arbeidscontact) met 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC).
3. Schakel de stroomtoevoer naar de sensor in terwijl het contact van de re­set-schakelaar open blijft.
Opmerking 1: De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus
moet buiten de gevaarlijke zone worden geïnstalleerd. Voordat de start-/herstartvergrendeling wordt gereset, moet de gevaar­lijke zone zichtbaar vrij van personen zijn.
2: Voorkom dat de niet-aangesloten draden van het veiligheids-
lichtscherm kortsluiting kunnen maken met andere draden.
1-2-2 Testfunctie
1-2-2-1 Zelftest
1-2-2-2 Externe test
Nadat de stroom is ingeschakeld, voert de F3SH-A binnen één seconde een volledige zelftest uit. Bovendien wordt er regelmatig een zelftest (binnen de reactietijd) uitgevoerd tijdens de werking.
Met deze functie kan de lichtuitstraling van het lichtscherm op elk gewenst moment worden onderbroken om te controleren of de uitgang UIT staat. Wan­neer er een spanning van 24 VDC (9 V tot Vs, nominaal 24 VDC) (zie opmer­king 1) op de test-ingangslijn van de zender wordt gezet, stopt de zender met uitstralen.
T
x 4 max.
UIT
Testingang
Uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat
T
: Responstijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
AAN
T
: Responstijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
H
L (open)
AAN
UIT
Opmerking 1:Toegepaste tijd moet meer dan vier keer T
2: Zie "1-3 Nominale gegevens en prestaties" voor T
T
AAN
x 2 max.
UIT
(opm. 1)
(opm. 2)
bedragen.
AAN
en T
UIT
.
3
Functies Hoofdstuk 1-2
1-2-2-3 Foutdetectie en -herstel (geblokkeerde status)
Als tijdens de zelftest een fout wordt aangetroffen, neemt de sensor de geblokkeerde status aan, blijven de uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat in de UIT-status staan, en wordt de foutmodus weerge­geven (zie opmerking 1).
Wanneer de stroom weer wordt ingeschakeld of er spanning wordt gezet op de reset-ingang (zie opmerking 2) van het veiligheidslichtscherm, wordt de geblokkeerde status gereset. (Bij stoorsignalen kan de geblokkeerde status worden gereset door de stoorsignalen te elimineren.)
Opmerking 1: Zie "1-2-8 Indicators" voor de indicatiepatronen.
2: In geval van de handmatige reset-modus:
breng op de reset-ingangslijn gedurende 100 ms of langer een spanning aan van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC), schakel vervolgens de stroom naar de reset-ingangslijn uit, of pas een spanning toe van 0 VDC. In geval van de automatische reset-modus: open de reset-ingangslijn of verbind deze met 0 VDC gedu­rende 100 ms of langer. Breng vervolgens weer een spanning van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC) aan.
1-2-3 Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
De standaardwaarde van deze uitgang is het omschakelsignaal van de veilig­heidsuitgangen (uitgang Donker-AAN). Deze uitgang kan door aansluiting op een PLC of ander apparaat worden gebruikt voor bewakingsdoeleinden.
T
x 2 max.
UIT
T
:
UIT
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat
Hulpuitgang
(Uitgangsmodus Donker-AAN)
: Responstijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
T
AAN
T
: Responstijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
AAN UIT
AAN
UIT
T
AAN
x 5 max.
T
UIT
:
De hulpuitgang kan wordt geselecteerd om een van de volgende uitgangsbe­werkingsmodi te selecteren via de F39-MC11.
• Uitgangsmodus Donker-AAN
• Uitgangsmodus Licht-AAN
• Lichtdiagnosemodus
• Blokkeermodus
• Bewakingsmodus buitenste bundel
• Modus Specifieke bundel
• Bewakingsmodus afscherming
In het bovenstaande schema wordt de tijdmetingkaart voor de uitgangsmodus Donker-AAN getoond. Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor meer informatie.
1-2-4 Externe-indicatoruitgang
Deze uitgang kan worden aangesloten op een externe indicator om een van de door de F39-MC11 geselecteerde bewerkingsmodi weer te geven. De standaardwaarde van deze uitgang is Licht-AAN. Te selecteren uitgangsmodi:
• Uitgangsmodus Donker-AAN
• Uitgangsmodus Licht-AAN
4
Functies Hoofdstuk 1-2
• Lichtdiagnosemodus
• Blokkeermodus
T
x 2 max.
UIT
:
T
UIT
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Uitgangen van het uitgangssignaal­omschakelapparaat
Externe-indicatoruitgang
(Uitgangsmodus Licht-AAN)
: Responstijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
T
AAN
T
: Responstijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
T
AAN
In het bovenstaande schema wordt de tijdmetingkaart voor de uitgangsmodus Licht-AAN getoond. Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11 voor meer informatie.
Zoals wordt geïllustreerd in de onderstaande afbeelding, kan de indicator rechtstreeks aan de sensor worden bevestigd met behulp van de externe indi-
(alleen voor gebruik bij master - slave typen).
cator F39-A01P
-
x 5 max.
T
UIT
:
Verlichtingsgedeelte
1-2-5 Functie voor externe relaisbewaking (EDM)
Deze functie maakt het mogelijk de status van de rustcontacten van de schakel­toestellen (*1) te volgen. Hierdoor kan een storing van een schakeltoestel, zoals een gesoldeerd contact, worden opgespoord. Sluit (*2) het rustcontact van de schakeltoestellen aan op de ingangslijn van de externe relaisbewaking van de ontvanger. Als de juiste logische relatie tussen de uitgangen van het uitgangssig­naal-omschakelapparaat en de ingang van de externe relaisbewaking niet wordt aangehouden, wordt de sensor onmiddellijk in de geblokkeerde status gezet en nemen de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat de UIT-status aan. Het veiligheidslichtscherm heeft een normale werking tot 300 ms max.(*3). Hierdoor is er ruimte voor de vertragingstijd die wordt veroorzaakt door het vrijge­ven van de schakeltoestellen. Voor de correcte werking van deze functie zijn goedgekeurde typen schakeltoestellen met geleide contacten vereist.
Externe indicator
[Als de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt]
Als de ingang van de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt, sluit u de hulpuitgang in de uitgangsmodus Donker-AAN aan op de ingangslijn van de externe relaisbewaking, of schakelt u de externe relaisbewaking uit met de F39-MC11 handconsole.
* 1. Schakeltoestellen bestaan doorgaans uit relais of schakelaars waarmee
bewegingen rechtstreeks kunnen worden bestuurd.
* 2. Verbind de draden zodanig dat via de in serie geschakelde rustcontacten
24 VDC wordt gezet op de ingang van de externe relaisbewaking. (Zie 2-4 Bedrading.)
* 3. (De waarde kan worden gewijzigd door de F39-MC11.)
5
Functies Hoofdstuk 1-2
1-2-6 Detectiezone
[Afstand tussen de bovenste en onderste bundel]
[Markering middellijn bundel]
Beveiligingshoogte
F3SH-A: De afstand tussen het midden van de bovenste en onderste
bundels van het veiligheidslichtscherm
De beide lijnen die in het midden van de afdekkingen zijn aangebracht, geven het midden van de bundels aan. (Zie de onderstaande afbeelding.) Deze positie is een referentielijn voor het meten van de veiligheidsafstand. Gebruik de lijn die zich het dichtst bij het gevaarlijke gedeelte bevindt, als referentielijn voor de veiligheidsafstand.
Markering middellijn bundel
Veiligheidsafstand
Beveiligingshoogte
1-2-7 Master - slave
Gevaarlijke zone
series
Andere series
Sensoren kunnen in serie worden aangesloten met behulp van de connecto­ren voor serieschakeling. (Zie de onderstaande afbeelding.) Zowel het niet­gekoppelde type als het master - slave geschakelde type kan worden gebruikt voor de veiligheidslichtschermen die zich aan het boveneinde bevinden.
Wanneer een van de bundels van de in serie geschakelde sensoren wordt onderbroken, worden beide uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelap­paraat in de UIT-status gezet. De LED-indicator van elk veiligheidslicht­scherm gaat afzonderlijk aan.
• Aantal in serie geschakelde veiligheidslichtschermen: Maximaal 3 sets
• Lengte van kabel serieschakeling: 3 m max.
6
Functies Hoofdstuk 1-2
1-2-8 Indicators
Zender
Kabel master - slave
geschakelde zender
of
Zender
Zenderkabel
Ontvanger
Kabel master - slave
geschakelde ontvanger
of
Ontvanger
Ontvangerkabel
[Zender]
Test indicator (Orange)
Testindicator (oranje)
Lockout indicator (Red)
Blokkeringsindicator (rood)
Interlock indicator (Yellow)
Vergrendelingsindicator (geel)
Power indicator (Green)
Voedingsspanningindicator (groen)
PowerInterlockLockoutTest
ABC1 23 4 5
Error mode
Foutmodus
indicator (Red)
indicator (Rood)
Light intensity level
Niveau lichtintensiteit
indicator (Green)
indicator (Groen)
LEVELERROR
[Ontvanger]
UIT-statusindicator (rood)
AAN-statusindicator (groen)
Blokkeringsindicator (rood)
Blanking-indicator (groen)
Testindicator
Bedrijfsindicator
Blokkeringsindicator
Vergrendelingsindicator
Foutmodus­indicator (rood)
Niveau lichtintensiteit indicator (Groen)
Niveau-indicator lichtintensiteit (groen)
Foutmodus indicator (Rood)
Voedingsspanningindicator: Licht op als de stroom is ingeschakeld. Vergrendelingsindicator: Licht op tijdens de vergrendelingsstatus Blokkeringsindicator: Knippert tijdens de geblokkeerde status. Testindicator: Licht op tijdens externe test, knippert nadat er 30.000 uur zijn verstreken. AAN-statusindicator: Licht op als de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat zich in
de AAN-status bevinden.
UIT-statusindicator: Licht op als de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat zich in
de UIT-status bevinden.
Lichtintensiteitniveau-
Licht op afhankelijk van de lichtintensiteit. (Zie onderstaande tabel.)
indicator:
7
Functies Hoofdstuk 1-2
Foutmodus-indicator: Knippert om de foutmodus aan te geven. (Knipperpatroon hangt af van de
foutstatus. Zie onderstaande tabel.)
1 2 3 4 5 Niveau lichtintensiteit
Lichtintensiteitniveau­indicator
Licht op Licht niet op
A B C Foutoorzaak
Indicator foutmodus
Knippert Licht niet op
200% en hoger van AAN-drempel
150 tot 200% van AAN-drempel
100 tot 150% van AAN-drempel
75 tot 100% van AAN-drempel
50 tot 75% van AAN-drempel
Minder dan 50% van AAN -drempel
De vergrendelingskeuze-ingangslijn of de reset-ingangslijn is niet correct bedraad of verbroken.
Relaiscontact is gesoldeerd. De vrijga­vetijd van het relais is te lang. De ingangslijn van de externe relaisbewa­king is niet correct bedraad of verbro­ken.
Communicatiekanaal (RS-485) is niet correct aangesloten, is verbroken of veroorzaakt andere fouten.
Een van de uitgangen van het uit­gangssignaal-omschakelapparaat maakt kortsluiting of is niet correct bedraad.
Onderlinge interferentie. Er wordt interferentielicht ontvangen.
De ontvanger en zender zijn niet van hetzelfde type. Totaal aantal in serie geschakelde ontvangers en zenders is niet gelijk.
Externe ruis. Interne hardwarestoring van de ontvanger of zender.
Opmerking Om de diagnose van foutoorzaken te vergemakkelijken, kan het
meegeleverde foutmoduslabel het beste in de buurt van het veilig­heidslichtscherm worden aangebracht.
8
Nominale gegevens en prestaties Hoofdstuk 1-3

1-3 Nominale gegevens en prestaties

1-3-1 Technische gegevens
Type/item Niet gekoppeld F3SH-A-A09P03
Serieschakeling F3SH-H-A09P03-01
Lichtbundelafstand 300 mm
Buitenste-lichtbundelafstand 900 mm
Aantal lichtbundels (n) 4
Werkingsbereik 0,2 tot 10,0 m
Responstijd AAN naar UIT: max. 10 ms, UIT naar AAN: max. 40ms (onder stabiele lichtomstandigheden).
Wachttijd opstarten 1 s max.
Voedingsspanning (Vs) 24 VDC ± 10% (rimpelspanning p-p 10% max.)
Stroomver­bruik (onder niet­belaste omstandig­heden)
Lichtbron Infrarood-LED (golflengte van 870 nm).
Effectieve openingshoek (EAA)
Uitgangssignaal-omschakelappa­raat *1
Hulpuitgang (geen veiligheidsuit­gang)
Externe-indicatoruitgang (geen veiligheidsuitgang) *2
Uitgangbewerkingsmodus *1 Uitgang van uitgangssignaal-omschakelapparaat: Licht-AAN
Ingangsspanning Testingang, vergrendelingskeuze-ingang, reset-ingang, ingang externe relaisbewaking:
Indicators Zender Lichtintensiteitniveau-indicator (groene LED x5): licht op afhankelijk van de lichtintensiteit
Preventiefunctie onderlinge interferentie *2
Testfuncties • Zelftest (na inschakelen van de stroom en tijdens de werking)
Veiligheidsfuncties • Automatische reset / handmatige reset (vergrendelingsfunctie) *4
Aansluitmethode M12-connector, (8-pins)
Beveiligingsmodus Beveiliging uitgangskortsluiting, beveiliging omgekeerde polariteit
Omgevingstemperatuur Tijdens werking: -10 tot 55°C (zonder ijsafzetting)
Vochtigheidsgraad Tijdens werking: 35 tot 95% RH (zonder condensatie)
Omgevingslichtintensiteit Gloeilamp: 3000 Ix max. (lichtintensiteit op het ontvangeroppervlak)
Isolatieweerstand 20 MΩ min. (bij 500 VDC)
Zender 140 mA max.
Ontvanger 100 mA max.
Ontvanger Lichtintensiteitniveau-indicator (groene LED x5): licht op afhankelijk van de lichtintensiteit
Zie 1-3-2 voor meer informatie.
Binnen ±2,5° voor de zender en ontvanger bij een detectieafstand van minimaal 3 meter, conform IEC 61496-2.
Twee PNP-transistoruitgangen, belastingstroom 300 mA max., restspanning 2 V max. (behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Eén PNP-transistoruitgang, belastingstroom 50 mA max., restspanning 2 V max. (behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Eén PNP-transistoruitgang, belastingstroom 50 mA max., restspanning 2 V max. (behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Hulpuitgang: Donker-AAN (kan worden gewijzigd met de F39-MC11) Externe-indicatoruitgang: Licht-AAN (kan worden gewijzigd met de F39-MC11) *2
Spanning AAN: 9 tot 24 VDC (3 mA max. afvoerstroom) Spanning UIT: 0 tot 1,5 VDC of open
Foutmodus-indicator (rode LED x3): knippert om de foutmodus aan te geven Voedingsspanningindicator (groene LED): licht op als de stroom is ingeschakeld Vergrendelingsindicator (gele LED): licht op tijdens de vergrendelingsstatus Blokkeringsindicator (rode LED): knippert tijdens de geblokkeerde status Testindicator (oranje LED): licht op tijdens externe test *3
Foutmodus-indicator (rode LED x3): knippert om de foutmodus aan te geven UIT-statusindicator (rode LED): licht op als uitgangssignaal-omschakelapparaten in UIT-status staan AAN-statusindicator (groen): licht op als uitgangssignaal-omschakelapparaten in AAN-status staan Blokkeringsindicator (rode LED): knippert tijdens de geblokkeerde status Voedingsspanningindicator (groene LED): licht op als de stroom is ingeschakeld
• Aantal master - slave sensoren: maximaal 3 sets
• Lengte van kabel serieschakeling: 3 m max.
• Externe test (stopfunctie lichtuitstraling via testingang)
• Functie externe relaisbewaking (EDM)
Tijdens opslag: -30 tot 70°C
Tijdens opslag: 35 tot 95% RH
Zonlicht: 10.000 Ix max. (lichtintensiteit op het ontvangeroppervlak)
9
Nominale gegevens en prestaties Hoofdstuk 1-3
Isolatiespanning 1000 VAC 50/60 Hz 1 minuut
Beschermingsgraad IP65 (IEC60529)
Trillingsbestendigheid Normaal bedrijf: 10 tot 55 Hz, dubbele amplitude 0,7 mm, in richtingen X, Y en Z voor 20 golflijnen
Schokbestendigheid
Kabel (optioneel) *6
Materiaal Behuizing: aluminium. Afdekking: spuitgietzink. Optische kap: PMMA (acryl). Kabel: oliebestendig PVC.
Gewicht *Verpakt 3,9 kg
Toebehoren Instructiehandleiding, montagebeugels (boven en onder),
Toepasselijke normen IEC61496-1, EN61496-1 Type 4 ESPE (elektrogevoelige beveiligingsapparatuur)
Normaal bedrijf: 100 m/s2, in richtingen X,Y en Z, 1000 maal
UL 20276 (vlambestendig:), 8 aders (0,3 mm2 x 4 paar), buitendiameter 6,6 mm, met gevlochten afscherming, toegestane buigradius: R 36 mm.
montagebeugels (middel), foutmoduslabel
IEC61496-2 Type 4 AOPD (opto-elektronische beveiligingsapparatuur)
Opmerking 1 Door het veiligheidscircuit kan de werking afwijken van een
conventionele AAN/UIT-schakeling.
2 Beschikbaar voor F3SH-AP03-01
3 Knippert nadat er 30.000 uur zijn verstreken als indicator voor
preventief onderhoud.
4 In de fabriek is de modus voor de handmatige reset ingesteld
op start-/herstartvergrendeling. Met behulp van de F39-MC11 kan de start- of de herstartver­grendeling worden geselecteerd.
5 Bij verlenging van de kabel moet ten minste een gelijkwaardige
kabel worden gebruikt. Maak de kabel niet langer dan hieronder wordt aangegeven. Leg de kabel van de F3SH-A uit de buurt van hoogspanningskabels of door een eigen kabelgoot of buis.
• In gevallen zonder master - slave schakeling: 100 m max.
• In geval van 2 master - slave schakeling sensoren: 80 m max.
• In geval van 3 master - slave schakeling sensoren: 30 m max.
1-3-2 Responstijd
Voor 2 sets:
Voor 3 sets:
Opmerking Als de controller F3SP-B1P in het veiligheidscircuit is opgenomen, berekent u
De responstijd voor master - slave typen wordt als volgt berekend:
Responstijd (AAN naar UIT): Responstijd van veiligheidslichtscherm 1 + responstijd van veiligheidslichtscherm 2 + 3 ms
Responstijd (UIT naar AAN): Responstijd van veiligheidslichtscherm 1 + responstijd van veiligheidslichtscherm 2 + 12 ms
Responstijd (AAN naar UIT): Responstijd van veiligheidslichtscherm 1 + responstijd van veiligheidslichtscherm 2 + responstijd van sensor 3 + 4 ms
Responstijd (UIT naar AAN): Responstijd van veiligheidslichtscherm 1 + responstijd van veiligheidslichtscherm 2 + responstijd van sensor 3 +16 ms
De responstijd van F3SP-B1P is 10 ms, de bedrijfstijd is 100 ms.
de veiligheidsafstand door de responstijden van de controller en F3SH bij elkaar op te tellen.
10
HOOFDSTUK 2
Installatie- en afstellingsprocedures
2-1 Installatievoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
2-1-1 Detectiezone en intrusiebaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
2-1-2 Veiligheidsafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
2-1-3 Afstanden vanaf reflecterende oppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
2-1-4 Onderlinge interferentie voorkomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
2-2 Afmetingstekeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
2-3 Montage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
2-3-1 Unit monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
2-3-2 Afmetingstekening van de montagebeugel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
2-4 Bedrading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
2-4-1 Voedingseenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
2-4-2 Bedradingsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
2-4-3 Bedradingsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
2-4-4 Afstellingsprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
2-5 Controlelijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
11
Installatievoorwaarden Hoofdstuk 2-1

2-1 Installatievoorwaarden

2-1-1
Detectiezone en intrusiebaan
!WAARSCHUWING
Gebruik de F3SH-A niet op machines die in noodsituaties niet met een nood­stopknop buiten werking kunnen worden gesteld, zoals persmachines met een koppelingssysteem met volledige rotatie. Als de machine niet stopt voor­dat iemand het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
Breng een veiligheidsconstructie rond de machine aan, zodat u eerst door de detectiezone van de F3SH-A moet gaan voordat u een gevaarlijk gedeelte van de machine kunt bereiken. Monteer de F3SH-A zodanig dat bij werk­zaamheden aan gevaarlijke delen van de machine alle lichaamsdelen van de operator binnen de detectiezone blijven.
De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar en vrij van personen is. Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit het gevaar­lijke gebied te bedienen.
Gebruik de F3SH-A niet in ontvlambare en explosieve omgevingen. In derge­lijke omgevingen kan de F3SH-A een explosie veroorzaken.
De F3SH-A beschermt het lichaam van de operator niet tegen voorwerpen die uit het gevaarlijke gedeelte worden geworpen. Breng de juiste mechanische beveiligingen aan om de operator te beschermen tegen dergelijke potentieel gevaarlijke voorwerpen.
Monteer de F3SH-A op de juiste wijze op de machine en zet de kabelconnec­tor vast.
Correcte installatie
2-1-2
Veiligheidsafstand
!WAARSCHUWING
De F3SH-A kan alleen worden gebruikt voor het detecteren van personen die zich in de detectiezone begeven en niet voor het detecteren van handen of vingers.
Evalueer de volgende intrusierisico's om de juiste installatiepositie vast te stellen.
• Intrusies via de ruimte onder de onderste bundel
• Intrusies via de ruimte boven de bovenste bundel
• Intrusies tussen de bundels door
In de norm EN999 worden voor sensoren met 4 bundels de onderstaande waarden aanbevolen voor de hoogte van elke bundel ten opzichte van een referentieoppervlak.
Aantal lichtbundels Hoogte ten opzichte van
4 300, 600, 900, 1.200
Houd altijd een veiligheidsafstand (S) aan tussen de F3SH-A en een gevaarlijk gedeelte van een machine. Als de machine niet stopt voordat iemand het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
De "veiligheidsafstand" is de minimumafstand die moet worden aangehouden tussen de F3SH-A en een gevaarlijk gedeelte van een machine, zodat de machine stopt voordat deze door iets of iemand wordt bereikt. De veiligheid­safstand wordt berekend op basis van de volgende vergelijking wanneer een persoon zich loodrecht op de detectiezone van een sensor beweegt.
Veiligheidsafstand (S) = intrusiesnelheid in de detectiezone (K) x totale reactietijd voor de machine en veiligheidslichtscherm (T) + extra afstand berekend op basis van het detectie­vermogen van de sensor (C) ... (1)
het referentieoppervlak
(mm)
1200
900
600
300
12
Loading...
+ 48 hidden pages