DeviceNet Safety
Handleiding voor systeemconfiguratie
Uitgave: mei 2005
Opmerking
De producten van OMRON worden vervaardigd voor gebruik door een bevoegde operator, met inachtneming
van de juiste procedures, en uitsluitend voor de doeleinden zoals beschreven in deze handleiding.
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt voor het aanduiden en rubriceren van voorzorgsmaatregelen. Let altijd op de geschreven informatie bij deze symbolen. Het negeren van de voorzorgsmaatregelen kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.
!
Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die, indien niet voorkomen, tot kleine of
WAARSCHUWING
middelgrote verwondingen kan leiden, of tot ernstig of dodelijk letsel. Bovendien kan
in deze situatie aanzienlijke materiële schade ontstaan.
•
•
Duidt op algemene verbodsbepalingen, waarvoor geen specifiek symbool wordt
gebruikt.
Duidt op algemene, verplichte handelingen, waarvoor geen specifiek symbool wordt
gebruikt.
Verwijzing naar OMRON-producten
Alle OMRON-productnamen in deze handleiding worden met een hoofdletter geschreven. Ook de term 'Unit'
wordt met een hoofdletter geschreven wanneer wordt verwezen naar een OMRON-product, ongeacht of dit
woord deel uitmaakt van de productnaam.
Met het acroniem PLC wordt een programmeerbare besturing aangeduid.
Hulpaanwijzingen
De volgende koppen in de linkerkolom van deze handleiding helpen u bij het vinden van verschillende typen
informatie.
BELANGRIJK: Duidt op belangrijke informatie voor handelingen ter voorkoming van defecten, storingen
of ongewenste invloeden op de werking van het product.
Opmerking: Duidt op belangrijke informatie voor een efficiënt en gemakkelijk gebruik van het product.
1,2,3…Duidt op diverse puntsgewijze overzichten, zoals procedures, controlelijsten, enzovoort.
Handelsmerken en auteursrechten
DeviceNet en DeviceNet Safety zijn gedeponeerde merken van de ODVA.
De overige product- en bedrijfsnamen in deze handleiding zijn handelsmerken of gedeponeerde merken van
Alle rechten voorbehouden. Geen enkel onderdeel van deze uitgave mag worden gereproduceerd, worden
opgeslagen in een zoeksysteem of worden gedistribueerd in enige vorm of met enig middel, elektronisch,
mechanisch, via fotokopie, opname of anderszins, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van
OMRON.
Patentrechten met betrekking tot het gebruik van de informatie in deze uitgave worden niet aanvaard. Doordat OMRON voortdurend streeft naar verdere perfectionering van de aangeboden kwaliteitsproducten, kan
de informatie in deze handleiding zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Tijdens het schrijven
van deze handleiding zijn alle vereiste voorzorgen genomen. OMRON aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor eventuele fouten of omissies. Ook wordt geen enkele aansprakelijkheid aanvaard voor enigerlei schade voortvloeiend uit het gebruik van de informatie in deze uitgave.
D-1Apparaatparameters instellen door de klasse en instantie in te stellen . . . . . 165
D-2Knooppuntadressen en baudrates instellen via het netwerk . . . . . . . . . . . 167
EDe functie voor het herstellen van wachtwoorden gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . 169
Woordenlijst173
Index175
Revisiehistorie177
6 Inhoud
Informatie over deze handleiding
In deze handleiding wordt de configuratie van het DeviceNet Safety-systeem beschreven.
Lees deze handleiding zorgvuldig door en zorg dat u de informatie begrijpt voordat u begint met het configu-
reren van een DeviceNet Safety-systeem. Raadpleeg de voorzorgsmaatregelen die worden vermeld in het
volgende hoofdstuk.
De volgende handleidingen bieden informatie over DeviceNet en DeviceNet Safety.
Handleiding voor DeviceNet Safety-systeemconfiguratie (deze handleiding) (Z905)
In deze handleiding wordt beschreven hoe u het DeviceNet Safety-systeem configureert met Network
Configurator.
In deze handleiding worden de specificaties, de functies en het gebruik van de DST1-serie beschreven.
DeviceNet Operation Manual (W267)
In deze handleiding worden de constructie en verbindingen van een DeviceNet-netwerk beschreven. De
handleiding biedt uitgebreide informatie over de installatie en specificaties van kabels, connectoren en andere randapparatuur die worden gebruikt in het netwerk en over de stroomvoorziening voor de communicatie. Vraag deze handleiding aan en neem deze zorgvuldig door voordat u een DeviceNet-systeem in gebruik
neemt.
! WAARSCHUWING
Als u de informatie in deze handleiding niet doorneemt en begrijpt, kan dit leiden tot persoonlijk letsel met
de dood als gevolg, schade aan het product of productdefecten. Lees elk hoofdstuk geheel door en zorg dat
u de informatie in elk hoofdstuk en bijbehorende gedeelten begrijpt voordat u de vermelde procedures of
bewerkingen probeert uit te voeren.
Deze handleiding lezen en begrijpen
Neem deze handleiding zorgvuldig door voordat u het product in gebruik neemt. Neem bij vragen of opmerkingen contact op met uw OMRON-contactpersoon.
Garantie en aansprakelijkheidsbeperking
GARANTIE
De exclusieve garantie van OMRON houdt in, dat de producten gedurende één jaar (dan wel gedurende
een andere aangegeven periode) vanaf de verkoopdatum van OMRON vrij van defecten in materiaal en
vakmanschap zijn.
OMRON VERSTREKT GEEN ENKELE GARANTIE OF WAARBORG, NOCH EXPLICIET NOCH
IMPLICIET, MET BETREKKING TOT DE NALEVING VAN TOEPASSELIJKE REGELS EN
VOORSCHRIFTEN, DE VERKOOPBAARHEID DAN WEL DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD
DOEL VAN DE PRODUCTEN. KOPER OF GEBRUIKER ERKENT DAT DE KOPER OF GEBRUIKER
ALLEEN HEEFT BEPAALD DAT DE PRODUCTEN OP GESCHIKTE WIJZE AAN DE VEREISTEN VAN
DE GEPLANDE TOEPASSING ZULLEN VOLDOEN. OOK ALLE ANDERE GARANTIES, HETZIJ
EXPLICIET HETZIJ IMPLICIET, WORDEN DOOR OMRON AFGEWEZEN.
AANSPRAKELIJKHEIDSBEPERKINGEN
OMRON ACCEPTEERT GEEN ENKELE AANSPRAKELIJKHEID VOOR SPECIALE SCHADE,
INDIRECTE SCHADE DAN WEL GEVOLGSCHADE, GEDERFDE WINSTEN OF VERLIEZEN DIE OP
WELKE WIJZE DAN OOK MET DE PRODUCTEN IN VERBAND STAAN, ONGEACHT OF DEZE
AANSPRAKELIJKHEID GEBASEERD IS OP EEN CONTRACT, GARANTIE, NALATIGHEID OF
RISICOAANSPRAKELIJKHEID.
In geen geval zal de aansprakelijkheid van OMRON uitstijgen boven de prijs van het product waarop de
garantieclaim is gebaseerd.
IN GEEN ENKEL GEVAL ZAL OMRON AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR
GARANTIECLAIMS, REPARATIECLAIMS OF ANDERE CLAIMS MET BETREKKING TOT DE
PRODUCTEN, TENZIJ DE ANALYSE VAN OMRON BEVESTIGT DAT DE PRODUCTEN OP CORRECTE
WIJZE WERDEN BEHANDELD, OPGESLAGEN, GEÏNSTALLEERD EN ONDERHOUDEN, ALSMEDE
NIET ZIJN ONDERWORPEN AAN VERONTREINIGINGEN, ONOORDEELKUNDIG GEBRUIK OF
ONDESKUNDIGE WIJZIGINGEN OF REPARATIES.
7
Toepassingsoverwegingen
GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK
OMRON is niet verantwoordelijk voor de naleving van standaarden, codes of voorschriften die van toepassing zijn op de combinatie van de producten binnen de toepassing van de klant of het gebruik van de producten.
Op verzoek van de klant zal OMRON van toepassing zijnde certificatiedocumenten van derden leveren
waarin de specificaties en beperkingen voor het gebruik van de producten worden vermeld. Deze informatie is op zich niet voldoende voor een volledige vaststelling van de geschiktheid van de producten in combinatie met het eindproduct, de machine, het systeem of andere toepassing of gebruik.
Hieronder volgen enkele voorbeelden van toepassingen waaraan u speciale aandacht moet wijden. Dit is
geen uitgebreide lijst van alle mogelijke toepassingen van de producten en deze lijst impliceert niet dat de
toepassingen geschikt zijn voor de producten:
•Toepassing in de buitenlucht, toepassingen waarbij mogelijk chemische contaminatie of elektrische
storing optreedt of condities of toepassingen die niet in deze handleiding worden beschreven.
•Besturingssystemen in kerncentrales, verbrandingssystemen, spoorwegsystemen, luchtvaartsystemen, medische apparatuur, amusementsmachines, voertuigen, veiligheidsuitrustingen en installaties
met aparte industrie- of rijkskeuringsvoorschriften.
•Systemen, machines en apparatuur die gevaar kunnen opleveren voor mensenlevens of eigendommen.
Zorg dat u kennis hebt van alle verboden van het gebruik van alle producten.
GEBRUIK DE PRODUCTEN NOOIT VOOR EEN TOEPASSING WAARBIJ ERNSTIG GEVAAR VOOR
PERSOONLIJKE OF MATERIËLE SCHADE BESTAAT ZONDER U ERVAN TE OVERTUIGEN DAT HET
SYSTEEM ALS GEHEEL IS ONTWORPEN OM AAN DERGELIJKE GEVAREN HET HOOFD TE KUNNEN BIEDEN EN DAT DE PRODUCTEN VAN OMRON DE JUISTE SPECIFICATIES HEBBEN, ALSMEDE VOOR HET TOEPASSELIJKE GEBRUIKSDOEL BINNEN DE ALGEHELE APPARATUUR OF HET
SYSTEEM ZIJN GEÏNSTALLEERD.
PROGRAMMEERBARE PRODUCTEN
OMRON is niet verantwoordelijk voor het programmeren van een programmeerbaar product door de gebruiker of de gevolgen daarvan.
Kennisgevingen
WIJZIGING VAN TECHNISCHE GEGEVENS
Technische gegevens en accessoires van producten kunnen op elk moment worden gewijzigd wegens
verbeteringen of andere redenen.
Modelnummers zijn onderhevig aan wijzigingen wanneer de gepubliceerde waarden of voorzieningen
worden gewijzigd of wanneer er significante wijzigingen in de constructie worden doorgevoerd. Bepaalde
specificaties van de producten kunnen echter worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving. In
twijfelgevallen kunnen er op aanvraag speciale modelnummers worden toegewezen om hoofdspecificaties voor uw toepassing te repareren of in te stellen. U kunt op elk gewenst moment contact opnemen met
uw OMRON-vertegenwoordiger om technische gegevens te ontvangen van de producten die u hebt aangeschaft.
AFMETINGEN EN GEWICHTEN
De afmetingen en gewichten zijn nominale waarden en mogen niet worden gebruikt voor fabricagedoeleinden, zelfs niet wanneer hierbij toleranties worden vermeld.
PRESTATIEGEGEVENS
De prestatiegegevens in deze handleiding dienen als richtlijn voor de gebruiker bij het bepalen van de geschiktheid van het product en vormen geen garantie. Deze gegevens kunnen het resultaat zijn van de testvoorwaarden van OMRON en zullen door de gebruikers aan de feitelijke vereisten van de toepassing
moeten worden getoetst. De werkelijke prestaties zijn onderhevig aan de Garantie en beperkingen van
aansprakelijkheid van OMRON.
FOUTEN EN OMISSIES
De informatie in deze handleiding is zorgvuldig gecontroleerd en wordt geacht nauwkeurig te zijn. Wij aanvaarden echter geen verantwoordelijkheid voor redactionele fouten, typefouten, fouten bij het proeflezen
of omissies.
8
Voorzorgsmaatregelen
1Doelgroep
Deze handleiding is bedoeld door de volgende medewerkers, die kennis moeten hebben van elektrische systemen (een elektromonteur of een medewerker met overeenkomstige vaardigheden).
•Medewerkers die zich bezighouden met de introductie van fabrieksautomatiserings- en veiligheidssystemen in productiefaciliteiten
•Medewerkers die zich bezighouden met het ontwerpen van fabrieksautomatiserings- en veiligheidssystemen
•Medewerkers die zich bezighouden met het beheer van fabrieksautomatiseringsfaciliteiten
•Medewerkers die beschikken over de kwalificaties, bevoegdheden en verplichtingen om zorg te dragen
voor de veiligheid tijdens al de volgende productfasen: mechanisch ontwerp, installatie, gebruik, onderhoud en buitengebruikstelling
2Algemene voorzorgsmaatregelen
De gebruiker moet het product bedienen in overeenstemming met de prestatiespecificaties die worden beschreven in de bedieningshandleidingen.
Neem contact op met uw OMRON-vertegenwoordiger voordat u het product gebruikt onder omstandigheden
die niet worden beschreven in de handleiding en voordat u het product toepast in controlesystemen van kerncentrales, spoorwegsystemen, luchtvaartsystemen, verbrandingssystemen, medische apparatuur, amusementsmachines, veiligheidsapparatuur of voor andere systemen, machines en apparatuur waarmee
mensenlevens of eigendommen in gevaar kunnen worden gebracht wanneer deze op onjuiste wijze worden
gebruikt.
Controleer of de waarden en prestatiekenmerken van het product voldoende zijn voor de systemen, machines en apparatuur en voorzie de systemen, machines en apparatuur van dubbele veiligheidsmechanismen.
De handleiding biedt informatie over het programmeren en bedienen van de unit. Lees deze handleiding
voordat u de unit in gebruik neemt en houd deze handleiding binnen handbereik zodat u tijdens het bedienen
beschikt over naslaginformatie.
9
! WAARSCHUWING
Dit is de handleiding voor de DeviceNet Safety-systeemconfiguratie. Houd tijdens het bouwen van systemen rekening met de volgende onderwerpen om te zorgen dat de veiligheidsgerelateerde onderdelen
zodanig worden geconfigureerd dat de systeemfuncties op het vereiste niveau functioneren.
Risicoanalyse
Het juiste gebruik van veiligheidsapparaten die in deze handleiding worden beschreven met het oog op de
installatievoorwaarden en mechanische prestaties en functies, is een voorwaarde voor het gebruik.
Wanneer u een veiligheidsapparaat selecteert of gebruikt, moet u een risicoanalyse uitvoeren om potentiële
risicofactoren op te sporen in apparatuur of faciliteiten waarin het veiligheidsapparaat wordt toegepast,
tijdens de ontwikkelfase van de apparatuur of faciliteiten. Er moeten geschikte veiligheidsapparaten worden
geselecteerd op basis van een risicoanalysesysteem dat voldoet aan de vereisten. Als het risicoanalysesysteem niet voldoet aan de vereisten, kunnen er ongeschikte veiligheidsapparaten worden geselecteerd.
•Gerelateerde internationale normen: ISO 14121, Veiligheid van machines -- Risicobeoordeling
Veiligheidsmaatregelen
Wanneer er veiligheidsapparaten worden gebruikt om systemen te bouwen met veiligheidsgerelateerde onderdelen of faciliteiten, moet het systeem worden ontworpen met een diepgaand inzicht in en volledige naleving van de internationale normen, die verderop worden vermeld, en/of normen van verwante
bedrijfstakken.
•Gerelateerde internationale normen: ISO/DIS 12100 - Veiligheid van machines -- Basisbegrippen,
algemene ontwerpbeginselen
IEC 61508, Veiligheidsnormen voor de veiligheid van instrumentele systemen (Functionele veiligheid
van elektrische/elektronische/programmeerbare elektronische systemen verbandhoudend met veiligheid)
Rol van veiligheidsapparaten
De veiligheidsapparaten beschikken over veiligheidsfuncties en -mechanismen zoals verordend in de relevante normen, maar er moeten tevens geschikte ontwerpen worden gebruikt zodat deze functies en mechanismen kunnen functioneren binnen systeemconstructies die beschikken over veiligheidsgerelateerde
onderdelen. Maak systemen waarin deze functies en mechanismen op de juiste wijze kunnen functioneren
op basis van een diepgaand inzicht in de werking van deze onderdelen.
•Gerelateerde internationale normen: ISO 14119, Veiligheid van machines -- Vergrendelingsapparaten
betrokken bij beveiligingen -- Ontwerp- en selectieprincipes
Installatie van veiligheidsapparaten
De constructie en installatie van systemen met veiligheidsgerelateerde onderdelen voor apparatuur of faciliteiten moet worden uitgevoerd door technici die de juiste training hebben ontvangen.
•Gerelateerde internationale normen: ISO/DIS 12100, Veiligheid van machines -- Basisbegrippen, algemene ontwerpbeginselen
IEC 61508, Veiligheidsnormen voor de veiligheid van instrumentele systemen (Functionele veiligheid
van elektrische/elektronische/programmeerbare elektronische systemen verbandhoudend met veiligheid)
Naleving van wetten en voorschriften
De veiligheidsapparaten voldoen aan de relevante richtlijnen en normen, maar u moet controleren of deze
worden gebruikt in overeenstemming met lokale voorschriften en normen voor de apparatuur of faciliteiten
waarin deze worden toegepast.
•Gerelateerde internationale normen: IEC 60204, Veiligheid van machines -- Elektrische uitrusting van
machines
Inachtneming van voorzorgsmaatregelen voor gebruik
Wanneer de geselecteerde veiligheidsapparaten in gebruik worden genomen, moeten de specificaties en
voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen die worden vermeld in deze handleiding en de bedieningshandleidingen die worden meegeleverd bij de producten. Als de producten worden gebruikt op een wijze
die afwijkt van deze specificaties en voorzorgsmaatregelen, kunnen er onverwachte fouten in de apparatuur
of apparaten optreden die kunnen leiden tot schade doordat functies in veiligheidsgerelateerde onderdelen
niet naar behoren werken.
Apparaten of apparatuur verplaatsen of overbrengen
Wanneer u apparaten of apparatuur verplaatst of overbrengt, moet u deze handleiding meeleveren om te
zorgen dat de persoon die de apparatuur of apparaten ontvangt, in staat zal zijn om het systeem op de juiste
wijze te bedienen.
•Gerelateerde internationale normen: ISO/DIS 12100 ISO, Veiligheid van machines -- Basisbegrippen,
algemene ontwerpbeginselen; IEC 61508 Veiligheidsnormen voor de veiligheid van instrumentele systemen (Functionele veiligheid van elektrische/elektronische/programmeerbare elektronische systemen
verbandhoudend met veiligheid)
10
3Veiligheidsmaatregelen
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden. Gebruik
geen testuitgangen van de producten als veiligheidsuitgangen.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden. Gebruik
geen standaard I/O-gegevens van DeviceNet of explicit messaging-berichtgegevens als veiligheidssignalen.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden. Gebruik
geen indicatoren op de producten voor veiligheidsfuncties.
Er kan ernstig letsel optreden wanneer er veiligheidsuitgangen of testuitgangen defect raken.
Sluit nooit grotere belastingen aan dan de nominale waarde voor de veiligheidsuitgangen of
testuitgangen.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden. Sluit de
uitgangslijnen en de 24VDC-lijn zodanig aan dat deze elkaar niet raken om te voorkomen dat
een belasting wordt ingeschakeld als gevolg van een kortsluiting in de 24VDC-lijn.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden. Zorg dat
het 0V-uiteinde van de externe voeding wordt aangesloten op de aarde om te voorkomen dat
een uitgang wordt ingeschakeld als gevolg van een aardingsfout in een veiligheidsuitgang of
testuitgang.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden. Pas voor
de DST1-MRD08SL-1 slechts één AC-lijnfase toe op de relaisuitgang.
L1 L2 L3 N
MRD08SL-1
DST1-
! WAARSCHUWING
L1 L2 L3 N
DST1-
MRD08SL-1
Zekering
Goed
Be-
lasting
Zekering
Be-
lasting
Fout
Be-
lasting
Be-
lasting
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden. Plaats
voor de DST1-MRD08SL-1 een zekering van 3,15 A of minder bij elke uitgangsterminal om
te voorkomen dat de contacten van de veiligheidsuitgangen smelten. Neem bij het selecteren
van zekeringen contact op met de fabrikant om zeker te zijn dat de zekeringen in overeenstemming met zijn met de kenmerken van aangesloten belasting.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden.
Wis de voorgaande configuratiegegevens voordat u een apparaat op het netwerk aansluit.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden.
Configureer het juiste knooppuntadres en de baudrate voordat u een apparaat op het netwerk
aansluit.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden.
Voer gebruikerstests uit om te controleren of de configuratiegegevens van alle apparaten en
de functionaliteit correct zijn voordat u het systeem gebruikt.
De veiligheidsfuncties kunnen worden belemmerd en er kan ernstig letsel optreden.
Controleer wanneer u een apparaat vervangt of het vervangende apparaat op de juiste wijze
is geconfigureerd en goed werkt.
Er kan ernstig letsel optreden wanneer noodzakelijke veiligheidsfuncties verloren gaan.
Gebruik de juiste onderdelen of apparaten in overeenstemming met de vereisten in de
volgende tabel.
11
RegelapparatenVereisten
NoodstopschakelaarGebruik goedgekeurde apparaten met een rechtstreeks openingsme-
chanisme dat voldoet aan IEC/EN 60947-5-1.
Deurontgrendelingsschakelaar of
eindschakelaar
VeiligheidssensorGebruik goedgekeurde apparaten die voldoen aan de overeenkomstige
Relais met geleide contactenGebruik goedgekeurde apparaten met geleide contacten die voldoen
SchakelaarGebruik magneetschakelaars met geleide mechanismen en controleer
Andere apparatenControleer of de gebruikte apparaten voldoen aan de voorwaarden van
Gebruik goedgekeurde apparaten met een rechtstreeks openingsmechanisme dat voldoet aan IEC/EN 60947-5-1, die geschikt zijn voor
schakeling van microbelastingen van 4 mA bij 24 VDC.
productnormen, voorschriften en wetten die gelden in het land waarin
de apparaten worden gebruikt.
aan EN 50205 en gebruik apparaten met contacten die geschikt zijn
voor schakeling van microbelastingen van 4 mA bij 24 VDC.
de NC-hulpcontacten om storingen in de magneetschakelaars te detecteren. Gebruik voor terugkoppeling apparaten met contacten die geschikt zijn voor schakeling van microbelastingen van 4 mA bij 24 VDC.
de veiligheidsklasse.
12
4Maatregelen voor veilig gebruik
Wijze van behandelen
Laat de producten niet vallen en onderwerp de producten niet aan overmatige trillingen of schokken. Als u
dit wel doet, kunnen er fouten of storingen optreden.
Installatie en opslag
Installeer of bewaar deze producten niet op de volgende locaties:
•Locaties met direct zonlicht.
•Locaties waarin temperaturen of een luchtvochtigheid kunnen optreden die buiten het bereik liggen dat
wordt vermeld in de specificaties
•Locaties waarin condensatie optreedt als gevolg van sterke temperatuurswijzigingen
•Locaties waarin corroderende of brandbare gassen voor kunnen komen
•Locaties waarin stof (met name ijzerstof) of zouten kunnen voorkomen.
•Locaties waarin water, olie of chemicaliën kunnen voorkomen.
•Locaties waarin schokken of vibraties kunnen optreden die buiten het bereik liggen dat wordt vermeld in
de specificaties
Neem passende en voldoende maatregelen wanneer u systemen installeert op de volgende locaties. Als de
maatregelen onjuist of onvoldoende zijn, kan een verkeerde werking het gevolg zijn.
•Locaties waarin statische elektriciteit of andere vormen van ruis kunnen optreden
•Locaties die zijn blootgesteld aan krachtige elektromagnetische velden
•Locaties die mogelijk zijn blootgesteld aan radioactiviteit
•Locaties in de nabijheid van voedingen
Montage
Controleer de bedieningssuggesties in de handleiding voor elk product voordat u een product installeert en
monteert.
Bedrading
•Gebruik de volgende kabels om externe I/O-apparaten aan te sluiten op de producten.
Massieve kabel0,2 tot 2,5 mm2 (AWG 24 tot AWG 12)
Gevlochten (flexibele)
kabel
•Schakel de voeding uit voordat u begint te werken aan de bedrading. Als u dat niet doet, kunnen
externe apparaten die zijn aangesloten op de producten, op onbetrouwbare wijze functioneren.
•Pas het opgegeven voltage toe op de ingangen van het product. Het toepassen van een onjuist DC-voltage of een AC-voltage kan leiden tot een beperkte werking van de veiligheidsfuncties, schade aan de
producten of brandgevaar.
•Sluit geen kabels voor communicatie en I/O-signalen aan in de buurt van hoogvoltagelijnen of stroomkabels.
•Zorg dat uw vingers niet bekneld raken bij het aansluiten van connectoren op de aansluitingen van de
producten.
•Draai de DeviceNet-connector vast met de juiste koppel (0,25 tot 0,3 Nm).
•Een onjuiste bedrading kan leiden tot een beperkte werking van de veiligheidsfuncties. Installeer de
bedrading op de juiste wijze en controleer de werking voordat u de producten in gebruik neemt.
•Verwijder het stofbeschermingslabel nadat u de bedrading hebt aangebracht om te zorgen voor een
goede warmtedissipatie.
0,34 tot 1,5 mm2 (AWG 22 tot AWG 16)
Gevlochten kabel moet worden voorbereid door beslagringen met kunst-
stofisolatiekragen (DIN 46228-4 standaardcompatibiliteit) te bevestigen
alvorens deze aan te sluiten.
Een voeding selecteren
Gebruik een DC-voeding die voldoet aan de volgende vereisten.
•De secundaire circuits van de DC-voeding moeten met dubbele isolatie of verhoogde isolatie zijn geïsoleerd van het primaire circuit.
•De DC-voeding moet voldoen aan de vereisten voor circuits van klasse 2 of een circuit met spannings-/
stroombeperking zoals vermeld in UL 508.
•De houdtijd voor de uitgang moet 20 ms of langer zijn.
13
Periodieke controles en onderhoud
•Schakel de voeding uit voordat u de producten vervangt. Als u dat niet doet, kunnen externe apparaten
die zijn aangesloten op de producten, op onbetrouwbare wijze functioneren.
•U moet de producten niet demonteren, repareren of ombouwen. Deze handelingen kunnen leiden tot
een beperkte werking van de veiligheidsfuncties.
Buiten gebruik stellen
•Als u de producten demonteert om deze buiten gebruik te stellen
DeviceNet is een multibits netwerk met open netwerkarchitectuur voor meerdere leveranciers, dat de besturingsunits in de machine en lijnbesturingsniveaus koppelt aan informatie. Het netwerk van DeviceNet Safety
voegt extra veiligheidsfuncties toe aan het standaardcommunicatieprotocol van DeviceNet. Het concept van
DeviceNet Safety is goedgekeurd door de externe organisatie TÜV Rheinland.
Net zoals bij DeviceNet kunnen apparaten van externe leveranciers die compatibel zijn met DeviceNet
Safety, worden aangesloten op een DeviceNet Safety-netwerk. Bovendien is het mogelijk apparaten die
compatibel zijn met zowel DeviceNet als DeviceNet Safety, te combineren en aan te sluiten op hetzelfde
netwerk.
Door verschillende producten die compatibel zijn met DeviceNet Safety te combineren, kan de gebruiker een
veiligheidsbesturings-/netwerksysteem opbouwen dat voldoet aan de veiligheidsnormen SIL3 (Safety Integrity Level) volgens IEC 61508 (functionele veiligheid van elektrische/elektronische/programmeerbare elektronische systemen verbandhoudend met veiligheid) en EN 954-1 categorie 4.
Veiligheidsbesturing door de
Safety Netwerkcontroller
Decentrale I/O-veiligheidscommunicatie
-
Safety Netwerkcontroller
Functies Safety Master
-
Functies Standard Slave
-
Veiligheidscommunicatie
Safety I/O-terminal
Functies Safety Slave
-
Functies Standard Slave
-
Network Configurator
Veiligheidsconfiguratie
Safety Netwerkcontroller
Functies Safety Slave
-
Functies Standard Slave
-
Standaardbesturing en -monitoring
de standaard PLC
Standaard decentrale I/O-communicatie
-
Communicatie via ex
-
Standaard PLC en Master
Standaardconfiguratie
Standaardcommunicatie
licit messaging
Standard Slave
16Hoofdstuk 1 Overzicht
1-2Overzicht Safety Netwerkcontroller
1-2-1Safety Netwerkcontroller NE1A
De Safety Netwerkcontroller NE1A (NE1A-SCPU01) biedt diverse functies, zoals logische veiligheidsbewerkingen, veiligheids-I/O-besturing en een DeviceNet Safety-protocol. Met de NE1A-SCPU01 kan de gebruiker
een veiligheidsbesturings-/netwerksysteem opbouwen dat voldoet aan de veiligheidsnormen SIL3 (Safety
Integrity Level) volgens IEC 61508 (functionele veiligheid van elektrische/elektronische/programmeerbare
elektronische systemen verbandhoudend met veiligheid ) en EN 954-1 categorie 4.
In het volgende voorbeeldsysteem maken het veiligheidsbesturingssysteem, geïmplementeerd met de
NE1A-SCPU01, en het met de Standard PLC geïmplementeerde monitorsysteem deel uit van hetzelfde netwerk.
•Als Safety Logic Controller voert de NE1A-SCPU01 logische veiligheidsbewerkingen uit en controleert
lokale I/O.
•Als Safety Master controleert de NE1A-SCPU01 de decentrale I/O van Safety Slaves.
•Als Standard Slave communiceert de NE1A-SCPU01 met de Standard Master.
Logische veiligheidsbewerkingen en I/O-controle in
Safety
PLC
DeviceNet Standard Master
DeviceNet
Standard Slave
Niet-veiligheidsgerelateerde besturing
Het PLC-systeem monitort het SNC
(veiligheidsbesturingssysteem) met
behulp van DeviceNet I/O-communicatie en communicatie via explicit
messaging.
1-2-2Functies van de Safety Netwerkcontroller
Network Configurator
SNC
DRT1-serie
DeviceNet Safety Slave
Veiligheidsgerelateerde
besturing
Het systeem DeviceNet
Safety bestuurt de
decentrale I/O
Logische veiligheidsbewerkingen
Behalve de logische basisfuncties, zoals AND en OR, ondersteunt de NE1A-SCPU01 ook functieblokken
van applicaties, zoals monitoring via noodstopknop en veiligheidspoort, die diverse veiligheidstoepassingen
mogelijk maken.
Lokale I/O in Safety
•Er kunnen 24 lokale veiligheids-I/O-punten worden ondersteund: 16 ingangsterminals en 8 uitgangsterminals.
•Storingen in externe bekabeling kunnen worden gedetecteerd.
•De Dual Channel Mode kan worden ingesteld voor paren met gerelateerde lokale invoer.
Wanneer de Dual Channel Mode is geactiveerd, is diagnose door de NE1A-SCPU01 van de patronen
van invoergegevens en het tijdsverschil tussen invoersignalen mogelijk.
•De Dual Channel Mode kan worden ingesteld voor paren met gerelateerde lokale uitgangen. Wanneer
de Dual Channel Mode is geactiveerd, is diagnose door de NE1A-SCPU01 van de patronen van uitvoergegevens mogelijk.
1-2 Overzicht Safety Netwerkcontroller17
Communicatie met DeviceNet Safety
•Als Safety Master kan de NE1A-SCPU01 de veiligheids-I/O-communicatie onderhouden met maximaal
16 aansluitingen, met een uitwisselingssnelheid van maximaal 16 byte per verbinding.
•Als Safety Slave kan de NE1A-SCPU01 de veiligheids-I/O-communicatie onderhouden met maximaal 4
aansluitingen, met een uitwisselingssnelheid van maximaal 16 byte per verbinding.
Communicatie met DeviceNet
Als Standard Slave kan de NE1A-SCPU01 de standaard-I/O-communicatie onderhouden met één Standard
Master voor maximaal 2 aansluitingen, met een uitwisselingssnelheid van maximaal 16 byte per verbinding.
Gebruik als stand-alone controller
De NE1A-SCPU01 kan worden gebruikt als stand-alone controller door de DeviceNet-communicatie van de
NE1A-SCPU01 uit te schakelen.
Configuratie met behulp van een grafische tool
•Er is een grafische tool meegeleverd voor zowel het configureren van netwerken als het logisch programmeren. Hiermee wordt het configureren en programmeren gemakkelijker.
•Vanuit Network Configurator kan de Logic Editor worden geactiveerd.
•Configuratiegegevens kunnen worden gedownload en geüpload en apparaten kunnen online worden
bewaakt via DeviceNet, USB of de externe interface van een OMRON-PLC.
Ondersteuning voor systeemstart en foutenherstel
•Foutgegevens kunnen worden gecontroleerd met behulp van de foutenlogboekfunctie of de indicatoren
aan de voorzijde van de NE1A-SCPU01.
•De interne statusinformatie van de NE1A-SCPU01 kan vanuit een standaard PLC worden gemonitord
door de gegevens in de Standard Master toe te wijzen. Op dezelfde wijze kan de informatie vanuit een
veiligheids-PLC worden gemonitord door de gegevens in de Safety Master toe te wijzen.
Toegangscontrole met een wachtwoord
•De configuratiegegevens van de NE1A-SCPU01 worden beveiligd door middel van een wachtwoord.
•Ook de netwerkconfiguratiebestanden (projectbestanden) die met Network Configurator zijn gemaakt,
worden beveiligd met een wachtwoord.
1-2-3Standaardmodellen
Modelnummer NaamAantal I/O-punten
NE1A-SCPU01 Safety Netwerkcontroller
(NE1A-SCPU01)
Veiligheidsingangen Testuitgangen Veiligheids-
uitgangen
16 ingangen4 uitgangen8 uitgangen
18Hoofdstuk 1 Overzicht
1-3Overzicht Safety I/O-terminals
1-3-1DST1-serie Safety I/O-terminals
De Safety I/O-terminals ondersteunen het DeviceNet Safety-protocol en bieden diverse functies voor het
veiligheidssysteem. Met de Safety I/O-terminals kan de gebruiker een veiligheidsbesturings-/netwerksysteem opbouwen dat voldoet aan de veiligheidsnormen SIL3 (Safety Integrity Level) volgens IEC 61508 (functionele veiligheid van elektrische/elektronische/programmeerbare elektronische systemen verbandhoudend
met veiligheid) en EN 954-1 categorie 4.
De veiligheids-I/O-gegevens van de DST1-serie worden doorgegeven door middel van veiligheids-I/O-communicatie volgens het DeviceNet Safety-protocol en de gegevensverwerking wordt uitgevoerd in de Safety
Netwerkcontroller (NE1A-SCPU01).
Bovendien kan de status van de veiligheids-I/O-gegevens met behulp van standaard-I/O-communicatie of
communicatie via explicit messaging worden gemonitord door een Standard PLC in een bestaand
DeviceNet-netwerk.
Network Configurator
DeviceNet
DST1-serie
Safety I/O-terminal
Noodstopschakelaar
Veiligheidsdeurschakelaar
Tweehandenschakelaar
Veiligheidseindschakelaar
Schakelaar activeren
1-3-2Functies van de Safety I/O-terminals
Veiligheidsingangen
•Zowel halfgeleideruitgangsapparatuur, zoals veiligheidslichtschermen, als contactuitgangsapparatuur,
zoals noodstopschakelaars, kunnen worden aangesloten.
•Storingen in externe bekabeling kunnen worden gedetecteerd.
•Ingangsvertragingen (AAN- en UIT-vertragingen) kunnen worden ingesteld.
•Voor compatibiliteit met de normen van categorie 4 kan de Dual Channel Mode worden ingesteld voor
paren met gerelateerde lokale invoer.
Wanneer de Dual Channel Mode is geactiveerd, is diagnose van de patronen van invoergegevens en
het tijdsverschil tussen invoersignalen mogelijk.
Safety Netwerkcontroller
DST1-serie
Safety I/O-terminal
Veiligheidslichtscherm
Veiligheidsrelais
Veiligheidsrelais
Klep
Standaard PLC
DeviceNet Masterunit
Schakelaar
Testuitgangen
•Er zijn 4 onafhankelijke testuitgangen beschikbaar.
•Een uitgeschakeld extern indicatielampje kan worden gedetecteerd. (Kan uitsluitend voor de T3-terminal worden ingesteld.)
•Testuitgangen kunnen worden gebruikt als voedingsterminals voor bijvoorbeeld sensoren.
•Testuitgangen kunnen worden gebruikt als standaarduitgangsterminals voor monitoruitgangen.
Veiligheidsuitgangen
•Halfgeleideruitgangen
•Voor compatibiliteit met de normen van categorie 4 kan de Dual Channel Mode worden ingesteld
voor paren met gerelateerde lokale uitgangen.
Wanneer de Dual Channel Mode is geactiveerd, is diagnose van de patronen van uitvoergegevens
mogelijk.
•De nominale uitgangsstroom is max. 0,5 A per uitgang.
1-3 Overzicht Safety I/O-terminals19
•Relaisuitgangen
•Voor compatibiliteit met de normen van categorie 4 kan de Dual Channel Mode worden ingesteld
voor paren met gerelateerde uitgangsterminals.
Wanneer de Dual Channel Mode is geactiveerd, is diagnose van de patronen van uitvoergegevens
mogelijk.
•De nominale uitgangsstroom is max. 2 A per uitgangsterminal.
•De veiligheidsrelais kunnen worden vervangen.
Communicatie met DeviceNet Safety
Als Safety Slave kan de Safety I/O-terminal de veiligheids-I/O-communicatie onderhouden met maximaal 4
aansluitingen.
Communicatie met DeviceNet
Als Standard Slave kan de Safety I/O-terminal de standaard-I/O-communicatie onderhouden met één Standard Master voor maximaal 2 aansluitingen.
Ondersteuning voor systeemstart en foutenherstel
•Foutgegevens kunnen worden gecontroleerd met behulp van de foutenlogboekfunctie of de indicatoren
aan de voorzijde van de Safety I/O-terminal.
•De veiligheids-I/O-gegevens en de interne statusinformatie van de Safety I/O-terminal kunnen vanuit
een standaard PLC worden gemonitord door de gegevens in de Standard Master toe te wijzen. Op
dezelfde wijze kan de informatie vanuit een veiligheids-PLC worden gemonitord door de gegevens in de
Safety Master toe te wijzen.
Toegangscontrole met een wachtwoord
De configuratiegegevens van de Safety I/O-terminal worden beveiligd door middel van een wachtwoord.
I/O-connector aansluiten en loskoppelen
•De I/O-connector kan worden aangesloten en losgekoppeld.
•De I/O-connector is ontworpen om onjuiste aansluitingen te voorkomen.
Bekabeling met klemhouders
De kabels kunnen worden bedraad zonder klemschroeven.
Onderhoudsvoorzieningen
De Safety I/O-terminals zijn uitgerust met een aantal onderhoudsvoorzieningen, zoals een teller voor de contactbewerkingen, een cumulatieve monitorfunctie voor de AAN-duur en een monitorfunctie voor de bedrijfsduur.
1-3-3Standaardmodellen
De volgende tabel toont de drie beschikbare modellen van de DST1-serie Safety I/O-terminals: de Safety
Ingangsterminal, Safety I/O-terminal (met halfgeleideruitgang) en de Safety Ingangs-/uitgangsterminal
(met relaisuitgang).
ModelnummerNaamAantal I/O-punten
DST1-ID12SL-1Veiligheidsingangs-
terminal
DST1-MD16SL-1Safety I/O-terminal
(met halfgeleideruitgang)
DST1-MRD08SL-1 Safety I/O-terminal
(met relaisuitgang)
Safetyingangen
12 ingangen 4 uitgangen--
8 ingangen4 uitgangen8 uitgangen-
4 ingangen4 uitgangen-4 uitgangen
Testuitgangen
Veiligheidsuitgangen
Halfgeleider-
uitgangen
Relaisuitgangen
20Hoofdstuk 1 Overzicht
1-4Overzicht Network Configurator
1-4-1Network Configurator
Network Configurator WS02-CFSC1-E bestaat uit ondersteunende software voor het configureren, instellen
en beheren van een DeviceNet Safety-netwerk door bewerkingen via een beeldscherm.
Network Configurator kan worden gebruikt voor het configureren van een virtueel DeviceNet Safety-netwerk
(in het venster voor netwerkconfiguratie) en het monitoren van de configuratie en parameters van elk veiligheids- en standaardapparaat.
1-4-2Functies van Network Configurator
Compatibel met DeviceNet-netwerken en DeviceNet Safety-netwerken
Met Network Configurator kunnen zowel DeviceNet Safety-compatibele apparaten worden geconfigureerd
en gemonitord als bestaande apparaten in het standaard-DeviceNet. Network Configurator biedt dan ook
ondersteuning voor diverse systeemconfiguraties, waaronder standaardsystemen, veiligheidssystemen en
gemengde systemen met zowel standaard- als veiligheidsapparaten.
Programmeren met de NE1A-SCPU01
Network Configurator is uitgerust met een programmeertool die compatibel is met de logische
veiligheidsprogrammering van de NE1A-SCPU01. Met Network Configurator kunnen afzonderlijke
DeviceNet Safety-applicaties worden gemaakt.
Compatibiliteit met DeviceNet Configurator
Alle functies van DeviceNet Configurator worden ondersteund. Ook alle bestanden die zijn gemaakt met
DeviceNet Configurator, kunnen zonder aanpassing worden gebruikt.
1-4 Overzicht Network Configurator21
1-4-3Systeemeisen
De volgende computerspecificaties zijn vereist voor het gebruik van Network Configurator.
ItemSpecificatie
ComputerIBM PC/AT of compatibele computer met 300 MHz-processor of hoger
min. 128 MB RAM
40 MB vrije schijfruimte
Super VGA-beeldscherm (800 x 600) of hoger
Cd-rom- of dvd-station
Besturingssysteem
COM-poortEen van de volgende COM-poorten moet aanwezig zijn:
Windows
•USB-poort: voor een online verbinding via de USB-poort (USB 1.1) van de
•DeviceNet-interfacekaart (3G8E2-DRM21-V1): voor een online verbinding via
®
2000 of Windows® XP
NE1A-SCPU01
DeviceNet
1-4-4Standaardmodellen
ModelnummerNaamComponentCompatibele
computer
WS02-CFSC1-ENetwork
Configurator
Installatieschijf
(cd-rom)
IBM PC/AT of
compatibel
Besturingssysteem
®
Windows
Windows
2000 of
®
XP
22Hoofdstuk 1 Overzicht
1-5Basisprocedure voor opstarten van het systeem
In deze handleiding worden de basisstappen beschreven die nodig zijn om het veiligheidssysteem in bedrijf
te nemen. Aan de volgende fases wordt speciale aandacht besteed:
– Systeem ontwerpen en programmeren
– Configureren
–Testen
1. Systeem ontwerpen
en
programmeren
2. Installeren en bekabelen
3. Configureren
4. Gebruikerstest
5. Ingebruikneming systeem
1-5-1Systeem ontwerpen en programmeren
Tijdens deze fase wordt het optimale veiligheidssysteem bepaald aan de hand van de volgende procedures:
(1) Selecteer en rangschik de veiligheidsapparaten en bepaal de veiligheidsfuncties die aan elk apparaat
moeten worden toegewezen op basis van de specificaties van het vereiste veiligheidssysteem.
(2) Configureer het netwerksysteem als virtueel netwerk in Network Configurator.
•Registreer alle apparaten. Als het systeem een gemengd veiligheidsbesturings- en standaardbesturingssysteem is, moeten zowel de veiligheidsapparaten als de standaardapparaten worden
geregistreerd.
•Stel de parameters in voor alle apparaten.
•Controleer het percentage gebruikte bandbreedte en verifieer vervolgens de parameters.
•Maak het programma voor de NE1A-SCPU01.
•Controleer de systeemreactietijd van alle veiligheidsketens.
Het netwerkbandbreedtegebruik en de systeemreactietijd worden beïnvloed door diverse factoren, waaronder de netwerkconfiguratie, de parameterinstellingen voor de NE1A-SCPU01 en de Safety I/O-terminal, en
het NE1A-SCPU01-programma. Voer de bovenstaande stappen dan ook nogmaals uit om een systeemconfiguratie te bepalen die beantwoordt aan de behoeften van de gebruikers.
Raadpleeg de volgende onderdelen voor informatie over het werken met Network Configurator:
•Apparaat registreren
•Zie 2-4 Een virtueel netwerk maken (pagina 34).
•Apparaatparameters bewerken
•Zie 2-7 Parameters en eigenschappen van apparaten (pagina 41).
•Zie Hoofdstuk 4 Parameters van Safety I/O-terminals bewerken (pagina 69).
•Zie Hoofdstuk 5 Parameters van Safety Netwerkcontroller bewerken (pagina 79).
Manual
DeviceNet Safety I/O-terminal installeren DeviceNet Safety I/O Terminal Operation ManualZ904
Andere apparaten installerenGebruikershandleiding van het apparaat?
Doordat de veiligheidsfuncties mogelijk zijn aangetast, kan er sporadisch ernstig letsel ontstaan. Wis de oude configuratiegegevens voordat u een apparaat op het netwerk aansluit.
Doordat de veiligheidsfuncties mogelijk zijn aangetast, kan er sporadisch ernstig letsel ontstaan. Stel het juiste knooppuntadres en de juiste baudrate in voordat u een apparaat op het
netwerk aansluit.
1-5-3Configureren
Tijdens deze fase worden de parameters die met Network Configurator voor elk apparaat zijn ingesteld,
overgedragen naar de apparaten, zodat het systeem kan worden geactiveerd.
Gebruik Network Configurator om de volgende bewerkingen uit te voeren:
(1) Downloaden
De parameters die in het virtuele netwerk van Network Configurator zijn ingesteld, worden overgedragen naar de apparaten en vervolgens in elk apparaat opgeslagen.
(2) Controleren
Controleer de veiligheidsinstellingen van de apparaten.
De gebruiker moet bevestigen dat de opgeslagen parameters en veiligheidscodes in elk apparaat correct zijn.
Raadpleeg de volgende onderdelen voor informatie over het werken met Network Configurator:
•Downloaden
•Zie 2-7 Parameters en eigenschappen van apparaten (pagina 41).
•Controleren
•Zie 2-8 Parameters controleren (pagina 45).
! WAARSCHUWING
! WAARSCHUWING
BELANGRIJK:• Na het downloaden van de apparaatparameters controleert u de parameters om te ve-
• Controleer of de Safety Master en Safety Slave correct zijn geconfigureerd wanneer u
1-5-4Gebruikerstest
Tijdens deze fase controleert de toekomstige gebruiker de werking van het programma en voert functietests uit.
De gebruikerstest moet altijd worden uitgevoerd, omdat het verifiëren van de werking van het systeem deel
uitmaakt van de verantwoordelijkheden van de gebruiker. Tijdens de gebruikerstest wordt voor elk veiligheidsapparaat gecontroleerd of alle gedownloade parameters correct zijn en wordt de veiligheidscode van
elk apparaat geverifieerd. Nadat de gebruikerstest is uitgevoerd, toont u aan dat alle parameters en veiligheidscodes correct zijn door de optie Configuration Lock te activeren voor elk van de veiligheidsapparaten.
Raadpleeg 2-9 Configuration Lock (pagina 48) voor informatie over het activeren van de optie Configuration
Lock vanuit Network Configurator.
Doordat de veiligheidsfuncties mogelijk zijn aangetast, kan er sporadisch ernstig letsel ontstaan. Voordat het systeem in bedrijf wordt genomen, moet een gebruikerstest worden uitgevoerd om te controleren of de configuratiegegevens van alle apparaten juist zijn en de
apparaten correct werken.
BELANGRIJK: •Nadat alle apparaten zijn geconfigureerd, moet een gebruikerstest worden uitgevoerd
•Nadat de gebruikerstest is voltooid, moet de configuratie worden vergrendeld.
rifiëren of de opgeslagen parameters en veiligheidscodes in elk apparaat correct zijn.
voor de veiligheidsverbinding de optie Open Only selecteert in de instelling Open
Ty p e.
! WAARSCHUWING
om voor elk apparaat te controleren of de configuratiegegevens en de werking van het
apparaat correct zijn. Tijdens de gebruikerstest wordt ook de veiligheidscode voor elk
apparaat geverifieerd.
24Hoofdstuk 1 Overzicht
Hoofdstuk 2 Basisfuncties van Network Configurator
26Hoofdstuk 2 Basisfuncties van Network Configurator
2-1Network Configurator starten en hoofdvenster
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u Network Configurator kunt starten en afsluiten, hoe u controleert over
welke versie van Network Configurator u beschikt, en uit welke onderdelen het hoofdvenster is opgebouwd.
2-1-1Network Configurator starten en afsluiten
Starten
Klik op het menu Start van Windows, wijs Programma's aan, en klik op OMRON Network Configurator for
DeviceNet Safety, Network Configurator (als de standaardnaam van de programmamap wordt gebruikt).
Network Configurator wordt gestart en het volgende venster verschijnt:
Afsluiten
Klik in het hoofdvenster op File, Exit.
Network Configurator wordt afgesloten.
2-1 Network Configurator starten en hoofdvenster27
Loading...
+ 151 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.