Hartelijk dank voor het aanschaffen van het F3SH-A veiligheidslichtscherm met meerdere bundels
(hierna aangeduid als "de F3SH-A").
In deze instructiehandleiding wordt het gebruik van de F3SH-A beschreven.
Houd u bij het gebruik van de F3SH-A altijd aan de volgende punten:
• Lees deze handleiding zorgvuldig door en zorg dat u de informatie begrijpt voordat u de F3SH-A in gebruik neemt.
• Er wordt vanuit gegaan dat de F3SH-A op de juiste wijze wordt gebruikt, conform de installatieomgeving, prestaties en functie van de machine. Voorafgaand aan het installeren moet de machine door gekwalificeerd personeel aan een risicoanalyse worden onderworpen en het product op geschiktheid
worden beoordeeld.
• Zorg ervoor dat de personen die de F3SH-A bedienen, goed op de hoogte zijn van de werking van het
veiligheidslichtscherm en de machine waarop deze wordt geïnstalleerd.
• Bewaar de handleiding op een veilige en handige locatie en raadpleeg deze in voorkomende gevallen.
Normen en regelgeving
1. De F3SH-A heeft nog niet de typegoedkeuring verkregen conform artikel 44-2 van de Japanse wet met betrekking tot veiligheid en gezondheid in bedrijven. Daarom kan het veiligheidslichtscherm in Japan, conform
artikel 42 van deze wet, niet als veiligheidsapparaat voor pers- of knipmachines worden gebruikt.
2. a) De F3SH-A behoort tot de elektrogevoelige beveiligingsapparatuur (ESPE) conform de
EU-richtlijn voor machines, Bijlage IV, B, Veiligheidscomponenten, Artikel 1.
b) De F3SH-A voldoet aan de volgende bepalingen en normen:
1. EU-regelgeving
Richtlijn voor machines: Richtlijn 98/37/EC
EMC-richtlijn:Richtlijn 89/336/EEG
d) De F3SH-A heeft de volgende goedkeuringen verkregen van de Third Party
Assessment Body UL:
- Certificaat van UL-vermelding inzake veiligheidsnormen voor de VS en Canada
Voor: TYPE 4 ESPE (IEC61496-1)
TYPE 4 AOPD (IEC61496-2)
- Certificate of Programmable System (UL1998, IEC61496-1)
1. De F3SH-A is conform de onderstaande normen ontworpen. Om zeker te zijn dat de F3SH-A aan de volgende normen en bepalingen voldoet, dient u het systeem te ontwerpen en gebruiken conform eventuele andere toepasselijke normen, wettelijke bepalingen en regelingen.
Raadpleeg bij eventuele vragen de TÜV, UL of andere normalisatie-instituten.
EN415-4, prEN691, EN692, prEN693(Europese norm)
OSHA 29 CFR 1910.212(Wetgeving voor de VS inzake veiligheid
en gezondheid in bedrijven)
OSHA 29 CFR 1910.217(Wetgeving voor de VS inzake veiligheid
en gezondheid in bedrijven)
ANSI B11.1~B11.19(Norm voor de VS)
ANSI/RIA 15.06(Norm voor de VS)
ii
OpmerkingHoud voldoende veiligheidsmarges aan voor de specificaties en functies van het
systeem wanneer u de F3SH-A onder de volgende omstandigheden gebruikt:
a) Omstandigheden of omgevingen die niet in deze handleiding zijn besproken.
b) Toepassing op apparaten en installaties die speciale veiligheidsin-
richtingen vereisen, zoals regelsystemen voor nucleaire installaties,
spoorweginstallaties, luchtvaartuigen, voertuigen, verbrandingsinstallaties, medische systemen, ruimtevaartontwikkeling, grote kermisattracties, enzovoort.
VoorzorgsmaatregelenAlgemene conventies voor veilig gebruik
In deze handleiding zijn de volgende conventies gebruikt bij waarschuwingen voor
een veilig en correct gebruik van de F3SH-A. Deze waarschuwingen zijn van vitaal
belang voor de veiligheid en moeten te allen tijde in acht worden genomen.
!WAARSCHUWING
LET OP
!WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die tot dodelijk of ernstig letsel kan leiden indien deze
situatie niet wordt voorkomen.
Duidt op niet-toegestane acties.
Gebruik de F3SH-A niet op machines die in noodsituaties niet met een noodstopknop buiten werking kunnen worden gesteld, zoals persmachines met
een koppelingssysteem met volledige rotatie. Als de machine niet stopt voordat iemand het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
(Hoofdstuk 2-1)
Breng een veiligheidsconstructie rond de machine aan, zodat u eerst door de
detectiezone van de F3SH-A moet gaan voordat u een gevaarlijk gedeelte
van de machine bereikt. Monteer de F3SH-A zodanig dat bij werkzaamheden
aan gevaarlijke delen van de machine alle lichaamsdelen van de operator binnen de detectiezone blijven. (Hoofdstuk 2-1)
De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig
worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar en vrij van
personen is. De schakelaar mag niet te bedienen zijn vanuit het gevaarlijke
gebied. (Hoofdstuk 2-1)
Gebruik de F3SH-A niet in ontvlambare en explosieve omgevingen. In dergelijke omgevingen kan de F3SH-A een explosie veroorzaken. (Hoofdstuk 2-1)
De F3SH-A beschermt het lichaam van de operator niet tegen voorwerpen die
uit het gevaarlijke gedeelte worden geworpen. Breng de juiste mechanische
beveiligingen aan om de operator te beschermen tegen dergelijke potentieel
gevaarlijke voorwerpen. (Hoofdstuk 2-1)
Houd altijd de berekende veilige afstand aan tussen de F3SH-A en het
gevaarlijke gedeelte van een machine. U voorkomt daardoor ernstig letsel ten
gevolge van het aanraken van de gevaarlijke delen voordat de machine is
gestopt. (Hoofdstuk 2-1)
Installeer de F3SH-A niet op een locatie waar deze aan wandreflecties wordt
blootgesteld. Hierdoor kunnen detectiefouten optreden die tot ernstig letsel
kunnen leiden. (Hoofdstuk 2-1)
Gebruik de zender en ontvanger in de juiste opstelling, zodat niet-detecteerbare zones worden voorkomen. Het settype van de zender en ontvanger
moet overeenkomen. (Hoofdstuk 2-1)
Monteer de F3SH-A op de juiste wijze op de machine en zet de kabelconnector vast. (Hoofdstuk 2-1)
Stel de F3SH-A's bij gebruik van meerdere sets zodanig op dat er geen
onderlinge interferentie optreedt. (Hoofdstuk 2-1)
Sluit de uitgangen naar de +24V niet kort. Hierdoor zou de uitgang altijd AAN
blijven, waardoor gevaar kan ontstaan. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorziening rechtstreeks met de aardlekbeveiliging, zodat aardingsfouten
worden voorkomen. Als u dit niet doet, kunnen de uitgangen door de aardingsfout AAN blijven. (Hoofdstuk 2-4)
iii
Sluit belastingen aan tussen de uitgang en 0V-lijn. (PNP-uitgang) Als u belastingen aansluit tussen de uitgang en de +24V-lijn, wordt de bedrijfsmodus omgekeerd en is de machine AAN in geval van een lichtonderbreking. (Hoofdstuk 2-4)
Gebruik altijd twee uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat
voor het configureren van het veiligheidssysteem. Als slechts één uitgangssignaal-omschakelapparaat van het veiligheidssysteem wordt gebruikt, kunnen
storingen in een uitgangscircuit tot ernstig letsel leiden. (Hoofdstuk 2-4)
Verbind geen enkele van de F3SH-A lijnen met een DC-voedingseenheid met
meer dan 24 VDC +10% of een AC-voedingseenheid. Hierdoor voorkomt u
het gevaar van elektrische schokken. (Hoofdstuk 2-4) Voor conformiteit van
de F3SH-A met de toepasselijke normen IEC 61496-1 en UL 508 moeten de
DC-voedingseenheden aan alle onderstaande voorwaarden voldoen.
• De voedingsspanning moet binnen de gespecificeerde waarden liggen
(24 VDC ± 10 %).
• De voedingseenheid wordt uitsluitend verbonden met de F3SH-A en
apparaten die met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SH-A in
verband staan, zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient
de nominale stroom toereikend te zijn voor alle apparaten.
• De voedingseenheid mag niet worden verbonden met andere apparaten
of machines.
• De voedingseenheid wordt voorzien van een dubbele of beschermende
isolatie tussen de primaire en secundaire circuits. De voedingseenheid
reset automatisch de beveiligingskarakteristieken van overstroom (spanningsdalingen).
• De voedingseenheid handhaaft het uitgangsniveau gedurende ten minste 20 ms.
• De FG-aansluitklem (aarding frame) moet bij gebruik van een in de handel verkrijgbare spanningsstabilisator met de PE-aansluitklem (aardlekbeveiliging) worden verbonden.
• De voedingseenheid moet beschikken over de uitgangskenmerken van
een klasse 2-circuit met begrensde spanning/stroom, zoals gedefinieerd
in UL508 (zie "opmerking 2-4-1").
• De voedingseenheid moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en normen inzake EMC en de veiligheid van elektrische apparatuur in het land
waar de F3SH-A wordt geïnstalleerd en de machines zullen worden gebruikt.
Voorbeeld: De EMC-richtlijn (voor industriële omgevingen) en de richtlijn voor
laagspanning in de EU.
Een gekwalificeerd persoon moet controleren of de F3SH-A wordt geïnstalleerd, geïnspecteerd en onderhouden conform de geldende voorschriften op
de locatie waar de apparatuur wordt geïnstalleerd en gebruikt.
De F3SH-A mag niet worden gedemonteerd, gerepareerd of omgebouwd.
De F3SH-A mag niet in een reflecterende configuratie worden gebruikt,
omdat het detecteren in dat geval kan mislukken. (Hoofdstuk 2-1)
iv
Reflecterend paneel
Neem voor uw veiligheid
Correct gebruik
Neem voor uw veiligheid altijd de volgende punten in acht:
1. Lees de procedures voor installatie, inspectie en onderhoud in deze handleiding zorgvuldig door.
2. Zorg dat de belastingen aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
- De belastingen mogen niet worden kortgesloten.
- De belastingen mogen de waarden uit de technische specificaties niet
overschrijden.
3. Alle ingangs- en uitgangslijnen van de F3SH-A moeten ter voorkoming van
elektrische schokken met een dubbele of beschermende isolatie worden beveiligd tegen gevaarlijke spanningsniveaus (230 VAC, etc.), en niet uitsluitend tegen 24 VDC. In geval van de combinatie met de F3SP-B1P moeten
alle relaisuitgangsklemmen (13-14, 23-24, 33-34 en 41-42) tegen gevaarlijke spanningsniveaus worden geïsoleerd met een standaardisolatie.
4. De F3SH-A moet als industrieel afval worden afgevoerd.
Installatieomgeving
• Installeer de F3SH-A niet in de volgende omgevingen:
- Locaties die zijn blootgesteld aan fel interferentielicht (zoals direct
zonlicht).
- Locaties met een hoge vochtigheid, waar naar alle waarschijnlijkheid
condensatie zal optreden.
- Locaties die zijn blootgesteld aan corrosieve gassen.
- Locaties die zijn blootgesteld aan trillingen of schokken die de bepalingen in de specificaties overschrijden.
- Locaties waar de sensor rechtstreeks met water in contact kan komen.
• Gebruik geen radiotoestellen, zoals mobiele telefoons, portofoons of
transceivers met een hoog vermogen, in de buurt van de F3SH-A.
Aansluiting en montage
• Zorg dat voor het aansluiten de stroom UIT staat, omdat anders de werking van het lichtscherm kan worden belemmerd door de diagnosefunctie.
• Gebruik afgeschermde kabels met paarsgewijs gedraaide draden (geleiderdoorsnede: 0,3 mm
len uitbreidt met een andere kabel dan de hiervoor bestemde kabel
(F39-JC). Sluit deze aan op de afscherming naar de 0V-lijn.
• Zorg bij vervanging van de kabelconnector door een andere connector
(zoals een harsgevulde connector) dat de connector voldoet aan beschermingsklasse IP54 of hoger.
• Als de afstand tussen de zender en ontvanger minder dan 0,2 meter
bedraagt, kan er een storing optreden. In dat geval wordt de F3SH-A
tijdelijk in de UIT-status gezet. Installeer de F3SH-A alleen binnen het
nominale werkingsbereik.
• Controleer de signaalnamen (kabels en aansluitklemmen) tijdens de
aansluiting.
• Tref maatregelen ter voorkoming van onderlinge interferentie bij gebruik van twee of meer F3SH-A's naast elkaar.
• Bedien het besturingssysteem pas één of meerdere seconden na inschakeling van de stroom naar de F3SH-A.
• Leg de kabel van de F3SH-A uit de buurt van hoogspanningskabels of
door een eigen kabelgoot of buis.
• De zender en ontvanger moeten parallel en tegenover elkaar worden
gemonteerd.
Reinig de F3SH-A niet met oplosmiddelen, zoals verfverdunner, benzine of
aceton, aangezien hierdoor de hars- en laklaag zal worden opgelost.
De F3SH-A kan geen transparante of semi-transparante materialen detecteren.
2
of meer) wanneer u de communicatiekana-
v
Voordat u de F3SH-A in gebruik neemt
Controleer of met elke F3SH-A de volgende items zijn meegeleverd. Neem
contact op met de dichtstbijzijnde OMRON-vertegenwoordiger of distributeur
als er items ontbreken.
• F3SH-A09P03 unit (zender aantal 1, ontvanger aantal 1)
• Montagebeugels (boven en onder) aantal. 4
• Montagebeugels (middel)
Geleverd inclusief lichtschermen met een montageafstand van
640 mm of meer. Afhankelijk van de hoogte van de sensor kunnen binnen 640 mm maximaal 4 sets worden gemonteerd (max. 2 sets voor
elke zender en ontvanger).
8 x M4-schroeven
Montagebeugel
(boven en onder)
Middenmontagebeugels (3)
6 x M4-schroeven
• Foutmoduslabel aantal 1
• Instructiehandleiding (deze handleiding) aantal 1
Ontvangen lichtintensiteit wordt aangegeven door een 5-segments LEDdisplay voor bundeluitlijning.
■ Indicatie van foutmodus
Foutmodus aangegeven door een afzonderlijk 3-segments LED-display.
■ Veiligheidsfuncties:
• Functie voor externe test (onderbreking uitstraling)
• Functie voor externe relaisbewaking (EDM)
• Blokkeerfunctie
■ Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
Biedt de mogelijkheid de sensorstatus naar een PLC of ander apparaat te
zenden.
■ Controller: F3SP-B1P (optioneel toebehoren)
Biedt de mogelijkheid de sensor snel in een veiligheidscircuit op te nemen.
■ Handconsole: F39-MC11 (optioneel toebehoren)
Door deze handconsole op de sensor aan te sluiten, kan toegang worden verkregen tot diverse functies van de sensor.
■ Beschermingsgraad: IP65 (alleen voor sensor)
■ Master - slave modellen
Bij het master - slave type kunnen meerdere units worden doorverbonden om
onderlinge interferentie te voorkomen. Ook kan een externe indicator worden
aangesloten om de sensorstatus aan te geven.
1-2Functies
1-2-1Blokkeerfunctie
De automatische en handmatige reset zijn optionele modi van de F3SH-A, die
kunnen worden ingesteld door aanpassing van de bedrading van het apparaat.
Automatische resetmodus
1-2-1-1Automatische reset-modus inschakelen:
Nadat de stroom is ingeschakeld en geen van de bundels wordt onderbroken,
worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de AANstatus gezet.
1) Laat de lijn van de vergrendelingskeuze-ingang open of verbind deze met 0 VDC.
2) Verbind de reset-ingangslijn met 24 VDC. (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC)
3) Schakel de stroomtoevoer naar de F3SH-A in.
Handmatige reset-modus
2
Er zijn 3 opties voor de handmatige reset:
• Start-/herstartvergrendeling
Nadat de stroom is ingeschakeld, of wanneer ten minste één bundel
wordt onderbroken, wordt het veiligheidslichtscherm in de vergrendelingsstatus gezet.
• Startvergrendeling
Het veiligheidslichtscherm wordt uitsluitend in de vergrendelingsstatus
gezet nadat de stroom is ingeschakeld.
FunctiesHoofdstuk 1-2
• Herstartvergrendeling
Het veiligheidslichtscherm wordt uitsluitend in de vergrendelingsstatus
gezet als ten minste één bundel wordt onderbroken.
In de fabriek is de start-/herstartvergrendeling ingesteld op de handmatige
reset-modus. Andere opties kunnen met de optionele handconsole F39-MC11
worden geselecteerd. Wanneer de sensor in de vergrendelingsstatus wordt
gezet, blijven de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de
UIT-status staan. Zelfs wanneer alle bundels zouden vrijkomen, worden de
uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat niet in de AAN-status
gezet. Wanneer geen enkele bundel in de detectiezone wordt onderbroken,
wordt door het toepassen van de reset-ingang (zie opmerking) de vergrendelingsstatus gereset en worden de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de AAN-status gezet.
OpmerkingBreng op de reset-ingangslijn gedurende 100 ms of langer een spanning aan
van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC). Schakel vervolgens de stroom
naar de reset-ingangslijn uit of pas een spanning toe van 0 VDC.
1-2-1-2Handmatige reset-modus inschakelen:
1. Verbind de reset-ingangslijn met 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC).
2. Verbind de reset-ingangslijn via een reset-schakelaar (arbeidscontact) met
24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC).
3. Schakel de stroomtoevoer naar de sensor in terwijl het contact van de reset-schakelaar open blijft.
Opmerking 1: De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus
moet buiten de gevaarlijke zone worden geïnstalleerd. Voordat
de start-/herstartvergrendeling wordt gereset, moet de gevaarlijke zone zichtbaar vrij van personen zijn.
2: Voorkom dat de niet-aangesloten draden van het veiligheids-
lichtscherm kortsluiting kunnen maken met andere draden.
1-2-2 Testfunctie
1-2-2-1Zelftest
1-2-2-2Externe test
Nadat de stroom is ingeschakeld, voert de F3SH-A binnen één seconde een
volledige zelftest uit. Bovendien wordt er regelmatig een zelftest (binnen de
reactietijd) uitgevoerd tijdens de werking.
Met deze functie kan de lichtuitstraling van het lichtscherm op elk gewenst
moment worden onderbroken om te controleren of de uitgang UIT staat. Wanneer er een spanning van 24 VDC (9 V tot Vs, nominaal 24 VDC) (zie opmerking 1) op de test-ingangslijn van de zender wordt gezet, stopt de zender met
uitstralen.
T
x 4 max.
UIT
Testingang
Uitgangen van het uitgangssignaalomschakelapparaat
T
: Responstijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
AAN
T
: Responstijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
H
L (open)
AAN
UIT
Opmerking 1:Toegepaste tijd moet meer dan vier keer T
2: Zie "1-3 Nominale gegevens en prestaties" voor T
T
AAN
x 2 max.
UIT
(opm. 1)
(opm. 2)
bedragen.
AAN
en T
UIT
.
3
FunctiesHoofdstuk 1-2
1-2-2-3Foutdetectie en -herstel (geblokkeerde status)
Als tijdens de zelftest een fout wordt aangetroffen, neemt de sensor de
geblokkeerde status aan, blijven de uitgangen van het uitgangssignaalomschakelapparaat in de UIT-status staan, en wordt de foutmodus weergegeven (zie opmerking 1).
Wanneer de stroom weer wordt ingeschakeld of er spanning wordt gezet op
de reset-ingang (zie opmerking 2) van het veiligheidslichtscherm, wordt de
geblokkeerde status gereset. (Bij stoorsignalen kan de geblokkeerde status
worden gereset door de stoorsignalen te elimineren.)
Opmerking 1: Zie "1-2-8 Indicators" voor de indicatiepatronen.
2: In geval van de handmatige reset-modus:
breng op de reset-ingangslijn gedurende 100 ms of langer een
spanning aan van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC),
schakel vervolgens de stroom naar de reset-ingangslijn uit, of
pas een spanning toe van 0 VDC.
In geval van de automatische reset-modus:
open de reset-ingangslijn of verbind deze met 0 VDC gedurende 100 ms of langer. Breng vervolgens weer een spanning
van 24 VDC (9 VDC tot Vs, nominaal 24 VDC) aan.
1-2-3Hulpuitgang (geen veiligheidsuitgang)
De standaardwaarde van deze uitgang is het omschakelsignaal van de veiligheidsuitgangen (uitgang Donker-AAN). Deze uitgang kan door aansluiting op
een PLC of ander apparaat worden gebruikt voor bewakingsdoeleinden.
T
x 2 max.
UIT
T
:
UIT
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Uitgangen van het uitgangssignaalomschakelapparaat
Hulpuitgang
(Uitgangsmodus Donker-AAN)
: Responstijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
T
AAN
T
: Responstijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
T
AAN
x 5 max.
T
UIT
:
De hulpuitgang kan wordt geselecteerd om een van de volgende uitgangsbewerkingsmodi te selecteren via de F39-MC11.
• Uitgangsmodus Donker-AAN
• Uitgangsmodus Licht-AAN
• Lichtdiagnosemodus
• Blokkeermodus
• Bewakingsmodus buitenste bundel
• Modus Specifieke bundel
• Bewakingsmodus afscherming
In het bovenstaande schema wordt de tijdmetingkaart voor de uitgangsmodus
Donker-AAN getoond. Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11
voor meer informatie.
1-2-4Externe-indicatoruitgang
Deze uitgang kan worden aangesloten op een externe indicator om een van
de door de F39-MC11 geselecteerde bewerkingsmodi weer te geven. De
standaardwaarde van deze uitgang is Licht-AAN. Te selecteren uitgangsmodi:
• Uitgangsmodus Donker-AAN
• Uitgangsmodus Licht-AAN
4
FunctiesHoofdstuk 1-2
• Lichtdiagnosemodus
• Blokkeermodus
T
x 2 max.
UIT
:
T
UIT
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Uitgangen van het uitgangssignaalomschakelapparaat
Externe-indicatoruitgang
(Uitgangsmodus Licht-AAN)
: Responstijd (UIT naar AAN) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
T
AAN
T
: Responstijd (AAN naar UIT) van uitgangssignaal-omschakelapparaat
UIT
AAN
UIT
AAN
UIT
T
AAN
In het bovenstaande schema wordt de tijdmetingkaart voor de uitgangsmodus
Licht-AAN getoond. Raadpleeg de instructiehandleiding van de F39-MC11
voor meer informatie.
Zoals wordt geïllustreerd in de onderstaande afbeelding, kan de indicator
rechtstreeks aan de sensor worden bevestigd met behulp van de externe indi-
(alleen voor gebruik bij master - slave typen).
cator F39-A01P
-
x 5 max.
T
UIT
:
Verlichtingsgedeelte
1-2-5Functie voor externe relaisbewaking (EDM)
Deze functie maakt het mogelijk de status van de rustcontacten van de schakeltoestellen (*1) te volgen. Hierdoor kan een storing van een schakeltoestel, zoals
een gesoldeerd contact, worden opgespoord. Sluit (*2) het rustcontact van de
schakeltoestellen aan op de ingangslijn van de externe relaisbewaking van de
ontvanger. Als de juiste logische relatie tussen de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat en de ingang van de externe relaisbewaking niet wordt
aangehouden, wordt de sensor onmiddellijk in de geblokkeerde status gezet en
nemen de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat de UIT-status
aan. Het veiligheidslichtscherm heeft een normale werking tot 300 ms max.(*3).
Hierdoor is er ruimte voor de vertragingstijd die wordt veroorzaakt door het vrijgeven van de schakeltoestellen. Voor de correcte werking van deze functie zijn
goedgekeurde typen schakeltoestellen met geleide contacten vereist.
Externe indicator
■ [Als de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt]
Als de ingang van de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt, sluit u de
hulpuitgang in de uitgangsmodus Donker-AAN aan op de ingangslijn van de
externe relaisbewaking, of schakelt u de externe relaisbewaking uit met de
F39-MC11 handconsole.
* 1. Schakeltoestellen bestaan doorgaans uit relais of schakelaars waarmee
bewegingen rechtstreeks kunnen worden bestuurd.
* 2. Verbind de draden zodanig dat via de in serie geschakelde rustcontacten
24 VDC wordt gezet op de ingang van de externe relaisbewaking.
(Zie 2-4 Bedrading.)
* 3. (De waarde kan worden gewijzigd door de F39-MC11.)
5
FunctiesHoofdstuk 1-2
1-2-6Detectiezone
[Afstand tussen de
bovenste en onderste
bundel]
[Markering middellijn
bundel]
Beveiligingshoogte
F3SH-A:De afstand tussen het midden van de bovenste en onderste
bundels van het veiligheidslichtscherm
De beide lijnen die in het midden van de afdekkingen zijn aangebracht, geven
het midden van de bundels aan. (Zie de onderstaande afbeelding.) Deze
positie is een referentielijn voor het meten van de veiligheidsafstand. Gebruik
de lijn die zich het dichtst bij het gevaarlijke gedeelte bevindt, als referentielijn
voor de veiligheidsafstand.
Markering middellijn bundel
Veiligheidsafstand
Beveiligingshoogte
1-2-7Master - slave
Gevaarlijke zone
series
Andere series
Sensoren kunnen in serie worden aangesloten met behulp van de connectoren voor serieschakeling. (Zie de onderstaande afbeelding.) Zowel het nietgekoppelde type als het master - slave geschakelde type kan worden gebruikt
voor de veiligheidslichtschermen die zich aan het boveneinde bevinden.
Wanneer een van de bundels van de in serie geschakelde sensoren wordt
onderbroken, worden beide uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat in de UIT-status gezet. De LED-indicator van elk veiligheidslichtscherm gaat afzonderlijk aan.
• Aantal in serie geschakelde veiligheidslichtschermen: Maximaal 3 sets
• Lengte van kabel serieschakeling: 3 m max.
6
FunctiesHoofdstuk 1-2
1-2-8Indicators
Zender
Kabel master - slave
geschakelde zender
of
Zender
Zenderkabel
Ontvanger
Kabel master - slave
geschakelde ontvanger
of
Ontvanger
Ontvangerkabel
[Zender]
Test indicator (Orange)
Testindicator (oranje)
Lockout indicator (Red)
Blokkeringsindicator (rood)
Interlock indicator (Yellow)
Vergrendelingsindicator (geel)
Power indicator (Green)
Voedingsspanningindicator (groen)
PowerInterlockLockoutTest
ABC1 23 4 5
Error mode
Foutmodus
indicator (Red)
indicator (Rood)
Light intensity level
Niveau lichtintensiteit
indicator (Green)
indicator (Groen)
LEVELERROR
[Ontvanger]
UIT-statusindicator (rood)
AAN-statusindicator (groen)
Blokkeringsindicator (rood)
Blanking-indicator (groen)
Testindicator
Bedrijfsindicator
Blokkeringsindicator
Vergrendelingsindicator
Foutmodusindicator (rood)
Niveau lichtintensiteitindicator (Groen)
Niveau-indicator
lichtintensiteit
(groen)
Foutmodusindicator (Rood)
Voedingsspanningindicator: Licht op als de stroom is ingeschakeld.
Vergrendelingsindicator: Licht op tijdens de vergrendelingsstatus
Blokkeringsindicator:Knippert tijdens de geblokkeerde status.
Testindicator: Licht op tijdens externe test, knippert nadat er 30.000 uur zijn verstreken.
AAN-statusindicator:Licht op als de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat zich in
de AAN-status bevinden.
UIT-statusindicator:Licht op als de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat zich in
de UIT-status bevinden.
Lichtintensiteitniveau-
Licht op afhankelijk van de lichtintensiteit. (Zie onderstaande tabel.)
indicator:
7
FunctiesHoofdstuk 1-2
Foutmodus-indicator:Knippert om de foutmodus aan te geven. (Knipperpatroon hangt af van de
foutstatus. Zie onderstaande tabel.)
1 2 3 4 5Niveau lichtintensiteit
Lichtintensiteitniveauindicator
Licht op Licht niet op
A B CFoutoorzaak
Indicator
foutmodus
Knippert Licht niet op
200% en hoger van AAN-drempel
150 tot 200% van AAN-drempel
100 tot 150% van AAN-drempel
75 tot 100% van AAN-drempel
50 tot 75% van AAN-drempel
Minder dan 50% van AAN -drempel
De vergrendelingskeuze-ingangslijn of
de reset-ingangslijn is niet correct
bedraad of verbroken.
Relaiscontact is gesoldeerd. De vrijgavetijd van het relais is te lang. De
ingangslijn van de externe relaisbewaking is niet correct bedraad of verbroken.
Communicatiekanaal (RS-485) is niet
correct aangesloten, is verbroken of
veroorzaakt andere fouten.
Een van de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat
maakt kortsluiting of is niet correct
bedraad.
Onderlinge interferentie. Er wordt
interferentielicht ontvangen.
De ontvanger en zender zijn niet van
hetzelfde type. Totaal aantal in serie
geschakelde ontvangers en zenders is
niet gelijk.
Externe ruis. Interne hardwarestoring
van de ontvanger of zender.
Opmerking Om de diagnose van foutoorzaken te vergemakkelijken, kan het
meegeleverde foutmoduslabel het beste in de buurt van het veiligheidslichtscherm worden aangebracht.
8
Nominale gegevens en prestatiesHoofdstuk 1-3
1-3Nominale gegevens en prestaties
1-3-1Technische gegevens
Type/itemNiet gekoppeldF3SH-A-A09P03
SerieschakelingF3SH-H-A09P03-01
Lichtbundelafstand300 mm
Buitenste-lichtbundelafstand900 mm
Aantal lichtbundels (n)4
Werkingsbereik0,2 tot 10,0 m
ResponstijdAAN naar UIT: max. 10 ms, UIT naar AAN: max. 40ms (onder stabiele lichtomstandigheden).
OmgevingstemperatuurTijdens werking: -10 tot 55°C (zonder ijsafzetting)
VochtigheidsgraadTijdens werking: 35 tot 95% RH (zonder condensatie)
OmgevingslichtintensiteitGloeilamp: 3000 Ix max. (lichtintensiteit op het ontvangeroppervlak)
Isolatieweerstand20 MΩ min. (bij 500 VDC)
Zender140 mA max.
Ontvanger100 mA max.
OntvangerLichtintensiteitniveau-indicator (groene LED x5): licht op afhankelijk van de lichtintensiteit
Zie 1-3-2 voor meer informatie.
Binnen ±2,5° voor de zender en ontvanger bij een detectieafstand van minimaal 3 meter, conform IEC 61496-2.
Twee PNP-transistoruitgangen, belastingstroom 300 mA max., restspanning 2 V max.
(behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Eén PNP-transistoruitgang, belastingstroom 50 mA max., restspanning 2 V max.
(behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Eén PNP-transistoruitgang, belastingstroom 50 mA max., restspanning 2 V max.
(behalve bij spanningsvermindering door een verlengde kabel).
Hulpuitgang: Donker-AAN (kan worden gewijzigd met de F39-MC11)
Externe-indicatoruitgang: Licht-AAN (kan worden gewijzigd met de F39-MC11) *2
Spanning AAN: 9 tot 24 VDC (3 mA max. afvoerstroom)
Spanning UIT: 0 tot 1,5 VDC of open
Foutmodus-indicator (rode LED x3): knippert om de foutmodus aan te geven
Voedingsspanningindicator (groene LED): licht op als de stroom is ingeschakeld
Vergrendelingsindicator (gele LED): licht op tijdens de vergrendelingsstatus
Blokkeringsindicator (rode LED): knippert tijdens de geblokkeerde status
Testindicator (oranje LED): licht op tijdens externe test *3
Foutmodus-indicator (rode LED x3): knippert om de foutmodus aan te geven
UIT-statusindicator (rode LED): licht op als uitgangssignaal-omschakelapparaten in UIT-status staan
AAN-statusindicator (groen): licht op als uitgangssignaal-omschakelapparaten in AAN-status staan
Blokkeringsindicator (rode LED): knippert tijdens de geblokkeerde status
Voedingsspanningindicator (groene LED): licht op als de stroom is ingeschakeld
• Aantal master - slave sensoren: maximaal 3 sets
• Lengte van kabel serieschakeling: 3 m max.
• Externe test (stopfunctie lichtuitstraling via testingang)
• Functie externe relaisbewaking (EDM)
Tijdens opslag: -30 tot 70°C
Tijdens opslag: 35 tot 95% RH
Zonlicht: 10.000 Ix max. (lichtintensiteit op het ontvangeroppervlak)
9
Nominale gegevens en prestatiesHoofdstuk 1-3
Isolatiespanning1000 VAC 50/60 Hz 1 minuut
BeschermingsgraadIP65 (IEC60529)
TrillingsbestendigheidNormaal bedrijf: 10 tot 55 Hz, dubbele amplitude 0,7 mm, in richtingen X, Y en Z voor 20 golflijnen
ToebehorenInstructiehandleiding, montagebeugels (boven en onder),
Toepasselijke normenIEC61496-1, EN61496-1 Type 4 ESPE (elektrogevoelige beveiligingsapparatuur)
Normaal bedrijf: 100 m/s2, in richtingen X,Y en Z, 1000 maal
UL 20276 (vlambestendig:), 8 aders (0,3 mm2 x 4 paar), buitendiameter 6,6 mm, met gevlochten
afscherming, toegestane buigradius: R 36 mm.
montagebeugels (middel), foutmoduslabel
IEC61496-2 Type 4 AOPD (opto-elektronische beveiligingsapparatuur)
Opmerking 1 Door het veiligheidscircuit kan de werking afwijken van een
conventionele AAN/UIT-schakeling.
2 Beschikbaar voor F3SH-AP03-01
3 Knippert nadat er 30.000 uur zijn verstreken als indicator voor
preventief onderhoud.
4 In de fabriek is de modus voor de handmatige reset ingesteld
op start-/herstartvergrendeling.
Met behulp van de F39-MC11 kan de start- of de herstartvergrendeling worden geselecteerd.
5 Bij verlenging van de kabel moet ten minste een gelijkwaardige
kabel worden gebruikt. Maak de kabel niet langer dan hieronder
wordt aangegeven. Leg de kabel van de F3SH-A uit de buurt van
hoogspanningskabels of door een eigen kabelgoot of buis.
• In gevallen zonder master - slave schakeling: 100 m max.
• In geval van 2 master - slave schakeling sensoren: 80 m max.
• In geval van 3 master - slave schakeling sensoren: 30 m max.
1-3-2Responstijd
Voor 2 sets:
Voor 3 sets:
OpmerkingAls de controller F3SP-B1P in het veiligheidscircuit is opgenomen, berekent u
■ De responstijd voor master - slave typen wordt als volgt berekend:
Responstijd (AAN naar UIT): Responstijd van veiligheidslichtscherm 1 +
responstijd van veiligheidslichtscherm 2 + 3 ms
Responstijd (UIT naar AAN): Responstijd van veiligheidslichtscherm 1 +
responstijd van veiligheidslichtscherm 2 + 12 ms
Responstijd (AAN naar UIT): Responstijd van veiligheidslichtscherm 1 +
responstijd van veiligheidslichtscherm 2 + responstijd van sensor 3 + 4 ms
Responstijd (UIT naar AAN): Responstijd van veiligheidslichtscherm 1 +
responstijd van veiligheidslichtscherm 2 + responstijd van sensor 3 +16 ms
■ De responstijd van F3SP-B1P is 10 ms, de bedrijfstijd is 100 ms.
de veiligheidsafstand door de responstijden van de controller en F3SH bij
elkaar op te tellen.
Gebruik de F3SH-A niet op machines die in noodsituaties niet met een noodstopknop buiten werking kunnen worden gesteld, zoals persmachines met
een koppelingssysteem met volledige rotatie. Als de machine niet stopt voordat iemand het gevaarlijke gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
Breng een veiligheidsconstructie rond de machine aan, zodat u eerst door de
detectiezone van de F3SH-A moet gaan voordat u een gevaarlijk gedeelte
van de machine kunt bereiken. Monteer de F3SH-A zodanig dat bij werkzaamheden aan gevaarlijke delen van de machine alle lichaamsdelen van de
operator binnen de detectiezone blijven.
De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig
worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar en vrij van
personen is. Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit het gevaarlijke gebied te bedienen.
Gebruik de F3SH-A niet in ontvlambare en explosieve omgevingen. In dergelijke omgevingen kan de F3SH-A een explosie veroorzaken.
De F3SH-A beschermt het lichaam van de operator niet tegen voorwerpen die
uit het gevaarlijke gedeelte worden geworpen. Breng de juiste mechanische
beveiligingen aan om de operator te beschermen tegen dergelijke potentieel
gevaarlijke voorwerpen.
Monteer de F3SH-A op de juiste wijze op de machine en zet de kabelconnector vast.
Correcte installatie
2-1-2
Veiligheidsafstand
!WAARSCHUWING
De F3SH-A kan alleen worden gebruikt voor het detecteren van personen die zich
in de detectiezone begeven en niet voor het detecteren van handen of vingers.
Evalueer de volgende intrusierisico's om de juiste installatiepositie vast te stellen.
• Intrusies via de ruimte onder de onderste bundel
• Intrusies via de ruimte boven de bovenste bundel
• Intrusies tussen de bundels door
In de norm EN999 worden voor sensoren met 4 bundels de onderstaande
waarden aanbevolen voor de hoogte van elke bundel ten opzichte van een
referentieoppervlak.
Aantal lichtbundelsHoogte ten opzichte van
4300, 600, 900, 1.200
Houd altijd een veiligheidsafstand (S) aan
tussen de F3SH-A en een gevaarlijk gedeelte
van een machine. Als de machine niet stopt voordat iemand het gevaarlijke
gedeelte betreedt, kan dit tot ernstig letsel leiden.
De "veiligheidsafstand" is de minimumafstand die moet worden aangehouden
tussen de F3SH-A en een gevaarlijk gedeelte van een machine, zodat de
machine stopt voordat deze door iets of iemand wordt bereikt. De veiligheidsafstand wordt berekend op basis van de volgende vergelijking wanneer een
persoon zich loodrecht op de detectiezone van een sensor beweegt.
Veiligheidsafstand (S) =
intrusiesnelheid in de detectiezone (K) x totale reactietijd voor de machine en
veiligheidslichtscherm (T) + extra afstand berekend op basis van het detectievermogen van de sensor (C) ... (1)
het referentieoppervlak
(mm)
1200
900
600
300
12
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
De veiligheidsafstand kan afhankelijk van de nationale normen en individuele
machine-instellingen verschillen. Zorg dat u de juiste normen en standaardinstellingen raadpleegt.
De vergelijking zal ook verschillen als de richting van de intrusie niet loodrecht
op de detectiezone van het veiligheidslichtscherm is gericht.
■ <Verwijzing> Methode voor het berekenen van de veiligheidsafstand volgens
de Europese norm EN999 (voor intrusies loodrecht op de detectiezone).
Veiligheidsafstand
Middellijn bundel
Gevaarlijk
gedeelte
Richting van binnenkomst
Detectiezone
[Oplossing 40 mm of
minder]
Vervang K = 1.600 mm/s en C = 850 in de vergelijking (1) en voer de berekening op de onderstaande wijze uit.
S = 1.600 mm/s x (Tm + Ts) + 850 (2)
Waarbij: S = veiligheidsafstand (mm)
Tm = reactietijd machine (s) *1
Ts = reactietijd van veiligheidslichtscherm (s) *2
Voorbeeld:
Tm = 0,05s, Ts = 0,01s:
S= 1.600 mm/s x (0,05s + 0,01s) + 850 mm
= 946 mm
1. De reactietijd van de machine heeft betrekking op de maximale tijd vanaf
het moment dat de machine een stopsignaal krijgt tot het moment waarop
het gevaarlijke gedeelte van de machine stopt. De reactietijd van de machine moet op de desbetreffende machine worden gemeten. De reactietijd
van de machine moet regelmatig worden gemeten en goedgekeurd.
2. De reactietijd van het veiligheidslichtscherm heeft betrekking op de tijd die
de uitgang nodig heeft om van AAN naar UIT te schakelen.
■ <Verwijzing> Methode voor het berekenen van de veiligheidsafstand
conform ANSI B11.19 (VS).
Veiligheidsafstand (S)=
intrusiesnelheid in de detectiezone (K) x reactietijd
(Ts + Tc + Tr) + extra afstand (Dpf) ...(4)
Waarbij: K= intrusiesnelheid (de aanbevolen waarde in de OSHA-norm
is 1.600 mm/s).
ANSI B11.19 definieert geen intrusiesnelheid (K). Tijdens
het bepalen van K moet met alle mogelijke factoren rekening worden gehouden, ook de fysieke kenmerken van de
operator.
Ts = tijd die de machine nodig heeft om te stoppen (s)
Tr = responstijd (s) van F3SH-A *1
Tc = maximale reactietijd die het besturingssysteem van de
machine nodig heeft om te remmen
Tbm = extra tijd (s)
13
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
Wanneer het veiligheidslichtscherm zodanig wordt geïnstalleerd dat de onderste bundel is gepositioneerd op een hoogte van 300 mm boven het referentieoppervlak, bevindt de bovenste bundel zich op een hoogte van 1.200 mm
en Dpf = 900 mm.
Voorbeeld:
Waarbij: K = 1.600 mm/s, Ts + Tc = 0,06 s, Dpf = 900 mm
Uit vergelijking (4):
S = 1.600 x (0,06 + 0,1) + 900 mm = 1.012 mm
1. De reactietijd van de sensor heeft betrekking op de tijd die de uitgang
nodig heeft om van AAN naar UIT te schakelen.
2-1-3
Afstanden vanaf reflecterende oppervlakken
!WAARSCHUWING
Installeer de F3SH-A om de effecten van reflectie vanaf oppervlakken in de
buurt tot een minimum te beperken. Als er geen rekening met deze effecten
wordt gehouden, kan er ernstig letsel ontstaan.
Installeer de F3SH-A met de hieronder aangeduide minimumafstand D van
reflecterende oppervlakken (zeer reflecterende oppervlakken) zoals metalen
wanden, vloeren, plafonds en werkvlakken.
Reflecterend oppervlak
D
5
L
Ontvanger
5
Zender
Reflecterend plafond
D
Detectiezone
L
D
Reflecterende vloer
Ontvanger
Zender
14
Afstand tussen zender en ontvanger
(werkingsbereik L)
0,2 tot 3 m0,13 m
meer dan 3 mL/2 x tan5°= L x 0,044 (m)
OpmerkingDe effectieve openingshoek van de F3SH-A bedraagt ±2,5°(als L>3m), zoals
gedefinieerd in IEC61496-2. Desondanks dient u van een effectieve openingshoek van ±3° uit te gaan en F3SH-A op een afstand van de reflecterende oppervlakken te installeren. Ook dient u tijdens de installatie rekening te
houden met de verschillen tussen de bundels.
Minimaal toegestane installatieafstand D
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
2
2-1-4
Onderlinge interferentie voorkomen
!WAARSCHUWING
Het settype van de zender en ontvanger moet overeenkomen.
De F3SH-A mag niet in een reflecterende configuratie worden gebruikt,
omdat het detecteren in dat geval kan mislukken.
Plaats bij gebruik van meerdere F3SH-A-sets lichtonderbrekingspanelen om
onderlinge interferentie te voorkomen.
Meerdere sets van de F3SH-A kunnen in serie worden geschakeld.
Correct
<Correct>
Zender 1
Kabel
Cable
F39-JCR2B
Cable
F39-JCR2B
of
F39-JCR2B
or F39-JC3B
F39-JC3B
or F39-JC3B
Zender 2
Emitter2
Emitter1
Emitter1
Emitter2
<Correct>
Ontvanger 1
Receiver1
Receiver1
Ontvanger 2
Receiver2
Receiver2
Ontvanger
Receiver
Receiver
Zender
Emitter
Emitter
Fout
Fout
<Incorrect>
Zender 1
Emitter1
Emitter1
Ontvanger 2
Receiver2Emitter2
Receiver2Emitter2
Schakel nooit zenders en ontvangers
Do not series-connect an emitter to
Do not series-connect an emitter to
in serie. Hierdoor zal een geblokkeer-
an receiver. An lockout status
an receiver. An lockout status
de status optreden.
occurs.
occurs.
<Incorrect>
Ontvanger 1
Receiver1
Receiver1
<Incorrect>
Zender 1
Emitter1Receiver2
Emitter1Receiver
Zender 2
Emitter2
Emitter2
Zender 2
Plaats nooit zenders en ontvangers van
Do not install an emitter and an receiver
verschillende typen tegenover elkaar.
Do not install an emitter and an receiver
facing each other when their types are
Hierdoor zal een geblokkeerde status
facing each other when their types are
different. An lockout status occurs or
different. An lockout status occurs or
optreden of de detectie onmogelijk wor-
detection becomes impossible.
detection becomes impossible.
den.
<Incorrect>
Ontvanger 2
Ontvanger 1
Receiver1
2. Niet master - slave geschakeld
Als u twee of meer veiligheidslichtschermen installeert zonder deze onder-
ling te verbinden, dient u veiligheidsmaatregelen te nemen om onderlinge
interferentie te voorkomen. Als u dat niet doet, kan de F3SH-A de geblokkeerde status krijgen.
Receiver1
15
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
• Installaties die onderlinge interferentie kunnen veroorzaken
Zender1
Zender1
Zender2
<Fout>
Ontvanger1
<Fout>
Zender2Ontvanger2
Ontvanger1
Ontvanger2
<Fout>
Zender1
Zender2
Ontvanger1
Ontvanger2
• Installatie ter voorkoming van onderlinge interferentie
Installeer de twee veiligheidslichtschermen zodanig dat deze in de tegeno-
• Installeer een lichtonderbrekende wand tussen het veiligheidslichtscherm.
Correct
Zender1
Ontvanger1
Zender2Ontvanger2
16
InstallatievoorwaardenHoofdstuk 2-1
Installeer de veiligheidslichtschermen op installatieafstand van elkaar om
onderlinge interferentie te voorkomen.
Correct
Zender
Emitter
<Correct>
Ontvanger
Receiver
Correct
<Correct>
Zender
EmitterReceiver
Afstand tussen zender
en ontvanger
(werkingsbereik L)
0,2 tot 3 m0,26 m
meer dan 3 mL x tan5°=
D
Ontvanger
Minimaal toegestane
installatieafstand D
L x 0,088 (m)
D
L
Ontvanger
Ontvanger
5°
6
Zender
EmitterReceiver
6
5°
Zender
EmitterReceiver
17
AfmetingstekeningenHoofdstuk 2-2
2-2
Afmetingstekeningen
Zijmontage
(bijv.: zender)
2 montagebeugels
2 montagegaten
38
(41,8)
2 montagegaten
M5 zelfheffende
zeskantschroef
F3SH-A09P03-01
6.5 Ø
30
28
27
22
5,5
11
9,25
15
Connectorafdekking
Markering middellijn
(16)
8
2
969
1001
937
lichtbundel
900
27
14
Montageschroef
gaten
30
4-M5
2-M5
20
22
2-M5
969
Middenmontage-beugel
4 montagegaten
2 montagegaten
5,5
13,5
484,5
16
16,9
20
9 Ø
30
Licht-
bundel
18,5
484,5
1
32
15
45
18
AfmetingstekeningenHoofdstuk 2-2
Montage aan achterzijde
F3SH-A09P03-01
14
Connectorafdekking
20,8
17,3
Montageschroef
gaten
20
4 M5
Markering middellijn
30
lichtbundel
2 montagebeugels
2 montagegaten
(16)
8
2
Middenmontagebeugel
M5 zelfheffende
zeskantschroef
30
6,5 Ø
28
27
22
5,5
937
41,8
900
2 montagegaten
11
9,25
15
38
969
1001
2-M5
22
2-M5
969
484,5
484,5
Lichtbundel
15
1
13,5
45
46,9
32
4 montagegaten
2 montagegaten
20
30
16
9 Ø
19
MontageHoofdstuk 2-3
2-3
2-3-1
Montage
Unit monteren
■ Zorg dat de kabel van de F3SH-A een buigradius van R=36 (mm) of meer
heeft. Als dit niet het geval is, zou de kabel kunnen uitvallen.
Connectorkabel
Connector cable
R36
80mm or more
80 mm of meer
R36
Connectorkabel
Connector cable
■ In de onderstaande afbeelding wordt de bevestiging van de
montagebeugels voor de zender en ontvanger aangebracht.
Ook wordt aangeduid hoe de middenmontagebeugel moet worden geassembleerd en waar de schroefgaten voor montage van de beugels moeten worden aangebracht.
80mm or more
80 mm of meer
20
Montageschroefgaten
Mounting
screw holes
Zender
Montageschroefgaten
Mounting
screw holes
Ontvanger
MontageHoofdstuk 2-3
2-3-2
Afmetingstekening van de montagebeugel
■ Montagebeugel (boven en onder)
6.5 dia.
6,5 Ø
14
24
9 dia.
9 Ø
14.2 dia.
14,2 Ø
22 dia.
4.3
8-R2.15
4 - 30 graden
4-30 deg.
30
20
■ Montagebeugel (middel)
Configuratie voor montage aan achterzijde
5.5
2
9.25
13.5
45
30
R=2 of
minder
R2 or less
Materiaal: koolstaal
25
11
16
2
1
27
17
10
22
30
22
16
18
Middenmontagebeugels (2)
30
Intermediate bracket(2)
2.3
33
6 x M4 veiligheidslichtschermbevestigingsschroeven
M5 x 8 beugelbevestigingsschroeven
M5x8 Bracket fixing screw
Middenmontagebeugels (3)
Intermesiate bracket(3)
M4x6 Sensor fixing screw
13.75
38
15
11
42
20
22
5.5
6.5 Ø
6.5 dia.
9 dia.
9 Ø
5.5
13
11
21.25
16
Materiaal: koolstaal
Configuratie voor montage aan achterzijde
21
MontageHoofdstuk 2-3
Procedure voor opbouw bij gebruik van de meegeleverde montagebeugels
1. Bevestig de onderste beugel (zijde met voedingsstekker) aan een wand of
zuil.
2. Bevestig de middenmontagebeugel (3) aan een wand of zuil.
(3)
Opmerking De middenmontagebeugel (3) van de ontvanger wordt onder-
steboven gemonteerd ten opzichte van de middenmontagebeugel van de zender.
3. Lijn de middenmontagebeugel (2) uit ten opzichte van het uitsteeksel van
de middenmontagebeugel (1) aan de achterzijde van het veiligheidslichtscherm en draai de meegeleverde schroef (M4x6) iets aan.
(2)
22
Opmerking Monteer de middenmontagebeugel (2) in dezelfde richting
(omhoog of omlaag) als de middenmontagebeugel (3).
MontageHoofdstuk 2-3
4. Plaats de connector van het veiligheidslichtscherm in de onderste beugel.
5. Verplaats middenmontagebeugel (2) om deze in hoogte met middenmontagebeugel (3)(5-a) uit te lijnen en draai de schroef (M4x6)(5-b) goed aan.
5-a
(3)
(2)
Opmerking Voer deze stap uit voordat u de bovenste beugel (zijde met de
kap) monteert.
5-b
6. Draai na uitlijning van middenmontagebeugel (2) met middenmontagebeugel (3) in de richting waarin u het veiligheidslichtscherm hebt gemonteerd,
de meegeleverde schroef (M5x8) licht aan.
De middenmontagebeugels (2) en (3) worden geassembleerd op de
volgende drie manieren: 6-a, 6-b, 6-c.
6-a
6-b
6-c
7. Lijn de bovenste beugel (zijde met de kap) uit met het ronde gat in de kap
en bevestig deze aan een wand of zuil.
8. Plaats twee meegeleverde schroeven (M4x8) zowel in de bovenste als in
de onderste beugel en draai de schroeven iets aan (8-a, 8-b). (De onderstaande afbeelding toont de montage van opzij.)
8-a
(1)
8-b
23
MontageHoofdstuk 2-3
9. Stel de torsiehoek van het veiligheidslichtscherm zodanig af dat de vijf lichtinvalniveau-indicators oplichten.
10. Zet de onderste en bovenste beugels goed vast.
11. Zet vervolgens de middenmontagebeugels goed vast.
Bovenste beugel
Middenmontagebeugel (3)
Middenmontagebeugel (2)
Onderste beugel
Hiermee is de procedure voor montage van het veiligheidslichtscherm
voltooid.
[Montage aan achterkant][Montage aan zijkant]
Zendoppervlak
24
BedradingHoofdstuk 2-4
2-4
Bedrading
!WAARSCHUWING
Sluit de uitgangen naar de +24V niet kort. Hierdoor zou de uitgang altijd AAN
blijven, waardoor gevaar kan onstaan. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorziening rechtstreeks met de aardlekbeveiliging om aardfouten te voorkomen. Als u dit niet doet, kunnen de uitgangen door de aardingsfout AAN
blijven. (Hoofdstuk 2-4)
Sluit belastingen aan tussen de uitgang en 0V-lijn. (PNP-uitgang) Als u belastingen aansluit tussen de uitgang en de +24V-lijn, wordt de bedrijfsmodus
omgekeerd en is de machine AAN in geval van een lichtonderbreking.
Gebruik altijd twee uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat om
het veiligheidssysteem te configureren.
Als slechts één uitgangssignaal-omschakelapparaat van het veiligheidssysteem wordt gebruikt, kan bij storingen in een uitgangscircuit ernstig letsel optreden.
Verbind geen enkele van de F3SH-A lijnen met een DC-voedingseenheid met
meer dan 24 VDC +10% of een AC-voedingseenheid. Hierdoor voorkomt u
het gevaar van elektrische schokken.
F3SH-A
F3SN-A
ontvanger
Receiver
(Correct)
(Correct)(Incorrect)
bruin
Brown
groen, wit
Green, White
Belasting
blauw
Blue
Load
+24V
0V
(Fout)
F3SH-A
F3SN-A
ontvanger
Receiver
bruin
Brown
Belasting
groen, wit
Green, White
blauw
Blue
+24V
Load
0V
2-4-1Spanningsvoorzieningseenheden
Voor conformiteit van de F3SH-A met de toepasselijke normen IEC 61496-1
en UL 508 moeten de DC-voedingseenheden aan alle onderstaande voorwaarden voldoen.
• De voedingsspanning moet binnen de gespecificeerde waarden liggen
(24 VDC ± 10 %).
• De voedingseenheid wordt alleen verbonden met de F3SH-A en apparaten die met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SH-A in verband
staan, zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de nominale stroom toereikend te zijn voor alle apparaten. De voedingseenheid
mag niet worden verbonden met andere apparaten of machines.
• De voedingseenheid wordt voorzien van een dubbele of beschermende
isolatie tussen de primaire en secundaire circuits.
• De voedingseenheid reset automatisch de beveiligingskarakteristieken
van overstroom (spanningsdalingen).
• De voedingseenheid handhaaft het uitgangsniveau gedurende ten minste
20 ms.
• De FG-aansluitklem (aarding frame) moet bij gebruik van een in de handel verkrijgbare spanningsstabilisator met de PE-aansluitklem (aardlekbeveiliging) worden verbonden.
• De voedingseenheid moet beschikken over de uitgangskenmerken van
een klasse 2-circuit met begrensde spanning/stroom, zoals gedefinieerd
in UL 508 (zie de opmerking).
• De voedingseenheid moet voldoen aan de wettelijke voorschriften en normen inzake EMC en de veiligheid van elektrische apparatuur in het land
waar de F3SH-A wordt geïnstalleerd en de machines zullen worden
gebruikt. Voorbeeld: De EMC-richtlijn (voor industriële omgevingen) en
de richtlijn voor laagspanning in de EU.
25
BedradingHoofdstuk 2-4
OpmerkingOm brand te voorkomen, moet de voedingseenheid conform UL 508 voldoen
aan de volgende eis (1) of (2) met betrekking tot het secundaire circuit.
1. De voedingseenheid bevat een circuit met begrensde spanning/stroom,
geleverd door een isolerende bron, zoals de secundaire spoel van een isolerende transformator. In het circuit met begrensde spanning/stroom wordt
• de beschikbare stroom beperkt tot maximaal 8 A (ook in geval van
kortsluiting), of er wordt
• een secundaire zekering of andere soortgelijke beveiliging voor het
secundaire circuit gebruikt om de beschikbare nominale stroom te beperken tot 4,2 A (voor de voedingsspanning van 24 VDC).
Aanbevolen
voedingseenheid:
S82K (type van 15 W, 30 W, 50 W of 90 W) gefabriceerd door OMRON.
Certificaat van UL-vermelding (UL 508, klasse 2-uitvoer) en CE-markering
(EMC- en laagspanningsrichtlijnen).
2. De voedingseenheid bevat een circuit volgens klasse 2, dat wordt gevoed
door een isolerende bron die voldoet aan de eisen in de norm voor voedingseenheden voor klasse 2, UL 1310, of de eisen in de norm voor
transformators van klasse 2 en klasse 3, UL 1585.
26
BedradingHoofdstuk 2-4
2-4-2
Bedradingsschema
■ Alleen veiligheidslichtscherm
Bedrading voor de handmatige reset-modus en de externe-relaisbewakingsfunctie
Zender
Zenderkabel
RS-485 (grijs)
RS-485 (roze)
(rood)
Ontvanger
Ontvangerkabel
Open
Testingang (groen)
Reset-ingang
Afscherming
0 V (blauw)
(geel)
Opmer-
king 1
Opmerking 1
+24 V (bruin)
Vergrendelingskeuze-in-
gang (wit)
S1: externe-testschakelaar
S2: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar
K1, K2: relais voor regeling van de gevaarlijke zone, enzovoort
K3: belasting, PLC, enzovoort (gebruikt voor bewaking)
Bedrading voor de automatische reset-modus
Zender
(rood)
Open
Reset-ingang
(geel)
Vergrendelings-
keuzeingang (wit)
+24 V (bruin)
Open
0 V (blauw)
Afscherming
Testingang (groen)
Hulpingang (geel)
+24 V (bruin)
Ingang externe relais-
bewaking (rood)
Uitgangssignaal-omscha-
kelapparaat 1 (groen)
0 V (blauw)
Uitgangssignaal- om-
schakelapparaat 2 (wit)
Afscherming
Opmerking 1: gebruik
een schakelaar die
kleine belastingen kan
toepassen.
Bedrading als de externe relaisbewaking niet wordt gebruikt
Als de externe relaisbewaking niet nodig is:
1) gebruik de F39-MC11 om de externe relaisbewaking uit te schakelen, of
2) als de hulpuitgang in de "uitgangsmodus Donker-AAN staat",
moeten de lijnen volgens de onderstaande afbeelding worden aangesloten om de externe relaisbewaking uit te schakelen.
Ontvanger
Opmer-
king 1
Opmer-
king 1
S3: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar
Als de schakelaar niet nodig is, moet deze tussen de
reset-ingang en +24 VDC worden aangesloten.
+24 V (bruin)
Ingang externe relais-
bewaking (rood)
Opmerking 2
Uitgangssignaal-omscha-
Hulpuitgang (geel)
kelapparaat (groen)
Opmerking 2: als de K3 niet
nodig is, moet de hulpuitgang alleen worden aangesloten op de ingang van de
externe relaisbewaking.
27
BedradingHoofdstuk 2-4
■ Combinatie met de F3SP-B1P
Bedrading voor de handmatige reset-modus en de externe-relaisbewakingsfunctie
Wiring for the Manual reset mode and the EDM function
Zender
Zenderkabel
Emitter cable
F39-JC B-L
Emitter
Ontvanger
Receiver
Ontvangerkabel
Receiver cable
F39-JC B-D
24VDC
+
A1
Vergren-
Interlock
delings-
selection
OSSD1OSSD2
K1K2
A2
F3SP-B1P
Bedrading voor de Automatische reset-modus
Wiring for the Auto reset mode
S1
Opm. 1
(Note1)
Opm. 1
(Note1)
S3
X1H1J1L1H1
S1
(Note1)
Opm. 1
Test
(Opmerking 2)
(Note2)
Opmerking 1: gebruik een schakelaar die kleine belastingen kan toepassen.
Opmerking 2: als de externe relaisbewaking niet nodig is, moet u T31 en T32
kortsluiten.
S2
Opm. 1
(Note1)
X1H1J1L1H1
Reset
Reset
K1
K2
Hulpuitgang
EDM Auxiliary
T31PET32
KM1
KM2
S1: externe-testschakelaar
S2: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar
K1, K2: relais voor regeling van de gevaarlijke zone, enzovoort
K3: belasting, PLC, enzovoort (gebruikt voor bewaking)
Note1:Note2:
P114
K3
S1: External test switchS2: Interlock/Lockout reset switchKM1, KM2: Relay that control the dangerous zone, etc.K3: Load, PLC, etc. (Used for monitoring)
Use a switch which can apply small load.If the EDM is not necessary, short-circuit T31 and T32.
24
KM1KM2
41332313
42
34
28
Vergrende-
Interlock
lingskeuze
selection
S3: blokkeringsreset-schakelaar
S3: Lockout reset switch
(als de schakelaar niet nodig is, dan aansluiten tussen X1 en H1.)
(If the swithch is not necessary, connect between X1 and H1.)
Test
Reset
Reset
BedradingHoofdstuk 2-4
2-4-3
Bedradingsprocedures
1. Verbind de zenderkabel (optionele F39-JC-L met grijze buitenmantel)
met de zender.
2. Verbind de ontvangerkabel (optionele F39-JC-D met zwarte buitenmantel) met de ontvanger.
3. Verbind de 0V-lijn van de spanningsvoorziening rechtstreeks met de aardlekbeveiliging (PE).
OpmerkingLet erop dat u de 0V-lijn goed aansluit. Als u dat niet doet, kan de F3SH-A
worden beschadigd. Controleer de kleur van de kabels en buitenmantels
(zender: grijs, ontvanger: zwart). Door de juiste kleuren worden incorrecte
aansluitingen voorkomen.
■ Connector (aan kant van hoofdunit)
VooraanzichtPennr.SignaalnaamDraadkleur
OntvangerZender
1Uitgangssignaal-
2+24 VDC+24 VDCBruin
3Uitgangssignaal-
4HulpuitgangReset-ingang
5RS-485 (A)RS-485 (A)Grijs
6RS-485 (B)RS-485 (B)Roze
70 V0 VBlauw
8Ingang van de
omschakelapparaat 2
omschakelapparaat 1
externe relaisbewaking
Vergrendelingskeuze-ingang
(INTERLOCK)
TestingangGroen
(RESET)
RustcontactRood
Wit
Geel
■ Connectorkabel met enkel uiteinde (F39–JCA optioneel)
40.7
14,9 dia.
M12
waterdichte
connector
Eenheid: mm
Type (setnaam)Voor zenderVoor ontvangerL
F39-JC3AF39-JC3A-L
F39-JC3AF39-JC7A-LF39-JC7A-D7000
F39-JC10AF39-JC10A-LF39-JC10A-D10000
F39-JC15AF39-JC15A-LF39-JC15A-D15000
L *
Ronde kabel met vinyl geïsoleerd, 6,6 mm dia.
met 8 draden (4 paarsgewijs gedraaide draden)
(draaddoorsnede: 0,3 mm² / buitendiameter van
isolatie: 1,15 mm dia.) Standaardlengte L
* L = 3, 7, 10, 15 m
F39-JC3A-D
Grijze buitenmantel
Zwarte buitenmantel
3000
29
BedradingHoofdstuk 2-4
o
■ Connectorkabel met dubbel uiteinde voor master - slave schakeling en
aansluiting op de F3SP-B1P
(F39–JCB, optioneel)
40.7
14,9 dia.
7
1
865
2
3
4
M12
Waterdichte
connector
Ronde kabel met vinyl geïsoleerd, 6,6 mm dia.
met 8 draden (4 paarsgewijs gedraaide draden)
(draaddoorsnede: 0,3 mm² / buitendiameter van isolatie: 1,15 mm dia.)
Standaardlengte L
* L = 0,2, 3, 7, 10, 15 m
Eenheid: mm
Type (setnaam)Voor zenderVoor ontvangerL
F39-JCR2BF39-JCR2B-L
F39-JC3BF39-JC3B-LF39-JC3B-D3000
F39-JC7BF39-JC7B-LF39-JC7B-D7000Opm.
F39-JC10BF39-JC10B-LF39-JC10B-D10000Opm.
F39-JC15BF39-JC15B-LF39-JC15B-D15000Opm.
Grijze buitenmantel
Opmerking niet bruikbaar voor serieschakeling.
• Connectorkabel met dubbel uiteinde voor serieschakeling en
• De optische oppervlakken van de zender en ontvanger moeten
schoon zijn.
• In de detectiezone van de F3SH-A mogen zich geen objecten bevinden die de lichtstralen onderbreken.
2. Stel de bundels van de zender af.
Stel de torsiehoek van de zender af terwijl u op de lichtintensiteitniveau-
indicators let en de zender zodanig richt dat alle lichtintensiteitniveau-indicators oplichten.
3. Stel de ontvanger af.
Stel de torsiehoek van de ontvanger af terwijl u op de lichtintensiteitniveau-
indicators let en de zender zodanig richt dat alle lichtintensiteitniveau-indicators oplichten.
4. Controleer of alle lichtintensiteitniveau-indicators oplichten.
5. Zet na afloop van de bovenstaande afstellingen alle beugels en montageschroeven vast. Zorg er hierbij voor dat u de bundelafstelling van de sensor niet wijzigt.
Type montagebeugelSchroefaanduiding
Montagebeugel
(boven en onder)
Montagebeugel
(midden)
en -lengte
M4×81,2 Nm
M4×61,2 Nm
M5×82,0 Nm
Aanhaalmoment
2-5
6. Als na de hiervoor beschreven afstelling van de ontvangerhoek geen van
de lichtintensiteitniveau-indicators oplicht, controleert u of de zender en
ontvanger parallel en op dezelfde hoogte zijn gemonteerd.
Controlelijst
Het volgende testlog moet door een gekwalificeerde persoon worden
ingevuld.
Controleer de volgende punten om er zeker van te zijn dat de installatie
correct is uitgevoerd.
1. De stop- en veiligheidsfuncties worden niet belemmerd door de structuur van de machine.
2. Intrusie in een gevaarlijk gedeelte van de machine is niet mogelijk zonder de detectiezone van de F3SH-A te passeren.
3. De F3SH-A detecteert door de beschermende structuur iedere persoon
die zich in het gevaarlijke gebied begeeft.
4. De schakelaar voor het resetten van de vergrendelingsstatus moet zodanig worden geïnstalleerd dat het gehele gevaarlijke gedeelte zichtbaar
vrij van personen is. Ook mag het niet mogelijk zijn de schakelaar vanuit
het gevaarlijke gebied te bedienen.
5. De veiligheidsafstand is berekend.
Berekende afstand: S = ( ) mm
6. De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand.
Werkelijke afstand = ( ) mm
7. Er bevinden zich geen reflecterende oppervlakken in de directe omgeving.
31
ControlelijstHoofdstuk 2-5
Controleer de bedrading aan de hand van de volgende punten voordat u
de stroom inschakelt.
1. De voedingseenheid wordt alleen verbonden met de F3SH-A en apparaten die met de contactloze beveiligingsfunctie van de F3SH-A in verband
staan, zoals veiligheidsregelaars en muting-sensoren. Ook dient de nominale stroom toereikend te zijn voor alle apparaten.
2. De voedingseenheid is een 24 VDC-unit die voldoet aan de EMC-richtlijn, de laagspanningsrichtlijn en de specificaties voor handhaving van het
uitgangssignaal.
3. De polariteit van de spanningsaansluiting is niet omgekeerd.
4. De zenderkabel is correct op de zender aangesloten en de ontvangerkabel correct op de ontvanger.
5. Er is een dubbele isolatie toegepast tussen de I/O-lijnen en mogelijke gevaren (commerciële voedingseenheden en dergelijke).
6. De uitgangen zijn niet kortgesloten naar de +24V-lijn.
7. De belastingen zijn niet aangesloten op de +24V-lijn.
8. Geen van de lijnen is aangesloten op een commerciële voedingslijn.
9. Als er twee of meer units zijn gebruikt, moeten deze correct zijn aangesloten of geïnstalleerd om onderlinge interferentie te voorkomen, of er moeten maatregelen zijn genomen ter voorkoming van onderlinge interferentie.
Controleer de werking van de F3SH-A terwijl de machine buiten werking is.
1. Neem een niet-transparante staaf met een diameter van >= 14 mm.
2. Zorg dat er niets in de detectiezone aanwezig is.
De voedingsspanningindicator en alle lichtintensiteitniveau-indicators lichten binnen zes seconden na inschakeling van de F3SH-A op.
3. Wanneer de staaf langs de markeringen middellijn lichtstraal (∆ markering) binnen de detectiezone wordt bewogen om de lichtstralen te onderbreken, krijgt het veiligheidslichtscherm de status Licht onderbroken (alle
lichtintensiteitniveau-indicators gaan uit en de UIT-statusindicator blijft
branden zo lang de stang zich in de detectiezone bevindt).
Controleer de detectie op de volgende punten:
• Direct voor de zender (A)
• Direct voor de ontvanger (B)
• Halverwege tussen de zender en ontvanger (C)
A
C
B
32
4. Indien de externe testfunctie wordt gebruikt:
Wanneer de testingangslijn met de 9 tot 24 VDC lijn is kortgesloten, licht
de UIT-statusindicator op.
ControlelijstHoofdstuk 2-5
5. Indien de functie externe relaisbewaking wordt gebruikt:
Wanneer het veiligheidslichtscherm wordt onderbroken en de ingangslijn
van de externe relaisbewaking wordt geopend, neemt de sensor de geblokkeerde status aan.
6. Indien de functie startvergrendeling wordt gebruikt:
Zelfs als het veiligheidslichtscherm licht ontvangt na inschakeling van de
stroom, blijft de UIT-statusindicator branden. Als de reset-ingang wordt geactiveerd, lichten de AAN-statusindicator op.
7. Indien de functie herstartvergrendeling wordt gebruikt:
Wanneer het veiligheidslichtscherm wordt onderbroken en vervolgens
weer licht ontvangt, blijft de UIT-statusindicator branden. Als de reset-ingang wordt geactiveerd, licht de AAN-statusindicator op.
Stel de machine in werking en controleer of het gevaarlijke onderdeel
onder de onderstaande omstandigheden stopt.
1. Het gevaarlijke gedeelte stopt onmiddellijk wanneer iedere lichtbundel
op de volgende 3 punten wordt onderbroken door de teststaaf in de detectiezone: direct voor de zender, direct voor de ontvanger, halverwege tussen de zender en ontvanger. (Gebruik een correcte teststaaf zoals is
beschreven in stap 3.)
2. Het gevaarlijke gedeelte blijft buiten werking zo lang de teststaaf zich
binnen de detectiezone bevindt.
3. Het gevaarlijke gedeelte stopt wanneer de stroomtoevoer naar de
F3SH-A wordt uitgeschakeld.
4. De gemeten totale responstijd van de machine is korter dan de berekende tijd.
1. Open: normale lichtuitstraling.
Aangesloten op +24 VDC: stopt lichtuitstraling
2. Zie het bedradingsschema in hoofdstuk 2-4-2.
3. Het gedeelte dat met de stippellijn is omkaderd, is alleen van toepassing
op de F3SH-A09P03-01.
OpmerkingDe nummers in
mers in c duiden de pennummers van de in serie geschakelde connectoren aan.
Uitgangsgolfvorm van uitgangen uitgangssignaal-omschakelapparaat
Zoals wordt geïllustreerd in onderstaande afbeelding, staan de uitgangen van
het uitgangssignaal-omschakelapparaat staan tijdelijk UIT, zodat de zelftest
voor het circuit van het uitgangssignaal-omschakelapparaat kan worden uitgevoerd wanneer de sensor in de AAN-status staat. De circuitdiagnose van
het uitgangssignaal-omschakelapparaat is correct wanneer dit UIT-signaal als
resultaat wordt gegeven. Als het uitgangssignaal geen UIT-signaal bevat,
stelt de ontvanger vast dat er sprake is van een storing in het uitgangscircuit
of de bedrading en krijgt deze de geblokkeerde status.
Het aantal UIT-signalen hangt af van het aantal veiligheidslichtschermen dat
master - slave is geschakeld. (Zie de onderstaande tabel.)
Belasting
Load
Wit
White
1
Uitgangssignaal-
OSSD 2
omschakelapparaat 2
Geel
Yellow
4
Hulpuitgang
Auxiliary output
Blauw
Blue
7
duiden de pennummers van de connectoren aan. De num-
n
Belasting
Load
Belasting
Load
36
I/O-circuitHoofdstuk 3-1
Responstijd (AAN naar UIT)
AAN
Uitgangssignaalomschakelapparaat
UIT
UIT-signaal
Bij gebruik van 2 lichtschermen
Circa 25 µs
160 ~ 200 µs
Aantal lichtschermen master - slave
geschakeld
slave schakeling
Geen master -
2 lichtschermen 2
3 lichtschermen 3
Aantal UIT-signalen
binnen de responstijd
1
De uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat staan AAN, zoals wordt geïllustreerd in de onderstaande figuur, zodat de zelftest voor het circuit van het uitgangssignaal-omschakelapparaat kan worden uitgevoerd wanneer het lichtscherm in de UIT-stand staat.
Controleer zorgvuldig de ingangsreactietijd van een machine die op de F3SH-A is aangesloten, zodat u er
zeker van kunt zijn dat door het UIT-signaal geen storing in de machine zal optreden.
Responstijd (AAN naar UIT)
Uitgangssignaal-
AAN
omschakelapparaat
UIT
AAN-signaal
Circa 130 µs
Bij gebruik van 2 lichtschermen
Aantal lichtschermen master -
slave geschakeld
slave schakeling
Geen master -
2 lichtschermen 2
3 lichtschermen 3
Aantal AAN-signalen
binnen de responstijd
1
37
I/O-circuitHoofdstuk 3-1
38
Dit hoofdstuk beschrijft voorbeelden van een motorbesturingssysteem met een F3SH-A.
Dit hoofdstuk beschrijft voorbeelden van een motorbesturingssysteem met
een F3SH-A. Dit zijn systemen van categorie 4 (EN954-1).
- Samen met controller F3SP-B1P
- Handmatige reset-modus
- Met de functie Externe relaisbewaking
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Reset-schakelaar (S2)
Uitgangssignaal-
omschakelapparaten
K1, K2
maakcontact
KM1, KM2
maakcontact
K1, K2
verbreekcontact
KM1, KM2
verbreekcontact
PLC-ingang 1
PLC-ingang 2
PLC-uitgang
Afhankelijk van de bedrijfsmodus
van de hulpuitgang.
Test
Reset
Ontvanger
AAN1
Hulpuitgang
AAN2
UIT
S1: Externe-testschakelaar
S2: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar
KM1, KM2: Magnetisch relais (LP1D)
KM3: Solid state relais (G3J)
M: 3-fasen motor
E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
PLC: Logisch programmeerbare besturing
(Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het
Externe-testschakelaar (S1)
Afscherming
0V (blauw)
Zender
(rood)
Open
Testingang (groen)
Reset-ingang
(geel)
+24V (bruin)
Vergrendelingskeuze-
ingang (wit)
RS-485(A) (grijs)
RS-485(B) (roze)
+24V (bruin)
Ingang externe
relaisbewaking (rood)
Ontvanger
Uitgangssignaal-
omschakelapparaat 2 (wit)
Uitgangssignaal- omscha-
kelapparaat 1 (groen)
Hulpuitgang (geel)
AAN
UIT
- Handmatige reset-modus
- Met de functie Externe relaisbewaking
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Externe-testschakelaar (S1)
Reset-schakelaar (S2)
Uitgangssignaal-
omschakelapparaten
KM1, KM2
maakcontact
KM1, KM2
verbreekcontact
0V (blauw)
Afscherming
S1: Externe-testschakelaar
S2: vergrendelings-/blokkeringsreset-schakelaar
KM1, KM2: Veiligheidsrelais met geleide contacten (G7SA) of Magnetisch relais (LP1D)
KM3: Solid state relais (G3J)
M: 3-fasen motor
E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
PLC: logisch programmeerbare besturing
(Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het
veiligheidssysteem)
PLC-ingang (*)
PLC-uitgang
* : De uitgangsmodus van de hulpuitgang is de
uitgangsmodus Donker-AAN.
40
ToepassingenHoofdstuk 4-1
•Toepassing 3
Afscherming
0V (blauw)
(rood)
Testingang
Open
(groen)
Reset-ingang (geel)
Vergrendelingskeuze
-ingang (wit)
RS-485(A) (grijs)
RS-485(B) (roze)
+24V (marrón)
+24V (bruin)
Ingang externe
relaisbewaking (rood)
Open
OntvangerZender
Uitgangssignaal-
omschakelapparaat 2 (wit)
Uitgangssignaal- omscha-
kelapparaat 1 (groen)
Hulpuitgang (geel)
0V (blauw)
Afscherming
AAN1
AAN2
- Combinatie met het veiligheidsrelais G9SA-301
- Instelling van de F3SH-A
Automatische reset-modus
Uitschakeling van externe relaisbewaking met de F39-MC11
- Instelling van het veiligheidsrelais
Handmatige reset-modus
Met terugkoppelingslus
- Met een noodstopschakelaar
UIT
Lichtontvangst
Licht onderbroken
Externe-testschakelaar (S1)
Reset-schake-
laar (S2)
Noodstop-
schakelaar (S3)
Uitgangssignaal-
omschakelapparaten
K1, K2
maakcontact
KM1, KM2
maakcontact
K1, K2 ver-
breekcontact
KM1, KM2 ver-
breekcontact
PLC-ingang 1
Afhankelijk van de
bedrijfsmodus van de
PLC-ingang 2
PLC-uitgang
hulpuitgang.
•Toepassing 4
Maste r-
keuze
Serie F3SH
TEST
Synchr.-
Synchr.-
lijn.
2+
Besturings-
circuit
Synchr.lijn.
2-
S1: Externe-testschakelaar
S2: Reset-schakelaar
S3: Noodstopschakelaar (A165E of A22E)
KM1, KM2: Magnetisch relais (LP1D)
KM3: Solid state relais (G3J)
M: 3-fasen motor
E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
PLC: logisch programmeerbare besturing
(Gebruikt voor bewakingsdoeleinden. Deze maakt geen deel uit van het
veiligheidssysteem)
OntvangerZender
Opm. 1: Externe relaisbewaking en hulpuitgang van F3SH kunnen niet worden gebruikt.
Opm. 2: S2 is verbroken bij normaal bedrijf en kortgesloten bij externe test.
Opm. 3: Op C1, D1, D2, E1 en E2 mag niets worden aangesloten.
S1: Reset-schakelaar
S2: Externe-testschakelaar
(Als de schakelaar niet nodig is, verbinding tussen Vcc en J1 verbreken.)
KM1, KM2: Magnetisch relais
M: 3-fasen motor
E1: 24 VDC Voedingseenheid (S82K)
Neem de F3SH-A niet in gebruik voordat de volgende inspecties zijn uitgevoerd. Als u dit niet nalaat, kan dit tot dodelijk of ernstig letsel leiden.
De F3SH-A mag alleen worden gedemonteerd, gerepareerd of omgebouwd
door de fabrikant.
OpmerkingRegistreer en bewaar de inspectieresultaten voor de veiligheid.
Zorg vóór uitvoering van de inspectie dat u geheel vertrouwd bent met de
F3SH-A en de machine.
Controleer, als de installateur, ontwerper en gebruiker verschillende personen
zijn, of de gebruiker over de juiste onderhoudsvoorschriften beschikt.
Controleer altijd de volgende punten voor aanvang van de
werkzaamheden of na een ploegenwisseling.
1. Intrusie in de gevaarlijke gedeelten van de machine is alleen mogelijk
via de detectiezone van de F3SH-A.
2. Als een operator zich in het gebied tussen de F3SH-A en een gevaarlijk
gedeelte van een machine kan begeven, moet het systeem zodanig zijn
geconfigureerd dat wordt voorkomen dat de machine automatisch in werking kan treden.
3. De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand.
4. De optische vlakken of spatbescherming (de F39-HN, optioneel) van de
F3SH-A zijn vrij van vuil en krassen.
5. De teststaaf is niet vervormd.
6. Controleer of er niets of niemand in de detectiezone aanwezig is en
schakel vervolgens de stroomtoevoer naar de F3SH-A in.
Als de startvergrendeling niet wordt gebruikt: Binnen één seconde na inschakeling van de stroomtoevoer lichten de voedingsspanningindicator en
AAN-statusindicator op.
Als de startvergrendeling wordt gebruikt: Binnen één seconde na inschakeling van de stroomtoevoer lichten de voedingsspanningindicator en UITstatusindicator op.
7. De teststaaf wordt direct voor de zender (A), direct voor de ontvanger
(B), en halverwege tussen de zender en ontvanger (C) gedetecteerd.
Wanneer de staaf langs de markeringen middellijn bundel (∆ markering)
binnen de detectiezone wordt bewogen om de bundels te onderbreken,
neemt het veiligheidslichtscherm de status Licht onderbroken aan. (Alle
lichtintensiteitniveau-indicators gaan uit en de UIT-statusindicator blijft
branden zo lang de stang zich in de detectiezone bevindt.)
44
A
C
B
Inspecties elke zes maandenHoofdstuk 5-3
Stel de machine in werking en controleer of onder de onderstaande
omstandigheden het gevaarlijke onderdeel stopt.
8. Het gevaarlijke gedeelte beweegt wanneer er zich niets in de detectiezone bevindt.
9. Het gevaarlijke gedeelte stopt onmiddellijk wanneer de teststaaf bij elke
bundel direct voor de zender, direct voor de ontvanger en halverwege tussen de zender en ontvanger in de detectiezone wordt bewogen. (Gebruik
een correcte teststaaf.)
10. Het gevaarlijke gedeelte blijft buiten werking zo lang de teststaaf zich
binnen de detectiezone bevindt.
11. Het gevaarlijke gedeelte stopt wanneer de stroomtoevoer naar de
F3SH-A wordt uitgeschakeld.
5-3Inspecties elke zes maanden
Inspecteer de volgende items elke zes maanden of als de instellingen van
de machine zijn gewijzigd.
1. De stop- en veiligheidsfuncties worden niet belemmerd door de structuur van de machine.
2. In de machine of aansluitingen zijn geen wijzigingen met een negatieve
invloed op het besturingssysteem aangebracht.
3. De uitgangen van de F3SH-A zijn correct op de machine aangesloten.
4. De werkelijke totale responstijd van de machine is korter dan de berekende responstijd.
5. Het besturingsrelais en/of de schakelaar verkeert in goede staat.
6. De schroeven van de beugels zitten stevig vast.
7. Er is geen interferentielicht.
45
Inspecties elke zes maandenHoofdstuk 5-3
46
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk worden enkele oorzaken van veiligheidslichtschermstoringen beschreven.
OpmerkingBij sommige fouten knippert alleen de zender of ontvanger.
Foutmodus-
indicator
A B CBedradingsfout
A B CFout in de
voor instelling
blokkeerfunctie
functie Externe
relaisbewaking
Wanneer het veiligheidslichtscherm de geblokkeerde status aanneemt, wordt
via het knipperpatroon van de foutmodus-indicator een verklaring voor de
foutmelding weergegeven. Kies aan de hand van de onderstaande tabel de
juiste tegenmaatregel.
OorzaakRemedie
1) De reset-ingangslijn en de vergrendelingskeuze-
ingangslijn zijn niet correct aangesloten.
2) De vergrendelingskeuze-ingangslijn werd tijdens het
inschakelen van de stroom onderbroken of kortgesloten.
1) Een van de externe relaiscontacten is verkleefd.
2) De ingangslijn van de externe relaisbewaking is niet
correct aangesloten op het externe relais.
3) De instelwaarde van de relaisbewakingstijd is lager
dan de responstijd van het relais.
4) Als de ingangslijn van de externe relaisbewaking is
aangesloten op de hulpuitgangslijn om de externerelaisbewakingsfunctie te deactiveren, zijn er lijnen
verbroken of lijnen kortgesloten met de 0V-lijn.
1)-2) Controleer de bedrading voor
de automatische reset-modus of
de handmatige reset-modus.
1) Vervang het relais.
2) Controleer de aansluiting van de
ingangslijn voor de relaisbewaking.
3) Vervang het relais door een
relais met de juiste vrijgavetijd, of
wijzig de instelwaarde van de
relaisbewakingstijd met behulp
van de F39-MC11.
4) Controleer de ingangslijn van de
externe relaisbewaking en de
hulpuitgangslijn op fouten. Controleer vervolgens of de hulpuitgang zich in de uitgangsmodus
Donker-AAN bevindt.
A B CFout in commu-
A B CFout in
A B CFout door inter-
A B COnjuiste confi-
A B CFout opgetre-
nicatiekanaal
RS-485
uitgangssignaal-omschakelapparaat
ferentielicht
guratie op de
sensoraansluiting
den door een
storing of defect
in het lichtscherm
1) Het communicatiekanaal RS-485 is verbroken of
kortgesloten met de andere I/O-lijn.
2) Communicatiefout door storingen.
3) Wanneer de sensoren in serie zijn geschakeld, is de
connector van de kabel voor de serieschakeling losgeraakt.
4) Er is een storing in de CPU opgetreden.
1) De uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat maken onderling kortsluiting.
2) Ten minste één uitgang van het uitgangssignaalomschakelapparaat is kortgesloten met de +24V-lijn,
0V-lijn of andere I/O-lijn.
3) Er is een storing in het uitgangscircuit van het uitgangssignaal-omschakelapparaat opgetreden.
1) Er wordt interferentielicht ontvangen.
2) Het uitgestraalde licht van de andere foto-elektrische
sensor wordt ontvangen.
1) De ontvanger- en zenderset zijn van een verschillend
type (bijv. met een ongelijk aantal bundels).
2) Het aantal in serie geschakelde ontvangers verschilt
van het aantal zenders.
1) Beïnvloed door een significante storing.
2) Interne hardwarestoring van de ontvanger of de zender.
1) Controleer de aansluiting van de
RS-485-lijnen.
2) Controleer de storingen rond de
RS-485 communicatiekanalen.
3) Controleer de kabelaansluiting
tussen de in serie geschakelde
sensoren.
4) Vervang het veiligheidslichtscherm.
1)-2) Sluit de uitgangen van het uitgangssignaal-omschakelapparaat correct aan.
3) Vervang de ontvanger.
1)-2) Onderbreek het interferentielicht. (Zie 2-1-4.)
1)-2) Vervang het settype of corrigeer het aantal in serie geschakelde sensoren.
1) Controleer de storing rondom de
sensor.
2) Vervang de ontvanger of zender.
48
Knippert Licht niet op
StoringHoofdstuk 6-2
6-2
Storing
Als het veiligheidslichtscherm niet werkt, zelfs wanneer de blokkeringsindicator en foutmodus-indicator niet knipperen, kiest u aan de hand van de onderstaande tabel de juiste tegenmaatregel.
OorzaakRedenRemedie
De lichtintensiteitniveauindicator licht niet op,
hoewel er geen onderbroken bundels zijn.
1) RS-485 communicatiekanalen zijn niet aangesloten.
2) RS-485 communicatiekanalen worden beïnvloed door significante storingen.
3) Hulpuitgang is aangesloten op de + 24V-lijn.
1) Sluit het RS-485 kanaal correct aan.
2) Controleer de storingen rond de RS-485 communicatiekanalen.
3) Open de hulpuitgangslijn of verbind deze via een
belasting met de 0V-lijn.
49
StoringHoofdstuk 6-2
50
Optionele toebehoren
Connectorkabel met enkel uiteinde
(voor zender en voor ontvanger,
TypeLengteTechnische gegevens
F39-JC3A3 m
set met 2 stuks)
BIJLAGE A
F39-JC3A7 m
F39-JC10A10 m
F39-JC15A15 m
M12-connector (8-pins)
Connectorkabel met dubbel uiteinde
(voor zender en voor ontvanger, set met 2 stuks)
TypeLengteTechnische gegevens
F39-JCR2B0,2 m
F39-JC3B3 m
F39-JC7B7 m
F39-JC10B10 m
F39-JC15B15 m
M12-connector (8-pins)
Controller
TypeUitgang
F3SP-B1PRelais (3 x rust + 1 x arbeid)
Handconsole
TypeToebehoren (meegeleverd met de F39-MC11)
F39-MC11Aftakconnector, connectorafdekking, connectorkabel (2 m)
Handleiding
51
BIJLAGE A
Externe indicator *Master - slave type vereist voor aansluiting
TypeSensorIndicatorkleurTechnische gege-
F39-A01PR-L
F39-A01PG-LGroen
F39-A01PR-D
F39-A01PG-DGroen
104.3
104.3
Zender
Ontvanger
30 diameter
96
96
30dia.
Rood
Rood
Verlichtingsgedeelte
Lighting part
92
9.2
M12-connector
M12 Connector
vens
M12-connector
Opmerking
[Spatbescherming]
32
10
Spatbescherming (voor zender en voor ontvanger, set van 2 stuks)
TypeVeiligheidslichtscherm
F39-HH09-03F3SH-A09P03/P03-01
Bij gebruik van de spatbescherming neemt het werkingsbereik van het veiligheidslichtscherm af met 10%.
915
L
Materiaal:
PC (transparant gedeelte)
ABS (niet-transparant gedeelte)
52
BIJLAGE A
[Bevestigingsbeugel]
Materiaal:
roestvrij staal
[Montageafmetingen]
37,3
37.3
9,914
9.9
37,3
37.3
32.6
32,6
14
53
BIJLAGE A
54
BIJLAGE B
Toepasselijke normen
Internationale normen
• IEC61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur –
Deel 1: Algemene eisen en tests
• IEC61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur –
Deel 2: Speciale eisen voor apparatuur die gebruikmaakt van actieve opto-elektronische beveiligingscomponenten
Europese normen
• EN61496-1 Veiligheid van machines: Elektrogevoelige beveiligingsapparatuur –
Deel 1: Algemene eisen en tests
• EN954-1 Veiligheid van machines: Veiligheidscomponenten van controlesystemen –
Deel 1: Algemene ontwerpprincipes
• EN415-4 Palletstapelaars en palletontstapelaars
•
Federale regelgeving in de VS
• OSHA 29 CFR 1910.212 General Requirements of All Machines
Normen in de VS
• ANSI/RIA 15.06 Safety Requirements for Industrial Robots and Robot Systems
• UL 1998 Safety-related Software
• UL 508 Industrial Control Equipment
55
BIJLAGE B
56
BIJLAGE C
Functie-instellingen
F3SH
Indien functie-instellingen zodanig zijn gewijzigd dat deze van de fabrieksinstellingen afwijken, kunnen de wijzigingen in het onderstaande functieoverzicht
worden gedocumenteerd. Voeg dit overzicht bij de technische documentatie
voor de machine of apparatuur waarop de F3SH-A is geïnstalleerd.