Omron F3S-B user Manual [nl]

Cat. No. F502-NL2-01
Veiligheidslichtschermen
F3S-B
GEBRUIKERSHANDLEIDING
F3S-B

Inleiding

Onze dank voor de aanschaf van het veiligheidslichtscherm uit de serie F3S-B. Let altijd op de volgende punten bij gebruik van de F3S-B:
Controleer of het personeel dat de F3S-B bedient, vertrouwd is met de machine waarop de eenheid
wordt aangebracht.
Lees deze handleiding in haar geheel door en neem de F3S-B pas in gebruik als u de daarin
verstrekte informatie volledig begrepen hebt.
Bewaar de handleiding goed op een handige plaats en raadpleeg deze naar gelang nodig.

Verordeningen en normen

(1) De F3S-B heeft geen typegoedkeuring verkregen zoals bepaald in artikel 44-2 van de Wet
Bedrijfsveiligheid en -gezondheid van Japan. Derhalve mag deze niet gebruikt worden in Japan als beveiligingsinrichting voor persmachines of machinescharen zoals bepaald in artikel 42 van genoemde wet.
(2) De F3S-B valt onder elektrosensitieve veiligheidsvoorzieningen (ESPE) in overeenstemming met de
Machinerichtlijn van de Europese Unie (EU) Bijlage IV, B. Veiligheidscomponenten, Punt 1. De F3S-B voldoet aan de volgende verordeningen en normen.
EU-verordeningen en technische normen:
Machinerichtlijn: Nr. 98/37/EG – EMC-richtlijn: Nr. 89/336/EEG – EN 61496-1(06/98) (Type 2 ESPE) – IEC 61496-2 (1997) (Type 2 AOPD)
(3) Aan de F3S-B zijn de volgende goedkeuringen verleend door de bij de EU geaccrediteerde instanties.
- Certificaat van een Erkende Instantie voor EG-typekeuring als bedoeld in de Machinerichtlijn van de EU, Bijlage IV, uitgegeven door TÜV Hannover/Sachsen-Anhalt e.V.
- Certificaat van een Bevoegde Instantie als bedoeld in de EMC-richtlijn van de EU, uitgegeven door TÜV Nord Anlagentechnik Niederlassung Hamburg

Veiligheidsmaatregelen

l Algemene conventies voor een veilig gebruik
De volgende conventies worden in deze handleiding gebruikt voor veiligheidspunten om een veilig en juist gebruik van de F3S-B te waarborgen. Hier vermelde punten zijn van vitaal belang voor de veiligheid en dienen te allen tijde opgevolgd te worden.
Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan
WAARSCHUWING
die, indien die niet vermeden wordt, zou kunnen leiden tot de dood of ernstig letsel tot gevolg zou kunnen hebben.
Geeft handelingen aan die verboden zijn.
3
F3S-B

WAARSCHUWING

De F3S-B valt onder elektrosensitieve veiligheidsvoorzieningen van type 2, bedoeld voor gebruik als of in combinatie met het op de veiligheid betrekking hebbende deel van een besturingssysteem behorende tot categorie 2,1, of B zoals gedefinieerd in Europese norm EN 954-1. Gebruik de F3S-B niet in systemen van categorie 3 of 4. Gebruik de F3S-B niet op machines die niet gestopt kunnen worden via elektrische bediening in een noodgeval. Breng beschermingsconstructies aan rondom de machine zodanig dat u eerst door de detectiezone heen moet om een gevaarlijk deel van de machine te kunnen bereiken (zie “2-1 Installatievoorwaarden”). Installeer de F3S-B zodanig dat de operator te allen tijde met een deel van zijn/haar lichaam binnen de detectiezone blijft wanneer hij/zij in een gevaarlijke zone werkt (zie “2-1 Installatievoorwaarden”). Laat men dit na, dan kan dit leiden tot ernstig letsel. Door een daartoe bevoegd persoon moet, overeenkomstig het bepaalde in ter plaatse geldende voorschriften, bevestigd worden dat de installatie, de controle en het onderhoud correct zijn uitgevoerd. Houd altijd de veiligheidsafstand aan tussen de F3S-B en een gevaarlijk deel van een machine (zie “2-1 Installatievoorwaarden”). Installeer de F3S-B niet op een plaats met weerspiegelende wanden (zie “2-1 Installatievoorwaarden”).
Sluit de uitgangsleidingen naar de +24 V leiding niet kort. Als dit toch gebeurt, dan staat de uitgang ten gevolge hiervan altijd AAN, waardoor er een gevaarlijke situatie ontstaat. Sluit de F3S-B niet aan op een voeding met een spanning hoger dan 24 VDC + 20 %. Sluit de F3S-B niet aan op een AC-voeding. Voer regelmatig controles uit (zie “6 Onderhoud”).
De F3S-B mag niet worden gebruikt in toepassingen waarbij er gevaarlijke projectielen uit de beveiligde zone kunnen wegschieten. Demonteer noch repareer de F3S-B, en breng er ook geen wijzigingen in aan.
Gebruik de F3S-B niet in ruimten met brand- of ontploffingsgevaar. DC-voedingseenheden moeten voldoen aan alle hieronder vermelde voorwaarden zodat de F3S-B
voldoet aan de toepasselijke normen IEC 61496-1 en UL 508.
De voedingsspanning moet binnen de nominale waarden liggen (24 VDC ± 20 %).
De voeding wordt alleen aangesloten op de F3S-B en niet op andere apparaten of machines.
De voeding is voorzien van dubbele isolatie of superisolatie tussen de primaire en secondaire
stroomkring.
De voeding stelt automatisch de overstroombeveiligingskarakteristieken opnieuw in (spanningsval).
De voeding houdt een uitgangshoudtijd van ten minste 20 ms in stand.
FG (gestelsluitingsklem) moet aangesloten worden op PE (randaarde) bij toepassing van een in de
handel verkrijgbare schakelende spanningsstabilisator.
De voeding moet aan de eisen voldoen voor het voeden van een Klasse 2 circuit of een begrensd
Spanning/Stroom Circuit hebben zoals gedefinieerd in UL508 (zie opmerking “2-3-1”).
De voeding moet voldoen aan de voorgeschreven eisen en normen, met betrekking tot EMC en
veiligheid van de elektrische uitrusting, van het land waarin de F3S-B wordt geïnstalleerd en waarin de machinerie in bedrijf zal worden genomen, bijvoorbeeld: De EMC-richtlijn (industriële omgeving) en de Laagspanningsrichtlijn in de EU.
Gebruik de F3S-B niet in een opstelling waarin retroreflecterend materiaal voorkomt. Anders bestaat de kans dat er niet gedetecteerd kan worden.
4
F3S-B

Let op!

Let voor uw eigen veiligheid altijd op de volgende zaken: n Installatieomgeving
Installeer de F3S-B niet op de volgende plaatsen:
Ruimten die blootstaan aan fel interferentielicht zoals direct zonlicht.
Ruimten met een hoge vochtigheidsgraad waar de kans op condensvorming groot is.
Ruimten die blootstaan aan corrosieve gassen.
Ruimten die blootstaan aan trillingen of schokken in een mate die uitstijgt boven hetgeen in de
specificaties is bepaald.
Ruimten waar het lichtscherm rechtstreeks in contact met water kan komen.
Gebruik geen radioapparatuur, zoals mobiele telefoons, walkietalkies of zendontvangapparaten met
groot vermogen, in de nabijheid van de F3S-B.
n Bedrading en montage
Leg de kabel van de F3S-B gescheiden aan van krachtleidingen met een hoog potentiaal of door
een alleen voor dit doel gebruikte buis.
Schakel voordat u begint te bedraden eerst de voeding UIT. Anders kan het gebeuren dat de
diagnostische functie verhindert dat de sensor werkt.
Als er kabels worden gebruikt met een andere connector dan die voor de kabel van de F39-JB-
serie, neem dan een connector met een beschermingsgraad van IP54 of hoger.
De F3S-B komt binnen twee seconden na inschakeling van de stroom in bedrijf. Zorg ervoor dat er
geen bedrijfsfouten optreden in het besturingssysteem binnen deze tijd.
De zender en ontvanger dienen parallel en naar elkaar toe gericht gemonteerd te worden.
n Belastingen moeten voldoen aan alle onderstaande voorwaarden.
Nooit kortsluiten.
Nooit gebruiken met een stroom die hoger is dan de nominale stroom.
Wordt uitgevoerd met superisolatie of dubbele isolatie zoals afgebeeld in onderstaande figuur zodat
de uitgang niet bloot kan komen te staan aan een gevaarlijke spanning als de belasting een relais is. De in onderstaande figuur afgebeelde isolatie dient bescherming te bieden tegen gevaarlijke spanningsniveaus (230 VAC, enz.), niet alleen maar tegen 24 VDC.
Relaisbewakingsingang
Zender
Ontvan­ger
Super­isolatie of dubbele isolatie
0 V +24V
Uitgang
0 V +24V
Voedings­eenheid
k1
K1
Gevaarlijk spanningsniveau
Superisolatie of dubbele isolatie
tussen de spoel en contacten,
tussen contacten onderling
k1
Gevaarlijk spanningsniveau
Motor, enz.
n Er moeten twee besturingsuitgangen gebruikt worden. n De werkwijze m.b.t. installatie en controle in deze handleiding dient zorgvuldig doorgelezen te
worden.
n Gebruik geen oplosmiddelen zoals verfverdunners, benzeen of aceton voor het reinigen van de F3S-
B omdat hars en verf door deze middelen zullen oplossen.
n Gebruik geen schroefborgpasta's voor het borgen van de dopeenheid of kolomschroeven van de
connector omdat door de pasta de kwaliteit van de hars achteruit zou kunnen gaan en de hars zou kunnen gaan barsten.
n De F3S-B kan geen doorzichtige of halfdoorzichtige materialen detecteren.
5
F3S-B
n Installeer de zender en ontvanger na het uitpakken zo dat ze naar elkaar toe zijn gericht. n Voer de F3S-B af als industrieel afval.

VÓÓR INGEBRUIKNAME

Controleer of de volgende onderdelen werden meegeleverd met iedere F3S-B; neem contact op met de dichtstbijzijnde vertegenwoordiger of dealer van OMRON als er enig onderdeel ontbreekt.
F3S-B-eenheid (zender 1 st., ontvanger 1 st.)
Montagebeugels (boven en onder) 4 st.
Zestien, M3 x 10 tapschroeven
Zestien, M3 ringen
Vier, L-vormige beugels
Montagebeugels (tussenliggend) 2 st.
(Meegeleverd met modellen die een beveiligingshoogte van 1050 mm of meer hebben)
2 M4×10 schroeven
Twee L-vormige tussenbeugels
Twee U-vormige tussenbeugels
2 M6
×8 schroeven
Montageplaten 4 st.
(Meegeleverd met modellen die een beveiligingshoogte van 1050 mm of meer hebben)
Proefstaaf Ø 30 mm 1 st.
(Meegeleverd met F3S-B2P en BM••2P••)
Gebruikershandleiding (deze handleiding) 1 st.
(Meegeleverd met F3S-BP en BM••P••)
6
F3S-B

INHOUDSOPGAVE

BESCHRIJVING ....................................................................................... Sectie 1 ..............................8
1-1 Inleiding................................................................................................................................................8
1-2 Bijzondere kenmerken..........................................................................................................................8
1-3 Standaardfuncties ................................................................................................................................8
1-3-1 Start-/herstartblokkering...........................................................................................................8
1-3-2 Testen.......................................................................................................................................8
1-3-3 Instabiliteitsuitgang...................................................................................................................9
1-4 Optionele functies.................................................................................................................................9
1-4-1 Startblokkering..........................................................................................................................9
1-4-2 Relaisbewaking ........................................................................................................................9
1-4-3 Onderdrukking..........................................................................................................................9
1-5 Detectiezone ......................................................................................................................................10
1-6 Mogelijke opstellingen........................................................................................................................10
1-6-1 Autonoom model ....................................................................................................................10
1-6-2 Modellen voor serieschakeling...............................................................................................11
1-7 Nominale waarden en prestaties........................................................................................................12
1-8 Indicatoren..........................................................................................................................................13
1-9 Tabel met typen..................................................................................................................................14
1-10 Tabel responsietijd...........................................................................................................................15
1-10-2 Modellen voor serieschakeling............................................................................................15
BEDRADING en MONTAGE ................................................................... Sectie 2 ............................16
2-1 Installatievoorwaarden .......................................................................................................................16
2-1-1 Detectiezone en binnendringingsbaan...................................................................................16
2-1-2 Veiligheidsafstand ..................................................................................................................16
2-1-3 Afstand vanaf reflecterende oppervlakken.............................................................................18
2-1-4 Het voorkomen van onderlinge interferentie ..........................................................................18
2-2 Maatvoeringstekeningen ....................................................................................................................20
2-2-2 Montagesteun (boven en onder)............................................................................................25
2-2-3 Montageplaat..........................................................................................................................25
2-2-4 Montagebeugel (Tussenliggend)............................................................................................26
2-3 Bedrading...........................................................................................................................................27
2-3-1 Voedingseenheden en belastingen........................................................................................27
2-3-2 Bedradingsschema.................................................................................................................28
2-3-3 Werkwijze voor bedraden.......................................................................................................29
AFSTELLEN .......................................................................................... Sectie 3 ............................30
3-1 Afstelprocedure ..................................................................................................................................30
3-2 Controlijst ...........................................................................................................................................30
I/O-CIRCUIT ........................................................................... Sectie 4 ............................32
TOEPASSINGEN ....................................................................................... Sectie 5 ............................33
5-1 Toepassing (1) ...................................................................................................................................33
5-2 Toepassing (2) ...................................................................................................................................33
ONDERHOUD .......................................................................................... Sectie 6 ............................34
6-1 Dagelijkse controles ...........................................................................................................................34
6-2 Halfjaarlijkse controle .........................................................................................................................34
6-3 Reinigen .............................................................................................................................................34
ACCESSOIRES (OPTIONEEL) .................................................................. Sectie7 .............................35
STORINGZOEKEN ................................................................................... Sectie 8 ............................36
7
F3S-B

BESCHRIJVING Sectie 1

1-1 Inleiding

WAARSCHUWING
Gebruik de F3S-B alleen in toepassingen van categorie 2, 1, of B zoals gedefinieerd in pr EN 1050 of EN 954-1. Gebruik de F3S-B niet bij systemen van categorie 3 of 4.
Het veiligheidslichtscherm, model F3S-B is een lichtrij van het doorlatende type met meerdere assen waarbij gebruik gemaakt wordt van microprocessortechnologie.
Deze inrichting dient om een machine tot stilstand te brengen voordat het gevaar wordt bereikt wanneer enig deel van de detectiezone wordt onderbroken.

1-3 Standaardfuncties

1-3-1 Start-/herstartblokkering

1-2 Bijzondere kenmerken

Zelftest
Optische resolutie met diameter van 30, 55 of
80 mm.
Detectieafstand van 0,3 tot 5,0 mm
Max. beveiligingshoogte van 1650 mm
TÜV-goedkeuring en CE-markering
Beschermingsgraad IP 65
Start-/herstartblokkeringsfunctie selecteerbaar
Functies voor onderdrukking, startblokkering,
relaisbewaking als optie verkrijgbaar
Modellen voor serieschakeling verkrijgbaar
Door deze functie blijft de F3S-B in de UIT-toestand na stroominschakeling (Power ON) en iedere onderbreking van de detectiezone. Deze toestand kan teruggesteld worden door 17 VDC tot Vs (nominaal 24 VDC) aan te leggen op de blokkeringsselectie-ingang van de zender gedurende 15 tot 2500 ms. Anders blijft de UIT-toestand voortduren, ook al is er niets dat de detectiezone onderbreekt.
Zo selecteert, resp. annuleert, u deze functie: Actieve modus: Door de blokkeringsselectie-ingangsleiding niet aan te sluiten of door die aan te sluiten op de 0V leiding alvorens de stroom in te schakelen. Inactieve modus (Automatische start): Door de blokkeringsselectie-ingangsleiding aan te sluiten op de instabiliteits-uitgangsleiding alvorens de stroom in te schakelen (zie “2-3-2 Bedradingsschema”).
Opm.: De schakelaar voor het terugstellen van de start-/herstartblokkeringstoestand moet buiten de
gevaarlijke zone geïnstalleerd worden. Wanneer de start-/herstartblokkering wordt teruggesteld, moet de gevaarlijke zone zichtbaar vrij zijn.

1-3-2 Testen

Zelftest na stroominschakeling (Power ON)
Na inschakeling van de stroom, voert de F3S-B in 2 seconden een volledige zelftest uit. Indien er geen storing wordt aangetroffen, gaat de F3S-B over op normaal bedrijf.
Zelftest tijdens normaal bedrijf
De F3S-B controleert periodiek, d.w.z. ten minste om de 2 seconden, alle op de veiligheid betrekking hebbende functies. Alle componenten en geheugens worden tijdens deze periodieke controle getest.
8
Externe test
Indien het voor uw toepassing vereist is dat er vaker dan om de 2 seconden een periodieke controle wordt uitgevoerd, kan een extern besturingssysteem een externe test in werking stellen met behulp van de externe-testfunctie. Indien er een signaal van 17 VDC tot Vs wordt toegevoerd aan de externe-testingang gedurende ten minste 15 ms, wordt er een zelftest gestart en gaan de uitgangen in 15 ms naar de UIT-toestand. Indien er geen storing wordt gedetecteerd, keren de uitgangen na maximaal 150 ms terug naar de AAN-toestand.
Storingsdetectie en herstel
Wanneer er een storing wordt gedetecteerd via de hiervoor vermelde testen, houdt de F3S-B de uitgangen in de UIT-toestand en tonen de indicatoren de aard van de storing, zie sectie “8 Storingzoeken”. Na het opheffen van de storing zal de F3S-B in de meeste gevallen weer automatisch in bedrijf komen.
Externe-test-
ingang
Besturings-HH
uitgangen
L
(open)
Circa 15 ms 150 ms max.
L (open)
> 15 ms

1-3-3 Instabiliteitsuitgang

Wanneer er onvoldoende licht wordt ontvangen, schakelen de instabiliteitsuitgang en de instabiliteitsindicator IN. Tijdens normaal bedrijf zijn beide UIT. Zie ook “1-8 Indicatoren”. Met deze uitgang hebben klanten de mogelijkheid achteruitgang in optische prestaties vanwege veroudering te volgen of andere factoren, zoals vermindering van het vermogen van LED's, foutieve uitlijning tussen de zender en ontvanger, of stof op de lens.

1-4 Optionele functies

Deze functies kunnen geactiveerd worden met de software voor optionele functies, F39-U1E (zie de handleiding van de F39-U1E voor nadere informatie).
Opm.: De Software voor optionele functies F39-U1E wordt gebruikt samen met interface-eenheid F39-E1,
een PC (draaiend op Microsoft interface-kabel, en een RS-232C-kabel.
Windows95, Windows98 of Windows NT), de F39-JB1C-

1-4-1 Startblokkering

Wanneer de startblokkeringsfunctie wordt gebruikt, gaat de F3S-B niet automatisch naar de AAN-toestand na stroominschakeling (Power ON). Door het onderbreken van één of meer assen wordt de startblokkeringstoestand teruggesteld, zodat de F3S-B over kan gaan op normaal bedrijf.

1-4-2 Relaisbewaking

MPCE's (Primaire machinebesturingselementen) zijn doorgaans relais of contactors voor het direct bedienen van gevaarlijke bewegingen. De toestand van de MPCE's kan gecontroleerd worden met de relaisbewakingsfunctie. Er moet een spanning van 17 VDC tot Vs worden aangelegd op de relaisbewakingsingang via de NC­contacten van de MPCE's wanneer de besturingsuitgangen van de F3S-B in de UIT-toestand staan (zie “2-3-2 Bedradingsschema”). Om deze logische relatie te kunnen waarborgen moeten de MPCE's van een type zijn met een goedkeuring voor veiligheid, met gedwongen contacten.

1-4-3 Onderdrukking

Met deze functie kunnen één of meer assen worden gedeactiveerd. Voor het selecteren van de onderdrukkingsassen is er een functie voor handinstellingen of leerfunctie beschikbaar. Deze functie is nuttig wanneer een gedeelte van de detectiezone van de F3S-B wordt onderbroken.
9
F3S-B

1-5 Detectiezone

Beveiligingshoogte
De F3S-B kan detecteren in de zone die wordt aangegeven door “Beveiligingshoogte” in onderstaande figuur. De beveiligingshoogte loopt van “het merkteken van de optische-aslijn boven de indicatorzone” tot “het uiteinde van de gele metalen behuizing”.
Merkteken van de optische-aslijn
De hartlijn voor optische assen wordt aangegeven door het driehoekje. Deze positie is een referentielijn voor het meten van de veiligheidsafstand.
Aantal optische assen
n
n-1
2
Emitter
1
Detectieafstand
Optische resolutie
Optische as hartafstand
Ontvanger
Beveiligings­hoogte
Uiterste positie voor detectie
Optische as
merkteken

1-6 Mogelijke opstellingen

Autonoom model

Dit is de meest voorkomende opstelling, en dient om een gevaarlijk deel van een machine te beveiligen bij nadering ervan in maar één richting.
Beveiligingshoogte
Ontvanger
Emitter
Indicatorzone
Verlengingskabel
10

1-6-2 Modellen voor serieschakeling

Als voor uw toepassing een extra beveiligingszone nodig is, bijvoorbeeld, om te voorkomen dat iemand zich ophoudt achter een primaire detectiezone, kan de F3S-B in serie geschakeld worden. Het systeem bestaat uit een hoofdeenheid, een volgeenheid, en een kabel voor serieschakeling, type F39-JB1B (zie “2-3-2 Bedradingsschema” en “7 Accessoires (Optioneel)”). Met de serieschakeling kunnen er maximaal 96 assen en een totale beveiligingshoogte van 2,4 m gerealiseerd worden.
Modellen voor serieschakeling bezitten dezelfde kenmerken als autonome modellen. Wanneer de detectiezone van de hoofdeenheid of die van de volgeenheid wordt onderbroken, gaan de uitgangen van de hoofdeenheid naar de UIT­toestand. Denk er echter aan dat een volgeenheid niet is uitgerust met indicatoren.
Opm.: Zowel de hoofdeenheid als de volgeenheid
dienen apart besteld te worden.
Volgeenheid
Beveiligingshoogte
Zenders
Kabel serieschakeling
Hoofdeenheid
Beveiligingshoogte
Indicatorzone
Ontvangers
Verlengingskabel
11
F3S-B

1-7 Nominale waarden en prestaties

Type
Item Aantal optische assen Optische as afstand Optische resolutie
Beveiligingshoogte
Detectie afstand Responsietijd
Opstartwachttijd Voedingsspanning Stroomverbruik Lichtbron Effectieve ope­ningshoek Bedrijfsmodus Besturingsuitgang
Instabiliteitsuitgang
Beveiligingsscha­keling
Start/herstart blokkering
Externe Test functie
Relaisbewakings­functie
Startblokkerings­functie (optioneel) Onderdrukkings­functie (optioneel) Indicatoren Aansluitmethode
Omgevings­temperatuur Omgevings­vochtigheid
F3S-B•••P (*1)
Autonoom
12 tot666 tot
25 mm 50 mm 75 mm 25 mm 50 mm 75 mm 25 mm 50 mm 75 mm Ondoorzichtig: •• in diameter 30 mm 55 mm 80 mm 30 mm 55 mm 80 mm 30 mm 55 mm 80 mm 300 / 450 / 600 / 750 / 900 / 1050 / 1200 / 1350 / 1500 / 1650 mm 0,3 tot 5,0 m AAN tot UIT : Zie “1-10 Tabel Responsietijd” UIT tot AAN : Standaard 100 ms (selecteerbaar met F39-U1E, 80 tot 300 ms) 2 s max. 24 VDC ± 20% (met inbegrip van 5 Vp-p rimpel) 400 mA max. (in nullasttoestand) Infrarood-LED (golflengte van 880 nm). Levensduur: 50.000 uur bij 25 °C. Binnen ± 5° voor de zender en ontvanger bij een detectieafstand van ten minste 3 m overeenkomstig IEC 61496-2 Licht AAN Twee PNP-transistoruitgangen, belastingsstroom 200 mA max., restspanning 2 V max. (behalve bij spanningsval wegens kabelverlenging) PNP-transistoruitgang (geen op veiligheid betrekking hebbende besturingsuitgang), belastingsstroom 100 mA max., restspanning 2 V max. (behalve bij spanningsval wegens kabelverlenging) Uitgangskortsluitbeveiliging, beveiliging tegen verkeerd om aansluiten van voeding Modusselectie vóór stroominschakeling door het aansluiten van de leiding “Blokkeringsselectie-ingang” op:
Actief : Geen verbinding of 0 tot 2,5 VDC, 3 mA max.
Inactief : Instabiliteits-uitgangsleiding Terugstelling van start-/herstartblokkering door het aansluiten van de leiding “Blokkeringsselectie-uitgang” op:
Terugstelling
blokkering Modusselectie door het aansluiten van de leiding “Externe-testingang” op: Actief : 17 VDC tot Vs, 10 mA max. Duur ten minste 15 ms Inactief : Geen verbinding of 0 tot 2,5 VDC, 2 mA max. Standaard inactief, selecteerbaar met F39-U1E Relaisbewakingsingangsleiding met NC-contact aangesloten, Beschikbaar niveau : 17 VDC tot Vs, 10 mA max. Toegelaten relaisvertragings­ tijd Afsluiting indien niet gese­ lecteerd
Standaard inactief, selecteerbaar met F39-U1E
Standaard inactief, selecteerbaar met F39-U1E Zie “1-8 Indicatoren” Geen indicatoren
Voor verlengingskabel : 8-pens, M12 connector Voor kabel voor serieschakeling Tijdens bedrijf : –10 tot 55 °C (zonder vorst) Tijdens opslag : –25 tot 70 °C Tijdens bedrijf : 35 tot 85 %RH (zonder condensatie) Tijdens opslag : 35 tot 95 %RH
33
4 tot 22
: 17 VDC tot Vs, 20 mA max. Duur 15 tot 2.500 ms
F3S-BM•••P•• (*1) Hoofdeenheid voor serieschakeling
12 tot 66
: 6-pens, M12 connector
6 tot 33 4 tot 22
: Selecteerbaar tussen 10 en 300 ms : Geen verbinding of 0 tot 2,5 VDC, 2 mA
max.
F3S-B••• (*1) Volgeenheid voor serieschakeling
12 tot 30
300 / 450 / 600 / 750 mm
6 tot 15
4 tot
10
12
Type
F3S-B•••P (*1)
Autonoom
F3S-BM•••P•• (*1) Hoofdeenheid voor serieschakeling
F3S-B••• (*1) Volgeenheid voor serieschakeling
Item Isolatieweerstand Doorslagspanning Beschermingsgraad Trilweerstand
Schokbestendigheid Materiaal
20 M min. (bij 500 VDC) 1000 VAC 50/60 Hz gedurende 1 min IEC 60529 IP65 Normaal bedrijf : 10 tot 55 Hz, dubbel-amplitude: 0,7 mm, X-, Y- en Z-richting 20 aftastingen Normaal bedrijf : 100 m/s
2
[10 G], X-, Y- en Z-richting: 1000 maal Behuizing: Aluminium Voorpaneel: PMMA (acrylaathars) Einddoppen: PA6
Afmetingen (doorsnede) Accessoires
30 x 40 mm Proefstaaf (*2), montagebeugels (boven en onder), montagebeugels
(tussenliggend) (*3), montageplaten (*3), Gebruikershandleiding(*4)
Toepasselijke norm
IEC (EN) 61496-1 TYPE 2 ESPE (Elektrosensitieve veiligheidsvoorzieningen) IEC 61496-2 TYPE 2 AOPD (Actieve opto-elektronische beveiligingsinrichtingen)
*1 Zie voor bijzonderheden m.b.t. tot typenamen en optische specificaties “1-9 Tabel met typen”. *2 Alleen bij F3S-B2P en BM••2P••. *3 Voor de modellen met een beveiligingshoogte van 1050 mm en langer. *4 Alleen bij F3S-BP en BM••P••.

1-8 Indicatoren

<Zender indicatoren>
POWER INTER-
LOCK EXT.TEST/
BLANKING
Zender
Ontvanger
IR-stroomindicator Blokkeringsindicator Externe-test­/onderdrukkingsindicator
AAN-toestandsindicator UIT-toestandsindicator
Instabiliteitsindicator
<Ontvanger indicatoren>
Merkteken optische aslijn
IR-stroomindicator (Oranje)
Blokkering indicator (Geel)
Externe test / onderdrukking
indicator (Groen)
ON OFF UNSTAB
ON-status indicator (Groen)
OFF-status indicator
(Rood)
Instabiliteit indicator (Oranje)
: Brandt tijdens uitstralen. : Brandt tijdens start-/herstartblokkering of startblokke­ ring. : Brandt tijdens externe test. / Knippert tijdens gebruik
van onderdrukkingsfunctie. : Brandt tijdens ontvangst van licht. : Brandt tijdens onderbroken licht. Knippert tijdens verbinding met F39-E1 of bij storing. : Brandt bij onvoldoende ontvangst van licht of bij
storing. Knippert tijdens verbinding met F39-E1.
13
F3S-B
F3S - B
M362P12-L
vrij
ð Autonoom
S
ð Volgeenheid voor serieschakeling
36
ð Aantal optische assen (4-66)
2
ð Optische spoed 25 mm
7
ð Optische spoed 75 mm
vrij
ð Volgeenheid
P
ð PNP-uitgangen
vrij
ð Autonoom of volgeenheid
vrij
ð Complete set van zender en ontvanger
D
ð Alleen ontvangereenheid
F3S-B122P
F3S-BM122P••
F3S-BS122
30 mm
12
300 mm
0,9 kg

1-9 Tabel met typen

Type Benaming Regel
M
5
12
L
Autonoom Hoofdeenheid Volgeenheid
ð Hoofdeenheid voor serieschakeling
ð Optische spoed 50 mm
ð Aantal optische assen van de aangesloten
volgeenheid
ð Alleen zendereenheid
Optische resolutie
Aantal opt. assen
Beveili­gings-
hoogte
Gewicht
(zonder
accessoires)
F3S-B182P F3S-B242P F3S-B302P F3S-B362P F3S-B422P F3S-B482P F3S-B542P F3S-B602P F3S-B662P F3S-B065P F3S-BM065P•• F3S-BS065 55 mm 6 300 mm 0,9 kg F3S-B095P F3S-B125P F3S-B155P F3S-B185P F3S-B215P F3S-B245P F3S-B275P F3S-B305P F3S-B335P F3S-B047P F3S-BM047P•• F3S-BS047 80 mm 4 300 mm 0,9 kg F3S-B067P F3S-B087P F3S-B107P F3S-B127P F3S-B147P F3S-B167P F3S-B187P F3S-B207P F3S-B227P
F3S-BM182P•• F3S-BS182 18 450 mm 1,2 kg F3S-BM242P•• F3S-BS242 24 600 mm 1,5 kg F3S-BM302P•• F3S-BS302 30 750 mm 1,8 kg F3S-BM362P•• 36 900 mm 2,1 kg F3S-BM422P•• 42 1050 mm 2,5 kg F3S-BM482P•• 48 1200 mm 2,8 kg F3S-BM542P•• 54 1350 mm 3,1 kg F3S-BM602P•• 60 1500 mm 3,4 kg F3S-BM662P•• 66 1650 mm 3,7 kg
F3S-BM095P•• F3S-BS095 9 450 mm 1,2 kg F3S-BM125P•• F3S-BS125 12 600 mm 1,5 kg F3S-BM155P•• F3S-BS155 15 750 mm 1,8 kg F3S-BM185P•• 18 900 mm 2,1 kg F3S-BM215P•• 21 1050 mm 2,5 kg F3S-BM245P•• 24 1200 mm 2,8 kg F3S-BM275P•• 27 1350 mm 3,1 kg F3S-BM305P•• 30 1500 mm 3,4 kg F3S-BM335P•• 33 1650 mm 3,7 kg
F3S-BM067P•• F3S-BS067 6 450 mm 1,2 kg F3S-BM087P•• F3S-BS087 8 600 mm 1,5 kg F3S-BM107P•• F3S-BS107 10 750 mm 1,8 kg F3S-BM127P•• 12 900 mm 2,1 kg F3S-BM147P•• 14 1050 mm 2,5 kg F3S-BM167P•• 16 1200 mm 2,8 kg F3S-BM187P•• 18 1350 mm 3,1 kg F3S-BM207P•• 20 1500 mm 3,4 kg F3S-BM227P•• 22 1650 mm 3,7 kg
14

1-10 Tabel responsietijd

F3S-B065P
F3S-B047P

1-10-1 Autonoom model

Responsie-
tijd [ms ]
F3S-B122P 20
Responsie­tijd [ms ]
20
Responsie­tijd [ms ]
20 F3S-B182P 20 F3S-B095P 20 F3S-B067P 20 F3S-B242P 20 F3S-B125P 20 F3S-B087P 20 F3S-B302P 23 F3S-B155P 20 F3S-B107P 20 F3S-B362P 27 F3S-B185P 20 F3S-B127P 20 F3S-B422P 30 F3S-B215P 21 F3S-B147P 20 F3S-B482P 34 F3S-B245P 22 F3S-B167P 20 F3S-B542P 37 F3S-B275P 24 F3S-B187P 20 F3S-B602P 41 F3S-B305P 26 F3S-B207P 20 F3S-B662P 45
F3S-B335P
28
F3S-B227P
21

1-10-2Modellen voor serieschakeling

In onderstaande tabel staat de responsietijd van combinaties van een hoofdeenheid en een daarmee in serie geschakelde volgeenheid. Bijvoorbeeld, de responsietijd van de combinatie van F3S-BM122P30 en F3S-BS302 is 30 ms.
Responsietijd [ms ]
Volgeenheid
F3S-BS122 F3S-BS182 F3S-BS242 F3S-BS302
Hoofdeenheid
F3S-BM122P•• 20 23 27 30 F3S-BM182P•• 23 27 30 34 F3S-BM242P•• 27 30 34 37 F3S-BM302P•• 30 34 37 41 F3S-BM362P•• 34 37 41 45 F3S-BM422P•• 37 41 45 49 F3S-BM482P•• 41 45 49 54 F3S-BM542P•• 45 49 54 57 F3S-BM602P•• 49 54 57 61 F3S-BM662P•• 54 57 61 65
F3S-BS065 F3S-BS095 F3S-BS125 F3S-BS155 F3S-BM065P•• 20 20 20 21 F3S-BM095P•• 20 20 21 22 F3S-BM125P•• 20 21 22 24
F3S-BM155P•• 21 22 24 26 F3S-BM185P•• 22 24 26 28 F3S-BM215P•• 24 26 28 30 F3S-BM245P•• 26 28 30 32 F3S-BM275P•• 28 30 32 34 F3S-BM305P•• 30 32 34 35 F3S-BM335P•• 32 34 35 37
F3S-BS047 F3S-BS067 F3S-BS087 F3S-BS107 F3S-BM047P•• 20 20 20 20 F3S-BM067P•• 20 20 20 20
F3S-BM087P•• 20 20 20 20 F3S-BM107P•• 20 20 20 20 F3S-BM127P•• 20 20 20 21 F3S-BM147P•• 20 20 21 23 F3S-BM167P•• 20 21 23 24 F3S-BM187P•• 21 23 24 25 F3S-BM207P•• 23 24 25 26 F3S-BM227P•• 24 25 26 27
15
F3S-B

BEDRADING en MONTAGE Sectie 2

2-1 Installatievoorwaarden

WAARSCHUWING
Gebruik de F3S-B niet op machines die niet gestopt kunnen worden via elektrische bediening in een noodgeval. Gebruik de F3S-B niet in ruimten met brand- of ontploffingsgevaar.

2-1-1 Detectiezone en binnendringingsbaan

WAARSCHUWING
Installeer de F3S-B zodanig dat de operator te allen tijde met een deel van zijn/haar lichaam binnen de detectiezone blijft wanneer hij/zij in een gevaarlijke zone werkt. Laat men dit na, dan kan dit leiden tot ernstig letsel.
Correcte installatie
Men kan alleen bij een gevaarlijk deel van een machine komen door door de sensordetectiezone te gaan.
Incorrecte installatie
Het is mogelijk bij een gevaarlijk deel van een machine komen zonder door de sensordetectiezone te gaan.

2-1-2 Veiligheidsafstand

De operator blijft met een deel van zijn/haar lichaam in de detectiezone terwijl hij/zij aan het werk is.
De operator staat hier tussen de sensordetectiezone en een gevaarlijk deel van een machine.
WAARSCHUWING
Houd altijd de veiligheidsafstand aan tussen de F3S-B en een gevaarlijk deel van een machine. Men kan ernstig letsel oplopen als de machine niet stopt voordat iemand het gevaarlijke deel bereikt.
De “Veiligheidsafstand” is de minimale afstand die aangehouden moet worden tussen de F3S-B en een gevaarlijk deel van een machine zodat de machine gestopt kan worden voordat een persoon of een voorwerp die machine bereikt. De veiligheidsafstand wordt berekend aan de hand van onderstaande vergelijking wanneer een persoon zich rechtstandig naar de detectiezone van een lichtscherm beweegt.
S = K x T + C (1)
S : Veiligheidsafstand K : Binnendringingssnelheid in de detectiezone T : Totale responsietijd voor de machine en het lichtscherm C : Bijkomende afstand berekend op basis van de optische resolutie van het lichtscherm
16
Binnendringingssnelheid (K) en bijkomende afstand (C) lopen uiteen, afhankelijk van nationale normen en
Gevaarlijk
Detectie
Richting
afzonderlijke machinestandaarden. De vergelijking valt ook anders uit indien de richting van binnendringen niet loodrecht op de detectiezone van het lichtscherm is.
Als er niet voorzien is in de Europese normen in de veiligheidsafstand voor een afzonderlijke machine, kan de afstand berekend worden met behulp van EN 999 (Veiligheid van machines - Naderingssnelheid van lichaamsdelen in verband met de plaatsing van veiligheidsvoorzieningen).
Methode voor het berekenen van de veiligheidsafstand zoals bepaald in EN 999 (voor binnendringing loodrecht op de detectiezone)
1) Type met optische resolutie van 30 mm
Substitueer K = 2000 mm/s en C = 8 (d-14 mm) in vergelijking (1) en bereken zoals hieronder aangegeven.
S = 2000 mm/s x ( Tm + Ts ) + 8 ( d - 14 mm ) (2)
Waarbij:
S = veiligheidsafstand (mm) Tm = responsietijd machine (s) (zie opm. 1) Ts = responsietijd lichtscherm (s) (zie opm. 2) d = optische resolutie van lichtscherm (mm)
bijv.:
Tm = 0,05 s, Ts = 0,025 s, d = 30 mm S = 2000 mm/s x (0,05 s + 0,025 s) + 8 (30 mm-14 mm)
= 278 mm
Neem S = 100 mm indien de uitkomst van vergelijking (2) 100 mm of kleiner is. Herbereken met behulp van de volgende vergelijking waarbij K = 1600 mm/s, indien de uitkomst groter is dan 500 mm.
S = 1600 mm/s x ( Tm + Ts ) + 8 ( d – 14 ) mm (3)
Neem S = 500 mm indien de uitkomst van vergelijking (3) 500 mm of kleiner is.
2) Type met optische resolutie van 55 mm en 80 mm
Substitueer K =1600 mm/s en C = 850 mm in vergelijking (1) en bereken zoals hieronder aangegeven:
S = 1600 mm/s x ( Tm + Ts ) + 850 mm
Opm.:
1. Onder de responsietijd van de machine (Tm) wordt verstaan: de maximale tijd vanaf het moment waarop de machine een stopsignaal ontvangt tot het moment waarop een gevaarlijk deel van de machine stopt.
2. Onder de responsietijd van het lichtscherm (Ts) wordt verstaan: de tijd die nodig is voor het overgaan van de uitgang van AAN in UIT.
Veiligheidsafstand
Optische-aslijn
zone
17
F3S-B
D D
D
3.
2-1-3 Afstand vanaf reflecterende oppervlakken
WAARSCHUWING
Het is belangrijk de F3S-B zo te installeren dat de uitwerking van reflectie van reflecterende oppervlakken zo klein mogelijk gehouden wordt. Houd men hier niet voldoende rekening mee, dan werkt de detectie niet, waardoor men mogelijk ernstig letsel kan oplopen. Installeer de F3S-B met de hieronder aangegeven minimumafstand D van reflecterende oppervlakken (zeer reflecterende oppervlakken) zoals metalen wanden, vloeren, plafonds en werkstukken.
Emitter
Afstand tussen zender en
< <Zijaanzicht>
Reflecterend plafond
Detectiezone
L
Reflecterende vloer
Ontvanger
Reflecterend oppervlak
5
Emitter
Minimale installatieafstand D
5
< Bovenaanzicht>
° °
Ontvanger
L
ontvanger (detectieafstand L)
0,3 tot 3 m 0,27 m
3 tot 5 m L x tan 5° = L x 0,087 (m)

2-1-4 Het voorkomen van onderlinge interferentie

Neem maatregelen ter voorkoming van onderlinge interferentie bij plaatsing van twee of meer sensoren. In onderstaande figuren worden opstellingen getoond waarin onderlinge interferentie zou kunnen optreden.
18
Emitter 1
RS-485
Emitter 1
Emitter 2
(Incorrect)
Receiver 1
(Incorrect)
Emitter 2
RS-485
Receiver 1
Receiver 2
Receiver 2
(Incorrect)
Emitter 1Emitter 2
RS-485
Receiver 1
Receiver 2
Hieronder staan correcte opstellingen om onderlinge interferentie te voorkomen.
L
Afwisselend zenders en ontvangers
(Correct)
(Correct)
Ontvanger 1
RS-485
(Correct)
Ontvanger 1
Zender 2
Installeer schermen
(Correct)
Zender 1
RS-485 RS-485
Ontvanger 1
Zender 1
Zender 2
Zender 2
RS-485
Ontvanger 2
Zender 1
Ontvanger 2
Ontvanger 2
Zender 1
RS-485
Ontvanger 2
RS-485
Ontvanger 1
Zender 2
Houd voldoende afstand aan tussen iedere groep sensoren
Stel de groepen zo op dat de afstand tussen de merktekens van de beveiligingshoogte ervan groter is dan “D” in onderstaande tabel.
(Correct)
L
(Correct)
°
Afstand tussen zender en ontvanger
(detectieafstand L)
0,3 tot 3 m 0,54 m
3 tot 5 m L x tan 10° = L x 0,18 (m)
Zender 1
Zender 2
10
D
°
10
Minimale installatieafstand D
Ontvanger 1
Ontvanger 2
19
F3S-B

2-2 Maatvoeringstekeningen

Zijmontage
4 MONTAGEGATEN
MONTAGEBEUGEL (BOVEN EN ONDER)
MONTAGEBEUGEL (TUSSENLIGGEND)
(opm. 4)
2 MONTAGEGATEN
D
C
B
2 x M5 (opm. 1)
4 x M5
20
MONTAGEGATEN
15 (opm. 1)
D
E (opm. 1)
28 (opm. 1)
Type A
Beveiligings­hoogte
28
40.3
Volle lengte van de sensor
A (BEVEILIGINGSHOOGTE)48
OPTISCHE AS
E (opm. 1)
8
15
54.25 25
M12 CONNECTOR
30
(opm. 2, 3)
(59.6)
20.336
Eenheid: mm
B
C Volle lengte met beugels
D Centerbreedte montagegat
E Positie tussenliggen­de montage­beugel
F3S-B 122, B 065, B 047 300 343 387 371 ----­F3S-B 182, B 095, B 067 450 493 537 521 ----­F3S-B 242, B 125, B 087 600 643 687 671 ----­F3S-B 302, B 155, B 107 750 793 837 821 ----­F3S-B 362, B 185, B 127 900 943 987 971 ----­F3S-B 422, B 215, B 147 1050 1093 1137 1121 560,5 F3S-B 482, B 245, B 167 1200 1243 1287 1271 635,5 F3S-B 542, B 275, B 187 1350 1393 1437 1421 710,5 F3S-B 602, B 305, B 207 1500 1543 1587 1571 785,5 F3S-B 662, B 335, B 227 1650 1693 1737 1721 860,5
20
F3S-B
Achtermontage (met tussenliggende montagebeugel)
55.3
MONTAGEBEUGEL (TUSSENLIGGEND)
(opm.4)
C
40.3
15
2 x M5 (opm. 1)
15 (opm. 1)
D
E (opm. 1)
4 x M5
B
M12 CONNECTOR (opm. 2, 3)
MONTAGEBEUGEL (BOVEN EN ONDER)
4 MONTAGEPLATEN
2 MONTAGEGATEN
OPTISCHE AS
MONTAGEPLAAT (ZIE "2-2-3 Montageplaat")
24
E (opm. 1)
42.74
30
A (BEVEILIGINGSHOOGTE)
2554.25
48
11.25 D
20
24 (opm. 1)
MONTAGEGATEN
32 (29.7)
Eenheid: mm
Type A
Beveiligings­hoogte
B Volle lengte van de sensor
C Volle lengte met beugels
D Centerbreedte montagegat
E Positie tussenliggen­de montagebeu­gel
F3S-B 422, B 215, B 147 1050 1093 1143,5 1121 560,5 F3S-B 482, B 245, B 167 1200 1243 1293,5 1271 635,5 F3S-B 542, B 275, B 187 1350 1393 1443,5 1421 710,5 F3S-B 602, B 305, B 207 1500 1543 1593,5 1571 785,5 F3S-B 662, B 335, B 227 1650 1693 1743,5 1721 860,5
21
F3S-B
Achtermontage (zonder tussenliggende montagebeugel)
50.3
C
40.3
10
MONTAGEBEUGEL (BOVEN EN ONDER)
4 MONTAGEGATEN
D
OPTISCHE AS
B
A (BEVEILIGINGSHOOGTE)
2554.25
48
D
4-M5
20
MONTAGEGATEN
M12 CONNECTOR (opm. 2, 3)
Eenheid: mm
Type A
Beveiligings­hoogte
B Volle lengte van de sensor
C Volle lengte met beugels
D Centerbreedte montagegat
F3S-B 122, B 065, B 047 300 343 387 371 F3S-B 182, B 095, B 067 450 493 537 521 F3S-B 242, B 125, B 087 600 643 687 671 F3S-B 302, B 155, B 107 750 793 837 821 F3S-B 362, B 185, B 127 900 943 987 971
36
30
8
22
Opm.:
1. De tussenliggende beugel en montageschroefgaten worden alleen toegepast bij types met een beveiligingshoogte van 1050 mm of meer.
2. De hoofdeenheid is voorzien van een M12 connector aan beide kanten van de sensor (voor de verlengingskabel en de kabel voor serieschakeling).
3. Houd de hieronder aangegeven afstand aan voor de verlengingskabel en de kabel voor serieschakeling wanneer de kabel wordt gebogen.
Kabel serieschakeling van de hoofdeenheidzijde en de volgeenheidzijde
81 min.
Verlengingskabel
73 min.
4. In de figuren op de vorige pagina's is de L-vormige tussenbeugel (zie 2-2-4) afgebeeld aan de linkerkant van de F3S-B. In geval de L-vormige tussenbeugel aan de rechterkant van de sensor moet zitten, dient de tussenliggende montagebeugel omgekeerd gericht te worden zoals afgebeeld in onderstaande figuur. De positie van de montageschroefgaten voor de L-vormige tussenbeugel gaat van de linkerkant naar de rechterkant. Dit geldt ook in het geval van zijmontage, in onderstaande figuren staan alleen voorbeelden voor achtermontage.
2-M5
D
15
E
4-M5
2-M5
4-M5
15
D
E
24
MONTAGEGATEN
20
20
24
MONTAGEGATEN
23
F3S-B

2-2-2 Montagesteun (boven en onder)

22
5.5
2
ø
R2.75
5
.
5
3.5
12
16
20
°
20
°
5
3
46
30
R1.75
2
36
R4.5
Eenheid: mm

2-2-3 Montageplaat

Worden alleen meegeleverd met modellen met een beveiligingshoogte van 1050 mm of meer.
De montageplaten zijn alleen nodig wanneer de F3S-B wordt gemonteerd in de opstelling met achtermontage met de tussenbeugels.
42.74
36.5 20
6.25
4
5.5
Gebruik
1. Monteer de montagebeugel (boven en onder) aan de montageplaat.
22.5 3
R2.75
Montagebeugel (boven en onder)
7
5
28.74
12
Eenheid: mm
Montageplaat
24
2. Bevestig de zo samengebouwde beugel met M5 schroeven.
Sensor
M5 schroef

2-2-4 Montagebeugel (Tussenliggend)

BEVESTIGINGSSCHROEF VOOR BEUGEL (M4x10)
Alleen meegeleverd met modellen met een beveiligingshoogte van 1050 mm of meer.
MONTAGESCHROEF VOOR SENSOR (M6x8)
PLATTE TUSSENBEUGEL
RUBBER
U-VORMIGE TUSSENBEUGEL
L-VORMIGE TUSSENBEUGEL
Eenheid: mm
Opstelling van U-vormige tussenbeugel gemonteerd onder een hoek van 90 graden
Gebruik
1. Montage Kies de montagerichting voor de combinatie van L­en U-vormige tussenbeugel aan de hand van de
L-vormige tussenbeugel
U-vormige tussenbeugel
montagerichting (zijkant of achterkant) en zet de beugels tijdelijk vast met de M4 x 10 schroef.
2. Installatie Klem de U-vormige beugel op het midden van de behuizing en zet de beugel tijdelijk vast aan de F3S-B met de M6 x 8 schroef. De oriëntatie van de montagebeugel (tussenliggend) voor de zender is omgekeerd ten opzichte van de beugel van de ontvanger.
Zijmontage
U-vormige tussenbeugel
Achtermontage
Behuizing
25
F3S-B

2-3 Bedrading

WAARSCHUWING
Sluit de F3S-B niet aan op een voeding met een spanning hoger dan 24 VDC + 20%. Sluit de F3S-B niet aan op een AC-stroombron.

2-3-1 Voedingseenheden en belastingen

WAARSCHUWING
DC-voedingseenheden moeten voldoen aan alle hieronder vermelde voorwaarden zodat de F3S-B voldoet aan de toepasselijke normen IEC 61496-1 en UL 508.
De voedingsspanning dient binnen de nominale waarden te liggen (24 VDC ± 20 %).
De voeding wordt alleen aangesloten op de F3S-B en niet op andere apparaten of machines.
De voeding is uitgevoerd met dubbele isolatie of superisolatie tussen de primaire en secondaire
stroomkring.
De voeding stelt automatisch de overstroombeveiligingskarakteristieken opnieuw in (spanningsval).
De voeding houdt een uitgangshoudtijd van ten minste 20 ms in stand.
FG (gestelsluitingsklem) moet aangesloten worden op PE (randaarde) bij toepassing van een in de
handel verkrijgbare schakelende spanningsstabilisator.
De voeding moet aan de eisen voldoen voor het voeden van een Klasse 2 circuit of een begrensd
Spanning/Stroom Circuit hebben zoals gedefinieerd in UL508 (zie opmerking).
De voeding moet voldoen aan de voorgeschreven eisen en normen, met betrekking tot EMC en
veiligheid van de elektrische uitrusting, van het land waarin de F3S-B wordt geïnstalleerd en waarin de machinerie in bedrijf zal worden genomen, bijvoorbeeld: De EMC-richtlijn (industriële omgeving) en de Laagspanningsrichtlijn in de EU.
Opmerking: De voeding moet voldoen aan de volgende twee vereisten (1) en (2) betreffende het
secundaire circuit, in overeenstemming met UL 508, om brand te voorkomen.
(1) De voeding omvat een stroomkring met begrensde spanning/stroom die gevoed wordt via een
scheidingsbron zoals de secundaire wikkeling van een scheidingstransformator. In de stroomkring met begrensde spanning/stroom - wordt de beschikbare stroom begrensd tot een waarde van ten hoogste 8 A (waaronder begrepen het geval van kortsluiting), of
(2) De voeding omvat een stroomkring van klasse 2 die gevoed wordt door een scheidingsbron die
voldoet aan de eisen in de Norm voor Krachtbronnen van klasse 2, UL 1310, of de eisen in de Norm voor Transformatoren van klasse 2 en klasse 3, UL 1585.
Aanbevolen voeding: S82K (type 15 W, 30 W, 50 W, 90 W) van OMRON, opgenomen in UL-normen (UL 508, Capaciteit van klasse 2) en voorzien van CE-markering (EMC- en Laagspanningsrichtlijn)
Voeding en belastingen moeten met superisolatie of dubbele isolatie worden uitgevoerd zoals afgebeeld in onderstaande figuur om te voorkomen dat men een elektrische schok kan krijgen. De in de figuur afgebeelde isolatie dient bescherming te bieden tegen gevaarlijke spanningsniveaus (230 VAC, enz.), niet alleen maar tegen 24 VDC.
Relaisbewakingsingang
Zender
Ontvan­ger
Super­isolatie of dubbele isolatie
0 V +24V
Uitgang
0 V +24V
Voedings-
eenheid
Gevaarlijk spanningsniveau
K1
Superisolatie of dubbele isolatie
k1
tussen de spoel en contacten,
tussen contacten onderling
k1
Gevaarlijk spanningsniveau
Motor, enz.
26

2-3-2 Bedradingsschema

Koppel alle stroombronnen af alvorens de bedrading tussen de F3S-B en een machine aan te
sluiten.
Zender
RS-485(A) (Grijs 6)
RS-485(B) (Roze 5)
0 V (Blauw 7)
Ext. test (Groen 3)
Relaisbewaking (Wit 1)
24 VDC (Bruin 2)
S1
E1
Blokkering keuze (Geel 4)
Ontvanger
Instabiliteit (Geel 4)
K3
0 V (Blauw 7)
24 VDC (Bruin 2)
Uitgang 1 (Groen 3)
K1
Uitgang 2 (Wit 1)
K2
E1: 24 VDC Voeding S1: Externe testschakelaar K1, K2: Relais of PLC ingang voor het besturen van de gevaarlijke beweging van een machine K3: Relais voor het aangeven van een instabiele toestand
Bij gebruik van start-/herstartblokkeringsfunctie Bij gebruik van optionele relaisbewakingsfunctie
Ext. test (Groen 3)
S1
E1
Zender
24 VDC (Bruin 2)
0 V (Blauw 7)
Zender
RS-485(A) (Grijs 6)
S2
24 VDC (Bruin 2)
0 V (Blauw 7)
Blokkering keuze (geel 4)
E1
S2: Resetschakelaar herstartblokkering
RS-485(B) (Roze 5)
Ontvanger
Instabiliteit (Geel 4)
K3
(Wit 1)
Relaisbewaking
k1
0 V (Blauw 7)
24 VDC (Bruin 2)
k2
k1, k2: Hulpcontact voor het bewaken
van de toestand van het eindrelais
27
F3S-B
Benaming signaal
Ontvanger
Zender
1
Besturingsuitgang 2
Relaisbewakingsingang
Wit
2
24 VDC
24 VDC
Bruin
3
Besturingsuitgang 1
Externe-testingang
Groen
4
Instabiliteitsuitgang
Blokkeringsselectie-
Geel
5
RS-485 (A)
RS-485 (A)
Grijs
6
RS-485 (B)
RS-485 (B)
Roze
7
0 V
0 V
Blauw
8
N.C. / gereserveerd
N.C. / gereserveerd
Rood

2-3-3 Werkwijze voor bedraden

1. Sluit de zender-verlengingskabel (F39-JB•A-L optioneel, grijze buitenmantel) aan op de zender.
(Er zitten grijskleurige plastic doppen op de zender.)
2. Sluit de ontvanger-verlengingskabel (F39-JB•A-D optioneel, zwarte buitenmantel) aan op de
ontvanger. (Op de ontvangereenheid zitten zwarte plastic doppen.)
3. Sluit de 0 V leiding van de voeding rechtstreeks aan op randaarde (PE).
Opm.: Zorg dat de bedrading correct wordt aangesloten. Gebeurt dit niet, dan kan dit leiden tot schade aan de F3S-B.
Connector (Hoofdeenheidzijde)
Vooraanzicht
7
1
865
2
4
3
Pen nr.
N.C. / gereserveerd: niet aansluiten
Verlengingskabel (F39-JB•A Optioneel)
42 L
ø15
M12
Kleur draad
van
Ronde vinyl-geïsoleerde kabel
5.7 mm dia. (32/0.1 mm dia.) 8 aders
Eenheid: mm
Type (Benaming
voor zender voor ontvanger L
set)
F39-JB1A F39-JB1A-L F39-JB1A-D 3000 F39-JB2A F39-JB2A-L F39-JB2A-D 7000 F39-JB3A F39-JB3A-L
Kleur buitenmantel grijs
Kabel voor serieschakeling (F39-JB1B optioneel)
48.5
15
Ø
M12
Type (Benaming
voor zender voor ontvanger
set)
F39-JB1B F39-JB1B-L Kleur
buitenmantel grijs
28
F39-JB3A-D
300
F39-JB1B-D Kleur
Kleur buitenmantel zwart
Eenheid: mm
buitenmantel zwart
10000

AFSTELLEN Sectie 3

3-1 Afstelprocedure

1. Let op de volgende punten.
Een gevaarlijk deel van een machine mag zich niet verplaatsen tijdens het afstellen.
De optische oppervlakken van de zender en ontvanger moeten schoon zijn.
Er mogen zich geen het licht onderbrekende voorwerpen in de detectiezone van de F3S-B
bevinden.
2. Stel de torsiehoek van de zender af terwijl u daarbij de indicator op de ontvanger in de gaten houdt en het punt bepaalt waarop de AAN-toestandsindicator (aan: groen) gaat branden en de instabiliteitsindicator (UNSTAB: oranje) UIT gaat.
3. Stel de torsiehoek zo af dat de toestand voor het ontvangen van licht zo stabiel mogelijk wordt. Zet, zodra de bovenstaande afstellingen zijn voltooid, alle beugels en montageschroeven vast; let er daarbij op dat de optische-asafstelling van de F3S-B niet gewijzigd wordt. Het aanhaalmoment voor deze schroeven staat in onderstaande tabel.
Types montagebeugel Benaming en lengte (mm) schroef Aanhaalmoment
Montagebeugels (boven en onder)
(tussenliggend)
4. Indien er geen stabiele lichtontvangsttoestand wordt bereikt middels het verstellen van de hoek van de zender, voer dan de volgende afstellingen uit.
Indien de instabiliteitsindicator niet UIT gaat, bevestig de zender dan tijdelijk bij de meest stabiele toestand en verstel de hoek voor de ontvanger overeenkomstige de hierboven in stap 2 beschreven procedure.
5. Indien er geen stabiele lichtontvangsttoestand wordt bereikt middels het verstellen van de hoek van de ontvanger, controleer dan of het montagevlak van de zender en het montagevlak van de ontvanger parallel staan en controleer ook of de zender en ontvanger op dezelfde hoogte zijn gemonteerd.
M3 x 10
(tapschroef)
M4 x 10 1,2 N·m (12,2 kg·cm)Montagebeugels
M6 x 8 4,3 N·m (43,9 kg·cm)
0,54 N·m (5,5 kg·cm)

3-2 Controlelijst

Controleer de volgende punten om er zeker van te zijn dat de installatie correct is verlopen.
1. q De machineconstructie vormt geen belemmering voor stop- en andere veiligheidsfuncties.
2. q Binnendringing in een gevaarlijk deel van de machine is niet mogelijk zonder eerst door de detectiezone van de F3S-B te gaan.
3. q Beschermende constructie die het mogelijk maakt dat de F3S-B een operator kan detecteren wanneer hij/zij in de gevaarlijke zone werkt.
4. q De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand.
5. q Er zijn geen reflecterende oppervlakken aangebracht in verboden zones.
Controleer de volgende punten om er zeker van te zijn dat de bedrading correct aangesloten is alvorens de stroom in te schakelen.
1. q De voedingseenheid is alleen aangesloten op de F3S-B.
2. q De voedingseenheid is een 24-VDC-eenheid die voldoet aan de EMC-richtlijn, Laagspanningrichtlijn en uitgangshoudspecificaties.
3. q De polariteit van de voedingsaansluiting is niet omgekeerd.
4. q De verlengingskabel van de zender is goed aangesloten op de zender en de verlengingskabel van de ontvanger is goed aangesloten op de ontvanger.
5. q Er is dubbele isolatie of superisolatie toegepast tussen de uitgang en het potentiële gevaar (commerciële voedingen, enz.), en tussen de relaisbewakingsingang en het potentiële gevaar.
6. q Er zijn geen uitgangen kortgesloten op de +24V leiding.
7. q Er zijn geen belastingen aangesloten op de +24V leiding.
8. q Er zijn geen leidingen aangesloten op een commerciële voeding.
29
F3S-B
9. q Als er twee of meer eenheden worden gebruikt die dicht bij elkaar liggen, moeten ze zo gemonteerd zijn dat onderlinge interferentie wordt voorkomen.
Schakel de stroom in van de F3S-B en controleer of de F3S-B goed werkt zoals hierna beschreven bij stilstaande machine.
10. q De F3S-B zal normaliter gaan werken binnen 2 seconden na het inschakelen van de stroom. Wanneer de beveiligingszone vrij is van obstructies, gaan de IR-stroomindicator (oranje) van de zender en de AAN-toestandsindicator (groen) van de ontvanger branden.
11. q Er kan een proefstaaf worden gedetecteerd op elke willekeurige positie in de detectiezone. Met andere woorden, de UIT-toestandsindicator (rood) op de ontvanger zal zo lang blijven branden als de proefstaaf zich in de detectiezone bevindt.
Controlepunten voor detectie zijn: (A) Beveiligingshoogte direct vóór de zender (B) Beveiligingshoogte direct vóór de ontvanger. (C) Beveiligingshoogte halverwege tussen de zender en ontvanger. * Let erop dat u de juiste proefstaaf gebruikt: deze dient dezelfde diameter te hebben als de
optische resolutie van de te testen F3S-B.
(A)
(C)
(B)
Zender
Proefstaaf
Ontvanger
12. q De externe-testfunctie kan in werking gesteld worden en de uitgangen worden kortstondig uitgeschakeld indien de klem van de externe-testingang wordt aangesloten op een spanning van 17 VDC tot Vs.
Laat de machine werken en controleer of een gevaarlijk deel stopt in de hierna volgende omstandigheden.
13. q Het gevaarlijke deel stopt binnen de berekende tijd wanner er een proefstaaf in de detectiezone wordt gebracht direct vóór de zender, direct vóór de ontvanger en halverwege tussen de zender en ontvanger.
14. q Het gevaarlijke deel blijft gestopt zolang als de proefstaaf zich in de detectiezone bevindt.
15. q Het gevaarlijke deel stopt wanneer de voeding van de F3S-B wordt uitgeschakeld.
16. q De totaal gemeten responsietijd van de machine is korter dan de berekende responsietijd.
30

I/O-CIRCUIT Sectie 4

RS-485(A)
Grijs
Roze
RS-485(B)
IR-licht indicator
5
6
ON-status
indicator
Blokkering
indicator
Zender hoofdcircuit
OFF-status
indicator
Ext. test/ onderdrukking
indicator
Instabiliteit indicator
Bruin
2
Groen
3
Externe testingang
Wit
1
Relaisbewaking ingang
Geel
4
Blauw
7
Bruin
2
Blokkering keuze-ingang (*1)
+24 V
0 V
Roze
Grijs
Groen
6
Ontvanger hoofdcircuit
5
3
Besturingsuitgang 1
Wit
1
Besturingsuitgang 2
Geel
4
Instabiliteit uitgang
Blauw
7
Last
Last
Last
*1 Zie “2-3 Bedrading” voor details over bedrading
31
F3S-B

TOEPASSINGEN Sectie 5

5-1 Toepassing (1)

- zonder start-/herstartblokkeringsfunctie
- zonder relaisbewakingsfunctie
Zender
RS-485(A) RS-485(B)
Aarde
Blokkering keuze
KM1
KM2
isbewaking
a
l
e
R
Ext. test
Vcc
S1
M
E1
M: 3-fase motor E1: 24 VDC voeding S1: Externe testschakelaar KM1, KM2: Magneetschakelaar (met superisolatie)
Opm.: KM1 en KM2 moeten voorzien zijn van
superisolatie tussen de spoel en contacten.
Ontvanger
Instabiliteit
Vcc
Uitgang 1
Aarde
KM1
KM2

5-2 Toepassing (2)

- met start-/herstartblokkeringsfunctie
- met relaisbewakingsfunctie
Zender
RS-485(A) RS-485(B)
Relaisbewaking
Uitgang 2
KM1
KM2
M
Ext. test
Vcc
Aarde
Blokkering keuze
S1
M: 3-fase motor E1: 24 VDC voeding S1: Externe testschakelaar S2: Herstartblokkering resetschakelaar KM1, KM2: Magneetschakelaarr (met superisolatie)
S2
E1
Opm.: KM1 en KM2 moeten voorzien zijn van
superisolatie tussen de spoel en contacten evenals tussen contacten onderling.
Ontvanger
Vcc
Instabiliteit
Uitgang 1
Aarde
Uitgang 2
KM1
KM2
32

ONDERHOUD Sectie 6

WAARSCHUWING
Neem de F3S-B pas in gebruik wanneer de volgende controles zijn uitgevoerd. Doet men dit niet, dan kan dit ernstig letsel of zelfs de dood tot gevolg hebben. Demonteer noch repareer de F3S-B, en breng er ook geen wijzigingen in aan.
Opm.:
1. Om veiligheidsredenen is het belangrijk de uitkomsten van controles te registreren en te bewaren.
2. U dient volkomen vertrouwd te zijn met de F3S-B en de machine alvorens controles te gaan uitvoeren.
3. Zorg ervoor dat alle werknemers beschikken over adequate richtlijnen voor het verrichten van
onderhoud en controles.

6-1 Dagelijkse controles

Controleer de volgende punten bij aanvang van de werkzaamheden of na een ploegenwisseling.
1. q Geen binnendringingsbanen in een gevaarlijk deel van een machine behalve via de detectiezone van de F3S-B.
2. q De operator blijft te allen tijde met een deel van zijn/haar lichaam binnen de detectiezone van de F3S-B wanneer hij/zij in de gevaarlijke zone werkt.
3. q De werkelijke veiligheidsafstand is groter dan de berekende afstand.
4. q Geen vuil of krassen op het optische oppervlak.
Laat de machine werken en controleer of het gevaarlijke deel stopt in de hierna volgende omstandigheden.
5. q Het gevaarlijke deel beweegt wanneer er zich niets in de detectiezone bevindt (normaal bedrijf).
6. q Het gevaarlijke deel stopt binnen de berekende tijd wanneer de proefstaaf in de detectiezone wordt gebracht direct vóór de zender, direct vóór de ontvanger en halverwege tussen de zender en ontvanger.
7. q Het gevaarlijke deel blijft gestopt zolang als de proefstaaf zich in de detectiezone bevindt.
8. q Het gevaarlijke deel stopt wanneer de voeding van de F3S-B wordt uitgeschakeld.

6-2 Halfjaarlijkse controle

Controleer de volgende punten elk half jaar of wanneer er een machine-instelling wordt gewijzigd.
1. q De machineconstructie vormt geen belemmering voor stop- en andere veiligheidsfuncties.
2. q Er heeft geen wijziging aan de machine of aan de aansluiting plaatsgevonden die van nadelige invloed zal zijn op het besturingssysteem.
3. q De bedrading van de uitgangen van de F3S-B is correct aangesloten op de machine.
4. q De werkelijke totaal gemeten responsietijd van de machine is korter dan de berekende responsietijd.
5. q Het stuurrelais en de connector verkeren in goede staat.
6. q De beugels zijn stevig bevestigd.

6-3 Reinigen

Indien het oppervlak van de F3S-B extreem vuil is, dan stopt de F3S-B met het activeren van de uitgangen. Reinig het oppervlak in dat geval met een schone zachte doek zonder druk uit te oefenen. Gebruik geen oplosmiddelen zoals verfverdunners, benzeen of aceton voor het reinigen van de F3S-B omdat deze middelen het lichtdoorlatende oppervlak beschadigen.
33
F3S-B

ACCESSOIRES (OPTIONEEL) Sectie7

F39-JB•A verlengingskabel : 2 st./set
Type Lengte Specificatie
F39-JB1A F39-JB2A F39-JB3A
F39-JB1B kabel voor serieschakeling
: 2 st./set
Type Lengte Specificatie
F39-JB1B 300 mm M12 connector (6-pens)
F39-E1 Interface-eenheid
3 m 7 m 10 m
M12 connector (8-pens)
F39-U1E software voor optionele functies
Staat op één 3,5 inch diskette en draait onder Windows95, Windows98 of Windows NT

Benodigde hardware: PC/Laptop Pentium 133 (32 MB voor Windows95, 64 MB voor Windows NT)
F39-JB1C interface-kabel
5 m lange kabel, M8 connector (4-pens)
34

STORINGZOEKEN Sectie 8

De F3S-B voert interne zelftests uit na het inschakelen van de stroom en tijdens normaal bedrijf van de F3S-B. De externe test is ook beschikbaar. Indien er een storing wordt gedetecteerd, wordt dit met een bijbehorend knipperpatroon aangegeven door de rode LED (UIT-toestandsindicator) van de ontvanger. Iedere storingsindicatiesequentie, behalve onafgebroken knipperen, herhaalt zich om de twee seconden. Dit blijft zich herhalen totdat de storing is verholpen.
Indicatie Oorzaak Oplossing
Knippert onafgebroke n
Knippert eenmaal
Knippert tweemaal
Knippert driemaal
Storing relaisbewaking tijdens AAN-toestand
(In het geval dat de relaisbewakingsfunctie wordt geactiveerd, wordt de verkeerde status van het NC-contact van het relais gedetecteerd wanneer de besturingsuitgangen in de AAN­toestand staan.)
Storing van interne parameter van een ontvanger
Communicatiestoring tussen een zender en ontvanger, of interne storing van een zender
Storing van het interne geheugen van een ontvanger
Controleer de aansluiting van de
relaisbewakingsingang.
Controleer de spanning van de
relaisbewakingsingang. (Wanneer de besturingsingangen in de AAN-toestand staan, moet de relaisbewakingsingang 0 V aangeven)
* Alleen m.b.t. deze storing is het nodig de stroom te
onderbreken en weer in schakelen om de F3S-B terug te zetten.
Wijzig de instelparameters middels de software voor
optionele functies F39-U1E, of stel de
instelparameters terug naar de door de fabrikant
ingestelde toestand, ook middels de F39-U1E
software.
Vervang de ontvanger.
Controleer de aansluiting van de zender en de
ontvanger.
Controleer de serieschakeling van de zenders.
Controleer of de zender en de ontvanger dezelfde
typebenaming hebben.
Controleer of de typebenaming van de zender die
fungeert als volgeenheid gelijk is aan die welke
vermeld staat op het plaatje van de zender die
fungeert als hoofdeenheid.
Vervang de zender.
Vervang de ontvanger.
Knippert viermaal
Knippert vijfmaal
Knippert zesmaal
Relaisbewakingsstoring tijdens UIT-toestand
(In het geval dat de relaisbewakingsfunctie wordt geactiveerd, wordt de verkeerde status van het NC-contact van het relais gedetecteerd wanneer de besturingsuitgangen in de UIT­toestand staan.)
Storing besturingsuitgang
(Er wordt een spanning van hoog niveau gedetecteerd ofschoon een besturingsuitgang in de UIT­toestand staat.)
Storing van interne hardware van een ontvanger
Controleer de aansluiting van de
relaisbewakingsingang.
Controleer de spanning van de
relaisbewakingsingang. (Wanneer de besturingsingangen UIT staan, moet de relaisbewakingsingang zich op een niveau bevinden van 17 VDC tot Vs.)
Controleer de aansluiting van de controle uitgangen
op een kortsluiting met Vs (kabels, aangesloten
eenheden)
Vervang de ontvanger.
Vervang de ontvanger.
35
F3S-B
toestandsindicator)
Knippert zevenmaal
Storing serieschakelingssysteem van de ontvangers
0,5 sec 0,5 sec
knippert N maal
Fig. Tijdsvolgordediagram voor knipperpatroon van rode LED (UIT-
2 sec
Controleer de serieschakeling tussen de
ontvangers.
Controleer of de typebenaming van de ontvanger
die fungeert als volgeenheid gelijk is aan die welke
vermeld staat op het plaatje van de ontvanger die
fungeert als hoofdeenheid.
Vervang de ontvanger die fungeert als
hoofdeenheid en/of de ontvanger die fungeert als
volgeenheid.
36
OMRON ELECTRONICS B.V.
Wegalaan 61 – 2132 JD Hoofddorp Postbus 582 – 2130 AN Hoofddorp Tel. (023) 568 11 00, fax (023) 568 11 88 www.omron.nl
Uw leverancier:
Cat. No. E502-NL2-01 Omron behoudt zich het recht voor de specificaties zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
06.2000
Loading...